Cover
Börja nu gratis HFST 6 Conjunctuur en macro-economisch beleid.pptx
Summary
# De aard en functies van geld
Dit gedeelte verklaart de definitie en functies van geld, en contextualiseert de evolutie ervan van de gouden standaard naar het huidige fiduciaire systeem.
### 1.1 Wat is geld?
Geld kan gedefinieerd worden als een universeel ruil-, betaal- en spaarmiddel, alsook als rekeneenheid en kredietmiddel. Om als geld te kunnen functioneren, moet het aan bepaalde voorwaarden voldoen: het moet transporteerbaar, oneindig deelbaar en waardevast zijn.
### 1.2 De functies van geld
* **Ruilmiddel:** Geld maakt het mogelijk om goederen en diensten te verhandelen zonder de noodzaak van directe ruilhandel (goederen tegen goederen).
* **Betaalmiddel:** Geld dient om schulden te voldoen.
* **Spaarmiddel:** Geld maakt het mogelijk om waarde te bewaren over tijd.
* **Rekeneenheid:** Geld biedt een gemeenschappelijke maatstaf om de waarde van goederen, diensten en schulden uit te drukken.
* **Kredietmiddel:** Geld faciliteert het verlenen en opnemen van kredieten.
### 1.3 Historische context van geld
#### 1.3.1 De gouden standaard
Tot aan het midden van de 20e eeuw was er sprake van een gouden standaard. Een belangrijk voorbeeld is het systeem van Bretton Woods (1945-1971), waarbij de Amerikaanse dollar gekoppeld was aan goud tegen een vaste koers van $35 per 28,34 gram goud. Dit systeem zorgde voor stabiele wisselkoersen tussen verschillende valuta. Het systeem werkte zolang er vertrouwen was in de inwisselbaarheid van dollars voor goud. In 1971 erkende president Nixon echter dat de inwisselbaarheid van dollars tegen goud niet houdbaar was, mede door de grote hoeveelheid dollars die in omloop waren. Dit leidde tot het einde van de gouden standaard.
> **Tip:** De gouden standaard gebaseerd op de dollar bood stabiliteit, maar bleek uiteindelijk niet duurzaam vanwege de beperkte goudvoorraad ten opzichte van de uitgifte van dollars.
#### 1.3.2 Fiduciair geld
Het huidige geldsysteem is gebaseerd op fiduciair geld, ook wel fiatgeld genoemd. Dit betekent dat geld zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin hebben, in plaats van aan een intrinsieke waarde zoals goud. De overheid of centrale bank garandeert de waarde van dit geld niet door het inwisselbaar te maken voor een fysiek goed. De waarde van fiduciair geld is gebaseerd op een gedeeld geloofssysteem binnen een economie.
> **Voorbeeld:** Bankbiljetten en munten zijn voorbeelden van fiduciair geld. Ze hebben slechts een geringe productiewaarde, maar worden geaccepteerd als betaalmiddel omdat men vertrouwt op hun waarde.
### 1.4 Geldcreatie
Geldcreatie vindt plaats op verschillende manieren en door verschillende instanties.
#### 1.4.1 Chartaal geld
Chartaal geld (bankbiljetten en munten) valt onder het monopolie van de overheid, vertegenwoordigd door de nationale centrale bank (zoals de ECB voor de Eurozone). Bankbiljetten vertegenwoordigen een vordering op de centrale bank, die verantwoordelijk is voor prijsstabiliteit.
#### 1.4.2 Giraal geld
Giraal geld, het geld dat op bankrekeningen staat, wordt gecreëerd door private commerciële banken. Dit gebeurt wanneer banken leningen verstrekken aan gezinnen en bedrijven. Het proces werkt als volgt:
1. Een klant stort een bedrag, bijvoorbeeld €100, op een zicht- of spaarrekening bij Bank A.
2. Bank A weet dat de klant niet het volledige bedrag direct zal opvragen. Op basis van een reservecoëfficiënt (bijvoorbeeld 10%), houdt de bank een deel (€10) aan als reserve en kan het resterende deel (€90) uitlenen.
3. Wanneer Bank A €90 uitleent aan een andere klant, komt dit bedrag op de rekening van die klant te staan. De oorspronkelijke €100 blijft echter ook op de rekening van de eerste klant staan. Hierdoor is de totale hoeveelheid giraal geld gestegen van €100 naar €190.
Dit proces van kredietverlening door commerciële banken zorgt voor een multiplicatoreffect in de geldhoeveelheid.
> **Tip:** Commerciële banken creëren giraal geld door leningen te verstrekken, gebaseerd op een fractie van de gestorte deposito's. Dit is een cruciaal onderdeel van het moderne geldsysteem.
#### 1.4.3 Basisgeld en de centrale bank
Het basisgeld, bestaande uit bankreserves aangehouden bij de centrale bank, wordt gecreëerd door de centrale bank zelf. Commerciële banken kunnen dit basisgeld lenen van de centrale bank tegen de basisrentevoet. Dit basisgeld wordt vervolgens verder uitgeleend aan de reële economie. Daarnaast kan de centrale bank basisgeld creëren door bijvoorbeeld overheidsobligaties te kopen, waardoor dit geld op de rekening van de overheid terechtkomt.
> **Voorbeeld:** De ECB kan 'uit het niets' bankreserves creëren en deze aan commerciële banken verstrekken, die deze reserves vervolgens gebruiken voor hun kredietverlening.
### 1.5 Inflatie en deflatie
Inflatie is een algemene stijging van het prijspeil van goederen en diensten in een economie, gemeten door de consumentenprijsindex (CPI). Deflatie is daarentegen een algemene daling van het prijspeil.
#### 1.5.1 Prijsindex en loonindexering
Prijsindices meten de gemiddelde evolutie van het prijspeil. Veel landen, waaronder België, kennen automatische loonindexering, waarbij lonen en uitkeringen worden aangepast aan de inflatie. Dit kan echter leiden tot een gevaarlijke loon-prijsspiraal: stijgende lonen verhogen de productiekosten, wat leidt tot hogere prijzen, die op hun beurt weer leiden tot verdere loonstijgingen. Het Belgische systeem van indexering, dat gebaseerd is op een percentage, kan de concurrentiekracht van Belgische bedrijven ten opzichte van buitenlandse bedrijven aantasten. Een alternatief is indexeren met absolute bedragen (in plaats van percentages).
> **Tip:** Loonindexering kan bedoeld zijn om de koopkracht te beschermen, maar kan ook onbedoelde negatieve economische gevolgen hebben, zoals een loon-prijsspiraal.
#### 1.5.2 Gevolgen van inflatie
Inflatie heeft bredere gevolgen voor de economie. Een economische groei van bijvoorbeeld 4% aan marktprijzen, met een inflatie van 2%, resulteert in een reële economische groei van slechts 2%. Hoge inflatie kan de koopkracht aantasten, spaargeld devalueren en de economische stabiliteit ondermijnen.
### 1.6 Modern Monetary Theory (MMT)
Modern Monetary Theory (MMT) is een economische theorie die de rol van geldcreatie door de overheid anders benadert.
#### 1.6.1 Valuta-uitgevers versus valuta-gebruikers
MMT maakt een onderscheid tussen "currency issuers" (valuta-uitgevers) en "currency users" (valuta-gebruikers). Valuta-uitgevers, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Canada, kunnen onbeperkt geld creëren in hun eigen munt. Ze financieren overheidsuitgaven door geld te creëren of schulden aan te gaan bij hun centrale bank. Valuta-gebruikers, zoals landen binnen de Eurozone, hebben minder financiële manoeuvreerruimte omdat ze geen eigen munt controleren.
#### 1.6.2 MMT en publieke schuld
Volgens MMT is publieke schuld voor een valuta-uitgever geen fundamenteel probleem. De overheid kan schulden aangaan en laten financieren door haar centrale bank, zonder dat dit automatisch leidt tot inflatie, zolang de economie de extra geldinjecties kan opvangen. MMT stelt dat begrotingstekorten geen argument hoeven te zijn om te investeren in maatschappelijke projecten.
> **Voorbeeld:** De VS kan geld creëren om uitgaven aan sociale zekerheid of defensie te financieren. De Europese Unie daarentegen legt via de euro beperkingen op inzake begrotingstekorten (maximaal 3% van het BBP), wat de manoeuvreerruimte van lidstaten beperkt.
#### 1.6.3 Beperkingen van geldcreatie
Hoewel MMT de mogelijkheden van geldcreatie benadrukt, is het belangrijk te erkennen dat geldcreatie op zich geen oplossing biedt voor materiële problemen in de reële economie. Tekorten aan energie, personeel, of huisvesting kunnen niet simpelweg worden opgelost door meer geld te creëren. Daarnaast moet de nationale munt van een land, zeker voor een kleine open economie, stabiel blijven om internationale handel te faciliteren. Massale geldcreatie kan leiden tot inflatie en een devaluatie van de munt, waardoor producten duurder worden op de internationale markt en de koopkracht daalt.
> **Tip:** Geldcreatie is een instrument, maar geen wondermiddel. Structurele economische problemen vereisen gerichte beleidsmaatregelen en investeringen in de reële economie.
---
# Geldcreatie en het banksysteem
Dit onderwerp beschrijft hoe geld wordt gecreëerd, onderscheidt chartaal en giraal geld, en legt het proces van geldcreatie door commerciële banken uit via het reservesysteem.
### 2.1 Wat is geld?
Geld is een universeel ruilmiddel, betaalmiddel, spaarmiddel, rekeneenheid en kredietmiddel. De voorwaarden waaraan geld moet voldoen zijn transporteerbaarheid, oneindige deelbaarheid en waardevastheid.
### 2.2 Geldcreatie
Geldcreatie kan op verschillende manieren plaatsvinden, met een onderscheid tussen chartaal en giraal geld.
#### 2.2.1 Chartaal geld
Chartaal geld, zoals bankbiljetten en munten, is het monopolie van de overheid, vertegenwoordigd door de nationale centrale bank (in Nederland de Nederlandsche Bank, in het eurogebied de Europese Centrale Bank - ECB). Een bankbiljet is een vordering op de centrale bank. De centrale bank bewaakt de prijsvorming om de waarde van het geld te garanderen.
#### 2.2.2 Giraal geld
Giraal geld ontstaat door de geldcreatie van private commerciële banken. Dit proces is gebaseerd op kredietaanvragen. Het basisgeld, dat bestaat uit reserves aangehouden bij de centrale bank, wordt door de centrale bank gecreëerd. Commerciële banken kunnen dit basisgeld lenen van de centrale bank tegen een basisrentevoet en dit vervolgens uitlenen aan gezinnen en bedrijven in de reële economie.
> **Tip:** De ECB is momenteel de enige instantie die basisgeld 'uit het niets' kan creëren binnen het eurogebied.
#### 2.2.3 Het proces van giraal geldcreatie door commerciële banken
Het proces van giraal geldcreatie door commerciële banken kan als volgt worden beschreven:
1. Een bank (Bank A) ontvangt een chartaal deposito, bijvoorbeeld van honderd euro, op de zicht- of spaarrekening van een klant.
2. Banken weten dat klanten niet altijd het volledige bedrag direct zullen opvragen. Daarom houden zij een deel van het deposito als reserve aan. Dit percentage wordt de reservecoëfficiënt ($r$) genoemd, gedefinieerd als de ratio van de reserve tot het deposito ($r = R/D$).
3. Als de reservecoëfficiënt bijvoorbeeld tien procent ($r = 0.10$) is, houdt Bank A tien euro in reserve.
4. Bank A kan vervolgens de resterende negentig euro (€ 90) uitlenen aan andere klanten.
5. Wanneer een andere klant (Klant 2) een lening van negentig euro krijgt, komt dit bedrag op diens zichtrekening te staan. De oorspronkelijke klant (Klant 1) behoudt echter honderd euro op diens zichtrekening.
6. De totale voorraad giraal geld is hierdoor toegenomen van honderd euro naar honderdnegentig euro (€ 100 + € 90).
7. Als Klant 2 goederen koopt van Klant 3, die het bedrag van negentig euro als deposito stort bij zijn of haar bank, kan dit proces zich herhalen, wat leidt tot verdere geldcreatie.
#### 2.2.4 Basisgeldcreatie door de centrale bank
De centrale bank kan basisgeld creëren en dit gebruiken om bijvoorbeeld overheidsobligaties aan te kopen. Dit basisgeld komt dan op de rekening van de overheid te staan.
### 2.3 Fiduciair geld / fiat geldsysteem
Een fiduciair geldsysteem, ook wel fiat geldsysteem genoemd, is gebaseerd op vertrouwen. Geld is niet langer direct inwisselbaar voor tastbare zaken zoals goud. De waarde van geld is gebaseerd op het collectieve geloof in de waarde ervan.
#### 2.3.1 Historische context: de gouden standaard
Voorheen, van 1945 tot 1971, functioneerde het systeem van Bretton Woods, waarbij de Amerikaanse dollar gekoppeld was aan goud (35 dollar per 28,34 gram goud). Dit zorgde voor stabiele wisselkoersen van Europese valuta ten opzichte van de dollar. In de jaren zestig ontstond er echter een overschot aan dollars, waardoor de inwisselbaarheid tegen goud onhoudbaar werd. In 1971 erkende president Nixon dat dit systeem niet langer houdbaar was.
### 2.4 De rol van de ECB en Modern Monetary Theory (MMT)
#### 2.4.1 De ECB binnen de Eurozone
Binnen de Eurozone is de ECB verantwoordelijk voor de geldcreatie van basisgeld. De invoering van de euro heeft de nationale creatie van basisgeld geëlimineerd en beperkingen opgelegd aan begrotingstekorten van lidstaten (maximaal 3% van het BBP).
#### 2.4.2 Modern Monetary Theory (MMT)
Modern Monetary Theory (MMT) stelt dat landen die hun eigen munt uitgeven (currency issuers), zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of Japan, onbeperkt geld kunnen creëren. Overheden van deze landen kunnen schulden aangaan en deze laten financieren door hun centrale banken met nieuw gecreëerd basisgeld.
> **Tip:** MMT-aanhangers zien publieke schuld bij de eigen centrale bank niet als een probleem, maar als een financiële injectie van de overheid in de maatschappij. Begrotingstekorten worden niet gezien als een argument om niet te investeren in maatschappelijke projecten.
Landen die niet hun eigen munt uitgeven, maar de munt van een andere regio gebruiken (currency users), zoals landen binnen de Eurozone, kennen deze flexibiliteit niet. Zij zijn gebonden aan afspraken over begrotingstekorten en hebben geen nationale munt om de waarde ervan te manipuleren om de export te stimuleren.
#### 2.4.3 Kritiek op MMT en de reële economie
Hoewel MMT stelt dat geldcreatie onbeperkt kan plaatsvinden voor currency issuers, is het belangrijk te erkennen dat geldcreatie op zich geen oplossing biedt voor problemen in de reële economie. Dit kan leiden tot inflatie als de geldhoeveelheid sneller groeit dan de productie van goederen en diensten. Nationale munten moeten stabiel blijven, zeker voor kleine, open economieën.
> **Voorbeeld:** Als de Belgische Nationale Bank op vraag van de Belgische regering massaal geld zou creëren, zou dit de hoeveelheid geld in omloop verhogen voor een gelijkblijvende economische productie. Dit zou de koopkracht per eenheid geld verminderen, leidend tot stijgende prijzen van goederen en diensten. Een Amerikaans bedrijf dat Belgische producten wil kopen, zou door de veranderende wisselkoers (bijvoorbeeld 1 Amerikaanse dollar = 35 Belgische frank in plaats van 33) minder Belgische franken nodig hebben om een product aan te kopen, waardoor Belgische producten goedkoper worden. Dit illustreert de impact van massale geldcreatie op de wisselkoers.
---
# Inflatie en economische stabiliteit
Dit deel behandelt inflatie, de meting ervan via de consumentenprijsindex, de gevolgen van inflatie en deflatie, en het Belgische systeem van automatische loonindexering.
### 3.1 Inflatie en de consumentenprijsindex
Inflatie wordt gedefinieerd als een stijging van het algemene prijspeil, gemeten aan de hand van de evolutie van de consumentenprijsindex (CPI). Daarentegen duidt deflatie op een daling van dit prijspeil.
#### 3.1.1 Meten van inflatie
De consumentenprijsindex (CPI) meet de gemiddelde evolutie van de prijzen van een korf van goederen en diensten die representatief is voor het consumptiepatroon van gezinnen. Veranderingen in deze index geven de mate van inflatie of deflatie weer.
#### 3.1.2 Gevolgen van inflatie en deflatie
* **Inflatie:** Een stijgende inflatie kan leiden tot een verlies aan koopkracht voor huishoudens als de lonen en uitkeringen niet evenredig meestijgen. Dit kan de consumptie drukken. Ook kan het de productiekosten voor bedrijven verhogen, wat hen minder competitief maakt op de internationale markt, vooral in een open economie zoals België.
* **Deflatie:** Hoewel een dalend prijspeil op het eerste gezicht aantrekkelijk lijkt, kan deflatie schadelijk zijn. Het kan leiden tot uitstelgedrag van consumenten en investeringen door bedrijven, wat de economische groei kan belemmeren en zelfs tot een economische crisis kan leiden, zoals bleek in 2009.
#### 3.1.3 Automatische loonindexering in België
België kent een systeem van automatische loonindexering, waarbij lonen en uitkeringen worden aangepast op basis van de 'gezondheidsindex' (een specifieke CPI-maatstaf). Dit systeem is bedoeld om de koopkracht van werknemers te beschermen.
> **Tip:** Het Belgische systeem van automatische loonindexering kan leiden tot een gevaarlijke loon-prijsspiraal. Wanneer lonen stijgen als gevolg van inflatie, kunnen de productiekosten voor bedrijven toenemen, wat op zijn beurt weer leidt tot hogere prijzen. Dit kan de concurrentiepositie van Belgische bedrijven aantasten.
#### 3.1.4 Impact op economische groei
De economische groei wordt vaak uitgedrukt in nominale termen (BBP aan marktprijzen). Om de werkelijke groei te kennen, dient de inflatiecorrectie te gebeuren. Een nominale groei van bijvoorbeeld vier procent bij een inflatie van twee procent resulteert in een reële groei van slechts twee procent.
> **Voorbeeld:** Als de economie in nominale termen met 4% groeit en de inflatie is 2%, dan is de reële economische groei 2%. Dit betekent dat de productie daadwerkelijk met 2% is toegenomen, bovenop de prijsstijgingen.
### 3.2 Geldcreatie en het monetaire systeem
#### 3.2.1 Fiduciair geld
Het huidige geldsysteem is gebaseerd op fiduciair geld, ook wel fiatgeld genoemd. Dit betekent dat geld zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin hebben, in plaats van aan een intrinsieke waarde zoals goud. De centrale banken bewaken de prijsvorming en de stabiliteit van dit geld.
#### 3.2.2 Chartaal en giraal geld
* **Chartaal geld:** Dit is het tastbare geld, zoals bankbiljetten en munten, dat onder het monopolie valt van de overheid en de centrale bank (in de eurozone: de Europese Centrale Bank - ECB). Een bankbiljet vertegenwoordigt een vordering op de centrale bank.
* **Giraal geld:** Dit is het geld dat op bankrekeningen staat. Giraal geld wordt gecreëerd door private commerciële banken op basis van kredietaanvragen van gezinnen en bedrijven.
#### 3.2.3 Geldcreatie door commerciële banken
Commerciële banken spelen een cruciale rol in de geldcreatie via het uitlenen van geld. Wanneer een bank een deposito ontvangt, houdt zij een deel als reserve aan (conform een reservecoëfficiënt) en kan zij het resterende bedrag uitlenen. Dit uitgeleende bedrag komt opnieuw op een zichtrekening terecht, wat de totale voorraad giraal geld verhoogt.
> **Voorbeeld:** Bank A ontvangt een deposito van 100 euro. Met een reservecoëfficiënt van 10% houdt de bank 10 euro aan en leent 90 euro uit. Dit bedrag van 90 euro verschijnt op de rekening van een andere klant, terwijl de oorspronkelijke 100 euro nog steeds beschikbaar is. Zo wordt de totale hoeveelheid geld in omloop vergroot.
#### 3.2.4 Basisgeld en de ECB
Het basisgeld, ook wel bankreserves genoemd, wordt aangehouden bij de centrale bank. Momenteel mag alleen de ECB dit basisgeld creëren. Commerciële banken kunnen dit basisgeld lenen bij de ECB aan de basisrentevoet en het vervolgens doorlenen aan gezinnen en bedrijven in de reële economie. De ECB kan ook overheidsobligaties aankopen met basisgeld, wat dan op de rekening van de overheid terechtkomt.
### 3.3 Modern Monetary Theory (MMT)
Modern Monetary Theory (MMT) stelt dat landen die hun eigen valuta uitgeven (currency issuers), zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of Japan, onbeperkt geld kunnen creëren om hun overheidsuitgaven te financieren. Dit in tegenstelling tot landen die de euro gebruiken (currency users), die gebonden zijn aan de monetaire politiek van de ECB en begrotingsbeperkingen (zoals een maximum tekort van 3% van het BBP binnen de EU).
> **Tip:** MMT ziet publieke schuld niet als een probleem voor currency issuers, maar als een indicator van de financiële injecties van de overheid in de maatschappij. Begrotingstekorten zijn volgens MMT geen reden om niet te investeren in maatschappelijke projecten.
#### 3.3.1 MMT versus de Eurozone
De euro elimineert de nationale creatie van basisgeld en legt beperkingen op aan begrotingstekorten voor de lidstaten. Dit staat haaks op de principes van MMT, die nationale valuta-uitgevers meer flexibiliteit toekennen in hun monetaire en budgettaire beleid.
#### 3.3.2 Geldcreatie als oplossing?
MMT-aanhangers beweren dat geldcreatie door een currency issuer kan worden ingezet om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Echter, de ECB en andere economen wijzen erop dat geldcreatie op zich geen oplossing biedt voor materiële problemen, zoals tekorten aan energiezuinige woningen, personeelstekorten of problemen in de zorgsector. Stabiliteit van de nationale munt is cruciaal, zeker voor kleine, open economieën.
#### 3.3.3 De impact van massale geldcreatie op wisselkoersen
Massale geldcreatie door een centrale bank kan leiden tot een depreciatie van de nationale munt. Als een Amerikaanse onderneming Belgische producten wil aankopen, moet deze Amerikaanse dollars omwisselen voor Belgische franken. Bij massale geldcreatie door de Belgische Nationale Bank (vóór de euro) steeg het aantal Belgische franken in omloop, waardoor de koopkracht per frank afnam en de prijzen van goederen en diensten stegen. Dit leidde tot een verzwakking van de wisselkoers, waardoor Amerikaanse producten goedkoper werden voor Belgen en Belgische producten goedkoper voor Amerikanen.
#### 3.3.4 Devaluatie als economisch instrument (historisch in België)
Vóór de invoering van de euro kon België de Belgische frank devalueren. Dit betekende een unilaterale verlaging van de waarde van de frank ten opzichte van andere valuta's. Hierdoor werden Belgische producten goedkoper voor buitenlandse kopers, wat de export stimuleerde en buitenlandse toeristen aantrok. Omgekeerd werden buitenlandse producten en reizen naar het buitenland duurder voor Belgische gezinnen.
---
# Modern Monetary Theory (MMT)
Modern Monetary Theory (MMT) stelt dat landen met een eigen soevereine munt onbeperkt geld kunnen creëren om hun uitgaven te financieren, wat fundamentele implicaties heeft voor het overheidsbeleid en de interpretatie van overheidsschulden.
## 4. Modern monetary theory (MMT)
MMT verdeelt landen in twee categorieën: 'currency issuers' (uitgevers van een eigen munt) en 'currency users'. Landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Japan worden beschouwd als 'currency issuers', terwijl landen binnen de Eurozone als 'currency users' worden gezien.
### 4.1 Currency issuers versus currency users
#### 4.1.1 De aard van 'currency issuers'
'Currency issuers' hebben de mogelijkheid om onbeperkt geld te creëren. Dit betekent dat de overheid, door middel van overheidsuitgaven, schulden kan aangaan die vervolgens gefinancierd of aangevuld kunnen worden met basisgeld door de centrale bank. MMT ziet publieke schuld bij een 'currency issuer' niet als een probleem, maar eerder als een weerspiegeling van financiële injecties van de overheid in de maatschappij.
* **Implicatie voor beleid:** MMT suggereert dat een begrotingstekort geen argument hoeft te zijn om te stoppen met investeren in maatschappelijke projecten. De focus ligt op de economische impact van overheidsuitgaven en de mogelijkheid om deze te financieren door geldcreatie.
#### 4.1.2 De beperkingen van 'currency users' (Eurozone)
Landen binnen de Eurozone zijn 'currency users'. De invoering van de euro heeft geleid tot het elimineren van de nationale creatie van basisgeld. Dit legt beperkingen op aan de overheidsuitgaven, met name met betrekking tot begrotingstekorten, waarvoor een maximum van 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) geldt binnen de EU.
* **Vergelijking met de Eurozone:** In tegenstelling tot landen met een eigen munt, kunnen landen in de Eurozone niet zomaar geld creëren om hun uitgaven te financieren. Ze zijn gebonden aan EU-afspraken die begrotingsdiscipline vereisen.
### 4.2 MMT en overheidsschulden
MMT herdefinieert de notie van overheidsschuld. In plaats van te zien als een last, beschouwt MMT publieke schulden van 'currency issuers' als een maatstaf voor de financiële injecties van de overheid in de economie. De theorie stelt dat, zolang de inflatie onder controle blijft, een 'currency issuer' onbeperkt geld kan creëren.
* **Financiering van uitdagingen:** MMT-aanhangers beweren dat grote maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering of gezondheidszorg, gefinancierd kunnen worden door middel van geldcreatie door 'currency issuers', in plaats van door te lenen op de financiële markten zoals 'currency users' dat zouden moeten doen.
### 4.3 Kritiek en kanttekeningen van MMT
Hoewel MMT een radicale verschuiving in economisch denken voorstelt, zijn er belangrijke kanttekeningen en kritiekpunten:
* **Inflatiegevaar:** De mogelijkheid van onbeperkte geldcreatie kan leiden tot inflatie als de reële economie de toegenomen geldhoeveelheid niet kan volgen. Een stabiele inflatie van rond de twee procent is een doelstelling voor veel centrale banken.
* **Beperkingen van de reële economie:** Geldcreatie op zich lost geen materiële problemen op, zoals een tekort aan energiezuinige woningen, personeel in de zorgsector, of een gebrek aan energiebronnen. De reële economie moet deze geldcreatie kunnen ondersteunen.
* **Stabiliteit van nationale munten:** Voor kleine, open economieën is een stabiele nationale munt cruciaal. Ongecontroleerde geldcreatie kan leiden tot een depreciatie van de munt, wat de importen duurder maakt en de export kan stimuleren, maar ook tot instabiliteit kan leiden.
* **De rol van de centrale bank:** Centrale banken, zoals de Bank of England en de Europese Centrale Bank (ECB), spelen een cruciale rol in het monetaire beleid. De ECB voert bijvoorbeeld programma's uit zoals het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) om de economie te ondersteunen door de aankoop van activa, gefinancierd door de uitgifte van centralebankreserves.
#### 4.3.1 Het belang van wisselkoersen en devaluatie
Vóór de invoering van de euro konden landen met een eigen munt, zoals België met de Belgische Frank, hun munt devalueren. Dit hield in dat de waarde van de nationale munt ten opzichte van andere valuta werd verlaagd.
* **Effecten van devaluatie:** Devaluatie maakte Belgische producten goedkoper in het buitenland, wat de export stimuleerde. Tegelijkertijd werden buitenlandse producten en buitenlandse reizen duurder voor Belgische gezinnen, wat de binnenlandse consumptie en het toerisme kon bevorderen.
* **MMT en wisselkoersen:** MMT suggereert dat massale geldcreatie door een 'currency issuer' de wisselkoers kan beïnvloeden, wat leidt tot prijsstijgingen van goederen en diensten door een grotere vraag en een verminderde koopkracht per eenheid geld.
> **Tip:** Begrijp het fundamentele onderscheid tussen 'currency issuers' en 'currency users'. Dit is de kern van MMT en verklaart de verschillende beleidsmogelijkheden en beperkingen die deze groepen hebben met betrekking tot geldcreatie en overheidsfinanciën.
> **Voorbeeld:** De Verenigde Staten, als 'currency issuer', kunnen door de Federal Reserve hun eigen dollars creëren om bijvoorbeeld de overheidsschuld te financieren, zonder direct de angst te hebben om "failliet" te gaan op dezelfde manier als een land in de Eurozone dat met een beperkt begrotingstekort te maken heeft. Daarentegen moet een land in de Eurozone zich houden aan de afgesproken begrotingsregels van de Europese Unie.
---
# Wisselkoersen en de Euro
Dit onderwerp behandelt de rol en werking van wisselkoersen, de economische impact van devaluatie en de overgang naar de euro.
### 5.1 Wisselkoersen en hun werking
Een wisselkoers vertegenwoordigt de prijs van een munt in termen van een andere munt. Historisch gezien waren er verschillende systemen voor het bepalen van wisselkoersen.
#### 5.1.1 Vaste en variabele wisselkoersen
* **Vaste wisselkoersen:** Hierbij wordt een specifieke waarde van een munt vastgesteld ten opzichte van een andere munt of een mandje van munten. Vóór de introductie van de euro waren er vaste wisselkoersafspraken tussen veel Europese landen.
* **Voorbeeld:** Vóór de euro gold bijvoorbeeld de afspraak dat 1 Duitse Mark gelijk was aan 20 Belgische Frank.
* **Variabele wisselkoersen:** Deze worden bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt. Ze fluctueren dagelijks.
* **Voorbeeld:** Vóór de euro was de wisselkoers tussen de Amerikaanse Dollar en de Belgische Frank variabel, bepaald door vraag en aanbod.
#### 5.1.2 Devaluatie en de impact ervan
Devaluatie is de unilaterale verlaging van de waarde van een munt door een regering, vaak in de context van een systeem van vaste wisselkoersen dat onder druk staat.
* **Impact op export:** Door een devaluatie worden de producten van een land goedkoper voor buitenlandse kopers. Dit stimuleert de export en kan leiden tot een toename van het marktaandeel voor nationale bedrijven.
* **Impact op import:** Buitenlandse producten worden duurder voor binnenlandse consumenten. Dit kan de import verminderen en de consumptie van binnenlandse goederen stimuleren.
* **Impact op toerisme:** Een gedevalueerd land wordt goedkoper voor buitenlandse toeristen, wat de toeristeninstroom kan verhogen. Voor eigen burgers wordt reizen naar het buitenland duurder.
* **Impact van massale geldcreatie:** Wanneer een nationale bank op verzoek van de regering massaal geld creëert, neemt de geldhoeveelheid toe zonder een corresponderende toename van de economische productie. Dit leidt tot inflatie, omdat geld per eenheid minder koopkracht heeft door de stijgende vraag. Gevolg is dat buitenlandse kopers meer van de nationale munt nodig hebben om producten aan te kopen, wat resulteert in een (ongunstigere) variabele wisselkoers.
### 5.2 De overgang naar de euro
De introductie van de euro heeft de wisselkoersrelaties tussen de deelnemende landen fundamenteel veranderd.
* **Afschaffing nationale munten:** In de landen van de Eurozone zijn de nationale munten, zoals de Belgische Frank, de Duitse Mark, de Franse Frank en de Italiaanse Lire, vervangen door de euro.
* **Geen wisselkoersen meer binnen de Eurozone:** Tussen de landen die de euro hebben ingevoerd, bestaan geen wisselkoersen meer. Dit elimineert de fluctuaties en transactiekosten die gepaard gingen met het wisselen van valuta.
* **Vergelijking met EU en Europa:** De Eurozone bestaat uit 19 landen (per de documentatie datum), wat verschilt van het grotere aantal landen in de Europese Unie en het nog bredere continent Europa.
### 5.3 Geldcreatie en de rol van centrale banken
Geldcreatie is het proces waarbij geld wordt toegevoegd aan de economie. Er zijn verschillende vormen van geldcreatie en bijbehorende spelers.
* **Chartaal geld:** Dit zijn tastbare bankbiljetten en munten. De creatie ervan is het monopolie van de overheid, in de Eurozone vertegenwoordigd door de Europese Centrale Bank (ECB). Een bankbiljet is een vordering op de centrale bank, die de prijsvorming bewaakt.
* **Giraal geld:** Dit is geld dat op bankrekeningen staat. Commerciële banken creëren giraal geld door leningen te verstrekken.
* **Proces van girale geldcreatie:** Een bank ontvangt een deposito. Een deel hiervan wordt als reserve aangehouden (conform een reservecoëfficiënt, bijvoorbeeld 10%), en het restant kan worden uitgeleend. Het uitgeleende bedrag wordt bijgeschreven op de rekening van de lener, wat de totale hoeveelheid giraal geld in omloop vergroot.
* **Voorbeeld:** Als Bank A een deposito van 100 euro ontvangt en de reservecoëfficiënt 10% is, houdt de bank 10 euro aan en kan 90 euro uitlenen. De rekening van de lener wordt met 90 euro bijgeschreven, terwijl de oorspronkelijke rekeninghouder nog steeds 100 euro beschikbaar heeft. De totale voorraad giraal geld neemt hierdoor toe.
* **Basisgeld:** Dit zijn de bankreserves die commerciële banken aanhouden bij de centrale bank. De ECB is de enige instantie die basisgeld kan creëren.
* **Dubbel gelaagd banksysteem:** De centrale bank creëert basisgeld dat commerciële banken kunnen ontlenen tegen een basisrente. Commerciële banken lenen dit basisgeld vervolgens verder uit aan gezinnen en bedrijven in de reële economie. De centrale bank kan ook overheids-obligaties kopen met basisgeld, wat het basisgeld op de rekening van de overheid plaatst.
#### 5.3.1 Modern Monetary Theory (MMT)
MMT is een economische theorie die een andere kijk heeft op overheidsfinanciën, met name voor landen die hun eigen munt uitgeven.
* **Currency issuers versus currency users:**
* **Currency issuers:** Landen die hun eigen munt uitgeven en deze niet inwisselbaar is tegen een buitenlandse munt of goud (bijvoorbeeld de VS, VK, Japan). Zij kunnen onbeperkt geld creëren om overheidsuitgaven te financieren, aangezien ze nooit failliet kunnen gaan in hun eigen munt. De publieke schuld is voor hen geen probleem; het gaat om financiële injecties in de maatschappij.
* **Currency users:** Landen die een gemeenschappelijke munt hanteren, zoals de landen binnen de Eurozone. Zij kunnen niet onbeperkt geld creëren en zijn gebonden aan begrotingsregels.
* **MMT en overheidsbegroting:** MMT stelt dat een begrotingstekort geen reden mag zijn om niet te investeren in maatschappelijke projecten. De focus ligt op het creëren van geld door de currency issuer om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.
* **Beperkingen binnen de Eurozone:** De Eurozone elimineert de nationale creatie van basisgeld en legt beperkingen op inzake begrotingstekorten (maximaal 3% van het Bruto Binnenlands Product - BBP). Dit maakt landen binnen de Eurozone tot 'currency users'.
#### 5.3.2 De beperkingen van geldcreatie
Hoewel geldcreatie door centrale banken economische schokken kan opvangen, lost het niet alle problemen op.
* **Reële economie:** Geldcreatie op zich kan geen tekorten in de reële economie oplossen, zoals een tekort aan energiezuinige woningen, personeel in de zorgsector of grondstoffen.
* **Stabiliteit:** Voor kleine, open economieën is een stabiele nationale munt cruciaal.
### 5.4 Inflatie en prijsindex
Inflatie is de algemene stijging van het prijspeil van goederen en diensten in een economie. De consumentenprijsindex (CPI) meet deze gemiddelde prijsontwikkeling.
* **Gevolgen van inflatie:**
* **Prijs-loonspiraal:** In sommige landen, zoals België, kan automatische loonindexering, gebaseerd op de inflatie, leiden tot een gevaarlijke loon-prijsspiraal. Stijgende lonen verhogen de productiekosten, wat op zijn beurt de prijzen verder opdrijft.
* **Concurrentiepositie:** Hoge inflatie kan een handicap vormen voor nationale bedrijven die concurreren met buitenlandse ondernemingen.
* **Deflatie:** Dit is de tegenhanger van inflatie, waarbij de prijzen van goederen en diensten dalen. Dit is echter geen gangbaar fenomeen en kan wijzen op economische crisis.
* **Nominale versus reële groei:** Economische groei wordt vaak uitgedrukt in nominale termen (BBP aan marktprijzen). Om de werkelijke groei van de economie te beoordelen, moet rekening gehouden worden met de inflatie. Een nominale groei van 4% bij een inflatie van 2% resulteert in een reële groei van 2%.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen nominale en reële economische groei. Inflatie kan de perceptie van groei vertekenen.
>
> **Tip:** De automatische loonindexering in België, hoewel bedoeld om koopkracht te beschermen, kan bijdragen aan inflatoire spiraalvorming. Alternatieve indexeringsmethoden, zoals indexeren met vaste centen in plaats van percentages, worden soms voorgesteld.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fiduciair geld | Geld dat zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin hebben, in plaats van aan een intrinsieke waarde. Het wordt uitgegeven door de overheid of centrale bank en wordt algemeen geaccepteerd als betaalmiddel. |
| Goudstandaard | Een monetair systeem waarbij de waarde van een nationale valuta direct gekoppeld is aan een bepaalde hoeveelheid goud. Vaste wisselkoersen werden gehandhaafd op basis van deze koppeling. |
| Bretton Woods-akkoorden | Internationale overeenkomst uit 1945 die een systeem van vaste wisselkoersen tussen valuta instelde, met de Amerikaanse dollar als de centrale reservevaluta, die op zijn beurt inwisselbaar was voor goud. |
| Fiat geldsysteem | Een monetair systeem waarin geld geen intrinsieke waarde heeft, maar wettig is verklaard door een overheid. De waarde ervan is gebaseerd op vertrouwen en de beperkte beschikbaarheid ervan. |
| Chartaal geld | Fysiek geld zoals bankbiljetten en munten. Het monopolie op de uitgifte hiervan ligt meestal bij de centrale bank of de overheid. |
| Giraal geld | Geld dat op bankrekeningen staat en wordt overgemaakt via elektronische transacties. Het wordt gecreëerd door commerciële banken bij het verlenen van leningen. |
| Basisgeld | De totale hoeveelheid chartaal geld in omloop plus de reserves die commerciële banken aanhouden bij de centrale bank. Dit is het geld dat de centrale bank kan creëren. |
| Reservecoëfficiënt | Het percentage van de deposito's dat een bank wettelijk verplicht is aan te houden als reserve, en niet mag uitlenen. Dit beïnvloedt de omvang van de giraal geldcreatie. |
| Consumentenprijsindex (CPI) | Een statistische maatstaf die de gemiddelde verandering in de prijzen van een mandje goederen en diensten die door huishoudens worden geconsumeerd, meet. |
| Inflatie | Een algemene stijging van het prijspeil van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode, wat resulteert in een daling van de koopkracht van geld. |
| Deflatie | Een algemene daling van het prijspeil van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode, wat leidt tot een stijging van de koopkracht van geld. |
| Loon-prijsspiraal | Een situatie waarin stijgende lonen leiden tot hogere productiekosten, wat op zijn beurt leidt tot hogere prijzen en de eis voor verdere loonsverhogingen, waardoor een opwaartse spiraal ontstaat. |
| Modern Monetary Theory (MMT) | Een economische theorie die stelt dat landen die hun eigen valuta uitgeven, niet beperkt worden door begrotingsregels en onbeperkt geld kunnen creëren om overheidsuitgaven te financieren. |
| Currency issuers | Entiteiten, doorgaans overheden, die hun eigen valuta uitgeven en dus de volledige controle hebben over de geldhoeveelheid en de uitgifte ervan. |
| Currency users | Entiteiten, zoals landen in de eurozone, die een valuta gebruiken die niet door henzelf wordt uitgegeven en dus onderworpen zijn aan de monetaire regels van de uitgevende instantie. |
| Devaluatie | De officiële verlaging van de waarde van een nationale munt ten opzichte van andere valuta. Dit maakt export goedkoper en import duurder. |