Cover
Börja nu gratis Leren werken en redeneren als een VPK cursus samenvatting.docx
Summary
# Principes van patiëntveiligheid en de rol van de verpleegkundige
Patiëntveiligheid is van essentieel maatschappelijk belang en vereist een proactieve en systeemgerichte aanpak, waarbij de verpleegkundige een cruciale rol speelt in het herkennen van risico's en het bevorderen van een veilige zorgcultuur.
## 1. Patiëntveiligheid: maatschappelijke relevantie en definities
### 1.1 Maatschappelijke relevantie
De aandacht voor patiëntveiligheid is wereldwijd toegenomen na het baanbrekende rapport "To err is human" uit 1999, dat wees op het grote aantal vermijdbare sterfgevallen en miljarden euro's aan kosten door fouten in de gezondheidszorg. Hoewel de kwaliteit van de zorg in België hoog is, kan vermijdbare schade aan patiënten nooit getolereerd worden. De complexiteit van de zorg draagt bij aan het risico op fouten, wat de noodzaak van een continue focus op veiligheid onderstreept.
> **Tip:** De paradox van veiligheid in de zorg ligt in de balans tussen de behoefte aan veiligheid en het onvermijdelijke accepteren van risico's.
### 1.2 Definities van veiligheid en gerelateerde termen
**Veiligheid** kan worden omschreven als de mate van afwezigheid van potentiële oorzaken van gevaarlijke situaties of de mate van aanwezigheid van beschermende maatregelen tegen deze oorzaken.
**Patiëntveiligheid** is "het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte lichamelijke en/of psychische schade die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem".
#### 1.2.1 Incidenten, complicaties, adverse events en near misses
* **Incident:** Een onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces die tot schade heeft geleid, had kunnen leiden, of nog zou kunnen leiden.
* **Adverse event:** Een incident waarbij daadwerkelijk schade is opgetreden als gevolg van fouten in het zorgproces.
* **Vermijdbaar adverse event:** Schade door het niet naleven van protocollen of tekortkomingen in het zorgsysteem.
* **Niet-vermijdbaar adverse event:** Schade door een onverwachte reactie van de patiënt.
* **Complicatie:** Een onbedoelde en ongewenste uitkomst van zorgverlening die nadelig is voor de gezondheid van de patiënt en aanpassing van het handelen vereist of onherstelbare schade veroorzaakt.
* **Near miss (bijna-incident):** Een situatie waarbij schade nog voorkomen kon worden.
> **Tip:** Het onderscheid tussen deze termen is cruciaal voor een accurate analyse en het implementeren van effectieve verbetermaatregelen.
### 1.3 Benaderingen tot veilige zorg
Er bestaan twee stromingen om tot veilige zorg te komen:
* **Inspiratie:** Uitgaande van gemotiveerde, intrinsiek gemotiveerde professionals, met nadruk op deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht.
* **Dwang:** Gericht op bestraffing van ongewenst gedrag. Onderzoek toont aan dat gedragsverandering het best wordt bereikt via intrinsieke motivatie.
## 2. Veiligheidsinitiatieven in België en de rol van de verpleegkundige
### 2.1 Evolutie van veiligheidsinitiatieven
België heeft zich gecommitteerd aan het verbeteren van patiëntveiligheid via meerjarige programma's:
* **Eerste meerjarig programma (2007-2012):** Gericht op het reduceren van onbedoelde en vermijdbare schade. Centraal stond de ontwikkeling van een Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en het melden en leren van (bijna-)incidenten.
* **Tweede meerjarig programma (2013-2017):** Voortbouwend op het eerste, met thema's als veiligheidsmanagement, communicatie, patiënt empowerment, hoog-risico medicatie, safe surgery en transmurale zorg.
* **Derde meerjarig programma (2018-2022):** Combineert voortzetting van eerdere activiteiten met specifieke thema's voor de psychiatrische zorg en breidt uit met nieuwe generieke en specifieke thema's, waaronder veilige zorgprocessen (medicatie, somatische zorg, vrijheidsbeperking) en klinisch risicomanagement (auto-agressie, agressie, valincidenten).
Initiatieven strekken zich ook uit buiten het ziekenhuis, naar chronische zorg, ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg.
### 2.2 Gezamenlijke verantwoordelijkheid en de rol van de verpleegkundige
Veilige zorg is een gedeelde verantwoordelijkheid van professionals en managers. Verpleegkundigen spelen een sleutelrol door hun 24/7 aanwezigheid bij patiënten, waardoor zij als eersten signalen van achteruitgang kunnen opvangen, met name bij verpleegsensitieve zorgproblemen. Een 'aanspreekcultuur' en openheid over fouten zijn essentieel voor het leren en verbeteren.
### 2.3 Incidenten en de systeembenadering
Kwaliteitsvolle zorg omvat verschillende dimensies, waaronder veiligheid. Incidenten ontstaan vaak door een complex samenspel van factoren.
* **Person approach:** Focust op individueel onveilig gedrag van zorgverleners (wordt als ontoereikend beschouwd).
* **System approach:** Benadrukt de omstandigheden waarin zorgverleners werken en beschouwt fouten als gevolg van bredere systeemfactoren.
Het **Zwitserse kaas-model van Reason** illustreert dit: een reeks verdedigingslagen (plakjes kaas) met gaten, waarbij een incident ontstaat wanneer de gaten in alle lagen samenvallen. Fouten ontstaan door **actieve fouten** (direct waarneembaar) en **latente gebreken** (sluimerend in het systeem). Het aanpakken van latente gebreken is effectiever.
#### 2.3.1 Veiligheidsmanagementsysteem (VMS)
Een VMS is gericht op het integreren van veiligheid in de dagelijkse praktijk. Essentiële componenten zijn:
* Verantwoordelijkheid van de raad van bestuur.
* Leiderschap en voorbeeldfunctie van managers.
* Open communicatie.
* Bewustzijn en actieve bijdrage van medewerkers, met adequate training.
* Management van derden (leveranciers, etc.).
* Patiëntenparticipatie.
* Prospectieve risico-inventarisatie (PRI).
* Operationele beheersmaatregelen.
* Beheren en beheersen van veranderingen.
* Melden van incidenten en retrospectieve risico-inventarisatie.
* Monitoren van uitkomsten en rapportage.
* Continu verbeteren van zorgverlening.
* Bevorderen van een positieve veiligheidscultuur.
#### 2.3.2 MOTTO-model
Het MOTTO-model (Mens, Organisatie, Techniek, Taak, Omgeving) is een ordeningssysteem binnen de systeembenadering, dat de onderlinge beïnvloeding van deze onderdelen en de externe omgeving op menselijke prestaties benadrukt. Veranderingen in één onderdeel hebben consequenties voor andere en voor de prestatie van de mens.
> **Model:** De Donabedian-structuur, proces, resultaat model is ook relevant voor kwaliteitszorg.
### 2.4 Veilig Incident Melden (VIM) en analyse
VIM is essentieel voor het identificeren van risico's door melding en registratie van (bijna-)incidenten. Historisch werd gewerkt met centrale commissies, maar de trend is naar decentrale incidentanalyse (DIA/DIM) voor snellere en effectievere basisoorzaakanalyse en verbeteracties.
#### 2.4.1 Redenen voor fouten
* **Beperkingen kortetermijngeheugen:** Mensen kunnen minder items onthouden dan vereist wordt in de zorg.
* **Soorten fouten:** Vergissingen, verkeerd inschatten, niet weten, vergeten.
* **Complexere zorg:** Ingewikkelde zorgsystemen, toename dagopnames, technologische vooruitgang, vergrijzende bevolking en sneller herstel thuis vereisen optimale overdracht en vergroten het risico op fouten.
> **Tip:** Meldingen helpen afdelingen inzicht te krijgen in onveilige situaties, wat leidt tot gerichte verbeteringen.
#### 2.4.2 Misverstanden over melden
* Streven naar nul fouten is onrealistisch; het doel is zo weinig mogelijk schade.
* Veel meldingen duiden op een hoge meldingsbereidheid en een goed veiligheidsbewustzijn, niet per se op meer fouten.
* Melden over een ander is gericht op het verbeteren van het proces, niet op het veroordelen van personen.
### 2.5 Analyseren van processen en incidenten
De gezondheidszorg kan leren van andere risicodragende industrieën.
#### 2.5.1 Retrospectieve risicoanalyse (RRA)
Onderzoekt incidenten, bijna-incidenten en onveilige situaties achteraf. Methoden zijn onder meer:
* **SIRE (Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie):** Gebaseerd op root cause analysis om basisoorzaken, barrières en controlemaatregelen te identificeren.
* **PRISMA (Prevention and Recovery Information System for Monitoring and Analysis):** Uit de chemische sector, definieert basisoorzaken op organisatorisch, technisch en menselijk gebied.
* **DAM (Decentrale Analyse Methode):** Geeft inzicht in directe en indirecte oorzaken op decentraal niveau.
#### 2.5.2 Prospectieve risicoanalyse (PRA)
Voorspelt waar risico's zitten in processen om deze proactief te verkleinen of elimineren. Methoden zoals HFMEA en de PRI-methode worden hierbij geïnspireerd.
#### 2.5.3 Verbetermaatregelen
Verbetermaatregelen voegen barrières of vangnetten toe om fouten te voorkomen of schade te beperken. Ze moeten zinvol, pragmatisch en kosteneffectief zijn.
* **Soorten barrières:**
* **Fysieke barrières:** Maak incidenten onmogelijk (bv. technische aanpassingen).
* **Minder sterke barrières:** Maak een fout lastiger (bv. zelfcontrole).
* **Administratieve barrières:** Protocollen, checklists (effectiever indien digitaal en verplicht).
* **Menselijke barrières:** Afhankelijk van uitvoering (bv. dubbelcheck, bijscholing).
> **Tip:** Het toetsen van voorgestelde verbeteringen met het MOTTO-model is raadzaam.
#### 2.5.4 Implementeren van verbeteringen
Implementatie vereist motivatie en begeleiding. De **Cirkel van Deming (PDSA-cyclus: Plan, Do, Study, Act)** borgt continue kwaliteitsverbetering. Organisatorische veranderingen vereisen aandacht voor zowel zichtbare (bovenstroom) als onzichtbare (onderstroom) aspecten en verlopen in fasen (urgentie, loslaten, niet-weten, creatie, nieuw begin). Leiderschap, teamgedragenheid en open communicatie bevorderen verandering.
## 3. Klinisch redeneren en de rol van de verpleegkundige
### 3.1 De klinische redeneercyclus
Dit is een gestructureerd model dat verpleegkundigen helpt bij het systematisch benaderen van patiëntenzorg, met als doel effectieve beslissingen te nemen voor optimale patiëntuitkomsten. De cyclus omvat:
* **Situatieschets van de patiënt:** Eerste indruk (bv. via ISHAPED-tool).
* **Verzamelen van signalen/gegevens:** Grondige gegevensverzameling met tools als de ABCDEF-observatietool (Airway, Breathing, Circulation, Disability, Exposure/Environment, Full set of vital signs/Full information). De **EWS (Early Warning Score)** is hierbij ook van belang.
* **Informatieproces:** Analyseren en interpreteren van gegevens, verbanden leggen, afleiden van hypothesen (bv. met het conceptweb van Toulmin), matchen met ervaring en voorspellen van gevolgen.
* **Identificeren van problemen:** Nauwkeurige identificatie van actuele en potentiële verpleegdiagnoses.
* **Bepalen van doelstellingen:** Bondig, positief, wenselijk en haalbaar formuleren volgens het **SMART-principe**.
* **Ondernemen van actie:** Selecteren van evidence-based interventies (bv. met de 'blote billenbank'-methode: WIE, WAT, WAAR, WANNEER, WAAROM, HOE). **ISBARR** is een tool voor effectieve communicatie.
* **Evalueren:** Kritisch terugkijken op het eigen handelen, de geleverde zorg, doelen, acties en organisatie.
* **Reflecteren:** Leren van het proces en identificeren van mogelijke verbeteringen (bv. met de Cirkel van Korthagen of het 8G-model).
> **Tip:** Het actief toepassen van de klinische redeneercyclus verhoogt de patiëntveiligheid en de kwaliteit van de zorg.
### 3.2 Klinisch redeneren, empathie en afronding van gesprekken
* **Empathie:** Noodzakelijk voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie en effectieve informatie-inwinning.
* **Gedegen afronding van gesprekken:** Essentieel om communicatieproblemen te minimaliseren en afstemming met de patiënt te behouden.
## 4. Beeldvorming van de oudere: demografie, perceptie en zorg
### 4.1 Maatschappelijke relevantie en demografie
De beelden over ouderen beïnvloeden de zorg en het welzijn. België kent een sterke vergrijzing en verzilvering (toename van oudste ouderen), wat leidt tot een veranderende bevolkingsstructuur. Dit brengt uitdagingen met zich mee op het gebied van zorg en economie.
* **Ontgroening:** Dalend geboortecijfer.
* **Vergrijzing:** Toenemend aandeel ouderen (65+).
* **Verzilvering:** Toename aandeel oudste ouderen (80+).
* **Grijze druk / Ouderen afhankelijkheidsratio (OAR):** Verhouding tussen 65-plussers en 15-64-jarigen.
De vergrijzing leidt tot meer chronische ziekten en multimorbiditeit.
### 4.2 Diversiteit binnen de oudere populatie
De groep ouderen is zeer divers qua smaak, levensgeschiedenis, afkomst, karakter en gezondheidstoestand. De meeste ouderen wonen zelfstandig thuis. Er is diversiteit op vlak van:
* **Generaties:** Vooroorlogse generatie, stille generatie, protestgeneratie (babyboomers).
* **Gezondheid:** Vitaal/actief, pregeriatrisch, geriatrisch, psychogeriatrisch.
* **Afkomst:** Ouderen met een migratieachtergrond.
### 4.3 Beeldvorming over ouderen: begrippenkader en effecten
* **Beeldvorming:** Mentale voorstellingen die attitudes bepalen.
* **Stereotypen:** Versimpelde, veralgemeende beelden.
* **Stigmatisering:** Uitermate negatief beeld dat tot discriminatie kan leiden.
* **Ageism:** Leeftijdsdiscriminatie.
Deze beelden ontstaan door gebrek aan sociaal contact, framing door media, maatschappelijke groepsvorming, gebrek aan informatie en gerontofobie (angst voor ouder worden).
### 4.4 Theorieën over zorg aan ouderen
Verschillende theorieën, zoals het deficitmodel, disengagement-theorie, rust-roestmodel en competentieprofiel, hebben de aanpassing aan ouderdom verklaard. Hedendaagse benaderingen focussen op **Healthy Ageing** en persoonsgerichte zorg.
### 4.5 Beeldvorming over ouderen bij zorgverleners
Zorgverleners kunnen negatieve beelden hebben over ouderen, mede door hun focus op zorgbehoevende patiënten. **Professioneel ageism** kan leiden tot onder- of overbehandeling, betutteling en het gebruik van 'elderspeak'.
### 4.6 Het zelfbeeld van ouderen
Het maatschappelijk beeld beïnvloedt het zelfbeeld, maar veel ouderen ervaren positief welzijn en eigenwaarde. Het zelfbeeld is echter negatief geassocieerd met hulpbehoevendheid en verlieservaringen.
### 4.7 Strategieën voor positievere beeldvorming
* Meer aandacht en tijd voor beeldvorming in onderwijs, media en zorg.
* Meer kennis en informatie over het verouderingsproces.
* Meer contact met diverse groepen ouderen.
* Publiekscampagnes tegen ageism.
### 4.8 Trends in de ouderenzorg
* **Aging well in place:** Zo lang mogelijk thuis wonen.
* **Mondigere ouderen:** Hogere eisen aan kwaliteit van leven en zorg.
* **Zorg op maat:** Keuze uit diverse diensten en tussenvormen.
* **Commercialisering:** Zorg als economisch product.
**Uitdagingen** omvatten tijdsgebrek, personeelstekorten, werkdruk en de noodzaak van een verschuiving van diagnose-gestuurde naar behoefte-gestuurde zorg. Persoonsgerichte zorg met **shared decision making**, **belevingsgerichte zorg** en de **presentietheorie** zijn cruciaal.
## 5. Medische beeldvorming en de rol van de verpleegkundige
### 5.1 Voorbereiding, uitvoering en nazorg
De verpleegkundige is betrokken bij:
* **Voorbereiding:** Correcte aanvraagformulieren, patiëntinformatie (wettelijke toestemming), angstreductie, en nazorginstructies.
* **Uitvoering:** Controle voorbereiding, contrastanamnese, verwijderen van metalen, observeren van patiëntreacties, informeren en ondersteunen.
* **Nazorg:** Nagaan beleving, controleren op contrastmiddelgebruik, vochtbalans opvolgen, punctieplaats controleren, bedrust opvolgen, en onderzoeksresultaten controleren.
### 5.2 Röntgendiagnostiek
* **Werkingsprincipe:** Röntgenstralen met een bepaald penetratievermogen, luminescentie, fotografische werking en ionisatie.
* **Technieken:**
* **Scopie:** Realtime beeldvorming, nuttig voor orgaanbeweging en plaatsing van katheters.
* **Grafie:** Vastleggen van beelden op film, levert blijvend document op.
* **CT-scan:** Combineert tomografie, scantechniek, densiteitmeting en computerverwerking voor dwarse doorsneden.
* **Contraststof:** Verbetert contrastresolutie.
* **Negatieve contraststoffen:** Gassen (lucht).
* **Positieve contraststoffen:** Barium (GI-stelsel) en Jodium (bloedvaten, etc.).
* **Bijwerkingen:** Toxisch, allergisch, osmotisch.
* **Contra-indicaties en risicofactoren:** Leeftijd, eerdere reacties, allergieën, nierfunctie, leverinsufficiëntie.
* **Radioprotectie:** Maatregelen om patiënt en personeel te beschermen tegen straling (bv. afstand, afscherming, gonadebeschermers).
### 5.3 Magnetic Resonance Imaging (MRI)
* **Werkingsprincipe:** Gebruikt magnetische velden en radiogolven, geen ioniserende straling. Ideaal voor weke delen.
* **Contrastmiddelen:** Gadoliniumverbindingen die relaxatietijden verkorten.
* **Procedure:** Patiënt ligt in een sterke magneet; stil blijven is cruciaal.
* **Voor- en nadelen:** Hoge resolutie weke delen, beeldvorming in meerdere vlakken, geen ioniserende straling vs. storingsgevoelig, langere duur, claustrofobie, lawaai, duur.
* **Veiligheidsvoorwaarden:** Absolute contra-indicaties door metaal (pacemakers, clips, etc.).
### 5.4 Echografie
* **Werkingsprincipe:** Gebruikt ultrageluidsgolven (echo's) om weefsels in beeld te brengen.
* **Toepassingen:** Diverse organen, bloedvaten (Doppler), spieren, gewrichten. Ook bij puncties en biopsies.
* **Methoden:** Transcutaan, intravasaal, trans-oesofageaal, rectaal.
* **Voordelen:** Niet-invasief, geen ioniserende straling, goedkoop, kan aan bed gebeuren.
* **Beperkingen:** Botten en lucht belemmeren de geluidsgolven; minder geschikt voor obees, vereist radiologeninterpretatie.
> **Tip:** De keuze voor een beeldvormende techniek hangt af van de klinische vraag, de beschikbare middelen en de patiëntkenmerken.
---
# Klinisch redeneren en empathie in de zorg
Oké, hier is een gedetailleerd en uitgebreid studieoverzicht over Klinisch redeneren en empathie in de zorg, gebaseerd op de verstrekte documentinhoud en geoptimaliseerd voor studiegebruik.
## 2. Klinisch redeneren en empathie in de zorg
Klinisch redeneren is een dynamisch en essentieel proces voor verpleegkundigen om optimale, veilige patiëntenzorg te leveren door systematisch informatie te verzamelen, te analyseren en te interpreteren om weloverwogen beslissingen te nemen.
### 2.1 De klinische redeneercyclus
De klinische redeneercyclus, zoals beschreven door Levett-Jones, biedt een gestructureerd kader voor verpleegkundigen om patiëntenzorg systematisch te benaderen. De cyclus bestaat uit de volgende fasen:
#### 2.1.1 Situatieschets van de patiënt
Dit is de eerste stap, waarbij een initiële, globale indruk van de patiënt en de zorgsituatie wordt gevormd, vaak tijdens een 'briefing'. Tools zoals ISBARR (voor acute situaties) of ISHAPED kunnen hierbij helpen om de aanleiding en directe observaties vast te leggen.
* **Doel:** Een algemeen beeld krijgen van de zorgsituatie.
* **Kenmerken:** Korte beschrijving van de aanleiding en directe observaties.
> **Voorbeeld:** Een 16-jarig meisje komt huilend thuis na een val met de fiets, waarbij een auto haar spiegel raakte en doorreed. Ze heeft een pijnlijke schaafwonde op de knie met zand en bloedverlies. Ze is erg geschrokken.
#### 2.1.2 Verzamel signalen/gegevens
Een grondige en continue gegevensverzameling is cruciaal. Elk patiëntencontact vereist een nieuw assessment, een '60 seconds assessment', om direct waarneembare signalen, zorgen en indicaties voor onmiddellijke actie te identificeren.
* **Wat valt mij meteen op?**
* **Waar maak ik mij meteen zorgen over?**
* **Wat vraagt onmiddellijke actie?**
Om de volledigheid en ordening van gegevens te waarborgen, wordt de **ABCDEF-observatietool** gebruikt. Deze methodiek focust op het principe "treat first what kills first".
* **A - Airway (Luchtweg):** Beoordeling en vrijmaken van de luchtweg.
* **B - Breathing (Ademhaling):** Beoordeling van ventilatie en oxygenatie. Problemen hier hebben hoge urgentie.
* **C - Circulation (Circulatie):** Beoordeling van zuurstoftransport naar weefsels, inclusief hartslag, bloeddruk en vochthuishouding.
* **D - Disability (Bewustzijn/Neurologisch):** Beoordeling van bewustzijn en neurologische parameters met tools zoals EMV-score, GCS, AVPU, PEARRL en FAST-test. Uitsluiten van hypoglycemie/hyperglycemie.
* **E - Exposure / Environment (Blootstelling/Omgeving):** Beoordeling van het totale lichaam (huid, temperatuur, pijn) en de directe omgeving van de patiënt.
* **F - Full set of vital signs / Full information:**
* **Early Warning Score (EWS):** Bepalen van de EWS-score om bedreigde patiënten tijdig te signaleren. Het is belangrijk dat de score niet het doel wordt, maar een hulpmiddel blijft voor klinisch redeneren.
* **Full Set of Signs:** Indien geen acute noodzaak, wordt een holistisch beeld gevormd door aanvullende gegevens te verzamelen (bv. met een mindmap) en verbanden te leggen.
#### 2.1.3 Informatieverwerking
In deze fase worden de verzamelde gegevens geanalyseerd en geïnterpreteerd:
* **Interpreteren:** Wat is normaal voor deze patiënt, in deze context, op dit moment? Afwijkingen worden gemarkeerd.
* **Onderscheid maken:** Relevante van niet-relevante gegevens scheiden, met focus op wat ernstig en prioritair is.
* **Verbanden leggen:** Gegevens aan elkaar koppelen op fysisch, psychisch, sociaal en emotioneel vlak. Dit vereist kennis en kan ondersteund worden door het zoeken naar oorzaken, behandelingen, medicatiekoppelingen en verbanden tussen onderzoeken en diagnoses.
* **Afleiden:** Vormen van een eerste hypothese of bewering over de situatie, die geverifieerd moet worden. Het **conceptweb van Stephen Toulmin** kan helpen bij het onderbouwen van beweringen met redenen, onderbouwingen en weerleggingen.
* **Matchen:** Ervaringen met eerdere situaties kunnen helpen om sneller verbanden te zien. Dit vraagt de vraag: "Waarom doe ik wat ik doe, op dit moment, op deze manier, bij deze patiënt?"
* **Voorspellen:** Wat is de actuele toestand en wat zijn de mogelijke gevolgen indien er niets wordt ondernomen? Systematische opvolging van vitale parameters kan helpen.
#### 2.1.4 Het identificeren van problemen
Problemen worden nauwkeurig geïdentificeerd als basis voor verpleegdiagnoses, doelstellingen en interventies. Actuele en potentiële problemen worden onderscheiden om prioriteit te bepalen.
#### 2.1.5 Bepaal doelstellingen
Doelstellingen moeten bondig, positief, wenselijk en haalbaar zijn, idealiter geformuleerd volgens het **SMART-principe** (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden).
#### 2.1.6 Onderneem actie
Bij het selecteren van interventies zijn ervaring, kennis en klinische redeneervaardigheden essentieel. Handelen moet **evidence-based** zijn. De 'blote billenbank'-methode (WIE, WAT, WAAR, WANNEER, WAAROM, HOE) kan helpen bij het systematisch bepalen van interventies.
##### 2.1.6.1 ISBARR
De **ISBARR-methode** is een gestructureerde communicatietool om de efficiëntie te verhogen en communicatiefouten te verminderen, vooral in potentieel bedreigende situaties. Het wordt hier toegepast binnen de fase van actie ondernemen, specifiek bij het geven van informatie:
* **I - Introduction:** Wie bent u en met wie spreekt u?
* **S - Situation:** Wat is het probleem?
* **B - Background:** Wat is de relevante achtergrond?
* **A - Assessment:** Wat is uw beoordeling van de situatie?
* **R - Recommendation:** Wat wilt u dat er gebeurt?
* **R - Read back:** Herhaal de informatie ter bevestiging.
Het geven van informatie omvat gezondheidsvoorlichting, uitleg over onderzoeken, beantwoorden van vragen en uitleg over medicatie.
#### 2.1.7 Evalueer
Dit is een kritische terugblik op het eigen handelen en de geleverde zorg, waarbij de vijf basisprincipes van klinisch redeneren worden getoetst (juiste patiënt, juiste signalen herkend, juiste moment, juiste reden, juiste actie). Er wordt gekeken naar de doelen (productevaluatie), acties (procesevaluatie) en de organisatie (structuurevaluatie). De **15 Crisis Resource Management (CRM)-principes** (uit de luchtvaart) kunnen hierbij ondersteunen, gericht op proactief handelen en foutenbeperking.
#### 2.1.8 Reflecteer
In deze fase wordt geleerd van het proces. Vragen als "Wat gebeurde er, en waarom?", "Wat was goed gedaan en waar is verbetering mogelijk?" en "Wat moet anders gebeuren indien zich een gelijkaardige situatie voordoet?" staan centraal. Modellen zoals de Cirkel van Korthagen en het 8G-model kunnen hierbij nuttig zijn.
### 2.2 Klinisch redeneren: De link met empathie
Empathie is fundamenteel voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de patiënt, wat essentieel is voor het effectief inwinnen van informatie en succesvol klinisch redeneren. Zonder empathie kan de volledige geschiedenis en eigenheid van de patiënt niet worden begrepen.
### 2.3 De noodzaak van de gedegen afronding van het gesprek
Een goede gespreksafronding is cruciaal voor zowel klinisch redeneren als patiëntveiligheid. Communicatieproblemen aan het einde van een gesprek (door tijdgebrek, nieuwe informatie, of vergeten informatie) moeten geminimaliseerd worden om afstemming met de patiënt te behouden.
> **Tip:** De klinische redeneercyclus is geen lineair proces, maar een continu iteratief proces waarbij de fasen elkaar kunnen overlappen en herhaald kunnen worden.
> **Tip:** Het actief toepassen van deze cyclus en de bijbehorende tools verhoogt de patiëntveiligheid en de kwaliteit van de zorg.
---
# Beeldvorming van de oudere: demografie, perceptie en ouderenzorg
Hier is een gedetailleerde studiehandleiding voor het topic "Beeldvorming van de oudere: demografie, perceptie en ouderenzorg".
## 3. Beeldvorming van de oudere: demografie, perceptie en ouderenzorg
Dit topic analyseert de demografische trends van vergrijzing en verzilvering in België, de maatschappelijke beeldvorming rond ouderen inclusief stereotypen en ageism, en de diversiteit binnen de oudere populatie. Verder worden de evoluties en uitdagingen in de ouderenzorg behandeld, met nadruk op persoonsgerichte zorg, verandering van diagnose-gestuurde naar behoefte-gestuurde zorg, en strategieën voor een positievere en meer genuanceerde beeldvorming. Het belicht de noodzaak van een oudervriendelijke en inclusieve samenleving.
### 3.1 Maatschappelijke relevantie
Beelden over ouderen hebben een directe impact op hoe de samenleving en de gezondheidszorg met hen omgaan, wat de kwaliteit van zorg en welzijn beïnvloedt. Er bestaat vaak een discrepantie tussen wat men zegt over ouderen en hoe men zich daadwerkelijk gedraagt. Het onderschatten van ouderen op basis van leeftijd is niet alleen gevaarlijk, maar ook mensonwaardig. Het is cruciaal voor toekomstige zorgverleners om hun eigen beelden te herkennen, te ontkrachten en discriminatie tegen te gaan om een oudervriendelijke samenleving te creëren.
### 3.2 Stand van zaken in België: een kwestie van ontgroening, vergrijzing en verzilvering
De veroudering van de bevolking heeft ingrijpende maatschappelijke gevolgen. De bevolkingsstructuur evolueert van een piramidevorm naar een ui- of urnevorm, en zal in de toekomst meer op een fles of stolp gaan lijken door een relatief afnemend aantal jongeren (ontgroening) en een relatief toenemend aantal ouderen (vergrijzing).
* **Ontgroening:** Dit wordt gekenmerkt door een dalend geboortecijfer, wat leidt tot een afname van het aandeel jongeren (0-19 jaar). Factoren hiervoor zijn onder andere anticonceptie, vrouwelijke emancipatie en een hogere opleidingsgraad van vrouwen, wat resulteert in minder kinderen en een hogere leeftijd bij het krijgen van kinderen.
* **Vergrijzing en verzilvering:** De levensverwachting neemt systematisch toe door verbeterde leef- en werkomstandigheden, vooruitgang in de gezondheidszorg en preventiecampagnes.
* **Vergrijzing:** Stijgend aandeel ouderen (65+).
* **Verzilvering:** Toename aandeel oudste ouderen (80+). Dit kan worden beschouwd als "vergrijzing binnen de vergrijzing".
* Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen. Een 65-jarige Belg heeft gemiddeld nog 20 levensjaren tegoed, waarvan de meeste gezonde jaren tot ongeveer 75-jarige leeftijd. Daarna neemt de kans op afhankelijkheid toe.
* **Regionale verschillen:** Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is jonger door migratie, terwijl Vlaanderen een sterkere vergrijzing kent.
* **De grijze druk (ouderen afhankelijkheidsratio - OAR):** Dit is de verhouding tussen de 65-plussers en de 15-64-jarigen. Het geeft de verwachte economische of familiale druk door demografische veranderingen aan. Het is belangrijk te beseffen dat niet alle 65-plussers zorg nodig hebben en velen nog een actieve rol vervullen.
* **Epidemiologische transitie:** Ouderen leven langer en hebben door het verdwijnen van fatale infectieziekten een grotere kans op chronische ziekten, zoals COPD, hartfalen en artrose. Multimorbiditeit (meerdere chronische aandoeningen tegelijk) komt frequent voor bij 70-plussers. Dementie is een gevreesde chronische aandoening die sterk toeneemt met de leeftijd.
**Demografische vooruitzichten 2019-2070:**
Projecties tonen een vruchtbaarheidscijfer rond de 1,7 kinderen per vrouw. Migratiestromen vangen de dalende geboortecijfers gedeeltelijk op. Tegen 2040 zal België 2,5 personen op arbeidsleeftijd hebben voor elke 67-plusser, wat uitdagingen met zich meebrengt.
**Gezond oud worden:** Welzijn op hogere leeftijd is gerelateerd aan factoren zoals voeding, beweging, sociale activiteiten, een doel in het leven en stressmanagement.
### 3.3 De mens achter de oudere
Achter de demografische cijfers bevinden zich individuen met unieke eigenschappen, noden en behoeften.
* **Wanneer ben je oud?** De definitie van 'ouderen' is niet eenduidig en kan variëren. De focus verschuift naar wat men kan en hoe men zich voelt, in plaats van enkel op kalenderleeftijd.
* **Vele tinten grijs:** De groep ouderen (65+) is zeer divers qua smaak, keuzes, levensgeschiedenis, afkomst en karakter. Het is onrespectvol en onjuist om over 'de oudere' als een homogene groep te spreken.
* Het overgrote deel van de ouderen woont zelfstandig thuis. Slechts een klein percentage woont in een woonzorgcentrum.
* De gezondheidstoestand varieert sterk.
* Veel ouderen blijven actief in het maatschappelijk leven.
* Er is diversiteit in financiële situatie, met een deel dat onder de armoedegrens leeft.
* Ouderen met een migratieachtergrond, ouderen met een beperking en de seksuele behoeften van ouderen worden ook benadrukt.
* **Diversiteit op vlak van generaties:**
* **Vooroorlogse generatie (90+):** Opgroeid in een tijd met sterke invloed van de kerk, met waarden als gehoorzaamheid en respect.
* **Stille generatie (75-89 jaar):** Maakten als kind de oorlog mee, leerden zich aanpassen, waren gericht op de gemeenschap en hadden weinig ruimte voor individualiteit.
* **Protestgeneratie (babyboomers, 56-74 jaar):** Kenmerken zijn autonomie, emancipatie en maatschappelijke betrokkenheid, maar ook materialisme en individualisme. Zij vormen vaak de 'sandwichgeneratie'.
* **Diversiteit op vlak van gezondheid:**
* **Vitale en actieve oudere:** Behouden een hoog niveau van autonomie.
* **Pregeriatrische zorgvrager:** Heeft één of meerdere chronische aandoeningen en nood aan meer ondersteuning. Vroegtijdige detectie en aanpak van gezondheidsrisico's is cruciaal.
* **Geriatrische zorgvrager:** Heeft meerdere chronische aandoeningen met multimorbiditeit en een aanzienlijk verlies aan autonomie.
* **Psychogeriatrische zorgvrager:** Ontwikkelt op latere leeftijd psychische problemen of gedragsproblemen zoals dementie, depressie of achterdocht.
* **Diversiteit op vlak van afkomst:** Ouderen met een migratieachtergrond vormen een diverse groep. Zorg wordt traditioneel door kinderen en familie gedragen, maar dit kan leiden tot dilemma's door veranderende gezinsstructuren.
### 3.4 Beeldvorming ouderen: begrippenkader en effecten
Beeldvorming is een proces waarbij kenmerken aan groepen worden toegekend.
* **Beeld:** Een mentale voorstelling die onze opvattingen en attitudes bepaalt.
* **Stereotypen:** Onvolledige, versimpelde of overdreven beelden die veralgemeend worden voor een hele groep. Het negatieve beeld van ouderen wordt vaak gevormd door een kleine, hulpbehoevende groep die gegeneraliseerd wordt.
* **Stigmatisering:** Wanneer een beeld over een groep uitermate negatief is, wat kan leiden tot discriminatie.
* **Gevaren:** Idee dat pijn bij ouderen 'erbij hoort' of dat klagen om aandacht is. Dit kan leiden tot een negatieve vicieuze cirkel, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt.
* **Ageism:** Leeftijdsdiscriminatie, systematische negatieve stereotypering en discriminatie op basis van leeftijd. Het is hardnekkig en algemeen aanvaard. Het 'nieuwe ageism' verwijst naar de afkeer van ouderen omwille van hun vermeende 'last' op de sociale zekerheid en zorgkosten.
### 3.5 Ontstaan van stereotype beelden over ouderen
Stereotype beelden ontstaan door verschillende factoren:
* **Gebrekkig sociaal contact tussen jong en oud:** Een beperkt intergenerationeel contact leidt tot beelden die niet gebaseerd zijn op eigen ervaringen. Deze beelden worden via opvoeding, school en media overgenomen.
* **Framing:** Media hanteren verschillende 'frames' om over ouderen te praten, wat leidt tot eenzijdige beelden.
* **Frames die ouder worden problematiseren:** 'Afnemend nut', 'Onschuldig slachtoffer', 'Generatieconflict', 'Ongeneeslijke ziekte', 'Angst voor verlies aan autonomie'.
* **Counterframes die ouder worden de-problematiseren:** 'Zilveren goud', 'Held/reddende engel', 'Solidariteit', 'Ouderdom als natuurlijk proces', 'Eeuwige jeugd', 'Persoonlijke ontplooiing'.
* **Maatschappelijke groepsvorming (In-group/Out-group dynamiek):** De groep ouderen kan voor jongeren als 'out-group' worden gezien.
* **Earned reputation theory / Self-ageism:** Groepen met een negatief imago kunnen dit deels zelf veroorzaken door zich te gedragen volgens de heersende negatieve beelden (self-fulfilling prophecy).
* **Ruiltheorie:** Respect wordt verkregen in ruil voor maatschappelijke bijdrage. In moderniserende samenlevingen verliezen ouderen macht en invloed.
* **Gebrek aan informatie:** Een tekort aan kennis en feitelijke informatie over ouderen draagt bij aan negatieve beeldvorming.
* **Gerontofobie:** De angst voor ouder worden kan leiden tot ageism als beschermingsmechanisme tegen de angst voor de dood.
### 3.6 Theorieën over zorg aan ouderen doorheen de tijd
Verschillende theorieën hebben geprobeerd te verklaren hoe mensen zich aanpassen aan ouderdom en verlies.
* **Deficitmodel (na WO II):** Ouderdom werd gezien als een periode van achteruitgang, waarbij zorg volledig werd overgenomen.
* **Disengagement-theorie:** Ouderen zoeken sociaal isolement en inactiviteit op als voorbereiding op de dood.
* **Rust-roestmodel / Activeringsmodel (jaren '70):** De nadruk ligt op activiteit en prestatie als sleutel tot gelukkig ouder worden.
* **Competentieprofiel:** Benadrukt de competenties en vaardigheden van ouderen, ondanks beperkingen. Ouderen zijn vaak emotioneel stabieler.
* **Healthy ageing (WHO, sinds 2002):** Het proces waarbij ouderen mogelijkheden krijgen om gezond te blijven en welbevinden na te streven door deelname aan diverse activiteiten.
### 3.7 Beeldvorming over ouderen bij zorgverleners
Beelden van zorgverleners beïnvloeden de omgang met ouderen. Verpleegkundigen hebben vaak een beeld van de hulpbehoevende, eenzame en cognitief achteruitgaande oudere.
* **Professioneel ageism:** Leeftijdsdiscriminatie op de werkvloer. Klachten worden toegeschreven aan het normale verouderingsproces, wat kan leiden tot onder- of overbehandeling, betutteling of 'elderspeak'.
### 3.8 Het zelfbeeld van ouderen
Het maatschappelijk beeld over ouderen beïnvloedt hun zelfbeeld. Een positief zelfbeeld is een bescherming tegen negatieve stereotypering. Ondanks een negatief maatschappelijk beeld, ervaren veel ouderen positief welzijn en eigenwaarde. Ouderen schatten zichzelf vaak beter in dan hun leeftijdsgroep. Het zelfbeeld is negatief geassocieerd met hulpbehoevendheid en verlieservaringen.
### 3.9 Strategieën voor een positievere en meer genuanceerde beeldvorming
* Meer aandacht en tijd voor beeldvorming en stereotypen in onderwijs, media en zorg.
* Meer kennis en informatie over het normale verouderingsproces.
* Meer contact met diverse groepen ouderen.
* Publiekscampagnes tegen leeftijdsdiscriminatie (ageism).
* Bevordering van deelname van ouderen in alle maatschappelijke lagen.
### 3.10 Evoluties en trends in de ouderenzorg in België
* **Aging well in place:** Ouderen willen zo lang mogelijk in een vertrouwde omgeving leven.
* **Mondigere ouderen:** De aankomende generatie is mondiger en stelt hogere eisen aan kwaliteit van leven, wonen en zorg.
* **Zorg op maat:** Ouderen wensen keuze uit een totaalpakket van zorg en diensten, inclusief tussenvormen tussen thuiszorg en residentiële zorg.
* **Commercialisering:** De zorg wordt steeds meer een product in de economie.
* **Uitdagingen:** Schaarse tijd, middelen en personeel, lange wachtlijsten en werkdruk leiden vaak tot diagnosegestuurde zorg in plaats van vraag- en behoeftegestuurde zorg.
#### 3.10.1 Van een diagnose-gestuurde naar een behoefte-gestuurde zorg
* **Diagnose-gestuurde zorg:** De focus ligt op het vaststellen van problemen vanuit de expertise van de verpleegkundige, met het gevaar om te vergeten wat echt belangrijk is voor de oudere.
* **Behoefte-gestuurde zorg:** Het perspectief van de oudere en zijn netwerk vormt het uitgangspunt. Centraal staat hoe de oudere betekenis geeft aan zijn ziekte, aandoening en behandeling. Dit vereist een vertrouwensrelatie, creativiteit en out-of-the-box denken. De oudere zelf evalueert de bereikte zorgdoelen.
* **Shared decision making:** Ouderen worden als gelijkwaardige partners beschouwd in gezamenlijke besluitvorming.
* **Belevingsgerichte zorg:** Aandacht voor de psychosociale aspecten van ouder worden.
* **Presentietheorie:** Een aandachtige en toegewijde benadering van de zorggever.
Diagnose- en behoeftegestuurde zorg gaan hand in hand: "Kijken door de ogen van de zorgvrager, maar met een professionele bril.”
#### 3.10.2 Uitdagingen in de ouderenzorg in België: Een oudervriendelijke en inclusieve samenleving
* **Investeren in preventie en innovatie:** Focus op emancipatie, gezondheidspromotie en technologische evoluties (ICT, domotica, telemonitoring). Nood aan een cultuuromslag gericht op leren en innoveren, en samenwerking tussen sectoren.
* **Een sterk lokaal en inclusief ouderenzorgbeleid:** Noodzaak aan samenwerken. 'Vermaatschappelijking van zorg' betekent zorg organiseren in het thuismilieu en ouderen betrekken bij het dagelijks leven. Er is nood aan een zorgende samenleving waarin ook informele zorgverleners worden ondersteund. Een inclusieve samenleving staat open voor kwetsbare ouderen.
* **Innovatieve woonvormen:** Cohousing, assistentiewoningen die zelfredzaamheid bevorderen en sociale contacten stimuleren.
* **Persoonsgerichte ouderenzorg:** De regie in eigen handen. Ouderen moeten maximaal kunnen beslissen over hun zorgvraag via persoonsvolgende financiering. Zorgcoaches kunnen ouderen ondersteunen. Focus op mogelijkheden en kansen. Gelijkwaardigheid van alle partners en aandacht voor autonomie en zelfbeschikking.
---
# Algemene medische beeldvorming: technieken en verpleegkundige aandachtspunten
Dit topic verschaft een overzicht van de principes, technieken en verpleegkundige aspecten van algemene medische beeldvorming, met specifieke focus op röntgendiagnostiek, MRI en echografie.
## 4. Algemene medische beeldvorming: technieken en verpleegkundige aandachtspunten
### 4.1 Voorbereiding bij medische beeldvorming
De voorbereiding op medische beeldvorming omvat administratieve taken en essentiële patiëntinformatie. Een correct aanvraagformulier bevat patiëntgegevens, de indicatie met arts-ondertekening, relevante klinische informatie (zoals stollingstesten, allergieën, zwangerschap) en het specifieke onderzoek.
**Patiëntinformatie** is cruciaal en vereist goede communicatieve vaardigheden van de verpleegkundige. Volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst is toestemming van de patiënt vereist, wat enkel mogelijk is na adequate inlichting. Schriftelijk informatiemateriaal ondersteunt, maar vervangt mondelinge informatie niet.
**Doel van goede patiëntinformatie:**
* **Angstreductie:** Verminderen van angst voor onbekende apparatuur en procedures.
* **Goede medewerking:** Begrip van de procedure en duidelijke instructies bevorderen medewerking.
* **Goede nazorg:** Patiënten informeren over post-onderzoek instructies (bv. drinken na contrastmiddel, immobilisatie na punctie) en mogelijke bijwerkingen.
Bij het verstrekken van informatie moet rekening worden gehouden met de lichamelijke en geestelijke gesteldheid, evenals de sociale en culturele achtergrond van de patiënt. Het is essentieel om te controleren of de informatie begrepen is.
### 4.2 Zorg tijdens de uitvoering van medische beeldvorming
Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn de volgende aspecten van belang:
* Controle van een correcte en volledige voorbereiding op de verpleegafdeling.
* Afname van een contrastanamnese bij toediening van contraststoffen.
* Verwijderen van kleding, juwelen en prothesen indien nodig.
* Observeren van de patiënt op reacties op contrastmiddelen of medicatie, en op angst.
* Informeren van de patiënt over het verloop van het onderzoek.
* Ondersteunen van de patiënt indien nodig.
### 4.3 Nazorg en verpleegkundige aandachtspunten na medische beeldvorming
De nazorg is afhankelijk van het specifieke protocol en omvat:
* Nagaan van de beleving van de zorgvrager.
* Controleren of contrastmiddel is gebruikt en welk type.
* **Bij gebruik van contrastmiddel:**
* Informeren, motiveren en opvolgen van drinkpatroon/vochtbalans.
* Opvolgen van het stoelgangpatroon (vooral bij contrastmiddelen die oraal worden uitgescheiden).
* Mogelijk toedienen van een laxeermiddel.
* Controleren van de punctieplaats indien aanwezig.
* Opvolgen van eventuele bedrust.
* Opvolgen van het onderzoeksresultaat.
Bij contrastmiddelen die via de nieren worden uitgescheiden (bv. jodiumhoudend) is voldoende vochtinname cruciaal voor snelle eliminatie. Bij puncties in de bloedcirculatie is controle op bloedingen belangrijk, zeker bij patiënten die antitrombotica gebruiken.
### 4.4 Röntgendiagnostiek
#### 4.4.1 Werkingsprincipe en eigenschappen van röntgenstralen
Röntgenstralen zijn elektromagnetische golven met een zeer korte golflengte die zich in alle richtingen verspreiden. Ze onderscheiden weefsels op basis van hun 'verzwakkingcoëfficiënt':
* Lucht/lucht-houdende weefsels
* Vetweefsel
* Zachte weefsels
* Botweefsel/calciumzoutafzettingen
**Belangrijke eigenschappen:**
* **Penetratievermogen:** Afzwakking door absorptie en strooiing. Absorptie is afhankelijk van atoomnummer, dichtheid, dikte en stralingsenergie. Strooiing vermindert beeldcontrast.
* **Luminescentie:** Röntgenstralen kunnen stoffen doen oplichten.
* **Fotografische werking:** Röntgenstralen beïnvloeden fotografische emulsies, wat beeldvorming mogelijk maakt.
* **Ionisatie:** Röntgenstralen kunnen gassen ioniseren, wat potentieel gevaarlijk kan zijn.
* **Biologische werking:** Geabsorbeerde stralen beïnvloeden levende cellen (met name foetus, lymfeweefsel, gonaden, huid, bloedvormende organen). Dit vereist veiligheidsvoorschriften.
#### 4.4.2 Röntgentechnieken
* **Scopie:** Röntgenstralen gaan door de patiënt, beeld wordt niet vastgelegd. Voordelen: snelle interpretatie, zichtbare orgaanbeweging/-vulling, nauwkeurig volgen van katheters, lagere kosten.
* **Grafie:** Röntgenstralen gaan door de patiënt, beeld wordt op film vastgelegd. Voordelen: blijvend document, deelbaar, meer scherpte/detail, minder stralingsbelasting.
* **Computer Tomografie (CT-scan/CAT scan):** Combineert axiale tomografie, scantechniek, densiteitmeting en computerverwerking. Patiënt wordt in coupes gescand. Multidetector CT (MDCT) is geavanceerder met meer detectoren en hogere snelheid, wat leidt tot dunnere coupes en scherpere beelden. Levert berekende beelden op basis van weefseldensiteit. Voordelen t.o.v. conventionele radiologie: hogere contrastresolutie, stralingsreductie, patiëntcomfort.
#### 4.4.3 Contraststof bij röntgendiagnostiek
Contraststoffen verbeteren het contrast tussen weefsels voor morfologische en functionele informatie. Ze worden gebruikt bij RX, CT, MRI en soms echografie.
* **Negatieve contraststoffen:** Lage densiteit (gassen zoals zuurstof, kooldioxide, lucht). Lucht kan helpen bij diagnostiek of kunstmatig worden ingebracht.
* **Positieve contraststoffen:** Hoge densiteit (bv. Barium, Jodium).
* **Bariumsuspensies:** Oraal of rectaal toegediend voor maag-darmstelsel. Niet geresorbeerd, veroorzaakt geen toxische/allergische reacties. Contra-indicaties: perforatie, anus praeternaturalis, obstructie.
* **Jodiumhoudende contrastmiddelen:** Vooral voor hart en bloedvaten. Oraal, intraveneus, intra-arterieel, lokaal.
**Farmacokinetiek van contrastmiddelen:** Beschrijft opname, verdeling en uitscheiding. Wateroplosbare jodiumhoudende middelen worden nefro- of hepatotroop uitgescheiden. Renale eliminatie versneld door veel drinken. Eisen: lage toxiciteit, voldoende contrast, isotonie, snelle uitscheiding.
**Bijwerkingen van contrastmiddelen:**
* **Toxische bijwerkingen:** Door chemotoxiciteit (misselijkheid, braken, diarree).
* **Allergische bijwerkingen:** Reacties met antilichamen (jeuk, urticaria, bronchusspasme, anafylactische shock).
* **Osmolaire bijwerkingen:** Wateraantrekking (pijn, warmtegevoel, mictiedrang, hypotensie).
**Farmacodynamiek van contrastmiddelen:** Invloed op organen (cardiaal, gastro-intestinaal, vasculair, nierfunctie).
**Contra-indicaties en risicofactoren:**
* **Primaire:** Leeftijd, eerdere reacties, bekende allergieën, astma, hart- en vaatziekten.
* **Secundaire:** Nier-/leverinsufficiëntie, diabetes, dehydratatie, bloedziekten.
* **Nefrotoxiciteit:** Risico bij reeds bestaande nierinsufficiëntie, diabetes, dehydratatie, ouderen met frequente onderzoeken.
**Aandachtspunten bij toediening:**
* **Intravasculaire jodiumhoudende:** Nuchter zijn, contrastanamnese, veel drinken ter eliminatie. Meest voorkomende nevenwerkingen: mineur (misselijkheid, warmtegevoel) en majore (bewustzijnsdaling, ademhalingsmoeilijkheden).
* **Bariumsuspensie:** Per os, rectaal. Laxeren en veel drinken ter preventie van barolithen. Tegen-aangewezen bij perforatie.
#### 4.4.4 Radioprotectie
**Maatregelen voor patiënt:**
* Verminderen scopietijd.
* Beperken stralingsveld (ALARA-principe: As Low As Reasonably Achievable).
* Goede instelling energie en spanning.
* Aangepaste filtering.
* Zorgvuldig werken om heropnamen te vermijden.
* Gebruik van gonade- of schildklierbeschermers.
* Controleren op mogelijke zwangerschap.
**Maatregelen voor personeel:**
* Zelfde maatregelen als voor patiënten.
* Nooit in de directe bundel komen.
* Persoonlijke bescherming: afstand houden, achter loden schermen, loodschort, loden handschoenen, schildklierbeschermers.
* Dragen van een dosismeter.
* Gebruik van hulpmiddelen.
### 4.5 Magnetic Resonance Imaging (MRI)
MRI is een aanvullende techniek op CT, geen vervanging.
#### 4.5.1 Definitie en werkingsprincipe van een MRI
MRI (Magnetic Resonance Imaging) gebruikt magnetische velden en radiogolven, geen röntgenstralen. Een computer verwerkt de reacties van weefsels op het magnetische veld tot een contrastrijk beeld. Zeer nuttig voor zachte weefsels (hersenen, organen, zenuwen, spieren, pezen, bloedvaten, ruggenmerg, gewrichten). Kan beelden maken in dwarse, frontale en sagittale vlakken.
#### 4.5.2 Contrastmiddelen voor MRI-diagnostiek
Versterken contrast tussen weefsels door verkorting van de waterstofproton-relaxatietijd. Meestal Gadoliniumverbindingen. Patiënten hoeven niet nuchter te zijn. Ernstige nierinsufficiëntie is een contra-indicatie.
#### 4.5.3 Procedure
Patiënt ligt op een tafel in een smalle cilinder (magneet). Stil blijven liggen is essentieel. Procedure produceert luide geluiden; oordopjes/koptelefoon worden verstrekt. Duur varieert van 10 minuten tot een uur.
#### 4.5.4 Voor- en nadelen van MRI-onderzoeksmethode
* **Voordelen:** Hoge contrastresolutie zachte weefsels, multi-planair, geen ioniserende stralen, geen jodiumhoudend contrast, niet-invasief.
* **Nadelen:** Storende invloed van beweging/metaal, lange onderzoektijd, claustrofobie, geluidstrauma, duur. Verboden voor patiënten met bepaalde implantaten.
#### 4.5.5 Veiligheidsvoorwaarden voor NMR-onderzoek
Vanwege het sterke magnetische veld mogen metaalhoudende en elektromagnetische voorwerpen het apparaat niet naderen. Alertheid voor onbekend ferromagnetisch materiaal. Prothesen en tandvullingen kunnen artefacten veroorzaken. MRI wordt bij voorkeur niet uitgevoerd in het eerste trimester van de zwangerschap.
**Absolute contra-indicaties (vanwege magnetisch veld):** Inwendige implantaten (pacemakers, kunsthartkleppen, vaatclips, cochleair implantaat), metaaldeeltjes in ogen, sieraden, kleding met metaal, medische hulpmiddelen.
### 4.6 Echografie
#### 4.6.1 Definitie en werkingsprincipe van een echografie
Echografie (ultrasonografie, echoscopie) gebruikt ultrageluidsgolven met hoge frequenties om weefsels en organen in beeld te brengen. Een transducer met een piëzo-elektrisch kristal wekt de golven op die door het lichaam reizen en teruggekaatst worden door weefsels met verschillende dichtheden. De echo's worden door een computer omgezet in een beeld.
#### 4.6.2 Toepassingen van echografie
Snelle, niet-traumatische techniek voor onderzoek van diverse organen en structuren:
* **Bovenbuik:** Galblaas, galwegen, lever, pancreas, milt.
* **Kleine bekken:** Blaas, prostaat, appendix.
* **Nieren, bijnieren.**
* **Hersenen (bij niet-gesloten fontanellen).**
* **Gynaecologische organen, foetus, mammae, schildklier, halsklieren.**
* **Hart, bloedvaten (aneurysmata, trombosen, stenosen).**
* **Spieren, pezen, gewrichten.**
Ook gebruikt bij puncties, biopsies en drainages.
* **Doppler:** Onderzoekt bloedvaten op basis van het dopplereffect (meet bloedstroomsnelheid).
* **Duplex:** Combinatie van echografie en doppler voor bloedvaten.
#### 4.6.3 Methoden voor echografisch onderzoek
Transcutaan, intravasaal, trans-oesofageaal, rectaal.
#### 4.6.4 Voordelen van de echografie
Niet-invasief, afwezigheid van ioniserende stralen, niet belastend (geen contraststoffen nodig), snelle interpretatie, zeer geschikt voor kinderen, goedkoop, kan aan bed gebeuren.
#### 4.6.5 Beperkingen voor echografie
Botten kaatsen ultrasoon terug, lucht in longen/maag/darmen werkt storend, vetweefsel minder doorgankelijk, vereist interpretatie door radioloog.
#### 4.6.6 Voorbereiding patiënt op de verpleegafdeling voor een echografie
* Geruststellende informatie verstrekken.
* **Abdomen/galblaas:** Nuchter zijn (luchtvermijding, optimale vulling).
* **Nieren/urineblaas:** Niet urineren en veel drinken 2 uur voor onderzoek (optimale blaasvulling).
### 4.7 Vergelijking van beeldvormende technieken
| Techniek | Werkingsprincipe | Toepassingen/Voordelen | Nadelen/Beperkingen | Contrastmiddel |
| :-------------- | :--------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------- | :----------------------------------------------------------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| **Röntgen** | Elektromagnetische golven (röntgenstralen) | Botbreuken, longen, maag-darmkanaal (grafie). Snel, goedkoop (scopie). | Ioniserende straling, beperkt detail zachte weefsels, stralingsbelasting. | Barium (oraal/rectaal), jodiumhoudend (IV/oraal/arterieel). |
| **CT-scan** | Computerverwerking van röntgenopnames (transversaal) | Gedetailleerde beelden van organen, botten, bloedvaten. Snel. | Hogere stralingsdosis dan röntgen, jodiumhoudend contrast kan bijwerkingen geven, artefacten door metaal. | Jodiumhoudend (IV/oraal/rectaal). |
| **MRI** | Magnetische velden en radiogolven | Hoge resolutie zachte weefsels (hersenen, spieren, gewrichten), geen ioniserende straling. | Duur, langdurig, luidruchtig, claustrofobisch, **strikt verboden met metaal/implantaten**. | Gadoliniumverbindingen (IV). |
| **Echografie** | Ultrageluidsgolven | Real-time beelden, niet-invasief, geen ioniserende straling, goedkoop, aan bed mogelijk. | Botten en lucht hinderen, minder geschikt voor obese patiënten, vereist interpretatie, beperkt door vet. | Meestal niet nodig; Doppler voor bloedvaten. |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Patiëntveiligheid | Het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte lichamelijke en/of psychische schade die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem. |
| Incident | Een onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces die tot schade heeft geleid, had kunnen leiden, of nog zou kunnen leiden. |
| Adverse event | Een incident waarbij daadwerkelijk schade is opgetreden. De oorzaak ligt bij fouten in het zorgproces, niet bij de ziekte zelf. |
| Vermijdbaar adverse event | Schade als gevolg van het niet naleven van protocollen of tekortkomingen in het zorgsysteem. |
| Niet-vermijdbaar adverse event | Schade door een onverwachte reactie van de patiënt. |
| Complicatie | Een onbedoelde en ongewenste uitkomst van zorgverlening die nadelig is voor de gezondheid van de patiënt en aanpassing van het handelen vereist, of zelfs onherstelbare schade veroorzaakt. |
| Near miss (bijna-incident) | Een situatie waarbij de schade nog voorkomen kon worden. |
| Inspiratie (in zorgveiligheid) | Een stroming om tot veilige zorg te komen, uitgaande van gemotiveerde professionals, gericht op deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht. |
| Dwang (in zorgveiligheid) | Een stroming om tot veilige zorg te komen, gericht op bestraffing van ongewenst gedrag. |
| Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) | Een systeem gericht op het verankeren van veiligheid in de dagelijkse praktijk, omvat activiteiten om risico's te signaleren, verbeteringen door te voeren en beleid vast te leggen, te evalueren en aan te passen. |
| Systeembenadering | Een benadering die ervan uitgaat dat de gezondheidszorg een systeem is dat ontworpen moet zijn met oog voor de mogelijkheden en tekortkomingen van mensen; fouten zijn een gevolg van het systeem, niet de oorzaak. |
| Actieve fouten | Fouten van zorgverleners in direct contact met het zorgsysteem, waarvan het effect direct waarneembaar is, zoals 'slips', 'lapses' en 'mistakes'. |
| Latente gebreken | Ongunstige gevolgen die lange tijd sluimeren binnen het zorgsysteem en pas duidelijk worden wanneer ze, in combinatie met andere factoren, het verdedigingsmechanisme van het systeem overtreden. |
| MOTTO-model | Een ordeningssysteem binnen de systeembenadering, gebaseerd op het SEIPS-model, dat de onderlinge beïnvloeding van Mens, Organisatie, Techniek, Taak en Omgeving benadrukt. |
| Veilig Incident Melden (VIM) | Een essentieel onderdeel van het VMS dat helpt bij het identificeren van risico's door melding en registratie van wat fout ging, of bijna fout ging. |
| Retrospectieve risicoanalyse (RRA) | Analyse van incidenten, bijna-incidenten en onveilige situaties achteraf om herhaling te voorkomen, met methoden zoals SIRE, PRISMA en DAM. |
| Prospectieve risicoanalyse (PRA) | Het vooraf bepalen waar risico's zitten in processen om ze te verkleinen of elimineren, met methoden zoals HFMEA en de PRI-methode. |
| Cirkel van Deming (PDSA-cyclus) | Een cyclisch proces voor continue kwaliteitsverbetering: Plan, Do, Study, Act. |
| Klinisch redeneren | Een essentieel proces voor verpleegkundigen om de juiste beslissingen te nemen voor optimale patiëntenzorg. |
| Klinische redeneercyclus | Een gestructureerd model dat verpleegkundigen helpt bij het systematisch benaderen van patiëntenzorg, bestaande uit fasen zoals situatieschets, dataverzameling, informatieverwerking, probleemidentificatie, doelstellingen bepalen, actie ondernemen, evalueren en reflecteren. |
| ABCDE-methodiek | Een tool voor gestructureerde gegevensverzameling en prioritering van acties in acute situaties, gericht op Airway, Breathing, Circulation, Disability en Exposure/Environment. |
| EWS (Early Warning Score) | Een schaal om bedreigde patiënten tijdig op te sporen door het monitoren van vitale parameters. |
| ISBARR | Een communicatiemethode die de efficiëntie van informatieoverdracht tussen zorgverleners verhoogt en communicatiefouten verlaagt. |
| Ageism | Leeftijdsdiscriminatie, systematische negatieve stereotypering en discriminatie op basis van leeftijd. |
| Stereotypen | Onvolledige, versimpelde of overdreven beelden die veralgemeend worden voor een hele groep. |
| Diagnose-gestuurde zorg | Zorg waarbij de focus ligt op het vaststellen van problemen vanuit de expertise van de verpleegkundige, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. |
| Behoefte-gestuurde zorg | Zorg waarbij het perspectief van de oudere en zijn netwerk het uitgangspunt vormt, met aandacht voor hoe de oudere betekenis geeft aan zijn ziekte, aandoening en behandeling. |
| Shared decision making | Een benadering waarbij ouderen als gelijkwaardige partners worden beschouwd in gezamenlijke besluitvorming over hun zorg. |
| Presentietheorie | Een 'manier van doen' waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betreedt, met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap en liefdevolle trouw. |
| Röntgendiagnostiek | Een medische beeldvormingstechniek die gebruikmaakt van röntgenstralen om inwendige structuren van het lichaam zichtbaar te maken. |
| Computer Tomografie (CT-scan) | Een beeldvormende techniek die axiale tomografie, scantechniek, densiteitmeting en computerverwerking combineert om gedetailleerde dwarse doorsneden van het lichaam te creëren. |
| MRI (Magnetic Resonance Imaging) | Een beeldvormende techniek die magnetische velden en radiogolven gebruikt om weefsels te onderzoeken, vooral nuttig voor zachte weefsels. |
| Echografie (ultrasonografie) | Een onderzoeksmethode die ultrageluidsgolven gebruikt om weefsels en organen in beeld te brengen, niet-invasief en zonder ioniserende stralen. |
| Radioprotectie | Beschermingsmaatregelen om de schadelijke effecten van röntgenstraling op patiënten en personeel te minimaliseren. |
| Contrastmiddel | Een stof die wordt toegediend om het contrast tussen verschillende weefsels in medische beeldvorming te verbeteren. |
| Farmacokinetiek | De studie van de opname, verdeling, metabolisme en uitscheiding van een geneesmiddel of contrastmiddel in het lichaam. |
| Farmacodynamiek | De studie van de uitwerking van een geneesmiddel of contrastmiddel op organen en weefsels, en de mechanismen waarmee dit gebeurt. |