Cover
Börja nu gratis Stuvia-9140120-samenvatting-duurzaam-denken-en-handelen-preventie-mondeling-examen (3).pdf
Summary
# Introductie tot preventie en gezondheidsbevordering
Dit onderdeel introduceert de module preventie en gezondheidsbevordering door de focus te leggen op duurzaam denken en handelen, met een uiteenzetting van kernbegrippen, de historische evolutie van preventie en het preventiebeleid in Vlaanderen.
## 1. Introductie tot preventie en gezondheidsbevordering
### 1.1 Duurzaam denken en handelen binnen de preventiemodule
Duurzaam denken en handelen houdt in dat men niet alleen kijkt naar de directe gevolgen, maar ook naar de lange termijnimpact van beslissingen op gezondheid, welzijn en de maatschappij. Verpleegkundigen beïnvloeden het gedrag van anderen, bewust of onbewust, bijvoorbeeld via patiënteneducatie of gezondheidsvoorlichting. Het uiteindelijke doel is het bereiken van duurzame gedragsverandering, waarbij gewenst gedrag ook op lange termijn wordt volgehouden. Verpleegkundigen werken niet uitsluitend op individueel niveau, maar dragen ook bij aan gezondheidswinst op micro-, meso- en macroniveau. Een voorbeeld hiervan is het informeren van een patiënt over gezonde voeding, waarbij de effectiviteit afhangt van het meenemen van de omgevingscontext, zoals de thuissituatie of socio-economische achtergrond [3](#page=3).
### 1.2 Belangrijke begrippen uit de theorie
#### 1.2.1 Ziektepreventie
Ziektepreventie heeft als doel het voorkomen van specifieke ziekten of aandoeningen. De strategieën omvatten [3](#page=3):
* **Primaire preventie**: het voorkomen van ziekte vóór het optreden ervan [3](#page=3).
* **Secundaire preventie**: het vroegtijdig opsporen van ziekten [3](#page=3).
* **Tertiaire preventie**: het vermijden van verergering of invaliditeit [3](#page=3).
* **Quaternaire preventie**: het voorkomen van overbodige medische interventies [3](#page=3).
#### 1.2.2 Gezondheidsbescherming
Het doel van gezondheidsbescherming is het voorkomen van ziekten, aandoeningen of invaliditeit. Strategieën hierbij richten zich op het voorkomen of beperken van blootstelling aan risico's, zoals via milieumaatregelen, regelgeving en vaccinaties. De doelgroep kan de volledige populatie of individuen zijn die aan specifieke risico's blootstaan. De acties bestaan uit het implementeren van beschermende maatregelen [3](#page=3).
#### 1.2.3 Gezondheidsvoorlichting en -educatie (GVO)
GVO beoogt individuen of groepen in staat te stellen bewuste keuzes te maken ten gunste van gezond gedrag. Dit gebeurt door hen te informeren (kennis en inzicht), te sensibiliseren (attitudes) en op te voeden/trainen (vaardigheden). Het actieterrein strekt zich uit van individuele contacten, zoals bij een huisarts of verpleegkundige, tot groep- of populatieniveau, zoals in scholen, gemeentes, bedrijven of via de media [4](#page=4).
#### 1.2.4 Gezondheidsbevordering / gezondheidspromotie
Gezondheidsbevordering stelt individuen en groepen in staat controle te verwerven over de determinanten van hun gezondheid. Strategieën omvatten het evidenter of makkelijker maken van gezonde keuzes en het minder evident of makkelijk maken van ongezonde keuzes door middel van gezondheidseducatie, omgevingsinterventies, beleid, afspraken en regels, en zorg en begeleiding [4](#page=4).
### 1.3 Evolutie doorheen de tijd
#### 1.3.1 Volksgezondheid (19e eeuw) – Public health
In de 19e eeuw, onder invloed van industrialisering met slechte leef- en arbeidsomstandigheden en de vooruitgang in de geneeskunde, ontstond er aandacht voor volksgezondheid. Gezondheid werd primair gedefinieerd als de afwezigheid van ziekte binnen een biomedisch model. De strategieën waren gericht op collectieve maatregelen zoals riolering, drinkwater en vaccinaties. Actoren waren onder andere (para)medici en de overheid. Dit leidde tot een daling van infectieziekten en een langere levensduur. Voorbeelden van interventies waren de aanleg van riolering en drinkwatervoorzieningen, het promoten van handhygiëne en vaccinaties [4](#page=4).
#### 1.3.2 Gezondheidsvoorlichting (1920-1970) – Health education
Deze periode werd gekenmerkt door de nasleep van oorlogen, veranderingen in maatschappelijke structuren, mobiliteit en levensbeschouwing, en de gevolgen van leefstijlkeuzes op chronische ziekten en SOA's (#page=4, page=5). De definitie van gezondheid breidde zich uit naar een toestand van volledig fysiek, psychisch en sociaal welbevinden. Strategieën richtten zich op het vergroten van kennis en inzicht, het beïnvloeden van attitudes en normen, en het aanleren van vaardigheden. Actoren waren onder meer (para)medici, het onderwijs en gedragswetenschappers, met interventies op individueel en groepsniveau. Dit resulteerde in een daling van onder andere rookgedrag, wiegendood, hartinfarcten en SOA's. Voorbeelden zijn schoolprogramma's en affiches ter preventie [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.3.3 Gezondheidsbevordering (1970-1990) – Health promotion
De blijvende toename van welvaartsziekten, het groeiend bewustzijn rond gezondheidsongelijkheid en het belang van sociale determinanten van gezondheid, evenals de beperkingen van een eenzijdige aanpak, leidden tot een verschuiving naar gezondheidsbevordering. Het Model van Lalonde benadrukte de invloed van biologische factoren, omgeving, voorzieningen en leefstijl. Het Ottawa Charter definieerde gezondheid als meer dan de afwezigheid van ziekte, namelijk als een capaciteit tot zelfrealisatie, en stelde vijf actieterreinen voor: persoonlijke vaardigheden, het bouwen van een ondersteunende omgeving, het versterken van gemeenschapsacties, heroriëntatie van de gezondheidszorg en het vormen van gezond beleid. Strategieën omvatten gezondheidseducatie, omgevingsinterventies, regels en afspraken, en zorg en begeleiding, met een multidisciplinaire aanpak waarbij gedrags- en maatschappijwetenschappen een rol speelden [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.3.4 New Public Health (vanaf 1980)
Deze stroming ontstond als reactie op chronische en welvaartsziekten, psychische klachten en gezondheidsongelijkheid. Het doel is het maximaliseren van gezondheid en welzijn en het terugdringen van sociale en globale gezondheidsongelijkheden. Er is een focus op positieve gezondheid, gezondheidsgelijkheid en globale determinanten zoals armoede en stress. Belangrijk zijn de concepten 'Health in All Policies' en salutogenese, met nadruk op veerkracht, empowerment en gezondheidsvaardigheden. Het Bangkok Charter identificeert de noodzaak van politieke actie, brede participatie en pleitbezorging om determinanten van gezondheid in een geglobaliseerde wereld aan te pakken. Strategieën omvatten gezondheidsbevordering met een terugkeer naar de rol van de overheid en preventie, met nadruk op health literacy, beschermende factoren zoals veerkracht, integraal gezondheidsbeleid en primaire preventie, zoals proactieve screening en DNA-modificatie. De aanpak is multidisciplinair met betrokkenheid van gedrags- en maatschappijwetenschappen [6](#page=6) [7](#page=7).
### 1.4 Preventiebeleid in Vlaanderen
Sinds het decreet van 2003 werkt Vlaanderen met gezondheidsdoelstellingen op populatieniveau. Het doel hiervan is gezondheidswinst op bevolkingsniveau, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit wordt nagestreefd via het eigen gezondheidsbeleid en daarbuiten door middel van facettenbeleid, wat samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen in het belang van gezondheid inhoudt [7](#page=7).
De redenen voor dit beleid zijn:
* Het geven van richting aan het preventieve gezondheidsbeleid [8](#page=8).
* Het dienen als basis voor de evaluatie van het huidig gezondheidsbeleid [8](#page=8).
* Het bieden van aangrijpingspunten voor strategieën en acties [8](#page=8).
* Het bevorderen van communicatie en samenwerking tussen verschillende actoren [8](#page=8).
* Het vormen van de basis voor een effectief overheidsbeleid/management [8](#page=8).
De gezondheidsdoelstellingen worden geformuleerd met als algemeen uitgangspunt "De Vlaming leeft gezonder in 2025". De subdoelen behelzen onderwerpen als "Gezondheid in eigen handen", "Gezin bron van gezondheid", "Vrije tijd, gezonde tijd", "Onderwijs in gezondheid", "Werken, ook aan gezondheid", "Meer gezondheid in de zorg", "Gezonde buurten", en "Goed bestuur, de weg naar gezondheid" [8](#page=8).
De gezondheidsdoelstellingen focussen op 'Health in all policies', gezondheidsgelijkheid, evidence-informed werken en een interventiemix die bestaat uit de vier preventiestrategieën: educatie, omgevingsinterventies, beleid, regels en afspraken, en zorg en begeleiding [8](#page=8).
---
# Analyse van gedrag en gezondheidsproblemen
Dit hoofdstuk legt de nadruk op de analyse van gezondheidsproblemen en het onderliggende gedrag, essentieel voor succesvolle interventies.
### 2.1 Waarom starten met een gedragsanalyse?
Een interventie heeft pas kans op slagen als er een grondige analyse is uitgevoerd van zowel het gezondheidsprobleem als het gedrag dat eraan ten grondslag ligt. Deze analyse is cruciaal om te voorkomen dat er wordt gewerkt aan gedrag dat geen invloed heeft op het probleem. Er zijn twee mogelijke vertrekpunten: een gezondheidsprobleem waarvoor het oorzakelijke gedrag wordt gezocht, of gezondheidsschadend gedrag waarvan het resulterende probleem wordt onderzocht. Zowel het gedrag als het gezondheidsprobleem moeten concreet en specifiek omschreven worden [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Het is onjuist om te werken aan "het wegnemen van een zuigfles" om cariës te vermijden, als dit gedrag geen bewezen oorzaak is van zuigflescariës. Een specifieke omschrijving zou zijn: "starten met roken bij jongeren van 14–16 jaar" [9](#page=9).
### 2.2 Analyse van het gezondheidsprobleem
#### 2.2.1 Relevantie vaststellen
Om te bepalen of een gezondheidsprobleem de moeite waard is om aan te werken, moet de relevantie ervan worden vastgesteld. Dit gebeurt door middel van gezondheidsindicatoren [9](#page=9):
* **Mortaliteit**: sterftecijfers [9](#page=9).
* **Incidentie**: het aantal nieuwe gevallen binnen een specifieke tijdsperiode [9](#page=9).
* **Prevalentie**: het totale aantal bestaande gevallen op een bepaald moment [9](#page=9).
* **DALY**: Disability-Adjusted Life Years, oftewel verloren gezonde levensjaren [9](#page=9).
* **Verloren levensjaren**: door te vroeg overlijden [10](#page=10).
Objectieve cijfers geven inzicht in de ernst en omvang, maar de subjectieve beleving van het probleem is ook van belang [10](#page=10).
#### 2.2.2 Beschrijving van het gezondheidsprobleem
Het gezondheidsprobleem moet op vier vlakken beschreven worden [10](#page=10):
* **Fysiek**: bijvoorbeeld slechte wondgenezing bij diabetes type 2 [10](#page=10).
* **Psychisch**: bijvoorbeeld verdriet of schaamte [10](#page=10).
* **Sociaal**: bijvoorbeeld veranderde gezinssituatie of sociale uitsluiting [10](#page=10).
* **Maatschappelijk**: bijvoorbeeld stijgende zorgkosten door complicaties [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Een vrouw met diabetes die niet graag anders eet dan haar gezin heeft impact op de gezinsdynamiek [10](#page=10).
### 2.3 Determinanten van het gezondheidsprobleem
#### 2.3.1 Onveranderbare determinanten
Dit zijn factoren waarop weinig tot geen invloed uitgeoefend kan worden, maar die wel de kans op ziekte of bepaald gedrag kunnen beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn [10](#page=10):
* Geslacht [10](#page=10).
* Leeftijd [10](#page=10).
* Genetische aanleg [10](#page=10).
* Structurele verschillen in hersenen [10](#page=10).
* Opleidingsniveau [10](#page=10).
* Socio-economische status [10](#page=10).
Deze determinanten worden gebruikt bij het afbakenen van de doelgroep, niet als aangrijpingspunt voor gedragsverandering [10](#page=10).
#### 2.3.2 (Deels) veranderbare determinanten
Sommige factoren zijn gedeeltelijk beïnvloedbaar of kunnen via gedrag gestuurd worden. Dit zijn de gedragsdeterminanten die centraal staan in de lessen preventie. Voorbeelden zijn [10](#page=10):
* Eetgedrag dat cholesterolwaarden beïnvloedt [10](#page=10).
* Beweging dat de bloeddruk beïnvloedt [10](#page=10).
* Slaapritme dat het mentaal welbevinden beïnvloedt [10](#page=10).
In de volgende stap wordt het gedrag geconcretiseerd en geanalyseerd aan de hand van het gedragswiel [10](#page=10).
### 2.4 Analyse van gedrag
#### 2.4.1 Wat is gedrag?
Gedrag wordt beschouwd als het zichtbare deel van een "ijsberg", beïnvloed door onderliggende, onzichtbare factoren. Deze factoren omvatten [10](#page=10):
* Kennis [10](#page=10).
* Overtuigingen [10](#page=10).
* Drijfveren [10](#page=10).
* Gewoonten [10](#page=10).
* Persoonlijkheid [10](#page=10).
Deze diepere lagen verklaren waarom iemand bepaald gedrag vertoont. Daarom wordt in deze lessen het gedragswiel gebruikt voor gedragsanalyse [11](#page=11).
#### 2.4.2 Subgedrag selecteren
Omdat gedrag vaak te breed is geformuleerd, is het noodzakelijk om een subgedrag te selecteren dat:
* Direct gekoppeld is aan het gezondheidsprobleem [11](#page=11).
* Duidelijk en afgebakend is [11](#page=11).
* Verpleegkundig relevant is [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** "Starten met roken bij jongeren tussen 14–16 jaar" is een relevantere formulering dan simpelweg "roken" [11](#page=11).
#### 2.4.3 Gedragswiel gebruiken voor gedragsanalyse
Het gedragswiel van het Vlaams Instituut Gezond Leven wordt ingezet om te analyseren welke determinanten het geselecteerde gedrag beïnvloeden en wat er veranderd kan worden. Het gedragswiel verdeelt determinanten in drie hoofdcategorieën [11](#page=11):
* Competenties (kunnen) [11](#page=11).
* Drijfveren (willen) [11](#page=11).
* Context (mogen / omgeving) [11](#page=11).
Deze drie categorieën worden in het volgende hoofdstuk diepgaand uitgewerkt [11](#page=11).
---
# Determinanten van gedrag: het gedragswiel
Het gedragswiel is een model dat de determinanten van gedrag onderverdeelt in competenties, drijfveren en context, om zo inzicht te krijgen in factoren die (on)gezond gedrag beïnvloeden [11](#page=11).
### 3.1 Wat is het gedragswiel?
Het gedragswiel is een model ontwikkeld door het Vlaams Instituut Gezond Leven, gebaseerd op het COM-B model. Het ordent determinanten die gedrag beïnvloeden in drie hoofdcategorieën: competenties, drijfveren en context. Gezond gedrag wordt gezien als het resultaat van het samenspel tussen persoonlijke en omgevingsdeterminanten, en gedragsverandering is enkel mogelijk door aan deze determinanten te werken [11](#page=11).
### 3.2 Competenties
Competenties omvatten de vaardigheden en kennis die nodig zijn om bepaald gedrag te stellen of te veranderen. Er worden twee types onderscheiden: lichamelijke en psychosociale competenties [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.2.1 Lichamelijke competenties
Lichamelijke competenties verwijzen naar fysieke fitheid die essentieel is voor gedragingen zoals bewegen, fietsen of traplopen. Belangrijke componenten hiervan zijn lenigheid, evenwicht, uithouding, kracht en snelheid (LEUKS). Motorische en technische vaardigheden vallen ook onder deze categorie [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** 65-plussers die balansoefeningen doen om vallen te voorkomen, tonen een toepassing van lichamelijke competenties. Een kind van 2 jaar dat nog niet zelfstandig kan fietsen, illustreert een gebrek aan deze competenties [12](#page=12).
#### 3.2.2 Psychosociale competenties
Psychosociale competenties zijn vaardigheden die iemand in staat stellen om informatie te begrijpen en kritisch te verwerken, sociale relaties aan te gaan, het eigen gedrag te reguleren en met moeilijkheden om te gaan. Deze categorie omvat zes subtypes [12](#page=12):
1. **Kennis:** Begrijpen van gezondheidsinformatie en deze toepassen [12](#page=12).
2. **Functionele vaardigheden:** Praktische vaardigheden die nodig zijn voor dagelijkse taken gerelateerd aan gezondheid [12](#page=12).
3. **Kritische vaardigheden:** Het vermogen om informatie te evalueren en weloverwogen keuzes te maken [12](#page=12).
4. **Interactieve vaardigheden:** Het aangaan en onderhouden van sociale relaties, inclusief communicatie [12](#page=12).
5. **Gedragsregulatie:** Het vermogen om het eigen gedrag te sturen en te beheersen [12](#page=12).
6. **Copingvaardigheden:** Strategieën om met stress en moeilijkheden om te gaan, zoals steun zoeken [12](#page=12).
Deze vaardigheden vallen onder de noemer 'health literacy' [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** Het weerstaan van de verleiding om te snoepen, het begrijpen van gezondheidsinformatie, en het zoeken naar steun bij stress zijn voorbeelden van psychosociale competenties [12](#page=12).
### 3.3 Drijfveren
Drijfveren vertegenwoordigen de innerlijke motivatie of impuls om bepaald gedrag te stellen, en maken het verschil tussen "ik wil het" en "ik weet het". Er worden twee types onderscheiden: reflectieve en automatische drijfveren [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 3.3.1 Reflectieve drijfveren
Reflectieve drijfveren zijn denkprocessen die gedrag sturen door middel van overwegingen, verwachtingen en doelen. Subtypes hiervan zijn [13](#page=13):
* **Eigen-effectiviteit:** Het geloof in de eigen capaciteit om het gedrag uit te voeren [13](#page=13).
* **Attitudes:** De positieve of negatieve evaluatie van een bepaald gedrag [13](#page=13).
* **Uitkomstverwachting:** De inschatting van de mogelijke gevolgen van het gedrag [13](#page=13).
* **Risicoperceptie:** De inschatting van het risico en de ernst van een bepaalde situatie [13](#page=13).
* **Sociale rol & identiteit:** De mate waarin het gedrag past bij het zelfbeeld en de sociale rol van een persoon [13](#page=13).
* **Doelen en intenties:** Een bewust plan om specifiek gedrag te stellen [13](#page=13).
> **Voorbeeld:** De overtuiging "Ik vertrouw erop dat ik kan stoppen met roken" is een voorbeeld van eigen-effectiviteit. "Als moeder wil ik niet drinken tijdens zwangerschap" duidt op sociale rol en identiteit, terwijl "Ik begin volgende week met Start to Run" een doel of intentie weergeeft [13](#page=13).
#### 3.3.2 Automatische drijfveren
Automatische drijfveren verlopen via systeem 1 van het brein, wat resulteert in impulsief, snel en associatief gedrag. De subtypes zijn [13](#page=13):
* **Behoeften en verlangens:** Fundamentele of impulsieve wensen [13](#page=13).
* **Gewoonten:** Automatisch, ingesleten gedragspatronen [13](#page=13).
> **Voorbeeld:** Het eten van een snack bij stress kan een behoefte zijn, terwijl elke avond snoepen tijdens het tv-kijken een gewoonte is [13](#page=13).
### 3.4 Context
De context omvat de omgeving waarin gedrag plaatsvindt en beïnvloedt de mogelijkheden en prikkels om dit gedrag te stellen. Er worden vier soorten context onderscheiden: fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke context [13](#page=13).
#### 3.4.1 Fysieke context
De fysieke context heeft betrekking op infrastructuur, inrichting en bereikbaarheid [13](#page=13).
> **Voorbeeld:** De aanwezigheid van voldoende fiets- en wandelpaden, de beschikbaarheid van gezond voedsel, en een rookvrije omgeving zijn voorbeelden van de fysieke context [13](#page=13).
#### 3.4.2 Sociaal-culturele context
De sociaal-culturele context omvat sociale normen, opvoedingsstijlen, cultuur, en de steun of druk die van anderen uitgaat [13](#page=13).
---
# Opstellen van veranderdoelen
Na een gedragsanalyse vormt het formuleren van veranderdoelen de cruciale brug tussen analyse en interventie, waarbij de te beïnvloeden aspecten van gedrag en de doelgroep worden gedefinieerd [14](#page=14).
### 4.1 Waarom veranderdoelen formuleren?
Na het uitvoeren van een gedragsanalyse, die inzicht geeft in het gezondheidsprobleem, het bijbehorende gedrag en de beïnvloedende determinanten, is het formuleren van veranderdoelen de volgende stap. Deze doelen specificeren wat precies beïnvloed moet worden en bij wie [14](#page=14).
Elk veranderdoel bestaat uit drie essentiële componenten [14](#page=14):
1. **Doelgroep:** de specifieke groep personen waarop de interventie gericht is [14](#page=14).
2. **Gewenst gedrag:** het concrete gedrag dat men wil zien veranderen of bewerkstelligen [14](#page=14).
3. **Te beïnvloeden determinant(en):** de factoren die invloed hebben op het gedrag en die aangepakt moeten worden [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** "Volwassenen kunnen voedingsetiketten correct interpreteren bij het kopen van gezonde voeding."
> Hier is de doelgroep "volwassenen", het gewenste gedrag is "gezonde voeding kopen", en de te beïnvloeden determinant is "competenties" (gezondheidsvaardigheden) [14](#page=14).
### 4.2 Criteria voor goede veranderdoelen
Om effectief en werkbaar te zijn, dienen veranderdoelen aan specifieke criteria te voldoen. Ze moeten [15](#page=15):
* **Specifiek en concreet zijn:** vage slogans zijn niet effectief; de doelen moeten duidelijk afgebakend zijn [15](#page=15).
* **Herleidbaar zijn tot één determinant of determinantengroep:** dit zorgt voor focus en gerichte interventies [15](#page=15).
* **Linken aan de praktijk/toepasbaar zijn:** de doelen moeten praktisch uitvoerbaar zijn in de reële wereld [15](#page=15).
* **Als richtlijn dienen voor de keuze van gedragsveranderingstechnieken:** de doelen sturen de selectie van passende methoden [15](#page=15).
Een veelvoorkomende valkuil is het formuleren van te veel doelen tegelijk, wat kan leiden tot verlies van focus. Het is daarom raadzaam om te kiezen voor één of enkele relevante en haalbare doelen [15](#page=15).
Het is mogelijk om meerdere veranderdoelen te formuleren per gedragsanalyse. Dit kan bijvoorbeeld door per determinant een doel op te stellen, per gedragsfase (zoals initiatie versus gedragsbehoud), of per subgroep binnen de bredere doelgroep [15](#page=15).
### 4.3 Verhouding tot gedragswiel en strategieën
Veranderdoelen vormen de fundamentele basis voor het selecteren van de juiste preventiestrategieën (zoals educatie, omgevingsaanpassingen of het maken van afspraken) en de bijpassende gedragsveranderingstechnieken [15](#page=15).
Bij het formuleren van deze doelen wordt teruggekeken naar het gedragswiel, waarbij de centrale vraag is: "Welke determinanten moeten veranderen om dit gedrag mogelijk te maken bij deze doelgroep?" [15](#page=15).
> **Voorbeeld:**
> Bij jongeren die roken onder druk van leeftijdsgenoten:
> * Gedrag: niet starten met roken [15](#page=15).
> * Determinant: sociale druk [15](#page=15).
> * Veranderdoel: "Jongeren kunnen sociale druk weerstaan bij het weigeren van een sigaret." [15](#page=15).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Duurzaam denken en handelen | Het hanteren van een langetermijnvisie bij het maken van keuzes, met oog voor de impact op gezondheid, welzijn en maatschappij, in plaats van enkel te focussen op het directe resultaat. |
| Primaire preventie | Preventieve maatregelen die worden genomen om te voorkomen dat een ziekte of aandoening überhaupt ontstaat. |
| Secundaire preventie | Preventieve maatregelen die gericht zijn op het vroegtijdig opsporen van ziekten of aandoeningen, zodat sneller kan worden ingegrepen en verergering wordt voorkomen. |
| Tertiaire preventie | Preventieve maatregelen die erop gericht zijn de verergering van een reeds bestaande ziekte of aandoening te voorkomen en invaliditeit te vermijden of te beperken. |
| Quaternaire preventie | Het vermijden van overbodige en potentieel schadelijke medische interventies en behandelingen die geen toegevoegde waarde bieden voor de patiënt. |
| Gezondheidsbescherming | Activiteiten gericht op het voorkomen van ziekten, aandoeningen of invaliditeit door blootstelling aan risico's te beperken, bijvoorbeeld via milieumaatregelen of regelgeving. |
| Gezondheidsvoorlichting en -educatie (GVO) | Strategieën die gericht zijn op het informeren, sensibiliseren en trainen van individuen en groepen, zodat zij bewust gezonde keuzes kunnen maken en hun gezondheidsvaardigheden vergroten. |
| Gezondheidsbevordering / gezondheidspromotie | Het proces waarbij individuen en groepen controle krijgen over de factoren die hun gezondheid beïnvloeden, door gezonde keuzes gemakkelijker te maken en ongezonde keuzes moeilijker te maken. |
| Volksgezondheid (19e eeuw) | Een historische benadering van volksgezondheid die zich richtte op collectieve maatregelen om infectieziekten tegen te gaan, gedreven door de slechte omstandigheden tijdens de industrialisatie. |
| Gezondheidsvoorlichting (1920-1970) | Een periode waarin de focus lag op het informeren, sensibiliseren en trainen van mensen om beter om te gaan met de gevolgen van levensstijl en de opkomst van chronische ziekten. |
| Gezondheidsbevordering (1970-1990) | Een fase waarin het bewustzijn rond gezondheidsongelijkheid groeide en erkend werd dat educatie alleen niet volstaat, met aandacht voor omgevingsinterventies en beleid. |
| New Public Health (vanaf 1980) | Een hedendaagse benadering die zich richt op het maximaliseren van gezondheid en welzijn, het terugdringen van gezondheidsongelijkheden, en het omvatten van positieve gezondheid, gezondheidsgelijkheid en globale determinanten. |
| Determinanten van het gezondheidsprobleem | Factoren die de kans op het ontstaan van een gezondheidsprobleem beïnvloeden, onderverdeeld in onveranderbare (bv. geslacht, leeftijd) en (deels) veranderbare factoren (bv. eetgedrag, beweging). |
| Gedragsanalyse | Een systematische analyse van gedrag om het onderliggende gezondheidsprobleem te begrijpen en de determinanten te identificeren die dit gedrag beïnvloeden, als basis voor interventies. |
| Gedragswiel | Een model ontwikkeld door het Vlaams Instituut Gezond Leven dat determinanten van gedrag categoriseert in competenties (kunnen), drijfveren (willen) en context (mogen) om gedrag te analyseren. |
| Competenties | De vaardigheden en kennis die nodig zijn om bepaald gedrag te kunnen vertonen, onderverdeeld in lichamelijke en psychosociale competenties. |
| Lichamelijke competenties | Fysieke vaardigheden zoals lenigheid, evenwicht, uithouding, kracht en snelheid, die essentieel zijn voor lichamelijke gedragingen. |
| Psychosociale competenties | Vaardigheden die te maken hebben met informatiebegrip, sociale interactie, gedragsregulatie en coping, samengevat onder de term 'health literacy'. |
| Drijfveren | Innerlijke motivatie of impuls die iemand aanzet tot bepaald gedrag, onderverdeeld in reflectieve (bewuste) en automatische (onbewuste) drijfveren. |
| Reflectieve drijfveren | Bewuste denkprocessen, zoals eigen-effectiviteit, attitudes, uitkomstverwachtingen en sociale rol, die gedrag sturen. |
| Automatische drijfveren | Onbewuste en impulsieve processen, zoals behoeften, verlangens en gewoonten, die gedrag sturen via snelle associaties. |
| Context | De omgeving waarin gedrag plaatsvindt, onderverdeeld in fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke context, die de mogelijkheden en prikkels voor gedrag beïnvloeden. |
| Veranderdoelen | Specifieke en werkbare doelen die aangeven welke gedragingen en welke determinanten bij een bepaalde doelgroep beïnvloed moeten worden, als brug tussen analyse en interventie. |