Cover
Börja nu gratis Hoofdstuk 2-Een rijke leeromgeving.pdf
Summary
# Het concept van een rijke leeromgeving
Een rijke leeromgeving biedt kleuters optimale kansen voor ontwikkeling door middel van een doordachte inrichting, een gevarieerd aanbod van activiteiten en een positieve klassfeer [5](#page=5).
## 1.1 Definitie van een rijke leeromgeving
Volgens Van Dale wordt 'milieu' omschreven als een leefklimaat. In de context van kleuters omvat dit drie onmisbare elementen voor een leefklimaat dat alle ontwikkelingskansen biedt: de klasinrichting en het materialenaanbod, het activiteitenaanbod (begeleid/zelfstandig), en de medekleuters en de leraar (een veilige klassfeer). Een klas waarin aan kleuters alle kansen worden geboden, wordt een krachtige leeromgeving genoemd [5](#page=5).
## 1.2 De twee pijlers van een krachtige leeromgeving
Een krachtige leeromgeving rust op twee pijlers [5](#page=5):
1. Een rijk basismilieu.
2. Een rijk aanbod van activiteiten.
### 1.2.1 Een rijk basismilieu
Dit wordt gecreëerd door een doordachte klasindeling en -inrichting, de basishoeken, en routines [5](#page=5).
#### 1.2.1.1 Basishoeken
Binnen de basishoeken wordt onderscheid gemaakt tussen de basisuitrusting en de verrijkingen [5](#page=5).
* **Basisuitrusting:** Dit betreft het materiaal dat kinderen minimaal nodig hebben in een bepaalde hoek om tot diepgaand spel en ontwikkeling te komen [5](#page=5).
* **Verrijkingen:** Dit zijn toevoegingen van materiaal die gedurende het jaar worden aangepast (toegevoegd, verwijderd, veranderd) om meer spelmogelijkheden te creëren, ontwikkelingskansen te stimuleren, of materiaal aan te bieden binnen een specifiek thema [5](#page=5).
#### 1.2.1.2 Routines
Naast de basishoeken dragen routines bij aan het aanbieden van rijke ontwikkelingskansen. Basisrituelen zoals het onthaal, de daglijn, het kiezen, en het toiletmoment hebben een grote impact op kinderen. Aanpassingen of toevoegingen aan deze routines worden 'variaties' genoemd [5](#page=5).
### 1.2.2 Een rijk aanbod van activiteiten
Dit betreft de al dan niet begeleide activiteiten met bijbehorende materialen, die aan het begin of gedurende de dag worden aangekondigd. Dit aanbod is aanvullend op het rijke basismilieu en dient om de leeromgeving nog rijker te maken [5](#page=5).
## 1.3 Voorwaarden voor een krachtige leeromgeving
Niet elke invulling van een basismilieu en aanbod van activiteiten is per definitie rijk. Om de klasinrichting, hoeken, materialen, ontmoetingsmomenten en het activiteitenaanbod krachtig te maken, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan [6](#page=6):
1. **Aansluiten bij het feitelijke ontwikkelingsniveau en richten op de zone van naaste ontwikkeling:** Het aanbod moet aansluiten bij wat kleuters kennen, kunnen en hoe ze zijn, en tegelijkertijd een stap verder bieden naar wat mogelijk is [6](#page=6).
* **Voorbeeld:** Als een kleuter regelmatig vraagt hoe lang het nog duurt tot bepaalde gebeurtenissen, kan een visueel overzicht van de dagstructuur helpen [6](#page=6).
* **Voorbeeld:** Als een kleuter moeite heeft met het vasthouden van een fijn potlood, kan het aanbieden van een dikker potlood of groter papier ondersteuning bieden [6](#page=6).
* **Voorbeeld:** Bij een kleuter die een memoryspel met 8 kaartjes vlot kan spelen, kan een memory met meer kaartjes of moeilijkere afbeeldingen als uitdaging dienen [6](#page=6).
2. **Gericht op de vakdisciplines en de attitudes:** Het aanbod moet de denk- en werkwijzen van verschillende vakdisciplines introduceren en de ontwikkeling van attitudes stimuleren. Minimumdoelen zijn ontwikkeld vanuit de volgende vakdisciplines: Nederlands, Wiskunde, Wetenschap en techniek, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Muzische vorming, en Lichamelijke opvoeding. Daarnaast is er aandacht voor attitudes, zoals doorzettingsvermogen, en levenskennis, bijvoorbeeld over gezond bewegen en veilig verkeersgedrag [6](#page=6) [7](#page=7).
3. **Inspelen op specifieke behoeften en interesses van kleuters:** Om hierop in te spelen, is systematisch observeren essentieel [7](#page=7).
## 1.4 Het belang van observatie
Aandachtig observeren van het klasgebeuren is cruciaal voor zowel het creëren van een rijk basismilieu als een rijk aanbod van activiteiten. Door te kijken naar wat kinderen met materiaal doen, waarvoor ze kiezen, en welke hoeken geen aantrekkingskracht hebben, kan de leraar de klasinrichting, speelhoeken, routines en activiteiten aanpassen om verdere ontwikkeling mogelijk te maken [6](#page=6).
> **Tip:** Systematisch observeren, zoals beschreven in het OPO 'Kind in ontwikkeling', is essentieel om de specifieke behoeften en interesses van kleuters te achterhalen en hierop in te spelen [7](#page=7).
---
# De inrichting en indeling van de klasruimte in speelhoeken
Een doordachte klasindeling en de inrichting van speelhoeken zijn essentieel om een stimulerende en ontwikkelingsgerichte leeromgeving te creëren die inspeelt op de behoeften van jonge kinderen [10](#page=10) [8](#page=8).
### 2.1 Belang van de klasruimte en speelhoeken
#### 2.1.1 De ruimte als aansprekende omgeving
De klasruimte spreekt tot de verbeelding en nodigt uit tot spel. Het is cruciaal om de klas vanuit het perspectief van de kleuters te bekijken, rekening houdend met wat zij waarnemen op hun hoogte [8](#page=8).
#### 2.1.2 Aandachtspunten voor de indeling van de ruimte
* **Logische inrichting**: De indeling dient doordacht te zijn, met aandacht voor de specifieke eisen van elke hoek (bv. beeldhoek nabij water en licht, leeshoek nabij een stopcontact). Combinatiemogelijkheden met andere hoeken zijn belangrijk, waarbij drukke hoeken gescheiden worden van rustige hoeken. Voldoende open ruimte voor vrije doorgang is noodzakelijk [8](#page=8).
* **Opbergsysteem**: Een overzichtelijk en toegankelijk opbergsysteem op kleuterhoogte is van belang. Gebruik van symbolen, foto's of abstracte symbolen helpt bij het vinden en terugplaatsen van materialen. Er moet ook ruimte zijn voor het tentoonstellen van werkjes [9](#page=9).
* **Veiligheid en geborgenheid**: De ruimte moet fris en verzorgd zijn met sfeervolle verlichting. Gevaarlijke elementen moeten buiten bereik liggen. Een gezellige aankleding en afscherming van hoeken, afhankelijk van hun karakter, dragen bij aan geborgenheid. Elementen die aansluiten bij de thuissituatie, zoals foto's van ouders, verhogen het geborgenheidsgevoel [9](#page=9).
* **Flexibiliteit en mobiliteit**: Verplaatsbaar materiaal stimuleert een flexibele inrichting die inspeelt op de noden van de kleuters. Veiligheid blijft hierbij een prioriteit [9](#page=9).
* **Gedoseerde prikkels**: De klas mag niet volgepropt zijn; een evenwicht tussen vol en leeg is nodig om keuzevrijheid en spel mogelijk te maken. De aankleding aan de muren moet duidelijk en herkenbaar zijn [10](#page=10).
* **Polyvalent gebruik**: Een optimale ruimtebenutting houdt in dat hoeken voor verschillende activiteiten worden gebruikt (bv. onthaalhoek als boekenhoek). Vormloze en onafgewerkte materialen (lappen stof, dozen) zijn waardevol. Reservemateriaal kan best buiten de klas bewaard worden [10](#page=10).
De klasinrichting heeft invloed op de mate waarin kleuters actief kunnen zijn, eigen beslissingen kunnen nemen en hun plannen uitvoeren [10](#page=10).
### 2.2 De klasruimte indelen in speelhoeken
#### 2.2.1 Wat is een speelhoek?
Een speelhoek is een afgebakende, herkenbare plaats in de klas met specifiek materiaal voor bepaalde activiteiten. Het begrip 'hoek' moet niet letterlijk geïnterpreteerd worden; het kan om diverse plekken in de klas gaan [10](#page=10) [11](#page=11).
**Belangrijke elementen van een speelhoek:**
* **Herkenbaarheid en basismateriaal**: Een duidelijk herkenbare hoek met het benodigde basismateriaal [11](#page=11).
* **Afbakening**: Elke hoek is min of meer afgebakend om afleiding te beperken en de specifieke sfeer te creëren. Dit kan met kasten, muren, gordijnen, tapijten of tape op de grond [11](#page=11).
* **Overzichtelijke presentatie**: Het materiaal is overzichtelijk gepresenteerd en op kleuterhoogte, bv. in open rekken of bakken met pictogrammen [11](#page=11).
* **Voldoende speelruimte**: Er is voldoende ruimte binnen de hoek, wat het aantal gelijktijdige spelers beperkt [11](#page=11).
#### 2.2.2 Waarom de klas indelen in speelhoeken?
Speelhoeken zijn een middel om:
1. **Het keuzeproces te vergemakkelijken**: Een geordaan aanbod in hoeken maakt de keuze voor kleuters eenvoudiger [12](#page=12).
2. **Maximale betrokkenheid te garanderen**: Kinderen kiezen wat ze nodig hebben voor hun ontwikkeling, wat leidt tot maximale betrokkenheid [12](#page=12).
3. **De ontwikkeling te bevorderen**: Speelhoeken dragen bij aan de totale ontwikkeling van het kind [12](#page=12).
4. **Optimalere begeleiding voor de leraar**: Leraren kunnen observeren, differentiëren, stimuleren en spelend meedoen, wat leidt tot een beter begrip van de individuele noden van de kleuters [12](#page=12).
Speelhoeken beantwoorden aan de mentaliteit en behoeften van het jonge kind, dat leert door handelend bezig te zijn. Spel, dat op het eerste gezicht nutteloos lijkt, is rijk aan ontwikkelingskansen. Doelgericht werken vanuit kennis van de ontwikkelingspsychologie en dagelijkse observaties zorgt voor een verantwoord aanbod [12](#page=12) [13](#page=13).
**Kansen voor kleuters:**
* **Het opdoen van (nieuwe) ervaringen**: Kleuters krijgen de kans om nieuwe ervaringen op te doen en deze zelf te verkennen binnen afgebakende grenzen. Leraren kunnen hierbij inspireren en impulsen geven zonder het spel te sturen [14](#page=14).
* **Het verwerken van eerdere ervaringen**: Opgedane ervaringen kunnen geuit worden door het aanbieden van materiaal, het verrijken van bestaande hoeken, of het creëren van nieuwe hoeken die gerelateerd zijn aan de ervaringen [14](#page=14).
* **Het oefenen van kennis, vaardigheden en attitudes**:
* Motorische vaardigheden (bv. sluitingen in de verkleedhoek) [15](#page=15).
* Cognitieve vaardigheden zoals sorteren (bv. in de winkelhoek) [15](#page=15).
* Tastwaarneming (bv. knikkers in de zandtafel) [15](#page=15).
* Tijdsbesef (bv. terugblikken op de dag) [15](#page=15).
* Sociaal-emotionele vaardigheden zoals delen en samenwerken door beperkt spelmateriaal [15](#page=15).
#### 2.2.3 Speelhoeken van naderbij bekeken
**Mogelijke speelhoeken:**
Er is een breed scala aan mogelijke speelhoeken, zowel **blijvende (permanente)** als **tijdelijke** [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Blijvende hoeken**: Onthaal/praathoek/zitkring, wiskundehoek, taalhoek, bouw/blokken/constructiehoek, automat/garagehoek, beeldhoek, zandtafel/watertafel, timmerhoek, knuffelhoek, huishoek, winkel, verkleedhoek, ontdekhoek/tafel, dieren/plantenhoek, muziekhoek, luisterhoek, boekenhoek, schrijf/leeshoek, bewegingshoek, spelletjeshoek, computerhoek, gevoelenshoek, terugtrekhoek, snoezelruimte [15](#page=15).
> **Tip**: Een terugtrekhoek is zeer beperkt in ruimte en prikkelarm, bedoeld om even op adem te komen [16](#page=16).
* **Tijdelijke hoeken**: Museumhoek, theaterhoek, caravan, boksring, zwemhoek, restaurant, frietkot, donkere hoek, vijvertje, kapsalon, doktershoek, wachtkamer, toekomsthoek, kippennest, circushoek, catwalk, dinogrot, ruimteraket, naaihoek, projectiehoek. Deze ontstaan vaak vanuit thema's of belangstellingscentra. Ook de buitenruimte kan optimaal benut worden [16](#page=16).
**Aandachtspunten voor de invulling van de speelhoeken:**
* **Totale ontwikkeling kansen bieden**: Een goede klasinrichting biedt kansen voor cognitieve, psychomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling door een brede waaier aan hoeken en materialen [16](#page=16).
* Hoofd (cognitief): lezen, nadenken over constructies, plannen ontcijferen [16](#page=16).
* Handen (psychomotorisch): tunnels graven, boetseren, kleding aan- en uittrekken, spelletjes spelen [16](#page=16).
* Hart (sociaal-emotioneel): gevoelens herkennen, ervaringen naspelen, overleggen, ruzie oplossen, winnen en verliezen [16](#page=16).
* **Verrekenen van de diversiteit in de klasgroep**: Alle kleuters moeten zich herkend en geborgen voelen, rekening houdend met verschillen in mogelijkheden, interesses, behoeften, sekse, thuiscultuur, taal, etnische herkomst, gezondheid en niveau [17](#page=17).
* **Dynamische inrichting**: Een klasinrichting die 'meegroeit' met de kleuters en inspeelt op wisselende behoeften en interesses. Dit vereist een onophoudelijk zoeken naar wat kleuters stimuleert, en het regelmatig aanpassen, verrijken of herschikken van hoeken en materialen [17](#page=17).
> **Voorbeeld**: De zandtafel kan door het jaar heen variëren van grote materialen naar kleinere (bv. maïs, zand) naargelang de ontwikkeling van de kleuters en hun opruimvaardigheden [17](#page=17).
#### 2.2.4 Wat is er terug te vinden in een speelhoek?
Er is een onderscheid tussen de **basisuitrusting** en de **verrijkingen** [17](#page=17).
* **Basisuitrusting**: Essentieel spelmateriaal dat nodig is om de voornaamste activiteiten van de hoek te realiseren. Zonder dit materiaal kunnen de kernactiviteiten niet doorgaan. De basisuitrusting is niet universeel, maar wordt bepaald door [17](#page=17):
1. **Focus van de hoek**: Welke doelen (hart, hoofd, handen) wil je bereiken [18](#page=18)?
2. **Materiaalbehoefte en hoeveelheid**: Wat hebben de kleuters nodig, rekening houdend met leeftijd [18](#page=18)?
* 2,5-3-jarigen: Materiaal zelfstandig nemen, beperkt aanbod, wisselen van aanbod [18](#page=18).
* 4-jarigen: Materiaal zelfstandig nemen, aanbod uitbreiden met kleuters, veel kansen voor scenario's met stappenplannen, opdrachtkaarten [18](#page=18).
* 5-jarigen: Materiaal zelfstandig nemen, ruim aanbod aan start, uitbreiding met complexere kaarten, focus op eigen scenario's, creativiteit, zelfsturing [18](#page=18).
3. **Leeftijd en ontwikkeling**: Ouderen doen meer aan rollenspel, met oog voor specifieke ontwikkelingskansen [19](#page=19).
4. **Diversiteit van de klasgroep**: Iedereen moet zich herkend voelen, ongeacht culturele achtergrond, gender, thuissituatie [19](#page=19).
5. **Overzicht en structuur**: Duidelijke ordening met foto's of prenten [19](#page=19).
> **Tip**: Door vaktijdschriften en boeken te raadplegen (bv. 'Kleuterhoekenboek') verkrijg je veel ideeën. Rekening houden met de leefwereld van de kleuters zorgt voor herkenbare hoeken [19](#page=19).
Het bepalen van de basisuitrusting gebeurt bij voorkeur eind augustus en vereist samenwerking met collega's [19](#page=19).
* **Hoekverrijkingen/ zelfstandige verwerkingen**: Materiaal dat aangepast en toegevoegd wordt aan de basisuitrusting [20](#page=20).
* **Wanneer en waarom**: Vanaf eind september/oktober, na observatie van de basisuitrusting. Speelhoeken moeten meegroeien met de kleuters, aangezien hun behoeften, mogelijkheden en interesses evolueren. Kwaliteit primeert op kwantiteit [20](#page=20).
* **Hoe**: Door observatie van spelende kinderen. Aanleidingen voor verrijking zijn:
* **De concrete situatie**: Tekorten of problemen die uit het spel blijken, of toevallige gebeurtenissen [21](#page=21).
> **Voorbeeld**: Kleuters halen blokken uit de bouwhoek om 'eten' te maken in de huishoek. Gevolg: aanbieden van een mandje met 'voedingswaren' [21](#page=21).
* **Interesses**: Gedrag, uitspraken of meegebracht materiaal van kleuters kan inspireren [22](#page=22).
> **Voorbeeld**: Een kleuter vertelt over een ballenbad; dit leidt tot het aanbieden van een ballenbad in de klas [22](#page=22).
* **Ontwikkelingsniveau (ZNO)**: Rekening houden met niveauverschillen binnen de groep voor hoofd, handen en hart [22](#page=22).
> **Voorbeeld**: Een automat wordt niet 'correct' gebruikt; aanpassing met een eenvoudiger grondplan, tunnel en brug [22](#page=22).
* **Behoeften en noden van kleuters**: Algemene behoeften per leeftijd (bv. driejarigen hebben behoefte aan geborgenheid en beweging) en specifieke individuele noden [23](#page=23).
* **De minimumdoelen (en neteigen leerplandoelen)**: Deze bieden ideeën voor verrijkingen [24](#page=24).
* **Het thema**: Het thema van de klas kan aanleiding geven tot verrijkingen [24](#page=24).
> **Voorbeeld**: Thema 'open en toe' leidt tot verrijkingen in de winkel (potjes die open/dicht kunnen), verkleedhoek (zakken met sluitingen), huishoek (kookpotten met deksels) en automat (auto's met deuren) [25](#page=25).
---
# Het belang en de implementatie van routines in de kleuterklas
Dit onderwerp behandelt de rol van routines in het scheppen van voorspelbaarheid, duidelijkheid en het ontlasten van het werkgeheugen bij kleuters, met diverse voorbeelden van routines en hun pedagogische waarde [28](#page=28).
### 2.1. Wat zijn routines
Routines worden in het Van Dale woordenboek omschreven als 'door gewoonte verkregen vaardigheid' of 'normale gang van zaken'. In de klascontext worden routines gezien als een reeks opeenvolgende gedragingen die regelmatig worden gebruikt om een bepaald doel te bereiken. Ze zijn een middel en geen doel op zich. Routines zijn opeenvolgende handelingen die steeds op dezelfde manier terugkeren en vormen een voorwaarde voor een rijke en uitdagende leeromgeving. Ze kunnen vergeleken worden met een 'recept' dat van begin tot eind zonder aanpassingen wordt doorlopen. Het invoeren van routines behoort tot klasmanagement. Voorbeelden van routines zijn het onthaal, toiletbezoek, opruimen, jassen aan- en uitdoen [28](#page=28).
### 2.2. Waarom routines inzetten
Routines zijn essentieel vanwege de beperkte capaciteit van het werkgeheugen (2 tot 6 items). Door routines te hanteren, wordt de ruimte in het werkgeheugen vrijgehouden voor leren. Een gestructureerde, voorspelbare en duidelijke omgeving, gecreëerd door routines, vormt een goede basis voor leren, positieve relaties en gelijke onderwijskansen. Wanneer kleuters de stappen van een routine kennen, kunnen ze taken zelfstandiger uitvoeren, wat bijdraagt aan een gevoel van veiligheid, ondersteuning en verbondenheid [28](#page=28).
### 2.3. Routines aanleren
Kleuters moeten routines stap voor stap aangeleerd krijgen. Dit proces vereist herhaling; sommige routines moeten wel 20 tot 60 keer herhaald worden voordat kinderen ze beheersen. Ook na vakanties is herhaling nodig om routines te automatiseren. Het is ideaal om routines schoolbreed te hanteren, zoals een stiltesignaal, om de duidelijkheid voor kinderen te vergroten. Voor leerkrachten betekent dit dat er minder tijd besteed hoeft te worden aan het aanleren van routines die in voorgaande jaren al geoefend zijn; ze hoeven enkel opgehaald te worden uit het lange termijngeheugen [29](#page=29).
### 2.4. Warme routines
Naast klasmanagement is het opbouwen van warme, positieve relaties met leerlingen cruciaal. Een veilige en liefdevolle basishouding, getoond door empathie, oprechte betrokkenheid en een responsieve houding die is afgestemd op de behoeften van de kleuter, is belangrijk. Positieve formuleringen, zoals 'wij stappen in de gang' in plaats van 'niet lopen in de gang', zijn hierbij effectief [29](#page=29).
### 2.5. Routines doorheen de dag
Er worden zeven veelvoorkomende routines in de kleuterklas beschreven [30](#page=30):
* Onthaal [30](#page=30).
* Fruit en drank [47](#page=47).
* Keuzeproces (verbonden met de daglijn) [31](#page=31) [42](#page=42).
* Toiletbezoek [48](#page=48).
* Jassen aan/uit [49](#page=49).
* Opruimen [45](#page=45).
* Slot van de dag [30](#page=30).
Bij het aanbieden van routines moet steeds vanuit een warme relatie en een positieve leerkracht-kindrelatie vertrokken worden [30](#page=30).
#### 2.5.1. Routine ‘het onthaal’
Het onthaal is het startmoment van de dag en omvat het verwelkomen van kleuters, het bevorderen van geborgenheid, het gevoel erbij te horen, en het hervatten van het spel. Het eerste contact kan al plaatsvinden bij het binnenkomen, waarna een expliciet onthaal volgt. Algemene onderdelen van het onthaal kunnen zijn: boeken- en laptassen legen, verwelkomen (zingen, begroeten), aanwezigheden, overlopen van de kalenders (tijd/weer), kindje van de dag/taakjes verdelen, vrij vertellen, nieuws van de dag/week, gebedsmoment, tussendoortje. Het onthaal moet aangepast worden aan de leeftijd van de kleuters [30](#page=30).
##### 2.5.1.1. De daglijn
Een belangrijk onderdeel van het onthaal is de daglijn, een visuele ondersteuning die de stappen door de dag weergeeft. De keuze van visualisaties (foto's, voorwerpen, tekeningen, pictogrammen) is afhankelijk van het niveau van de kleuters. De daglijn, die klassikaal wordt overlopen, biedt structuur, duidelijkheid en veiligheid. Het helpt kleuters vooruit te kijken, meer besef van tijd te krijgen en begrippen als gisteren, vandaag en morgen te leren. Speciale dagen worden gevisualiseerd en besproken. Voor jongste kleuters kan een daglijn voor één activiteit of dagdeel volstaan, terwijl oudere kleuters een overzicht van een halve of hele dag kunnen hanteren [31](#page=31) [32](#page=32).
##### 2.5.1.2. De dagen van de week
Een weekkalender, bij voorkeur schoolbreed uniform, helpt oudere kleuters het grotere geheel te zien, het verschil tussen halve/hele dagen en schooldagen/weekends te begrijpen, en de begrippen gisteren, vandaag en morgen te leren [32](#page=32).
##### 2.5.1.3. Samen zingen, elkaar begroeten
Het samen zingen of een korte begroetingsactiviteit bevordert het gevoel van welkom zijn en de sfeer van samenhorigheid [33](#page=33).
##### 2.5.1.4. De aanwezigheden
Het opnemen van aanwezigheden versterkt het samenhorigheidsgevoel en geeft kleuters de kans individueel iets aan te halen. Het stimuleert symboolbewustzijn, aanzetten tot denken en verwoorden, en het gebruik van begrippen als vandaag, gisteren, morgen, veel, weinig, etc.. Het bijhouden van aanwezigheden is ook relevant voor de leerplicht. De visuele voorstelling van aanwezigheden moet de cognitieve ontwikkeling van de kleuter volgen [33](#page=33) [34](#page=34).
##### 2.5.1.5. Overlopen van de kalenders
Naast de dagkalender en weekkalender zijn er ook kalenders die te maken hebben met de tijd (dagkalender, weekkalender, jaarkalender) en het weer. De tijd is een vaste maat; kleuters moeten hier langzaam aan kennis mee maken. Seizoenen vormen een kringloop met vier vaste periodes: lente, zomer, herfst, winter. Bij het bespreken van het weer is basiskennis van temperatuur, bewolking, neerslag en wind essentieel. Bij het overlopen van de kalenders rond weer en tijd zijn het verloop, het materiaal (eenvoudige, duidelijke pictogrammen) en de leeftijd van de kleuters (bekende weertypes voor jongsten, nuances voor oudsten) belangrijke aandachtspunten. Er moeten rijke taalkansen geboden worden [34](#page=34) [36](#page=36) [37](#page=37).
##### 2.5.1.6. Kindje van de dag en taken verdelen
Het concept 'kindje van de dag' of een takenbord laat kleuters verantwoordelijkheid nemen voor bepaalde taken. Dit kan variëren van het bijwerken van de kalender tot het verzorgen van de klaspop. Bij het invoeren van deze routines is het belangrijk om na te denken over de betekenis, duur, afwisseling, en visualisatie [37](#page=37).
##### 2.5.1.7. Vrij vertellen
Vrij vertellen geeft kleuters de kans om initiatief te nemen en hun gedachten, gevoelens en ervaringen te uiten. Dit kan klassikaal, in groep, of individueel gebeuren. Belangrijke aandachtspunten zijn het wanneer, het verloop, grenzen en afspraken, materialen en het stellen van open vragen [38](#page=38).
##### 2.5.1.8. Nieuws van de dag/week (actualiteit)
Actualiteit kan tijdens het onthaal aan bod komen om kleuters kritisch en zinvol met informatie om te laten gaan. Actualiteit voor kleuters betreft de directe omgeving, maar kan breder worden, afhankelijk van de leeftijd. Observeren van spel, luisteren naar kinderen en zelf de actualiteit volgen helpt bij het identificeren van interesses. Actualiteit kan worden verwerkt in belangstellingscentra, dagelijkse nieuwsflitsen, of door kleuters te stimuleren zelf nieuws mee te brengen [39](#page=39).
##### 2.5.1.9. Gebedsmoment
In sommige scholen wordt tijd ingeruimd voor een kort gebedsmoment, dat kan bestaan uit een gedichtje, versje, verhaaltje, of het branden van een kaarsje [40](#page=40).
##### 2.5.1.10. Tussendoortjes
Tussendoortjes zijn korte momenten, zonder specifieke doelen, die spontaan kunnen plaatsvinden om de dag te verlevendigen. Ze kunnen activerend, rustgevend, gezellig, organisatorisch, of ter ontspanning zijn [41](#page=41).
#### 2.5.2. Plannen met kleuters: daglijn als visualisatie
Het planningsmoment, meestal aansluitend op het onthaal, biedt kleuters een overzicht van de komende dag(en) aan de hand van de daglijn. De daglijn is een visuele ondersteuning met foto's (3-jarigen), prenten (4-jarigen) of pictogrammen (5-jarigen). Plannen kan klassikaal of individueel gebeuren. De manier van plannen en de gebruikte materialen verschillen per leeftijd [41](#page=41) [42](#page=42).
##### Waarom is plannen zo belangrijk?
Plannen is belangrijk omdat kleuters behoefte hebben aan structuur, wat hen veiligheid en houvast geeft. Het helpt hen zich in de tijd te situeren, naar dingen uit te kijken, het tijdsbesef te ontwikkelen en spelenderwijs om te gaan met tijdgerelateerde begrippen. Het bespreken van de daglijn is een verplicht onderdeel op stage [43](#page=43).
##### Overlopen van de daglijn
Bij het overlopen van de daglijn wordt systematisch de relatie tussen tijd en klaskenmerken verduidelijkt. De leerkracht benoemt de activiteit, verduidelijkt de relatie tussen de visualisatie en de tijd, en zorgt voor een chronologische volgorde van links naar rechts. Er wordt gebruik gemaakt van tijdwoorden zoals 'na', 'straks', 'morgen' en 'gisteren' [44](#page=44) [45](#page=45).
### 2.6. Routine ‘Opruimen’
De opruimroutine omvat het aankondigen, starten met opruimen, het opruimen zelf, controleren en terugblikken. Opruimen is belangrijk voor een aangename leefomgeving, het terugvinden van materialen en het mogelijk maken van spel [45](#page=45).
#### Handvatten voor het opruimen
* **Gebruik van twee signalen:** Een eerste signaal kondigt aan dat er bijna opgeruimd moet worden, een tweede signaal geeft aan dat men nu echt moet starten. Gebruik verschillende zintuigen en zorg dat signalen hoorbaar/zichtbaar zijn voor alle kleuters [45](#page=45).
* **Geef concrete aanwijzingen:** Specificeer wat er opgeruimd moet worden per hoek of activiteit, en spreek kleuters persoonlijk aan. Gebruik eventueel picto's of foto's van de verwachting [46](#page=46).
* **Bedenk wat kleuters doen als ze klaar zijn:** Definieer duidelijke activiteiten voor kleuters die sneller klaar zijn, zoals helpen, in de kring zitten of iets uit een wachtdoos nemen [46](#page=46).
* **Controleren en terugblikken:** Ondersteun waar nodig, geef concrete feedback, en laat eventueel het kindje van de dag controleren. Blik met de kleuters terug op het opruimmoment en bespreek eventuele problemen [47](#page=47).
Bij jongere kleuters zijn de aanwijzingen concreter en individueler, en helpt de leerkracht meer mee. Bij het wisselen van spel wordt de hoek indien nodig een beetje opgeruimd [47](#page=47).
### 2.7. Routine ‘Fruit (koek) en drank’
Samen iets eten en drinken zijn ontmoetingsmomenten die gezelligheid en verbinding bevorderen. Het is belangrijk om dit moment niet te overhaasten en stil te staan bij de invulling ervan. Vragen die hierbij helpen zijn: wanneer (vast tijdstip, zelf water drinken bij nood), waar (klas, refter, bank), grenzen en afspraken (schoolreglement, verjaardagsfeestjes), en aandacht voor kinderen in armoede. Activiteiten rond fruit en drank kunnen diverse vormen aannemen, zoals verhalen, poppenspelen of aanbod rond de voedingsdriehoek [47](#page=47).
### 2.8. Routine ‘Toiletbezoek’
Het toiletbezoek is een volwaardige activiteit waar als leerkracht voldoende tijd aan besteed moet worden. Ongelukjes kunnen gebeuren en vragen om een positieve bekrachtiging wanneer het wel lukt. Belangrijke aandachtspunten voor de leerkracht zijn: wanneer (voor het naar klas gaan, tijdens lesuren), waar (één ruimte, toiletmogelijkheden in de klas), afspraken (hygiëne, gebruik materiaal), zelfstandigheid (stappenplan/foto's), en materialen (luiers, reservekledij). Voorbeelden van ondersteuning zijn verhalen, poppenspelen of beeldend werken [48](#page=48).
### 2.9. Routine Jassen aan en uit (en rij vormen)
Het aan- en uittrekken van jassen en het vormen van een rij zijn momenten waar het 'moet vooruitgaan', maar die toch ook als ontmoetingsmomenten beschouwd moeten worden. Belangrijke vragen zijn: wanneer, waar, afspraken, en zelfstandigheid. Voldoende tijd nemen bevordert de zelfstandigheid. Variaties mogelijk zijn elkaar helpen, spelletjes (timen, afbeeldingen op de vloer), liedjes, of de klaspop laten tonen [49](#page=49).
---
# Aanbod van activiteiten en de methoden van aanbieden
Dit deel verkent hoe een leerkracht een aanbod van activiteiten kan presenteren aan kleuters, waarbij het onderscheid tussen expliciet en impliciet aanbieden centraal staat [51](#page=51).
### 4.1 De rol van het aanbod van activiteiten
Naast een rijk basismilieu met hoeken en ontmoetingsmomenten, voorziet de leerkracht ook een aanbod van andere activiteiten. Deze activiteiten worden aan het begin of gedurende de dag aangekondigd. De invulling van een activiteit is afhankelijk van het gekozen doel, de leeftijd, de ontwikkeling en de behoeften van de kinderen. Het observeren van de klas en het halen van inspiratie uit de kinderen zelf (door observatie, meespelen en hun vertellingen) is cruciaal voor de creatieve invulling van activiteiten. De leerkracht is verantwoordelijk voor de keuze en de onderbouwing van de activiteiten. Om een activiteit voldoende uit te werken, wordt deze vaak gedocumenteerd in een activiteitenfiche [51](#page=51).
### 4.2 Methoden van aanbieden
Bij het introduceren van een nieuw aanbod, zoals een nieuwe hoek of een verrijkingsactiviteit, is de manier van aankondigen essentieel. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen expliciet en impliciet aanbieden [51](#page=51).
#### 4.2.1 Expliciet aanbieden
Expliciet aanbieden houdt in dat het nieuwe aanbod op een 'directe wijze' wordt gepresenteerd en duidelijk wordt uitgelegd [51](#page=51).
**Wanneer aanbieden?**
De beste momenten om een nieuwe hoek of aanbod expliciet aan te bieden zijn:
* Net voordat de kleuters met het materiaal of in de hoek kunnen spelen [52](#page=52).
* Op een moment dat alle kleuters samenkomen en de aandacht gericht kan worden op het nieuwe aanbod, bijvoorbeeld in de onthaalhoek [52](#page=52).
**Manieren van expliciet aanbieden:**
Er zijn twee hoofdmanieren om een aanbod expliciet voor te stellen:
* **Zuiver verbale voorstelling:** Het nieuwe aanbod wordt enkel in woorden uitgelegd [52](#page=52).
* **Verbale/aanschouwelijke voorstelling:** Het nieuwe aanbod, materiaal, etc. wordt in woorden uitgelegd én getoond, gedemonstreerd, etc [52](#page=52).
**Aandachtspunten bij expliciet aanbieden:**
Om te zorgen dat kleuters zelfstandig met het aanbod kunnen spelen, dient de aandacht gericht te worden op:
* **Inhoudelijke duidelijkheid:** Wat is het materiaal, wat kan ermee gedaan worden, welke spelideeën zijn er, etc [52](#page=52).
* **Organisatorische duidelijkheid:** Waar speel je, hoe lang, hoeveel kleuters, etc [52](#page=52).
* **Noodzakelijke grenzen:** Communiceren van grenzen zoals het maximum aantal kleuters of de grenzen rond materiaalgebruik [52](#page=52).
Dit alles met het doel om kleuters in staat te stellen bewust te kiezen [52](#page=52).
**Welk aanbod expliciet aankondigen?**
Niet al het nieuwe aanbod kan expliciet voorgesteld worden. De keuze valt op:
* Materiaal dat kenmerkend is voor de verrijking [52](#page=52).
* Materiaal dat vooraf toelichting of uitleg vraagt om tot een goed gebruik of spel te komen [52](#page=52).
**Met of zonder kleuterinbreng:**
De aankondiging kan plaatsvinden met of zonder de kleuters erbij te betrekken:
* **Zonder kleuterinbreng:** De leerkracht geeft zelf de uitleg en demonstreert, de kleuters luisteren en kijken [53](#page=53).
* **Met kleuterinbreng:** De kleuters hebben een actieve rol door zelf uit te leggen of te demonstreren. De leerkracht faciliteert dit door gerichte vragen te stellen en in te pikken op hun inbreng [53](#page=53).
* **Enkel door kleuters:** Een kleuter die ergens meer over weet, kan de uitleg geven, eventueel met ondersteuning van de leerkracht [53](#page=53).
#### 4.2.2 Impliciet aanbieden
Impliciet aanbieden betekent dat het nieuwe aanbod 'indirect' wordt aangeboden, bijvoorbeeld door materiaal ergens neer te leggen of toe te voegen [51](#page=51).
**Tip:** Het strategisch plaatsen van nieuw materiaal of het veranderen van de inrichting van een hoek kan kleuters uitnodigen tot exploratie zonder directe instructie [51](#page=51).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rijke leeromgeving | Een omgeving die kleuters alle kansen biedt om zich te ontwikkelen door een doordachte inrichting, een gevarieerd aanbod van activiteiten en een veilige klassfeer waar welbevinden en betrokkenheid centraal staan. |
| Rijk basismilieu | De eerste pijler van een krachtige leeromgeving, die bestaat uit een doordachte klasindeling, de basishoeken (basisuitrusting en verrijkingen) en routines die bijdragen tot rijke ontwikkelingskansen. |
| Basisuitrusting | Het essentiële materiaal dat kinderen minimaal nodig hebben in een bepaalde speelhoek om tot diepgaand spel en ontwikkeling te komen. |
| Hoekverrijking | Materiaal dat doorheen het jaar wordt toegevoegd, aangepast of weggenomen aan de basisuitrusting van een speelhoek om meer spelmogelijkheden te creëren en verdere ontwikkelingskansen te stimuleren. |
| Speelhoek | Een afgebakende, herkenbare plaats in de klas waar specifiek materiaal aanwezig is voor bepaalde activiteiten, wat bijdraagt aan de structuur en het speelplezier van kleuters. |
| Routines | Een reeks opeenvolgende gedragingen die regelmatig terugkomen en gebruikt worden om een bepaald doel te bereiken, zoals het onthaal, opruimen of toiletbezoek, wat zorgt voor voorspelbaarheid en duidelijkheid. |
| Zone van naaste ontwikkeling (ZNO) | Het gebied tussen wat een kind zelfstandig kan en wat het kan bereiken met hulp van een meer deskundige ander, wat de focus vormt voor gerichte stimulatie en ontwikkeling. |
| Feitelijk ontwikkelingsniveau | Het niveau van kennen, kunnen en zijn dat een kind op een bepaald moment beheerst, waarop onderwijsactiviteiten idealiter aansluiten. |
| Daglijn | Een visuele ondersteuning die de opeenvolgende stappen en activiteiten gedurende de dag weergeeft, vaak aangepast aan de leeftijd van de kleuters met behulp van foto's, prenten of pictogrammen. |
| Symboolbewustzijn | Het begrip dat een symbool iets anders vertegenwoordigt, een belangrijke cognitieve vaardigheid die kleuters ontwikkelen door onder andere het gebruik van pictogrammen op kalenders of bij de aanwezigheidsregistratie. |
| Expliciet aanbieden | Het direct en duidelijk introduceren van een nieuw aanbod, zoals een hoek of activiteit, waarbij de inhoud, organisatie en grenzen worden uitgelegd. |
| Impliciet aanbieden | Het indirect introduceren van een nieuw aanbod, bijvoorbeeld door het strategisch plaatsen van materiaal of het toevoegen van elementen om kleuters te stimuleren tot ontdekking. |
| Activiteitenfiche | Een document waarin een leerkracht de uitwerking en verantwoording van een specifieke activiteit vastlegt, inclusief doelen, materialen en werkwijze. |
| Welbevinden | De emotionele staat van een kleuter waarin deze zich goed voelt, geborgen en gerespecteerd, wat een essentiële voorwaarde is voor leren en ontwikkeling. |
| Betrokkenheid | De mate waarin kleuters actief deelnemen aan en geïnteresseerd zijn in de activiteiten en de leeromgeving, wat een belangrijke indicator is voor de effectiviteit van het aanbod. |