Cover
Börja nu gratis Taalvaardigheden woordenschat samenvatting.docx
Summary
# Correct taalgebruik in het Nederlands
Dit onderwerp biedt correcties op veelvoorkomende fouten in het Nederlands, met de nadruk op standaardtaal en specifieke zinsconstructies en woordkeuzes.
### 1.1 Veelvoorkomende correcties
#### 1.1.1 Zeker zijn
* **Niet correct:** `ik weet zeker dat` of `ik ben zeker dat`
* **Correct:** `ik weet zeker dat` of `ik ben er zeker van dat`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ik ben zeker dat hij liegt." wordt "Ik weet zeker dat hij liegt." of "Ik ben er zeker van dat hij liegt."
#### 1.1.2 Passen
* In veel contexten is "passen" geen standaardtaal, met name in België.
* **Correctie:** Schrappen wat niet past of wat niet van toepassing is.
#### 1.1.3 Zich ergens mee moeien
* **Niet correct:** `zich moeien met`
* **Correct:** `zich bemoeien met` of `zich moeien in`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Mijn moeder moeit zich met alles." wordt "Mijn moeder bemoeit zich met alles."
#### 1.1.4 Indienen
* Huiswerk, taken, boekbesprekingen of opdrachten worden afgegeven, ingeleverd of afgeleverd.
* **Niet correct:** `je huiswerk indienen`
* **Correct:** `je huiswerk inleveren`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Je mag je huiswerk indienen via Smartschool." wordt "Je mag je huiswerk inleveren via Smartschool."
#### 1.1.5 Heten/noemen
* **Heten:** Een naam hebben.
* **Noemen:** Een naam geven.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ik noem Jan, maar iedereen noemt mij Jantje." wordt "Ik heet Jan, maar iedereen noemt mij Jantje."
#### 1.1.6 Beginnen en proberen + infinitief
* Werkwoorden `beginnen` en `proberen` worden gecombineerd met `te` + infinitief.
* **Niet correct:** `beginnen schieten`
* **Correct:** `beginnen te schieten`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "De man is beginnen schieten." wordt "De man is beginnen te schieten."
> **Voorbeeld:** "De bevolking is beginnen toenemen." wordt "De bevolking is beginnen toe te nemen."
#### 1.1.7 Twee keer langer dan en twee keer meer dan
* De constructie is: `x keer zo adjectief als`.
* **Niet correct:** `drie keer moeilijker dan`, `vijf keer meer opgebracht dan`, `twee keer meer geoefend`
* **Correct:** `drie keer zo moeilijk als`, `vijf keer zo veel als opgebracht`, `twee keer zo veel geoefend`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Dat examen is drie keer moeilijker dan vroeger." wordt "Dat examen is drie keer zo moeilijk als vroeger."
> **Voorbeeld:** "De inzamelactie heeft vijf keer meer opgebracht dan vorig jaar." wordt "De inzamelactie heeft vijf keer zo veel als vorig jaar opgebracht."
#### 1.1.8 Aankunnen
* Iets niet kunnen bereiken: gebruik `bij` in plaats van `aan`.
* Iemand aankunnen: tegen iemand bestendig zijn.
* **Niet correct:** `aan de tak`
* **Correct:** `bij die tak`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ik kan niet aan de tak." wordt "Ik kan niet bij die tak."
#### 1.1.9 Binnenbrengen
* **Binnen:** Binnenshuis, binnenskamers brengen.
* **Opbrengen/verdienen:** Aan het eind van het schooljaar moeten de gehuurde boeken weer binnen gebracht worden.
* **Correct:** `ingeleverd` in plaats van `binnen gebracht` bij het retourneren van boeken.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Aan het eind van het schooljaar moeten de gehuurde boeken weer binnen gebracht worden." wordt "Aan het eind van het schooljaar moeten de gehuurde boeken weer ingeleverd worden."
#### 1.1.10 Fysiek/Fysisch
* **Fysiek:** Lichamelijk, werkelijk bestaand.
* **Fysisch:** Natuurkundig, met betrekking tot de natuurkunde.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Hoe gaat het met jouw fysische gezondheid?" wordt "Hoe gaat het met jouw fysieke gezondheid?"
> **Voorbeeld:** "Het laboratorium doet onderzoek naar de fysieke samenstelling van het huishoudelijk afval." wordt "Het laboratorium doet onderzoek naar de fysische samenstelling van het huishoudelijk afval."
#### 1.1.11 Buitensturen, buitenzetten
* **In schoolsituatie:** `uit de klas gestuurd worden` of `de klas uit gestuurd worden`.
* **Buiten schoolsituatie:** `iemand buiten de deur zetten`, `iemand wegsturen`.
* **Niet correct:** `buitensturen` en `buitenzetten`.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ik heb die leerling alweer moeten buitenzetten." wordt "Ik heb die leerling alweer moeten wegsturen."
#### 1.1.12 Maximum
* `Maximum` is alleen een zelfstandig naamwoord.
* Als bijvoeglijk naamwoord wordt `maximaal` gebruikt. Andere opties zijn `groots mogelijk`, `hoogste`, `hoogstens`.
* **Niet correct:** `maximum 70 per uur`
* **Correct:** `maximaal 70 per uur`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Je mag hier maximum 70 per uur rijden." wordt "Je mag hier maximaal 70 per uur rijden."
#### 1.1.13 Aan (snelheid)
* Bij snelheden hoort het voorzetsel `met`, niet `aan` of `tegen`.
* **Niet correct:** `aan 160 kilometer per uur`, `tegen hoge snelheid`
* **Correct:** `met 160 kilometer per uur`, `met hoge snelheid`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Hij werd geflitst aan 160 kilometer per uur." wordt "Hij werd geflitst met 160 kilometer per uur."
> **Voorbeeld:** "De auto is tegen hoge snelheid uit de bocht gegaan." wordt "De auto is met hoge snelheid uit de bocht gegaan."
#### 1.1.14 Aan (prijsvermelding)
* Voor een precies bedrag gebruik je `voor`.
* Voor prijzen per stuk of per eenheid gebruik je `tegen`.
* **Niet correct:** `aan 300 000 euro`
* **Correct:** `voor 300 000 euro`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Dat huis is verkocht aan 300 000 euro." wordt "Dat huis is verkocht voor 300 000 euro."
#### 1.1.15 Groter dan mij/ik
* Wanneer twee zinnen worden samengevoegd, moeten vergelijkende elementen dezelfde grammaticale functie hebben.
* **Correct:** `groter dan ik`.
* **Niet correct:** `liever dan hij`, `enthousiaster dan hem`.
* **Correct:** `liever dan hem` (als object), `enthousiaster dan hij` (als onderwerp).
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ik vind haar veel liever dan hij, omdat zij altijd bereid is om te helpen." wordt "Ik vind haar veel liever dan hem, omdat zij altijd bereid is om te helpen."
> **Voorbeeld:** "Zij is veel enthousiaster dan hem." wordt "Zij is veel enthousiaster dan hij."
#### 1.1.16 Tenslotte/tenminste/teneinde
* **Ten slotte:** `tot slot`.
* **Tenslotte:** `per slot van rekening`.
* **Ten minste:** `op z'n minst`.
* **Teneinde:** `om`, `met het doel`.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Ze moesten ten minste een punt halen om door te kunnen gaan naar de volgende ronde." (correct gebruik van `teneinde` in plaats van `ten minste`)
> **Voorbeeld:** "Hij is topscorer van zijn team. Dat beweert hij tenminste." (correct gebruik van `tenminste` als bijwoord van mening)
> **Voorbeeld:** "Ze hadden tenslotte de beste verdediging van de wereld." (correct gebruik van `tenslotte` als slotwoord)
> **Voorbeeld:** "Alle spelers maakten ten slotte nog een rondje langs de supportersvakken." (correct gebruik van `ten slotte` als synoniem voor `uiteindelijk`)
#### 1.1.17 Als/dan
* Na een vergrotende trap gebruik je `dan`.
* Na `hetzelfde`, `dezelfde`, `zoveel`, `even`, `zo` en `zozeer` volg je `als`.
* **Niet correct:** `groter als`, `even groot dan`, `drie keer zoveel verkocht dan`
* **Correct:** `groter dan`, `even groot als`, `drie keer zoveel verkocht als`
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "De vraag was groter als het aanbod." wordt "De vraag was groter dan het aanbod."
> **Voorbeeld:** "Hij is even groot dan jij." wordt "Hij is even groot als jij."
> **Voorbeeld:** "Er werd drie keer zoveel verkocht dan vorig jaar." wordt "Er werd drie keer zoveel verkocht als vorig jaar."
#### 1.1.18 Weeral
* `Weeral` is geen standaardtaal.
* **Correct:** `alweer` of `opnieuw`.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "De week zit er weeral bijna op." wordt "De week zit er alweer bijna op."
> **Voorbeeld:** "Madeira is weeral getroffen door bosbranden." wordt "Madeira is opnieuw getroffen door bosbranden."
#### 1.1.19 Binnen/over (- een week, tien dagen)
* Je mag `binnen` niet gebruiken in de betekenis `na verloop van een week` of `over een week`.
* Je mag `over` niet gebruiken in de betekenis `... geleden`.
* **Niet correct:** `binnen een weekje ben ik terug` (in de betekenis van toekomstige gebeurtenis)
* **Correct:** `over een weekje ben ik terug`.
* **Niet correct:** `over een jaar of tien kwam ik hier elke dag` (in de betekenis van verleden tijd)
* **Correct:** `tien jaar geleden kwam ik hier elke dag`.
#### 1.1.20 Mogelijks
* Standaardtaal gebruikt `mogelijk`, `misschien` of `wellicht`.
* **Niet correct:** `Mogelijks zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen`
* **Correct:** `Mogelijk zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen` of `Misschien zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen`.
* **Niet correct:** `Mogelijks iets minder duur worden`
* **Correct:** `Wellicht iets minder duur worden`.
* **Voorbeeld:**
> **Voorbeeld:** "Mogelijks zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen aan het taalproject." wordt "Mogelijk zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen aan het taalproject."
> **Voorbeeld:** "De bouwgronden in de randgemeenten zullen mogelijks iets minder duur worden." wordt "De bouwgronden in de randgemeenten zullen wellicht iets minder duur worden."
### 1.2 Rijke woordenschat
#### 1.2.1 Abstract
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat geen verband houdt met de zichtbare werkelijkheid en daarom soms moeilijk te begrijpen is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Conceptueel, figuratief.
* **Voorbeeldzin:** De gastspreker had het over abstracte begrippen zoals rechtvaardigheid, gelijkheid en democratisch handelen.
#### 1.2.2 Accuraat
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat zeer nauwkeurig en precies is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Zorgvuldig, punctueel, nauwkeurig, betrouwbaar.
* **Voorbeeldzin:** De landmeter formuleerde zijn bevindingen en meetresultaten bijzonder accuraat.
#### 1.2.3 Acuut
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat plots opduikt en dringend opgelost moet worden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Kortstondig, urgent, ernstig, onmiddellijk, plotseling.
* **Voorbeeldzin:** De arts greep in toen de patiënt een acute paniekaanval kreeg.
#### 1.2.4 Alternatief
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Een tweede mogelijkheid, oplossing die bestaat naast een andere.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Optie, keuzemogelijkheid.
* **Voorbeeldzin:** De adviseur vindt investeren in vastgoed een goed alternatief voor beleggen in aandelen.
#### 1.2.5 Anticiperen
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Inspelen op iets wat kan gebeuren; je handelen afstemmen op je verwachtingen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Afstemmen, bijsturen, voorbereiden.
* **Voorbeeldzin:** De student probeerde te anticiperen op mogelijke examenvragen door de oefeningen grondig te herhalen.
#### 1.2.6 Betrokkenen
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** De persoon die met iets te maken heeft.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Belanghebbende, geïnteresseerde.
* **Voorbeeldzin:** De school hield alle betrokkenen, waaronder de ouders en de personeelsleden, nauwkeurig op de hoogte van het aantal stakende leerkrachten.
#### 1.2.7 Boutade
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een grappige uiting van kritiek; een opmerking waarmee iemand op spottende wijze laat blijken dat hij iets niet goed vindt, dat hij zich aan iets ergert.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Spot, uitval.
* **Voorbeeldzin:** De directeur sloot het interview af met een scherpe boutade richting de minister van Onderwijs.
#### 1.2.8 Calamiteit
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een onaangename, tragische gebeurtenis die veel schade veroorzaakt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Catastrofe, incident, ramp.
* **Voorbeeldzin:** De aardbeving van vorig jaar was een calamiteit die de bevolking hard heeft geraakt.
#### 1.2.9 Casus
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een praktijkgeval, een beschrijving van een situatie, vaak gebruikt als voorbeeld.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Praktijk, situatie, voorbeeld.
* **Voorbeeldzin:** De leerlingen moesten de geziene leerstof kunnen toepassen op casussen.
#### 1.2.10 Causaliteit
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Het verband tussen oorzaak en gevolg.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Oorzakelijk verband, oorzakelijkheid.
* **Voorbeeldzin:** Verschillende studies wijzen op een causaliteit tussen vapen en luchtwegklachten.
#### 1.2.11 Chronologisch
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat gerangschikt, voorgesteld, samengebracht wordt op grond van de tijd.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Tijdsgebonden, sequentieel.
* **Voorbeeldzin:** De leerlingen kregen als opdracht om de verschillende historische gebeurtenissen chronologisch te ordenen op een tijdslijn.
#### 1.2.12 Cognitief
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat betrekking heeft op de hersenen en het vermogen om informatie te verwerken, te begrijpen, te leren.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Mentaal.
* **Voorbeeldzin:** Verhaaltjes voorlezen is bevorderlijk voor de cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen.
#### 1.2.13 Coherent
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat samenhangend is, wat logisch in elkaar steekt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Consistent, homogeen, samenhangend.
* **Voorbeeldzin:** Het betoog van de vakbondsafgevaardigde was duidelijk en coherent, waardoor iedereen zijn argumenten goed kon volgen.
#### 1.2.14 Competent
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wie over alle kennis, attitudes en vaardigheden beschikt om iets goed te doen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Capabel, deskundig.
* **Voorbeeldzin:** De lerarenopleiding wil taalcompetente leerkrachten afleveren.
#### 1.2.15 Complicatie
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een probleem dat iets moeilijk(er) maakt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Moeilijkheid, verwikkeling.
* **Voorbeeldzin:** Tijdens de operatie trad onverwacht een complicatie op, waardoor de procedure langer duurde dan gepland.
#### 1.2.16 Concreet
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat niet abstract en algemeen, maar specifiek en direct is; zoals het zich in de werkelijkheid voordoet.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Gericht, praktisch, toegepast.
* **Voorbeeldzin:** De docent maakte de leerstof concreet door verschillende voorbeelden uit de praktijk te geven.
#### 1.2.17 Conditio sine qua non
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voor iets gebeurt, voor iemand iets wil doen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Voorwaarde.
* **Voorbeeldzin:** Het behalen van jouw diploma is een conditio sine qua non om een vaste benoeming te kunnen krijgen.
#### 1.2.18 Conform
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat de regels volgt, wat overeenkomt met de richtlijnen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Aangepast, overeenkomstig, passend, correct.
* **Voorbeeldzin:** Het keuringsattest stelde dat de elektriciteit conform was.
#### 1.2.19 Consensus
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een overeenstemming, een akkoord over iets bereikt na overleg, na een bespreking.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Compromis, overeenkomst, unanimiteit.
* **Voorbeeldzin:** Na verschillende stakingen bereikte de directie eindelijk een consensus over het nieuwe voorstel.
#### 1.2.20 Correlatie
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een onderling verband tussen twee zaken; een samenhang tussen twee elementen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Afhankelijkheid.
* **Voorbeeldzin:** Onderzoekers ontdekten een positieve correlatie tussen het drinken van koffie en een verhoogde alertheid.
#### 1.2.21 Delegeren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Een taak aan iemand anders overdragen; iemand anders de toestemming en de verantwoordelijkheid geven om een taak te volbrengen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Overdragen, afvaardigen, uitbesteden.
* **Voorbeeldzin:** De directeur delegeerde de opmaak en de invoering van een pestbeleid aan verschillende vakwerkgroepen.
#### 1.2.22 Destilleren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Iets afleiden uit een geheel.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Afleiden.
* **Voorbeeldzin:** Uit de uitgebreide enquête kon men duidelijke inzichten destilleren over de voorkeuren van de klanten.
#### 1.2.23 Differentiëren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Een onderscheid maken tussen de verschillende zaken of personen die zich in een verzameling of groep bevinden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Onderscheiden.
* **Voorbeeldzin:** Leerlingen vinden het vaak moeilijk om te differentiëren tussen waargebeurde feiten en fake news.
#### 1.2.24 Discreet
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat onopvallend is, wat niet in het oog springt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Rustig, sereen, subtiel.
* **Voorbeeldzin:** De leerkracht gaf haar een discreet knikje om te laten weten dat ze haar vraag kon stellen.
#### 1.2.25 Discrepantie
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een onderling verschil, een afwijking tussen twee zaken.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Kloof, tegenstrijdigheid, verschil.
* **Voorbeeldzin:** Er was een duidelijke discrepantie tussen zijn hoge score en de weinige tijd die hij aan het spel had besteed.
#### 1.2.26 Eenduidigheid
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Het hebben van één duidelijke betekenis.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Consistentie, duidelijkheid, inzichtelijkheid.
* **Voorbeeldzin:** Er is nog geen eenduidigheid over de effecten van co- teaching, omdat onderzoeken uiteenlopende resultaten laten zien.
#### 1.2.27 Equivalent
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Iets wat gelijkwaardig is met iets anders.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Analogie.
* **Voorbeeldzin:** Het bedrag dat hij spaarde, is ongeveer het equivalent van twee maanden huur.
#### 1.2.28 Escaleren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Geleidelijk aan heviger of groter worden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Toenemen, verergeren, verhevigen.
* **Voorbeeldzin:** Toen de discussie dreigde te escaleren, legde de moderator het debat stil.
#### 1.2.29 Expliciet
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat in alle duidelijkheid geformuleerd is, waardoor geen discussie of twijfel mogelijk is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Duidelijk, nadrukkelijk, uitdrukkelijk.
* **Voorbeeldzin:** Ze vroeg expliciet om geen foto’s van het evenement te delen op sociale media.
#### 1.2.30 Faciliteren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Ervoor zorgen dat iets mogelijk is of vlotter verloopt door voorzieningen aan te bieden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Ondersteunen, vergemakkelijken.
* **Voorbeeldzin:** De gemeente faciliteert sportevenementen door velden en materiaal beschikbaar te stellen.
#### 1.2.31 Gecompliceerd
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat moeilijk te begrijpen en/of op te lossen is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Complex, ingewikkeld, lastig, moeilijk.
* **Voorbeeldzin:** Het project is gecompliceerd omdat er veel instanties betrokken zijn.
#### 1.2.32 Gefundeerd
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat gebaseerd is op sterke argumenten, wat goed is doordacht.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Deugdelijk, gegrond, empirisch.
* **Voorbeeldzin:** Zijn vraag naar faciliteiten was gefundeerd, hij bezorgde een verslag van twee experten.
#### 1.2.33 Honnoreren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Iets als geldig beschouwen en aanvaarden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Erkennen, instemmen met, onderschrijven.
* **Voorbeeldzin:** De directie honoreerde de suggesties van de leerlingen en voorzag in verschillende sportactiviteiten over de middag.
#### 1.2.34 Hypothese
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat nog niet bevestigd werd door wetenschappelijk onderzoek, door bewijzen; wat nog aangetoond moet worden.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Speculatief, verondersteld.
* **Voorbeeldzin:** Met hun bachelorproef onderzochten de studenten de hypothese dat meditatie zou bijdragen aan betere sportprestaties.
#### 1.2.35 Illusie
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een voorstelling die echt lijkt, maar het niet is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Droom, fantasie, schijnbeeld, mythe.
* **Voorbeeldzin:** Hij leefde lange tijd in de illusie dat rijkdom automatisch geluk brengt.
#### 1.2.36 Impliceren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Tot gevolg hebben; met zich meebrengen.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Betekenen, inhouden, suggereren, veronderstellen.
* **Voorbeeldzin:** De hervorming impliceert een hogere werkdruk voor beginnende leerkrachten.
#### 1.2.37 Indicatie
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Een aanwijzing voor iets.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Aanduiding, aanwijzing.
* **Voorbeeldzin:** Rusteloosheid en concentratieproblemen kunnen een indicatie zijn dat een kind worstelt met ADHD.
#### 1.2.38 Instrueren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Iemand aanwijzingen geven, iemand aanleren hoe hij een opdracht moet uitvoeren.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Coachen, informeren, managen, onderwijzen.
* **Voorbeeldzin:** De bondscoach instrueerde het team over de nieuwe tactiek voor de wedstrijd.
#### 1.2.39 Interfereren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Een invloed hebben op elkaar; op elkaar inwerken.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Beïnvloeden, samengaan, samenhangen.
* **Voorbeeldzin:** Sommige medicijnen kunnen met elkaar interfereren en daardoor bijwerkingen veroorzaken.
#### 1.2.40 Katalysator
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Iets wat een proces, een ontwikkeling vlotter laat verlopen of op gang brengt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Hefboom, springplank, stimulans.
* **Voorbeeldzin:** De economische crisis fungeerde als katalysator voor veranderingen in het bedrijfsbeleid.
#### 1.2.41 Kwantitatief
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat het aantal, de hoeveelheid uitdrukt van iets.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Empirisch, statistisch.
* **Voorbeeldzin:** De kwantitatieve analyse van de kijkcijfers toont dat het programma in de avonduren het populairst is.
#### 1.2.42 Legitiem
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat in overeenstemming is met de wet; wat aanvaardbaar is, wat terecht is, wat gegrond is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Aanvaardbaar, rechtmatig, degelijk, gegrond, relevant.
* **Voorbeeldzin:** Zijn zorgen over de hoge kosten van het project waren volkomen legitiem.
#### 1.2.43 Mea culpa
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Erkenning dat iets je schuld is.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Schuld.
* **Voorbeeldzin:** Toen ze haar vergissing opmerkte, zei ze meteen ‘mea culpa’ tegen haar collega’s.
#### 1.2.44 Nuanceren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Iets toelichten, verduidelijken en in de juiste context plaatsen; een sterke tegenstelling of uitspraak afzwakken.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Afzwakken, relativeren, verduidelijken, verhelderen.
* **Voorbeeldzin:** De woordvoerder nuanceerde zijn eerdere uitspraak door te wijzen op de uitzonderingen waar het experiment niet tot het gewenste resultaat had geleid.
#### 1.2.45 Occasioneel
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat af en toe voorkomt, wat soms gebeurt.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Incidenteel, sporadisch.
* **Voorbeeldzin:** Ze bezoekt occasioneel haar familie in het buitenland, meestal tijdens de feestdagen.
#### 1.2.46 Optimaliseren
* **Woordsoort:** Werkwoord
* **Betekenis:** Iets in de beste omstandigheden brengen, zo efficiënt mogelijk maken.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Maximaliseren, verbeteren.
* **Voorbeeldzin:** Ze optimaliseerde haar studieplanning om de beste resultaten te bereiken.
#### 1.2.47 Output
* **Woordsoort:** Zelfstandig naamwoord
* **Betekenis:** Wat wordt voortgebracht, het eindresultaat van een proces.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Eindproduct, uitkomst.
* **Voorbeeldzin:** Nog een aandachtspunt voor kmo's is om te focussen op de output van hun medewerkers, los van het aantal uren dat ze hiervoor nodig hebben.
#### 1.2.48 Plausibel
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat logisch lijkt, wat men kan aannemen, verklaren.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Aannemelijk, logisch.
* **Voorbeeldzin:** Een plausibele verklaring voor het lerarentekort is een verminderd respect voor het lerarenberoep.
#### 1.2.49 Prangend
* **Woordsoort:** Adjectief
* **Betekenis:** Wat zo snel mogelijk opgelost, beantwoord moet worden; wat dringend aandacht nodig heeft.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Acuut, dringend, prioritair, problematisch, urgent.
* **Voorbeeldzin:** Er is een prangend tekort aan verzorgend personeel in de woonzorgcentra.
#### 1.2.50 Quasi
* **Woordsoort:** Bijwoord
* **Betekenis:** Niet echt, maar zoals iemand zich voordoet.
* **Woorden met gelijkaardige betekenis:** Zo goed als, bij wijze van spreken, bijna.
* **Voorbeeldzin:** De sfeer op het festivalterrein was quasi magisch dankzij de verlichting en decoratie.
---
# Uitbreiding van woordenschat met academische termen
Dit deel biedt een overzicht van academische woorden, inclusief hun definities, synoniemen en voorbeeldzinnen.
### 2.1 Correct taalgebruik in academische contexten
Dit gedeelte adresseert veelvoorkomende valkuilen in het Nederlandse taalgebruik, met name in formele en academische settings. De focus ligt op het onderscheiden van standaardtaal van niet-standaardtaal, het vermijden van gallicismen en het correct hanteren van bepaalde woordcombinaties.
#### 2.1.1 Zeker zijn
* **Standaardtaal (AN):** 'ik weet zeker dat' of 'ik ben er zeker van dat'.
* **Voorbeeld:** Ik ben zeker dat hij liegt. / Ik ben er zeker van dat hij liegt. / Ik ben zeker dat de les wegvalt. / Ik weet zeker dat de les wegvalt.
#### 2.1.2 Passen
* **Gebruik:** In deze context geen standaardtaal in België. Het advies is om deze constructie te schrappen of aan te passen naar "schrappen wat niet past" of "schrappen wat niet van toepassing is".
#### 2.1.3 Zich ergens mee moeien
* **Standaardtaal (AN):** 'zich bemoeien met', 'zich moeien in'.
* **Voorbeeld:** Mijn moeder moeit zich met alles. -> Mijn moeder bemoeit zich met alles.
#### 2.1.4 Indienen
* **Correcte terminologie:** Huiswerk, taken, boekbesprekingen of opdrachten worden 'afgegeven', 'ingeleverd' of 'afgeleverd'. 'Indienen' is ook correct in bepaalde contexten.
* **Voorbeeld:** Je mag je huiswerk indienen via Smartschool. -> Je mag je huiswerk inleveren via Smartschool.
#### 2.1.5 Heten/noemen
* **Heten:** Een naam hebben.
* **Noemen:** Een naam geven.
* **Voorbeeld:** Ik noem Jan, maar iedereen noemt mij Jantje. -> Ik heet Jan, maar iedereen noemt mij Jantje.
#### 2.1.6 Beginnen en proberen + infinitief
* **Correcte constructie:** De werkwoorden 'beginnen' en 'proberen' worden gecombineerd met 'te' gevolgd door de infinitief.
* **Voorbeeld:** De man is beginnen schieten. -> De man is beginnen te schieten. De bevolking is beginnen toenemen. -> De bevolking is beginnen toe te nemen.
#### 2.1.7 Twee keer langer dan en twee keer meer dan
* **Correcte constructie:** Gebruik de formulering 'x keer zo [adjectief] als'.
* **Voorbeeld:** Dat examen is drie keer moeilijker dan vroeger. -> Dat examen is drie keer zo moeilijk als vroeger. De inzamelactie heeft vijf keer meer opgebracht dan vorig jaar. -> De inzamelactie heeft vijf keer zo veel als vorig jaar opgebracht. Je hebt twee keer meer geoefend. -> Je hebt twee keer zo veel geoefend.
#### 2.1.8 Aankunnen
* **Bereiken:** Gebruik 'bij' in plaats van 'aan' om iets niet te kunnen bereiken.
* **Tegen iemand bestendig zijn:** 'Iemand aankunnen' betekent tegen iemand opgewassen zijn.
* **Voorbeeld:** Ik kan niet aan de tak. -> Ik kan niet bij die tak. Het was duidelijk dat hij zijn tegenstander niet aankon. (Dit laatste is correct).
#### 2.1.9 Binnenbrengen
* **Betekenissen:** Kan verwijzen naar het binnen een gebouw brengen ('binnenshuis', 'binnenskamers brengen') of naar het opleveren, verdienen.
* **Voorbeeld:** In de kliniek kunt u gewonde of zieke dieren binnenbrengen. (Correct). Aan het eind van het schooljaar moeten de gehuurde boeken weer binnen gebracht worden. -> Aan het eind van het schooljaar moeten de gehuurde boeken weer ingeleverd worden.
#### 2.1.10 Fysiek/Fysisch
* **Fysiek:** Lichamelijk, werkelijk bestaand.
* **Fysisch:** Natuurkundig, met betrekking tot de natuurkunde.
* **Voorbeeld:** Hoe gaat het met jouw fysische gezondheid? -> Hoe gaat het met jouw fysieke gezondheid? Het laboratorium doet onderzoek naar de fysieke samenstelling van het huishoudelijk afval. -> Het laboratorium doet onderzoek naar de fysische samenstelling van het huishoudelijk afval.
#### 2.1.11 Buitensturen, buitenzetten
* **Scholencontext:** 'Uit de klas gestuurd worden' of 'de klas uit gestuurd worden'.
* **Buiten schoolsituatie:** 'Iemand buiten de deur zetten', 'iemand wegsturen'.
* **NIET:** 'buitensturen' en 'buitenzetten' in de betekenis van iemand uit de klas zetten.
* **Voorbeeld:** Ik heb die leerling alweer moeten buitenzetten. -> Ik heb die leerling alweer moeten wegsturen.
#### 2.1.12 Maximum
* **Gebruik:** 'Maximum' is enkel een zelfstandig naamwoord. Als bijvoeglijk naamwoord gebruikt men 'grootst mogelijk', 'hoogste', 'maximaal', 'hoogstens'.
* **Voorbeeld:** Je mag hier maximum 70 per uur rijden. -> Je mag hier maximaal 70 per uur rijden.
#### 2.1.13 Aan (snelheid)
* **Correct voorzetsel:** Bij snelheden hoort het voorzetsel 'met', niet 'aan' of 'tegen'.
* **Voorbeeld:** Hij werd geflitst aan 160 kilometer per uur. -> Hij werd geflitst met 160 kilometer per uur. De auto is tegen hoge snelheid uit de bocht gegaan. -> De auto is met hoge snelheid uit de bocht gegaan.
#### 2.1.14 Aan (prijsvermelding)
* **Prijsvermelding:** Gebruik 'voor' voor een precies bedrag, en 'tegen' voor een prijs per stuk of eenheid. 'Aan' is hier niet correct.
* **Voorbeeld:** Dat huis is verkocht aan 300 000 euro. -> Dat huis is verkocht voor 300 000 euro.
#### 2.1.15 Groter dan mij/ik
* **Vergelijkende elementen:** Bij het samentrekken van zinnen moeten vergelijkende elementen dezelfde grammaticale functie hebben.
* **Correcte constructie:** 'Hij is groter dan ik.'
* **Voorbeeld:** Ik vind haar veel liever dan hij, omdat zij altijd bereid is om te helpen. -> Ik vind haar veel liever dan hem, omdat zij altijd bereid is om te helpen. Zij is veel enthousiaster dan hem. -> Zij is veel enthousiaster dan hij.
#### 2.1.16 Tenslotte/tenminste/teneinde
* **Ten slotte:** Betekent 'tot slot'.
* **Tenslotte:** Betekent 'per slot van rekening'.
* **Ten minste:** Betekent 'op z'n minst'.
* **Teneinde:** Betekent 'met het doel'.
* **Voorbeeld:** Ze moesten ten minste een punt halen om door te kunnen gaan naar de volgende ronde. (Correct). Hij is topscorer van zijn team. Dat beweert hij ten minste. (Correct). Ze hadden tenslotte de beste verdediging van de wereld. (Correct). Alle spelers maakten ten slotte nog een rondje langs de supportersvakken. (Correct).
#### 2.1.17 Als/dan
* **Na vergrotende trap:** Gebruik 'dan'.
* **Na 'hetzelfde', 'dezelfde', 'zoveel', 'even', 'zo' en 'zozeer':** Gebruik 'als'.
* **Voorbeeld:** De vraag was groter als het aanbod. -> De vraag was groter dan het aanbod. Hij is even groot dan jij. -> Hij is even groot als jij. Er werd drie keer zoveel verkocht dan vorig jaar. -> Er werd drie keer zoveel verkocht als vorig jaar.
#### 2.1.18 Weeral
* **Standaardtaal (AN):** 'Weeral' is geen standaardtaal. Gebruik 'alweer' of 'opnieuw'.
* **Voorbeeld:** De week zit er weeral bijna op. -> De week zit er alweer bijna op. Madeira is weeral getroffen door bosbranden. -> Madeira is opnieuw getroffen door bosbranden.
#### 2.1.19 Binnen/over (- een week, tien dagen)
* **'Binnen' in tijd:** Mag niet gebruikt worden in de betekenis 'na verloop van een week', 'over een week'.
* **'Over' in tijd:** Mag niet gebruikt worden in de betekenis '... geleden'.
* **Voorbeeld:** De trein vertrekt binnen precies een uur. -> De trein vertrekt over precies een uur. Binnen een weekje ben ik terug. -> Over een weekje ben ik terug. Over een jaar of tien kwam ik hier elke dag. -> Tien jaar geleden kwam ik hier elke dag.
#### 2.1.20 Mogelijks
* **Standaardtaal:** Gebruik 'mogelijk', 'misschien' of 'wellicht'.
* **Voorbeeld:** Mogelijks zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen aan het taalproject. -> Mogelijk zullen volgend schooljaar nog meer scholen deelnemen aan het taalproject. De bouwgronden in de randgemeenten zullen mogelijks iets minder duur worden. -> De bouwgronden in de randgemeenten zullen wellicht iets minder duur worden.
### 2.2 Rijke woordenschat: Academische termen
Deze sectie presenteert een lijst met academische woorden, inclusief hun woordsoort, betekenis, synoniemen en een illustratieve voorbeeldzin.
| Woordsoort | Betekenis | Woorden met gelijkaardige betekenis | Voorbeeldzin |
| :----------- | :------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------- | :-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Adjectief | Wat geen verband houdt met de zichtbare werkelijkheid en daarom soms moeilijk te begrijpen is. | Conceptueel, figuratief | De gastspreker had het over abstracte begrippen zoals rechtvaardigheid, gelijkheid en democratisch handelen. |
| Adjectief | Wat zeer nauwkeurig en precies is. | Zorgvuldig, punctueel, nauwkeurig, betrouwbaar | De landmeter formuleerde zijn bevindingen en meetresultaten bijzonder accuraat. |
| Adjectief | Wat plots opduikt en dringend opgelost moet worden. | Kortstondig, urgent, ernstig, onmiddellijk, plotseling | De arts greep in toen de patiënt een acute paniekaanval kreeg. |
| Adjectief | Een tweede mogelijkheid, oplossing die bestaat naast een andere. | Alternatief | De adviseur vindt investeren in vastgoed een goed alternatief voor beleggen in aandelen. |
| Werkwoord | Inspelen op iets wat kan gebeuren; je handelen afstemmen op je verwachtingen. | Afstemmen, bijsturen, voorbereiden | De student probeerde te anticiperen op mogelijke examenvragen door de oefeningen grondig te herhalen. |
| Zelfstandig naamwoord | De persoon die met iets te maken heeft. | Belanghebbende, geïnteresseerde | De school hield alle betrokkenen, waaronder de ouders en de personeelsleden, nauwkeurig op de hoogte van het aantal stakende leerkrachten. |
| Zelfstandig naamwoord | Een grappige uiting van kritiek; een opmerking waarmee iemand op spottende wijze laat blijken dat hij iets niet goed vindt, dat hij zich aan iets ergert. | Spot, uitval | De directeur sloot het interview af met een scherpe boutade richting de minister van Onderwijs. |
| Zelfstandig naamwoord | Een onaangename, tragische gebeurtenis die veel schade veroorzaakt. | Catastrofe, incident, ramp | De aardbeving van vorig jaar was een calamiteit die de bevolking hard heeft geraakt. |
| Zelfstandig naamwoord | Een praktijkgeval, een beschrijving van een situatie, vaak gebruikt als voorbeeld. | Praktijk, situatie, voorbeeld | De leerlingen moesten de geziene leerstof kunnen toepassen op casussen. |
| Zelfstandig naamwoord | Het verband tussen oorzaak en gevolg. | Oorzakelijk verband, oorzakelijkheid | Verschillende studies wijzen op een causaliteit tussen vapen en luchtwegklachten. |
| Adjectief | Wat gerangschikt, voorgesteld, samengebracht wordt op grond van de tijd. | | De leerlingen kregen als opdracht om de verschillende historische gebeurtenissen chronologisch te ordenen op een tijdslijn. |
| Adjectief | Wat betrekking heeft op de hersenen en het vermogen om informatie te verwerken, te begrijpen, te leren. | Mentaal | Verhaaltjes voorlezen is bevorderlijk voor de cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. |
| Adjectief | Wat samenhangend is, wat logisch in elkaar steekt. | Consistent, homogeen, samenhangend | Het betoog van de vakbondsafgevaardigde was duidelijk en coherent, waardoor iedereen zijn argumenten goed kon volgen. |
| Adjectief | Wie over alle kennis, attitudes en vaardigheden beschikt om iets goed te doen. | Capabel, deskundig | De lerarenopleiding wil taalcompetente leerkrachten afleveren. |
| Zelfstandig naamwoord | Een probleem dat iets moeilijk(er) maakt. | Moeilijkheid, verwikkeling | Tijdens de operatie trad onverwacht een complicatie op, waardoor de procedure langer duurde dan gepland. |
| Adjectief | Wat niet abstract en algemeen, maar specifiek en direct is; zoals het zich in de werkelijkheid voordoet. | Gericht, praktisch, toegepast | De docent maakte de leerstof concreet door verschillende voorbeelden uit de praktijk te geven. |
| Zelfstandig naamwoord | Een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voor iets gebeurt, voor iemand iets wil doen. | Voorwaarde | Het behalen van jouw diploma is een conditio sine qua non om een vaste benoeming te kunnen krijgen. |
| Adjectief | Wat de regels volgt, wat overeenkomt met de richtlijnen. | Aangepast, overeenkomstig, passend, correct | Het keuringsattest stelde dat de elektriciteit conform was. |
| Zelfstandig naamwoord | Een overeenstemming, een akkoord over iets bereikt na overleg, na een bespreking. | Compromis, overeenkomst, unanimiteit | Na verschillende stakingen bereikte de directie eindelijk een consensus over het nieuwe voorstel. |
| Zelfstandig naamwoord | Een onderling verband tussen twee zaken; een samenhang tussen twee elementen. | Afhankelijkheid | Onderzoekers ontdekten een positieve correlatie tussen het drinken van koffie en een verhoogde alertheid. |
| Werkwoord | Een taak aan iemand anders overdragen; iemand anders de toestemming en de verantwoordelijkheid geven om een taak te volbrengen. | Overdragen, afvaardigen, uitbesteden | De directeur delegeerde de opmaak en de invoering van een pestbeleid aan verschillende vakwerkgroepen. |
| Werkwoord | Iets afleiden uit een geheel. | Afleiden | Uit de uitgebreide enquête kon men duidelijke inzichten destilleren over de voorkeuren van de klanten. |
| Werkwoord | Een onderscheid maken tussen de verschillende zaken of personen die zich in een verzameling of groep bevinden. | Onderscheiden | Leerlingen vinden het vaak moeilijk om te differentiëren tussen waargebeurde feiten en fake news. |
| Adjectief | Wat onopvallend is, wat niet in het oog springt. | Rustig, sereen, subtiel | De leerkracht gaf haar een discreet knikje om te laten weten dat ze haar vraag kon stellen. |
| Zelfstandig naamwoord | Een onderling verschil, een afwijking tussen twee zaken. | Kloof, tegenstrijdigheid, verschil | Er was een duidelijke discrepantie tussen zijn hoge score en de weinige tijd die hij aan het spel had besteed. |
| Zelfstandig naamwoord | Het hebben van één duidelijke betekenis. | Consistentie, duidelijkheid, inzichtelijkheid | Er is nog geen eenduidigheid over de effecten van co-teaching, omdat onderzoeken uiteenlopende resultaten laten zien. |
| Zelfstandig naamwoord | Iets wat gelijkwaardig is met iets anders. | Analogie | Het bedrag dat hij spaarde, is ongeveer het equivalent van twee maanden huur. |
| Werkwoord | Geleidelijk aan heviger of groter worden. | Toenemen, verergeren, verhevigen | Toen de discussie dreigde te escaleren, legde de moderator het debat stil. |
| Adjectief | Wat in alle duidelijkheid geformuleerd is, waardoor geen discussie of twijfel mogelijk is. | Duidelijk, nadrukkelijk, uitdrukkelijk | Ze vroeg expliciet om geen foto’s van het evenement te delen op sociale media. |
| Werkwoord | Ervoor zorgen dat iets mogelijk is of vlotter verloopt door voorzieningen aan te bieden. | Ondersteunen, vergemakkelijken | De gemeente faciliteert sportevenementen door velden en materiaal beschikbaar te stellen. |
| Adjectief | Wat moeilijk te begrijpen en/of op te lossen is. | Complex, ingewikkeld, lastig, moeilijk | Het project is gecompliceerd omdat er veel instanties betrokken zijn. |
| Adjectief | Wat gebaseerd is op sterke argumenten, wat goed is doordacht. | Deugdelijk, gegrond, empirisch | Zijn vraag naar faciliteiten was gefundeerd, hij bezorgde een verslag van twee experten. |
| Werkwoord | Iets als geldig beschouwen en aanvaarden. | Erkennen, instemmen met, onderschrijven | De directie honoreerde de suggesties van de leerlingen en voorzag in verschillende sportactiviteiten over de middag. |
| Adjectief | Wat nog niet bevestigd werd door wetenschappelijk onderzoek, door bewijzen; wat nog aangetoond moet worden. | Speculatief, verondersteld | Met hun bachelorproef onderzochten de studenten de hypothese dat meditatie zou bijdragen aan betere sportprestaties. |
| Zelfstandig naamwoord | Een voorstelling die echt lijkt, maar het niet is. | Droom, fantasie, schijnbeeld, mythe | Hij leefde lange tijd in de illusie dat rijkdom automatisch geluk brengt. |
| Werkwoord | Tot gevolg hebben; met zich meebrengen. | Betekenen, inhouden, suggereren, veronderstellen | De hervorming impliceert een hogere werkdruk voor beginnende leerkrachten. |
| Zelfstandig naamwoord | Een aanwijzing voor iets. | Aanduiding, aanwijzing | Rusteloosheid en concentratieproblemen kunnen een indicatie zijn dat een kind worstelt met ADHD. |
| Werkwoord | Iemand aanwijzingen geven, iemand aanleren hoe hij een opdracht moet uitvoeren. | Coachen, informeren, managen, onderwijzen | De bondscoach instrueerde het team over de nieuwe tactiek voor de wedstrijd. |
| Werkwoord | Een invloed hebben op elkaar; op elkaar inwerken. | Beïnvloeden, samengaan, samenhangen | Sommige medicijnen kunnen met elkaar interfereren en daardoor bijwerkingen veroorzaken. |
| Zelfstandig naamwoord | Iets wat een proces, een ontwikkeling vlotter laat verlopen of op gang brengt. | Hefboom, springplank, stimulans | De economische crisis fungeerde als katalysator voor veranderingen in het bedrijfsbeleid. |
| Adjectief | Wat het aantal, de hoeveelheid uitdrukt van iets. | Empirisch, statistisch | De kwantitatieve analyse van de kijkcijfers toont dat het programma in de avonduren het populairst is. |
| Adjectief | Wat in overeenstemming is met de wet; wat aanvaardbaar is, wat terecht is, wat gegrond is. | Aanvaardbaar, rechtmatig, degelijk, gegrond, relevant | Zijn zorgen over de hoge kosten van het project waren volkomen legitiem. |
| Zelfstandig naamwoord | Erkenning dat iets je schuld is. | Schuld | Toen ze haar vergissing opmerkte, zei ze meteen 'mea culpa' tegen haar collega's. |
| Werkwoord | Iets toelichten, verduidelijken en in de juiste context plaatsen; een sterke tegenstelling of uitspraak afzwakken. | Afzwakken, relativeren, verduidelijken, verhelderen | De woordvoerder nuanceerde zijn eerdere uitspraak door te wijzen op de uitzonderingen waar het experiment niet tot het gewenste resultaat had geleid. |
| Adjectief | Wat af en toe voorkomt, wat soms gebeurt. | Incidenteel, sporadisch | Ze bezoekt occasioneel haar familie in het buitenland, meestal tijdens de feestdagen. |
| Werkwoord | Iets in de beste omstandigheden brengen, zo efficiënt mogelijk maken. | Maximaliseren, verbeteren | Ze optimaliseerde haar studieplanning om de beste resultaten te bereiken. |
| Zelfstandig naamwoord | Wat wordt voortgebracht, het eindresultaat van een proces. | Eindproduct, uitkomst | Nog een aandachtspunt voor kmo's is om te focussen op de output van hun medewerkers, los van het aantal uren dat ze hiervoor nodig hebben. |
| Adjectief | Wat logisch lijkt, wat men kan aannemen, verklaren. | Aannemelijk, logisch | Een plausibele verklaring voor het lerarentekort is een verminderd respect voor het lerarenberoep. |
| Adjectief | Wat zo snel mogelijk opgelost, beantwoord moet worden; wat dringend aandacht nodig heeft. | Acuut, dringend, prioritair, problematisch, urgent | Er is een prangend tekort aan verzorgend personeel in de woonzorgcentra. |
| Bijwoord | Niet echt, maar zoals iemand zich voordoet. | Schijnbaar, zogenaamd, bijna | De sfeer op het festivalterrein was quasi magisch dankzij de verlichting en decoratie. |
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zeker zijn dat | Een correcte manier om zekerheid uit te drukken is met de constructie "ik weet zeker dat" of "ik ben er zeker van dat". |
| Passen | In deze specifieke context wordt "passen" als niet-standaardtaal beschouwd in België; de correcte uitdrukking is "schrappen wat niet van toepassing is". |
| Zich ergens mee moeien | De standaardtaal is "zich bemoeien met" of "zich moeien in", in plaats van de informelere variant. |
| Indienen | Voor schoolwerk zoals huiswerk, taken of boekbesprekingen zijn de correcte werkwoorden "afgeven", "inleveren" of "afleveren". |
| Heten/Noemen | "Heten" betekent een naam hebben, terwijl "noemen" betekent iemand een naam geven. |
| Beginnen en proberen + infinitief | Deze werkwoorden worden correct gecombineerd met het voegwoord 'te' voor de infinitief, zoals "beginnen te schieten". |
| Twee keer langer dan en twee keer meer dan | De standaardconstructie hiervoor is "x keer zo adjectief als" of "x keer zo veel als". |
| Aankunnen | Bij het niet kunnen bereiken van iets hoort het voorzetsel "bij" in plaats van "aan". "Iemand aankunnen" betekent tegen iemand bestand zijn. |
| Binnenbrengen | Voor het binnenbrengen van dingen in huis gebruikt men "binnenshuis" of "binnenskamers brengen". Voor opbrengen of verdienen gebruikt men andere werkwoorden. |
| Fysiek/Fysisch | "Fysiek" verwijst naar lichamelijk of werkelijk bestaand, terwijl "fysisch" betrekking heeft op natuurkunde. |
| Buitensturen, buitenzetten | In een schoolsituatie zijn de correcte termen "uit de klas gestuurd worden" of "de klas uit gestuurd worden". Buiten de schoolcontext spreekt men van "iemand buiten de deur zetten". |
| Maximum | "Maximum" is enkel een zelfstandig naamwoord. Als bijvoeglijk naamwoord gebruikt men "grootst mogelijk", "hoogste", "maximaal" of "hoogstens". |
| Aan (snelheid) | Bij snelheden hoort het voorzetsel "met" in plaats van "aan" of "tegen". |
| Aan (prijsvermelding) | Voor een precies bedrag gebruikt men "voor". Voor een prijs per stuk of eenheid gebruikt men "tegen". |
| Groter dan mij/ik | Als twee zinnen worden samengevoegd, moeten de vergelijkende elementen dezelfde grammaticale functie hebben; correct is "hij is groter dan ik". |
| Tenslotte/tenminste/teneinde | "Ten slotte" betekent "tot slot", terwijl "tenslotte" "per slot van rekening" betekent. "Ten minste" betekent "op z'n minst", en "tenminste" (in de betekenis van 'met het doel') wordt in het AN vervangen door andere constructies. |
| Als/dan | Na een vergrotende trap volgt "dan". Na "hetzelfde", "dezelfde", "zoveel", "even", "zo" en "zozeer" volgt "als". |
| Weeral | "Weeral" is geen standaardtaal; men gebruikt "alweer" of "opnieuw". |
| Binnen/over (- een week, tien dagen) | "Binnen" mag niet gebruikt worden in de betekenis van "over een week". "Over" mag niet gebruikt worden in de betekenis van "... geleden". |
| Mogelijks | In de standaardtaal gebruikt men "mogelijk", "misschien" of "wellicht" in plaats van "mogelijks". |
| Abstract | Wat geen verband houdt met de zichtbare werkelijkheid en daarom soms moeilijk te begrijpen is; conceptueel, figuratief. |
| Accuraat | Wat zeer nauwkeurig en precies is; zorgvuldig, punctueel, nauwkeurig, betrouwbaar. |
| Acuut | Wat plots opduikt en dringend opgelost moet worden; kortstondig, urgent, ernstig, onmiddellijk, plotseling. |
| Alternatief | Een tweede mogelijkheid of oplossing die naast een andere bestaat. |
| Anticiperen | Inspelen op iets wat kan gebeuren; het eigen handelen afstemmen op de verwachtingen. |
| Betrokkene | De persoon die met iets te maken heeft; belanghebbende, geïnteresseerde. |
| Boutade | Een grappige uiting van kritiek; een opmerking waarmee iemand op spottende wijze laat blijken dat hij iets niet goed vindt. |
| Calamiteit | Een onaangename, tragische gebeurtenis die veel schade veroorzaakt; catastrofe, incident, ramp. |
| Casus | Een praktijkgeval, een beschrijving van een situatie, vaak gebruikt als voorbeeld; praktijk, situatie, voorbeeld. |
| Causaliteit | Het verband tussen oorzaak en gevolg; oorzakelijk verband, oorzakelijkheid. |
| Chronologisch | Wat gerangschikt, voorgesteld, samengebracht wordt op grond van de tijd. |
| Cognitief | Wat betrekking heeft op de hersenen en het vermogen om informatie te verwerken, te begrijpen, te leren; mentaal. |
| Coherent | Wat samenhangend is, wat logisch in elkaar steekt; consistent, homogeen, samenhangend. |
| Competent | Wie over alle kennis, attitudes en vaardigheden beschikt om iets goed te doen; capabel, deskundig. |
| Complicatie | Een probleem dat iets moeilijker maakt; moeilijkheid, verwikkeling. |
| Concreet | Wat niet abstract en algemeen, maar specifiek en direct is; zoals het zich in de werkelijkheid voordoet; gericht, praktisch, toegepast. |
| Conditio sine qua non | Een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voor iets gebeurt of iemand iets wil doen; voorwaarde. |
| Conform | Wat de regels volgt, wat overeenkomt met de richtlijnen; aangepast, overeenkomstig, passend, correct. |
| Consensus | Een overeenstemming, een akkoord over iets bereikt na overleg, na een bespreking; compromis, overeenkomst, unanimiteit. |
| Correlatie | Een onderling verband tussen twee zaken; een samenhang tussen twee elementen; afhankelijkheid. |
| Delegeren | Een taak aan iemand anders overdragen; iemand anders de toestemming en de verantwoordelijkheid geven om een taak te volbrengen; overdragen, afvaardigen, uitbesteden. |
| Destilleren | Iets afleiden uit een geheel; afleiden. |
| Differentiëren | Een onderscheid maken tussen verschillende zaken of personen die zich in een verzameling of groep bevinden; onderscheiden. |
| Discreet | Wat onopvallend is, wat niet in het oog springt; rustig, sereen, subtiel. |
| Discrepantie | Een onderling verschil, een afwijking tussen twee zaken; kloof, tegenstrijdigheid, verschil. |
| Eenduidigheid | Het hebben van één duidelijke betekenis; consistentie, duidelijkheid, inzichtelijkheid. |
| Equivalent | Iets wat gelijkwaardig is met iets anders; analogie. |
| Escaleren | Geleidelijk aan heviger of groter worden; toenemen, verergeren, verhevigen. |
| Expliciet | Wat in alle duidelijkheid geformuleerd is, waardoor geen discussie of twijfel mogelijk is; duidelijk, nadrukkelijk, uitdrukkelijk. |
| Faciliteren | Ervoor zorgen dat iets mogelijk is of vlotter verloopt door voorzieningen aan te bieden; ondersteunen, vergemakkelijken. |
| Gecompliceerd | Wat moeilijk te begrijpen en/of op te lossen is; complex, ingewikkeld, lastig, moeilijk. |
| Gefundeerd | Wat gebaseerd is op sterke argumenten, wat goed is doordacht; deugdelijk, gegrond, empirisch. |
| Honorerne | Iets als geldig beschouwen en aanvaarden; erkennen, instemmen met, onderschrijven. |
| Hypothese | Wat nog niet bevestigd werd door wetenschappelijk onderzoek, door bewijzen; wat nog aangetoond moet worden; speculatief, verondersteld. |
| Illusie | Een voorstelling die echt lijkt, maar het niet is; droom, fantasie, schijnbeeld, mythe. |
| Impliceren | Tot gevolg hebben; met zich meebrengen; betekenen, inhouden, suggereren, veronderstellen. |
| Indicatie | Een aanwijzing voor iets; aanduiding, aanwijzing. |
| Instrueren | Iemand aanwijzingen geven, iemand aanleren hoe hij een opdracht moet uitvoeren; coachen, informeren, managen, onderwijzen. |
| Interfereren | Een invloed hebben op elkaar; op elkaar inwerken; beïnvloeden, samengaan, samenhangen. |
| Katalysator | Iets wat een proces, een ontwikkeling vlotter laat verlopen of op gang brengt; hefboom, springplank, stimulans. |
| Kwantitatief | Wat het aantal, de hoeveelheid uitdrukt van iets; empirisch, statistisch. |
| Legitiem | Wat in overeenstemming is met de wet; wat aanvaardbaar is, wat terecht is, wat gegrond is; aanvaardbaar, rechtmatig, degelijk, gegrond, relevant. |
| Mea culpa | Erkenning dat iets je schuld is; schuld. |
| Nuanceren | Iets toelichten, verduidelijken en in de juiste context plaatsen; een sterke tegenstelling of uitspraak afzwakken; afzwakken, relativeren, verduidelijken, verhelderen. |
| Occasioneel | Wat af en toe voorkomt, wat soms gebeurt; incidenteel, sporadisch. |
| Optimaliseren | Iets in de beste omstandigheden brengen, zo efficiënt mogelijk maken; maximaliseren, verbeteren. |
| Output | Wat wordt voortgebracht, het eindresultaat van een proces; eindproduct, uitkomst. |
| Plausibel | Wat logisch lijkt, wat men kan aannemen, verklaren; aannemelijk, logisch. |
| Prangend | Wat zo snel mogelijk opgelost, beantwoord moet worden; wat dringend aandacht nodig heeft; acuut, dringend, prioritair, problematisch, urgent. |
| Quasi | Niet echt, maar zoals iemand zich voordoet; zo goed als, bij wijze van spreken, bijna; schijnbaar, zogenaamd, bijna. |