Cover
Börja nu gratis De zorgontvanger met diabetes mellitus 2526-studenten.pptx
Summary
# Diagnose en opvolging van diabetes mellitus
Diabetes mellitus is een chronische ziekte die wordt gekenmerkt door verhoogde bloedglucosewaarden. Dit document biedt een uitgebreid overzicht van de diagnose en opvolging van diabetes mellitus, inclusief de verschillende types, symptomen, diagnostische methoden, en de acute en laattijdige verwikkelingen.
## 1. Diabetes mellitus
Diabetes mellitus kent verschillende vormen:
* Diabetes type 1
* Diabetes type 2
* Zwangerschapsdiabetes
* Prediabetes
### 1.1 Diagnose en opvolging
Het herkennen van symptomen is cruciaal voor een vroege diagnose. De diagnose wordt gesteld aan de hand van specifieke tests.
#### 1.1.1 Symptomen herkennen en testen
**Type 1:**
* Vaak duidelijke en snel herkende symptomen.
* Testen gebeurt op basis van symptomen.
**Type 2:**
* Minder duidelijke symptomen, diagnose kan jaren duren.
* Testen kan plaatsvinden bij routine medisch onderzoek, slecht genezende wonden, of in een later stadium op basis van symptomen.
#### 1.1.2 Diagnostische tests
* **Urinetest:** Detectie van glucosurie (glucose in de urine).
* **Glycemiebepaling op veneus bloed:**
* **Fasting plasma glucose test (Nuchtere glycemiebepaling):** Meting na minimaal 8 uur niet eten.
* **Glucose challenge test (bij zwangere vrouwen):** Tussen week 24 en 28, niet nuchter. Na inname van 50 gram glucose wordt de glycemie na 1 uur gemeten. Indien de glycemie hoger is dan 130 mg/dl, volgt een orale glucose tolerantietest.
* **Orale glucose tolerantietest (OGTT):** Meting van de glycemie op verschillende tijdstippen na inname van 75 gram suiker.
* **Willekeurige plasma glucose test:** Meting op elk moment van de dag. Een waarde hoger dan 200 mg/dl duidt op diabetes.
* **HbA1c (Geglycolyseerd hemoglobine):**
* Via veneuze bloedafname.
* Geeft een beeld van de gemiddelde bloedglucosewaarden over een langere periode (ongeveer 2-3 maanden), omdat het de mate van glycatie van hemoglobine weerspiegelt.
* Niet nuchter af te nemen.
#### 1.1.3 Opvolging met capillaire bloedglucosemetingen
Capillaire bloedglucosemetingen worden voornamelijk gebruikt voor opvolging en niet voor diagnose.
* **Bij insulineafhankelijke diabetes:**
* Voor elke maaltijd en voor het slapengaan.
* Indien de zorgontvanger zich niet goed voelt.
* Indien de zorgontvanger nuchter moet blijven voor een onderzoek (meting om 8u00 en daarna elke 2 uur).
* Na het onderzoek.
* Na een hypo- of hyperglycemie.
* Bij het instellen van de diabetestherapie, om de insulinebehoefte beter af te stemmen.
* **Bij zwangere insulineafhankelijke diabetes:**
* Voor elke maaltijd en voor het slapengaan.
* Indien nodig om de 2 uur.
* Tijdens de arbeid om het uur.
#### 1.1.4 Sensor-gebaseerde glucosemeting
* **Continue Glucose Monitoring (CGM) en Flash Glucose Monitoring (FGM):**
* Meting van de glucosewaarde in interstitieel vocht, niet direct in het bloed.
* Er is een vertraging tussen de bloedglucosewaarde en de gemeten interstitiële glucosewaarde.
* **Intermittent scanning:** De sensor meet continu, maar de waarde moet handmatig worden uitgelezen door de sensor te scannen.
* **Real-time scanning:** De sensor meet continu en stuurt de waarden draadloos door naar een ontvanger of smartphone.
> **Tip:** Bij twijfel over de diagnose van hypo- of hyperglycemie, behandel altijd als een hypoglycemie. Glucose toedienen bij hyperglycemie is minder schadelijk dan het niet behandelen van een levensbedreigende hypoglycemie.
### 1.2 Leven met diabetes
Het managen van diabetes omvat medicatie, voeding, sport en beweging, welzijn, en andere levensstijlfactoren.
#### 1.2.1 Medicatie
Medicatie is een cruciaal onderdeel van de behandeling, variërend van orale medicatie tot insulinetherapie.
#### 1.2.2 Voeding
Een aangepast voedingspatroon is essentieel voor het beheersen van de bloedglucosewaarden.
#### 1.2.3 Sport en beweging
Bewegen heeft diverse voordelen:
* Preventie en welzijn.
* Vermindering van risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
* Gewichtsbehoud of -verlies.
* Toename van spiermassa.
* Verbetering van lichamelijke fitheid.
* Meer psychisch welzijn en levenskwaliteit.
* Minder behoefte aan medicatie tegen diabetes, cholesterolstoornissen of hoge bloeddruk.
**Impact van beweging op glycemie:**
* **Hypoglycemie:** Kan optreden door hoger energieverbruik of onvoldoende afgestemde insulinetoediening voor de activiteit. De cellen kunnen ook gevoeliger worden voor insuline.
* **Hyperglycemie:** Kan optreden doordat de glucoseproductie door inspanning (adrenaline) stijgt.
#### 1.2.4 Welzijn
Diabetes heeft een impact op zowel de zorgontvanger als de omgeving. Continu zelfmanagement kan leiden tot angst, stigma en discriminatie.
#### 1.2.5 Andere levensstijlfactoren
Diverse andere factoren kunnen het leven met diabetes beïnvloeden.
### 1.3 Preventie van diabetes
Preventieve maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de ontwikkeling van diabetes, met name type 2.
### 1.4 Acute verwikkelingen
Dit zijn plotselinge en potentieel levensbedreigende complicaties.
#### 1.4.1 Hypoglycemie
* **Definitie:** Bloedglucosewaarde lager dan 70 mg/dl. Er is te weinig glucose in het bloed.
* **Gevaren:** Kan leiden tot een hypoglycemisch coma.
* **Urgentie:** Vereist onmiddellijke reactie.
* **Behandeling:**
* **Bewuste zorgontvanger:** Direct glucose toedienen (bv. druivensuiker, sap) en hercontrole na 15 minuten. Indien nodig herhalen.
* **Bewusteloze zorgontvanger:** **Nooit** laten eten of drinken. Glucagoninjectie toedienen indien beschikbaar, of glucose intraveneus toedienen door medisch personeel. Hercontrole is noodzakelijk.
#### 1.4.2 Hyperglycemie
* **Definitie:** Bloedglucosewaarde hoger dan 200 mg/dl. Er is te veel glucose in het bloed.
* **Gevaren:** Kan leiden tot een hyperglycemisch coma.
* **Behandeling:**
* Insuline toedienen (eventueel volgens een bijspuitschema).
* Hercontrole van de glycemie.
* Voldoende drinken.
* Preventieve maatregelen: regelmatige glycemiecontrole, medicatie aanpassen/strikt opvolgen, aanpassen van eetgewoonten, arts raadplegen bij stress/ziekte, meer bewegen.
#### 1.4.3 Diabetische ketoacidose (DKA)
* **Beschrijving:** Een ernstige evolutie van hyperglycemie, meestal geassocieerd met diabetes type 1.
* **Oorzaken:**
* Nieuw gediagnosticeerde type 1.
* Onderbroken insulinetoediening (pomp defect, insuline overslaan, angst voor insuline).
* Stress, infectie of ziekte (verhoogde insulinebehoefte).
* Gebruik van bepaalde medicatie (bv. corticosteroïden, antipsychotica).
* **Symptomen:**
* Snelle, diepe ademhaling (Kussmaul ademhaling) met fruitige geur (aceton).
* Misselijkheid en/of braken (door verzuring).
* Dorst en polyurie, gevolgd door dehydratatie (droge tong en huid).
* Hoofdpijn en vermoeidheid/slaperigheid (energietekort).
* Buikpijn en spierpijn.
* Mydriasis (verwijde pupillen) en wazig zien.
* **Ernst:** Bepaald door de mate van acidose (pH < 7,20 is schadelijk).
* **Opsporing:** Urine-test (ketonen), bloedonderzoek, aangepaste glucosemeter.
* **Behandeling:** Vochttoediening/drinken, insuline toedienen, eten, opvolgen van klinische parameters (glycemie, ketongehalte), educatie en begeleiding.
### 1.5 Laattijdige verwikkelingen
Dit zijn complicaties die zich over langere tijd ontwikkelen als gevolg van chronisch verhoogde bloedglucosewaarden.
#### 1.5.1 Angiopathie (bloedvatziekten)
* **Atherosclerose:** Diabetes versnelt het proces van aderverkalking.
* **Macro-angiopathie:** Aantasting van grote bloedvaten.
* Coronaire arteriën: risico op hartinfarct.
* Hersenen: risico op cerebrovasculair accident (CVA).
* Onderste ledematen: perifeer arterieel lijden. Bijkomende risicofactoren: roken, hypercholesterolemie, diabetische nefropathie.
* **Micro-angiopathie:** Aantasting van kleine bloedvaten.
* Nieren: diabetische nefropathie, wat kan leiden tot proteïnurie en nierinsufficiëntie.
* Ogen: diabetische retinopathie, wat kan leiden tot blindheid.
#### 1.5.2 Neuropathie (zenuwschade)
* **Mechanisme:** Zenuwbanen worden aangetast, wat de prikkelgeleiding beïnvloedt. Zenuwschade is onomkeerbaar.
* **Types:**
* **Sensibel:** Verminderd gevoel (vooral in de voeten), pijn, wonden aan de voeten, mogelijk amputatie (diabetische voet).
* **Motorisch:** Dropvoet, verlamming van oogspieren.
* **Autonoom:** Leidt tot hypotensie, diarree, maagontledigingsstoornissen.
#### 1.5.3 Nefropathie (nierziekte)
* **Mechanisme:** Schade aan de nieren, met name door micro-angiopathie. Het filtersysteem wordt verstoord door hoge glucosewaarden.
* **Uiting:** Albuminurie is een vroeg teken van diabetische nefropathie.
#### 1.5.4 Infecties
* **Verhoogde vatbaarheid:** Verhoogde glucoseconcentraties in bloed, urine en interstitieel vocht vormen een voedingsbodem voor micro-organismen en schimmels.
* **Verminderde immuunfunctie:** Witte bloedcellen functioneren minder goed bij slecht gereguleerde diabetes.
* **Veelvoorkomende infecties:** Vaginitis, cystitis, nephritis, huidinfecties.
#### 1.5.5 Diabetische voet
* **Oorzaken:** Combinatie van neuropathie (verminderd gevoel, droge huid) en micro-angiopathie (verminderde doorbloeding).
* **Gevolg:** Wondjes worden laat opgemerkt, genezen minder goed, en raken sneller geïnfecteerd.
* **Preventie:** Vroege opsporing van veranderingen aan de voet en goede diabetesregulatie zijn cruciaal.
---
# Leven met diabetes: complicaties en levensstijl
Dit deel onderzoekt de dagelijkse uitdagingen van mensen met diabetes, inclusief medicatie, voeding, beweging, welzijn en andere levensstijlfactoren, evenals de acute en chronische complicaties die kunnen optreden.
### 2.1 Leven met diabetes
#### 2.1.1 Medicatie
Medicatie is een cruciaal onderdeel van het management van diabetes. Het type medicatie is afhankelijk van het type diabetes en de individuele behoeften van de zorgontvanger. Bij insulineafhankelijke diabetes is regelmatige glycemiebepaling essentieel voor het correct doseren van insuline.
#### 2.1.2 Voeding
Voeding speelt een sleutelrol in het beheersen van de bloedsuikerspiegel. Een aangepast eetpatroon is belangrijk, met regelmatige maaltijden en controle over de inname van koolhydraten.
#### 2.1.3 Sport en beweging
Beweging is belangrijk voor zowel preventie als welzijn bij diabetes. Het kan bijdragen aan:
* Vermindering van (risicofactoren voor) hart- en vaatziekten.
* Gewichtsbehoud of -verlies.
* Toename van spiermassa.
* Betere lichamelijke fitheid.
* Meer psychisch welzijn en levenskwaliteit.
* Minder behoefte aan insuline en andere medicijnen.
Tijdens sporten kan de bloedsuikerspiegel zowel dalen (hypoglycemie) door hoger energieverbruik en/of onvoldoende afgestemde insulinetoediening, als stijgen (hyperglycemie) door de adrenalineproductie bij inspanning.
> **Tip:** Regelmatige glycemiecontroles zijn aangewezen, zeker bij intensieve inspanning of bij aanpassing van de medicatie.
#### 2.1.4 Welzijn
Diabetes heeft een significante impact op de zorgontvanger en diens omgeving. Continu zelfmanagement kan leiden tot angst, stigma en discriminatie. Psychische ondersteuning en aandacht voor welzijn zijn daarom van groot belang.
#### 2.1.5 Andere levensstijlfactoren
Naast voeding en beweging, spelen ook andere levensstijlfactoren een rol in het leven met diabetes. Hierbij kan gedacht worden aan stoppen met roken, beperken van alcoholgebruik en stressmanagement.
### 2.2 Acute verwikkelingen
Acute verwikkelingen van diabetes treden plotseling op en vereisen onmiddellijke aandacht.
#### 2.2.1 Hypoglycemie
Hypoglycemie is een te lage bloedsuikerspiegel, gedefinieerd als een glycemie lager dan $70 \text{ mg/dl}$. Dit kan leiden tot een hypolglycemisch coma en is steeds urgent.
* **Symptomen:** Afhankelijk van de ernst en snelheid van dalen, kunnen symptomen variëren van zweten, trillen, duizeligheid en honger tot verwardheid, prikkelbaarheid en, in ernstige gevallen, bewusteloosheid.
* **Behandeling:**
* **Bewuste zorgontvanger:** Onmiddellijk glucose toedienen (bv. druivensuiker, suikerhoudende drank). Daarna steeds hercontrole van de glycemie.
* **Bewusteloze zorgontvanger:** Nooit eten of drinken geven. Behandeling is urgent en kan intraveneuze glucose toediening vereisen. Altijd hercontrole van de glycemie.
> **Tip:** Bij twijfel tussen hypo- of hyperglycemie, altijd behandelen als hypoglycemie. Glucose toedienen bij hyperglycemie is minder schadelijk dan het nalaten van glucose bij een hypoglycemisch coma.
#### 2.2.2 Hyperglycemie
Hyperglycemie is een te hoge bloedsuikerspiegel, gedefinieerd als een glycemie hoger dan $200 \text{ mg/dl}$. Het kan leiden tot een hyperglycemisch coma.
* **Behandeling:**
* Insuline toedienen (eventueel op basis van een bijspuitschema).
* Hercontrole van de glycemie.
* Voldoende drinken.
* **Preventie:** Regelmatige controle van de glycemie, aanpassing van medicatie of eetgewoonten, arts raadplegen bij stress, ziekte of infectie, en meer bewegen.
#### 2.2.3 Diabetische ketoacidose (DKA)
Diabetische ketoacidose is een ernstige complicatie van hyperglycemie, voornamelijk voorkomend bij diabetes type 1.
* **Oorzaken:**
* Nieuw gediagnosticeerde type 1 diabetes.
* Onderbroken insulinetoediening (pomp defect, insuline overslaan).
* Stress, infectie, ziekte die de insulinebehoefte verhogen.
* Gebruik van bepaalde medicatie (bv. corticosteroïden).
* **Symptomen:**
* Snelle, diepe ademhaling (Kussmaul ademhaling) met fruitige acetongeur.
* Misselijkheid en/of braken.
* Dorst en veel plassen (polyurie), leidend tot dehydratatie.
* Droge tong en huid.
* Hoofdpijn en moeheid/slaperigheid.
* Buikpijn en spierpijn.
* Wazig zien.
* **Opsporing:** Urine-test, bloedonderzoek, aangepaste glucosemeter.
* **Behandeling:** Vochttoediening, insuline toedienen, eten, opvolgen van klinische parameters. Educatie en begeleiding van de zorgontvanger zijn essentieel.
### 2.3 Laattijdige verwikkelingen
Laattijdige verwikkelingen ontwikkelen zich geleidelijk over lange tijd en kunnen ernstige schade aanrichten aan verschillende organen en systemen.
#### 2.3.1 Angiopathie
Aantasting van de bloedvaten.
* **Macro-angiopathie:** Aantasting van de grote bloedvaten, wat kan leiden tot hartinfarcten, beroertes (CVA) en perifeer arterieel lijden in de benen. Risicofactoren zoals roken, hypercholesterolemie en diabetische nefropathie versterken dit proces. Diabetes versnelt atherosclerose.
* **Micro-angiopathie:** Aantasting van de kleine bloedvaten.
* **Nieren:** Diabetische nefropathie, leidend tot proteïnurie en uiteindelijk nierinsufficiëntie.
* **Ogen:** Diabetische retinopathie, wat kan leiden tot blindheid.
#### 2.3.2 Neuropathie
Schade aan de zenuwbanen, wat de prikkelgeleiding verstoort. Zenuwschade is onomkeerbaar.
* **Sensibel:** Verminderd gevoel (vooral in de voeten), pijn, en mogelijk wonden die kunnen leiden tot amputatie (diabetische voet).
* **Motorisch:** Kan leiden tot bijvoorbeeld een dropvoet of verlamming van oogspieren.
* **Autonoom:** Kan diverse problemen veroorzaken, zoals hypotensie (lage bloeddruk), diarree en maagontledigingsstoornissen.
#### 2.3.3 Nefropathie
Schade aan de nieren als gevolg van micro-angiopathie. Het filtersysteem raakt verstoord door hoge glycemiewaarden, wat leidt tot albuminurie.
#### 2.3.4 Infecties
Verhoogde glucoseconcentraties in bloed, urine en interstitieel vocht vormen een voedingsbodem voor micro-organismen en schimmels. Bovendien functioneren de witte bloedcellen van het immuunsysteem bij slecht geregelde diabetes minder goed. Dit vergroot de kans op diverse infecties zoals vaginitis, cystitis, nefritis en huidinfecties.
#### 2.3.5 Diabetische voet
De diabetische voet is een ernstige complicatie die ontstaat door de combinatie van neuropathie en micro-angiopathie.
* **Neuropathie:** Leidt tot een droge, schilferige huid en aantasting van het onderhuids weefsel. Gevoelsverlies zorgt ervoor dat wondjes niet tijdig worden opgemerkt.
* **Micro-angiopathie:** Verminderde doorbloeding zorgt voor trage genezing van wondjes.
* **Gevolg:** Wondjes ontstaan sneller, worden later opgemerkt, genezen slechter en infecteren sneller. Vroege opsporing en goede regeling van de diabetes zijn cruciaal voor preventie.
---
# Preventie van diabetes
Dit hoofdstuk focust op de preventieve maatregelen die genomen kunnen worden om de ontwikkeling van diabetes mellitus te voorkomen.
### 4.1 Algemene principes van diabetespreventie
Preventie van diabetes richt zich op het verminderen van het risico op het ontwikkelen van de ziekte, met name type 2 diabetes, door middel van levensstijlaanpassingen. Hoewel diabetes type 1 een auto-immuunziekte is waarvan de oorzaken complexer zijn en preventie minder eenduidig, zijn er voor type 2 diabetes bewezen effectieve strategieën.
### 4.2 Leefstijlfactoren en preventie
Belangrijke leefstijlfactoren die bijdragen aan de preventie van diabetes type 2 zijn onder andere voeding, lichaamsbeweging, gewichtsbeheersing en het vermijden van andere risicofactoren.
#### 4.2.1 Voeding
Een gezond en gebalanceerd voedingspatroon speelt een cruciale rol in de preventie van diabetes. Dit omvat:
* **Beperking van suikerhoudende dranken en producten:** Overmatige inname van suikers kan leiden tot gewichtstoename en een verhoogde bloedsuikerspiegel.
* **Vezelrijke voeding:** Voeding rijk aan vezels, zoals volkorenproducten, groenten en fruit, helpt de bloedsuikerspiegel stabiel te houden en draagt bij aan een verzadigd gevoel.
* **Gezonde vetten:** Kiezen voor onverzadigde vetten (uit bijvoorbeeld noten, zaden en olijfolie) in plaats van verzadigde en transvetten.
* **Matige portiegrootte:** Het aanhouden van gezonde porties helpt bij gewichtsbeheersing.
> **Tip:** Het aanhouden van een vast eetpatroon kan helpen om bloedsuikerschommelingen te minimaliseren en eetbuien te voorkomen.
#### 4.2.2 Sport en beweging
Regelmatige lichaamsbeweging is essentieel voor de preventie van diabetes en het algemeen welzijn. De voordelen van bewegen zijn onder andere:
* **Vermindering van (risicofactoren voor) hart- en vaatziekten.**
* **Gewichtsbehoud of -verlies.**
* **Toename van spiermassa.**
* **Verbetering van de lichamelijke fitheid.**
* **Meer psychisch welzijn en levenskwaliteit.**
* **Minder behoefte aan medicatie** voor diabetes, cholesterolverstoringen of hoge bloeddruk.
Tijdens inspanning kunnen er zowel hypoglycemie als hyperglycemie optreden, wat een goede afstemming van insulinetoediening en energieverbruik vereist:
* **Hypoglycemie:** Kan optreden door hoger energieverbruik tijdens sport of onvoldoende afgestemde insulinetoediening. De cellen kunnen ook gevoeliger worden voor insuline.
* **Hyperglycemie:** Kan veroorzaakt worden door een stijging van de glucoseproductie door inspanning (door adrenaline).
> **Tip:** Bewegen in kader van preventie kan variëren van dagelijkse wandelingen tot intensievere sportactiviteiten, afhankelijk van de individuele conditie en mogelijkheden.
#### 4.2.3 Gewichtsbeheersing
Overgewicht en obesitas zijn belangrijke risicofactoren voor het ontwikkelen van type 2 diabetes. Het bereiken en behouden van een gezond gewicht door middel van een combinatie van gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging is daarom een hoeksteen van preventie.
#### 4.2.4 Andere levensstijlfactoren
Naast voeding en beweging kunnen ook andere factoren, zoals stressmanagement, voldoende slaap en het vermijden van roken, bijdragen aan de algehele gezondheid en het verlagen van het diabetesrisico. Stress en bepaalde medicatie (zoals corticoïden en antipsychotica) kunnen echter ook een verhoogde insulinebehoefte met zich meebrengen en dienen nauwlettend gevolgd te worden, zeker in combinatie met ziekte of infectie.
### 4.3 Screening en vroege opsporing
Regelmatige controle van de glycemiewaarde kan helpen bij de vroege opsporing van prediabetes of beginnende diabetes. Dit stelt zorgverleners in staat om tijdig preventieve maatregelen te starten of de behandeling te optimaliseren.
* **Regelmatige glycemiecontrole:** Periodieke metingen kunnen inzicht geven in de bloedsuikerwaarden.
* **Aanpassing van medicatie en leefstijl:** Bij afwijkende waarden kan aanpassing van medicatie, een striktere opvolging, aanpassing van eetgewoonten of meer bewegen noodzakelijk zijn.
* **Arts raadplegen:** Bij stress, ziekte, infectie of regelmatig optreden van hyperglycemie is het raadzaam om een arts te consulteren.
> **Tip:** Bij twijfel omtrent de diagnose van hypo- of hyperglycemie dient er steeds behandeld te worden alsof het een hypoglycemie betreft. Het toedienen van glucose bij een hyperglycemie is minder schadelijk dan het uitstellen van glucosetoediening bij een levensbedreigende hypoglycemie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Diabetes mellitus | Een chronische stofwisselingsziekte die wordt gekenmerkt door een te hoge bloedsuikerspiegel, veroorzaakt door een tekort aan insuline of een verminderde gevoeligheid van het lichaam voor insuline. |
| Diabetes type 1 | Een vorm van diabetes waarbij het lichaam te weinig of geen insuline produceert, vaak veroorzaakt door een auto-immuunreactie waarbij de insulineproducerende cellen in de pancreas worden vernietigd. |
| Diabetes type 2 | Een chronische aandoening waarbij het lichaam niet effectief gebruik kan maken van de insuline die het produceert, of onvoldoende insuline produceert om de bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Dit is de meest voorkomende vorm van diabetes. |
| Zwangerschapsdiabetes | Een vorm van diabetes die voor het eerst wordt vastgesteld tijdens de zwangerschap en die meestal na de bevalling verdwijnt, maar het risico op het ontwikkelen van type 2 diabetes later in het leven verhoogt. |
| Prediabetes | Een aandoening waarbij de bloedsuikerspiegel hoger is dan normaal, maar nog niet hoog genoeg om als diabetes type 2 te worden gediagnosticeerd. Het is een waarschuwingsteken dat het risico op het ontwikkelen van diabetes type 2 toeneemt. |
| Glycosurie | De aanwezigheid van glucose in de urine, wat kan duiden op een te hoge bloedsuikerspiegel. |
| Glycemiebepaling | Een meting van de hoeveelheid glucose in het bloed, wat een cruciale indicator is voor de diagnose en controle van diabetes. |
| Nuchtere glycemiebepaling | Een meting van de bloedsuikerspiegel na een periode van minimaal 8 uur zonder eten of drinken, gebruikt om de basale bloedsuikerspiegel te beoordelen. |
| Orale glucose tolerantietest (OGTT) | Een test waarbij de bloedsuikerspiegel op verschillende tijdstippen wordt gemeten na het innemen van een gestandaardiseerde hoeveelheid glucose, om te beoordelen hoe het lichaam glucose verwerkt. |
| Hba1c | Een bloedtest die een gemiddelde weergave geeft van de bloedsuikerspiegel van de afgelopen 2 tot 3 maanden, door de mate van glycatie van hemoglobine te meten. |
| Hypoglycemie | Een te lage bloedsuikerspiegel, waarbij de hoeveelheid glucose in het bloed gevaarlijk laag wordt. Dit kan leiden tot symptomen zoals duizeligheid, zweten en verwardheid. |
| Hyperglycemie | Een te hoge bloedsuikerspiegel, waarbij de hoeveelheid glucose in het bloed boven het normale niveau uitkomt. Langdurige hyperglycemie kan leiden tot complicaties. |
| Diabetische ketoacidose (DKA) | Een ernstige en levensbedreigende complicatie van diabetes, voornamelijk bij type 1 diabetes, waarbij het lichaam vetten begint af te breken voor energie, wat leidt tot een ophoping van ketonen in het bloed en verzuring. |
| Angiopathie | Schade aan bloedvaten, die kan optreden als gevolg van langdurig hoge bloedsuikerspiegels, wat kan leiden tot hart- en vaatziekten, nierproblemen en oogafwijkingen. |
| Neuropathie | Schade aan zenuwen, veroorzaakt door langdurig hoge bloedsuikerspiegels, wat kan leiden tot gevoelsverlies, pijn, en problemen met lichaamsfuncties zoals spijsvertering en hartslag. |
| Nefropathie | Schade aan de nieren, vaak veroorzaakt door langdurige hyperglycemie, wat kan leiden tot een verminderde nierfunctie en uiteindelijk nierfalen. |
| Interstitieel vocht | Het vocht dat zich buiten de cellen en bloedvaten bevindt, dat ook glucose bevat en gemeten kan worden met continue glucosemeters. |
| Continue glucosemeting (CGM) | Een medisch hulpmiddel dat continu de glucosewaarden in het interstitieel vocht meet en deze doorgeeft aan een display, waardoor zorgontvangers realtime inzicht krijgen in hun bloedsuikerspiegel. |