Cover
Börja nu gratis Les 5_Deel 3_Beginsituatie van de school (2)_studenten.pptx
Summary
# De onderwijsstructuur in Vlaanderen
De onderwijsstructuur in Vlaanderen omvat verschillende niveaus, van basis- tot hoger onderwijs, elk met specifieke kenmerken en doorstroommogelijkheden.
## 1. Algemene principes van het Vlaamse onderwijs
Hoewel niet diepgaand uitgewerkt in de opgegeven pagina's, is het belangrijk om de context van algemene onderwijsprincipes te vermelden. Deze vormen de basis waarop de specifieke structuur van het Vlaamse onderwijs is gebouwd. De 'vrijheid van onderwijs' is een fundamenteel principe dat de diversiteit aan onderwijsaanbod mogelijk maakt.
## 2. De onderwijsstructuur in Vlaanderen
Dit onderdeel schetst de verschillende niveaus binnen het Vlaamse onderwijslandschap, inclusief leeftijden, doorstroommogelijkheden en specifieke benamingen.
### 2.1 Het basisonderwijs
Het basisonderwijs richt zich op kinderen van 2,5 tot 12 jaar en is opgedeeld in het kleuteronderwijs en het lager onderwijs.
#### 2.1.1 Kleuteronderwijs
* **Leeftijd:** 2,5 tot 6 jaar.
* **Toelatingsvoorwaarde:** Een minimum van 290 halve dagen aanwezigheid in het derde kleuterjaar is een bijkomende toelatingsvoorwaarde voor het eerste leerjaar lager onderwijs. Zoniet is een taaltest vereist.
#### 2.1.2 Lager onderwijs
* **Leeftijd:** 5/6 tot 12 jaar.
* **Start leerplicht:** De leerplicht start aan het begin van het lager onderwijs.
* **Einde:** Het lager onderwijs wordt afgesloten met een getuigschrift basisonderwijs.
#### 2.1.3 Buitengewoon basisonderwijs
Dit type onderwijs is bestemd voor kinderen die specifieke hulp en ondersteuning nodig hebben.
### 2.2 Secundair onderwijs
Het secundair onderwijs is bedoeld voor jongeren van ongeveer 12 tot 18 jaar en biedt diverse finaliteiten en studierichtingen.
#### 2.2.1 Voltijds secundair onderwijs
* **Leeftijd:** Ongeveer 12 tot 18 jaar.
* **Eerste graad (12-14 jaar):**
* **Eerste leerjaar A of eerste leerjaar B:** Beide leerjaren richten zich op algemene vorming.
* **Tweede leerjaar A of tweede leerjaar B:** Na het eerste jaar volgt een keuze tussen een A- of B-stroom.
* **Tweede en derde graad (14-18 jaar):**
* **Matrix:** Een matrixstructuur bepaalt de verdere studiemogelijkheden.
* **Finaliteiten:**
* **ASO (Algemeen Secundair Onderwijs):** Bereidt voor op hoger onderwijs.
* **TSO (Technisch Secundair Onderwijs):** Combineert algemene vorming met technische vaardigheden, met doorstroommogelijkheden naar hoger onderwijs of arbeidsmarkt.
* **KSO (Kunstsecundair Onderwijs):** Combineert algemene vorming met artistieke vorming, met doorstroommogelijkheden naar hoger onderwijs of arbeidsmarkt.
* **BSO (Beroepssecundair Onderwijs):** Gericht op directe tewerkstelling, met mogelijkheid tot doorstroming naar specifieke lerarenopleidingen of professionele bachelors.
* **Stromen binnen de tweede en derde graad:**
* **D-finaliteit:** Gericht op directe toetreding tot de arbeidsmarkt.
* **A/D-finaliteit:** Combineert mogelijkheden voor zowel doorstroming naar hoger onderwijs als directe tewerkstelling.
* **A-finaliteit:** Gericht op doorstroming naar hoger onderwijs.
* **Getuigschrift of diploma:** Afhankelijk van de gevolgde studierichting en het succesvol behalen van de eindtermen, ontvangt men een getuigschrift of diploma secundair onderwijs.
#### 2.2.2 Leren & werken
Dit traject is bedoeld voor jongeren tussen 15 en 25 jaar en combineert leren met werken. Er zijn drie systemen:
* **Leertijd:** Eén dag per week les bij Syntra, vier dagen werken. Mogelijk vanaf 15 jaar en na het einde van het tweede jaar secundair onderwijs.
* **DBSO (Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs):** Twee dagen les bij een Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO) en drie dagen werkplekleren.
* **Duaal leren:** Een gestructureerd opleidingsmodel dat leren op school combineert met leren op de werkplek.
#### 2.2.3 Buitengewoon secundair onderwijs
Dit onderwijs is voor jongeren van 13 tot 21 jaar die specifieke zorgnoden hebben. De indeling gebeurt op basis van deze zorgnoden en omvat 8 types.
* **4 opleidingsvormen:**
* **OV 1:** Gericht op maatschappelijke participatie en eventueel begeleid werken. Resultaat: studiebewijs.
* **OV 2:** Gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in een ondersteunende omgeving. Resultaat: studiebewijs.
* **OV 3:** Gelijkwaardig aan BSO, gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in het gangbare arbeidsmilieu. Resultaat: studiebewijs.
* **OV 4:** Gelijkwaardig aan ASO, TSO, KSO of BSO, gericht op voorbereiding op hoger onderwijs en integratie in het actieve leven. Resultaat: diploma.
#### 2.2.4 OKAN (Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers)
* **Doelgroep:** Jongeren van niet-Belgische of niet-Nederlandse nationaliteit die nieuw in Vlaanderen zijn en het Nederlands onvoldoende beheersen.
* **Inhoud:** Gedurende één jaar krijgen ze extra lessen Nederlands om zo snel mogelijk de taal te leren. Nadien stromen ze door naar een reguliere klas.
### 2.3 Hoger onderwijs
Het hoger onderwijs omvat verschillende graden en opleidingen.
* **Graduaatsopleidingen:** Vroeger bekend als HBO5.
* **Bachelor:** Zowel professionele als academische bachelors.
* **Master:** Hoger academisch niveau na een bachelor.
* **Doctoraat:** De hoogste academische graad.
* **BaNaBa (Bachelor na Bachelor):** Bijkomende specialisatie na een bacheloropleiding.
* **MaNaMa (Master na Master):** Bijkomende specialisatie na een masteropleiding.
> **Tip:** Bij de studie van de onderwijsstructuur is het cruciaal om de verschillende benamingen, leeftijdsgrenzen en de specifieke finaliteiten van de studierichtingen goed te kennen en te kunnen uitleggen.
> **Voorbeeld:** Een leerling die na het tweede leerjaar A doorstroomt naar een technische richting in het TSO met een A-finaliteit, kan na het secundair onderwijs hoogstwaarschijnlijk verder studeren in het hoger onderwijs (professionele bachelor). Als deze leerling een BSO-richting met D-finaliteit had gevolgd, zou de doorstroom naar de arbeidsmarkt meer voor de hand liggen.
---
# Modernisering van het secundair onderwijs
Het onderwerp "Modernisering van het secundair onderwijs" onderzoekt de noodzaak, de drijfveren en de implementatie van hervormingen in het Vlaamse secundair onderwijs, met een specifieke focus op sleutelcompetenties en nieuwe leerplannen.
## 2. Modernisering van het secundair onderwijs
De wereld is in constante beweging, wat vraagt om aangepast onderwijs. De bevindingen van het PISA-onderzoek van 2018 wijzen op een noodzaak tot hervorming. Scholen moeten een antwoord bieden op de veranderende maatschappelijke en economische behoeften, evenals op de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen.
### 3.1 Waarom hervormen?
De doelstellingen van scholen variëren naargelang de tijdsgeest. Terwijl in de 20e eeuw drie afzonderlijke vragen centraal stonden, stelt men in de 21e eeuw één overkoepelende vraag: welke sleutelcompetenties zijn essentieel? Dit heeft geleid tot een andere manier van onderwijs organiseren. De stelling dat de wereld drastisch is veranderd, maar de school niet, en dat scholen daardoor niet falen maar hopeloos verouderd zijn, onderstreept de urgentie van deze modernisering.
### 3.2 Van sleutelcompetenties tot nieuwe leerplannen
Sleutelcompetenties vormen de kern van de modernisering en vormen de basis voor de nieuwe eindtermen.
#### 3.2.1 Eindtermen
Eindtermen zijn de minimumdoelen die elke leerling in het Vlaamse onderwijs op school moet leren en die op populatieniveau behaald moeten worden. In de context van de modernisering zijn er vier sleutelcompetenties die als basis dienen voor de basisgeletterdheid.
> **Tip:** Basisgeletterdheid omvat eindtermen die door élke leerling op het einde van de eerste graad bereikt moeten worden. Dit geldt zowel voor de A- als voor de B-stroom.
Deze sleutelcompetenties zijn:
* Zelfredzaamheid
* Competenties in het Nederlands
* Competenties inzake wiskunde
* Financiële competenties
* Digitale competenties en mediawijsheid
#### 3.2.2 Invulling van eindtermen en leerplannen
De realisatie van deze eindtermen gebeurt aan de hand van beperkte leerplannen. Binnen het Katholiek Onderwijs Vlaanderen worden deze als volgt ingevuld:
* **Vakleerplannen:** Specifieke leerplannen per vak.
* **Gemeenschappelijk funderend leerplan:** Dit wordt beschouwd als het "leerplan van het ganse team" en legt de nadruk op de leerling als persoon, als fundament voor alle vakken.
* **Gemeenschappelijk leerplan ICT:** Biedt veel keuzemogelijkheden.
Deze modernisering is een ondersteuningstool, met een focus op de leerling als individu.
##### 3.2.2.1 Voorbeelden van competenties uit leerplannen
* De leerlingen drukken hun overtuiging uit en laten hun mening blijken.
* De leerlingen beoordelen hun eigen voorkeuren, interesses, mogelijkheden en beperkingen in relatie tot een opdracht.
---
# Didactisch model en algemene onderwijsprincipes
Dit deel behandelt de algemene principes van het Vlaamse onderwijs, de structuur van het onderwijslandschap en de modernisering van het secundair onderwijs, met specifieke aandacht voor de rol van leerkracht, school en leerling en de koppeling met de vrijheid van onderwijs.
### 3.1 Algemene principes van het Vlaamse onderwijs
De algemene principes van het Vlaamse onderwijs vormen de basis voor de inrichting en werking van scholen. Deze principes zijn nauw verbonden met de vrijheid van onderwijs, een fundamenteel recht dat scholen toelaat hun pedagogisch project te bepalen en hun onderwijs op hun eigen manier te organiseren. De rol van de leerkracht, de school als organisatie en de leerling als actieve participant zijn hierin cruciaal.
### 3.2 De onderwijsstructuur in Vlaanderen
Het Vlaamse onderwijslandschap is opgedeeld in verschillende onderwijsniveaus met specifieke kenmerken en doorstromingsmogelijkheden.
#### 3.2.1 Basisonderwijs
Het basisonderwijs omvat het kleuteronderwijs (van 2,5 tot 6 jaar) en het lager onderwijs (van 5/6 tot 12 jaar). De leerplicht start in het lager onderwijs. Om toegelaten te worden tot het derde kleuteronderwijs, is een minimum van 290 halve dagen aanwezigheid vereist; anders volgt een taaltest. Na het lager onderwijs ontvangen leerlingen een getuigschrift basisonderwijs. Daarnaast bestaat er buitengewoon basisonderwijs voor kinderen die specifieke hulp nodig hebben.
#### 3.2.2 Secundair onderwijs
Het voltijds secundair onderwijs loopt van ongeveer 12 tot 18 jaar en is gestructureerd in graden en finaliteiten.
##### 3.2.2.1 Structuur van het voltijds secundair onderwijs
* **Eerste graad:** Bestaat uit het eerste leerjaar A of B en het tweede leerjaar A of B. De focus ligt hier op algemene vorming.
* **Tweede en derde graad:** Gekenmerkt door een matrix met finaliteiten: ASO (Algemeen Secundair Onderwijs), TSO (Technisch Secundair Onderwijs), KSO (Kunstsecundair Onderwijs) en BSO (Beroepssecundair Onderwijs).
* **D-finaliteit:** Gericht op doorstroming naar tewerkstelling.
* **A/D-finaliteit:** Combineert doorstroming naar tewerkstelling en hoger onderwijs.
* **A-finaliteit:** Gericht op doorstroming naar hoger onderwijs.
De hervorming van het secundair onderwijs heeft geleid tot een nieuwe structuur, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het behalen van een diploma of een getuigschrift SO.
##### 3.2.2.2 Leren en werken
Dit systeem richt zich op leerlingen van 15 tot 25 jaar en omvat drie systemen:
* **Leertijd:** Eén dag les (bij Syntra) en vier dagen werken, mogelijk vanaf 15 jaar na het einde van het tweede jaar SO.
* **DBSO (Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs):** Twee dagen les (bij een centrum voor deeltijds onderwijs) en drie dagen werkplekleren.
* **Duaal leren:** Een combinatie van leren en werken.
##### 3.2.2.3 Buitengewoon secundair onderwijs
Dit onderwijs is bedoeld voor jongeren van 13 tot 21 jaar en is onderverdeeld in 8 types, gebaseerd op de zorgnood. Er zijn vier opleidingsvormen:
* **OV 1:** Gericht op maatschappelijke participatie en eventueel arbeidsdeelname in een ondersteunende omgeving. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 2:** Gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in een ondersteunende omgeving. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 3:** Vergelijkbaar met BSO, gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 4:** Voorbereiding op studies in het hoger onderwijs en integratie in het actieve leven, vergelijkbaar met ASO, TSO, KSO en BSO. Leidt tot een diploma.
##### 3.2.2.4 OKAN (Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers)
Dit is een eenjarige klas voor jongeren van niet-Belgische of niet-Nederlandse nationaliteit die nieuw binnenkomen in Vlaanderen en het Nederlands onvoldoende beheersen. Het doel is om hen zo snel mogelijk de Nederlandse taal aan te leren, waarna ze overstappen naar een reguliere klas.
#### 3.2.3 Hoger onderwijs
Het hoger onderwijs omvat graduaatsopleidingen (vroeger HBO 5), bachelors (professioneel of academisch), masters, doctoraten en postgraduaatsopleidingen (BaNaBa, MaNaMa).
> **Voorbeeld:** Een school (zoals Katholiek Onderwijs Vilvoorde Machelen Diegem) die kwaliteit, brede studiemogelijkheden (bv. domein handel, met opties Marketing & IT of Office & Retail) en een partnerschap tussen leerkrachten, directie en ouders centraal stelt, kan leerlingen in de tweede en derde graad secundair onderwijs aantrekken.
### 3.3 Modernisering van het secundair onderwijs
De modernisering van het secundair onderwijs is ingegeven door een veranderende wereld die aangepast onderwijs vereist.
#### 3.3.1 Motivatie en aanleiding voor hervorming
De wereld evolueert snel, wat een aanpassing van het onderwijs noodzakelijk maakt. Bevindingen uit onderzoeken zoals PISA tonen aan dat het huidige onderwijs mogelijk verouderd is. De doelstellingen van scholen worden vanuit verschillende perspectieven bekeken: economisch, maatschappelijk-cultureel en vanuit persoonlijke ontwikkeling. Waar men vroeger drie afzonderlijke antwoorden had op de vragen wat scholen moeten doen, zoekt men nu naar één antwoord: de ontwikkeling van sleutelcompetenties.
#### 3.3.2 Sleutelcompetenties en nieuwe leerplannen
De modernisering legt de nadruk op sleutelcompetenties als basis voor nieuwe eindtermen.
* **Eindtermen:** Dit zijn minimumdoelen die elke leerling op school moet behalen, op populatieniveau.
* **Sleutelcompetenties:** Vier kerncompetenties vormen de basis voor basisgeletterdheid:
* Zelfredzaamheid
* Competenties in het Nederlands
* Competenties inzake wiskunde
* Financiële competenties
* Digitale competenties en mediawijsheid
Deze basisgeletterdheid is gelijk voor de A- en B-stroom in de eerste graad.
#### 3.3.3 Realisatie van eindtermen
De realisatie van eindtermen gebeurt via beperkte leerplannen.
* **Vakleerplannen:** Specifieke leerplannen per vak.
* **Gemeenschappelijk funderend leerplan:** Wordt beschouwd als het 'leerplan van het hele team'.
* **Gemeenschappelijk leerplan ICT:** Biedt veel keuzemogelijkheden.
* **Llinkid:** Een ondersteuningstool.
De focus ligt op de leerling als persoon, wat dient als fundament voor alle vakken.
> **Voorbeeld van een gemeenschappelijk funderend leerplan:**
> * "De leerlingen drukken hun overtuiging uit en laten hun mening blijken."
> * "De leerlingen beoordelen hun eigen voorkeuren, interesses, mogelijkheden en beperkingen in relatie tot een opdracht."
De volgende lessen zullen dieper ingaan op de overgang van lager naar secundair onderwijs en de focus op zorg.
---
# Overgang van basis- naar secundair onderwijs en focus op zorg
Dit onderwerp belicht de overgang van leerlingen van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs en de cruciale rol van zorg binnen het onderwijssysteem.
### 4.1 De onderwijsstructuur in Vlaanderen
De Vlaamse onderwijsstructuur is opgebouwd uit verschillende niveaus, elk met specifieke kenmerken en doorstroommogelijkheden.
#### 4.1.1 Basisonderwijs
Het basisonderwijs omvat:
* **Kleuteronderwijs**: Voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar.
* **Lager onderwijs**: Voor kinderen van 5/6 tot 12 jaar. De leerplicht start hier. Een bijkomende toelatingsvoorwaarde voor het eerste leerjaar is een minimumaanwezigheid van 290 halve dagen in het derde kleuterjaar; anders wordt een taaltest afgenomen. Aan het einde van het lager onderwijs ontvangen leerlingen een getuigschrift basisonderwijs.
* **Buitengewoon basisonderwijs**: Gericht op kinderen die specifieke hulp nodig hebben.
#### 4.1.2 Secundair onderwijs
Het secundair onderwijs kent verschillende vormen en finaliteiten.
##### 4.1.2.1 Voltijds secundair onderwijs
Dit onderwijs loopt doorgaans van ± 12 tot ± 18 jaar.
* **Eerste graad**: Bestaat uit het eerste leerjaar A of het eerste leerjaar B, gericht op algemene vorming. Hierna volgt het tweede leerjaar A of B.
* **Tweede en derde graad**: De structuur wordt bepaald door de matrix van ASO (Algemeen Secundair Onderwijs), TSO (Technisch Secundair Onderwijs), KSO (Kunst Secundair Onderwijs) en BSO (Beroeps Secundair Onderwijs). De finaliteiten zijn D-finaliteit, A/D-finaliteit en A-finaliteit.
##### 4.1.2.2 Leren en werken
Dit systeem, voor jongeren van 15 tot 25 jaar, integreert leren en werken via drie systemen:
* **Leertijd**: Eén dag per week les (bijvoorbeeld bij Syntra) en vier dagen werken. Dit is mogelijk vanaf 15 jaar en na het einde van het tweede jaar secundair onderwijs.
* **DBSO (Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs)**: Twee dagen per week les (bijvoorbeeld bij een CDO - Centrum voor Deeltijds Onderwijs) en drie dagen werkplekleren.
* **Duaal leren**: Een vorm van gecombineerd leren en werken.
##### 4.1.2.3 Buitengewoon secundair onderwijs
Dit is bedoeld voor jongeren van 13 tot 21 jaar die extra ondersteuning nodig hebben. Het buitengewoon secundair onderwijs is ingedeeld in 8 types, gebaseerd op de zorgnood, en kent 4 opleidingsvormen:
* **OV 1**: Gericht op maatschappelijke participatie en eventueel arbeidsdeelname in een ondersteunende omgeving. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 2**: Gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in een ondersteunende omgeving. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 3**: Gelijkaardig aan BSO, gericht op maatschappelijke participatie en tewerkstelling in het reguliere arbeidsmilieu. Leidt tot een studiebewijs.
* **OV 4**: Bereidt voor op studies in het hoger onderwijs en integratie in het actieve leven, equivalent aan ASO, TSO, KSO of BSO. Leidt tot een diploma.
##### 4.1.2.4 OKAN (Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers)
Dit is een speciale klas voor jongeren van niet-Belgische of niet-Nederlandse nationaliteit die recent in Vlaanderen aankomen en het Nederlands onvoldoende beheersen. Gedurende één jaar krijgen ze extra lessen Nederlands om hen zo snel mogelijk de taal aan te leren, waarna ze doorstromen naar een reguliere klas.
#### 4.1.3 Hoger onderwijs
Het hoger onderwijs omvat verschillende graden en opleidingen:
* Graduaatsopleidingen (voorheen HBO5)
* Bachelor (professioneel of academisch)
* Master
* Doctoraat
* BaNaBa (Bachelor-na-Bachelor)
* MaNaMa (Master-na-Master)
### 4.2 Modernisering van het secundair onderwijs
De modernisering van het secundair onderwijs is ingegeven door een veranderende wereld die aangepast onderwijs vereist. De motivatie hiervoor komt voort uit verschillende perspectieven: economisch, maatschappelijk-cultureel en voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling.
#### 4.2.1 Sleutelcompetenties als kern
De modernisering focust op sleutelcompetenties, die de basis vormen voor nieuwe eindtermen. Deze eindtermen zijn de minimumdoelen die elke leerling moet bereiken.
* **Basisgeletterdheid**: Dit zijn eindtermen die elke leerling aan het einde van de eerste graad moet beheersen. Het omvat:
* Zelfredzaamheid
* Competenties in het Nederlands
* Competenties inzake wiskunde
* Financiële competenties
* Digitale competenties en mediawijsheid
Deze basisgeletterdheid geldt gelijk voor zowel de A- als de B-stroom.
#### 4.2.2 Realisatie van eindtermen
De realisatie van deze eindtermen gebeurt via beperkte leerplannen. De invulling hiervan, zoals door Katholiek Onderwijs Vlaanderen, omvat vakleerplannen, een gemeenschappelijk funderend leerplan (het "leerplan van het ganse team") en een gemeenschappelijk leerplan ICT. Er is veel ruimte voor keuzes.
* **Focus op de leerling als persoon**: Dit is een fundamenteel aspect dat alle vakken doordringt.
* **Voorbeelden van leerplandoelen**:
* Leerlingen drukken hun overtuiging uit en laten hun mening blijken.
* Leerlingen beoordelen hun eigen voorkeuren, interesses, mogelijkheden en beperkingen in relatie tot een opdracht.
### 4.3 Focus op zorg
De term "zorg" in het onderwijs omvat de aandacht voor de individuele behoeften van leerlingen, met name tijdens de overgang van het ene onderwijs naar het andere. Dit kan betrekking hebben op:
* **Specifieke hulpbehoeften**: Zoals in het buitengewoon onderwijs.
* **Taalkundige ondersteuning**: Zoals bij anderstalige nieuwkomers in OKAN.
* **Ondersteuning in de leerloopbaan**: Het vinden van het optimale leertraject, rekening houdend met de brede studiemogelijkheden en de persoonlijke ontwikkeling.
* **Pedagogische aanpak**: Waar naast leren ook opvoeden centraal staat, en er een partnerschap is tussen leerkrachten, directie en ouders.
> **Tip:** De overgang van basis- naar secundair onderwijs is een cruciale periode voor leerlingen. Het onderwijssysteem en de scholen spelen een belangrijke rol in het faciliteren van een vlotte overgang, met aandacht voor zowel academische als welzijn gerelateerde aspecten. De modernisering van het secundair onderwijs beoogt een betere aansluiting bij de 21e-eeuwse maatschappij en de noden van de leerlingen.
> **Example:** Een leerling die moeite heeft met rekenen kan extra ondersteuning krijgen via remediëring in het lager onderwijs of via specifieke vakken in het secundair onderwijs. Anderstalige nieuwkomers krijgen via OKAN de nodige taalondersteuning om succesvol te kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. De finaliteiten in het secundair onderwijs (ASO, TSO, KSO, BSO) bieden verschillende doorstroommogelijkheden, aangepast aan de interesses en capaciteiten van de leerling, wat een vorm van zorg is door differentiatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Didactisch model | Een gestructureerd kader dat de principes, methoden en strategieën beschrijft die leerkrachten gebruiken om leerlingen kennis en vaardigheden bij te brengen, rekening houdend met de interactie tussen leerkracht, leerling en school. |
| Onderwijsstructuur | De georganiseerde opbouw en indeling van het onderwijssysteem, inclusief de verschillende onderwijsniveaus, graden, opleidingen en de doorstromingsmogelijkheden tussen deze onderdelen. |
| Basisonderwijs | Het eerste deel van de leerplicht, dat doorgaans het kleuteronderwijs (vanaf 2,5 jaar) en het lager onderwijs (tot 12 jaar) omvat, en dat de leerlingen voorbereidt op het secundair onderwijs. |
| Kleuteronderwijs | Het onderwijs voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar, gericht op spelenderwijs leren, sociale ontwikkeling en voorbereiding op het lager onderwijs. |
| Lager onderwijs | Het onderwijs voor kinderen van 5/6 tot 12 jaar, waarin basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen worden aangeleerd, en dat leidt tot een getuigschrift basisonderwijs. |
| Buitengewoon basisonderwijs | Een vorm van basisonderwijs die speciaal is ingericht voor kinderen die extra ondersteuning en aangepast onderwijs nodig hebben vanwege specifieke leer- of ontwikkelingsbehoeften. |
| Voltijds secundair onderwijs | Het onderwijs voor jongeren van ongeveer 12 tot 18 jaar, dat is onderverdeeld in graden en verschillende finaliteiten (ASO, TSO, KSO, BSO) en dat leidt tot een diploma of getuigschrift secundair onderwijs. |
| ASO | Algemeen Secundair Onderwijs, een studierichting in het secundair onderwijs die gericht is op een brede algemene vorming en voorbereidt op hoger onderwijs. |
| TSO | Technisch Secundair Onderwijs, een studierichting die een technische vorming combineert met algemene vakken en voorbereidt op hoger onderwijs of een specifieke job. |
| KSO | Kunst Secundair Onderwijs, een studierichting die artistieke vorming combineert met algemene vakken en voorbereidt op hoger onderwijs in de kunsten of een creatieve sector. |
| BSO | Beroeps Secundair Onderwijs, een studierichting gericht op praktische vaardigheden en voorbereiding op de arbeidsmarkt, met mogelijkheden voor verdere scholing. |
| Leren & werken | Een alternatieve vorm van secundair onderwijs voor jongeren tussen 15 en 25 jaar, die leren op school combineert met werkervaring, zoals leertijd, duaal leren en DBSO. |
| Buitengewoon secundair onderwijs | Secundair onderwijs voor jongeren van 13 tot 21 jaar met specifieke zorgnoden, onderverdeeld in verschillende opleidingsvormen die gericht zijn op maatschappelijke participatie, tewerkstelling of voorbereiding op hoger onderwijs. |
| OKAN | Onthaalklas voor Anderstalige Nieuwkomers, een speciale klas voor jongeren van niet-Belgische nationaliteit die nieuw zijn in Vlaanderen en het Nederlands onvoldoende beheersen, met als doel hen zo snel mogelijk Nederlands te leren. |
| Hoger onderwijs | Het onderwijs na het secundair onderwijs, dat graduaatsopleidingen, bachelors, masters en doctoraten omvat, en wordt aangeboden door hogescholen en universiteiten. |
| Graduaatsopleidingen | Opleidingen op niveau 5 van de Vlaamse kwalificatiestructuur, die een professionele bekwaamheid verlenen en vroeger bekend stonden als HBO5. |
| Bachelor | Een academische graad die behaald wordt na een opleiding van drie of vier jaar in het hoger onderwijs, zowel professioneel als academisch gericht. |
| Master | Een academische graad die behaald wordt na een bacheloropleiding, gericht op verdieping en specialisatie. |
| Doctoraat | De hoogste academische graad, verkregen na het succesvol afronden van een doctoraatstraject, dat onderzoek en de verdediging van een proefschrift omvat. |
| Modernisering van het secundair onderwijs | Een proces van hervorming binnen het Vlaamse secundair onderwijs, gericht op het aanpassen van de leerplannen, eindtermen en de organisatie van het onderwijs om beter aan te sluiten bij de eisen van de 21e eeuw. |
| Sleutelcompetenties | Essentiële vaardigheden en kennis die leerlingen nodig hebben om succesvol te kunnen functioneren in de samenleving en op de arbeidsmarkt, zoals communicatie, samenwerken, probleemoplossend vermogen en digitale geletterdheid. |
| Eindtermen | Minimumdoelen die bepalen wat elke leerling op populatieniveau moet leren in het Vlaamse onderwijs, en die de basis vormen voor de ontwikkeling van leerplannen. |
| Basisgeletterdheid | Een set van fundamentele competenties, zoals taal, wiskunde, financiën, digitale vaardigheden en mediawijsheid, die elke leerling aan het einde van de eerste graad van het secundair onderwijs moet beheersen. |
| Gemeenschappelijk funderend leerplan | Een leerplan dat de gemeenschappelijke doelen en inhoud voor alle vakken binnen een school of onderwijskoepel vastlegt, en dat dient als fundament voor het onderwijs. |