Cover
Börja nu gratis FGG 1ste Ba Les 2 P-lijn Populatie Outcomes_GB_18112025.PDF
Summary
# Selectie van de studiepopulatie
Dit onderwerp introduceert de fundamentele concepten en criteria die nodig zijn voor het selecteren van geschikte deelnemers voor klinische studies, inclusief inclusie- en exclusiecriteria, en de processen van sampling en rekrutering [5](#page=5).
### 1.1 Populatie en steekproef
#### 1.1.1 Definitie van populatie
In de context van onderzoek wordt een populatie gedefinieerd door specifieke kenmerken. Deze kenmerken kunnen klinisch, demografisch, temporeel of geografisch van aard zijn [6](#page=6) [8](#page=8).
* **Doel-populatie**: De groep individuen waarvoor de onderzoeksresultaten bedoeld zijn [5](#page=5).
* **Beschikbare populatie**: Het deel van de doel-populatie dat daadwerkelijk toegankelijk is voor het onderzoek [5](#page=5).
* **Sample (staal)**: Een subset van de populatie die wordt geselecteerd voor deelname aan de studie. Het doel is om een sample te verkrijgen dat voldoende groot is om willekeurige fouten te vermijden en representatief is om systematische fouten (bias) te vermijden, dit alles binnen een aanvaardbare kost van tijd en geld [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.1.2 Populatie versus steekproef
Een populatie is per definitie te groot om volledig te bestuderen, daarom wordt er een steekproef (sample) van geselecteerd [14](#page=14).
### 1.2 Selectiecriteria
Selectiecriteria zijn essentieel om de juiste deelnemers voor een studie te identificeren. Ze worden onderverdeeld in inclusie- en exclusiecriteria [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 1.2.1 Inclusiecriteria
Inclusiecriteria definiëren de belangrijkste kenmerken van zowel de doel-populatie als de beschikbare populatie. Ze moeten relevant en efficiënt zijn [7](#page=7) [8](#page=8).
Typische inclusiecriteria omvatten:
* **Klinisch**: Specifieke medische aandoeningen, status van gezondheid [8](#page=8).
* **Demografisch**: Leeftijd, geslacht [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Geografisch**: Locatie, type patiënt (bv. poliklinisch) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Temporeel**: Periode van deelname of diagnose [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Voor een studie naar calciumsupplementen ter preventie van osteoporose kunnen inclusiecriteria zijn: vrouwen tussen 50 en 60 jaar in goede algemene gezondheid poliklinische patiënten en deelname tussen 1 januari 2026 en 31 december 2026 [9](#page=9).
#### 1.2.2 Exclusiecriteria
Exclusiecriteria duiden groepen individuen aan die weliswaar aan de inclusiecriteria voldoen, maar die om diverse redenen niet in de studie zullen worden opgenomen. Dit is om interferentie met de kwaliteit van de data, de interpretatie van bevindingen, of ethische overwegingen te vermijden [12](#page=12) [7](#page=7).
Redenen voor exclusie kunnen zijn:
* **Hoog risico op "lost to follow-up"**: Geplande verhuizing, alcoholmisbruik [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Onmogelijkheid om goede data te bezorgen**: Dementie, taalproblemen, analfabetisme [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Hoog risico op bijwerkingen**: Door comorbiditeit, leeftijd, of specifieke aandoeningen (bv. sarcoïdose vanwege risico op hypercalciëmie) [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Ethische bezwaren**: Wanneer het ontzeggen van de studiemedicatie niet ethisch verantwoord is, bijvoorbeeld bij patiënten die corticosteroïden gebruiken [10](#page=10) [11](#page=11).
> **Tip:** Exclusiecriteria mogen niet te uitgebreid zijn, omdat dit de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten kan beperken [12](#page=12).
### 1.3 Keuze van de toegankelijke populatie
De keuze van de toegankelijke populatie voor steekproeftrekking hangt af van verschillende factoren, met name de kosten en het gemak van rekrutering [13](#page=13).
* **Staalname gebaseerd op klinische populatie**: Dit is vaak goedkoper en gemakkelijker te rekruteren. Echter, men moet oppassen voor selectiemechanismen die bepalen wie naar het ziekenhuis of de polikliniek komt (bv. een gespecialiseerde astmakliniek in een tertiair medisch centrum) [13](#page=13).
* **Staalname gebaseerd op bevolking (population-based sample)**: Dit is representatiever voor een bepaalde regio, maar is significant moeilijker en duurder om uit te voeren [13](#page=13).
### 1.4 Sampling
Sampling is het proces van het selecteren van een steekproef uit de populatie. Het doel is om een sample te verkrijgen dat voldoet aan de volgende criteria [14](#page=14):
* **Voldoende groot**: Om willekeurige fouten te minimaliseren [15](#page=15).
* **Representatief**: Om systematische fouten (bias) te vermijden [15](#page=15).
* **Practisch**: Haalbaar binnen een aanvaardbare kost van tijd en geld [15](#page=15).
### 1.5 Rekrutering
Rekrutering is het proces van het verkrijgen van voldoende geschikte deelnemers voor de studie [16](#page=16).
#### 1.5.1 Doel van rekrutering
De belangrijkste doelen van rekrutering zijn:
1. Het bereiken van een voldoende aantal proefpersonen om te voldoen aan de vooraf berekende steekproefgrootte (sample size) [16](#page=16).
2. Het waarborgen dat de rekrutering van de steekproef niet bevooroordeeld is, zodat de sample representatief is voor de doel-populatie [16](#page=16).
#### 1.5.2 Het probleem van non-respons
Een significant probleem bij rekrutering is non-respons. De responsrate is het percentage van de personen die in aanmerking komen voor deelname en die instemmen om deel te nemen. Non-response bias kan de validiteit van de studie beïnvloeden [17](#page=17).
#### 1.5.3 Monitoring van rekrutering
Het is cruciaal om de rekrutering te monitoren en te vergelijken met de vooropgestelde doelen. Redenen voor het niet behalen van doelstellingen moeten worden gedocumenteerd. De monitoring kan worden bijgehouden met behulp van een enrollment tabel, die de tijdspanne en het aantal geselecteerde patiënten (screened, randomised) weergeeft [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** Een grafische weergave van de rekrutering over tijd kan helpen om de voortgang te visualiseren en potentiële problemen vroegtijdig te identificeren [19](#page=19).
---
# Definiëren van uitkomsten (outcomes)
Dit gedeelte van de studie legt het belang en de classificatie van uitkomsten (endpoints) in klinische studies uit, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen primaire en secundaire, harde en zachte, en klinische versus surrogaat eindpunten [21](#page=21).
### 2.1 Belang van uitkomsten
Het kiezen van geschikte uitkomsten voor een gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) is cruciaal voor de validiteit en relevantie van de resultaten. Uitkomsten vertegenwoordigen de metingen die worden gebruikt om het effect van een interventie te beoordelen [20](#page=20) [21](#page=21).
### 2.2 Categorieën van uitkomsten
Uitkomsten kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd, wat helpt bij het ontwerpen en interpreteren van studies. De belangrijkste indelingen zijn [21](#page=21):
* **Primaire versus secundaire uitkomsten** [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Harde versus zachte uitkomsten** [21](#page=21) [23](#page=23).
* **Klinische versus surrogaat eindpunten** [21](#page=21) [23](#page=23).
#### 2.2.1 Primaire versus secundaire uitkomsten
De **primaire uitkomst** is de uitkomst van grootste belang voor alle relevante belanghebbenden, zoals patiënten, clinici, financiers en betalers. Deze primaire uitkomst wordt gebruikt voor de berekening van de benodigde steekproefgrootte in de studie [22](#page=22).
**Secundaire uitkomsten** zijn aanvullende uitkomsten die worden geëvalueerd, inclusief eventuele bijwerkingen of schadelijke effecten [22](#page=22).
> **Tip:** Het is belangrijk om te overwegen wie de uitkomsten beoordeelt en of deze beoordeling geblindeerd is om vertekening te voorkomen [22](#page=22).
#### 2.2.2 Harde versus zachte uitkomsten
**Harde uitkomsten** zijn objectief meetbare en over het algemeen minder subjectieve gebeurtenissen. Voorbeelden hiervan zijn mortaliteit (dood) en hospitalisatie [23](#page=23).
**Zachte uitkomsten** zijn meer subjectief en kunnen variëren in hun interpretatie. Voorbeelden zijn levenskwaliteit en symptoombeoordelingen [23](#page=23).
#### 2.2.3 Klinische versus surrogaat eindpunten
Een **klinische uitkomst** is een voor de patiënt klinisch relevante uitkomst, die direct het welzijn van de patiënt beïnvloedt. Dit kan zowel een harde als een zachte uitkomst zijn [23](#page=23).
Een **surrogaat eindpunt (surrogaat uitkomst)** is een intermediaire uitkomst of biomerker die indirect samenhangt met klinische eindpunten. Het idee achter het gebruik van surrogaat eindpunten is dat ze sneller kunnen veranderen en gemakkelijker te meten zijn dan de uiteindelijke klinische uitkomst, wat kan leiden tot kortere studieduren en kleinere steekproeven [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Bij astma kan een verbetering van de longfunctie (een surrogaat uitkomst) leiden tot minder astma-aanvallen (een klinische uitkomst). Echter, een verbetering van een surrogaat hoeft niet altijd te resulteren in een verbetering van de klinische uitkomst, laat staan in een reductie van mortaliteit [24](#page=24).
> **Voorbeeld (Diabetes):** Een verlaging van HbA1c-waarden (een surrogaat uitkomst bij diabetes) wordt vaak gebruikt als indicator voor een vermindering van cardiovasculair lijden (een klinische uitkomst). Het is echter niet altijd gegarandeerd dat het verbeteren van HbA1c ook daadwerkelijk leidt tot een significante reductie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Medicijnen zoals glitazonen, gliptines en incretinemimetica worden vaak beoordeeld op hun effect op HbA1c, maar hun impact op daadwerkelijke cardiovasculaire uitkomsten vereist specifieke studies [27](#page=27) [28](#page=28).
> **Voorbeeld (Salmeterol in Astma):** De Salmeterol Multicenter Asthma Research Trial (SMART) onderzocht het gebruik van LABA salmeterol versus placebo bij astmapatiënten. Patiënten die deelnamen hadden op baseline veel nachtelijke symptomen en gebruikten minder dan 50% van de aanbevolen dosis inhalatiesteroïden (ICS). Het gebruik van een bronchodilatator zoals salmeterol kan leiden tot een verbetering in symptomen of longfunctie (surrogaat), maar dit kan ook verborgen nadelige effecten hebben op ernstigere uitkomsten als de onderliggende ontsteking niet adequaat wordt behandeld met ICS [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
---
# Meetmethoden in klinisch onderzoek
Dit onderwerp behandelt de diverse methoden die worden gebruikt voor het verzamelen van gegevens in klinisch onderzoek, variërend van registers en dossiers tot vragenlijsten, lichamelijk en paraklinisch onderzoek, en mobiele technologieën [30](#page=30).
### 3.1 De keuze van een meetinstrument
De keuze voor een specifiek meetinstrument in klinisch onderzoek is afhankelijk van verschillende factoren [32](#page=32):
* De vraagstelling van het onderzoek [32](#page=32).
* De gewenste nauwkeurigheid van de meting [32](#page=32).
* De beschikbaarheid van bestaande meetsystemen [32](#page=32).
* De beschikbare technische en wetenschappelijke expertise [32](#page=32).
* De operationalisatie van de te meten parameter [32](#page=32).
### 3.2 Gezondheidsregisters en patiëntendossiers
Gezondheidsregisters en patiëntendossiers zijn een bron van retrospectieve data, maar hun bruikbaarheid kan beperkt zijn [34](#page=34).
#### 3.2.1 Inhoud van patiëntendossiers
Patiëntendossiers bevatten informatie verkregen uit contacten tussen arts en patiënt, waaronder:
* Anamnese [34](#page=34).
* Lichamelijk onderzoek [34](#page=34).
* Laboratoriumonderzoek, beeldvorming en aanvullende testen [34](#page=34).
* Besprekingen over diagnose, prognose en therapie [34](#page=34).
* Beslissingen betreffende interventies [34](#page=34).
* Evaluatie en follow-up van behandeling [34](#page=34).
#### 3.2.2 Tekortkomingen in patiëntendossiers
Er kunnen tekortkomingen optreden in patiëntendossiers, zoals ontbrekende bloeddrukmetingen of informatie over rookgedrag [34](#page=34).
#### 3.2.3 Gebruik van registers
Registers worden gebruikt voor diverse doeleinden in klinisch onderzoek. Voorbeelden hiervan zijn:
* Kankerregisters [35](#page=35).
* Ziekenhuisontslagregisters [35](#page=35).
* Overlijdensregisters (inclusief doodsoorzaken) [35](#page=35).
* Medische dossierdatabases, zoals GPRD (VK) en IPCI (Nederland) [35](#page=35).
* Medicatieregisters, die zowel voorschriften door artsen als afleveringen door apotheken registreren [35](#page=35).
#### 3.2.4 Koppelingen en beperkingen
Koppelingen met administratieve bestanden zijn mogelijk, maar stuiten op technische, juridische en ethische beperkingen, waaronder de privacywetgeving [36](#page=36).
### 3.3 Vragenlijsten
Vragenlijsten vormen een belangrijke methode voor het verzamelen van gegevens in klinisch onderzoek [37](#page=37).
#### 3.3.1 Typen vragenlijsten en interviews
Verschillende vormen van vraagstelling en interviewtechnieken worden toegepast:
* Anamnese [37](#page=37).
* Het vrije interview [37](#page=37).
* Het gestructureerde interview [37](#page=37).
* De telefonische enquête [37](#page=37).
* De schriftelijke (postale) enquête [37](#page=37).
* De elektronische enquête [37](#page=37).
#### 3.3.2 Optimaliseren van respons
Het voorkomen van non-respons bij vragenlijsten kan worden bereikt door:
* Het hanteren van korte, overzichtelijke vragenlijsten [38](#page=38).
* Het kiezen van concrete en aansprekende onderwerpen [38](#page=38).
* Het realiseren dat de respons bij postenquêtes doorgaans lager is dan bij persoonlijke interviews [38](#page=38).
#### 3.3.3 Patient Reported Outcomes (PRO)
Patient Reported Outcomes (PRO) meten gezondheidsuitkomsten zoals gerapporteerd door de patiënt zelf. Dit is cruciaal bij chronische en progressieve ziekten zoals astma, COPD, diabetes en hartfalen, waarbij het verbeteren van de levenskwantiteit en -kwaliteit (minimaliseren van symptomen en verbeteren van dagelijkse functioneringsmogelijkheden) centraal staat. PRO's fungeren vaak als primaire eindpunten in klinische studies [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.3.4 Meetinstrumenten voor gezondheidsuitkomsten
* **Health status, ESW en GOLD stadium:** Longfunctie, gemeten als de één seconde waarde (ESW), geeft niet altijd de volledige impact van aandoeningen zoals COPD weer. De SGRQ (St. George's Respiratory Questionnaire) wordt gebruikt om de gezondheidstoestand te beoordelen [42](#page=42).
* `> **Tip:** Er is vaak een correlatie tussen subjectieve klachten en objectieve metingen, maar deze correlatie is niet altijd sterk.` [42](#page=42).
* **COPD Assessment Test (CAT):** Dit is een veelgebruikte vragenlijst voor het beoordelen van COPD-gerelateerde symptomen en de impact ervan op het dagelijks leven. De scoringsrange van de CAT-test is 0 tot 40 [43](#page=43).
### 3.4 Lichamelijk onderzoek
Lichamelijk onderzoek is een fundamenteel onderdeel van de medische evaluatie en wordt uitgevoerd om direct fysieke bevindingen te observeren [34](#page=34).
### 3.5 Paraklinisch onderzoek
Paraklinisch onderzoek omvat laboratoriumonderzoek en beeldvormende technieken die aanvullende diagnostische informatie verschaffen [34](#page=34).
#### 3.5.1 Voorbeelden van meetinstrumenten
Voor specifieke aandoeningen kunnen gespecialiseerde instrumenten worden ingezet, zoals bij astma:
* Piekstroommeter [33](#page=33).
* Spirometer [33](#page=33).
* Meting van uitgeademde stikstofoxide (FeNO) [33](#page=33).
### 3.6 Mobiele devices (smartphones)
Mobiele apparaten zoals smartphones winnen aan belang als meetinstrumenten in klinisch onderzoek, hoewel de specifieke toepassingen niet gedetailleerd worden beschreven op de gegeven pagina's. Ze bieden potentieel voor continue monitoring en dataverzameling buiten de klinische setting [30](#page=30).
---
# Basisprincipes van klinische studies en PICO
Dit document introduceert de algemene methodologie en het design van klinische studies, met een focus op het PICO-framework als een essentieel hulpmiddel voor het formuleren van onderzoeksvragen [1](#page=1) [2](#page=2).
### 4.1 Algemene methodologie en design van klinische studies
Klinische studies vormen de ruggengraat van medisch onderzoek en maken het mogelijk om de effectiviteit en veiligheid van interventies te evalueren. De studieopbouw en het design zijn cruciaal voor de betrouwbaarheid van de resultaten. De lessenreeks behandelt verschillende aspecten, waaronder onderzoeksvragen, de anatomie en fysiologie van studies, selectie van populaties en uitkomsten, interventionele en observationele studies, het rapporteren van studies met aandacht voor bias, en een practicum studie design [1](#page=1) [2](#page=2).
### 4.2 Het PICO-framework
Het PICO-framework is een gestructureerde methode om klinische onderzoeksvragen te formuleren, wat essentieel is voor het ontwerpen van relevante en haalbare studies. PICO staat voor de vier kerncomponenten van een klinische vraag [3](#page=3) [44](#page=44):
* **P**atiënt / Probleem of diagnose: Dit definieert de specifieke patiëntengroep of het medische probleem dat onderzocht wordt [3](#page=3) [44](#page=44).
* **I**nterventie of behandeling: Dit beschrijft de behandeling, medicatie, procedure of interventie die wordt bestudeerd [3](#page=3) [44](#page=44).
* **C**ontrole-interventie of -behandeling: Dit is de vergelijkingsgroep. Dit kan een placebo, de standaardbehandeling (usual care), of een andere actieve behandeling zijn [3](#page=3) [44](#page=44).
* **O**utcome (uitkomst): Dit specificeert de meetbare uitkomstmaat die wordt gebruikt om het effect van de interventie te evalueren, zoals vermindering van symptomen, verbetering van overleving, of het optreden van bijwerkingen [3](#page=3) [44](#page=44).
> **Tip:** Het gebruik van het PICO-framework helpt om onderzoeksvragen scherp te definiëren, wat leidt tot relevantere studievraagstellingen en een beter design van de klinische studie.
### 4.3 Voorbeelden van studie designs
#### 4.3.1 Randomized Controlled Trial (RCT)
Een veelgebruikt design in klinische studies is de Randomized Controlled Trial (RCT). In een parallele groep design worden patiënten willekeurig (at random) toegewezen aan verschillende interventie- of controlegroepen [4](#page=4).
* **Interventie/behandeling met actieve producten:** Eén groep ontvangt de te onderzoeken actieve interventie [4](#page=4).
* **Controle:** De controlegroep ontvangt een placebo, de standaardzorg (usual care), of een andere vergelijkingsinterventie [4](#page=4).
* **Blindering:** Idealiter zijn RCT's dubbelblind, wat betekent dat noch de patiënt noch de onderzoeker weet wie welke behandeling ontvangt. Soms zijn ze enkelblind of open (niet-blind) [4](#page=4).
> **Example:** Een RCT onderzoekt de effectiviteit van een nieuw medicijn voor hypertensie. Patiënten worden willekeurig verdeeld in twee groepen: de ene groep krijgt het nieuwe medicijn (interventie), de andere groep krijgt een placebo (controle). De bloeddruk wordt gemeten na 3 maanden om de uitkomst te evalueren. Idealiter is dit een dubbelblind onderzoek om bias te minimaliseren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Populatie | De gehele groep individuen die aan bepaalde specifieke kenmerken voldoen en waarover men in een onderzoek uitspraken wil doen. |
| Staal (Sample) | Een representatieve subset van de populatie die wordt geselecteerd voor deelname aan een onderzoek, om zo conclusies te kunnen trekken over de gehele populatie. |
| Doelpopulatie | De specifieke groep individuen waar de onderzoeksresultaten idealiter op van toepassing zouden moeten zijn. |
| Beschikbare populatie | De groep individuen die daadwerkelijk toegankelijk is voor het onderzoek. |
| Inclusiecriteria | Kenmerken waaraan proefpersonen moeten voldoen om deel te mogen nemen aan een studie, die de doelpopulatie definiëren. |
| Exclusiecriteria | Kenmerken waaraan proefpersonen niet mogen voldoen, zelfs als ze aan de inclusiecriteria voldoen, omdat dit de datakwaliteit, interpretatie of ethische verantwoordelijkheid kan beïnvloeden. |
| Randomisatie | Het proces waarbij deelnemers aan een studie willekeurig (at random) worden toegewezen aan verschillende behandelgroepen om vertekening (bias) te minimaliseren. |
| Placebo | Een niet-actieve substantie of behandeling die identiek is aan de actieve behandeling, maar geen therapeutisch effect heeft, gebruikt als controle in klinische studies. |
| Usual care | De standaardzorg of gebruikelijke behandeling die patiënten ontvangen voor hun aandoening, gebruikt als controlegroep in studies wanneer een placebo niet ethisch is. |
| Dubbelblind | Een onderzoeksopzet waarbij noch de deelnemers, noch de onderzoekers weten welke behandeling elke deelnemer ontvangt, om subjectieve vertekening te voorkomen. |
| Enkelblind | Een onderzoeksopzet waarbij ofwel de deelnemers, ofwel de onderzoekers weten welke behandeling wordt toegediend, maar niet beiden. |
| Open studie | Een onderzoeksopzet waarbij zowel de deelnemers als de onderzoekers op de hoogte zijn van de toegediende behandelingen. |
| Primaire uitkomst | De vooraf gespecificeerde uitkomst van grootste belang voor belanghebbenden, die wordt gebruikt voor de berekening van de steekproefgrootte. |
| Secundaire uitkomst | Aanvullende uitkomsten die in een studie worden gemeten, inclusief mogelijke schadelijke effecten (harms). |
| Harde uitkomst | Meetbare en objectiveerbare uitkomsten die direct klinisch relevant zijn, zoals sterfte of ziekenhuisopname. |
| Zachte uitkomst | Subjectieve uitkomsten die de kwaliteit van leven, symptomen of welzijn van de patiënt betreffen en minder objectief meetbaar zijn. |
| Surrogaat eindpunt | Een intermediaire uitkomst of biomerker die indirect samenhangt met klinische eindpunten en vaak wordt gebruikt om de effectiviteit van een behandeling sneller te beoordelen. |
| Klinische uitkomst | Een uitkomst die voor de patiënt direct relevant is en van klinisch belang, zoals verbetering van symptomen of verlenging van de levensduur. |
| Patient Reported Outcome (PRO) | Resultaten die rechtstreeks door de patiënt worden gerapporteerd, zonder tussenkomst van een arts of onderzoeker, met betrekking tot hun gezondheidstoestand of ervaringen. |
| PICO | Een acroniem dat staat voor Patiënt/Probleem, Interventie, Controle en Outcome, een gestructureerd raamwerk voor het formuleren van klinische onderzoeksvragen. |
| Bias (vertekening) | Een systematische fout die leidt tot een vertekende weergave van de werkelijkheid in een onderzoek, waardoor de resultaten niet betrouwbaar zijn. |
| Non-response | Het percentage van personen dat weliswaar in aanmerking komt voor deelname aan een studie, maar weigert of niet reageert, wat kan leiden tot non-response bias. |
| Response rate | Het percentage van geselecteerde subjecten dat instemt om deel te nemen aan een studie. |
| Vragenlijst | Een reeks gestructureerde vragen die wordt gebruikt om informatie te verzamelen van deelnemers over hun gezondheid, symptomen, levensstijl of andere relevante factoren. |
| Gezondheidsregisters | Systematisch verzamelde gegevens over gezondheid en ziekte binnen een bepaalde populatie, zoals kankerregisters of ziekenhuisontslagregisters. |
| Patiëntendossiers | Officiële medische documentatie die informatie bevat over de medische geschiedenis, diagnoses, behandelingen en verloop van een patiënt. |
| Paraklinisch onderzoek | Onderzoek dat laboratoriumtests, beeldvorming of andere aanvullende testen omvat om een diagnose te stellen of de toestand van een patiënt te evalueren. |
| Longfunctie | Een meting van de capaciteit van de longen om lucht in en uit te ademen, vaak gemeten met een spirometer of piekflowmeter. |
| HbA1c | Een laboratoriumtest die de gemiddelde bloedsuikerspiegel over een periode van ongeveer twee tot drie maanden meet, belangrijk voor de controle van diabetes. |
| Cardio-vasculair lijden (CV lijden) | Problemen of ziekten die het hart en de bloedvaten aantasten, zoals hartaanvallen, beroertes en hartfalen. |