Cover
Börja nu gratis Hfdstk: Health beliefs, motivation and behaviour.pdf
Summary
# Gezondheidsovertuigingen en hun invloed op gedrag
Dit onderwerp onderzoekt de rol van individuele overtuigingen en percepties bij het bepalen van gezondheidsgedrag, inclusief de invloed van modellen zoals het Health Belief Model en de Protection Motivation Theory [1](#page=1).
## 1.1 Introductie tot gezondheidsgedrag
Ongezond gedrag, zoals fysieke inactiviteit, slechte voeding, roken en excessief alcoholgebruik, wordt geassocieerd met verhoogde risico's op vroegtijdige dood, ziekte en invaliditeit. Om individuen aan te moedigen en te ondersteunen bij het vertonen van gezondheidsbevorderend gedrag, is het cruciaal om eerst de factoren te begrijpen die dit gedrag bepalen. Modificeerbare sociaal-cognitieve variabelen spelen een sleutelrol bij de adoptie en instandhouding van gezondheidsbevorderende gedragingen. Sociaal-cognitieve factoren omvatten de houding, percepties en overtuigingen van een individu met betrekking tot hun sociale omgeving, hun gezondheid en hun gezondheidsgedrag [1](#page=1).
## 1.2 Het Health Belief Model (HBM)
Het Health Belief Model (HBM; Rosenstock, 1974) was het eerste model dat het belang van individuele attitudes en overtuigingen over gezondheidsgedrag voor het bepalen van toekomstig gezondheidsgedrag benadrukte. Er zijn vier sleutelfactoren in het HBM die beïnvloeden of een individu gezondheidsbevorderende actie zal ondernemen [1](#page=1):
1. **Perceived susceptibility** (ervaren vatbaarheid): de kans dat iemand een bepaalde ziekte of aandoening oploopt [1](#page=1).
2. **Perceived severity** (ervaren ernst): de ernst van de ziekte/aandoening in termen van de implicaties die het individu gelooft dat het zal hebben op zijn leven (bijv. dood, invaliditeit, beroep en gezinsleven) [1](#page=1).
3. **Perceived benefits of taking action** (ervaren voordelen van actie ondernemen): de verwachte positieve uitkomsten van het ondernemen van een gezondheidsgerelateerde actie [1](#page=1).
4. **Perceived barriers to taking action** (ervaren barrières voor het ondernemen van actie): de mogelijke negatieve aspecten die geassocieerd worden met het ondernemen van een bepaalde actie, zoals het onaangenaam, pijnlijk, ongemakkelijk of duur zijn [1](#page=1).
Gezondheidsbevorderend gedrag wordt geïnitieerd wanneer een individu 'cues to action' ervaart, wat interne of externe gebeurtenissen zijn die het proces in gang zetten [1](#page=1).
> **Tip:** Het HBM is toegepast om diverse gezondheidsgedragingen te verklaren, zoals lichaamsbeweging, roken en therapietrouw [1](#page=1).
In de oorspronkelijke vorm bevatte het HBM echter geen constructen om het motivatieniveau/intentie om te handelen en zelfeffectiviteit (vertrouwen in het eigen vermogen om actie te ondernemen) te vangen. Deze zijn echter krachtige indicatoren van gezondheidsacties [1](#page=1).
## 1.3 De Protection Motivation Theory (PMT)
In de jaren zeventig ontstond de Protection Motivation Theory (PMT; Rogers, 1975) als een theoretisch model gebaseerd op het HBM, maar met een focus op motivatie. Volgens de PMT is beschermingsmotivatie, de motivatie of intentie van een individu om te handelen, de proximale determinant van gezondheidsgerelateerd gedrag. Deze wordt beïnvloed door twee belangrijke cognitieve beoordelingen [1](#page=1):
1. **Threat appraisal** (dreigingsbeoordeling): de beoordeling door het individu van een potentiële dreiging, bepaald door de ervaren kwetsbaarheid en de ervaren ernst van de dreiging (vergelijkbaar met het HBM) [1](#page=1).
2. **Coping appraisal** (copingbeoordeling): de beoordeling door het individu van hoe effectief een reactie is in het verminderen van de dreiging (respons-efficacy) en het vertrouwen dat ze hebben in hun vermogen om deze specifieke reactie uit te voeren (zelfeffectiviteit) [1](#page=1).
De PMT, inclusief de constructen motivatie en zelfeffectiviteit, wordt beschouwd als een geavanceerd theoretisch model dat de factoren beschrijft die de gezondheidsbevorderende gedragingen van een individu beïnvloeden. Het model gaat ervan uit dat wanneer de motivatie van een individu hoog is, dit leidt tot corresponderend gedrag. Echter, bewijs toont aan dat ondanks goede intenties, mensen vaak falen om hun intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag, wat bekend staat als de 'intention-behaviour gap' [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Callum, een verzorger, weigert een griepprik. Hij erkent zijn vatbaarheid vanwege contact met ouderen (perceived vulnerability), maar gelooft dat griep niet ernstig is (perceived severity) en dat de vaccinatie niet effectief is (response efficacy). Hij vreest ook negatieve bijwerkingen (response costs). Door informatie te krijgen over de ernst van griep voor kwetsbare patiënten en de effectiviteit van vaccins, heroverweegt hij en plant hij een afspraak [2](#page=2).
## 1.4 Het Health Action Process Approach (HAPA) model
Recent is er een onderscheid gemaakt tussen de motivationele en volitionele (wilskrachtige) fasen die betrokken zijn bij gedragsverandering op het gebied van gezondheid. Het Health Action Process Approach (HAPA) model (Schwarzer, 1992) stelt dat gedragsverandering een proces is waarbij individuen door motivationele en volitionele fasen gaan die op iemands intentie inwerken. Specifieke cognitieve processen zijn belangrijk tijdens de motivationele fase: risicobewustzijn (ervaren ernst en vatbaarheid van de dreiging), uitkomstverwachtingen (ervaren consequenties van de dreiging) en zelfeffectiviteit (vertrouwen in het eigen vermogen om gedragsverandering te initiëren). Zodra individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd om te handelen, gaan ze over naar de volitionele fase waar processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit helpen om intenties om te zetten in gedrag. Zelfeffectiviteit in deze fase is nodig voor het handhaven van het nieuw aangenomen gedrag en voor herstel na terugvallen [2](#page=2).
## 1.5 De nuttigheid van sociaal-cognitieve modellen in de praktijk
Interventies die gebruik maken van sociaal-cognitieve modellen zijn effectief gebleken in het veranderen van cognities en motivatie, maar minder effectief in het veranderen van daadwerkelijk gedrag. Literatuuroverzichten tonen aan dat interventies gebaseerd op theoretische modellen die rekening houden met de motivationele en volitionele fasen van gedragsverandering (bijv. het HAPA-model) effectiever zijn in het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. De belangrijkste kracht van het HAPA-model is de opname van specifieke strategieën die gebruikt kunnen worden om gedragsverandering in de praktijk te stimuleren [2](#page=2).
Theoretische modellen van gedrag zijn belangrijk bij het ontwerpen van interventies om gezondheidsgedrag te veranderen, omdat ze de veronderstelde causale determinanten van gedrag vertegenwoordigen en informatie bieden over de te richten mechanismen van gedrag. Empirische tests hebben geconcludeerd dat sommige oudere modellen, zoals het HBM en de Theory of Planned Behaviour, niet langer als state-of-the-art worden beschouwd [2](#page=2).
### 1.5.1 Kernpunten
* Het begrijpen van iemands overtuigingen en cognities over gezondheidsgedrag kan helpen om zijn of haar gezondheidsgedrag te veranderen [2](#page=2).
* Motivatie en zelfeffectiviteit zijn belangrijke variabelen om te richten om een individu aan te moedigen zijn of haar gedrag te veranderen, maar zijn vaak niet voldoende. Volitionele processen spelen een cruciale rol bij het omzetten van intenties in actie [2](#page=2).
* Het ontwerp van interventies moet worden geïnformeerd door up-to-date en empirisch ondersteunde gedragstheorieën [2](#page=2).
---
# De rol van motivatie en zelfeffectiviteit in gedragsverandering
Dit onderwerp onderzoekt hoe motivatie en zelfeffectiviteit essentieel zijn voor gedragsverandering, waarbij ook de beperkingen van eerdere modellen worden belicht [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 Inleiding tot gedragsverandering en sociale-cognitieve modellen
Ongezond gedrag, zoals fysieke inactiviteit, slechte voeding, roken en excessief alcoholgebruik, is geassocieerd met verhoogde risico's op vroegtijdige dood, ziekte en invaliditeit. Om individuen aan te moedigen tot gezond gedrag, is het cruciaal om de bepalende factoren te begrijpen. Modificeerbare sociaal-cognitieve variabelen, waaronder houdingen, percepties en overtuigingen over de sociale omgeving, gezondheid en gezondheidsgedrag, spelen hierbij een sleutelrol. In de loop der jaren zijn er verschillende invloedrijke sociaal-cognitieve modellen ontwikkeld [1](#page=1).
#### 2.1.1 Het Health Belief Model (HBM)
Het Health Belief Model (HBM; Rosenstock, 1974) was het eerste model dat het belang van individuele attitudes en overtuigingen over gezondheidsgedrag voor toekomstig gedrag benadrukte. Het HBM identificeert vier kernfactoren die bepalen of iemand gezondheidsbevorderend gedrag zal vertonen [1](#page=1):
1. **Waargenomen vatbaarheid (perceived susceptibility):** De kans dat men een bepaalde ziekte of aandoening oploopt [1](#page=1).
2. **Waargenomen ernst (perceived severity):** De mate waarin men de implicaties van een ziekte of aandoening voor het eigen leven (bijvoorbeeld dood, invaliditeit, werk of gezinsleven) als ernstig beschouwt [1](#page=1).
3. **Waargenomen voordelen van actie (perceived benefits):** De verwachte positieve uitkomsten van het ondernemen van actie [1](#page=1).
4. **Waargenomen barrières tot actie (perceived barriers):** De verwachte negatieve aspecten van actie, zoals onplezierigheid, pijn, ongemak of kosten [1](#page=1).
Gezondheidsbevorderend gedrag wordt geïnitieerd wanneer er 'cues to action' zijn, wat interne of externe gebeurtenissen zijn die het proces in gang zetten. Het HBM is toegepast op diverse gezondheidsgedragingen, zoals sporten, roken en therapietrouw [1](#page=1).
> **Tip:** Het HBM helpt te begrijpen waarom iemand wel of niet tot actie overgaat door te kijken naar de subjectieve inschatting van risico's en voordelen [1](#page=1).
Echter, in de oorspronkelijke vorm miste het HBM constructen die het niveau van motivatie/intentie tot actie en zelfeffectiviteit (vertrouwen in het eigen vermogen om actie te ondernemen) konden vastleggen, hoewel deze krachtige indicatoren zijn van gezondheidsgedrag [1](#page=1).
#### 2.1.2 De Protection Motivation Theory (PMT)
De Protection Motivation Theory (PMT; Rogers, 1975) is ontwikkeld vanuit het HBM, met een expliciete focus op motivatie. Volgens de PMT is beschermingsmotivatie (motivatie of intentie tot actie) de directe determinant van gezondheidsgerelateerd gedrag. Deze motivatie wordt beïnvloed door twee hoofdtypen van cognitieve taxaties (appraisals) [1](#page=1):
1. **Taxatie van de dreiging (threat appraisal):** Beoordeling van een potentiële dreiging, bepaald door de waargenomen vatbaarheid en de waargenomen ernst van de dreiging [1](#page=1).
2. **Taxatie van de coping (coping appraisal):** Beoordeling van hoe effectief een respons is in het verminderen van de dreiging (respons effectiviteit) en het vertrouwen in het eigen vermogen om die respons uit te voeren (zelfeffectiviteit) [1](#page=1).
De PMT wordt beschouwd als een geavanceerd model omdat het motivatie en zelfeffectiviteit meeneemt. Het model veronderstelt dat hoge motivatie leidt tot corresponderend gedrag. Er is echter bewijs dat aantoont dat mensen hun intenties vaak niet omzetten in daadwerkelijk gedrag; dit fenomeen staat bekend als de 'intention-behaviour gap' [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Callum, een zorgverlener, weigert een griepprik. Hij erkent vatbaar te zijn (persoonlijke vatbaarheid) maar acht griep niet ernstig voor zichzelf (waargenomen ernst). Hoewel hij de afspraak kan regelen (zelfeffectiviteit), wil hij dit niet omdat hij gelooft dat het vaccin niet effectief is (respons effectiviteit) en vreest hij negatieve gevolgen (response costs) [2](#page=2).
#### 2.1.3 De Health Action Process Approach (HAPA)
Recentelijk is er een onderscheid gemaakt tussen de motiverende en de volitionele fase in gedragsverandering. Het Health Action Process Approach (HAPA) model (Schwarzer, 1992) stelt dat gedragsverandering een proces is waarbij individuen door motiverende en volitionele fasen gaan, die de intentie beïnvloeden [2](#page=2).
* **Motiverende fase:** Belangrijke cognitieve processen zijn risicobewustzijn (waargenomen ernst en vatbaarheid), uitkomstverwachtingen (gepercipieerde gevolgen van de dreiging) en zelfeffectiviteit (vertrouwen in het vermogen om gedragsverandering te initiëren) [2](#page=2).
* **Volitionele fase:** Nadat individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd, gaan ze over naar de volitionele fase. Hier spelen processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit een rol bij het omzetten van intenties in gedrag. Zelfeffectiviteit is in deze fase nodig voor het behouden van het nieuwe gedrag en voor herstel na terugval [2](#page=2).
Interventies gebaseerd op sociaal-cognitieve modellen zijn effectief gebleken in het veranderen van cognities en motivatie, maar minder in het veranderen van daadwerkelijk gedrag. Literatuuronderzoek toont aan dat interventies die gebaseerd zijn op theoretische modellen die zowel motiverende als volitionele fasen van gedragsverandering in accounting nemen (zoals het HAPA model), effectiever zijn [2](#page=2).
> **Tip:** Het HAPA model benadrukt het belang van zowel de wil om te veranderen (motivatie) als de vaardigheid om de verandering door te zetten (volitie) [2](#page=2).
### 2.2 Het belang van motivatie en zelfeffectiviteit
Motivatie en zelfeffectiviteit zijn sleutelvariabelen die moeten worden aangepakt om gedragsverandering te stimuleren, maar zijn vaak niet voldoende op zichzelf [2](#page=2).
* **Motivatie:** Verwijst naar de drijfveer of intentie om bepaald gedrag te vertonen. Volgens de PMT is beschermingsmotivatie de directe voorspeller van gezondheidsgedrag [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit:** Is het vertrouwen dat een individu heeft in zijn of haar eigen vermogen om succesvol een bepaald gedrag uit te voeren. Het is een cruciale factor in zowel de initiatie van gedragsverandering als het volhouden ervan [1](#page=1) [2](#page=2).
Theoretische modellen, zoals de HBM en PMT, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van interventies, maar eerdere modellen zoals de HBM en de Theory of Planned Behaviour worden als verouderd beschouwd omdat ze de 'intention-behaviour gap' onvoldoende adresseren [2](#page=2).
### 2.3 De utility van sociaal-cognitieve modellen in de praktijk
Theoretische modellen zijn essentieel voor het ontwerpen van interventies, omdat ze de hypothetische causale determinanten van gedrag vertegenwoordigen en inzicht geven in de mechanismen die gericht moeten worden aangepakt. Interventies die gebaseerd zijn op deze modellen dragen bij aan een cumulatieve kennisbasis. Hoewel er vooruitgang is geboekt in de theorievorming, geven empirische toetsen aan dat sommige modellen niet meer 'state of the art' zijn. Interventies die rekening houden met zowel motiverende als volitionele fasen, zoals het HAPA model, zijn effectiever voor het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. Het HAPA model biedt specifieke strategieën die in de praktijk gebruikt kunnen worden om gedragsverandering te bevorderen [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Om Callum te overtuigen van de griepprik, werd de waargenomen ernst van griep vergroot (bv. benadrukken van risico's voor ouderen) en de effectiviteit van de vaccinatie (bewijs tegen mythen over neveneffecten). Dit leidde tot een her-evaluatie en de beslissing om een afspraak te maken [2](#page=2).
### 2.4 Conclusie
Het begrijpen van iemands overtuigingen en cognities over gezondheidsgedrag kan helpen bij het beïnvloeden van dat gedrag. Motivatie en zelfeffectiviteit zijn belangrijke variabelen voor gedragsverandering, maar vaak niet voldoende; volitionele processen spelen een cruciale rol bij het omzetten van intenties in actie. Het ontwerp van interventies moet gebaseerd zijn op actuele en empirisch ondersteunde gedragstheorieën [2](#page=2).
---
# Het Health Action Process Approach (HAPA) model
Het Health Action Process Approach (HAPA) model beschrijft gedragsverandering als een proces met een motivationele en een volitionele fase, waarbij intenties worden omgezet in actie door middel van planning en zelfregulatie [2](#page=2).
### 3.1 De fasen van gedragsverandering binnen HAPA
Het HAPA model onderscheidt twee belangrijke fasen in het proces van gedragsverandering [2](#page=2):
#### 3.1.1 De motivationele fase
In deze fase worden specifieke cognitieve processen gemobiliseerd die leiden tot de vorming van een intentie om gedrag te veranderen. De belangrijkste componenten van de motivationele fase zijn [2](#page=2):
* **Risicobewustzijn (Risk awareness)**: Dit omvat de perceptie van kwetsbaarheid voor een bedreiging (perceived susceptibility) en de overtuiging van de ernst van de dreiging (perceived severity) [2](#page=2).
* **Resultaatverwachtingen (Outcome expectancies)**: Dit verwijst naar de perceptie van de consequenties van een bedreiging of van het uit te voeren gedrag [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit (Self-efficacy)**: Dit is het vertrouwen in het eigen vermogen om het beoogde gedrag te initiëren en uit te voeren [2](#page=2).
#### 3.1.2 De volitionele fase
Nadat individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd, gaan ze over naar de volitionele fase. In deze fase worden processen zoals planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit ingezet om intenties daadwerkelijk om te zetten in gedrag [2](#page=2).
* **Planning**: Het HAPA model benadrukt zowel actieplanning (action planning) als copingplanning (coping planning) [2](#page=2).
* **Actieplanning**: Betreft het concrete uitwerken van de stappen die nodig zijn om het gedrag uit te voeren.
* **Copingplanning**: Betreft het anticiperen op mogelijke obstakels en het ontwikkelen van strategieën om deze te overwinnen.
* **Zelfeffectiviteit in de volitionele fase**: In deze fase is zelfeffectiviteit cruciaal voor het volhouden van het nieuw aangenomen gedrag en voor het herstellen van terugval (recovery from relapses) [2](#page=2).
> **Tip:** De effectiviteit van interventies is groter wanneer deze niet alleen de motivationele fase aanspreken, maar ook de volitionele processen ondersteunen, zoals geadviseerd wordt door het HAPA model [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Callum, een verzorger, weigert aanvankelijk een griepvaccinatie omdat hij zichzelf wel vatbaar acht (kwetsbaarheid), maar de griep niet ernstig vindt (ernst). Hij gelooft ook niet dat het vaccin werkt (resultaatverwachting over het vaccin) en heeft angst voor bijwerkingen (negatieve resultaatverwachtingen). Nadat hij informatie ontvangt die de ernst van griep en de effectiviteit van het vaccin benadrukt, en de mythes over bijwerkingen ontkracht, re-evalueert hij en maakt hij een afspraak. Dit illustreert de verschuiving van een gebrek aan motivatie naar het nemen van actie, mede door de correctie van zijn overtuigingen [2](#page=2).
### 3.2 Het belang van theoretische modellen in gedragsverandering
Het gebruik van theoretische modellen, zoals het HAPA model, is essentieel bij het ontwerpen van interventies voor gedragsverandering. Deze modellen helpen de onderliggende determinanten van gedrag te begrijpen en bieden handvatten voor de te targeten mechanismen. Interventies gebaseerd op modellen die zowel motivationele als volitionele fasen van gedragsverandering omvatten, zoals het HAPA model, zijn over het algemeen effectiever in het realiseren van daadwerkelijke gedragsverandering dan modellen die zich uitsluitend richten op motivatie. De sleutelsterkte van het HAPA model ligt in de integratie van specifieke strategieën die in de praktijk gebruikt kunnen worden om gedragsverandering te stimuleren [2](#page=2).
---
# De praktische toepassing van sociaal-cognitieve modellen voor gedragsverandering
Dit onderwerp bespreekt de nuttigheid van theoretische modellen bij het ontwerpen van interventies om gezondheidsgedrag te veranderen en de noodzaak om up-to-date, empirisch ondersteunde theorieën te gebruiken [2](#page=2).
### 4.1 Het nut van sociaal-cognitieve modellen bij gedragsverandering
Theoretische modellen van gedrag zijn essentieel bij het ontwerpen van interventies om gezondheidsgedrag te veranderen. Deze modellen vertegenwoordigen de veronderstelde causale determinanten van gedrag en bieden informatie over de mechanismen die gericht moeten worden aangepakt. Interventies die gebruik maken van theoretische modellen dragen bij aan een cumulatieve kennisbasis. Hoewel veel modellen gericht op gezondheidsovertuigingen en motivatie zijn ontwikkeld om gezondheidsgerelateerd gedrag te begrijpen, voorspellen en veranderen, zijn sommige verouderd geraakt. Empirische toetsen hebben aangetoond dat modellen zoals de Health Belief Model (HBM) en de Theory of Planned Behaviour niet langer state-of-the-art zijn, wat wijst op vooruitgang in de theorievorming [2](#page=2).
### 4.2 De Health Action Process Approach (HAPA)
Er is recentelijk een onderscheid gemaakt tussen motivationele en volitionele fasen die betrokken zijn bij gedragsverandering op het gebied van gezondheid. Het Health Action Process Approach (HAPA) model (Schwarzer, 1992) stelt dat gedragsverandering een proces is waarbij individuen door motivationele en volitionele fasen gaan, die op hun intentie inwerken [2](#page=2).
#### 4.2.1 Motivationele fase
Tijdens de motivationele fase zijn specifieke cognitieve processen belangrijk:
* **Risicobewustzijn:** Dit omvat de waargenomen ernst en vatbaarheid voor een bedreiging [2](#page=2).
* **Uitkomstverwachtingen (outcome expectancies):** Dit verwijst naar de waargenomen gevolgen van de bedreiging [2](#page=2).
* **Zelfeffectiviteit (self-efficacy):** Dit is het vertrouwen van een individu in zijn eigen vermogen om gedragsverandering te initiëren [2](#page=2).
#### 4.2.2 Volitionele fase
Zodra individuen gemotiveerd zijn en een intentie hebben gevormd om actie te ondernemen, gaan ze over naar de volitionele fase. Processen in deze fase, waaronder planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit, helpen bij het omzetten van intenties in gedrag. Zelfeffectiviteit is in deze fase nodig voor het handhaven van het nieuw aangenomen gedrag en voor herstel na terugval [2](#page=2).
#### 4.2.3 De kracht van het HAPA model
Interventies die gebruik maken van sociaal-cognitieve modellen zijn effectief gebleken in het veranderen van cognities en motivatie, maar minder effectief in het veranderen van daadwerkelijk gedrag. Literatuuroverzichten tonen aan dat interventies gebaseerd op theoretische modellen die rekening houden met de motivationele en volitionele fasen van gedragsverandering, zoals het HAPA-model, effectiever zijn in het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. De belangrijkste kracht van het HAPA-model is de opname van specifieke strategieën die kunnen worden gebruikt om gedragsverandering in de praktijk te stimuleren [2](#page=2).
> **Tip:** Het is cruciaal om bij het ontwerpen van gedragsveranderingsinterventies rekening te houden met zowel de motivatie als de wilskracht (volitie) om intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag.
### 4.3 Case study: Callum en de griepprik
Callum, een 37-jarige verzorger van ouderen, weigert een griepvaccinatie. Zijn percepties belemmeren zijn motivatie [2](#page=2):
* **Waargenomen kwetsbaarheid:** Hij erkent vatbaar te zijn voor griep door zijn contact met kwetsbare ouderen [2](#page=2).
* **Waargenomen ernst:** Hij beschouwt griep als een niet-serieuze ziekte omdat hij er snel van herstelt [2](#page=2).
* **Respons-effectiviteit:** Hij gelooft dat het vaccin griep niet voorkomt [2](#page=2).
* **Respons kosten:** Hij vreest negatieve gevolgen van de vaccinatie na het lezen van informatie over complicaties van andere vaccinaties op sociale media [2](#page=2).
Deze percepties leiden tot een gebrek aan beschermingsmotivatie en vermijding van de aanbevolen actie. Na het ontvangen van theoretisch onderbouwde informatie die de waargenomen ernst verhoogt (bv. benadrukken van serieuze implicaties voor oudere patiënten) en bewijsgebaseerde informatie over respons-effectiviteit (bv. weerleggen van mythes over beperkte effectiviteit en ongewenste bijwerkingen), evalueert Callum zijn overtuigingen en plant hij een afspraak voor de vaccinatie [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Callum's geval illustreert hoe verschillende cognities (percepties van kwetsbaarheid, ernst, effectiviteit en kosten) de beschermingsmotivatie beïnvloeden. Interventies kunnen succesvol zijn door deze specifieke cognities aan te pakken.
### 4.4 Kernconcepten voor gedragsverandering
* Het begrijpen van de overtuigingen en cognities van een individu over gezondheidsgedrag kan helpen dit gedrag te veranderen [2](#page=2).
* Motivatie en zelfeffectiviteit zijn belangrijke variabelen om te targeten om een individu te stimuleren zijn gedrag te veranderen, maar zijn vaak niet voldoende. Volitionele processen spelen een cruciale rol bij het omzetten van intenties in actie [2](#page=2).
* Het ontwerp van interventies moet worden geïnformeerd door up-to-date en empirisch ondersteunde theorieën van gedrag [2](#page=2).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gezondheidsgedrag | Gedragingen die gericht zijn op het voorkomen van ziekte en het bevorderen van gezondheid, zoals gezonde voeding, lichaamsbeweging en het vermijden van schadelijke stoffen. |
| Health Belief Model (HBM) | Een theoretisch model dat stelt dat iemands bereidheid om gezondheidsactie te ondernemen wordt beïnvloed door de perceptie van vatbaarheid voor een ziekte, de ernst van de ziekte, de voordelen van actie en de barrières om actie te ondernemen. |
| Perceptie van vatbaarheid | De inschatting van een individu over hoe waarschijnlijk het is dat hij of zij een bepaalde ziekte of aandoening zal oplopen. |
| Perceptie van ernst | De inschatting van een individu over de mogelijke gevolgen van een ziekte of aandoening voor zijn of haar leven, inclusief werk en sociale relaties. |
| Perceptie van voordelen | De inschatting van een individu over de positieve effecten van het ondernemen van gezondheidsacties, zoals het verminderen van risico's of het verbeteren van de gezondheid. |
| Perceptie van barrières | De inschatting van een individu over de obstakels of negatieve aspecten die gepaard gaan met het ondernemen van gezondheidsacties, zoals kosten, pijn of ongemak. |
| Cues to action (Aanzet tot actie) | Interne of externe gebeurtenissen die het proces van gedragsverandering in gang zetten, zoals het ervaren van symptomen of het zien van een publieke gezondheidscampagne. |
| Protection Motivation Theory (PMT) | Een theoretisch model dat, voortbouwend op het HBM, de nadruk legt op beschermingsmotivaties en twee cognitieve beoordelingen: de beoordeling van een dreiging (vatbaarheid en ernst) en de beoordeling van de aanpak (effectiviteit van de respons en zelfeffectiviteit). |
| Zelfeffectiviteit | Het geloof van een individu in zijn of haar eigen vermogen om succesvol een bepaalde gedraging uit te voeren die nodig is om een bepaald doel te bereiken. |
| Health Action Process Approach (HAPA) model | Een model dat gedragsverandering beschouwt als een proces met een motivationele en een volitionele fase, waarbij intenties worden omgezet in gedrag door middel van planning en zelfregulatie. |
| Motivationele fase | De initiële fase van gedragsverandering waarin individuen risicobewustzijn ontwikkelen, de verwachte uitkomsten van een gedrag inschatten en hun zelfeffectiviteit beoordelen. |
| Volitionele fase | De fase van gedragsverandering waarin gemotiveerde individuen hun intenties omzetten in actie door middel van planning, zelfregulatie en zelfeffectiviteit om het gedrag te onderhouden. |
| Intentie-gedragsgat | Het fenomeen waarbij mensen ondanks goede voornemens er niet in slagen om hun intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag. |