Cover
Börja nu gratis B10_aanmaak van B en T cellen 2024 .pptx
Summary
# Ontwikkeling van B-cellen
Oké, hier is een gedetailleerd studiemateriaal over de ontwikkeling van B-cellen, opgesteld in de gevraagde formaten.
## 1. Ontwikkeling van B-cellen
De ontwikkeling van B-cellen is een complex proces dat ervoor zorgt dat een functioneel en veilig immuunsysteem wordt opgebouwd, beginnend vanuit stamcellen tot volledig functionele B-cellen die in staat zijn tot het produceren van antistoffen.
### 1.1 Fase 1: Samenstellen van het repertoire
De initiële fase van B-celontwikkeling vindt plaats in het beenmerg en is gericht op het samenstellen van het unieke repertoire aan antigeenreceptoren (BCR's) dat elke individuele B-cel zal dragen. Dit proces is onafhankelijk van antigeenbinding.
* **Stamceldifferentiatie:** Hematopoëtische stamcellen, gemarkeerd met CD34, differentiëren tot B-celprecursoren. Vroege voorlopers ondergaan nog geen DNA-herschikkingen.
* **Pro-B cel stadium:** In dit stadium beginnen de herschikkingen van de genen voor de zware keten van het immunoglobuline (Ig). Eerst vindt herschikking plaats tussen D- en J-segmenten, gevolgd door de herschikking van een V-segment met de DJ-combinatie. Hoewel de zware keten op DNA-niveau herschikt is, is deze nog niet op eiwitniveau aanwezig. Vanaf de vroege pro-B cel is de cel "committed" om een B-cel te worden.
* **Pre-B cel stadium:** De zware keten is nu succesvol herschikt. Dit is aantoonbaar door de aanwezigheid van de $\mu$-keten in het cytoplasma. Vervolgens begint de herschikking van de lichte keten.
* **Genherschikking en selectie:**
* De herschikking van Ig-genen vereist de expressie van RAG1 en RAG2 enzymen, vergelijkbaar met T-celontwikkeling. Transcriptiefactoren zoals Pax-5 spelen een cruciale rol; Pax-5 zorgt voor Ig-herschikkingen en de expressie van B-cel-specifieke eiwitten zoals $\lambda$5 en Vpreb. Zonder Pax-5 dedifferentiëren B-cellen.
* **Productieve vs. niet-productieve herschikking:** Cellen kunnen alleen verder differentiëren als de zware en lichte ketens productief zijn herschikt.
* Zware keten: 2 kansen (2 chromosomen).
* Lichte keten: 4 kansen (2 chromosomen voor zowel $\kappa$ als $\lambda$).
* Niet-productieve herschikkingen, waarbij het leesraam niet correct wordt gevormd, leiden tot apoptose.
* **Allelische exclusie:** Een productieve herschikking van een gen voor een zware keten stopt de verdere herschikking van het andere allel van de zware keten. Dit resulteert in de expressie van slechts één type zware keten per cel. Dit mechanisme zorgt ervoor dat elke B-cel slechts één specificiteit zal dragen. Een vergelijkbaar mechanisme zorgt ervoor dat elke B-cel slechts één type lichte keten tot expressie brengt.
* **Pre-B celreceptor (pre-BCR):** De pre-BCR bestaat uit een succesvol herschikte zware keten, geassocieerd met een surrogaat lichte keten ($\lambda$5 en Vpreb). Deze receptor wordt deels intracellulair gehouden. Binding van een ligand is niet vereist; de vorming van de pre-BCR zelf induceert een signaal dat de verdere herschikking van de zware keten stopt en celdeling stimuleert. Dit leidt tot de vorming van een populatie van ongeveer 100 cellen die allemaal dezelfde zware keten tot expressie brengen. Dit signaal is essentieel voor overleving; zonder dit signaal ondergaat de pro-B cel apoptose.
* **CD-markers:** Tijdens de ontwikkeling worden specifieke celoppervlaktemarkers tot expressie gebracht, waaronder CD19 (vanaf pro-B/pre-B stadium) en later CD20 (op mature B-cellen in perifere bloed). RAG1/2 expressie wordt geremd door (pre-)BCR signalering. TdT is nodig voor junctionele diversiteit (N-nucleotiden), en Ig$\alpha$/Ig$\beta$ zijn essentieel voor de expressie en signalering van zowel de pre-BCR als de BCR.
### 1.2 Fase 2: Negatieve selectie
Deze fase, die plaatsvindt in het beenmerg, is cruciaal voor het elimineren van B-cellen die autoreactief zijn, d.w.z. die reageren tegen lichaamseigen antigenen.
* **Autoreactiviteit eliminatie:** B-cellen die na de genherschikking een receptor (BCR) ontwikkelen die specifiek is voor een multivalent zelfantigeen (zoals een oppervlakte-eiwit van eigen cellen), worden in het beenmerg behouden en ondergaan apoptose (klonale deletie).
* **Anergie:** B-cellen die een receptor hebben die specifiek is voor een oplosbaar zelfantigeen, ondergaan geen apoptose, maar raken in een staat van anergie. Anergische cellen zijn functioneel verliesgevend, wat betekent dat ze geen B-celactivatie kunnen ondergaan na antigeenbinding. Deze cellen hebben een korte levensduur (1-5 dagen) en sterven af in de periferie.
* **Normale ontwikkeling:** B-cellen die geen antigeen herkennen tijdens hun differentiatie, doorlopen een normale ontwikkeling en gaan verder als immature B-cellen die IgM en IgD tot expressie brengen.
* **Onvolledige tolerantie:** B-cellen zijn niet altijd tolerant voor intracellulaire stoffen zoals DNA of RNA, of voor stoffen die in zeer lage concentraties voorkomen (bv. sommige hormonen). Preventie van auto-immuniteit op B-celniveau is daarom niet 100% sluitend.
### 1.3 Fase 3/4: Positieve selectie / recirculatie
Deze fasen omvatten de uitrijping tot naive B-cellen en hun recirculatie in perifere lymfoïde organen.
* **Migratie en uitrijping:** Immature B-cellen met oppervlakte-IgM migreren vanuit het beenmerg naar de periferie, met name naar de secundaire lymfoïde organen (lymfeknopen, milt).
* **Rol van chemokines en FDC's:**
* Stromale cellen en dendritische cellen in de lymfeknopen scheiden chemokines (zoals CCL21) af die naïeve B-cellen aantrekken via hun CCR7-receptoren.
* Folliculaire dendritische cellen (FDC's) in de primaire lymfoïde follikels scheiden CXCL13 af, wat migratie naar deze follikels bevordert.
* Anergische B-cellen reageren niet op CXCL13 en krijgen geen toegang tot de primaire follikel.
* FDC's scheiden ook BAFF (B cell activating factor) af, wat de uitrijping van immature B-cellen tot mature B-cellen bevordert.
* **Mature B-cellen:** Mature B-cellen worden gekenmerkt door de expressie van zowel oppervlakte-IgM als IgD. Deze cellen hebben een langere overlevingstijd (ongeveer 40 dagen) dan immature B-cellen.
* **Circulatie en selectie:** B-cellen die geen toegang krijgen tot primaire lymfoïde follikels sterven binnen enkele dagen af. B-cellen die wel toegang krijgen, overleven wekenlang, tenzij ze antigeen ontmoeten. Dit proces zorgt voor homeostase van het B-celaantal, mede door de beperkte capaciteit van FDC-niches. B-cellen en FDC's onderhouden elkaar via membraan-gebonden lymfotoxine (LT) en andere factoren.
### 1.4 Fase 5: Ontmoeten van het antigeen
Deze fase beschrijft de interactie van mature, naïeve B-cellen met hun specifieke antigeen, wat leidt tot activatie en differentiatie.
* **Antigeenherkenning:** Mature B-cellen recirculeren continu tussen bloed en secundaire lymfoïde organen, constant zoekend naar hun specifieke antigeen.
* **Activatie en differentiatie:** Bij herkenning van het antigeen in de T-celgebieden van de lymfoïde organen, waarbij ook T-helpercellen (CD4+) aanwezig zijn, ondergaan B-cellen activatie en differentiatie.
* **Kiemcentrumvorming:** De geactiveerde B-cellen migreren naar de primaire follikel, waar ze prolifereren en een kiemcentrum vormen.
* **Centroblasten:** Prolifererende cellen in het kiemcentrum.
* **Centrocyten:** Niet-prolifererende cellen die isotype switch en affiniteitsmaturatie hebben ondergaan.
* **Affiniteitsmaturatie en Isotype Switch:**
* **Affiniteitsmaturatie:** Tijdens de kiemcentrumreactie ondergaan B-cellen somatische hypermutatie in hun Ig-genen, wat leidt tot mutaties in de variabele regio's van de BCR. B-cellen met een hogere affiniteit voor het antigeen worden geselecteerd en prolifereren verder. Dit verhoogt de effectiviteit van de antistofrespons.
* **Isotype Switch:** B-cellen wisselen van het type antistof dat ze produceren (isotype switch), van IgM naar IgG, IgA, of IgE. Dit gebeurt onder invloed van T-helpercellen en cytokines. Dit proces verandert de effectorfunctie van het antilichaam, niet de antigeenspecificiteit.
### 1.5 Fase 6: Immuniteit
Deze fase beschrijft de uiteindelijke rol van B-cellen in de immuunrespons, inclusief de productie van antistoffen en de vorming van geheugen.
* **Plasmacellen:** Na activatie en differentiatie in het kiemcentrum, differentiëren B-cellen tot plasmacellen. Plasmacellen zijn gespecialiseerde cellen die grote hoeveelheden oplosbare antistoffen produceren. Deze antistoffen worden langdurig en in hoge doses uitgescheiden gedurende langere tijd.
* **Geheugen B-cellen:** Naast plasmacellen vormen zich ook langlevende geheugen B-cellen. Deze cellen hebben een verhoogde affiniteit voor het antigeen en zorgen voor een snellere en sterkere immuunrespons bij een tweede blootstelling aan hetzelfde antigeen. Geheugen B-cellen recirculeren door het lichaam en keren terug naar het beenmerg.
* **Rol in de immuunrespons:** Antistoffen geproduceerd door plasmacellen neutraliseren pathogenen extracellulair, markeren pathogenen voor fagocytose (opsonisatie) of activeren het complementsysteem.
* **Dynamiek van B-cellen:** De meeste B-cellen die het beenmerg verlaten, zijn kortlevend omdat ze geen toegang krijgen tot de follikels en geen overlevingssignalen ontvangen. Slechts een klein aantal mature B-cellen overleeft in de secundaire lymfoïde organen. Dit zorgt voor een continue vernieuwing van het B-celrepertoire. Het aantal B-lymfocyten wordt bepaald door de beschikbare FDC-niches.
---
# Ontwikkeling van T-cellen
De ontwikkeling van T-cellen is een complex proces dat plaatsvindt in de thymus, waarbij het immuunsysteem leert om lichaamseigen structuren te tolereren en lichaamsvreemde antigenen effectief te bestrijden.
### 2.1 Fase 1: Samenstellen van het repertoire
De ontwikkeling van T-cellen begint met hematopoëtische stamcellen die vanuit het beenmerg naar de thymus migreren. In de thymus worden deze cellen T-cel 'committed' door interactie met de Notch-signaleringsroute. Deze cellen gaan de T-cel precursor-fase in, waarbij ze de IL-7 receptor tot expressie brengen en prolifereren onder invloed van IL-7, geproduceerd door thymusepitheelcellen (TEC).
Tijdens deze fase vindt de herschikking van T-celreceptor (TCR) genen plaats. Er zijn twee hoofdlijnen:
* **TCR \(\gamma\delta\) cellen:** Deze worden gevormd wanneer de \(\gamma\) en \(\delta\) ketens van de TCR succesvol herschikken vóór de \(\beta\) keten. Deze cellen blijven meestal dubbel-negatief voor CD4 en CD8 (DN).
* **TCR \(\alpha\beta\) cellen:** Wanneer de \(\beta\) keten eerst succesvol herschikt, vormen deze cellen een pre-TCR complex. Dit complex bestaat uit de \(\beta\) keten en een surrogaat \(\alpha\) keten (pT\(\alpha\)). De expressie van de pre-TCR stopt verdere \(\beta\) keten herschikking, induceert celproliferatie en differentiatie naar het dubbel-positieve (DP) fenotype, waarbij zowel CD4 als CD8 worden geuit. Vervolgens vindt de herschikking van de \(\alpha\) keten plaats, en wordt het functionele TCR \(\alpha\beta\) complex op het celmembraan tot expressie gebracht, samen met CD3.
Net als bij B-cellen treedt allelische exclusie op, wat betekent dat elke T-cel slechts één type TCR tot expressie brengt.
> **Tip:** Notch1-signalering is cruciaal om de cellen richting T-cel lineage te sturen en vorming van B-cellen te voorkomen.
### 2.2 Fase 2: Positieve selectie
Positieve selectie vindt plaats in de cortex van de thymus en is een essentieel proces om ervoor te zorgen dat T-cellen MHC-moleculen kunnen herkennen. Dubbel-positieve (DP) thymocyten die een functionele TCR \(\alpha\beta\) hebben ontwikkeld, worden gescreend op hun vermogen om zelf-MHC-moleculen te binden die een zelf-peptide presenteren.
* **Mechanisme:** Wanneer de TCR van een DP-cel een zwakke interactie aangaat met een MHC-peptide complex op de epitheelcellen van de thymus, wordt dit beschouwd als een succesvolle binding. Dit signaal is cruciaal voor overleving en differentiatie.
* **Gevolg:** Cellen die te zwak interageren of helemaal niet interageren met zelf-MHC, ondergaan apoptose. Cellen die succesvol binden, worden gedwongen om ofwel CD4 ofwel CD8 te blijven uiten, afhankelijk van het type MHC-molecuul waarmee de TCR interactie had (MHC klasse II voor CD4 T-cellen, MHC klasse I voor CD8 T-cellen). Dit proces bepaalt of de cel een helper T-cel precursor of een cytotoxische T-cel precursor wordt.
* **AI RE:** Het Autoimmune Regulator (AIRE) gen speelt een rol bij de expressie van een breed scala aan weefselspecifieke antigenen in de thymus, wat essentieel is voor de positieve selectie en voorbereiding op perifere antigenen.
Positieve selectie sluit de herschikking van de \(\alpha\) keten definitief af. Het vereist de aanwezigheid van zowel een peptide als een MHC-molecuul op de thymus epitheelcellen. Het signaal is een tonisch signaal, dat de T-cel in leven houdt zonder deze te activeren.
> **Tip:** Positieve selectie zorgt voor MHC-restrictie, wat betekent dat T-cellen alleen antigenen kunnen herkennen in de context van specifieke MHC-moleculen.
### 2.3 Fase 3: Negatieve selectie
Negatieve selectie vindt plaats om autoreactieve T-cellen te elimineren die potentieel auto-immuunziekten zouden kunnen veroorzaken. Dit proces vindt plaats in de cortex, corticomedullaire junctie en vooral in de medulla van de thymus.
* **Mechanisme:** T-cellen die een sterke affiniteit vertonen voor zelf-antigenen, gepresenteerd door MHC-moleculen, ondergaan negatieve selectie. Een sterke interactie tussen de TCR en een zelf-peptide:zelf-MHC complex leidt tot apoptose.
* **Rol van AIRE:** AIRE zorgt ervoor dat medullaire thymusepitheelcellen (mTEC's) een breed spectrum aan weefselspecifieke antigenen tot expressie brengen. Deze peptiden worden gepresenteerd op MHC-moleculen en scannen de T-cel precursors. Dendritische cellen (DC's) in de medulla spelen ook een rol bij het presenteren van deze antigenen.
* **Lot van autoreactieve cellen:** Cellen die te sterk reageren op zelf-antigenen worden gedwongen tot apoptose en worden vervolgens opgeruimd door fagocyterende macrofagen in de thymus.
Een uitzondering hierop zijn de natuurlijke T regulatorische cellen (nTreg), die gevormd worden in de medulla en een suppressieve functie hebben, zelfs na sterke stimulatie.
> **Tip:** Het mechanisme van positieve en negatieve selectie past het primaire T-cel repertoire aan de genetische achtergrond (MHC-locus) van het individu aan.
### 2.4 Fase 4-6: Recirculatie, ontmoeten van het antigeen, immuniteit
Ongeveer 2% van de thymocyten die de thymus verlaten, zijn functionele, naïeve T-cellen. Deze cellen recirculeren tussen het bloed en de secundaire lymfoïde organen (lymfeknopen, milt, etc.) op zoek naar hun specifieke antigeen.
* **Recirculatie:** Na maturatie in de thymus verlaten CD4+ en CD8+ T-cellen de medulla via het bloed. Ze komen de lymfeknopen binnen via 'high endothelial venules' (HEVs) en migreren naar de T-cel gebieden. Ze leven lang (jaren) en blijven in leven door homeostatische mechanismen, zoals cytokines zoals IL-7 en interactie met MHC op dendritische cellen.
* **Ontmoeting met antigeen:** Als een naïeve T-cel zijn specifieke antigeen tegenkomt, gepresenteerd door een dendritische cel in een secundair lymfoïde orgaan, wordt deze geactiveerd.
* **Activatie en differentiatie:** De activatie leidt tot klonale expansie (proliferatie) en differentiatie tot effectorcellen en geheugencellen.
* CD8+ T-cellen differentiëren tot cytotoxische T-cellen die geïnfecteerde cellen doden.
* CD4+ T-cellen differentiëren tot verschillende helper T-cel subtypes (Th1, Th2, Th17, Treg, etc.), die cruciale rollen spelen in het reguleren van immuunresponsen door het secreteren van cytokines.
> **Tip:** T-cellen leven lang, zelfs zonder constante antigeenstimulatie, wat hen onderscheidt van B-cellen die afhankelijker zijn van voortdurende signalen via follikels. De thymus degradeert na de puberteit, wat de aanmaak van nieuwe T-cellen beperkt.
**Homeostatische expansie** zorgt voor het herstel van het T-cel aantal en handhaaft een stabiel immuun-evenwicht. Hoewel de thymusproductie het repertoire vergroot, blijft het repertoire bij homeostatische expansie gelijk. Dit kan leiden tot een oligoklonaal T-cel repertoire bij patiënten met bijvoorbeeld SCID, ondanks normale T-cel aantallen. De CD4/CD8 ratio is doorgaans 2:1, wat deels te danken is aan de behoefte aan cytokines voor overleving.
---
# HLA polymorfisme en ziekteassociaties
HLA-polymorfisme is cruciaal voor de effectiviteit van de immuunrespons en is sterk geassocieerd met de vatbaarheid voor en de progressie van verschillende ziekten, waaronder auto-immuunziekten en HIV-infectie.
### 3.1 De rol van MHC/HLA in antigeenpresentatie
Lymfocyten, zoals B-cellen en T-cellen, spelen een centrale rol in het immuunsysteem en herkennen specifieke moleculen. B-cellen herkennen macromoleculen zoals eiwitten en suikers. T-cellen daarentegen, presenteren door het Major Histocompatibility Complex (MHC) moleculen, ook wel Human Leukocyte Antigen (HLA) genoemd bij mensen.
* **CD4+ T-cellen** herkennen peptiden die gebonden zijn aan **HLA-DR** moleculen. Deze peptiden zijn doorgaans 13-16 aminozuren lang.
* **CD8+ T-cellen** herkennen peptiden die gebonden zijn aan **HLA-ABC** moleculen. Deze peptiden zijn korter, ongeveer 9 aminozuren lang.
* **NK-cellen** bezitten inhibitoire receptoren die zelfmoleculen herkennen.
Wanneer een bacterie het lichaam binnendringt, kan deze door macrofagen worden opgenomen. De fragmenten van de bacterie worden vervolgens gepresenteerd op HLA-DR moleculen op het oppervlak van de macrofaag, en herkend door CD4+ T-cellen. Virussen daarentegen, die cellen infecteren, presenteren virale peptiden op HLA-ABC moleculen, welke herkend worden door CD8+ T-cellen. Extracellulaire virussen kunnen ook herkend worden door antistoffen geproduceerd door B-cellen.
### 3.2 HLA-polymorfisme en diversiteit
HLA-genen zijn extreem polymorf, wat betekent dat er zeer veel verschillende allelen bestaan binnen de menselijke populatie. Dit polymorfisme is al zeer oud en zelfs ouder dan de menselijke soort zelf.
* Het bestaan van duizenden allelen voor één gen is ongebruikelijk. Dit suggereert een evolutionair voordeel van deze diversiteit.
* Heterozygotie bij de MHC-locus biedt een voordeel: individuen met een breder scala aan HLA-allelen kunnen een groter aantal verschillende peptiden presenteren. Dit stelt het immuunsysteem in staat om een breder scala aan pathogenen te herkennen en effectiever te bestrijden.
* Bepaalde populaties met weinig immigratie hebben een beperkter aantal HLA-allelen, maar zijn vaak heterozygoot, wat de overleving van diverse allelen waarborgt.
### 3.3 Ziekteassociaties van HLA-polymorfisme
Het polymorfisme van HLA-genen is nauw verbonden met de vatbaarheid voor en de progressie van verschillende ziekten.
#### 3.3.1 Auto-immuunziekten
Auto-immuunziekten zijn vaak HLA-afhankelijk. Dit suggereert dat de auto-immuniteit wordt uitgelokt door een beperkt antigeen.
* Wanneer een bepaald gemodificeerd zelf-peptide sterk bindt aan een specifiek HLA-antigeen, kan dit leiden tot de activatie van autoreactieve T-cellen en het ontstaan van auto-immuniteit.
* Dit gebeurt wanneer het antigeen beperkt is, wat resulteert in een klein aantal peptiden na processing. De respons tegen een dergelijk pathogeen of zelf-peptide wordt dan grotendeels bepaald door de specifieke HLA-moleculen die een individu bezit.
#### 3.3.2 HIV-progressie
Heterozygotie bij de MHC-locus is geassocieerd met een vertraagde progressie van AIDS bij mensen die geïnfecteerd zijn met HIV-1.
* Individuen die polymorf zijn voor alle HLA-loci (heterozygoot) vertonen een langzamere progressie naar AIDS dan individuen die homozygoot zijn voor bepaalde of alle loci.
* De reden hiervoor is dat heterozygotie leidt tot de presentatie van een breder scala aan virale peptiden, waardoor het immuunsysteem effectiever kan reageren tegen het virus.
### 3.4 Balans tussen diversiteit en zelf-tolerantie
Het brede scala aan HLA-allelen is essentieel voor de herkenning van externe pathogenen. Echter, dit brengt ook uitdagingen met zich mee voor het handhaven van zelf-tolerantie.
* Een hoge diversiteit aan MHC-moleculen kan theoretisch leiden tot overmatige negatieve selectie van het T-cel repertoire, omdat veel zelf-peptiden mogelijk gebonden kunnen worden aan de vele verschillende MHC-varianten.
* Er is echter een evolutionair evenwicht gevonden, waarbij een individu doorgaans beschikt over ongeveer 6 MHC klasse I en 6 MHC klasse II moleculen. Dit aantal is voldoende om een breed scala aan peptiden te presenteren, terwijl het risico op overmatige negatieve selectie beperkt blijft.
* Elke MHC-molecule kan naar schatting ongeveer 10.000 verschillende peptiden binden. Het totale aantal peptiden dat een individu kan presenteren, is dus aanzienlijk.
* Het proces van negatieve selectie, waarbij autoreactieve T-cellen worden geëlimineerd, is cruciaal. Een te zwakke stimulus induceert positieve selectie, terwijl een te sterke stimulus negatieve selectie induceert. Het mechanisme waarmee dezelfde TCR tot beide selecties kan leiden, is nog niet volledig begrepen.
> **Tip:** Begrijp de trade-off tussen het maximaliseren van de pathogenenherkenning door MHC-polymorfisme en het handhaven van zelf-tolerantie. Dit is een kernconcept dat de link legt tussen HLA en ziekteassociaties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Beenmerg | Het primaire lymfoïde orgaan waar B-cellen zich ontwikkelen en waar de herschikking van Ig-genen plaatsvindt. Hier ondergaan immature B-cellen negatieve selectie door herkenning van zelf-antigenen, wat kan leiden tot apoptose. |
| Thymus | Het centrale lymfoïde orgaan waar T-cellen zich ontwikkelen. Het is cruciaal voor de positieve en negatieve selectie van T-cellen, waardoor een functioneel en zelf-tolerante T-cel repertoire ontstaat dat MHC-moleculen kan herkennen. |
| Autoreactiviteit | De neiging van immuuncellen om de eigen lichaamseigen componenten te herkennen en aan te vallen, wat kan leiden tot auto-immuunziekten. Zowel B- als T-cellen ondergaan selectieprocessen om autoreactiviteit te voorkomen. |
| Negatieve selectie | Een cruciaal proces tijdens de ontwikkeling van lymfocyten (B- en T-cellen) waarbij cellen die autoreactief zijn (zelf-antigenen herkennen) worden geëlimineerd, meestal via apoptose. Dit voorkomt auto-immuniteit. |
| Positieve selectie | Een proces tijdens de ontwikkeling van T-cellen in de thymus waarbij T-cellen die MHC-moleculen kunnen herkennen, worden geselecteerd. Dit proces is essentieel voor MHC-restrictie en de differentiatie naar CD4+ of CD8+ T-cellen. |
| Lymfocyten | Een type witte bloedcel dat een centrale rol speelt in het adaptieve immuunsysteem. De belangrijkste typen zijn B-cellen (die antistoffen produceren) en T-cellen (die cellulaire immuniteit mediëren en helpen reguleren). |
| Repertoire | De verzameling van alle unieke antigeenreceptoren (zoals B-celreceptoren en T-celreceptoren) die door de immuuncellen van een individu kunnen worden geproduceerd. Dit repertoire wordt gevormd en geselecteerd tijdens de lymfocytenontwikkeling. |
| Antigeen | Elke stof die in staat is om een immuunrespons op te wekken, met name de productie van antistoffen. Antigene peptiden worden door MHC-moleculen aan T-cellen gepresenteerd. |
| Apoptose | Geprogrammeerde celdood, een essentieel proces voor de verwijdering van beschadigde, geïnfecteerde of onnodige cellen in het lichaam. Negatieve selectie van lymfocyten maakt veelvuldig gebruik van apoptose. |
| Anergie | Een staat van immunologische onresponsiviteit van lymfocyten (vooral T-cellen) die wordt geïnduceerd door de binding aan een antigeen zonder de benodigde co-stimulatoire signalen. Anergische cellen zijn niet in staat om een effectieve immuunrespons te initiëren. |
| MHC (Major Histocompatibility Complex) | Een groep genen die coderen voor eiwitten op het celoppervlak die een cruciale rol spelen bij de presentatie van peptiden aan T-cellen. MHC klasse I moleculen presenteren intracellulaire peptiden (aan CD8+ T-cellen), terwijl MHC klasse II moleculen extracellulaire peptiden presenteren (aan CD4+ T-cellen). |
| HLA (Human Leukocyte Antigen) | De menselijke vorm van MHC-moleculen. HLA-polymorfisme zorgt voor een grote diversiteit in peptidepresentatie binnen de menselijke populatie, wat de weerstand tegen diverse pathogenen verhoogt. |
| TCR (T-cell Receptor) | De antigeenreceptor op het oppervlak van T-cellen, die verantwoordelijk is voor de herkenning van peptiden gebonden aan MHC-moleculen. De diversiteit van de TCR wordt gegenereerd door genherschikkingen. |
| BCR (B-cell Receptor) | De antigeenreceptor op het oppervlak van B-cellen, die meestal bestaat uit membraangebonden immunoglobuline (IgM of IgD). De BCR is verantwoordelijk voor de herkenning van specifieke antigenen. |
| Allelische exclusie | Een mechanisme dat ervoor zorgt dat lymfocyten (B- en T-cellen) slechts één type antigeenreceptor tot expressie brengen. Dit garandeert dat elke cel een specifieke affiniteit heeft voor één bepaald antigeen. |
| Kiemcentrum (Germinal Center) | Structuur in secundaire lymfoïde organen waar B-cellen die geactiveerd zijn door antigenen, doorgaan met proliferatie, differentiatie en affiniteitsmaturatie om hoog-affiene antistoffen te produceren. |
| Affiniteitsmaturatie | Een proces dat plaatsvindt in kiemcentra, waarbij B-cellen door middel van somatische hypermutatie in hun Ig-genen mutaties ondergaan. Dit leidt tot B-cellen met een hogere affiniteit voor het oorspronkelijke antigeen. |
| Homeostatische expansie | Het fenomeen waarbij immuuncellen, met name T-cellen, zich vermenigvuldigen om het celnummer in het lichaam te herstellen en een stabiel immuunevenwicht (homeostase) te behouden, zelfs in afwezigheid van specifieke antigeenstimulatie. |