Cover
Börja nu gratis Samenvatting Spoedgevallenzorg.docx
Summary
# De organisatie van dringende medische hulpverlening
Dit onderwerp geeft een gedetailleerd overzicht van de organisatie, componenten en procedures van de dringende medische hulpverlening (DGH) in België, met specifieke aandacht voor de spoedgevallendiensten, de interventieteams en de opvang van specifieke patiëntengroepen zoals geriatrische patiënten en traumapatiënten.
## 1. De organisatie van dringende medische hulpverlening
### 1.1 Inleiding tot de spoedgevallenzorg
* **Evolutie:** Vroeger werden patiënten rechtstreeks opgevangen op bestaande ziekenhuisafdelingen, waarbij traumapatiënten vaak in vrije zalen op de operatiekamer werden opgevangen. Tegenwoordig hebben spoedgevallendiensten een dubbele functie: opvang van urgente pathologie en niet-geplande zorg.
* **Rol van de huisarts van wacht en wachtposten:** De huisartsenwachtpost, met als gratis telefoonnummer 1733, ontlast de spoedgevallendienst van patiënten met lichte of niet-dringende problemen. Dit biedt voordelen voor patiënten (geen dilemma tussen huisarts en spoed), huisartsen (makkelijker toegang tot diagnostische diensten, veiligere omgeving) en de spoedgevallendienst zelf. Bij ernstige problemen kan een patiënt vanuit de wachtpost onmiddellijk worden overgebracht naar de spoedgevallendienst.
### 1.2 Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH)
DGH is het Belgische systeem dat voorziet in permanente, snelle medische hulp voor zieken en gewonden die dringende zorg nodig hebben. De DGH-keten bestaat uit:
* **De noodcentrale 112:**
* Neemt noodoproepen aan en verzamelt essentiële informatie (wat is er aan de hand, plaats, aantal slachtoffers, bewustzijnstoestand).
* Kan het Medisch Interventieplan (MIP) afkondigen bij grote incidenten.
* **De interventiediensten:**
* **Ambulance 112:**
* Bestaat uit twee hulpverlener-ambulanciers.
* Bevoegdheden: Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO), parameters nemen, spalken aanleggen, glycemie meten.
* Niet bevoegd voor invasieve procedures of medicatietoediening.
* **MUG (Mobiele Urgentie Groep):**
* Bestaat uit een gespecialiseerde arts en een intensieve zorg- en spoedgevallenzorgverpleegkundige.
* Kan worden opgeroepen door een huisarts of PIT, altijd via de noodcentrale 112.
* Komt ter plaatse bij elke reanimatie.
* **PIT (Paramedisch Interventie Team):**
* Bestaat uit een hulpverlener-ambulancier en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel.
* Bevoegdheden: Medicatie toedienen (via staande orders), ECG afnemen, infuus plaatsen, bloedafname.
* **De spoedgevallendiensten van ziekenhuizen:**
* **Transport naar het ziekenhuis:** Patiënten worden vervoerd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, een erkend traumacentrum voor ernstige trauma's, of een ziekenhuis met specifieke faciliteiten voor tijdskritieke pathologieën (bv. cathlab voor acuut myocardinfarct, trombectomiecentrum voor CVA).
### 1.3 Spoedgevallendiensten: Structuur en werking
* **Soorten spoedgevallen:**
* Eerste opvang van spoedgevallen (patiënten komen zelf binnen).
* Gespecialiseerde spoedgevallenzorg (bv. gespecialiseerde traumacentra met 24/7 aanwezigheid van specialisten).
* **Infrastructuur:**
* Ingang, wachtzaal.
* Triageruimte: uitgerust voor snelle controle van vitale parameters.
* Onderzoeks- en behandelruimtes.
* Shockrooms/reanimatiekamers: voor patiënten met ernstige of levensbedreigende aandoeningen.
* Observatieruimte (minstens 4 bedden).
* Gipskamers, apotheek, gesprekslokaal, personeelsruimte, isolatieruimte.
* **Multidisciplinair team:**
* Medisch diensthoofd, artsen, verpleegkundigen, ambulanciers, administratieve krachten, sociale dienst, vrijwilligers, onderhoudspersoneel.
* **Triage:**
* Verpleegkundige met bijzondere beroepstitel is verantwoordelijk voor onthaal, evaluatie en oriëntatie.
* **Urgentiekleuren en wachttijden:** Rood (arts moet nu komen), oranje (arts binnen 10 minuten), geel (arts binnen 2 uur), blauw (arts binnen 4 uur).
* **Triagesystemen:** Manchester triage systeem, ESI triage.
* **Doel van triage:** Doorlooptijden verkorten, patiëntenflow kanaliseren, patiënten en begeleiders informeren over wachttijden, vlotte overdracht van ambulancepersoneel.
* **Piekmomenten op spoed:** Weersomstandigheden, feestdagen, festivals, epidemieën (griep, RSV).
* **Brede patiëntenpopulatie:** Van baby's tot geriatrische patiënten.
* **"Granny dumping":** Fenomeen waarbij zorgcontinuïteit voor geriatrische patiënten niet langer gegarandeerd kan worden door familieproblemen, wat leidt tot overbelasting van thuiszorgdiensten.
* **Veiligheid:**
* **Eigen veiligheid:** Altijd prioriteit.
* **Patiëntveiligheid:** Identificatiebandje, handhygiëne, valpreventie (onrusthekens omhoog, belletje binnen handbereik), centrale monitoring, privacy (deuren/gordijnen dicht).
* **Security:** Agressie, diefstal van medisch materiaal/persoonlijke bezittingen, ongewenste bezoeken, vandalisme. Samenwerking met politie.
### 1.4 Geriatrische zorgontvanger binnen dringende zorgverlening (GEMS)
* **Concept GEMS:** Geriatrische zorg binnen de spoedgevallenzorg, gericht op specifieke pathologieën en leeftijdsgebonden veranderingen bij ouderen.
* **Geriatrisch profiel (GEMS diamant):**
* **G (Geriatrische zorgontvanger):** Rekening houden met anatomische en fysiologische veranderingen bij veroudering (zenuwstelsel, respiratoir, cardiovasculair, huid, bewegingsapparaat, gastro-intestinaal, urinair stelsel), polyfarmacie, medische voorgeschiedenis, risicofactoren (valpartijen, dementie, neglect). Belang van herkennen van atypische ziektepresentatie.
* **E (Environment):** Observeren van de omgeving (staat huis, temperatuur, verwarming, rookmelders, geuren, huisdieren, afval, belichting, medicatie, tapijten, rollator, traplift).
* **M (Medical assessment):** Medische voorgeschiedenis, differentiëren tussen dementie en delier, oriëntatie in plaats, tijd en gebeurtenis, medicatielijst.
* **S (Social assessment):** Activiteiten dagelijks leven (ADL) beoordelen, sociaal netwerk, zelfstandigheid in lichaamsverzorging, aankleden, inkopen doen, maaltijdbereiding, toiletgang.
* **Trauma bij ouderen:** Vallen is een frequente oorzaak. Fysiologische veranderingen beïnvloeden de kans op een valincident en de ernst van de gevolgen (botbreuken, intracranieel bloedverlies, werveltrauma, drukletsels, elektrolytenstoornissen, dehydratatie, valangst).
* **Cardiovasculaire noodgevallen bij ouderen:** Hartfalen is de grootste oorzaak van hospitalisatie, coronair lijden verantwoordelijk voor veel sterfgevallen. Risicofactoren (veroudering, roken, hypertensie, obesitas, hypercholesterolemie) zijn cruciaal. Symptomen van acuut myocardinfarct (AMI) kunnen atypisch zijn (dyspneu, syncope, verwardheid).
* **Acties bij opvang geriatrische patiënt:** Zo snel mogelijk een bed geven, communicatie verbeteren, familie betrekken, eten en drinken voorzien.
### 1.5 Geavanceerde Levensondersteuning (ALS) en Basis Levensondersteuning (BLS)
* **BLS:**
* Vaststellen van cardiaal arrest.
* Eigen veiligheid, bewustzijnscontrole, roepen om hulp.
* **ABCDE-benadering:** Luchtweg vrijmaken (look, listen, feel), ademhaling controleren, circulatie controleren (pulsaties).
* **CPR (Cardiopulmonaire Reanimatie):** 30 compressies (kwalitatief: midden borstkas, 5-6 cm diep, 100-120/min, volledige recoil) en 2 beademingen (1 sec per beademing, borstkas zichtbaar omhoog). Wissel om de 2 minuten, onderbreking max. 5 sec.
* **AED (Automatische Externe Defibrillator):** Voor schokbare ritmes.
* **ALS (volwassenen):**
* Gebruik van defibrillator/monitor, meting van ritme (VF/VT of asystolie/PEA).
* **Schokbare ritmes (VF/VT):** Defibrilleren (4 J/kg), compressietherapie, medicatie (adrenaline 1 mg elke 4 min, amiodaron 300 mg na 3e shock, 150 mg na 5e shock).
* **Niet-schokbare ritmes (asystolie/PEA):** Continue compressietherapie en ventilatie, adrenaline 1 mg elke 4 min.
* **Toegangswegen:** Perifeer IV, centraal veneus, intraosseus.
* **Oorzaken 4H's en 4T's:** Hypoxie, hyperkaliëmie, hypovolemie, hypothermie; harttamponade, trombolische processen, tensiepneumothorax, toxines.
* **FAST Echo:** Snelle detectie van levensbedreigende letsels.
* **Basic Pediatric Life Support (Kind):**
* Kinderen < 18 jaar zonder puberteitskenmerken.
* **CPR:** 5 rescue breaths, daarna 15 compressies (1/3 diepte thorax, 100-120/min). Wissel om de 2 minuten.
* **AED bij kinderen:** Aangepaste elektroden/reducer, vanaf 8 jaar of 25 kg als volwassenen.
* **Pediatric Advanced Life Support (PALS):**
* Formules voor gewicht, medicatie (adrenaline 0,01 mg/kg, cordarone 5 mg/kg), energie (4 J/kg).
* **Niet-schokbare ritmes:** Adrenaline 0,01 mg/kg elke 3-5 min.
* **Schokbare ritmes:** Adrenaline en cordarone na 3e en 5e shock.
* **Opvang Traumacentrum:**
* **Alarmering:** Traumalevel toekennen, traumateam oproepen, briefing.
* **C-ABCDE-benadering:** Behandelen van catastrofale bloedingen (drukverband, woundpacking, tourniquet). Bekkengordel bij bekkenfractuur.
* **ATMIST:** Overdrachtsinformatie (Age, Time, Mechanism of injury, Injuries, Signs and symptoms, Treatment given).
* **Medicatie:** Tranexaminezuur, principe van damage control (permissieve hypotensie), massa transfusieprotocol.
* **FAST Echo:** Opsporen van thorocale en abdominale letsels.
### 1.6 Zorgtrajecten op de spoedgevallendienst
* **Methodiek zorgpaden:** Patiënt centraal, multidisciplinaire samenwerking, voorspelbare gebeurtenissen.
* **Algemene stappen:** Oplijnen, voorbereiding, aankomst, eerste benadering, technische onderzoeken, behandeling, ontslag, vervolg.
* **Specifieke zorgtrajecten:**
* **Retrosternale pijn (acuut myocardinfarct):** ECG binnen 10 min, MONA-behandeling (Morfine, Oxygen, Nitraten, Aspirine), trombolyse of PCI < 60 min.
* **Proximale femurfractuur (heupfractuur):** RX bekken, preoperatieve voorbereiding, pijnstilling, tromboseprofylaxie, ingreep binnen 24 uur.
* **Polytrauma:** Traumateam A, B, C, briefings, C-ABCDE, wondzorg.
* **Beroerte (CVA):** Time lost is brain lost, BEFAST-test, CT hersenen, trombolyse < 60 min, trombectomie < 24 uur.
* **Intoxicaties en agressie:** Vraag naar ingenomen stof, hoeveelheid, tijdstip. Antigifcentrum contacteren. Behandeling gericht op symptomen en eventueel antidota (naloxene, flumazenil, N-acetylcysteïne). Agressie crisisontwikkelingsmodel, de-escalatie technieken.
* **Kritiek ziek kind:** Pediatrische ABCDE, snelle achteruitgang mogelijk. Beperken straling bij beeldvorming.
* **Sepsis:** Hevige reactie op infectie, orgaanfalen. Snelle diagnose en behandeling met breedspectrum antibiotica binnen het uur.
* **H4: Gipsen en immobiliseren:**
* **Klassiek gips:** Katoenen kous, synthetische watten, gipszwachtel. Doel: immobilisatie, stabilisatie, pijnstilling.
* **Mogelijke complicaties:** Pijn, stuwing, acuut compartiment syndroom, druknecrose, diep veneuze trombose (preventie met medicatie en kousen), complex regionaal pijnsyndroom.
* **Preventie:** Polstering, correcte aanleg, regelmatige controles.
* **Verbanden:** Syndactylie (buddy taping), dakpanverband.
---
# Zorgtrajecten op de spoedgevallendienst
Dit onderwerp behandelt de volledige patiëntreis binnen de spoedgevallendienst, van de initiële aanmelding tot het ontslag en de nazorg.
### 2.1 Inleiding tot dringende medische hulpverlening
De spoedgevallendienst heeft een dubbele functie: het behandelen van urgente pathologie en het bieden van ongeplande zorg. Tegenwoordig is er een sterkere samenwerking met huisartsenwachtposten en het nummer 1733 om patiënten met niet-dringende problemen door te verwijzen naar de huisarts, waardoor de spoedgevallendienst ontlast wordt en huisartsen beter gebruik kunnen maken van diagnostische diensten in het ziekenhuis.
Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH) is het systeem dat permanente snelle zorg verzekert aan patiënten die dringende medische hulp nodig hebben. De DGH-keten omvat de noodcentrale 112, interventiediensten (ambulances 112, PIT-teams, MUG-teams) en de spoedgevallendiensten van ziekenhuizen.
* **Noodcentrale 112:** Neemt noodoproepen aan, verzamelt relevante informatie (wat, waar, hoeveel gewonden, bewustzijn, geknelde personen) en kan bij grote incidenten het Medisch Interventieplan (MIP) afkondigen.
* **Ambulance 112:** Bestaat uit twee ambulanciers met een brevet hulpverlener-ambulancier. Ze mogen EHBO toedienen, parameters nemen, spalken en glycemie meten, maar geen invasieve handelingen uitvoeren of medicatie toedienen.
* **MUG (Mobiele Urgentie Groep):** Bestaat uit een gespecialiseerde arts en een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallenzorg. Een MUG kan ook door een huisarts of PIT gevraagd worden via noodcentrale 112.
* **PIT (Paramedisch Interventie Team):** Bestaat uit een hulpverlener-ambulancier en een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel. Ze mogen medicatie toedienen via staande orders, ECG's afnemen en infusen plaatsen of bloed afnemen.
Transport naar de spoedgevallendienst gebeurt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, een erkend traumacentrum voor ernstige trauma's, of een plaats met specifieke faciliteiten voor tijdskritieke pathologieën zoals een acuut myocardinfarct (nabijheid cathlab) of CVA (nabijheid trombectomie).
#### 2.1.1 Soorten spoedgevallenzorg
Er zijn verschillende soorten spoedgevallenzorg:
* **Eerste opvang spoedgevallen:** Voor patiënten die zelf naar de spoedgevallendienst komen.
* **Gespecialiseerde spoedgevallenzorg:** Vaak in gespecialiseerde traumacentra waar 24 uur per dag specialisten aanwezig of oproepbaar zijn.
#### 2.1.2 Infrastructuur van de spoedgevallendienst
De infrastructuur omvat doorgaans een ingang, wachtzaal, triageruimte (met apparatuur voor snelle vitale parameters), onderzoeks- en behandelruimtes, shockrooms/reanimatiekamers, observatieruimte, gipskamers, apotheek, gesprekslokaal, personeelsruimte en isolatieruimte.
#### 2.1.3 Multidisciplinair team op de spoedgevallendienst
Het team bestaat uit een medisch diensthoofd, artsen, verpleegkundigen, ambulanciers, administratieve krachten, sociaal werkers, vrijwilligers en onderhoudspersoneel.
### 2.2 Triage
Triage is het proces van onthaal, evaluatie, triage en oriëntatie van patiënten door een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel. Het doel is het verkorten van doorlooptijden, het kanaliseren van patiëntenstromen en het informeren van patiënten en begeleiders over wachttijden. Er worden urgentie kleuren toegekend:
* **Rood:** Arts moet nu komen.
* **Oranje:** Arts komt binnen 10 minuten.
* **Geel:** Arts komt binnen 2 uur.
* **Blauw:** Arts komt binnen 4 uur.
Populaire triagesystemen zijn het Manchester Triage Systeem en het ESI Triage Systeem.
#### 2.2.1 Piekmomenten op spoed
Piekmomenten worden veroorzaakt door weersomstandigheden, feestdagen, festivals, griepepidemieën en RSV-uitbraken.
#### 2.2.2 Populatie op de spoedgevallendienst
De spoedgevallendienst bedient een brede populatie, van baby's tot ouderen. Fenomenen zoals "granny dumping" (het achterlaten van ouderen op spoed wanneer familieleden niet langer voor hen kunnen zorgen) komen voor.
### 2.3 Veiligheid
De veiligheid van zowel patiënten als personeel is cruciaal.
* **Patiëntveiligheid:** Identificatie via bandjes, handhygiëne, valpreventie (onrusthekkens omhoog, belletje binnen handbereik), centrale monitoring en privacy (deuren/gordijnen dicht).
* **Veiligheid personeel:** Aandacht voor agressie, diefstal van medisch materiaal en persoonlijke bezittingen, ongewenste bezoeken, vandalisme en vernielingen. Samenwerking met de politie is hierbij van belang.
### 2.4 GEMS: Geriatrische zorgontvanger binnen dringende zorgverlening
GEMS richt zich op de specifieke pathologie en veranderingen bij ouderen. Geriatrische zorg is complex en vereist een brede kijk.
#### 2.4.1 Ageïsme
Ageïsme is stereotypering en discriminatie van ouderen. Voorbeelden zijn het niet proberen te communiceren, ervan uitgaande dat ze niet horen, of kinderlijke taal spreken.
#### 2.4.2 Het GEMS diamant
Het GEMS diamant model omvat:
* **G (Geriatrische zorgontvanger):** Gebruik het CABCDE-principe met aandacht voor anatomische en fysiologische veranderingen bij veroudering, polyfarmacie, medische voorgeschiedenis, en risicofactoren zoals vallen, dementie en neglect. Verbeter communicatie en gebruik een veilige, respectvolle benadering. Herken atypische ziektepresentaties.
* **E (Environment):** Observeer de omgeving van de patiënt (staat huis, temperatuur, verwarming, rookdetectors, geur, huisdieren, afval, belichting, medicatie, tapijten, rollator, traplift).
* **M (Medical assessment):** Beoordeel de medische voorgeschiedenis, onderscheid dementie van delier, evalueer oriëntatie in plaats, tijd en gebeurtenis, en controleer de medicatielijst.
* **S (Social assessment):** Beoordeel ADL-activiteiten (algemene dagelijkse levensverrichtingen), sociaal netwerk, zelfstandigheid in lichaamsverzorging, aankleden, inkopen doen, eten bereiden, eten en toiletgang.
#### 2.4.3 Veranderingen bij veroudering
* **Zenuwstelsel:** Afname perifere zenuwfunctie, verminderd pijngevoel, verminderde doorbloeding, verstoord warmte-/koudegevoel, gehoor- en visusstoornissen, hersenatrofie, daling diepe slaap, vermindering kortetermijngeheugen.
* **Respiratoir stelsel:** Verslapping spieren oropharynx, zwakte tong, tandbederf, afname ademhalingsfunctie (verminderde elasticiteit thorax, daling alveolair vlak, afname trilhaartjes, daling hoest-/braakreflex), kyphose.
* **Cardiovasculair stelsel:** Daling elasticiteit bloedvaten, atherosclerose, verkleining vaten (meer weerstand, hypertensie), daling werking geleidingscellen/sinusknoop, orthostatische hypotensie.
* **Huid:** Daling elastine/collageen, afname zweet-/talgklieren, daling melanineproductie, afname onderhuids vetweefsel, grotere hematomen/drukletsels, drogere/blekere/dunnere/fragielere huid, moeilijkere temperatuurregeling.
* **Bewegingsapparaat:** Spieratrofie, toename vetweefsel (opslag diazepam -> spierverslapping, val-/slikgevaar), osteoporose, artrose.
* **Gastro-intestinaal stelsel:** Daling werking oesophagale/rectale sfincters, daling darmperistaltiek, verminderd smaak-/dorstgevoel, vertraagde maaglediging, daling speekselvloed, slechte mondhygiëne, verminderde intake, malnutritie, obstipatie, dehydratie, daling levermetabolisme (hoge bloedwaarden, trager medicatieafbraak).
* **Urinestelsel:** Daling filterfunctie nieren, prostaathypertrofie, daling werking immuunsysteem.
#### 2.4.4 Acties bij opvang geriatrische patiënt
Snelle bedtoewijzing (decubituspreventie), prikkels verminderen, familie betrekken, deken voorzien, eten en drinken aanbieden.
### 2.5 Trauma
Valpartijen zijn een frequente oorzaak van oproepen naar 112. Fysiologische veranderingen bij ouderen verhogen het valrisico en de ernst van de gevolgen.
#### 2.5.1 Gevolgen van valincidenten
* **Directe gevolgen:** Heupfractuur, andere botbreuken, intracranieel bloedend cerebrovasculair accident (ICB), werveltrauma, ribfracturen met pneumothorax en pneumonie, open wonden, skin tears.
* **Gevolgen van langdurig op de grond liggen:** Drukletsels, elektrolytenstoornissen, dehydratie, valangst.
#### 2.5.2 Oorzaken van valincidenten
* **Chronische aandoeningen:** Anemie, visusdaling, osteoporose, evenwichtsstoornissen, polyfarmacie, hypotensie.
* **Acute aandoeningen:** Syncope, convulsies, CVA, infectie, acute nierinsufficiëntie, hypoglycemie.
* **Omgevingsfactoren:** Tapijten, slechte verlichting, slecht schoeisel, gladheid, oneffenheden, intoxicatie (drugs, alcohol).
#### 2.5.3 Cardiovasculaire noodgevallen bij ouderen
Hartfalen is de grootste oorzaak van hospitalisatie bij ouderen; coronair lijden is verantwoordelijk voor 70-80% van de sterfgevallen. Risicofactoren voor coronair lijden zijn veroudering, mannelijk geslacht, genetica, roken, hypertensie, obesitas, hypercholesterolemie.
Symptomen van acuut myocardinfarct (AMI) bij ouderen kunnen zijn: dyspnoe, acuut hartfalen, longoedeem, vertigo, syncope, verwardheid, zwakte.
### 2.6 Advanced Life Support (ALS) spoedgevallen
#### 2.6.1 BLS (Basic Life Support)
* **Vaststellen cardiaal arrest:** Veiligheid, bewustzijnscontrole, roepen om hulp, ABCDE-benadering.
* **Geen reactie:** Bel 112 of interne MUG, patiënt op de rug leggen, luchtweg openen (look, listen, feel), pols voelen.
* **CPR (Cardiopulmonaire Resuscitatie):**
* **Compressies:** 30 compressies (midden borstkas, onderste helft sternum, diepte 5-6 cm, snelheid 100-120/min, volledige recoil, afwisselen elke 2 minuten, max. 5 seconden onderbreking).
* **Beademingen:** 2 beademingen (inspiratietijd 1 sec, volume tot borstkas omhoog komt).
* **CPR cyclus:** 30 compressies, 2 beademingen, 2 minuten, enkel onderbreken bij teken van leven.
* **AED (Automated External Defibrillator):** Wordt gebruikt bij schokbare ritmes (ventrikelfibrillatie/polsloze ventrikeltachycardie). Elektrodepaatsing is cruciaal voor optimalisatie van de stroomdoorvoer.
#### 2.6.2 ALS (Advanced Life Support) volwassenen
Gebruik van de defibrillator/monitor onder leiding van een arts of met een bijzondere beroepstitel.
* **Niet-schokbare ritmes (Asystolie, PEA):** Geen elektrische activiteit of polsloze elektrische activiteit. Verder met compressies en ventilaties. Medicatie: 1 mg adrenaline om de 4 minuten.
* **Schokbare ritmes (VF, polsloze VT):**
* **Defibrillatie:** Passage van elektrische stroom om myocard te depolariseren en normale pacemaker te laten overnemen.
* **Medicatie:** Na de 3e schok 1 mg adrenaline, gevolgd door 300 mg Cordarone (flush met 20 ml vocht). Na de 5e schok een 2e dosis Cordarone (150 mg) en daarna adrenaline om de 3-5 minuten (om de shock-wel/shock-niet cyclus).
* **Toegangswegen:** Perifeer IV (snel, makkelijk, veilig, maar langere opnametijd), centraal IV (snelle opname, maar onderbreking CPR en complicaties), intra-ossaal (snel, makkelijk, veilig, snelle medicatieopname).
* **Oorzaken van cardiaal arrest (4H's en 4T's):**
* **4 H's:** Hypoxie, Hyperkaliëmie, Hypovolemie, Hypothermie.
* **4 T's:** Harttamponnade, Trombolische processen, Tensiepneumothorax, Toxines.
* **FAST Echo:** Snelle detectie van levensbedreigende thoracale en abdominale letsels.
* **Airway:** Plaatsing van endotracheale tube, gevolgd door ononderbroken compressies en vermijden van hyperventilatie. Gebruik van capnografie als gouden standaard.
* **ROSC (Return of Spontaneous Circulation):** Indicatie van succesvolle reanimatie.
#### 2.6.3 Basic Pediatric Life Support (BPLS)
* **Kinderen:** Alle patiënten jonger dan 18 jaar zonder tekenen van puberteit.
* **Ademhaling:** Neutrale positie, kijk-luister-voel, max. 10 seconden controle.
* **CPR:**
* **Beademingen:** 5 rescue breaths (indien thorax niet omhoog komt, maximaal 5).
* **Compressies:** 15 compressies (midden borstkas, onderste helft sternum, diepte 1/3 thorax, snelheid 100-120/min, volledige recoil).
* **Techniek:** Thaler-methode/duimtechniek bij kinderen < 1 jaar, 1- of 2-handtechniek bij kinderen > 1 jaar.
* **Intubatie:** Enkel door arts met ervaring (< 10 sec), met capnografie als standaard. Vermijd hyperventilatie.
* **AED bij kinderen:** Vanaf 8 jaar of 25 kg zoals volwassenen. Kinderen 1-8 jaar: aangepaste elektroden of reducer. Onder 1 jaar: weinig zinvol. Pads anterior-posterior geplaatst.
#### 2.6.4 Pediatric Advanced Life Support (PALS)
* **Formules:** Gewicht berekenen (Zuigeling: 3 kg, 6 maanden: 6 kg, 1 jaar: 10 kg, >1 jaar: (leeftijd + 4) * 2).
* **Medicatie:**
* **Adrenaline:** 0,01 mg/kg (verdunning: 1 mg in 10 cc NaCl 0,9%).
* **Cordarone:** 5 mg/kg (verdunning: 150 mg in 30 cc glucose 5%).
* **Energie:** 4 joule/kg.
* **Endotracheale tube:** Maten variëren van 3-3,5 (zuigeling) tot (leeftijd/4) + 3,5 (> 2 jaar).
* **Vochtbolus:** 10 ml/kg.
* **EPALS (European Paediatric Advanced Life Support) niet-schokbaar ritme:** Adrenaline 0,01 mg/kg om de 3-5 minuten.
* **EPALS schokbaar ritme:** Na 3e schok adrenaline en Cordarone.
### 2.7 Opvang Traumacentrum
* **Alarmering:** Toekennen van een traumalevel na ontvangst van overdracht door de prehospitale dienst. Het traumateam wordt opgeroepen, de traumazaal wordt vrijgemaakt en er vindt een pre-arrival briefing plaats.
* **Taakverdeling:** Volgens C-ABCDE-benadering.
* **C-ABCDE:** Behandelen van catastrofale bloedingen (drukverband, wound-packing, tourniquet), bekkengordel (indien bekkenfractuur), en overdracht via ATMIST (Age, Time, Mechanism of injury, Injuries, Signs and symptoms, Treatment given).
* **Medicamenteuze behandeling:** Tranexaminezuur (volwassenen > 12 jaar) om bloedstolsels te stabiliseren.
* **Principe van damage control:** Permissieve hypotensie tot de bloeding onder controle is (systolische druk 80-100 mmHg, MAP rond 60 mmHg), behalve bij ernstig neurotrauma.
* **Massa transfusieprotocol:** O negatief bloed bij onbekende bloedgroep.
* **Warmte:** Hypothermie remt stolling en bevordert fibrinolyse.
* **FAST Echo:** Snelle opsporing van levensbedreigende thoracale en abdominale letsels.
### 2.8 Zorgtrajecten
#### 2.8.1 Retrosternale pijn (acuut myocardinfarct)
* **Aanmelding:** Pijn op de borst, kortademig (ziekenwagen 112 of ambulant).
* **Voorbereiding:** ECG wordt doorgestuurd, reanimatiebox wordt klaargezet.
* **Aankomst:** Triage U2 (of U1 indien hemodynamisch onstabiel), administratieve inschrijving.
* **Eerste benadering:** ABCDE, symptomen (pijn, uitstraling, shock, dyspnoe), parameters, gewicht, voorgeschiedenis en risicofactoren, contrastallergie.
* **Technische onderzoeken:** ECG (binnen 10 min), bloedafname (stolling, bloedformule, biochemie).
* **Behandeling:** Halfzittende houding, geen inspanningen, monitoring, IV-toegang (glucose 5% 500 ml, geen NaCl), medicatie (MONA: Morfine, Oxygen, Nitraten, Aspirine), trombolyse of PCI (Percutane Coronary Intervention).
* **Ontslag:** Catheterisatiezaal, of transfer naar PCI-centrum.
* **Vervolg:** Intensieve zorgen, hartbewaking, medium care, zorgeenheid cardiologie, revalidatie, gezondheidsvoorlichting (rookstop, medicatie, leefstijl).
#### 2.8.2 Proximale femurfractuur (heupfractuur)
* **Aanmelding:** Meestal met ziekenwagen 112 of liggend ziekenvervoer.
* **Voorbereiding:** Spoedbox of trauma/heelkunde box. Huidtractie wordt niet meer aanbevolen.
* **Aankomst:** Triage U3, administratieve inschrijving, eerste benadering (niet steunen, verkorting + exorotatie, pijn, locatie), voorgeschiedenis (functionele status, mobiliteit, mentale/cognitieve functie, sociale toestand, comorbiditeiten, medicatie, eerdere vallen), decubitusrisico, infectierisico.
* **Technische onderzoeken:** RX bekken, eventueel NMR, MRSA-screening, preoperatieve bloedafname ( Veneus bloed, ECG, urinestaal). RX thorax wordt niet meer aanbevolen.
* **Behandeling:** IV-toegang, pijnbestrijding (combinatie middelen trap 1 en 3), wondverzorging, tromboseprofylaxie (anti-trombose kousen), opvolging vitale parameters.
* **Ontslag:** Operatie binnen 24 uur na aanmelding. Planning afhankelijk van capaciteit OK, anesthesist, verpleegkundigen en materiaal. Patiënt nuchter, verblijf op afdeling gepland.
* **Vervolg:** Zorgeenheid orthopedie/chirurgie, revalidatie, ambulante revalidatie.
#### 2.8.3 Andere chirurgische urgenties (polytrauma, beroerte, intoxicaties, agressie)
Deze worden hieronder verder uitgewerkt.
#### 2.8.4 Cerebrovasculair accident (CVA, stroke)
* **Aanmelding:** Via ziekenwagen 112 of eigen initiatief. "Time lost is brain lost".
* **Voorbereiding:** Reanimatiebox of spoedbox met continue monitoring.
* **Aankomst:** Triage U2. Duur van symptomen bepalen (trombolyse binnen 4,5 uur, trombectomie binnen 24 uur). Administratieve inschrijving.
* **Eerste benadering:** BEFAST test (Balance, Eyes, Face, Arms, Speech, Time). Parameters, Glasgow Coma Scale (GCS), pupillen, gewicht, glycemie. Anamnese (AMPLE: Allergie, Medicatie, Past historie, Last meal, Events), risicofactoren.
* **Technische onderzoeken:** ECG, bloedafname (bloedsamenstelling, glycemie, nierfunctie, stolling), beeldvorming (CT hersenen zonder contrast, CT-angiografie halsvaten met contrast).
* **Behandeling:** Monitoring (vitale parameters, neurologische observatie), IV-toegang, zuurstof indien saturatie < 95%, trombolyse (door to needle time < 60 min), trombectomie.
* **Ontslag:** Naar catheterisatiezaal of stroke centrum via ziekenwagen met monitoring en verpleegkundige begeleiding.
* **Vervolg:** Intensieve zorg, stroke unit, zorgeenheid neurologie, revalidatie, gezondheidsvoorlichting (anticoagulantia, risicofactoren behandelen).
#### 2.8.5 Intoxicaties en agressie
* **Intoxicaties:** Bijna elke stof kan schadelijk of dodelijk zijn. Vaak voorkomende intoxicaties: alcohol, opiaten, benzodiazepines, paracetamol.
* **Aanmelding:** Prehospitaal, inhospitaal, eigen vervoer, ziekenwagen 112/PIT.
* **Voorbereiding:** Vraag naar ingenomen stof, hoeveelheid, timing, combinaties. Antigifcentrum nummer kennen. Rezaal/onderzoekskamer vrijmaken.
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, beperkte anamnese, vitale parameters, klinische blik, inschatten agressierisico, toekennen urgentiegraad en behandelkamer.
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Areactief, geen vrije luchtweg, extreme brady-/tachycardie, hypotensie, lage saturatie, koorts/hypothermie, inname < 1 uur, grote hoeveelheden, hoofdtrauma, suïcidepoging, agressie + intoxicatie.
* **Eerste benadering:** ABCDE, met speciale aandacht voor luchtweg, ademhaling, circulatie, bewustzijn, temperatuur. Risico op verborgen letsels.
* **Technische onderzoeken:** ECG (niet standaard), beeldvorming (CT hersenen), labo (compleet, elektrolyten, lever-/nierfunctie, glycemie, toxicologie, paracetamolspiegel).
* **Behandeling:** ABCDE, behandelen levensbedreigende situaties. Voorkomen opname toxische stoffen (braken met ipecacsiroop, maagspoeling, actieve kool). Perifere veneuze toegang. Geforceerde diurese. Medicatie (anti-emetica, paracetamol, vitamine B bij alcohol; flumazenil bij benzodiazepines; naloxene bij opiaten; N-acetylcysteïne bij paracetamol). Observatie onder monitoring. Psychosociale ondersteuning.
* **Ontslag:** Observatiezaal, intensieve zorgen, PAAZ, EPSI, andere zorgeenheid. Vervolg: hospitalisatie, ambulante opvolging, thuiszorg.
* **Agressie:** Kan samen voorkomen met intoxicatie.
* **Agressie beïnvloedende factoren:** Biologische factoren, persoonsgebonden factoren, cultuur, religie, sociale situatie, stress, psychische aandoeningen, externe factoren (omgeving, wachttijden, pijn, angst).
* **Agressie crisisontwikkelingsmodel:** 4 stappen: gespannen fase (angst, onrust), escalatiefase (motorische onrust, verbale agressie), crisisfase (fysieke agressie), afbouwfase (terugkeer naar normaal gedrag).
* **Aandachtspunten:** Gerichte opleiding, awareness, de-escalatie, gecoördineerd teamgebeuren, niet provoceren, vermijden discussie/smeken, privacy, non-verbale communicatie.
#### 2.8.6 Kritiek ziek kind
* **Aanmelding:** Meestal eigen vervoer, soms ziekenwagen 112/PIT. Indicaties voor urgentie: verminderd bewustzijn, stuipen, val van grote hoogte, ademnood, hypotonie.
* **Voorbereiding:** Spoedarts en/of pediater verwittigen, pediatrische onderzoekskamer/reanimatiezaal vrijmaken.
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, triage, beperkte anamnese (leeftijd, gewicht, voorgeschiedenis, symptomen), vitale parameters, klinische blik (ademhalingsarbeid, tonus, huidskleur).
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Geen spontane bewegingen, slappe tonus, hypo-alert, areactief, abnormale ademhalingsgeluiden, apneu, tachy-/bradycardie, koorts, afwijkende huidskleur.
* **Eerste benadering:** ABCDE methodiek (luchtweg, ademhaling, circulatie, bewustzijn/neurologisch, temperatuur/trauma).
* **Technische onderzoeken:** Beeldvorming (RX thorax, echo abdomen, CT hersenen enkel bij ernstig schedeltrauma), veneus/urine labo, lumbaalpunctie.
* **Behandeling:** ABCDE, behandelen levensbedreigende situaties. Plaatsen perifere veneuze toegang, volumetrische pomp. Medicatie (aerosol, antibiotica, salbutamol, corticosteroïden, benzodiazepines, vochttoediening, inotropica, vasopressoren).
* **Ontslag:** IZ (PICU), zorgeenheid pediatrie. Overdracht via ISBARR. Uitleg aan ouders.
* **Vervolg:** Na opname IZ/PICU transfer naar zorgeenheid pediatrie. Informatie en educatie voor ouders.
#### 2.8.7 Sepsis (infecties)
* **Sepsis:** Hevige reactie van het lichaam op een infectie met weefselschade en orgaanfalen.
* **Aanmelding:** Eigen vervoer, ziekenwagen 112/PIT. Indicaties: bewustzijnsverlies, ademhalingsproblemen.
* **Voorbereiding:** Spoedarts verwittigen, isolatiekamer/reanimatiezaal vrijmaken. Mogelijk isolatiemaatregelen (contact, druppel, strikt, aerogeen).
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, triage, beperkte anamnese (symptomen, buitenland geweest, voorgeschiedenis), vitale parameters, klinische blik.
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Gemarmerde huid, tachycardie, hevige tachypnoe, hypotensie, lage saturatie, urineretentie, hoge koorts, veranderde mentale status.
* **Eerste benadering:** ABCDE, met aandacht voor ademhaling, circulatie, bewustzijn. Koude extremiteiten, spitse neus (symptoom sepsis/septische shock).
* **Technische onderzoeken:** Beeldvorming (RX thorax/abdomen, echo/CT abdomen), labo (urine, hemocultuur, sputumcultuur, MRSA-screening, veneus bloed).
* **Behandeling:** ABCDE, behandelen levensbedreigende situaties. Oxygenatie herstellen (zuurstof, intubatie). Perifere veneuze toegang. Vochtresuscitatie (kristalloïden). Antibiotica zo snel mogelijk. Antipyretica, vasopressoren, positieve inotropica. Opvolging urinedebiet, bloeddruk.
* **Ontslag:** Meestal IZ. Vervolg: opvolging labresultaten, antibioticatherapie bijsturen, kinesitherapie en ergotherapie, transfer naar zorgeenheid.
### 2.9 H4: Gipsen en immobiliseren
Immobilisatietechnieken met gipsverband stabiliseren fracturen of weke delen letsels om genezing te bevorderen en pijn te verminderen.
#### 2.9.1 Het gipsverband
* **Klassiek gips:** Verwekingstijd ca. 2 minuten, uitgehard na 4-5 minuten, uiteindelijke sterkte na 24 uur. Water temperatuur 20-23°C. Voordelen: vlotte aanbrenging, goedkoop. Nadelen: zwaar, beperkt beweging (risico op DVT).
* **Kant-en-klare synthetische spalken:** Beschikbaar voor snelle toepassing.
* **Opbouw klassiek gips:** Katoenen kous (niet te strak, geen plooien), synthetische watten (drukverdeling, extra laag bij uitstekende botdelen), gipszwachtel/spalk.
* **Doelstellingen:** Letsel/breuk stabiliseren, steun geven, zwelling ruimte bieden.
* **Indicaties op spoedgevallen:** Distorsies, band-/spierletsels, minder belangrijke breuken/barsten (risico op secundaire verplaatsing uitgesloten). Na een week kan een comfortabeler gesloten gips worden aangelegd. Preoperatieve stabilisatie.
* **Circulair gips:** Kan weken ter plaatse blijven.
#### 2.9.2 Mogelijke complicaties na aanleggen gipsverband
* **Pijn:** Door kneuzingen, onvoldoende pijnstilling, stuwing of druknecrose.
* **Stuwing:** Belemmering bloeddoorstroming door te strak aangelegd gips. Symptomen: distale zwelling, pijn, tintelingen, doof gevoel, cyanose, vertraagde capillaire vulling, beperkte beweging. Behandeling: hoogstand, ijs, gips doorsnijden.
* **Acuut compartimentsyndroom (ACS):** Weefselschade door O2-tekort in spiercompartiment. Symptomen: hevige pijn, zwelling, drukpijnlijke spieren. Drukmeting > 30 mmHg is gevaarlijk, > 40 mmHg is ACS. Behandeling: zwachtel verwijderen, gips spreiden, arts verwittigen, eventueel gips verwijderen, overwegen fasciotomie.
* **Druknecrose:** Door te strak zittend gips, verhoogde druk op huid. Symptomen: pijn, branderig gevoel, gevoelloosheid, necrose. Controle: bij klachten onderzoeken. Behandeling: gips klieven, drukplaats uitzagen, gips verwijderen.
* **Diep veneuze trombose (DVT):** Door immobilisatie van onderbeen/enkel. Symptomen: pijn, drukpijn, warmte, roodheid, zwelling. Preventie: Fraxiparine, Clexane.
* **Complex regionaal pijnsyndroom (CRPS):** Pijn die niet in verhouding staat tot letsel. Behandeling: actief oefenen binnen pijngrens, vermijden pijnoorzaken.
* **Syndactylie verband / Buddy taping:** Vingers met elkaar verbonden om te stabiliseren.
* **Dakpanverband:** Twee tenen met elkaar verbonden.
Dit studieboek biedt een uitgebreid overzicht van de zorgtrajecten op de spoedgevallendienst, van algemene principes tot specifieke zorgpaden voor diverse patiëntengroepen en pathologieën. De nadruk ligt op een systematische benadering, multidisciplinaire samenwerking en patiëntgerichte zorg, rekening houdend met de complexiteit en urgentie van de spoedgevallensetting.
---
# Algemene spoedgevallenzorg en specifieke situaties
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Algemene spoedgevallenzorg en specifieke situaties".
## 3. Algemene spoedgevallenzorg en specifieke situaties
Dit onderwerp belicht de kernprincipes van de spoedgevallendienst, van de initiële triage tot de multidisciplinaire aanpak en de specifieke zorgtrajecten voor patiënten met bijvoorbeeld intoxicaties of agressie.
### 3.1 Inleiding tot de spoedgevallenzorg
De spoedgevallendienst is geëvolueerd van een systeem waarbij patiënten rechtstreeks op ziekenhuisafdelingen werden opgevangen, naar een gespecialiseerde dienst met een dubbele functie: het behandelen van urgente pathologie en het leveren van ongeplande zorg. Dit omvat de dringende medische hulp die wordt verleend door huisartsen van wacht en huisartsenwachtposten, vaak gecoördineerd via gratis nummers zoals 1733. De nabijheid van wachtposten tot ziekenhuizen ontlast de spoedgevallendiensten van minder dringende gevallen, biedt huisartsen toegang tot diagnostische diensten en creëert een veiligere werkomgeving. In geval van ernstige problemen kan een patiënt vanuit de wachtpost direct worden overgebracht naar de spoedgevallendienst.
De Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH) in België is een systeem dat permanente en snelle medische hulp garandeert voor zieken en gewonden. De DGH-keten omvat:
* **Noodcentrale 112:** Ontvangt noodoproepen, verzamelt cruciale informatie (wat, waar, hoeveel gewonden, bewustzijnstoestand, geknelde personen) en kan het Medisch Interventieplan (MIP) afkondigen bij grote incidenten.
* **Interventiediensten:**
* **Ambulance 112:** Uitgerust met twee ambulanciers met een brevet hulpverlener-ambulancier, bevoegd voor EHBO, parametercontrole en spalken. Geen invasieve handelingen of medicatietoediening.
* **MUG (Mobiele Urgentiegroep):** Bestaat uit een gespecialiseerde arts en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallenzorg. Kan bijstand verlenen via de noodcentrale 112.
* **PIT (Paramedisch Interventie Team):** Bestaat uit een hulpverlener-ambulancier en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel. Bevoegd voor medicatietoediening (staande orders), ECG-afname en infuusplaatsing.
* **Spoedgevallendiensten van ziekenhuizen:** Vangen patiënten op, met specifieke zorgtrajecten voor traumapatiënten en tijdskritieke pathologieën zoals acuut myocardinfarct of CVA, waarvoor gespecialiseerde centra noodzakelijk zijn.
#### 3.1.1 Infrastructuur van de spoedgevallendienst
De infrastructuur omvat typisch:
* Ingang en wachtzaal
* Triageruimte met apparatuur voor snelle controle van vitale parameters
* Onderzoeks- en behandelruimtes
* Shockrooms of reanimatiekamers voor levensbedreigende situaties
* Observatiezalen met minimaal vier bedden
* Gipskamers
* Apotheek
* Gesprekslokalen en personeelsruimtes
* Isolatieruimtes
#### 3.1.2 Multidisciplinair team op de spoedgevallendienst
Het team bestaat uit:
* Medisch diensthoofd
* Arsten
* Verpleegkundigen
* Ambulanciers
* Administratieve krachten
* Sociale dienst
* Vrijwilligers
* Onderhoudspersoneel
#### 3.1.3 Triage
Triage is het proces van onthaal, evaluatie, classificatie en oriëntatie van patiënten door een gespecialiseerde verpleegkundige. Het doel is het verkorten van doorlooptijden, het kanaliseren van patiëntenstromen en het informeren over wachttijden. Verschillende systemen, zoals het Manchester Triage Systeem en ESI, worden gebruikt om patiënten een urgentiekleur toe te kennen:
* **Rood:** Arts moet onmiddellijk komen.
* **Oranje:** Arts komt binnen 10 minuten.
* **Geel:** Arts komt binnen 2 uur.
* **Blauw:** Arts komt binnen 4 uur.
**Tip:** De overdracht van informatie van ambulancepersoneel naar triageverpleegkundigen is cruciaal.
Piekmomenten op de spoeddienst kunnen worden veroorzaakt door weersomstandigheden, feestdagen, festivals of epidemieën (griep, RSV). De populatie is zeer divers, van baby's tot geriatrische patiënten. Het fenomeen "granny dumping" (het achterlaten van oudere patiënten op de spoed wegens overbelasting van thuiszorg) is een zorgpunt.
#### 3.1.4 Veiligheid op de spoedgevallendienst
* **Eigen veiligheid eerst:** Bescherm jezelf en de patiënt.
* **Patiëntveiligheid:**
* Identificatie: dragen van identificatiebandjes.
* Handhygiëne.
* Valpreventie: onrusthekens omhoog, belletje binnen handbereik, centrale monitoring.
* Privacy: deuren of gordijnen sluiten.
* **Security:**
* Agressie.
* Diefstal van medisch materiaal en persoonlijke bezittingen.
* Ongewenste bezoeken.
* Vandalisme.
* Samenwerking met politie.
### 3.2 Geriatrische zorgontvanger binnen dringende zorgverlening (GEMS)
Geriatrische zorg binnen de spoedgevallenzorg (GEMS) richt zich op de specifieke pathologieën en veranderingen bij ouderen. Ageïsme, de stereotypering en discriminatie van ouderen, moet worden vermeden.
**Het GEMS-diamant model:**
* **G:** Geriatrische zorgontvanger (gebruik van CABCDE met aandacht voor verouderingsprocessen)
* **E:** Environment (omgeving van de patiënt)
* **M:** Medical assessment (medische voorgeschiedenis)
* **S:** Social assessment (activiteiten dagelijks leven)
#### 3.2.1 Geriatrische zorgontvanger (G)
Bij ouderen moeten rekening gehouden worden met anatomische en fysiologische veranderingen:
* **Zenuwstelsel:** Afname perifere zenuwfunctie (verminderd gevoel, pijnperceptie), verminderde doorbloeding, gehoor- en visusstoornissen, hersenatrofie, daling van kortetermijngeheugen.
* **Respiratoir stelsel:** Verslapping spieren oropharynx, zwakte tong, tandbederf, verminderde ademhalingsfunctie door verminderde elasticiteit thorax en alveolair vlak, afname hoest- en braakreflex, kyphose.
* **Cardiovasculair stelsel:** Daling elasticiteit bloedvaten, atherosclerose, verkleining vaatdiameter, hypertensie, daling werking geleidingscellen en sinusknoop, orthostatische hypotensie.
* **Huid:** Daling elastine en collageen, afname zweet- en talgklieren, daling melanineproductie, afname onderhuids vetweefsel, grotere hematomen en drukletsels, drogere, blekere, dunnere en fragielere huid, moeilijkere temperatuurregeling.
* **Bewegingsapparaat:** Spieratrofie, toename vetweefsel ( Diazepam kan in vetweefsel worden opgeslagen), osteoporose, artrose.
* **Gastro-intestinaal stelsel:** Daling werking oesofageale en rectale sfincter, daling darmperistaltiek, verminderd smaak- en dorstgevoel, vertraagde maaglediging, daling speekselvloed, verminderde intake, malnutritie, obstipatie, dehydratatie, daling levermetabolisme (trager medicatieafbraak).
* **Urinestelsel:** Daling filterfunctie nieren, prostaathypertrofie, daling immuunsysteem.
**Acties bij opname geriatrische patiënt:**
* Zo snel mogelijk een bed geven (decubituspreventie).
* Communicatie verbeteren (prikkelvermindering, familie betrekken).
* Verzorging aanbieden (deken, eten, drinken).
#### 3.2.2 Environment (E)
Observeren van de omgeving: huisomstandigheden, temperatuur, verwarmingselementen, rookdetectors, geur, huisdieren, afval, belichting, medicatie, tapijten, rollators, trapliften.
#### 3.2.3 Medical assessment (M)
* Medische voorgeschiedenis.
* Onderscheid maken tussen dementie en delier.
* Oriëntatie in plaats, tijd en gebeurtenis.
* Medicatielijst.
#### 3.2.4 Social assessment (S)
* Activiteiten dagelijks leven (ADL): lichaamsverzorging, aankleden, boodschappen doen, maaltijdbereiding, zelfstandig eten, toiletgang.
* Sociaal netwerk.
#### 3.2.5 Trauma bij ouderen
Vallen is een frequente oorzaak. Fysiologische veranderingen beïnvloeden de kans op en de ernst van valincidenten.
* **Directe gevolgen:** Heupfracturen, botbreuken, intracranieel bloedingsbeeld (ICB), werveltrauma, ribfracturen met pneumothorax/pneumonie, open wonden.
* **Gevolgen van langdurig op de grond liggen:** Drukletsels, elektrolytenstoornissen, dehydratatie, valangst.
* **Oorzaken van valincidenten:**
* **Chronisch:** Aandoeningen (anemie, visusdaling, osteoporose, evenwichtsstoornissen), polyfarmacie, hypotensie.
* **Acuut:** Syncope, convulsies, CVA, infectie, acute nierinsufficiëntie, hypoglycemie.
* **Omgevingsfactoren:** Tapijten, slechte verlichting, slecht schoeisel, gladheid, oneffenheden.
* **Cardiovasculaire noodgevallen:** Hartfalen is een grote oorzaak van hospitalisatie, coronair lijden is verantwoordelijk voor veel overlijdens. Risicofactoren: veroudering, mannelijk geslacht, genetica, roken, hypertensie, obesitas, hypercholesterolemie.
* Klachten AMI: dyspnoe, acuut hartfalen, longoedeem, vertigo, syncope, verwardheid, zwakte.
### 3.3 Advanced Life Support (ALS) spoedgevallen
#### 3.3.1 Basic Life Support (BLS)
1. **Vaststellen cardiaal arrest:** Eigen veiligheid, bewustzijnscontrole (schudden, aanspreken), rope om hulp, controle reactie.
2. **ABCDE-benadering (indien reactie):** Geef zuurstof, breng monitor aan, zorg voor IV-toegang.
3. **Noodoproep (indien geen reactie):** Bel 112 of interne MUG (2222). Leg patiënt op de rug, open luchtweg (look, listen, feel).
4. **Reanimatie (indien geen teken van leven, pulsaties, ademhaling):**
* **Compressies:** 30 compressies, midden borstkas (onderste helft sternum), diepte 5-6 cm, snelheid 100-120/min, volledige recoil, wissel om de 2 minuten, feedback device, max 5 sec onderbreking.
* **Beademingen:** 2 beademingen na 30 compressies, inspiratietijd 1 sec, voldoende volume (borstkas omhoog).
* **CPR cyclus:** 30 compressies en 2 beademingen, gedurende 2 minuten.
5. **AED:** Gebruik AED bij schokbaar ritme. Elektrodeproblemen kunnen voorkomen.
#### 3.3.2 Advanced Life Support (ALS) volwassenen
* Gebruik defibrillator/monitor onder leiding van arts of verpleegkundige met bijzondere beroepstitel.
* **Schokbare ritmes (VT/VF):**
* Ritmecontrole, bevestig VT/VF.
* Herstart compressies.
* Opladen defibrillator.
* Onderbreek compressies, geef schok.
* Herstart compressies.
* **Medicatie (na 3e schok):** 1 mg adrenaline, 300 mg amiodaron (Cordarone). Flush met 20 ml vocht. Na 5e schok: 2e dosis amiodaron 150 mg. Adrenaline om de 3-5 minuten.
* **Niet-schokbare ritmes (Asystolie, PEA):**
* Controleer patiënt (bewustzijn, ademhaling).
* Stippellijn: losgekomen elektrode of leads.
* Vlakke lijn: asystolie.
* Lichtgolvend: polsloze elektrische activiteit (PEA).
* **Medicatie:** 1 mg adrenaline elke 4 minuten. Geen defibrillatie.
* **Toegangswegen voor medicatie:**
* **Perifeer IV:** Snel, makkelijk, veilig, CPR niet onderbroken. Nadeel: langere opnametijd medicatie.
* **Centraal veneus:** Snel, maar onderbreking CPR en complicaties mogelijk.
* **Intraossus (IO):** Snel, makkelijk, veilig, CPR niet onderbroken, snelle medicatieopname.
* **Oorzaken van cardiaal arrest (4H's en 4T's):**
* **4 H's:** Hypoxie, Hyperkaliëmie, Hypovolemie, Hypothermie.
* **4 T's:** Harttamponade, Trombolische processen, Tensiepneumothorax, Toxines.
* **Fast Echo:** Snel opsporen van levensbedreigende letsels, vereist training.
#### 3.3.3 Basic Pediatric Life Support (BPLS)
* Kinderen: geen tekenen van puberteit, jonger dan 18 jaar.
* **Kinderen:**
* Controle ademhaling (neutrale positie).
* **5 rescue breaths** gevolgd door **15 thoraxcompressies**.
* Compressie diepte: 1/3 van thorax. Snelheid 100-120/min.
* Bij kinderen < 1 jaar: Thaler methode/duimtechniek.
* Bij kinderen > 1 jaar: 1 of 2 handen.
* Intubatie door arts met ervaring (<10 sec).
* **AED bij kinderen:** Gebruik aangepaste elektroden of reducer indien aanwezig. Vanaf 8 jaar of 25 kg zoals volwassenen.
* **Formules voor kinderen:**
* Gewicht: Zuigeling (3 kg), 6 maand (6 kg), 1 jaar (10 kg). >1 jaar: (Leeftijd + 4) * 2 kg.
* Adrenaline: 0,01 mg/kg. Verdunning: 1 mg in 10 cc NaCl 0,9%. Voorbeeld 10 kg: 0,1 mg/cc * 10 kg = 1 cc.
* Cordarone: 5 mg/kg. Verdunning: 150 mg in 30 cc glucose 5%.
* Joule: 4 Joule/kg.
* Endotracheale tube: Zuigeling (3-3,5 mm), 1 jaar (3,5-4 mm). >2 jaar: (leeftijd/4) + 3,5 mm.
* Vochtbolus: 10 ml/kg.
* **EPALS (European Paediatric Advanced Life Support):**
* **Niet-schokbaar ritme:** Adrenaline 0,01 mg/kg elke 3-5 minuten.
* **Schokbaar ritme:** Na 3e schok: adrenaline 0,01 mg/kg, cordarone 5 mg/kg. Flush. Na 5e schok: cordarone 5 mg/kg.
### 3.4 Zorgtrajecten op de spoedgevallendienst
#### 3.4.1 Opvang traumacentrum (polytrauma)
* **Alarmering:** Traumalevel toekennen, traumateam alarmeren, briefing.
* **C-ABCDE-benadering:**
* **C:** Catastrofale bloeding (drukverband, woundpacking, tourniquet). Bekkengordel bij bekkenfractuur.
* **A:** Airway (luchtweg).
* **B:** Breathing (ademhaling).
* **C:** Circulation (circulatie).
* **D:** Disability (neurologische status, GCS, pupillen).
* **E:** Exposure (uitkleden, temperatuur).
* **ATMIST (overdracht prehospitaal):** Age, Time, Mechanism of injury, Injuries, Signs and symptoms, Treatment given.
* **Medicamenteuze behandeling:** Tranexaminezuur (fibrinolyse remmen).
* **Permissieve hypotensie:** Bloeddruk gecontroleerd laag houden (80-100 mmHg systolisch) om bloeding te beperken, tenzij neurotrauma.
* **Massatransfusieprotocol.**
* **Warmte:** Hypothermie tegengaan (remt stolling en bevordert fibrinolyse).
* **FAST-echo:** Opsporen levensbedreigende thorocale en abdominale letsels.
#### 3.4.2 Zorgtraject retrosternale pijn (acuut myocardinfarct - AMI)
* **Aanmelding:** Pijn op de borst, kortademig.
* **Voorbereiding:** ECG doorsturen, reanimatiebox klaarzetten.
* **Aankomst:** Triage U2 (of U1 bij instabiliteit), administratieve inschrijving.
* **Eerste benadering (ABCDE):** Pijn, uitstraling, shock, tachycardie, dyspnoe. Bevragen voorgeschiedenis en risicofactoren.
* **Technische onderzoeken:** ECG (binnen 10 min), bloedafname (stolling, bloedformule, biochemie).
* **Behandeling:** Halfzittende houding, rust, monitoring, IV-toegang. Medicatie (MONA: Morfine, Oxygen, Nitraten, Aspirine), anti-emetica, glycemie. Trombolyse of PCI.
* **Ontslag/Vervolg:** Katheterisatiezaal, transfer naar PCI-centrum, intensieve zorgen, hartbewaking, zorgeenheid cardiologie. Gezondheidsvoorlichting (rookstop, medicatie, dual antiplatelet therapy, bètablokkers, ACE-inhibitoren, statines).
#### 3.4.3 Zorgtraject proximale femurfractuur (heupfractuur)
* **Aanmelding/oproep:** 112 ziekenwagen (liggend vervoer), eigen vervoer.
* **Voorbereiding:** Spoedbox klaarmaken. Huidtractie niet meer aanbevolen.
* **Aankomst:** Triage U3, administratieve inschrijving.
* **Eerste benadering:** Symptomen (niet steunen, verkorting, exorotatie, pijn), voorgeschiedenis, functionele en sociale toestand, andere aandoeningen, medicatie, decubitusrisico, infectierisico.
* **Parameters:** Temperatuur, hartslag, bloeddruk, saturatie.
* **Technische onderzoeken:** RX bekken (face en profiel), eventueel NMR. MRSA screening.
* **Preoperatieve voorbereiding:** Veneus bloed, ECG, urinestaal.
* **Behandeling:** IV-toegang, pijnbestrijding (combinatie paracetamol, NSAID, opiaten), wondverzorging, tromboseprofylaxie (steunkousen).
* **Ingreep:** Binnen 24 uur na aanmelding.
* **Ontslag/Vervolg:** Zorgeenheid orthopedie, revalidatie.
#### 3.4.4 Andere chirurgische urgenties
* **Opvang polytrauma patiënt:** Traumateam (arts A, B, C; verpleegkundige A, B, C), reanimatiebox met medische beeldvorming, briefing, overdracht MUG-team, ABCDE-benadering, traumatische wondzorg, tranexaminezuur.
#### 3.4.5 Zorgtraject beroerte (CVA)
* **Aanmelding:** 112 ziekenwagen, eigen initiatief.
* **Voorbereiding:** Reanimatiebox, spoedbox met monitoring.
* **Aankomst:** Triage U2. Belangrijk: duur van symptomen (trombolyse <4,5 uur, trombectomie <24 uur).
* **Eerste benadering (BEFAST):** Balance, Eyes, Face, Arms, Speech, Time. Parameters (HR, RR, saturatie, GCS, pupillen), glycemie, anamnese (AMPLE), risicofactoren.
* **Technische onderzoeken:** ECG, bloedafname (glycemie, nierfunctie, stolling), beeldvorming (CT hersenen zonder contrast, CT-angiografie).
* **Behandeling:** Monitoring vitale parameters en neurologische status, IV-toegang, zuurstof (indien saturatie <95%), trombolyse (door-to-needle <60 min), trombectomie.
* **Ontslag/Vervolg:** Catheterisatiezaal, transfer naar Stroke Centrum, intensieve zorg, stroke unit, zorgeenheid neurologie, revalidatie. Gezondheidsvoorlichting (anticoagulantia, risicofactoren behandelen).
#### 3.4.6 Zorgtraject intoxicaties en agressie
* **Intoxicaties:** Bijna elke stof kan schadelijk zijn. Vaak voorkomende intoxicaties: alcohol, opiaten, benzodiazepines, paracetamol.
* **Aanmelding:** Prehospitaal/inhospitaal, eigen vervoer, 112/PIT.
* **Voorbereiding:** Eigen veiligheid! Informatie over ingenomen stof, hoeveelheid, timing, combinaties. Antigifcentrum nummer kennen.
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, beperkte anamnese, vitale parameters, klinische blik, inschatting agressierisico, urgentietoekenning.
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Areactief, geen luchtweg, brady-/tachycardie, hypotensie, lage saturatie, koorts/hypothermie, inname <1 uur geleden, grote hoeveelheden, hoofdtrauma, suïcidepoging, agressie + intoxicatie.
* **Agressie:** Factoren (biologisch, persoonlijk, sociaal, externe), crisisontwikkelingsmodel (gespannen, escalatie, crisis, afbouw). Aandachtspunten: opleiding, awareness, de-escalatie, teamgebeuren, niet provoceren, privacy.
* **Eerste benadering (ABCDE):** Behandel levensbedreigende zaken. Let op verborgen letsels (bemoeilijkt door agressie/fixatie).
* **Technische onderzoeken/Labo:** ECG (indien cardiovasculaire invloed), beeldvorming (indien verborgen letsel), labo (CRP, elektrolyten, lever/nierfunctie, glycemie, toxicologie).
* **Behandeling:** ABCDE. Vermijd opname toxische stoffen (braken, maagspoeling, actieve kool - niet bij alcohol en indien patiënt wakker). Perifere veneuze toegang. Geforceerde diurese.
* **Specifieke antidota:**
* Benzodiazepines: Flumazenil.
* Opiaten: Naloxon.
* Paracetamol: N-acetylcysteïne.
* **Observatie/Monitoring:** Vitale parameters, neurologische parameters. Eventueel hemodialyse. Psychosociale ondersteuning.
* **Ontslag/Vervolg:** Observatiezaal, intensieve zorgen, PAAZ, EPSI.
#### 3.4.7 Zorgtraject kritiek ziek kind
* **Aanmelding/oproep:** Meestal eigen vervoer, 112/PIT, assistentie MUG bij ernstige symptomen (bewustzijnsverlies, stuipen, ademnood, hypotonie).
* **Voorbereiding:** Spoedarts, pediater verwittigen, pediatrische onderzoekskamer/reanimatiezaal vrijmaken.
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, triage, beperkte anamnese (leeftijd, gewicht, voorgeschiedenis, allergieën, symptomen), vitale parameters, klinische blik (ademhalingsarbeid, tonus, huidskleur), urgentietoekenning. Klinische toestand kan snel achteruitgaan.
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Geen spontane bewegingen, slappe tonus, hypo-alert, abnormale ademhalingsgeluiden, apnoe, tachy-/bradycardie, koorts, afwijkende huidskleur.
* **Eerste benadering (ABCDE):** Behandel levensbedreigende zaken. Ademhalingsarbeid, huidskleur, capillaire refill, pupillen, tonus, glycemie, temperatuur. Kleed uit, meet en weeg, AMPLE.
* **Technische onderzoeken/Labo:** Beeldvorming (RX thorax/abdomen, CT vermijden indien mogelijk), labo (veneus, urine, eventueel lumbaalpunctie).
* **Behandeling:** ABCDE. Perifere veneuze toegang (vermijd elleboogplooi, goed fixeren). Volumetrische pomp.
* **Luchtweginfecties:** Aerosol, antibiotica, astma (salbutamol, corticosteroïden).
* **Stuipen:** Benzodiazepines rectaal.
* **Hypovolemie:** Vochttoediening.
* **Sepsis:** Antibiotica, koortswerende middelen.
* **Ontslag/Vervolg:** IZ (PICU), zorgeenheid pediatrie. Overdracht via ISBARR, uitleg aan ouders.
#### 3.4.8 Zorgtraject sepsis (infecties)
* **Sepsis:** Hevige reactie van het lichaam op een infectie, leidend tot weefselschade en orgaanfalen.
* **Oorzaak:** Bacteriën, virussen, schimmels, parasieten (vaak urinair, respiratoir, gastro-intestinaal).
* **Aanmelding/oproep:** Eigen vervoer, 112/PIT, assistentie MUG.
* **Voorbereiding:** Spoedarts, isolatiekamer/reanimatiezaal vrijmaken, isolatiemaatregelen (contact, druppel, strikt, aërogeen).
* **Aankomst:** Administratieve inschrijving, triage, anamnese (symptomen, reisgeschiedenis, voorgeschiedenis), vitale parameters, klinische blik.
* **Indicaties voor dringende behandeling:** Gemarmerde huid, tachycardie, tachypnoe, hypotensie, lage saturatie, urineretentie, hoge koorts, veranderde mentale status.
* **Eerste benadering (ABCDE):** Ademhalingslucht, huidskleur, capillaire refill, bloeddruk, hartfrequentie, diurese, diffuse intravasale stolling (DIS), GCS/WAPA, glycemie, temperatuur. Spitse neus (perifere doorbloeding afgesloten).
* **Technische onderzoeken/Labo:** RX thorax/abdomen, echo/CT abdomen, CT hersenen (indien meningitis), urine, hemocultuur, sputum, MRSA screening, lumbaalpunctie.
* **Behandeling:** ABCDE. Zuurstoftoediening, eventueel intubatie. Perifere veneuze toegang. Vochtresuscitatie (kristalloïden). Antibiotica (breed spectrum, zo snel mogelijk). Antipyretica, vasopressoren, inotropica. Opvolging urinedebiet, bloeddruk.
* **Ontslag/Vervolg:** Meestal IZ, opvolging labo, bijsturing antibiotica, kinesitherapie/ergotherapie, transfer naar zorgeenheid.
### 3.5 Immobilisatietechnieken
Gipsverband wordt gebruikt om een gewricht of lichaamsdeel te immobiliseren voor genezing van fracturen of weke delen letsels, en voor pijnvermindering.
#### 3.5.1 Klassiek gipsverband
* **Opbouw:** Katoenen kous, synthetische watten (1-2 lagen), gipszwachtel/spalk.
* **Eigenschappen:** Verwekingstijd water 20-23°C (2 min), uitgehard na 4-5 min, uiteindelijke sterkte na 24 uur.
* **Voordelen:** Vlotte aanbrenging, goedkoop, makkelijk correcties.
* **Nadelen:** Zwaar, beperkt beweging (risico op DVT).
* **Doelstellingen:** Stabiliseren, ondersteunen, comfort, ruimte voor zwelling.
* **Indicaties spoedgevallen:** Distorsies, band-/spierletsels, minder belangrijke breuken, preoperatieve stabilisatie.
#### 3.5.2 Mogelijke complicaties na gipsverband
* **Pijn:** Kneuzingen, onvoldoende pijnstilling, stuwing.
* **Stuwing:** Belemmering bloedtoevoer. Symptomen: distale zwelling, pijn, tintelingen, doof gevoel, cyanose, vertraagde capillaire vulling. Behandeling: hoogstand, ijs, gips doorsnijden.
* **Acuut compartiment syndroom:** Onherstelbare weefselschade door zuurstoftekort in spier. Symptomen: hevige pijn, zwelling, drukpijnlijke spieren. Drukmeting: >30 mmHg gevaarlijk, >40 mmHg ACS. Behandeling: gips spreiden, arts verwittigen, eventueel faciotomie.
* **Druknecrose:** Door te strak zittend gips of vreemd voorwerp. Symptomen: pijn, branderig gevoel, gevoelloosheid, necrose. Behandeling: gips klieven, drukplek uitzagen, gips verwijderen.
* **Diep veneuze trombose (DVT):** Door immobilisatie. Preventie: Fraxiparine, Clexane, steunkousen.
* **Complex regionaal pijnsyndroom (CRPS):** Pijn (dolor) die niet overeenkomt met letsel. Behandeling: actief oefenen binnen pijngrens.
#### 3.5.3 Andere immobilisatietechnieken
* **Syndactylie verband (buddy taping):** Vingers/tenen verbinden met tape, compressen ertussen.
* **Dakpanverband:** 2 tenen verbinden met elastische tape.
Dit uitgebreide overzicht biedt een solide basis voor de studie van algemene spoedgevallenzorg en specifieke situaties.
---
# Levensondersteuning en traumazorg
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor Levensondersteuning en traumazorg, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Levensondersteuning en traumazorg
Dit hoofdstuk behandelt de protocollen voor gevorderde levensondersteuning (ALS) voor volwassenen en kinderen, evenals de opvang en behandeling van traumapatiënten.
### 4.1 Algemene principes van dringende medische hulpverlening
Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH) is het systeem in België dat georganiseerd is om alle patiënten die dringende medische hulp nodig hebben, permanent een snelle verzorging te verzekeren.
#### 4.1.1 De DGH-keten
De DGH-keten bestaat uit:
* **De noodcentrale 112:** Neemt noodoproepen aan, verzamelt relevante informatie (wat is er aan de hand, plaats, aantal slachtoffers, bewustzijnstoestand, gekneld zitten) en kan bij grote incidenten het Medisch Interventieplan (MIP) afkondigen.
* **De interventiediensten:**
* **Ambulance 112:** Bestaat uit twee ambulanciers met een brevet hulpverlener-ambulancier. Ze mogen EHBO toedienen, parameters nemen, spalken en glycemie meten, maar geen invasieve procedures uitvoeren of medicatie toedienen.
* **MUG (Mobiele Urgentie Groep):** Bestaat uit een gespecialiseerde arts en een verpleegkundige met de bijzondere beroepstitel intensieve zorg en spoedgevallenzorg. Een MUG kan bijstand vragen via de noodcentrale 112, en komt ter plaatse bij elke reanimatie.
* **PIT (Paramedisch Interventie Team):** Bestaat uit een hulpverlener-ambulancier en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel. Ze mogen medicatie toedienen via staande orders, ECG's afnemen en infusen plaatsen, inclusief bloedafname.
* **De spoedgevallendiensten van ziekenhuizen:** Deze diensten vangen de patiënten op na transport door de interventiediensten.
#### 4.1.2 Huisartsenwachtposten
Huisartsenwachtposten, vaak naast een ziekenhuis gelegen, bieden voordelen zoals het ontlasten van de spoedgevallendienst van niet-dringende gevallen en het faciliteren van diagnostische diensten. Bij ernstige of levensbedreigende problemen kan de patiënt onmiddellijk worden overgebracht naar de spoedgevallendienst.
#### 4.1.3 Transport naar het ziekenhuis
Transport vindt plaats naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, of naar een erkend traumacentrum voor ernstige trauma's. Tijdskritieke pathologieën (bv. acuut myocardinfarct, CVA) vereisen transport naar een centrum met de nodige gespecialiseerde faciliteiten (bv. cathlab, trombectomie-mogelijkheden).
### 4.2 De spoedgevallendienst
De spoedgevallendienst is uitgerust voor de opvang van diverse spoedgevallen, van patiënten die zelf binnenwandelen tot gespecialiseerde traumazorg.
#### 4.2.1 Infrastructuur van de spoedgevallendienst
Een typische spoedgevallendienst omvat:
* Ingang en wachtzaal
* Triageruimte met apparatuur voor snelle controle van vitale parameters
* Onderzoeks- en behandelruimtes
* Shockrooms of reanimatiekamers voor ernstige/levensbedreigende aandoeningen
* Observatieruimte
* Gipskamers
* Apotheek
* Gesprekslokaal
* Personeelsruimte
* Isolatieruimte
#### 4.2.2 Multidisciplinair team
Het team bestaat uit een medisch diensthoofd, artsen, verpleegkundigen, ambulanciers, administratieve krachten, de sociale dienst, vrijwilligers en onderhoudspersoneel.
#### 4.2.3 Triage
Triage is het proces van onthaal, evaluatie en oriëntatie van patiënten door een verpleegkundige. Het systeem kent urgentiekleuren toe (rood, oranje, geel, blauw) die de wachttijd tot artsenconsultatie bepalen. Het Manchester Triage Systeem en het ESI-triage systeem zijn voorbeelden van gebruikte methodieken. Doelen zijn het verkorten van doorlooptijden, kanaliseren van patiëntenstromen en informeren van patiënten en begeleiders.
#### 4.2.4 Populatie en uitdagingen
De spoedgevallendienst bedient een brede populatie, van baby's tot geriatrische patiënten. Uitdagingen zijn onder meer piekmomenten (weersomstandigheden, feestdagen) en het fenomeen van "granny dumping" (het achterlaten van ouderen).
#### 4.2.5 Veiligheid
Zowel eigen veiligheid als patiëntveiligheid zijn cruciaal. Dit omvat patiëntidentificatie, hygiëne, valpreventie, het omhoog zetten van onrusthekens, en het beschikbaar stellen van een bel. Veiligheidsproblemen zoals agressie, diefstal, vandalisme en ongecontroleerde bezoeken vereisen samenwerking met de politie.
#### 4.2.6 Geriatrische zorgontvanger binnen dringende zorgverlening (GEMS)
GEMS richt zich op de specifieke pathologieën en veranderingen bij ouderen.
* **Complexiteit:** Geriatrische zorg is complex door anatomische en fysiologische veranderingen, polyfarmacie en meervoudige aandoeningen.
* **Ageïsme:** Vooroordelen en discriminatie van ouderen moeten vermeden worden.
* **GEMS diamant:** Bestaat uit Geriatrisch profiel, Environment, Medical assessment, en Social assessment.
* **C-ABCDE benadering:** Houdt rekening met veranderingen in zenuwstelsel (verminderde pijnperceptie, gehoor/visusstoornissen, geheugen), ademhalingsstelsel (verminderde elasticiteit, hoestreflex), cardiovasculair stelsel (atherosclerose, hypertensie), bewegingsapparaat (spieratrofie, osteoporose), gastro-intestinaal stelsel (verhoogd risico op obstipatie, dehydratatie, malnutritie), en urinestelsel (verminderde filterfunctie, prostaathypertrofie).
* **Acties bij opname:** Bed toekennen om decubitus te voorkomen, communicatie verbeteren (prikkelarm, familie betrekken), eten en drinken voorzien, omgeving observeren (temperatuur, veiligheid), medische voorgeschiedenis (dementie vs. delier) en medicatielijst opvragen, en ADL-activiteiten beoordelen.
#### 4.2.7 Traumaopvang
Vallen is een veelvoorkomende oorzaak van oproepen 112 bij ouderen, mede door fysiologische veranderingen.
* **Gevolgen van valincidenten:** Botbreuken (heupfractuur), intracranieel bloedingsgeval (ICB), werveltrauma, ribfracturen, open wonden, drukletsels, elektrolytenstoornissen, dehydratatie en valangst.
* **Oorzaken van valincidenten:** Chronische aandoeningen (anemie, visusdaling, osteoporose, evenwichtsstoornissen, polyfarmacie, hypotensie), acute aandoeningen (syncope, convulsies, CVA, infectie, hypoglycemie), omgevingsfactoren (tapijten, slechte verlichting, gladheid) en intoxicaties.
#### 4.2.8 Cardiovasculaire noodgevallen bij ouderen
Coronair lijden en hartfalen zijn de meest voorkomende oorzaken van morbiditeit en mortaliteit bij ouderen. Risicofactoren zijn onder meer veroudering, roken, hypertensie en hypercholesterolemie.
### 4.3 Advanced Life Support (ALS)
ALS omvat de protocollen voor volwassenen en kinderen in cardiaal arrest of met levensbedreigende aandoeningen.
#### 4.3.1 Basic Life Support (BLS)
BLS begint met het vaststellen van een cardiaal arrest, het verzekeren van de eigen veiligheid, bewustzijnscontrole, oproepen van hulp, en het toepassen van de ABCDE-benadering.
* **Reanimatie (CPR):** Bestaat uit 30 borstcompressies en 2 beademingen.
* **Compressies:** Midden van de borstkas, diepte 5-6 cm, snelheid 100-120/minuut, volledige recoil, wisselen om 2 minuten, geen onderbreking langer dan 5 seconden.
* **Beademing:** 2 beademingen per cyclus, inspiratietijd van 1 seconde, voldoende volume (zichtbare borstkasverheffing).
* **AED:** Gebruikt bij schokbare ritmes (VT/VF) om de overlevingskans te vergroten.
#### 4.3.2 ALS - Volwassenen
ALS protocollen worden toegepast bij schokbare en niet-schokbare ritmes.
* **Schokbare ritmes (Ventrikelfibrillatie (VF) en polsloze Ventrikeltachycardie (polsloze VT)):**
* Defibrillatie is cruciaal om het normale pacemakerweefsel de controle te laten overnemen.
* Medicatie (Adrenaline, Cordarone) wordt toegediend na de derde shock.
* **Niet-schokbare ritmes (Asystolie (AS) en Polsloze Elektrische Activiteit (PEA)):**
* Defibrillatie is niet zinvol.
* Focus ligt op compressies, ventilatie en medicatie (Adrenaline om de 4 minuten).
* **Toegangswegen:** Perifeer IV, centraal IV, en intraossaal (IO) zijn mogelijk.
* **Oorzaken van cardiaal arrest (4 H's en 4 T's):**
* **4 H's:** Hypoxie, Hyperkalemie, Hypovolemie, Hypothermie.
* **4 T's:** Harttamponade, Trombolische processen, Tensiepneumothorax, Toxines.
* **FAST Echo:** Kan gebruikt worden om levensbedreigende thoracale en abdominale letsels op te sporen.
* **Airway (Endotracheale tube):** Plaatsing met capnografie als gouden standaard, gevolgd door ononderbroken compressies en gecontroleerde beademing.
#### 4.3.3 Basic Pediatric Life Support (BPLS)
BPLS geldt voor kinderen onder de 18 jaar zonder tekenen van puberteit.
* **Ademhalingscontrole:** Hoofd in neutrale positie, 5 rescue breaths indien de thorax niet omhoog komt, max. 10 seconden controle.
* **CPR:** 15 thoraxcompressies en 2 beademingen.
* **Compressies:** Midden van de borstkas, diepte 1/3 van de thorax, snelheid 100-120/minuut, volledige recoil.
* **Techniek:** Thaler/duimtechniek voor zuigelingen, 1 of 2 handen voor oudere kinderen.
* **AED bij kinderen:** Gebruik aangepaste elektroden of reducer, vanaf 8 jaar/25 kg als bij volwassenen. Minder zinvol bij kinderen onder 1 jaar.
#### 4.3.4 Pediatric Advanced Life Support (PALS)
* **Formules:** Gewicht (zuigeling: 3kg, 6m: 6kg, 1j: 10kg, >1j: (leeftijd + 4) \* 2).
* **Medicatie:**
* Adrenaline: 0,01 mg/kg.
* Cordarone: 5 mg/kg.
* **Joule:** 4 Joule/kg.
* **Endotracheale tube:** Zuigeling: 3-3,5 mm; 1 jaar: 3,5-4 mm; >2 jaar: (leeftijd/4) + 3,5 mm.
* **Vochtbolus:** 10 ml/kg.
* **EPALS (niet-schokbaar ritme):** Adrenaline 0,01 mg/kg om de 3-5 minuten.
* **EPALS (schokbaar ritme):** Adrenaline na de 3e shock, Cordarone (5 mg/kg) na de 3e en 5e shock.
### 4.4 Traumazorg
De opvang van traumapatiënten vereist een gestructureerde aanpak, vaak binnen een traumacentrum.
#### 4.4.1 Alarmering en traumalevel
Bij een ongeval wordt een traumalevel toegekend. Verpleegkundige coördinatoren ontvangen telefonische overdrachten en bepalen het niveau. Een traumateam wordt opgeroepen en het traumaprotocol geactiveerd.
#### 4.4.2 C-ABCDE benadering bij trauma
Deze benadering focust op levensbedreigende situaties:
* **C:** Catastrofale bloedingen behandelen (drukverband, wound packing, tourniquet). Bekkengordel kan toegepast worden bij bekkenfracturen.
* **A:** Luchtwegbeveiliging.
* **B:** Ademhaling.
* **C:** Circulatie.
* **D:** Neurologisch onderzoek (BEFAST-test).
* **E:** Verder onderzoek en behandeling.
#### 4.4.3 Medicamenteuze behandeling en transfusie
* **Tranexaminezuur:** Voorkomt oplossen van bloedstolsels, toegediend bij volwassenen >12 jaar.
* **Permissieve hypotensie:** Handhaven van een lage bloeddruk (systolisch 80-100 mmHg) tot de bloeding onder controle is, behalve bij neurotrauma.
* **Massatransfusieprotocol:** Bij volwassenen wordt O-negatief bloed gegeven bij onbekende bloedgroep.
* **Warmte:** Hypothermie remt stolling en bevordert fibrinolyse.
#### 4.4.4 Beeldvorming
* **FAST echo:** Snel opsporen van levensbedreigende thoracale en abdominale letsels.
#### 4.4.5 Zorgtrajecten
Verschillende zorgtrajecten worden gevolgd, afhankelijk van het type letsel:
* **Retrosternale pijn (acut myocardinfarct):** ECG, bloedafname, medicatie (MONA), trombolyse of PCI.
* **Proximale femurfractuur (heupfractuur):** RX bekken, pijnbestrijding, tromboseprofylaxie, ingreep binnen 24u.
* **Polytrauma:** Opvang door traumateam, gestructureerde ABCDE-benadering, wondzorg.
* **CVA (beroerte):** BEFAST-test, CT-hersenen, trombolyse (binnen 4,5u) of trombectomie (binnen 24u).
* **Intoxicaties en agressie:** Vaststellen van ingenomen stof, vitale parameters, antidote toediening (bv. naloxene bij opiaten, flumazenil bij benzodiazepines, N-acetylcysteïne bij paracetamol), en psychosociale ondersteuning.
* **Kritiek ziek kind:** Gestructureerde ABCDE-benadering, aangepaste medicatie en beeldvorming, opvang in IZ/PICU.
* **Sepsis:** Snelle diagnose en behandeling met antibiotica, vochtresuscitatie, en zuurstoftoediening.
#### 4.4.6 Immobilisatietechnieken
* **Gipsverband:** Klassiek gips (met water van 20-23°C) of synthetische spalken. Doel is stabilisatie van fracturen of weke delen letsels.
* **Opbouw:** Katoenen kous, synthetische watten, gipszwachtel.
* **Indicaties:** Distorsies, band-/spierletsels, minder belangrijke breuken, preoperatieve stabilisatie.
* **Complicaties:** Pijn, stuwing (belemmering bloedafvoer), acuut compartimentsyndroom (weefselschade door zuurstoftekort), druknecrose, diep veneuze trombose (DVT), complex regionaal pijnsyndroom (CRPS).
* **Syndactylie verband / Buddy taping:** Vingers worden met elkaar verbonden ter ondersteuning.
* **Dakpanverband:** Twee tenen worden met elkaar verbonden.
---
Dit studieoverzicht biedt een gedetailleerde kijk op de essentiële aspecten van levensondersteuning en traumazorg zoals beschreven in de documentatie. Het is belangrijk om de protocollen en principes te blijven herhalen en oefenen om effectief te kunnen handelen in crisissituaties.
---
# Gipsen en immobilisatie
Gipsen en immobilisatie zijn technieken die worden toegepast om breuken, letsels en ontstekingen te stabiliseren en de genezing te bevorderen. Dit omvat het aanleggen van gipsverbanden en synthetische spalken om een lichaamsdeel onbeweeglijk te maken, wat pijnvermindering en stabilisatie van het letsel ten goede komt.
### 5.1 Technieken voor immobilisatie
#### 5.1.1 Klassiek gipsverband
Klassiek gipsverband wordt vervaardigd uit katoen, synthetische watten en gipszwachtels.
* **Opbouw:**
* **Katoenen kous:** Dit wordt aangelegd zonder plooien en niet te strak, om drukpunten te vermijden.
* **Synthetische watten:** Eén tot twee lagen worden aangelegd voor een goede drukverdeling. Extra lagen worden gebruikt bij uitstekende botdelen om drukletsels te voorkomen.
* **Gipszwachtel of gipsspalk:** Dit vormt de uiteindelijke beschermlaag.
* **Aanleg en uitharding:**
* De verwerkingstijd van het gips in water bedraagt ongeveer 2 minuten.
* Het gips is na 4 tot 5 minuten uitgehard.
* De uiteindelijke sterkte wordt bereikt na 24 uur, wanneer al het water is verdampt.
* De watertemperatuur voor het gips dient tussen de 20 en 23 graden Celsius te liggen.
* **Voordelen:**
* Vlotte aanbrenging.
* Gemakkelijker bij aanbrengen van correcties.
* Goedkoop in aanschaf.
* **Nadelen:**
* Zwaar van gewicht.
* Beperkt de beweging, wat het risico op diep veneuze trombose (DVT) kan verhogen.
#### 5.1.2 Kant-en-klare synthetische spalken
Synthetische spalken zijn een alternatief voor klassiek gips.
#### 5.1.3 Circulair gips
Een circulair gipsverband is een gesloten gipsverband dat gedurende enkele weken gedragen kan worden.
#### 5.1.4 Buddy taping
Bij buddy taping worden de vingers met elkaar verbonden met tape. De geblesseerde vinger wordt gespalkt met de naastgelegen vinger. Een compressie wordt tussen de vingers geplaatst om drukletsel en smetten te voorkomen. Indien er een kloppend gevoel optreedt, kan de tape te strak zitten.
#### 5.1.5 Dakpanverband
Bij een dakpanverband worden twee tenen met elkaar verbonden, bij voorkeur met een elastische, smalle tapestrip. De gezonde teen spalkt hierbij de aangedane teen.
### 5.2 Indicaties voor gipsen en immobilisatie
* **Stabilisatie van fracturen:** Cruciaal voor genezing en pijnvermindering.
* **Behandeling van distorsies, band- of spierletsels:** Biedt ondersteuning en bevordert herstel.
* **Behandeling van minder belangrijke breuken, barsten of fissuren:** Wanneer het risico op secundaire verplaatsing minimaal is.
* **Preoperatieve voorbereiding:** Om een breuk te stabiliseren en comfort en pijnstilling te bieden voorafgaand aan een ingreep.
* **Comfort en pijnstilling:** Na een week kan, wanneer de zwelling is afgenomen, een comfortabeler gesloten gips worden aangelegd.
### 5.3 Complicaties na het aanleggen van een gipsverband
#### 5.3.1 Pijn
* **Oorzaken:** Kneuzingen na een trauma, onvoldoende pijnstilling, verkeerde positionering, stuwing of druknecrose.
* **Symptomen:** Pijn (te evalueren met de VAS-schaal), blaarvorming, stuwing.
* **Behandeling:** Pijnstilling volgens voorschrift.
#### 5.3.2 Stuwing
* **Oorzaak:** Belemmering van de natuurlijke bloedterugvloei door een te strak aangelegd gips of zwelling.
* **Symptomen:** Zwelling distaal van het gips, pijn, tintelingen, doof gevoel, cyanose, vertraagde capillaire vulling, beperkte bewegelijkheid van de extremiteit.
* **Controle:** Vergelijken van kleur, zwelling en capillaire vulling met de tegenovergestelde zijde.
* **Behandeling:** Hoogstand van het ledemaat, ijsapplicatie, doorsnijden van het gips.
#### 5.3.3 Acuut compartiment syndroom (ACS)
* **Oorzaak:** Onherstelbare weefselschade door zuurstoftekort in de spieren, veroorzaakt door een te strak gips of een stijging van de inhoud van het compartiment door bloeding of oedeem.
* **Symptomen:** Zeer hevige pijn, zwelling, drukpijnlijke spieren.
* **Controle:** Drukmeting in het compartiment. Een druk van 30 mmHg is alarmerend, > 40 mmHg wijst op ACS.
* **Behandeling:** Verwijderen van het zwachtel, maximaal spreiden van het gips, controle van circulatie en gevoeligheid, arts verwittigen. Mogelijk faciotomie bij positieve drukmeting.
#### 5.3.4 Druknecrose
* **Oorzaak:** Te strak zittend gips dat de capillaire refill belemmert, of een vreemd voorwerp dat in het gips glijdt.
* **Symptomen:** Pijn en branderig gevoel (eerste 24 uur), nadien gevoelloosheid met necrose.
* **Controle:** Onderzoek bij klachten.
* **Behandeling:** Gips klieven, drukplaats uitzagen, gips verwijderen.
#### 5.3.5 Diep veneuze trombose (DVT)
* **Oorzaak:** Uitval van de pompfunctie van de kuitspieren door immobilisatie.
* **Symptomen:** Pijn en drukpijn in het onderbeen, bij passieve rek van de kuitspier, warmere kuit, soms roodheid en zwelling.
* **Controle:** Bevestiging door duplex angiografie.
* **Preventie:** Fraxiparine of clexane.
#### 5.3.6 Complex regionaal pijnsyndroom (CRPS)
* **Oorzaak:** Vaak geen duidelijke oorzaak.
* **Symptomen:** Pijn waarvan de ernst of aard niet overeenkomt met het letsel, persisterende pijnklachten.
* **Behandeling:** Actief oefenen binnen de pijngrens, vermijden van pijnuitlokkende factoren.
### 5.4 Preventie van complicaties
* **Polstering:** Voldoende polstering aanbrengen om drukpunten te voorkomen.
* **Regelmatige controles:** Controleren op symptomen van stuwing, druknecrose en ACS.
* **Hoogstand:** Het ledemaat hoog houden om zwelling te verminderen.
* **IJsapplicatie:** Kan helpen bij zwelling en pijn.
* **Antitromboseprofylaxie:** Gebruik van medicatie zoals fraxiparine of clexane om DVT te voorkomen.
* **Patiënteneducatie:** Informeren van de patiënt over de signalen van complicaties.
* **Timing van ingrepen:** Het uitvoeren van chirurgische ingrepen binnen een optimale tijdsframe (bv. binnen 24 uur na aanmelding bij een femurfractuur).
### 5.5 Gipskeuze en aanleg
De keuze van het immobilisatiemateriaal (klassiek gips of synthetische spalk) hangt af van het specifieke letsel, de noodzaak tot correctie, de duur van de immobilisatie en de voorkeur van de patiënt en de behandelaar. Een goede aanleg met aandacht voor polstering, drukverdeling en uitharding is essentieel om complicaties te voorkomen.
### 5.6 Gipsverbanden in specifieke contexten
#### 5.6.1 Sy syndactylie verband
Dit is een vorm van buddy taping waarbij vingers aan elkaar worden verbonden.
#### 5.6.2 Dakpanverband
Dit is een verband waarbij tenen aan elkaar worden verbonden om de aangedane teen te ondersteunen.
#### 5.6.3 Huidtractie
Huidtractie wordt niet meer aanbevolen omdat het geen beter effect heeft op pijn of fractuurgenezing dan geen tractie.
#### 5.6.4 Bekkengordel
Bij bekkenfracturen kan een bekkengordel worden toegepast om de bloeding te verminderen door het bekkenvolume te verkleinen.
#### 5.6.5 Permissieve hypotensie
Dit principe, toegepast bij ernstige bloedingen, houdt in dat de bloeddruk bewust op een lager niveau wordt gehouden (bv. systolische druk tussen 80-100 mmHg) om de bloeding te beperken, met uitzondering van ernstig neurotrauma.
#### 5.6.6 Massa transfusieprotocol
Bij massaal bloedverlies kan een massa transfusieprotocol worden gestart, waarbij bloedproducten en vloeistoffen worden toegediend. Bij een onbekende bloedgroep wordt O negatief bloed toegediend.
> **Tip:** Bij het aanleggen van gips is het cruciaal om de patiënt te informeren over de duur van de uitharding en mogelijke symptomen van complicaties.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een distale radiusfractuur krijgt een circulair gips. De verpleegkundige controleert na aanleg de capillaire vulling van de vingers, de kleur en de gevoeligheid.
---
**Belangrijke overwegingen bij gipsen en immobilisatie:**
* **Patiëntveiligheid:** Identificatie, hygiëne, valpreventie en privacy zijn van groot belang.
* **Geriaatrische patiënten:** Ouderen hebben een verhoogd risico op complicaties zoals decubitus, immobilisatie-gerelateerde problemen en atypische presentatie van symptomen. Goede observatie en preventieve maatregelen zijn essentieel.
* **Wondzorg:** Traumatische wondzorg vereist onmiddellijke aandacht voor bloedingen en correcte wondverzorging, inclusief een vochtig wondmilieu.
---
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Spoedgevallenzorg | De afdeling binnen een ziekenhuis die zich bezighoudt met de spoedeisende medische hulpverlening aan patiënten met acute aandoeningen of verwondingen. |
| Dringende Geneeskundige Hulpverlening (DGH) | Een georganiseerd systeem in België dat zorgt voor permanente snelle medische hulp aan alle zieken en gewonden die dringende medische zorg nodig hebben. |
| Noodcentrale 112 | Het centrale punt dat noodoproepen aanneemt, relevante informatie verzamelt en interventiediensten coördineert voor dringende medische situaties. |
| Ambulance 112 | Een voertuig dat bemand wordt door minimaal twee ambulanciers met brevet hulpverlener ambulancier, en dat basale eerste hulp, metingen en stabilisatie kan uitvoeren. |
| MUG (Mobiele Urgentie Oproep) | Een gespecialiseerd team bestaande uit een arts en een verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel, dat ter plaatse dringende medische hulp verleent bij kritieke patiënten. |
| PIT (Paramedisch Interventie Team) | Een team bestaande uit een hulpverlener ambulancier en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel, die geavanceerdere paramedische zorg kunnen verlenen, inclusief medicatietoediening via staande orders. |
| Triage | Het proces waarbij patiënten op de spoedgevallendienst worden geëvalueerd en geclassificeerd op basis van hun urgentiegraad, om de volgorde van zorg te bepalen. |
| Urgentiekleur | Een kleurcode die wordt toegekend tijdens de triage om de ernst van de toestand van de patiënt aan te geven en de verwachte wachttijd voor medische consultatie te bepalen. |
| GEMS (Geriatrische Zorgontvanger binnen Dringende Zorgverlening) | Een methodiek die zich richt op de specifieke pathologieën en veranderingen bij ouderen binnen de spoedgevallenzorg, rekening houdend met hun complexe zorgbehoeften. |
| Ageïsme | Stereotypering en discriminatie van ouderen, wat kan leiden tot onjuiste aannames over hun capaciteiten en behoeften in de zorgverlening. |
| C-ABCDE | Een gestandaardiseerde benadering voor de initiële beoordeling en stabilisatie van patiënten, waarbij de luchtweg (A), ademhaling (B), circulatie (C), neurologische status (D) en blootstelling/omgeving (E) worden geëvalueerd. |
| BLS (Basic Life Support) | De basisprincipes en technieken voor het verlenen van levensreddende hulp aan personen met een ademhalings- of hartstilstand, inclusief reanimatie. |
| CPR (Cardiopulmonaire Reanimatie) | Een levensreddende procedure waarbij borstcompressies en kunstmatige beademingen worden toegepast om de circulatie en zuurstoftoevoer te handhaven bij een hartstilstand. |
| ALS (Advanced Life Support) | Geavanceerde medische technieken en protocollen die worden toegepast bij patiënten met een levensbedreigende aandoening, zoals een hartstilstand, en die verder gaan dan basale levensondersteuning. |
| AED (Automatische Externe Defibrillator) | Een draagbaar apparaat dat een elektrische schok toedient om een abnormaal hartritme te corrigeren, vaak gebruikt bij reanimaties. |
| Cardiaal arrest | Een plotselinge onderbreking van de hartfunctie, waarbij het hart niet langer effectief bloed rondpompt. |
| Ventrikelfibrillatie (VF) | Een chaotische elektrische activiteit van de ventrikels van het hart, die leidt tot een ineffectieve pompfunctie en een snelle noodzaak tot defibrillatie. |
| Polsloze Ventrikeltachycardie (polsloze VT) | Een snelle hartslag waarbij de ventrikels te snel samentrekken om effectief bloed te kunnen rondpompen, resulterend in het ontbreken van een pols. |
| Asystolie | Het volledig ontbreken van elektrische activiteit in het hart, wat zichtbaar is als een vlakke lijn op het ECG en geen schokbare ritme is. |
| Polsloze Elektrische Activiteit (PEA) | Een ritme dat op het ECG lijkt op een normaal of bijna normaal hartritme, maar waarbij geen pols voelbaar is, wat wijst op een probleem met de pompfunctie van het hart. |
| Compartimentsyndroom | Een ernstige aandoening waarbij verhoogde druk binnen een gesloten spiercompartiment de bloedtoevoer belemmert, wat leidt tot weefselschade. |
| Diep Veneuze Trombose (DVT) | De vorming van een bloedstolsel in een diepe ader, meestal in de benen, vaak geassocieerd met immobilisatie. |
| Complex Regionaal Pijnsyndroom (CRPS) | Een chronische pijnaandoening die na een letsel optreedt, gekenmerkt door hevige, aanhoudende pijn die niet in verhouding staat tot het oorspronkelijke letsel. |
| Zorgtraject | Een gestructureerd plan dat de patiënt doorloopt tijdens de zorgverlening, van aanmelding tot nazorg, met duidelijke stappen en betrokken disciplines. |
| Retrosternale pijn | Pijn achter het borstbeen, vaak beschreven als drukkend of beklemmend, die kan duiden op hartproblemen zoals angina pectoris of een acuut myocardinfarct. |
| STEMI (ST-Elevatie Myocardinfarct) | Een type hartinfarct gekenmerkt door een specifieke verandering (ST-elevatie) op het elektrocardiogram (ECG), wat duidt op een acute en volledige blokkade van een kransslagader. |
| Proximale femurfractuur | Een breuk in het bovenste deel van het dijbeen, veelvoorkomend bij ouderen, die vaak immobilisatie en chirurgische ingrepen vereist. |
| Cerebrovasculair Accident (CVA) | Een beroerte, veroorzaakt door een onderbreking van de bloedtoevoer naar de hersenen door een bloeding of een bloedstolsel. |
| BEFAST | Een acroniem dat wordt gebruikt om snel de symptomen van een beroerte te herkennen: Balans, Ogen, Gezicht, Armen, Spraak, Tijd. |
| Trombolyse | Een behandeling waarbij medicijnen worden toegediend om bloedstolsels op te lossen, gebruikt bij aandoeningen zoals een acuut myocardinfarct of een beroerte. |
| Trombectomie | Een procedure waarbij een bloedstolsel mechanisch wordt verwijderd uit een bloedvat, vaak toegepast bij een beroerte. |
| Intoxicatie | Vergiftiging door inname van schadelijke stoffen, zoals medicijnen, alcohol of drugs. |
| Agressie | Een gedrag dat gericht is op het toebrengen van schade aan personen of eigendommen, veelvoorkomend op de spoedgevallendienst. |
| Sepsis | Een levensbedreigende orgaanstoornis veroorzaakt door een ontregelde reactie van het lichaam op een infectie. |
| Septische shock | Een ernstige vorm van sepsis waarbij de bloeddruk gevaarlijk laag daalt, ondanks adequate vochttoediening, wat leidt tot orgaanfalen. |
| Gipsverband | Een omhulsel van gips of kunststof dat wordt aangelegd rond een gebroken of geblesseerd lichaamsdeel om immobilisatie te bewerkstelligen en genezing te bevorderen. |
| Compartimentsyndroom | Zie "Acuut compartiment syndroom". |
| DVT (Diep Veneuze Trombose) | Zie "Diep Veneuze Trombose". |
| CRPS (Complex Regionaal Pijnsyndroom) | Zie "Complex Regionaal Pijnsyndroom". |
| Syndactylie verband | Techniek waarbij vingers aan elkaar worden verbonden met tape om ondersteuning te bieden aan een geblesseerde vinger. |
| Buddy taping | Synoniem voor syndactylie verband. |
| Dakpanverband | Een verband waarbij twee tenen aan elkaar worden verbonden om een geblesseerde teen te ondersteunen. |