Cover
Börja nu gratis samenvatting financieel management.pdf
Summary
# De jaarrekening
De jaarrekening biedt een gestructureerd overzicht van de financiële gezondheid en prestaties van een onderneming.
## 1\. De jaarrekening
### 1.1. Inleiding
De jaarrekening is een wettelijk verplicht document dat de belangrijkste financiële informatie van een bedrijf over de laatste twee boekjaren bevat. Het vloeit voort uit de boekhouding en bestaat formeel uit een balans, een resultatenrekening en een toelichting. Veel bedrijven stellen daarnaast een jaarverslag op, waarin de ontwikkeling, resultaten, risico's en toekomstige plannen worden beschreven; dit is echter niet verplicht voor niet-beursgenoteerde kleine vennootschappen. Sinds 17 juli 1975 is het neerleggen van een jaarrekening bij de Nationale Bank van België (NBB) verplicht voor de meeste vennootschappen, met uitzonderingen zoals natuurlijke personen die handelaar zijn en vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid. Jaarrekeningen kunnen worden opgevraagd via de balanscentrale (CONSULT) [4](#page=4).
### 1.2. De onderdelen van de jaarrekening
De jaarrekening bestaat uit drie essentiële onderdelen:
* **Balans**: Geeft een momentopname van het vermogen van de onderneming op een specifieke datum, bestaande uit bezittingen (activa) en de financiering daarvan (passiva) [6](#page=6).
* **Resultatenrekening**: Een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende het voorbije boekjaar, leidend tot het resultaat van dat jaar (winst of verlies) [6](#page=6).
* **Toelichting**: Biedt aanvullende achtergrondinformatie bij de posten in de balans en resultatenrekening. De sociale balans is een apart document [6](#page=6).
#### 1.2.1. De balans
De balans visualiseert het vermogen van een onderneming, onderverdeeld in activa (bezittingen) en passiva (de oorsprong van de middelen). De balans is altijd in evenwicht: het totaal van de activa is gelijk aan het totaal van de passiva [6](#page=6).
* **Activa (linkerhelft)**: Omvatten alle bezittingen, geordend volgens afnemende liquiditeit (beschikbaarheid) [7](#page=7).
* Oprichtingskosten [9](#page=9).
* Vaste activa: Bezittingen die langer dan één jaar in de organisatie blijven (#page=6, 9) [6](#page=6) [9](#page=9).
* Materiële vaste activa (MVA): Tastbare bezittingen met een minimale waarde die langer dan één jaar worden gebruikt [11](#page=11).
* Immateriële vaste activa (IVA): Niet-tastbare bezittingen die langdurig worden gebruikt, zoals software, patenten, licenties. Kosten van onderzoek mogen sinds 2016 niet meer geactiveerd worden [10](#page=10).
* Financiële vaste activa (FVA): Middelen die langdurig zijn vastgelegd in andere bedrijven, zoals aandelen of langlopende vorderingen [12](#page=12).
* Vlottende activa: Bezittingen die voortkomen uit de normale exploitatiecyclus en waarvan verwacht wordt dat ze binnen één jaar worden verbruikt, verkocht of geïnd (#page=6, 13) [13](#page=13) [6](#page=6).
* Voorraden en bestellingen in uitvoering [14](#page=14).
* Vorderingen op ten hoogste één jaar [15](#page=15).
* Geldbeleggingen [15](#page=15).
* Liquide middelen: Contanten en tegoeden op zichtrekeningen [16](#page=16).
* Overlopende rekeningen van het actief: Rekeningen die kosten en opbrengsten correct toewijzen aan het juiste boekjaar [16](#page=16).
* **Passiva (rechterkant)**: Vertegenwoordigen de financiering van de activa, geordend volgens afnemende opeisbaarheid [7](#page=7).
* Eigen vermogen: De middelen ingebracht door de oprichters/aandeelhouders (#page=6, 17) [17](#page=17) [6](#page=6).
* Voorzieningen en uitgestelde belastingen: Bijna-schulden die voortkomen uit waarschijnlijke toekomstige verliezen of kosten, of uitgestelde belastingverplichtingen [20](#page=20).
* Vreemd vermogen (Schulden): Middelen verkregen van derden (#page=6, 21) [21](#page=21) [6](#page=6).
* Schulden op meer dan één jaar [21](#page=21).
* Schulden op minder dan één jaar [21](#page=21).
* Overlopende rekeningen van het passief: Rekeningen die kosten en opbrengsten correct toewijzen aan het juiste boekjaar [22](#page=22).
De balans is een momentopname van een specifieke datum [7](#page=7).
#### 1.3. Bespreking van de balans
##### 1.3.1. Bespreking van de activa
###### I. De oprichtingskosten en de vaste activa
Vaste activa zijn middelen die de organisatie voor lange termijn (minimaal één jaar) blijven gebruiken [9](#page=9).
* **Oprichtingskosten (rekening 20)**: Kosten gemaakt bij de oprichting, ontwikkeling of herstructurering die voor de lange termijn nuttig zijn en geactiveerd worden. Ze worden afgeschreven over verschillende boekjaren [9](#page=9).
* Kosten van oprichting en kapitaalverhoging (rekening 200): Notariskosten, publicatiekosten, inschrijvingskosten KBO [9](#page=9).
* Kosten bij uitgifte van leningen (rekening 201): Kosten gerelateerd aan leninguitgiftes, inclusief kosten van financiële instellingen [10](#page=10).
* Herstructureringskosten (rekening 204): Kosten van ingrijpende wijzigingen die een duurzame positieve invloed hebben op de rendabiliteit, zoals herscholings- of opzeggingsvergoedingen [10](#page=10).
###### II. Immateriële vaste activa (IVA) (rekening 21)
Bezittingen die niet tastbaar zijn en langer dan een jaar worden gebruikt, zoals software, patenten en licenties. Kosten van onderzoek mogen niet meer geactiveerd worden [10](#page=10).
* Kosten van ontwikkeling (rekening 20): Kosten voor prototypes, producten, uitvindingen en knowhow die waarschijnlijke toekomstige economische voordelen genereren [10](#page=10).
* Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten (rekening 211): Exploitatierechten, tijdelijke exclusieve rechten op uitvindingen, licenties voor gebruik van beschermde uitvindingen of merken, en technische kennis [11](#page=11).
###### III. Materiële vaste activa (MVA)
Tastbare bezittingen die langer dan een jaar in het bedrijf worden gebruikt en een bepaalde minimale waarde hebben [11](#page=11).
* Terreinen en gebouwen (rekening 22): Bebouwde en onbebouwde terreinen en constructies die duurzaam voor de bedrijfsvoering worden aangewend [11](#page=11).
* Installaties, machines en uitrusting (IMU, rekening 23) en meubilair en rollend materieel (rekening 24): Apparatuur nodig voor exploitatie, machines voor productie, divers materieel, kantoormeubilair en transportmiddelen [12](#page=12).
###### IV. Financiële vaste activa (FVA)
Middelen die langdurig zijn vastgelegd in andere bedrijven, zoals aandelen of langlopende vorderingen [12](#page=12).
* Deelnemingen in verbonden ondernemingen (rekening 280): Waarbij controlebevoegdheid (>= 50% kapitaal) wordt uitgeoefend [12](#page=12).
* Deelnemingen in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (rekening 282): Participatie tussen 10% en 50% [13](#page=13).
* Andere aandelen (rekening 284): Aandelen waarbij een duurzame en specifieke band wordt nagestreefd, met een controle kleiner dan 10% [13](#page=13).
###### V. Vorderingen op meer dan één jaar
Tegoeden die de onderneming pas na meer dan één jaar kan innen [13](#page=13).
* Handelsvorderingen op meer dan één jaar (rekening 290): Zeldzaam, aangezien de meeste facturen binnen maanden worden geïnd [14](#page=14).
* Overige vorderingen (rekening 291): Diverse vorderingen op derden, zoals leningen aan zaakvoerders of vennoten [14](#page=14).
###### VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering
Bezittingen die voortkomen uit de normale exploitatiecyclus, zoals grondstoffen, goederen in bewerking, gereed product en handelsgoederen [14](#page=14).
* Grond- en hulpstoffen (rekening 30 en 31): Basisgoederen voor productieproces en secundaire goederen [14](#page=14).
* Goederen in bewerking en gereed product (rekening 32 en 33): Gedeeltelijk afgewerkte producten en volledig afgewerkte, verkoopklare producten [14](#page=14).
* Handelsgoederen (rekening 34): Goederen extern aangekocht en zonder significante bewerking doorverkocht [14](#page=14).
* Bestellingen in uitvoering (rekening 37): Producten en diensten waarvoor reeds een bestelling is ontvangen [14](#page=14).
###### VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar (rekening 40 en 41)
Vorderingen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar, of vorderingen die oorspronkelijk langer liepen maar binnen twaalf maanden vervallen [15](#page=15).
* Handelsvorderingen/debiteuren (rekening 400): Vorderingen op klanten na verkoop van goederen of diensten [15](#page=15).
* Dubieuze debiteuren (rekening 407): Handelsvorderingen waarbij onzekerheid bestaat over de betaling [15](#page=15).
* Overige vorderingen (rekening 41): Terug te betalen belastingen, rekening-courant met zaakvoerders/vennoten [15](#page=15).
###### VIII. Geldbeleggingen
Beleggingen bij kredietinstellingen en effecten met beleggingsdoeleinden die geen financiële vaste activa zijn [15](#page=15).
* Aandelen (rekening 51): Aandelen aangekocht met beleggingsdoeleinden [15](#page=15).
* Vast rentende effecten (rekening 52): Kasbons, obligatieleningen, termijndeposito's [16](#page=16).
###### IX. Liquide middelen
Gewone kasmiddelen en tegoeden op zichtrekeningen [16](#page=16).
* Financiële instellingen en Bank van de Post (rekening 55 en 56): Tegoeden op zichtrekeningen [16](#page=16).
* Kassen (rekening 57): Contant geld in kas [16](#page=16).
###### X. Overlopen de rekeningen van het actief
Rekeningen die zorgen voor een correcte toewijzing van kosten en opbrengsten aan het juiste boekjaar [16](#page=16).
* Over te dragen kosten (rekening 490): Kosten die in een huidig boekjaar zijn geboekt, maar deels betrekking hebben op het volgende boekjaar [16](#page=16).
* Toe te rekenen/verworven opbrengsten (rekening 491): Opbrengsten die in het volgende boekjaar worden gefactureerd, maar aan het huidige jaar moeten worden toegewezen [16](#page=16).
##### 1.3.2. Bespreking van de passiva
###### I. Het eigen vermogen
De eigen buffer van het bedrijf, bestaande uit ingebracht kapitaal, reserves, en overgedragen resultaat. Het eigen vermogen is niet gelijk aan de marktwaarde van het bedrijf [17](#page=17).
* Kapitaal (rekening 100/101): Middelen die blijvend in de onderneming zijn gebracht door oprichters/aandeelhouders [17](#page=17).
* Uitgiftepremies: Extra premie bij kapitaalverhoging, het verschil tussen uitgifteprijs en nominale waarde [18](#page=18).
* Herwaarderingsmeerwaarden: Niet-gerealiseerde meerwaarde op vaste activa die de boekwaarde duurzaam overstijgt [18](#page=18).
* Reserves: Niet-uitgekeerde winsten die binnen de onderneming worden gehouden voor toekomstige ontwikkelingen of investeringen [19](#page=19).
* Overgedragen resultaat: Winst of verlies uit vorige boekjaren die nog geen definitieve bestemming heeft gekregen [19](#page=19).
###### VI. Kapitaalsubsidies
Subsidies verkregen van de overheid voor investeringen in vaste activa, die gelijkmatig met de afschrijving van het gesubsidieerde activum in resultaat worden genomen [20](#page=20).
###### Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief
Voorafbetaling aan vennoten bij vereffening van een onderneming [20](#page=20).
###### VII. Voorzieningen en uitgestelde belastingen
"Bijna-schulden" die niet tot het eigen of vreemd vermogen behoren [20](#page=20).
* Voorzieningen voor risico's en kosten: Duidelijk omschreven toekomstige verliezen of kosten waarvan het bedrag nog niet vaststaat, maar die waarschijnlijk of zeker zijn [20](#page=20).
* Uitgestelde belastingen: Belastingen die naar latere boekjaren worden uitgesteld [20](#page=20).
###### VIII. Schulden op meer dan één jaar
Schulden met een contractuele looptijd van meer dan één jaar [21](#page=21).
* Achtergestelde leningen: Schuldeiser wordt bij faillissement na andere schuldeisers terugbetaald [21](#page=21).
* Niet-achtergestelde obligatieleningen: Lange termijn krediet opgedeeld in obligaties [21](#page=21).
* Leasingschulden en soortgelijke: Schulden met betrekking tot activa in leasing [21](#page=21).
* Kredietinstellingen: Schulden op lange termijn aan financiële instellingen [21](#page=21).
* Overige leningen: Leningen toegestaan door zaakvoerders of aandeelhouders [21](#page=21).
* Handelsschulden/leveranciers: Zelden op lange termijn, aangezien meeste facturen binnen het jaar worden betaald [21](#page=21).
###### IX. Schulden op minder dan één jaar
Schulden die binnen het jaar vervallen [21](#page=21).
* Handelsschulden: Schulden aan leveranciers [22](#page=22).
* Financiële schulden: Kaskrediet en straight loan [22](#page=22).
* Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten [22](#page=22).
* Diverse schulden: Rekening-courant schuld t.o.v. zaakvoerders/vennoten [22](#page=22).
###### X. Overlopende rekeningen van het passief
Rekeningen die kosten en opbrengsten correct toewijzen aan het juiste boekjaar [22](#page=22).
* Toe te rekenen kosten: Kosten die pas in volgend boekjaar betaald worden, maar deels bij huidig boekjaar horen [22](#page=22).
* Over te dragen opbrengsten: Opbrengsten die in huidig boekjaar zijn gerealiseerd, maar deels bij volgend boekjaar horen [22](#page=22).
### 1.4. De resultatenrekening
De resultatenrekening geeft een overzicht van alle opbrengsten en kosten gedurende het boekjaar, resulterend in winst of verlies. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het bedrijfsresultaat (uit dagelijkse activiteiten) en het financieel resultaat (uit financiële verrichtingen) [22](#page=22).
#### 1.4.2. Analyse van de opbrengsten en kosten
##### 1.4.2.1. Bedrijfsopbrengsten
Opbrengsten die voortvloeien uit de eigenlijke bedrijfsactiviteit, zoals omzet (verkoop) [23](#page=23).
##### 1.4.2.2. Bedrijfskosten
* Kost verkochte goederen (KVG): De kostprijs van de goederen die daadwerkelijk zijn verkocht. Het is niet hetzelfde als de aankoopkost [24](#page=24). $KVG = Aankopen - Stijging \\ van \\ de \\ voorraad$ [24](#page=24).
* Brutomarge (BM): Het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de kost van verkochte goederen en diensten/diverse goederen. Deze wordt weergegeven in het verkorte of micromodel van de jaarrekening [24](#page=24). $BM = BO - KVG - D&DG$ [24](#page=24).
* Diensten en diverse goederen (D&DG): Kosten voor dienstverlening en levering van goederen door derden, zoals administratiekosten, telefoon, verzekeringen [24](#page=24).
* Afschrijvingen: Boekhoudkundige spreiding van de aanschaffingswaarde van een activum over de verwachte levensduur [25](#page=25).
* Lineair: Jaarlijks hetzelfde bedrag [25](#page=25).
* Degressief: Percentage op de netto-boekwaarde, resulterend in een dalend bedrag [25](#page=25).
##### 1.4.2.3. Financiële opbrengsten
Het verschil tussen financiële opbrengsten en financiële kosten [25](#page=25).
* Recurrente financiële opbrengsten: Ontvangen rente, dividenden [25](#page=25).
* Recurrente financiële kosten: Betaalde interest bij leningen [25](#page=25).
* Niet-recurrente financiële opbrengsten: Meerwaarde bij realisatie van FVA [25](#page=25).
* Niet-recurrente financiële kosten: Waardevermindering bij FVA [25](#page=25).
### 1.5. De resultaatverwerking
Dit betreft de bestemming van het resultaat (winst of verlies) na aftrek van belastingen. Mogelijkheden zijn toevoeging aan reserves, overdragen naar een volgend boekjaar, uitkeren als dividend, of vergoeding van bestuurders (tantièmes) [26](#page=26).
* **Payout ratio**: Geeft aan welk deel van de winst wordt uitbetaald aan aandeelhouders [26](#page=26).
* **Retention ratio**: Geeft weer welk deel van het resultaat binnen het bedrijf wordt gehouden [26](#page=26).
### Toelichting
Biedt aanvullende informatie bij de posten in de balans en resultatenrekening, zoals wijzigingen in vaste activa of details over het kapitaal [26](#page=26).
* * *
# Financiële analyse en ratio's
Hier is een gedetailleerde samenvatting over Financiële analyse en ratio's, gebaseerd op de verstrekte documentatie:
## 2\. Financiële analyse en ratio's
Financiële analyse houdt in dat de gepubliceerde jaarrekeningen van bedrijven worden geanalyseerd om de financiële gezondheid en prestaties te beoordelen, waarbij diverse stakeholders zoals financiële instellingen, aandeelhouders en leveranciers belang hebben bij deze informatie [27](#page=27).
### 2.1. Inleiding tot financiële analyse
Financiële analyse is de studie van gepubliceerde jaarrekeningen om inzicht te krijgen in de financiële toestand van een onderneming. Diverse belanghebbenden hebben baat bij deze analyse [27](#page=27):
* **Financiële instellingen:** Om de terugbetaalcapaciteit van leningen te beoordelen [27](#page=27).
* **Aandeelhouders:** Om de rendabiliteit en continuïteit van het bedrijf te evalueren [27](#page=27).
* **Leveranciers:** Om te bepalen of leveringen tijdig betaald kunnen worden [27](#page=27).
* **Klanten:** Om zeker te zijn van de levensvatbaarheid van een leverancier voor toekomstige service [27](#page=27).
* **Andere belanghebbenden:** Zoals personeel, vakbondsafgevaardigden, bedrijfsmisrevisoren, accountants en de overheid [27](#page=27).
### 2.2. Horizontale en verticale analyse
Horizontale en verticale analyses zijn veelgebruikte methoden om de financiële prestaties en de evolutie van een bedrijf te beoordelen [28](#page=28).
#### 2.2.1. Verticale analyse
Bij een verticale analyse worden de verschillende posten van de balans of resultatenrekening binnen één boekjaar vergeleken met een totaal. Dit geeft de relatieve omvang van elke post weer [28](#page=28).
* **Balans:** Het balanstotaal wordt op 100% gesteld. Vervolgens worden alle activa en passiva uitgedrukt als een percentage van dit totaal. $$ \\text{Structuurpercentage} = \\frac{\\text{bedrag balanspost}}{\\text{balanstotaal}} \\times 100 $$
* **Resultatenrekening:** De totale bedrijfsopbrengsten of bedrijfskosten worden op 100% gesteld. Hierna worden de individuele opbrengsten en kosten uitgedrukt als een percentage van dit totaal. $$ \\text{Structuurpercentage} = \\frac{\\text{bedrag opbrengst}}{\\text{totale bedrijfsopbrengsten}} \\times 100 $$$$ \\text{Structuurpercentage} = \\frac{\\text{bedrag kost}}{\\text{totale bedrijfskosten}} \\times 100 $$
#### 2.2.2. Horizontale analyse
Horizontale analyse onderzoekt de evolutie van financiële parameters over verschillende periodes (jaren, kwartalen) door middel van veranderingspercentages en absolute veranderingen (#page=28, 27) [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Absolute verandering:** Het verschil tussen het eindcijfer en het begincijfer. $$ \\text{Absolute verandering} = \\text{eindcijfer} - \\text{begincijfer} $$
* **Procentuele (relatieve) verandering:** De absolute verandering gedeeld door het begincijfer, vermenigvuldigd met 100%. $$ \\text{Procentuele verandering} = \\frac{\\text{eindcijfer} - \\text{begincijfer}}{\\text{begincijfer}} \\times 100 $$
* **Tijdsindex:** De verhouding van het cijfer van een bepaald jaar tot het cijfer van een basisjaar, vermenigvuldigd met 100%. $$ \\text{Tijdsindex} = \\left( \\frac{\\text{cijfer van een bepaald jaar}}{\\text{cijfer van basisjaar}} \\right) \\times 100 $$
Het doel is om de grootte en richting van wijzigingen in jaarrekeningposten te identificeren en te verklaren, zoals veranderingen in rollend materieel of bedrijfskosten (#page=29, 32) [29](#page=29) [32](#page=32).
### 2.3. Liquiditeit
Liquiditeit meet in hoeverre een onderneming voldoende middelen heeft om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen. Kortetermijnverplichtingen kunnen enkel worden voldaan met liquide middelen of middelen die snel in liquide middelen kunnen worden omgezet. Kortetermijnactiva omvatten voorraden, vorderingen op korte termijn, geldbeleggingen en liquide middelen [32](#page=32).
#### 2.3.1. De cash ratio
De cash ratio meet de directe betaalcapaciteit van de meest liquide middelen ten opzichte van de kortetermijnschulden [33](#page=33).
$$ \\text{Cash ratio} = \\frac{\\text{Liquide middelen} + \\text{Geldbeleggingen}}{\\text{KT-schulden}} $$
* **KT-schulden:** Omvat schulden op korte termijn, waaronder vervallende langetermijnschulden, financiële schulden < 1 jaar, handelsschulden, schulden belastingen/bezoldigingen en overige schulden [33](#page=33).
#### 2.3.2. De current ratio (CR)
De current ratio vergelijkt de kortetermijnactiva met de kortetermijnschulden en geeft de "liquiditeit in ruime zin" weer (#page=33, 34) [33](#page=33) [34](#page=34).
$$ \\text{Current ratio (CR)} = \\frac{\\text{KT-activa}}{\\text{KT-schulden}} $$
* **KT-activa:** Activa die binnen 12 maanden converteerbaar zijn in liquide middelen. Overlopende rekeningen worden niet opgenomen in de berekening [34](#page=34).
* **Belang:** Belangrijk voor financiële instellingen, leveranciers en het bedrijf zelf om de betaalcapaciteit en operationele aankopen te beoordelen [34](#page=34).
* **Interpretatie:** Een minimale CR van 1 is de norm. Een hogere CR duidt op een liquiditeitsbuffer, maar een té hoge CR kan wijzen op een gebrek aan investeringen. De CR is een momentopname [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 2.3.3. Quick ratio (QR) of Acid Test (AT)
De quick ratio is een strengere liquiditeitsratio die de meest liquide activa (exclusief voorraden) vergelijkt met de kortetermijnschulden, wat de "liquiditeit in enge zin" vertegenwoordigt [36](#page=36).
$$ \\text{Quick ratio} = \\frac{\\text{Liquide activa}}{\\text{KT-schulden}} $$
* **Liquide activa:** Omvatten vorderingen binnen één jaar, geldbeleggingen en liquide middelen. De waarde ligt steeds tussen die van de cash ratio en de current ratio [36](#page=36).
#### 2.3.4. Netto bedrijfskapitaal (NBK) – Net working capital (NWC)
Het netto bedrijfskapitaal is het verschil tussen de kortetermijnactiva en de kortetermijnschulden en vertegenwoordigt het kapitaal waarmee een bedrijf dagelijks kan opereren [36](#page=36).
$$ \\text{Netto bedrijfskapitaal} = \\text{KT-activa} - \\text{KT-schulden} $$
* **Alternatieve berekening:** NBK = permanent vermogen – uitgebreid vast actief [37](#page=37).
* **Interpretatie:**
* **NBK ≥ 0:** De kortetermijnactiva zijn minstens even groot als de kortetermijnschulden, wat de betalingsverplichtingen dekt [37](#page=37).
* **NBK < 0:** Kortetermijnschulden kunnen niet worden voldaan met kortetermijnactiva, wat het bedrijf risicovol maakt en mogelijk dwingt tot verkoop van vaste activa [37](#page=37).
#### 2.3.5. Operationele periode en financieringsperiode
Deze periodes meten de tijd die nodig is om goederen aan te kopen, te verkopen en de betaling van klanten te ontvangen (#page=38, 39) [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Operationele periode (OP):** De totale duur vanaf de aankoop van goederen/grondstoffen tot de effectieve betaling door de klant [39](#page=39). $$ \\text{Operationele periode (OP)} = \\text{voorraadperiode (VP)} + \\text{periode klantenkrediet (PK)} $$
* **Financieringsperiode:** De periode die door het bedrijf overbrugd moet worden met financiering, van betaling aan de leverancier tot ontvangst van betaling van de klant (#page=40, 44) [40](#page=40) [44](#page=44). $$ \\text{Financieringsperiode} = \\text{operationele periode} - \\text{periode leverancierskrediet} $$
#### 2.3.5.1. De voorraadperiode en voorraadrotatie
* **Voorraadperiode:** Het gemiddelde aantal dagen dat voorraad aanwezig is in het bedrijf [41](#page=41).
* **Voorraadrotatie:** Het aantal keren dat de voorraad gedurende één boekjaar verkocht of vernieuwd wordt. Een hogere rotatie duidt op een grotere liquiditeit van de voorraden [41](#page=41). $$ \\text{Voorraadrotatie} = \\frac{\\text{Kostprijs voorraad}}{\\text{Gemiddelde voorraad}} $$$$ \\text{Voorraadperiode} = \\frac{365 \\text{ dagen}}{\\text{Voorraadrotatie}} $$
#### 2.3.5.2. De periode klantenkrediet en rotatie van de handelsvorderingen
* **Periode klantenkrediet:** Het gemiddelde aantal dagen dat een bedrijf betalingsuitstel verleent aan haar klanten [42](#page=42).
* **Rotatie handelsvorderingen:** Het aantal keren dat het gemiddelde bedrag aan handelsvorderingen gedurende één boekjaar wordt geïnd of vernieuwd [42](#page=42). $$ \\text{Rotatie handelsvorderingen} = \\frac{\\text{Omzet}}{\\text{Gemiddelde handelsvordering}} $$$$ \\text{Periode klantenkrediet} = \\frac{365 \\text{ dagen}}{\\text{Rotatie handelsvorderingen}} $$
#### 2.3.5.3. Periode leverancierskrediet en rotatie van de handelsschulden
* **Periode leverancierskrediet:** Het gemiddelde aantal dagen dat een bedrijf betalingsuitstel ontvangt van haar leveranciers [43](#page=43).
* **Rotatie handelsschulden:** Het aantal keren dat het gemiddelde bedrag aan handelsschulden gedurende één boekjaar wordt betaald of geroteerd [43](#page=43). $$ \\text{Rotatie handelsschulden} = \\frac{\\text{Aankopen D&DG}}{\\text{Gemiddelde handelsschulden}} $$$$ \\text{Periode leverancierskrediet} = \\frac{365 \\text{ dagen}}{\\text{Rotatie handelsschulden}} $$
* **Aandachtspunten voor een kortere financieringsperiode:** Just-in-time voorraadbeheer, efficiënte productie, korte periode klantenkrediet, financiële kortingen, innovatieve betaalmiddelen, en langer leverancierskrediet [44](#page=44).
### 2.4. Rendabiliteit
Rendabiliteitsratio's meten de winstgevendheid van een onderneming door winst te vergelijken met activa, verkopen of eigen vermogen [44](#page=44).
#### 2.4.1. Rendabiliteit van het eigen vermogen (REV) – Return On Equity (ROE)
De REV geeft weer in welke mate de inzet van eigen vermogen leidt tot winst of rendement [45](#page=45).
$$ \\text{REV} = \\frac{\\text{Winst van het boekjaar}}{\\text{Gemiddeld Eigen Vermogen}} \\times 100 $$
* **Gemiddeld Eigen Vermogen:** (EV begin jaar + EV eind jaar) / 2 [45](#page=45).
* **Belang:** Een hoge REV trekt investeerders aan en duidt op een efficiënt gebruik van geïnvesteerd kapitaal [45](#page=45).
#### 2.4.2. Verkoopmarge – Sales on Profit Margin
De verkoopmarge toont het gerealiseerde bedrijfsresultaat per euro verkoop [46](#page=46).
$$ \\text{Verkoopmarge} = \\frac{\\text{Bedrijfsresultaat}}{\\text{Omzet}} \\times 100 $$
* **Belang:** Geeft aan in welke mate het bedrijf bedrijfskosten onder controle houdt en winst op verkoop realiseert. REV en verkoopmarge kunnen niet met elkaar vergeleken worden [46](#page=46).
#### 2.4.3. Rendabiliteit totaal vermogen (RTV) – Return On Assets (ROA)
De RTV meet hoe winstgevend het bedrijf was als percentage van het gemiddelde totale vermogen, en geeft aan hoe efficiënt de activa worden ingezet om winst te genereren [46](#page=46).
$$ \\text{RTV} = \\frac{\\text{Winst van het boekjaar}}{\\text{Gemiddelde totaal vermogen}} \\times 100 $$
* **Gemiddelde totaal vermogen:** (Activa begin jaar + Activa eind jaar) / 2 [46](#page=46).
### 2.5. Solvabiliteit
Solvabiliteit meet in hoeverre een organisatie haar activiteiten kan financieren met eigen middelen, wat wijst op een gezonde financiële structuur en een beperkte afhankelijkheid van externe financiering [48](#page=48).
#### 2.5.1. Algemene financiële onafhankelijkheid (AFO) – Equity Ratio (ER)
De AFO is de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen [48](#page=48).
$$ \\text{AFO} = \\frac{\\text{Eigen Vermogen}}{\\text{Totaal Vermogen}} \\times 100 $$
* **Belang:** Een hoge AFO betekent dat het bedrijf relatief veel eigen middelen heeft, wat gunstig is voor financiële instellingen en aandeelhouders. Financiële instellingen eisen vaak een minimale AFO van 20-33% [48](#page=48).
#### 2.5.2. De gearing ratio: schuld op eigen vermogen (S/EV) – Debt To Equity
De gearing ratio geeft de verhouding weer van het totaal aan schulden (KT en LT) ten opzichte van het eigen vermogen [49](#page=49).
$$ \\text{S/EV} = \\frac{\\text{Totaal Schulden}}{\\text{Eigen Vermogen}} $$
* **Voordelen vreemd vermogen:** Rente is fiscaal aftrekbaar, gemakkelijke toegang tot financiering, financiële hefboomwerking [49](#page=49).
* **Nadelen vreemd vermogen:** Vaste renteverplichtingen, ongeacht winstgevendheid [49](#page=49).
#### 2.5.3. Algemene schuldgraad (ASG) – Debt Ratio (DR)
De ASG geeft het percentage weer van de middelen aangebracht door schuldeisers ten opzichte van de totale activa van een bedrijf [50](#page=50).
$$ \\text{ASG} = \\frac{\\text{Totale schulden (of vreemd vermogen)}}{\\text{Totaal Vermogen}} \\times 100 $$
* **Nadelen hoge ASG:** Verplichte rentekosten, terugbetalingsverplichtingen op lange termijn. De som van ASG en AFO is bijna 100% [50](#page=50).
#### 2.5.4. De financiële hefboom – Financial leverage
De financiële hefboom berekent de toename van de rendabiliteit van het eigen vermogen als gevolg van een wijziging in de verhouding eigen/vreemd vermogen. Een hogere inzet van extern gefinancierd vermogen kan de REV doen toenemen, mits de kosten van vreemd vermogen lager zijn dan het rendement van het bedrijf (#page=51, 52). Dit effect kan resulteren in een positieve of negatieve financiële hefboomwerking (#page=52, 53) [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53).
### 2.6. Marktwaarde-ratio's
Marktwaarderatio's leggen de link tussen boekhoudkundige gegevens en marktgegevens, en worden vaak door investeerders gebruikt om investeringen te evalueren [53](#page=53).
#### 2.6.1. Winst per aandeel (WPA) – Earnings Per Share (EPS)
De WPA geeft de winst per gewoon aandeel weer, exclusief preferente aandelen [54](#page=54).
$$ \\text{WPA} = \\frac{\\text{Winst beschikbaar voor gewone aandeelhouders}}{\\text{Aantal uitgegeven (gewone) aandelen}} $$
#### 2.6.2. De prijs/winst ratio (P/W) – Price/Earnings Ratio (P/E)
De P/W ratio geeft aan hoeveel aandeelhouders bereid zijn te betalen voor een euro winst per aandeel [54](#page=54).
$$ \\text{P/W ratio} = \\frac{\\text{(beurs)prijs per aandeel}}{\\text{winst per aandeel}} $$
* **Interpretatie:** Een hoge P/W ratio kan duiden op optimisme over de toekomst of een innovatief karakter van het bedrijf. Een lage P/W ratio kan duiden op een hoger risico of lagere investeringsbereidheid [54](#page=54) [55](#page=55).
#### 2.6.3. Dividend rendement (DR) – Dividend Yield (DY)
Het dividend rendement is de verhouding van de uitbetaalde dividenden per aandeel tot de beursprijs per aandeel, gemeten als percentage [55](#page=55).
$$ \\text{Dividend rendement} = \\frac{\\text{(Bruto) dividend per aandeel}}{\\text{(Beurs)prijs per aandeel}} \\times 100 $$
* **Interpretatie:** Een lage DR kan wijzen op een lager resultaat, maar ook op een strategische herinvestering in het bedrijf. Een hoge DR is positief voor aandeelhouders, maar kan ook duiden op een noodzaak om een hoog rendement te bieden [55](#page=55).
* * *
# Cashflow analyse
Dit onderdeel behandelt de analyse van kasstromen, met de nadruk op de opbouw van een kasstroomoverzicht, de classificatie van kasstromen in operationele, investerings- en financieringsactiviteiten, en de interpretatie van verschillende cashflow situaties [56](#page=56).
### 3.1 Inleiding tot de kasstroomanalyse
De analyse van kasstromen, vaak weergegeven in een kasstroomoverzicht (KSO), is essentieel voor het objectiveren van de bedrijfswerking en het vergemakkelijken van vergelijkingen tussen bedrijven. Het KSO helpt bij het identificeren van de oorsprong en bestemming van kasmiddelen, het beoordelen van het vermogen van een bedrijf om autonoom kasmiddelen te genereren, en het evalueren van de invloed die een bedrijf kan uitoefenen op de timing van kasstromen [56](#page=56).
#### 3.1.1 Kasmiddelen en cash equivalenten
Kasmiddelen omvatten de som van liquide middelen en 'cash equivalenten'. Cash equivalenten zijn activa die snel en gemakkelijk in contanten kunnen worden omgezet, zoals termijndeposito's, kortlopende beleggingen, spaarrekeningen, kortlopende staatsobligaties en verhandelbare schuldbewijzen op korte termijn. Om als cash equivalent te worden erkend, moet een actief een looptijd van maximaal drie maanden hebben bij verwerking, een onbeduidend risico op waardeverandering met zich meebrengen en mag het geen risicovolle belegging zijn; aandelen worden hierdoor niet als cash equivalent beschouwd [56](#page=56).
#### 3.1.2 Belang van kasstroomanalyse versus alleen kaspositie
Hoewel de omvang van de kasmiddelen op een bepaald moment en de totale kasbeweging gedurende een boekjaar algemene informatie verschaffen, geven deze cijfers weinig inzicht in de oorsprong van deze kasmiddelen. Het achterhalen van de oorsprong is cruciaal voor een diepgaande kasstroomanalyse. Een enkel contant geldbedrag is onvoldoende voor een analyse; meer gedetailleerde informatie, zoals de manier waarop de cash is gegenereerd (bijvoorbeeld via een lening of autonome operationele activiteiten), is noodzakelijk om het vermogen van een bedrijf om cash te genereren correct te beoordelen [56](#page=56).
### 3.2 Het kasstroomoverzicht (KSO)
Het kasstroomoverzicht (KSO) stelt bedrijven in staat om inzicht te krijgen in hun vermogen om zelf kasmiddelen te genereren. Het KSO analyseert kasbewegingen binnen drie hoofdcategorieën: operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten [57](#page=57).
#### 3.2.1 Doelen van het kasstroomoverzicht
Een KSO is nuttig voor diverse bedrijfseconomische beslissingen, waaronder:
* **Investeringsanalyse**: Beoordelen van de rentabiliteit en haalbaarheid van investeringen [57](#page=57).
* **Waardering van bedrijven**: Bepalen van de waarde van een onderneming, bijvoorbeeld via de Net Present Value (NPV) op basis van toekomstige cashflows [57](#page=57).
* **Berekenen van het rendement voor investeerders (ROI)**: Inzicht geven in het rendement dat investeerders kunnen verwachten [57](#page=57).
Kasstroomgegevens worden vaak beschouwd als een betere voorspeller van de toekomst dan boekhoudkundige gegevens en als een objectievere parameter. Financiële instellingen gebruiken de operationele cashflow van voorgaande jaren bijvoorbeeld om de terugbetalingscapaciteit van een onderneming bij kredietaanvragen te beoordelen. Het KSO biedt meer inzicht in de liquiditeit van een onderneming dan traditionele liquiditeitsratio's, omdat het niet alleen de evolutie over een periode weergeeft, maar ook de oorsprong van kasbewegingen analytisch ontleedt in operationele, financierings- en investeringscomponenten [57](#page=57).
#### 3.2.2 Methoden voor het opstellen van een kasstroomoverzicht
In de praktijk worden twee methoden gebruikt voor het opstellen van een kasstroomoverzicht:
* **Directe methode**: Deze methode analyseert per categorie (operationeel, financiering, investering) de specifieke elementen die verantwoordelijk zijn voor de kasbewegingen [57](#page=57).
* **Indirecte methode**: Deze methode start met het boekhoudkundige resultaat en past dit aan om tot de jaarlijkse kasstroom te komen [57](#page=57).
### 3.3 Classificatie van kasstromen
Kasstromen worden ingedeeld in drie hoofdcategorieën: operationele activiteiten, investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60).
#### 3.3.1 Operationele activiteiten
Operationele kasstromen omvatten inkomende of uitgaande stromen van liquide middelen die voortvloeien uit de kernactiviteiten van een onderneming [58](#page=58).
* **Kasonthvangsten van klanten**: Deze zijn gebaseerd op de gerealiseerde omzet. De daadwerkelijke kasontvangsten worden berekend als [58](#page=58): $Omzet + Verschuldigde BTW – Toename Handelsvorderingen$ [58](#page=58). \_Tip: Als er meer aan klanten te innen valt aan het einde van het jaar (toename handelsvorderingen), betekent dit dat een deel van de omzet nog niet is ontvangen en dus van de omzet moet worden afgetrokken om de werkelijke kasonthvangsten te bepalen. [58](#page=58).
* **Kasuitgaven aan leveranciers en betalingen lonen**: Deze zijn gebaseerd op kosten van handelsgoederen, grondstoffen, hulpstoffen en diensten en distributiekosten (D&DG) [58](#page=58).
* Voor kosten van handelsgoederen, grondstoffen, hulpstoffen en D&DG: $Totale Kosten aan Koop + D&DG + BTW – Toename Handelsschulden$ [58](#page=58). \_Tip: Als er meer aan leveranciers verschuldigd is aan het einde van het jaar (toename handelsschulden), betekent dit dat een deel van de kosten nog niet is betaald en dus van de totale kosten moet worden afgetrokken om de werkelijke kasuitgaven aan leveranciers te bepalen. [58](#page=58).
* Voor betalingen van lonen, sociale lasten en pensioenen: $Bezoldigingen, Sociale Lasten en Pensioenen – Toename Schulden voor Bezoldigingen en Sociale Lasten$ [59](#page=59). \_Voorbeeld: Als er een factuur van 121 euro (inclusief BTW) aan een leverancier betaald moet worden, maar aan het einde van het jaar nog 52 euro openstaat, is er slechts 69 euro betaald aan de leverancier. [59](#page=59).
* **Interestkosten**: De betaalde interestkosten worden beschouwd als operationele kasstromen omdat ze vaak gerelateerd zijn aan financiering voor de operationele cyclus van het bedrijf. De kasuitstroom voor interest wordt berekend als [59](#page=59): $Kost van Interest – Toename Verschuldigde Interest$ [59](#page=59).
* **Belastingen**: Kasstromen met betrekking tot belastingen maken eveneens deel uit van de operationele activiteiten. De kasuitstroom voor belastingen wordt berekend als [59](#page=59): $Kost van Belasting – Toename van Schulden voor Belastingen$ [59](#page=59).
#### 3.3.2 Investeringsactiviteiten
Investeringsactiviteiten omvatten kasstromen die voortvloeien uit de aan- en verkoop van vaste activa en andere investeringen. Ze tonen in hoeverre een bedrijf kas heeft uitgegeven aan investeringen die naar verwachting toekomstige operationele kasstromen zullen genereren [59](#page=59).
* **Voorbeelden van investeringsactiviteiten**:
* Aankoop van activa op lange termijn en andere investeringen [60](#page=60).
* Verkoop van activa op lange termijn en andere investeringen [60](#page=60).
* Kasontvangsten van dividenden op financiële investeringen [60](#page=60).
* **Belangrijk**: Alleen het daadwerkelijk betaalde of ontvangen bedrag wordt opgenomen in het KSO. Afschrijvingen of nettoboekwaarden worden hierbij niet meegenomen [60](#page=60).
#### 3.3.3 Financieringsactiviteiten
Financieringsactiviteiten omvatten kasbewegingen die gerelateerd zijn aan de financiering van de onderneming, zoals veranderingen in het eigen vermogen of vreemd vermogen [60](#page=60).
* **Voorbeelden van financieringsactiviteiten**:
* Kas in- en uitstromen gerelateerd aan leningen/kredieten op lange of korte termijn (aangaan en/of terugbetalen van kredieten) [60](#page=60).
* Uitgifte of vermindering van kapitaal, zoals de uitgifte van aandelen [60](#page=60).
* Uitbetaling van dividenden [60](#page=60).
* Betalingen in het kader van financiële lease [60](#page=60).
### 3.4 Verschillende cashflow situaties
De nettoverandering in cash wordt berekend als de som van de operationele kasstroom, de kasstroom bij investeringsactiviteiten en de kasstroom bij financieringsactiviteiten. Op basis van de in- en uitstromen van deze drie categorieën kunnen acht verschillende cashflow situaties worden onderscheiden [60](#page=60).
* **Situatie 2**: Een bedrijf met een positieve operationele cashflow (goede zaak), een negatieve cashflow voor investeringen (er is geïnvesteerd) en een liquiditeitsuitstroom op financieringsgebied (bijvoorbeeld door terugbetaling van leningen) [61](#page=61).
* **Situatie 6**: Dit kan duiden op een opstartend bedrijf met een positieve operationele kasstroom (vaak door veel kosten en latere betalingen van klanten), een negatieve investeringsstroom (gedane investeringen) en een positieve financieringsstroom (inbreng van aandeelhouders of financiële instellingen) [61](#page=61).
#### 3.4.1 Toepassing van kasstroomclassificatie
Oefeningen illustreren de impact van specifieke transacties op de verschillende categorieën van het kasstroomoverzicht [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Voorbeelden van transacties en hun impact**:
1. Toename van de voorraad (contant betaald): Operationeel → uitgaand [61](#page=61).
2. Waardevermindering van handelsvorderingen: Geen impact op cashflow [61](#page=61).
3. Verkoop van een gebouw: Investeringen → inkomend [61](#page=61).
4. Terugbetaling lening (+ 3 maanden rente): Financiering (kapitaal) → uitgaand; Operationeel (rente) → uitgaand [61](#page=61).
5. Inkomstenbelasting op gerealiseerde winst: Operationeel → uitgaand [61](#page=61).
6. Uitbetaling van salarissen: Operationeel → uitgaand [61](#page=61).
7. Verkoopopbrengst, waarvan 15% volgend jaar betaald: Operationeel → 85% inkomend (ontvangen deel); 15% (volgend jaar te ontvangen deel) [61](#page=61).
8. Ontvangst van een investeringskrediet: Financiering → inkomend [61](#page=61).
9. Betaling factuur van 10 bedrijfswagens: Investering → uitgaand [61](#page=61).
10. Afschrijving van de 10 bedrijfswagens: Geen impact op de cashflow [61](#page=61).
* **Analyse van bedrijf Bari**: Bij een bedrijf dat winst maakt maar dalende liquiditeiten heeft, is een gedetailleerde analyse van operationele, investerings- en financieringsactiviteiten nodig. De analyse omvat onder andere het correct toepassen van de formules voor kasonthvangsten van klanten en kasuitgaven aan leveranciers, rekening houdend met wijzigingen in handelsvorderingen en handelsschulden. De totale cashflow is de som van de kasstromen uit de drie categorieën [62](#page=62).
> **Tip**: Bij het opstellen van een kasstroomoverzicht is het belangrijk om nauwkeurig onderscheid te maken tussen operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. Een toename in handelsvorderingen betekent bijvoorbeeld dat een deel van de omzet nog niet ontvangen is, en een toename in handelsschulden betekent dat een deel van de kosten nog niet betaald is [62](#page=62).
> **Tip**: Afschrijvingen zijn boekhoudkundige posten die de waarde van activa verminderen, maar ze hebben geen directe impact op de cashflow omdat er geen daadwerkelijke kasuitstroom plaatsvindt [61](#page=61).
### 3.5 Verschillende cashflowsituaties
De analyse van de verschillende cashflowsituaties helpt bij het begrijpen van de financiële gezondheid en strategie van een bedrijf. Een positieve operationele kasstroom is doorgaans wenselijk, aangezien dit duidt op het vermogen van het bedrijf om uit zijn kernactiviteiten voldoende cash te genereren. Negatieve kasstromen in investerings- of financieringsactiviteiten kunnen duiden op strategische keuzes zoals investeringen of schuldaflossingen [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.5.1 Interpretatie van een negatieve totale kasstroom
Een totaal negatieve kasstroom is niet per definitie negatief en kan voorkomen, bijvoorbeeld als de kasstroom bij investeringen positief is (door verkoop van activa) maar de kasstroom bij financiering negatief is (door terugbetaling van leningen) [69](#page=69).
### 3.6 Overige gerelateerde financiële concepten
Hoewel niet direct onderdeel van de cashflow analyse, wordt in de documentatie ook verwezen naar concepten die hiermee samenhangen:
* **Resultatenrekening**: Geeft een overzicht van alle kosten en opbrengsten gedurende een boekjaar, leidend tot een winst of verlies. Dit is de basis voor de indirecte methode van kasstroomberekening [57](#page=57) [65](#page=65).
* **Financieel plan**: Beoordeelt de toereikendheid van het aanvangsvermogen om de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste twee jaar uit te oefenen, rekening houdend met het financiële plan, de resultatenrekening en de kasstroom. Extra kapitaalinbreng is mogelijk, bijvoorbeeld door het verstrekken van een extra lening aan de eigen vennootschap [69](#page=69).
* **Statuten aanpassen**: Om nieuwe activiteiten te starten die buiten de oorspronkelijke statuten vallen, is een aanpassing van de statuten noodzakelijk [69](#page=69).
* **Aansprakelijkheid oprichters**: De aansprakelijkheid van oprichters voor verliezen wordt beoordeeld door de rechter, rekening houdend met externe factoren of overmacht [69](#page=69).
* * *
# Budgettering en financieel plan
Dit hoofdstuk behandelt de wettelijke vereisten en de inhoud van een financieel plan bij de oprichting van een vennootschap, met een illustratieve case study [2](#page=2) [63](#page=63).
### 4.1 Het financieel plan
Het financieel plan is een cruciaal document bij de oprichting van bepaalde vennootschappen, met specifieke wettelijke vereisten en een vastgestelde inhoud [63](#page=63).
#### 4.1.1 De wettelijke regeling
De vernieuwde vennootschapswet heeft de afschaffing van het minimumkapitaal voor bepaalde vennootschapsvormen (zoals bv en cv) ingevoerd, met uitzondering van de nv. Echter, er geldt nu een verplichting tot een **toereikend aanvangsvermogen**. Dit houdt in dat de oprichters moeten zorgen dat de vennootschap bij aanvang over voldoende eigen vermogen beschikt, rekening houdend met andere financieringsbronnen, om de voorgenomen bedrijvigheid adequaat te ondersteunen. Het aanvangsvermogen moet toereikend zijn om de opstart voor ten minste twee jaar te overbruggen [63](#page=63).
Vóór de oprichting moeten de oprichters een financieel plan aan de notaris overhandigen waarin het bedrag van het aanvangsvermogen wordt verantwoord in relatie tot de voorgenomen bedrijvigheid voor een periode van minimaal twee jaar. Dit financieel plan wordt niet gepubliceerd, maar door de notaris bewaard en gecontroleerd op formele vereisten [63](#page=63).
Indien er binnen drie jaar na verkrijging van rechtspersoonlijkheid een faillissement wordt uitgesproken, kunnen de oprichters hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld indien het aanvangsvermogen bij oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste twee jaar. In zo'n geval kan de notaris het financieel plan op verzoek van de rechtercommissaris of de procureur des Konings aan de rechtbank overhandigen [63](#page=63).
> **Tip:** Begrijp dat het "toereikend aanvangsvermogen" een kwalitatieve beoordeling vereist, waarbij de financiering toereikend moet zijn voor de geplande activiteiten over een minimale periode van twee jaar [63](#page=63).
#### 4.1.2 De inhoud van het financieel plan
Het financieel plan moet minimaal de volgende elementen bevatten [63](#page=63):
* Een nauwkeurige beschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid [63](#page=63).
* Een overzicht van alle financieringsbronnen bij oprichting, inclusief verstrekte zekerheden indien van toepassing [63](#page=63).
* Een openingsbalans opgesteld volgens het schema in artikel 3:3, evenals geprojecteerde balansen na twaalf en vierentwintig maanden [63](#page=63).
* Een geprojecteerde resultatenrekening na twaalf en vierentwintig maanden, opgesteld volgens het schema in artikel 3:3 [63](#page=63).
* Een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens twee jaar na de oprichting [63](#page=63).
* Een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de schatting van de verwachte omzet en rentabiliteit [63](#page=63).
* In voorkomend geval, de naam van de externe deskundige die heeft bijgestaan bij de opmaak van het financieel plan [63](#page=63).
##### 4.1.2.1 Openingsbalans
De openingsbalans bevat de inbreng door de aandeelhouders, de investeringen op de oprichtingsdatum en eventuele leningen. Deze balans volgt de structuur [64](#page=64):
* **Activa (bezittingen)**: Oprichtingskosten, vaste activa, vlottende activa [64](#page=64).
* **Passiva (financiering)**: Eigen vermogen, voorzieningen en uitgestelde belastingen, vreemd vermogen (schulden) [64](#page=64). De totale activa zijn gelijk aan de totale passiva (balanstotaal) [64](#page=64).
##### 4.1.2.2 Resultatenrekening
De resultatenrekening geeft een overzicht van alle kosten en opbrengsten van een onderneming gedurende een boekjaar, resulterend in een winst of verlies. De basisstructuur is [65](#page=65):
* Bedrijfsopbrengsten
* Min bedrijfskosten
* Gelijk bedrijfsresultaat
* Plus financiële opbrengsten
* Min financiële kosten
* Gelijk resultaat van het boekjaar voor belastingen [65](#page=65).
##### 4.1.2.3 Kasstroom
De kasstroomanalyse kijkt naar de daadwerkelijke geldstromen binnen de onderneming. Correcties worden gemaakt voor verkopen waarvan de bedragen nog niet ontvangen zijn (min toename handelsvorderingen) en aankopen van handelsgoederen waarvan de betaling nog niet is gedaan. Een positieve kasstroom bij investeringen en een negatieve bij financiering is mogelijk, waardoor de totale kasstroom vaak licht negatief kan zijn, wat op zich niet verontrustend is [69](#page=69).
#### 4.1.3 De case Inhome: interieur@home
De case "Inhome: interieur@home" illustreert de praktische toepassing van het financieel plan bij de oprichting van een vennootschap. Een jong koppel wil een interieurzaak starten en dient hiervoor, mede op verzoek van de bank voor een investeringskrediet, een financieel plan op te stellen voor de komende twee jaar (20N1 en 20N2). De vereiste documenten zijn de openingsbalans, de balansen aan het einde van het eerste en tweede jaar, de resultatenrekeningen voor beide jaren en een begroting van inkomsten en uitgaven [64](#page=64).
De kernvraag is of het aanvangsvermogen toereikend is om de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste twee jaar uit te oefenen [64](#page=64) [69](#page=69).
##### 4.1.3.1 Vragen en scenario's uit de case
* **Voldoende aanvangsvermogen?** Dit wordt beoordeeld aan de hand van de inbreng van kapitaal, bankfinanciering, leningen, de resultatenrekening en de kasstroom [69](#page=69).
* **Extra kapitaalinleg mogelijk?** Ja, dit is mogelijk, vaak door het toekennen van een extra lening aan het eigen bedrijf [69](#page=69).
* **Starten met andere activiteiten?** Nee, dit is niet toegestaan tenzij de statuten worden aangepast om deze nieuwe activiteiten expliciet te vermelden [69](#page=69).
* **Aansprakelijkheid oprichters bij verkeerd marketingplan?** De rechter oordeelt of er sprake was van externe factoren, overmacht, of eigen fouten. Pas daarna kan persoonlijke aansprakelijkheid worden beoordeeld [69](#page=69).
> **Voorbeeld:** De openingsbalans van Inhome bv omvat de inbreng van de aandeelhouders, investeringen en een krediet. Vervolgens wordt een resultatenrekening opgesteld die alle kosten en opbrengsten van het boekjaar weergeeft, leidend tot een bedrijfsresultaat en uiteindelijk het resultaat voor belastingen. De analyse van de kasstroom corrigeert voor nog niet ontvangen bedragen, wat kan resulteren in een lichte negatieve totale kasstroom [64](#page=64) [65](#page=65) [69](#page=69).
* * *
# Handelsdocumenten en BTW
Dit hoofdstuk behandelt de essentiële handelsdocumenten die de basis vormen voor transacties en de principes van de Belasting op de Toegevoegde Waarde (BTW).
### 6.1 Handelsdocumenten
Handelsdocumenten zijn cruciaal voor de formele vastlegging van afspraken, voldoen aan wettelijke verplichtingen, faciliteren levering en transport, en vormen de basis voor betaling en kredietverlening [70](#page=70).
#### 6.1.1 Het belang van handelsdocumenten
Handelsdocumenten dienen om overeengekomen afspraken formeel vast te leggen, vormen de basis voor wettelijke verplichtingen zoals boekhouding en btw-wetgeving, worden vaak meegeleverd bij levering en transport, en zijn het uitgangspunt voor betaling en kredietverlening [70](#page=70).
#### 6.1.2 De offerte
Een offerte, ook wel bestek genoemd, is een voorstel van een verkoper aan een potentiële koper. Hoewel mondeling mogelijk, is een schriftelijke offerte wenselijk voor bewijskracht [70](#page=70).
Een schriftelijke offerte moet minimaal de volgende gegevens bevatten:
* Identiteit van koper en verkoper [70](#page=70).
* Plaats en datum van opmaak [70](#page=70).
* Beschrijving van de te verlenen diensten of leveringen [70](#page=70).
* Ondubbelzinnige prijsaanduiding [70](#page=70).
* De geldigheidsduur [70](#page=70).
Indien een vaste offerte een geldigheidsduur vermeldt, is de verkoper gebonden aan de voorgestelde waarden gedurende die periode. De verkoper kan kosten aanrekenen voor de opmaak van een offerte, mits dit vooraf aan de klant is meegedeeld. Offertes kunnen diverse vormen aannemen, zoals etalage-uitstallingen, folders, prijslijsten of een schriftelijk document [71](#page=71).
#### 6.1.3 De bestelbon
Een bestelbon, of bestelling, is de opdracht van een koper aan een verkoper om goederen of diensten te leveren. Bestellingen kunnen mondeling, schriftelijk door het terugzenden van een ondertekende offerte, of via een specifieke bestelbon gebeuren. Moderne systemen integreren bestelbons in ERP-pakketten voor een gestructureerd proces van offerte tot betaling. De opmaak van een bestelbon is cruciaal voor interne en externe controle, waarbij elke bestelling wordt gelinkt aan facturen en betalingen. Een ondertekende offerte 'voor akkoord' geldt als een verkoopcontract, waarbij de koper verplicht is de goederen af te nemen en te betalen onder de vermelde voorwaarden [71](#page=71).
Een bestelbon bevat doorgaans:
* Bestelbonnummer [71](#page=71).
* Besteldatum [71](#page=71).
* Vervaldatum (leveringsdatum) [71](#page=71).
* Gegevens van leverancier en klant [71](#page=71).
* Omschrijving, aantal, stukprijs (excl. btw) en prijs (excl. btw) per artikel [71](#page=71).
* Totaalbedragen exclusief en inclusief btw [71](#page=71).
* Leverings- en facturatieadres [71](#page=71).
* Specifieke bestelinformatie zoals verwachte leverdatum en plaats [71](#page=71).
#### 6.1.4 De leveringsbon
Bij de verzending van goederen wordt een leveringsbon opgemaakt die de omschrijving, eventuele prijzen en aantallen van de geleverde goederen vermeldt. De koper controleert de levering bij ontvangst. De leveringsbon kan 'voor ontvangst' worden getekend (bevestiging van ontvangst zonder verdere controle) of 'voor akkoord' (directe controle van aantallen en kwaliteit) [72](#page=72).
#### 6.1.5 De factuur
Een factuur is een document dat een betalingsverplichting van een klant aan een leverancier weergeeft en de beschrijving van de verkochte goederen of diensten bevat. Handelaren zijn verplicht een factuur uit te reiken bij verkoop van goederen of diensten voor beroepsdoeleinden. Dit geldt niet voor leveringen aan particulieren voor privégebruik indien het bedrag kleiner is dan 125 euro inclusief btw [72](#page=72).
De factuur is essentieel voor de btw-administratie en -controle. De verkoper die btw aanrekent, wordt schuldenaar en moet deze doorstorten aan de overheid (verschuldigde btw). De handelaar-klant wordt schuldeiser en kan de vermelde en betaalde btw recupereren (terugvorderbare/aftrekbare btw) [72](#page=72).
**Verplichte vermeldingen op de factuur:**
* Naam, adres en ondernemingsnummer van de verkoper [73](#page=73).
* Datum van opmaak [73](#page=73).
* Het woord "factuur" [73](#page=73).
* Factuurnummer (uit verkoopdagboek) [73](#page=73).
* Naam en adres van de koper [73](#page=73).
* Benaming en hoeveelheid van geleverde goederen/diensten (codes toegestaan) [73](#page=73).
* Eenheidsprijs exclusief btw, kortingen en maatstaf van heffing per btw-tarief [73](#page=73).
* Toegepast btw-tarief [73](#page=73).
* Te betalen btw-bedrag [73](#page=73).
* Rekeningnummer bij minstens één financiële instelling [73](#page=73).
* Vervaldatum van betaling (meestal 1 maand) [73](#page=73).
* Aard van de rechtspersoon van de verkopende organisatie (bv. nv, bv(ba)) [73](#page=73).
> **Tip:** Voor examens is het essentieel om een factuur correct te kunnen opstellen en de berekening van het factuurbedrag te beheersen [72](#page=72) [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 6.1.5.3 Algemene verkoopsvoorwaarden
Algemene verkoopsvoorwaarden specificeren de voorwaarden waartegen een verkoper bereid is goederen of diensten te verkopen. Deze voorwaarden zijn globaal opgesteld, gelijk voor alle klanten, en worden vaak op de achterkant van de factuur vermeld, alsook bij de offerte. Ze omvatten zaken als toepasselijkheid, leveringen, eigendomsvoorbehoud, garantie, klachten, betaling en wanbetaling [73](#page=73).
#### 6.1.5.4 Berekening van het te betalen factuurbedrag
De correcte berekening van het factuurbedrag is van groot belang voor koper, verkoper en btw-administratie [74](#page=74).
* **Bruto-verkoopprijs:** Product/dienst hoeveelheid maal prijs [74](#page=74).
* **Commerciële korting (handelskorting):** Gegeven aan goede klanten, bij grote bestellingen, etc. [74](#page=74).
* **Netto-verkoopprijs:** Bruto-verkoopprijs minus commerciële korting [74](#page=74).
* **Bruto-factuurprijs:** Tussensaldo na netto-verkoopprijs plus 'belastbare' kosten [74](#page=74).
* **Financiële korting (korting contant):** Voor snelle betaling (binnen 8 dagen of via domiciliëring) [74](#page=74).
* **Netto-factuurprijs (maatstaf van heffing, Mvh):** Bedrag na aftrek van de financiële korting [74](#page=74).
* **Recupereerbare kosten:** Kosten die na levering worden teruggestuurd naar de verkoper [74](#page=74).
> **Tip:** Als de klant later dan 8 dagen betaalt, wordt de financiële korting opnieuw opgeteld bij het factuurbedrag. Op het examen is het gebruikelijk om oefeningen met twee verschillende btw-tarieven te verwachten [74](#page=74) [75](#page=75).
#### 6.1.6 Creditnota
Een creditnota houdt een verplichting tot terugbetaling in en is het tegenovergestelde van een factuur (negatieve factuur). Ze wordt opgemaakt wanneer een factuur moet worden aangepast ten voordele van de koper, bijvoorbeeld bij een factuurfout of een retourzending (vanwege slechte kwaliteit, beschadiging, etc.). De regels voor het opstellen van een creditnota zijn gelijk aan die van een factuur [76](#page=76).
### 6.2 Belasting op de toegevoegde waarde (btw)
#### 6.2.1 Btw
De Belasting op de Toegevoegde Waarde (btw) is een indirecte belasting, ook wel verbruiksbelasting genoemd. Het is een belasting op het verbruik van goederen, diensten of investeringen, die door de eindverbruiker wordt betaald. Producenten en handelaren storten de btw stapsgewijs door naar of vorderen deze terug van de overheid. Dit verschilt van directe belastingen zoals personen- en vennootschapsbelasting die direct op loon of winst worden ingehouden. Elke schakel in het proces wordt geconfronteerd met btw: soms wordt deze betaald, soms kan deze worden teruggevorderd [76](#page=76) [77](#page=77).
> **Voorbeeld:** Een handelaar koopt goederen voor 50 euro (excl. 21% btw). De btw die hij betaalt (10,50 euro) kan hij recupereren. Wanneer hij deze goederen doorverkoopt voor 75 euro (excl. 21% btw), ontvangt hij 15,75 euro btw, die hij vervolgens moet doorstorten aan de overheid [77](#page=77).
Bedrijven kunnen de betaalde btw bij aankoop terugvorderen en moeten de ontvangen btw bij verkopen doorstorten [77](#page=77).
#### 6.2.2 Btw-plichtigen
Iedereen met een economische activiteit die geregeld en zelfstandig leveringen van goederen of diensten verricht, is btw-plichtig. Kleine bedrijven die alleen vrijgestelde activiteiten uitoefenen, hoeven geen btw aan te rekenen, door te storten of periodieke aangiften in te dienen [77](#page=77).
Activiteiten die vrijgesteld zijn van de btw-plicht omvatten:
* Kleine ondernemingen met een jaaromzet van maximaal 25.000 euro [77](#page=77).
* Bepaalde socio-culturele activiteiten (bv. gezinshulp) [77](#page=77).
* Financiële verrichtingen en banken en verzekeringen [77](#page=77).
* Handelingen in de medische sector (bv. ziekenhuizen) [77](#page=77).
* Dagbladen en periodieke publicaties (min. 48 x per jaar) [77](#page=77).
Een btw-plichtige moet een btw-identificatie aanvragen na de toekenning van een ondernemingsnummer door de KBO en vóór aanvang van de economische activiteit [78](#page=78).
#### 6.2.3 Btw-stromen
De btw-werking verschilt voor particulieren en bedrijven [78](#page=78).
> **Voorbeeld:** Producent A verkoopt grondstoffen voor 10.000 euro (excl. 21% btw) aan industrieel B. Industrieel B verwerkt dit en levert aan assemblagebedrijf C voor 25.000 euro (excl. 21% btw). C verkoopt het product aan een particulier voor 32.500 euro (excl. btw) [78](#page=78).
De verschuldigde btw bij de verkopende partij is telkens gelijk aan de terugvorderbare btw bij de aankopende partij. De klant betaalt de btw op de aankoopprijs [78](#page=78).
#### 6.2.4 Btw-tarieven
De btw-bedragen worden berekend op basis van de maatstaf van heffing en variëren per transactie:
* **6%:** Voor basisproducten, levensnoodzakelijke zaken (bv. vlees, vis, groenten, fruit, geneesmiddelen), renovatie van woningen ouder dan 10 jaar, waterdistributie, hotels, campings [78](#page=78).
* **12%:** Voor goederen en diensten van economisch of sociaal belang (bv. sociale woningen, maaltijden in de horeca) [78](#page=78).
* **21%:** Algemeen basistarief voor goederen of diensten die niet elders vermeld zijn [78](#page=78).
Verschillende tarieven kunnen van toepassing zijn, zelfs voor vergelijkbare producten:
* **Ter plaatse eten/consumeren:** 12% voor maaltijden en bereidingen, 21% voor dranken en voeding zonder bereiding (bv. kaas, chips) [79](#page=79).
* **Afhaalmaaltijd:** 6% voor afhaling/levering van voeding en niet-alcoholische dranken, 21% voor afhaling van alcoholische dranken [79](#page=79).
#### 6.2.5 Btw en kostprijs
#### 6.2.5.1 Btw en kostprijs
In principe is btw voor een handelaar geen kost. Hij betaalt btw op eigen aankopen en investeringen, die hij kan terugvorderen (terugvorderbare btw). Bij verkopen rekent hij btw aan, ontvangt dit van de koper en stort het door naar de overheid (verschuldigde btw). Het verschil tussen verschuldigde en terugvorderbare btw wordt maandelijks of per kwartaal verrekend met de overheid [79](#page=79).
#### 6.2.5.2 Niet-recupereerbare btw
In bepaalde gevallen is btw (deels) een kost voor de handelaar wanneer deze niet of niet volledig recupereerbaar is. Dit is het geval bij [79](#page=79):
* **Aankoop personenwagens en gerelateerde kosten:** Btw is maximaal 50% aftrekbaar. Dit geldt niet voor bedrijfsvoertuigen (vrachtwagens, bestelauto's, etc.), waarbij btw op brandstof en onderhoud volledig recupereerbaar is [79](#page=79).
* **Relatiegeschenken:** Btw is volledig aftrekbaar bij kostprijs < 50 euro/stuk. Bij kostprijs ≥ 50 euro/stuk is de btw niet aftrekbaar. Btw is nooit aftrekbaar bij tabaksproducten en sterke dranken (+22°) [79](#page=79).
* **Restaurant-, onthaal- en receptiekosten:** Btw is niet recupereerbaar en dus een kost voor de onderneming [79](#page=79).
#### 6.2.6 Verplichtingen handelaar
Een btw-plichtige moet een periodieke btw-aangifte indienen om de administratie te informeren over verkoop- en aankoopbedragen, aangerekende btw bij verkoop (verschuldigde) en betaalde btw bij aankoop/investering (terugvorderbare) [80](#page=80).
#### 6.2.7 Btw en buitenland
##### 6.2.7.1 Intr anacommuna u taire verwerking en levering
* **Intracommunautaire levering (verkoop):** Levering van goederen/diensten door een btw-plichtige aan een btw-plichtige in een andere EU-lidstaat. In België is dit vrijgesteld van btw indien de koper btw-plichtig is en de goederen/diensten in de lidstaat van aankomst aan de btw onderwerpt (intracommunautaire verwerving) [80](#page=80).
* **Intracommunautaire verwerving (aankoop):** Aankoop van goederen/diensten door een btw-plichtige bij een btw-plichtige in een andere EU-lidstaat. De aankoopfactuur bevat geen btw-bedrag; het Belgische bedrijf vermeldt de btw in de btw-aangifte. Voor beroepsdoeleinden resulteert dit in een saldo van nul [80](#page=80).
##### 6.2.7.2 Import en export
* **Export:** Levering van goederen/diensten buiten de EU [81](#page=81).
* **Import:** Aankoop van goederen/diensten buiten de EU [81](#page=81).
Bij import zijn er twee btw-systemen:
1. **Betaling van de btw aan de douane:** Op het moment van invoer of via het inklaringsbureau. Deze btw is vervolgens terugvorderbaar [81](#page=81).
2. **Vergunning voor verlegging van heffing:** Het bedrijf mag de te betalen btw aangeven en voldoen via de periodieke btw-aangifte in plaats van direct via de douane [81](#page=81).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Jaarrekening | Een wettelijk document dat financiële informatie over de laatste twee boekjaren bevat en voortvloeit uit de boekhouding. Het bestaat officieel uit een balans, een resultatenrekening en een toelichting. |
| Balans | Een onderdeel van de jaarrekening dat het vermogen van de onderneming weergeeft op een specifieke datum. Het toont de bezittingen (activa) en de financiering daarvan door eigen vermogen en schulden (passiva). |
| Activa | De linkerhelft van de balans die de bezittingen van een onderneming weergeeft, zoals oprichtingskosten, vaste activa (gebouwen, machines) en vlottende activa (voorraden, liquide middelen). |
| Passiva | De rechterkant van de balans die de oorsprong van de middelen weergeeft. Dit omvat het eigen vermogen en het vreemd vermogen (schulden aan derden). |
| Resultatenrekening | Een onderdeel van de jaarrekening dat een overzicht geeft van alle opbrengsten en kosten van een onderneming gedurende een boekjaar, leidend tot het resultaat (winst of verlies). |
| Toelichting | Een onderdeel van de jaarrekening dat aanvullende informatie geeft bij de posten van de balans en de resultatenrekening. |
| Oprichtingskosten | Kosten die gemaakt zijn bij de oprichting, verdere ontwikkeling of herstructurering van de onderneming. Deze kunnen, mits ze nuttig zijn voor het lange-termijn rendement, geactiveerd worden op de balans en worden afgeschreven over meerdere boekjaren. |
| Immateriële vaste activa (IVA) | Bezittingen van een onderneming die minder tastbaar zijn, zoals software, patenten, licenties en knowhow, en die gedurende een langere periode worden gebruikt. |
| Materiële vaste activa (MVA) | Tastbare bezittingen van een onderneming die voor meer dan een jaar worden gebruikt, zoals terreinen, gebouwen, installaties, machines, meubilair en rollend materieel. |
| Financiële vaste activa (FVA) | Activa of middelen die voor langere termijn zijn vastgelegd in andere bedrijven, in de vorm van aandelen of vorderingen op die ondernemingen. |
| Vlottende activa | Bezittingen en/of vorderingen die voortkomen uit de normale exploitatiecyclus van een bedrijf en die binnen een jaar na verwachting omgezet worden in liquide middelen, zoals voorraden, vorderingen op klanten en liquide middelen. |
| Eigen vermogen | Het deel van het vermogen dat toebehoort aan de aandeelhouders. Het bestaat uit ingebracht kapitaal, reserves, herwaarderingsmeerwaarden en overgedragen resultaten. |
| Vreemd vermogen | De schulden van een onderneming aan derden, zowel op korte als op lange termijn. Dit omvat leningen, obligaties, schulden aan leveranciers, etc. |
| Financiële analyse | De analyse van gepubliceerde jaarrekeningen van bedrijven om de financiële prestaties, de liquiditeit, de rendabiliteit en de solvabiliteit te beoordelen. |
| Horizontale analyse | Een methode van financiële analyse waarbij bedragen tussen verschillende periodes worden vergeleken om de evolutie van cijfers over tijd te analyseren. |
| Verticale analyse | Een methode van financiële analyse waarbij de verschillende posten uit de balans of resultatenrekening binnen één boekjaar met elkaar worden vergeleken, vaak uitgedrukt in structuurpercentages ten opzichte van een totaal. |
| Liquiditeit | De mate waarin een onderneming over voldoende middelen beschikt om aan haar betalingsverplichtingen op korte termijn te voldoen. |
| Cash ratio | Een liquiditeitsratio die de verhouding weergeeft van de direct liquide middelen (cash en geldbeleggingen) ten opzichte van de kortetermijnschulden. |
| Current ratio (CR) | Een liquiditeitsratio die de verhouding weergeeft van de kortetermijnactiva ten opzichte van de kortetermijnschulden. |
| Quick ratio (QR) of Acid Test (AT) | Een striktere liquiditeitsratio dan de current ratio, waarbij alleen de snel omzetbare activa (exclusief voorraden) worden meegenomen in de vergelijking met kortetermijnschulden. |
| Netto bedrijfskapitaal (NBK) | Het totaal van de kortetermijnactiva minus het totaal van de kortetermijnschulden. Het vertegenwoordigt het kapitaal waarmee een bedrijf dagelijks kan opereren. |
| Operationele periode | De totale duur vanaf de aankoop van grondstoffen of handelsgoederen tot het moment dat de klant effectief betaalt, bestaande uit voorraadperiode en periode van klantenkrediet. |
| Financieringsperiode | De periode die door het bedrijf overbrugd moet worden met financiering, gemeten vanaf de betaling aan de leverancier tot de ontvangst van de betaling van de klant. |
| Rendabiliteit | De mate waarin een onderneming winstgevend is, vaak gemeten door winst te vergelijken met het eigen vermogen, de verkopen of het totale vermogen. |
| Rendabiliteit van het eigen vermogen (REV) | Een rendabiliteitsratio die aangeeft in welke mate de inzet van eigen vermogen leidt tot winst of rendement. Het vergelijkt de winst van het boekjaar met het gemiddelde eigen vermogen. |
| Verkoopmarge | Een ratio die het gerealiseerde bedrijfsresultaat weergeeft voor elke euro omzet. Het meet de winstgevendheid van de operationele activiteiten. |
| Rendabiliteit totaal vermogen (RTV) | Een rendabiliteitsratio die aangeeft hoe winstgevend het bedrijf was als percentage van het gemiddelde totale vermogen. Het meet de efficiëntie van activa-inzet. |
| Solvabiliteit | De mate waarin een organisatie in staat is om haar activiteiten met eigen middelen te financieren, wat duidt op een goede financiële structuur en een beperkte afhankelijkheid van externe financiering. |
| Algemene financiële onafhankelijkheid (AFO) | Een solvabiliteitsratio die de verhouding weergeeft van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Een hoge AFO duidt op een sterke financiële positie. |
| Gearing ratio (S/EV) | Een solvabiliteitsratio die de verhouding weergeeft van de totale schulden (KT en LT) ten opzichte van het eigen vermogen. Het toont de mate van financiële hefboomwerking. |
| Algemene schuldgraad (ASG) | Een solvabiliteitsratio die het percentage weergeeft van de middelen aangebracht door schuldeisers ten opzichte van de totale activa van een bedrijf. |
| Financiële hefboom | Een concept dat de toename van de rendabiliteit van het eigen vermogen berekent als gevolg van een verandering in de verhouding eigen/vreemd vermogen. Meer vreemd vermogen kan de REV verhogen, mits de kosten van vreemd vermogen lager zijn dan het rendement van het bedrijf. |
| Marktwaarde-ratio’s | Ratio’s die de link leggen tussen boekhoudkundige gegevens en marktgegevens, zoals beurskoersen, om de waardering van een bedrijf vanuit een investeerderperspectief te evalueren. |
| Winst per aandeel (WPA) | Een ratio die de winst per gewoon aandeel weergeeft gedurende een bepaalde periode, berekend door de winst beschikbaar voor gewone aandeelhouders te delen door het aantal uitgegeven gewone aandelen. |
| Prijs/winst ratio (P/W) | Een marktwaardera tio die aangeeft hoeveel aandeelhouders bereid zijn te betalen voor een euro winst per aandeel. Het geeft een indicatie van het overgewaardeerd of ondergewaardeerd zijn van een aandeel. |
| Dividend rendement (DR) | Een marktwaardera tio die de verhouding weergeeft van de uitbetaalde dividenden per aandeel ten opzichte van de beurskoers per aandeel. Het meet het reële rendement voor de aandeelhouder in de vorm van dividenden. |
| Kasstroomoverzicht (KSO) | Een financieel overzicht dat de inkomende en uitgaande kasstromen van een onderneming analyseert over een bepaalde periode, onderverdeeld in operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. |
| Operationele kasstromen | Kasstromen die voortkomen uit de dagelijkse operationele activiteiten van een onderneming, zoals ontvangsten van klanten en betalingen aan leveranciers en werknemers. |
| Investeringsactiviteiten | Kasstromen die gerelateerd zijn aan de aan- en verkoop van vaste activa en andere langetermijninvesteringen. |
| Financieringsactiviteiten | Kasstromen die verband houden met de financiering van de onderneming, zoals het aangaan en terugbetalen van leningen, en wijzigingen in het eigen vermogen. |
| Financieel plan | Een document dat de voorgenomen bedrijvigheid, de financieringsbronnen, geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen, en een begroting van inkomsten en uitgaven bevat, met name vereist bij de oprichting van bepaalde vennootschappen. |
| Handelsdocumenten | Documenten die uitgewisseld worden tussen handelaren en die formele afspraken vastleggen, dienen als basis voor wettelijke verplichtingen en worden vaak meegeleverd bij leveringen. |
| Offerte | Een voorstel van een verkoper aan een potentiële koper, waarin de te leveren goederen of diensten en de prijs worden gespecificeerd. |
| Bestelbon | Een document waarmee een koper de opdracht geeft aan een verkoper om bepaalde goederen of diensten te leveren, wat een verkoopcontract vormt. |
| Leveringsbon | Een document dat wordt opgemaakt bij vertrek van goederen uit het magazijn van de verkoper, waarop de omschrijving, aantallen en eventueel prijzen van de geleverde goederen worden vermeld. |
| Factuur | Een document dat een betalingsverplichting van een klant aan een leverancier weergeeft en de beschrijving van de verkochte goederen of diensten bevat. Het is essentieel voor de btw-administratie. |
| Creditnota | Een document dat een verplichting tot terugbetaling inhoudt, gebruikt om een factuur aan te passen in het voordeel van de koper, bijvoorbeeld bij retourzendingen of fouten op de factuur. |
| Belasting op de toegevoegde waarde (BTW) | Een indirecte verbruiksbelasting die wordt geheven op de levering van goederen en diensten. Bedrijven kunnen de betaalde BTW recupereren en de ontvangen BTW doorstorten aan de overheid. |
| BTW-tarieven | Verschillende percentages die worden toegepast op de maatstaf van heffing om het BTW-bedrag te berekenen, afhankelijk van het soort goed of dienst (bv. 6%, 12%, 21%). |
| Intracommunautaire levering | Een verkoop van goederen of diensten door een BTW-plichtige aan een BTW-plichtige in een andere lidstaat van de EU, die in het land van levering vrijgesteld is van BTW. |
| Intracommunautaire verwerving | Een aankoop van goederen of diensten door een BTW-plichtige bij een BTW-plichtige in een andere lidstaat van de EU, waarbij het Belgische bedrijf de BTW aangeeft en verrekent. |
| Export | Een levering van goederen of diensten naar een land buiten de EU. |
| Import | Een aankoop van goederen of diensten uit een land buiten de EU. |