Cover
Börja nu gratis Ratio analyse FM ION 2526.pptx
Summary
# Liquiditeitsanalyse en rotatie van voorraden
Dit gedeelte bespreekt de analyse van de liquiditeit van een onderneming middels de current ratio en quick ratio, evenals de rotatie van voorraden en de bijbehorende berekeningen en interpretaties.
## 1. Liquiditeitsanalyse
Liquiditeit heeft betrekking op de mate waarin een onderneming aan haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan voldoen. Dit wordt geanalyseerd met behulp van twee belangrijke ratio's: de current ratio en de quick ratio.
### 1.1 Current ratio
De current ratio is een maatstaf voor de liquiditeit in ruime zin. Het geeft de verhouding weer tussen de vlottende activa en de kortetermijnschulden.
* **Formule:**
$$ \text{Current ratio} = \frac{\text{Vlottende activa}}{\text{Kortetermijnschulden}} $$
* **Interpretatie:**
Als de teller (vlottende activa) groter is dan de noemer (kortetermijnschulden), dan is de current ratio groter dan 1. Dit duidt erop dat de onderneming waarschijnlijk over voldoende vlottende activa beschikt om aan haar korte termijn verplichtingen te voldoen.
* **Voorbeeld:**
Stel, de vlottende activa bedragen 730.000 euro en de kortetermijnschulden bedragen 320.000 euro.
$$ \text{Current ratio} = \frac{730.000 \text{ euro}}{320.000 \text{ euro}} = 2,28 $$
### 1.2 Quick ratio
De quick ratio, ook wel bekend als de acid-test ratio, is een liquiditeitsratio in engere zin. Deze ratio houdt geen rekening met de voorraden en de overlopende rekeningen in de vlottende activa, omdat deze doorgaans minder liquide zijn.
* **Formule:**
$$ \text{Quick ratio} = \frac{\text{Vlottende activa} - \text{Voorraden}}{\text{Kortetermijnschulden}} $$
(Hierbij wordt aangenomen dat overlopende rekeningen ook worden uitgesloten, wat niet expliciet vermeld is maar wel de algemene interpretatie is van de "enge zin".)
* **Interpretatie:**
Als de teller (vlottende activa minus voorraden) groter is dan de noemer (kortetermijnschulden), dan is de quick ratio groter dan 1. Dit suggereert dat de meest liquide activa van de onderneming voldoende zijn om aan de korte termijn verplichtingen te voldoen.
* **Voorbeeld:**
Met dezelfde vlottende activa van 730.000 euro, en stel dat de voorraden 230.000 euro bedragen, en de kortetermijnschulden 320.000 euro.
$$ \text{Quick ratio} = \frac{500.000 \text{ euro}}{320.000 \text{ euro}} = 1,56 $$
## 2. Rotatie van voorraden
De rotatie van voorraden geeft weer hoe vaak de voorraad van een onderneming jaarlijks gemiddeld wordt verkocht of "roteert". Dit is een belangrijke indicator voor de efficiëntie van het voorraadbeheer.
### 2.1 Berekening van de voorraadrotatie
Er zijn twee varianten, afhankelijk van het type voorraad dat wordt geanalyseerd:
* **Rotatie van aangekochte voorraden:** Deze formule is relevant voor handelshuizen.
$$ \text{Rotatie aangekochte voorraden} = \frac{\text{Omzet (of omzet goederen met winst}}{\text{Voorraad handelsgoederen (gemiddeld)}} $$
* Vaak wordt de "aangekochte voorraad" gesimplificeerd met de kostprijs van de verkopen als de winstmarge op de voorraad niet direct beschikbaar is. De formule wordt dan:
$$ \text{Rotatie aangekochte voorraden} = \frac{\text{Kostprijs verkochte goederen}}{\text{Voorraad handelsgoederen (gemiddeld)}} $$
De kostprijs van verkochte goederen is een post uit de resultatenrekening, terwijl de voorraad een momentopname is uit de balans.
* **Rotatie van geproduceerde voorraden:** Deze formule is relevant voor productiebedrijven.
$$ \text{Rotatie geproduceerde voorraden} = \frac{\text{Kostprijs van de verkochte producten}}{\text{Gemiddelde voorraad (inclusief grondstoffen, WIP, eindproducten)}} $$
* De gebruikte cijfers in het document voor de rotatie van geproduceerde voorraden lijken te verwijzen naar specifieke rekeningen:
$$ \text{Rotatie geproduceerde voorraden} = \frac{\text{(Rekening 60/66A – 66A – 71 – 72 – 740 – 9125)}}{\text{(Rekening 32 + 33 + 35 + 37)}} $$
(Hierbij zijn de rekeningen in de teller waarschijnlijk gerelateerd aan kostprijsberekeningen en de rekeningen in de noemer aan verschillende voorraadcategorieën.)
* **Voorbeeld (aangekochte voorraad):**
Stel, de voorraad handelsgoederen op 31 december 20XX bedraagt 10.000 euro, en de aankoopkost van de verkochte goederen in 20XX is 50.000 euro.
$$ \text{Rotatie} = \frac{50.000 \text{ euro}}{10.000 \text{ euro}} = 5 $$
Dit betekent dat de voorraad gemiddeld 5 keer per jaar verkocht wordt.
### 2.2 Interpretatie van de voorraadrotatie
* **Hoge voorraadrotatie:**
* **Positief:** Kan wijzen op een dynamische verkooppolitiek en een efficiënte doorstroming van goederen.
* **Negatief:** Kan risico's met zich meebrengen zoals voorraadbreuken (niet kunnen voldoen aan de vraag door gebrek aan voorraad) en hogere bestelkosten. Er moet een afweging gemaakt worden tussen voorraadkosten en bestelkosten.
* **Lage voorraadrotatie:**
* **Negatief:** Kan duiden op verouderde, moeilijk verkoopbare voorraden, inefficiënt voorraadbeheer of een trage verkoopcyclus.
* **Context:** De interpretatie is sterk afhankelijk van de sector waarin de onderneming actief is.
### 2.3 Aantal dagen voorraad
Een gerelateerde maatstaf is het aantal dagen dat een product gemiddeld in voorraad blijft.
* **Formule:**
$$ \text{Aantal dagen voorraad} = \frac{365 \text{ dagen}}{\text{Voorraadrotatie}} $$
## 3. Te financieren periode
De te financieren periode (TFP), ook wel bekend als de cash conversion cycle (CCC), is een cruciale indicator voor de liquiditeit van de exploitatiecyclus van een onderneming.
### 3.1 Definitie en berekening
De TFP vertegenwoordigt de tijdsspanne die verloopt tussen de betaling van leveranciers en de ontvangst van betalingen van klanten.
* **Formule:**
$$ \text{Te financieren periode (TFP)} = \text{Aantal dagen voorraad} + \text{Aantal dagen klantenkrediet} - \text{Aantal dagen leverancierskrediet} $$
### 3.2 Interpretatie van de TFP
* **TFP > 0:** Dit betekent dat de onderneming externe financiering nodig heeft om haar exploitatiecyclus te kunnen financieren. De periode dat geld vastzit in voorraden en vorderingen is langer dan de periode waarin leveranciers worden betaald.
* **Kleinere TFP:** Hoe kleiner de TFP, hoe liquider de onderneming is, omdat er minder financiering nodig is voor de exploitatie.
* **Doelstelling:** Het minimaliseren van de TFP is essentieel om de benodigde financiering en de bijbehorende financieringskosten te verminderen. Dit kan bereikt worden door efficiënt beheer van vlottende activa (voorraad en vorderingen) en korte termijn schulden (handelsschulden).
### 3.3 Voorbeelden van TFP-berekeningen
* **Voorbeeld 1: Industriële onderneming**
* Dagen voorraad: 35 dagen
* Dagen klantenkrediet: 30 dagen
* Dagen leverancierskrediet: 50 dagen
$$ \text{TFP} = 35 \text{ dagen} + 30 \text{ dagen} - 50 \text{ dagen} = 15 \text{ dagen} $$
Dit betekent dat de onderneming 15 dagen financiering nodig heeft voor haar exploitatiecyclus.
* **Voorbeeld 2: Supermarkt**
* Omzettijd van voorraad: 20 dagen
* Dagen klantenkrediet: 3 dagen
* Dagen leverancierskrediet: 60 dagen
$$ \text{TFP} = 20 \text{ dagen} + 3 \text{ dagen} - 60 \text{ dagen} = -38 \text{ dagen} $$
In dit geval heeft de supermarkt een negatieve TFP, wat betekent dat zij door leveranciers wordt gefinancierd en niet zelf financiering nodig heeft voor haar exploitatiecyclus.
> **Tip:** De TFP is een sterk sectorgebonden ratio. Vergelijkingen met sectorgemiddelden zijn daarom erg belangrijk voor een juiste interpretatie.
## 4. Werkkapitaalbeheer
Werkkapitaalbeheer is gericht op het afstemmen van de looptijd van activa en passiva om een gezonde financiële structuur te waarborgen.
### 4.1 Gezonde financiële structuur
Een gezonde financiële structuur houdt in dat de looptijd van de passiva (schulden) wordt afgestemd op de looptijd van de activa (bezittingen).
* **Activa:** Vast actief en vlottend actief
* **Passiva:** Eigen vermogen, vreemd vermogen lange termijn (VVLT) en vreemd vermogen korte termijn (VVKT)
### 4.2 Nettobedrijfskapitaal (NBK)
Het nettobedrijfskapitaal is een maatstaf die aangeeft in hoeverre een onderneming haar kortetermijnverplichtingen kan terugbetalen met haar meest liquide activa.
* **Definitie 1 (permanent vermogen):** Dit kijkt naar de financiering van de vaste activa met langetermijnmiddelen.
$$ \text{Nettobedrijfskapitaal (1)} = \text{Permanent vermogen} - \text{Uitgebreide vaste activa} $$
* **Voorbeeld:** Permanent vermogen: 1.210.000 euro, Uitgebreide vaste activa: 800.000 euro. NBK = 1.210.000 - 800.000 = 410.000 euro.
* **Definitie 2 (beperkt vlottend actief):** Dit kijkt naar de verhouding tussen de meest liquide vlottende activa en de kortetermijnschulden.
$$ \text{Nettobedrijfskapitaal (2)} = \text{Beperkt vlottend actief} - \text{Vreemd vermogen KT} $$
* **Voorbeeld:** Beperkt vlottend actief (som van enkele posten): 730.000 euro, Vreemd vermogen KT (som van enkele posten): 320.000 euro. NBK = 730.000 - 320.000 = 410.000 euro.
* **Interpretatie:**
* Een NBK groter dan 0 duidt over het algemeen op een goede liquiditeit.
* Let op: onverkoopbare voorraad en dubieuze klantenvorderingen kunnen de liquiditeit van het NBK negatief beïnvloeden.
### 4.3 Behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK)
De behoefte aan nettobedrijfskapitaal is de omvang van de bedrijfactiva die niet spontaan gefinancierd worden door bedrijfspassiva.
* **Formule:**
$$ \text{Behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK)} = \text{Bedrijfsactiva} - \text{Bedrijfspassiva} $$
* **Voorbeeld:** Bedrijfsactiva: 500.000 euro, Bedrijfspassiva: 220.000 euro. BNBK = 500.000 - 220.000 = 280.000 euro.
* **Interpretatie:**
* Als BNBK > 0, is er een tekort aan spontane financiering. De bedrijfsactiva worden niet volledig gefinancierd door de bedrijfspassiva.
* Als BNBK < 0, is er een overschot aan nettobedrijfskapitaal.
### 4.4 Nettokaspositie (NKP)
De nettokaspositie geeft het verschil weer tussen de beschikbare liquide middelen (inclusief kortlopende geldbeleggingen) en de kortetermijn financiële schulden.
* **Formule:**
$$ \text{Nettokaspositie (NKP)} = \text{Nettobedrijfskapitaal (NBK)} - \text{Behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK)} $$
Of meer gedetailleerd:
$$ \text{Nettokaspositie (NKP)} = \text{Geldbeleggingen} + \text{Liquide middelen} - \text{Financiële schulden KT} $$
* **Interpretatie:**
* **NKP > 0:** De onderneming beschikt over een overschot aan financiële middelen. Liquide middelen zijn groter dan de kortetermijn financiële schulden.
* **NKP < 0:** De onderneming heeft een tekort aan financiële middelen en moet mogelijk beroep doen op kortetermijn financiële schulden om de exploitatie te financieren.
* **Voorbeeld:**
Met NBK = 410.000 euro en BNBK = 280.000 euro:
$$ \text{NKP} = 410.000 \text{ euro} - 280.000 \text{ euro} = 130.000 \text{ euro} $$
Dit positieve NKP duidt op een overschot aan liquide middelen.
> **Tip:** Een positief nettobedrijfskapitaal (NBK) kan een tekort aan spontane financiering van de exploitatie-activa (positieve BNBK) opvangen. Dit tekort kan ook worden opgevangen door kortetermijn financiële schulden.
## 5. Toepassing: Korting voor contante betaling
Deze casus illustreert de afweging die gemaakt moet worden bij het al dan niet benutten van een korting voor contante betaling, rekening houdend met de beschikbare middelen en de kosten van alternatieve financiering.
* **Situatie:** Een factuur van 10.000 euro met 2% korting voor contante betaling. Beschikbaar op rekening: 4.000 euro. Kaskredietlijn van 10.000 euro met 9% jaarlijkse rente. Verwachte ontvangst van 14.000 euro over 20 dagen.
* **Analyse:** De korting bedraagt 2% van 10.000 euro, dus 200 euro. Om de factuur direct te betalen, moet 6.000 euro van de kredietlijn worden opgenomen. De rentekosten hierover voor 20 dagen moeten berekend worden:
$$ \text{Rentekosten} = \frac{6.000 \text{ euro} \times 9\% \times 20 \text{ dagen}}{365 \text{ dagen}} \approx 14,79 \text{ euro} $$
* **Advies:** Aangezien de besparing van 200 euro door de korting significant hoger is dan de rentekosten van ongeveer 14,79 euro voor het gebruik van de kredietlijn, is het financieel voordelig voor Sarah om de factuur onmiddellijk te betalen en gebruik te maken van haar kaskredietlijn.
---
# Beheer van klanten- en leverancierskredieten en de te financieren periode
Dit gedeelte behandelt het beheer van klanten- en leverancierskredieten en de impact daarvan op de te financieren periode, een sleutelindicator voor de financieringsbehoefte van de exploitatiecyclus.
## 2. Beheer van klanten- en leverancierskredieten en de te financieren periode
### 2.1 De exploitatiecyclus en financieringsbehoefte
De exploitatiecyclus omvat de reeks transacties die een onderneming doorloopt, van de aankoop van grondstoffen of handelsgoederen tot de ontvangst van betalingen van klanten. Het efficiënt beheren van de tijdspannes binnen deze cyclus is cruciaal voor het bepalen van de benodigde financiering.
#### 2.1.1 Klantenkrediet
Klantenkrediet verwijst naar de periode tussen het moment van verkoop aan een klant en het moment waarop de betaling door die klant wordt ontvangen. Dit wordt vaak gemeten in "aantal dagen klantenkrediet".
* **Definitie:** Het gemiddelde aantal dagen dat verloopt tussen het moment van verkoop en het tijdstip van betaling door klanten.
* **Interpretatie:** Een lager aantal dagen klantenkrediet betekent dat klanten sneller betalen, wat positief is voor de liquiditeit. Het is belangrijk dit te vergelijken met de algemene verkoopsvoorwaarden.
* **Aandachtspunten:**
* Contante betalingen worden niet meegerekend in de vorderingen.
* Dubieuze en oninbare vorderingen moeten geëlimineerd worden.
* De optimale periode is sterk sectorgebonden.
* Een te korte inningsperiode kan wijzen op een te strenge kredietpolitiek, terwijl een te lange periode kan duiden op laks debiteurenbeheer of een hoog risico op oninbare vorderingen.
#### 2.1.2 Leverancierskrediet
Leverancierskrediet is de periode tussen de aankoop van goederen of diensten en de betaling aan de leverancier. Dit wordt gemeten in "aantal dagen leverancierskrediet".
* **Definitie:** Het gemiddelde aantal dagen dat verstrijkt tussen het tijdstip van aankoop en het tijdstip van betaling aan de leverancier.
* **Interpretatie:** Een hoger aantal dagen leverancierskrediet betekent dat de betaling aan leveranciers later plaatsvindt, wat de liquiditeit kan verbeteren doordat de geldstroom langer in de onderneming blijft.
* **Aandachtspunten:**
* Sterk sectorgebonden.
* Een lange inningsperiode kan wijzen op vertrouwen van leveranciers, maar ook op betalingsproblemen.
* Het kan een alternatieve, vaak goedkope, financieringsbron zijn ten opzichte van bankleningen.
* Een korte inningsperiode kan voordelig zijn bij kortingen voor contante betalingen.
#### 2.1.3 De te financieren periode (TFP)
De te financieren periode (TFP), ook wel bekend als de "cash conversion cycle" (CCC) in het Engels, is een cruciale indicator die de totale tijdsspanne aangeeft die een onderneming nodig heeft om haar exploitatiecyclus te financieren.
* **Definitie:** De tijdsspanne die verloopt tussen de betaling aan leveranciers en de ontvangsten van klanten.
* **Formule:**
$$ \text{TFP} = \text{Aantal dagen voorraad} + \text{Aantal dagen klantenkrediet} - \text{Aantal dagen leverancierskrediet} $$
* **Interpretatie:**
* **TFP > 0:** De onderneming heeft een financieringsbehoefte voor haar exploitatiecyclus. Hoe kleiner de TFP, hoe liquider de onderneming.
* **TFP < 0:** De onderneming heeft een overschot aan financiering vanuit de exploitatiecyclus (bijvoorbeeld een supermarkt met snelle doorlooptijd en lange betalingstermijnen aan leveranciers).
* **Doelstelling:** Het minimaliseren van de TFP om de benodigde financiering en daarmee de financieringskosten te reduceren. Dit gebeurt door een efficiënt beheer van vlottende activa (voorraad, vorderingen) en kortetermijnschulden (handelsschulden).
> **Tip:** Een negatieve TFP is over het algemeen gunstig, aangezien het wijst op een efficiënte geldstroom. Het is echter belangrijk om dit in de context van de sector en de bedrijfsstrategie te beoordelen.
> **Voorbeeld 1: Industriële onderneming**
> Dagen voorraad: 35 dagen
Dagen klantenkrediet: 30 dagen
Dagen leverancierskrediet: 50 dagen
TFP = 35 + 30 - 50 = 15 dagen
Deze onderneming heeft een financieringsbehoefte van 15 dagen.
> **Voorbeeld 2: Supermarkt**
> Dagen voorraad: 20 dagen
Dagen klantenkrediet: 3 dagen
Dagen leverancierskrediet: 60 dagen
TFP = 20 + 3 - 60 = -38 dagen
Deze supermarkt heeft een financieringsoverschot van 38 dagen vanuit de exploitatiecyclus.
### 2.2 Het nettobedrijfskapitaal (NBK) en de nettokaspositie (NKP)
Het nettobedrijfskapitaal en de nettokaspositie zijn belangrijke instrumenten om de liquiditeit en de financieringsbehoefte van een onderneming te analyseren.
#### 2.2.1 Nettobedrijfskapitaal (NBK)
Het nettobedrijfskapitaal meet de mate waarin een onderneming haar langetermijnmiddelen kan aanwenden om haar vaste en/of operationele activa te financieren. Er zijn twee veelgebruikte benaderingen:
* **NBK (benadering 1: permanent vermogen - uitgebreide vaste activa):**
* **Definitie:** Meet de mate waarin een onderneming haar uitgebreide vaste activa kan financieren met langetermijnmiddelen (permanent vermogen).
* **Formule:**
$$ \text{NBK} = \text{Permanent vermogen} - \text{Uitgebreide vaste activa} $$
* **Interpretatie:** Een positief NBK geeft aan dat een deel van de vlottende activa ook met langetermijnmiddelen wordt gefinancierd.
* **NBK (benadering 2: beperkt vlottend actief - vreemd vermogen op korte termijn):**
* **Definitie:** Meet de mate waarin een onderneming haar kortetermijnbetalingsverplichtingen kan terugbetalen met haar meest liquide activa (beperkt vlottend actief).
* **Formule:**
$$ \text{NBK} = \text{Beperkt vlottend actief} - \text{Vreemd vermogen op korte termijn} $$
* **Interpretatie:** Een positief NBK duidt op een gezonde liquiditeitspositie op korte termijn.
* **Algemene Interpretatie:** Een positief nettobedrijfskapitaal (> 0) wijst over het algemeen op een goede liquiditeit. Er moet echter voorzichtigheid geboden zijn bij onverkoopbare voorraden of dubieuze klantenvorderingen.
#### 2.2.2 Behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK)
De behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK) focust op de exploitatiecyclus en de inherente financieringsbehoefte ervan.
* **Definitie:** Het verschil tussen de bedrijfsactiva (gerelateerd aan de operationele cyclus) en de bedrijfspassiva (spontane financieringsbronnen).
* **Formule:**
$$ \text{BNBK} = \text{Bedrijfsactiva} - \text{Bedrijfspassiva} $$
* **Interpretatie:**
* **BNBK > 0:** Er is een tekort aan spontane financiering vanuit de bedrijfspassiva om de bedrijfsactiva te dekken. Dit impliceert dat externe financiering nodig is om de exploitatiecyclus te ondersteunen.
* **BNBK < 0:** Er is een overschot aan nettobedrijfskapitaal, wat betekent dat de bedrijfspassiva de bedrijfsactiva ruimschoots dekken.
> **Tip:** Het beheer van de exploitatiecyclus is cruciaal voor het beheersen van de behoefte aan nettobedrijfskapitaal. Dit omvat onder meer het efficiënt inkopen, produceren en verkopen, en het innen van vorderingen.
#### 2.2.3 Nettokaspositie (NKP)
De nettokaspositie (NKP) vormt een aanvulling op NBK en BNBK en geeft inzicht in de financiële middelen die beschikbaar zijn bovenop de operationele financieringsbehoefte.
* **Definitie:** Het verschil tussen het nettobedrijfskapitaal (NBK) en de behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK). Het vertegenwoordigt de financiële middelen (liquide middelen en kortlopende geldbeleggingen) minus de kortlopende financiële schulden.
* **Formule:**
$$ \text{NKP} = \text{NBK} - \text{BNBK} $$
Of ook:
$$ \text{NKP} = \text{Geldbeleggingen} + \text{Liquide middelen} - \text{Financiële schulden KT} $$
* **Interpretatie:**
* **NKP > 0:** De onderneming beschikt over een overschot aan financiële middelen, meer cash dan kortlopende financiële schulden.
* **NKP < 0:** De onderneming heeft een tekort aan financiële middelen en moet beroep doen op kortlopende financiële schulden om de exploitatiecyclus te financieren.
> **Voorbeeld:**
> NBK = 410.000 euro
BNBK = 280.000 euro
NKP = 410.000 - 280.000 = 130.000 euro
Dit betekent dat er een overschot aan financiële middelen is van 130.000 euro.
### 2.3 Kapitaalstructuur en financieringskeuzes
Het beheer van klanten- en leverancierskredieten heeft directe gevolgen voor de kapitaalstructuur en de financieringskeuzes van een onderneming. Een gezonde financiële structuur houdt in dat de looptijd van de passiva wordt afgestemd op de looptijd van de activa.
* **Gezonde financiële structuur:**
* **Activa:** Vast actief, Vlottend actief
* **Passiva:** Eigen vermogen, Vreemd vermogen lange termijn (LT), Vreemd vermogen korte termijn (KT)
* Een evenwichtige financiering is cruciaal om liquiditeitsproblemen te voorkomen.
* **Beslissingscriteria bij financieringskeuze:**
* **Markt opportuniteiten:** De mogelijkheden in de markt spelen een rol.
* **Risico:** Meer schuld vergroot het risico op het niet kunnen terugbetalen van schulden en kosten, en maakt de winst variabeler.
* **Belastingvoordelen:** Rente op schulden is aftrekbaar van belastingen, wat de netto belastingdruk verlaagt.
* **Discipline:** Schuldfinanciering dwingt managers tot het nastreven van een hoge rendabiliteit om aan schuldverplichtingen te voldoen.
* **Kosten:** Intern eigen vermogen is doorgaans duurder dan extern eigen vermogen, terwijl schuldfinanciering (in principe) goedkoper is, maar wel risico met zich meebrengt.
* **Rendabiliteit:**
* **Nettorendabiliteit van totaal der activa (ROA):** Geeft de rendabiliteit weer ten opzichte van alle ingezette middelen.
* **Nettorendabiliteit van eigen vermogen (ROE):** Geeft de rendabiliteit weer ten opzichte van het eigen vermogen en is een belangrijke maatstaf voor aandeelhouders. Een ROE boven de 10% wordt als goed beschouwd, boven de 20% als zeer goed.
* **Solvabiliteit:**
* **Ratio:** Eigen vermogen / Totaal vermogen.
* **Interpretatie:** Een hogere solvabiliteitsratio betekent een grotere kans dat de onderneming haar schulden kan terugbetalen, wat het financiële risico verlaagt. Een ratio boven de 30% wordt vaak als goed beschouwd, hoewel een hogere ratio niet altijd wenselijk is, aangezien het aangaan van schuld de rendabiliteit kan verhogen.
* **Rentedekkingsratio:** Meet het vermogen van de onderneming om de rentekosten te dekken.
Door een grondige analyse van deze ratio's en de jaarrekening kan een oordeel gevormd worden over de liquiditeit, solvabiliteit, rendabiliteit en het werkkapitaalbeheer van een onderneming, wat leidt tot concreet advies voor verbetering.
---
# Nettobedrijfskapitaal en nettokaspositie
Dit deel bespreekt het nettobedrijfskapitaal (NBK), de behoefte daaraan (BNBK) en de nettokaspositie (NKP) om de financiële structuur en liquiditeit van een onderneming te beoordelen.
## 3. Nettobedrijfskapitaal en nettokaspositie
De beoordeling van de financiële structuur en liquiditeit van een onderneming omvat verschillende concepten, waaronder het nettobedrijfskapitaal, de behoefte aan nettobedrijfskapitaal en de nettokaspositie. Deze concepten helpen bij het analyseren van de mate waarin een onderneming aan haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan voldoen en hoe efficiënt zij haar exploitatiecyclus financiert.
### 3.1 Het nettobedrijfskapitaal (NBK)
Het nettobedrijfskapitaal (NBK) is een maatstaf voor de liquiditeit van een onderneming en wordt berekend op twee manieren, die beide verwijzen naar de mate waarin kortetermijnverplichtingen gedekt kunnen worden door vlottende activa.
#### 3.1.1 Nettobedrijfskapitaal op basis van balansposten (NBK 1)
Deze benadering focust op de verhouding tussen het permanent vermogen en de uitgebreide vaste activa.
* **Definitie:** Het permanent vermogen (EV + Vreemd Vermogen Lange Termijn) moet de uitgebreide vaste activa (VA) financieren.
* **Formule:**
$$ \text{NBK} = \text{Permanent vermogen} - \text{Uitgebreide vaste activa} $$
OF
$$ \text{NBK} = (\text{Eigen vermogen} + \text{Vreemd vermogen LT}) - \text{Vaste activa} $$
* **Interpretatie:** Een positief NBK betekent dat de langetermijnmiddelen (permanent vermogen) de vaste activa volledig dekken, wat duidt op een goede liquiditeit.
* **Voorbeeld:**
> Gegeven: Permanent vermogen = 1.210.000 euro, Uitgebreid vast actief = 800.000 euro.
> Berekening: NBK = 1.210.000 euro - 800.000 euro = 410.000 euro.
#### 3.1.2 Nettobedrijfskapitaal op basis van vlottende activa en kortetermijnschulden (NBK 2)
Deze benadering kijkt naar de verhouding tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn (exclusief financiële schulden op korte termijn).
* **Definitie:** Dit is het verschil tussen de beperkte vlottende activa (alle vlottende activa behalve liquide middelen en kortlopende beleggingen) en het vreemd vermogen op korte termijn (VV KT, handelsschulden en overige schulden op korte termijn).
* **Formule:**
$$ \text{NBK} = \text{Beperkt vlottend actief} - \text{Vreemd vermogen KT} $$
OF
$$ \text{NBK} = (\text{Vlottende activa} - \text{Liquide middelen} - \text{Geldbeleggingen}) - (\text{Vreemd vermogen KT} - \text{Financiële schulden KT}) $$
Het document geeft echter een simpelere vorm:
$$ \text{NBK} = \text{Vlottende activa (totale)} - \text{Vreemd vermogen KT (totale)} $$
Gebaseerd op de voorbeelden in het document, lijkt de interpretatie te zijn:
$$ \text{NBK} = \text{Vlottende activa} - \text{Schulden op korte termijn (exclusief financiële schulden KT)} $$
De meest gangbare definitie is echter die van de *working capital*, wat het verschil is tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden.
$$ \text{NBK} = \text{Vlottende activa} - \text{Kortlopende schulden} $$
Volgens de context van de paginas 14-23 wordt het vaak gezien als:
$$ \text{NBK} = \text{Beperkt Vlottend Actief (BvA)} - \text{Vreemd Vermogen Kort Termijn (VVKT)} $$
waarbij BvA alle vlottende activa exclusief liquide middelen en financiële beleggingen zijn, en VVKT alle kortlopende schulden exclusief financiële schulden op korte termijn zijn.
* **Voorbeeld:**
> Gegeven: Beperkt vlottend actief = 730.000 euro, Vreemd vermogen KT = 320.000 euro.
> Berekening: NBK = 730.000 euro - 320.000 euro = 410.000 euro.
* **Interpretatie:** Een positief NBK (volgens de tweede berekening) geeft aan dat de onderneming voldoende vlottende activa heeft om haar kortetermijnschulden te dekken. Dit duidt op een gezonde liquiditeitspositie.
* **Tip:** Een NBK groter dan nul is over het algemeen positief, maar een te hoog NBK kan wijzen op inefficiënt beheer van werkkapitaal, zoals onverkoopbare voorraden of dubieuze klantenvorderingen.
### 3.2 De behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK)
De behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK) verwijst naar de financieringsbehoefte die voortvloeit uit de exploitatiecyclus van de onderneming.
* **Definitie:** Het is het verschil tussen de bedrijfsactiva (operationele activa) en de bedrijfspassiva (operationele schulden).
* **Formule:**
$$ \text{BNBK} = \text{Bedrijfsactiva} - \text{Bedrijfspassiva} $$
* **Bedrijfsactiva:** Omvatten voorraden (grondstoffen, goederen in bewerking, eindproducten) en handelsvorderingen.
* **Bedrijfspassiva:** Omvatten handelsschulden (aan leveranciers) en andere kortlopende schulden die direct verband houden met de operationele activiteiten.
* **Voorbeeld:**
> Gegeven: Bedrijfsactiva = 500.000 euro, Bedrijfspassiva = 220.000 euro.
> Berekening: BNBK = 500.000 euro - 220.000 euro = 280.000 euro.
* **Interpretatie:**
* **BNBK > 0:** Dit betekent dat de bedrijfsactiva niet volledig spontaan gefinancierd kunnen worden door de bedrijfspassiva. De onderneming heeft dus een financieringstekort voor haar operationele activiteiten en moet dit opvangen met andere middelen (bijvoorbeeld via het permanent vermogen of financiële schulden). Dit is vaak het geval bij ondernemingen met een lange omlooptijd van de voorraad of een lange kredietperiode aan klanten.
* **BNBK < 0:** Dit wijst op een overschot aan nettobedrijfskapitaal, wat betekent dat de bedrijfspassiva de bedrijfsactiva ruimschoots dekken. Dit is minder gebruikelijk en kan duiden op een zeer efficiënte exploitatiecyclus of mogelijk op een te lage investering in operationele activa.
* **Tip:** Een onderneming streeft ernaar de BNBK te minimaliseren om de financieringskosten van de exploitatiecyclus te verlagen. Dit kan door het beheer van voorraden en vorderingen te optimaliseren en de betaling aan leveranciers strategisch te plannen.
### 3.3 De nettokaspositie (NKP)
De nettokaspositie (NKP) geeft het verschil weer tussen de liquide middelen van een onderneming en haar kortetermijnschulden, en is nauw verwant aan zowel het NBK als de BNBK.
* **Definitie:** Het is het verschil tussen de liquide middelen en kortlopende beleggingen enerzijds, en de financiële schulden op korte termijn anderzijds. Alternatief kan het gezien worden als het verschil tussen het NBK en de BNBK.
* **Formule 1:**
$$ \text{NKP} = (\text{Liquide middelen} + \text{Geldbeleggingen}) - \text{Financiële schulden KT} $$
* **Formule 2:**
$$ \text{NKP} = \text{NBK} - \text{BNBK} $$
Hierbij wordt het NBK vaak gedefinieerd als Beperkt Vlottend Actief - VV KT, en de BNBK als Bedrijfsactiva - Bedrijfspassiva. Door deze definities kan de relatie ontstaan dat NKP = (Vlottende activa - VVKT) - (Bedrijfsactiva - Bedrijfspassiva). De correcte interpretatie uit het document is echter dat NKP het overschot aan financiële middelen aangeeft na aftrek van de financieringsbehoefte van de exploitatiecyclus.
* **Voorbeeld:**
> Gegeven: NBK = 410.000 euro, BNBK = 280.000 euro.
> Berekening: NKP = 410.000 euro - 280.000 euro = 130.000 euro.
> Gegeven: Liquide middelen = 230.000 euro, Geldbeleggingen = 0 euro, Financiële schulden KT = 100.000 euro.
> Berekening: NKP = 230.000 euro + 0 euro - 100.000 euro = 130.000 euro.
* **Interpretatie:**
* **NKP > 0:** De onderneming beschikt over een overschot aan liquide middelen. Dit betekent dat de beschikbare liquide middelen en kortlopende beleggingen de financiële schulden op korte termijn overtreffen. Het positieve verschil tussen NBK en BNBK wordt opgevangen door deze financiële middelen.
* **NKP < 0:** De onderneming heeft een tekort aan financiële middelen. De financiële schulden op korte termijn zijn hoger dan de beschikbare liquide middelen en kortlopende beleggingen. De onderneming zal beroep moeten doen op externe financiering op korte termijn om haar exploitatiecyclus te financieren.
* **Tip:** Een positieve NKP is wenselijk, maar een extreem hoge NKP kan duiden op een inefficiënt beheer van financiële middelen, waarbij te veel geld op een spaarrekening staat dat niet productief wordt ingezet.
### 3.4 Werkkapitaalbeheer en de exploitatiecyclus
Een gezonde financiële structuur vereist dat de looptijd van de passiva wordt afgestemd op de looptijd van de activa. Efficiënt werkkapitaalbeheer is cruciaal voor het minimaliseren van de financieringsbehoefte van de exploitatiecyclus.
* **Exploitatiecyclus:** Deze cyclus omvat de stappen van inkoop van goederen/voorraden, verwerking (indien van toepassing), verkoop aan klanten, en de ontvangst van betalingen van klanten.
* **Financieringsbehoefte exploitatiecyclus:** Deze ontstaat omdat er een tijdsverschil is tussen de betaling aan leveranciers en de ontvangst van betalingen van klanten.
* **Aankoop goederen/voorraad:** Betaling aan leveranciers.
* **Einde productie / Verkoop:** Het moment van verkoop.
* **Klant betaalt:** Ontvangst van betalingen.
* **Te financieren periode (TFP):** Dit is de tijdsspanne die verloopt tussen de betaling van leveranciers en de ontvangsten van klanten. Het wordt ook wel de cash conversion cycle (CCC) genoemd.
* **Formule:**
$$ \text{TFP} = \text{Aantal dagen voorraad} + \text{Aantal dagen klantenkrediet} - \text{Aantal dagen leverancierskrediet} $$
* **Interpretatie:**
* **TFP > 0:** Er is een financieringsbehoefte voor de exploitatiecyclus. Hoe kleiner TFP, hoe liquider de onderneming.
* **TFP < 0:** Er is een overschot aan financiële middelen uit de exploitatiecyclus, wat duidt op een zeer efficiënte cyclus (bijvoorbeeld supermarkten).
* **Voorbeeld (Industriële onderneming):**
> Dagen voorraad: 35 dagen, Dagen klantenkrediet: 30 dagen, Dagen leverancierskrediet: 50 dagen.
> TFP = 35 + 30 - 50 = 15 dagen. Er is een financieringsbehoefte van 15 dagen.
* **Voorbeeld (Supermarkt):**
> Dagen voorraad: 20 dagen, Dagen klantenkrediet: 3 dagen, Dagen leverancierskrediet: 60 dagen.
> TFP = 20 + 3 - 60 = -38 dagen. Er is een overschot aan financiering door de exploitatiecyclus.
* **Beheer van werkkapitaal:** Om de TFP te minimaliseren en de financieringsbehoefte te verlagen, kan een onderneming zich richten op:
* **Voorraadbeheer:** Optimaliseren van de voorraadrotatie.
* **Debiteurenbeheer:** Verkorten van de inningsperiode van klantenvorderingen.
* **Crediteurenbeheer:** Strategisch uitstellen van betalingen aan leveranciers binnen de afgesproken termijnen.
### 3.5 Toepassing: Korting voor contante betaling
Dit scenario illustreert hoe het afwegen van een korting voor contante betaling ten opzichte van de kosten van externe financiering belangrijk is voor het werkkapitaalbeheer.
* **Scenario:** Een factuur van 10.000 euro met een korting van 2% voor contante betaling. Beschikbaar saldo op rekening: 4.000 euro. Kaskredietlijn: 10.000 euro met 9% jaarlijkse rente. Verwachte ontvangst over 20 dagen: 14.000 euro.
* **Analyse:**
* **Kosten van korting:** 2% van 10.000 euro = 200 euro.
* **Te financieren bedrag:** 10.000 euro - 4.000 euro = 6.000 euro.
* **Gebruik kaskrediet:** Rente over 20 dagen op 6.000 euro aan 9% per jaar.
* Dagelijkse rentevoet = $9\% / 365 \approx 0,0246\%$
* Rentekosten voor 20 dagen = $6.000 \text{ euro} \times (1 + 0,0246\%) ^{20} - 6.000 \text{ euro}$ (benadering, exacte berekening is complexer zonder specifieke details over renteberekening).
* Een simpele benadering van de rentekosten: $(6.000 \text{ euro} \times 0,09 \times 20) / 365 \approx 29,59$ euro.
* **Afweging:** Het betalen van 200 euro korting is aanzienlijk duurder dan de rentekosten van het gebruik van de kredietlijn voor de benodigde periode.
* **Advies:** Sarah zou adviseren om de factuur niet onmiddellijk te betalen en gebruik te maken van het kaskrediet, maar te wachten tot het verwachte bedrag van 14.000 euro is ontvangen. Ze kan dan het volledige bedrag betalen zonder korting, en de extra 4.000 euro (minus de 10.000 euro die ze nodig heeft) gebruiken om haar kaspositie te versterken. Indien ze de korting toch wil benutten, is het gebruik van de kredietlijn voordeliger dan het missen van de korting. Echter, wachten op de ontvangst van 14.000 euro is het meest financieel aantrekkelijk.
---
# Solvabiliteit, kapitaalstructuur en rendabiliteit
4. Solvabiliteit, kapitaalstructuur en rendabiliteit
Dit gedeelte behandelt de financiële gezondheid van een onderneming door middel van analyse van solvabiliteit, kapitaalstructuur en rendabiliteit.
## 4.1 Solvabiliteit
### 4.1.1 Definitie en meting
Solvabiliteit geeft de mate aan waarin een onderneming aan haar betalingsverplichtingen op korte en lange termijn kan voldoen. Het wordt voornamelijk gemeten aan de hand van de verhouding eigen vermogen tot totaal vermogen, ook wel de financiële onafhankelijkheid genoemd. Een hogere solvabiliteitsratio betekent een grotere kans dat de onderneming haar schulden kan terugbetalen, wat resulteert in minder financieel risico.
### 4.1.2 Formule financiële onafhankelijkheid
De formule voor financiële onafhankelijkheid is:
$$ \text{Financiële onafhankelijkheid} = \frac{\text{Eigen vermogen}}{\text{Totaal vermogen}} $$
Een goede ratio wordt doorgaans als groter dan 30% beschouwd, maar hoeft niet hoger te zijn dan 40%, omdat het aangaan van schulden de rendabiliteit van de onderneming kan verhogen.
### 4.1.3 Rentedekkingsratio
De rentedekkingsratio meet de mate waarin de operationele winst de rentekosten kan dekken. Deze ratio is relevant om te beoordelen of een onderneming gemakkelijk haar renteverplichtingen kan nakomen.
## 4.2 Kapitaalstructuur
### 4.2.1 Definitie
De kapitaalstructuur van een onderneming verwijst naar de manier waarop haar activa zijn gefinancierd, oftewel de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. De kapitaalstructuur verschilt van onderneming tot onderneming.
### 4.2.2 Beslissingscriteria bij financieringskeuze
Bij het kiezen van een financieringsvorm spelen verschillende criteria een rol:
* **Risico:** Hoe meer schuld er wordt aangegaan, hoe groter het risico dat de onderneming haar schulden en de bijbehorende kosten niet kan terugbetalen. Dit kan leiden tot een hogere winstvariabiliteit.
* **Fiscaal voordeel:** Rentelasten op schuldfinanciering zijn aftrekbaar van de belastingen. Dit betekent dat er minder belastingen betaald hoeven te worden bij een hogere schuldgraad.
* **Gedragsmatige prikkels:** Schuldfinanciering kan managers dwingen om een hogere rendabiliteit na te streven om aan hun schuldverplichtingen te kunnen voldoen.
### 4.2.3 Kosten van financiering
Verschillende financieringsbronnen hebben verschillende kosten:
* **Intern eigen vermogen:** Wordt als goedkoop beschouwd.
* **Extern eigen vermogen:** Wordt als duur beschouwd.
* **Schuldfinanciering:** Kan relatief goedkoop zijn, mede door het fiscale voordeel, maar brengt ook hogere risico's met zich mee.
## 4.3 Rendabiliteit
### 4.3.1 Definitie en formules
Rendabiliteit meet de winstgevendheid van een onderneming. Twee belangrijke ratio's zijn:
* **Nettorendabiliteit van totale activa (ROA):** Meet de rendabiliteit ten opzichte van alle ingezette middelen.
$$ \text{ROA} = \frac{\text{Netto winst}}{\text{Gemiddeld totaal vermogen}} \times 100\% $$
* **Nettorendabiliteit van eigen vermogen (ROE):** Meet de rendabiliteit ten opzichte van het eigen vermogen, wat een interessante maatstaf is voor aandeelhouders.
$$ \text{ROE} = \frac{\text{Netto winst}}{\text{Gemiddeld eigen vermogen}} \times 100\% $$
### 4.3.2 Interpretatie
* Een ROE van meer dan 20% wordt als zeer goed beschouwd.
* Een ROE van meer dan 10% wordt als goed beschouwd.
De analyse van de jaarrekening, aangevuld met ratio's, is essentieel om de rendabiliteit van een onderneming te beoordelen.
> **Tip:** Bij de analyse van rendabiliteit is het belangrijk om de ROA en ROE in verhouding tot elkaar te bekijken en te interpreteren in het licht van de kapitaalstructuur. Een hogere ROE dan ROA kan duiden op een positief hefboomeffect van schuld.
### 4.3.3 Toepassing: Duvel Moortgat en Bean Kind
De documentatie bevat voorbeelden van het toepassen van deze ratio's op specifieke ondernemingen zoals Duvel Moortgat en Bean Kind. Dit omvat de analyse van solvabiliteit, liquiditeit, werkkapitaalbeheer, rendabiliteit en de formulering van conclusies en adviezen op basis van de financiële situatie. Deze analyses vereisen zowel de berekening van diverse ratio's als de interpretatie van de cijfers uit de jaarrekening.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Current ratio | De current ratio is een financiële ratio die de verhouding weergeeft tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden van een onderneming. Een ratio groter dan 1 suggereert dat de onderneming waarschijnlijk voldoende vorderingen op korte termijn heeft om haar onmiddellijke verplichtingen na te komen. |
| Quick ratio | De quick ratio, ook wel de zure-testratio genoemd, meet de liquiditeit van een onderneming door alleen de meest liquide activa (vlottende activa exclusief voorraden en overlopende activa) te vergelijken met de kortlopende schulden. Een ratio groter dan 1 indiceert een gezonde financiële positie op korte termijn. |
| Voorraadrotatie | De voorraadrotatie geeft aan hoe vaak de voorraad van een onderneming gedurende een bepaalde periode, meestal een jaar, gemiddeld wordt verkocht of omgezet. Een hogere rotatie duidt over het algemeen op een efficiëntere verkoop, terwijl een lagere rotatie kan wijzen op verouderde voorraden. |
| Aantal dagen klantenkrediet | Dit vertegenwoordigt het gemiddelde aantal dagen dat verstrijkt tussen het moment van verkoop en het tijdstip waarop een klant de openstaande factuur betaalt. Een kortere periode suggereert een snellere inning van vorderingen, wat positief is voor de cashflow van de onderneming. |
| Aantal dagen leverancierskrediet | Dit is het gemiddelde aantal dagen dat een onderneming nodig heeft om haar leveranciers te betalen na ontvangst van goederen of diensten. Een langere periode kan een goedkope financieringsbron zijn, maar kan ook duiden op betalingsproblemen. |
| Te financieren periode (TFP) | De te financieren periode, ook wel de cash conversion cycle (CCC) genoemd, is de tijdsspanne die verstrijkt tussen de betaling aan leveranciers en de ontvangsten van klanten. Het wordt berekend als het aantal dagen voorraad plus het aantal dagen klantenkrediet, minus het aantal dagen leverancierskrediet. Een positieve TFP vereist financiering van de exploitatiecyclus. |
| Nettobedrijfskapitaal (NBK) | Het nettobedrijfskapitaal is het verschil tussen de vlottende activa en de kortlopende schulden. Een positief NBK suggereert een goede liquiditeit, terwijl een negatief NBK kan wijzen op potentiële liquiditeitsproblemen, tenzij dit wordt gecompenseerd door andere factoren. |
| Behoefte aan nettobedrijfskapitaal (BNBK) | De behoefte aan nettobedrijfskapitaal is het verschil tussen de bedrijfsactiva en de bedrijfspassiva. Een positieve BNBK geeft aan dat de bedrijfsactiviteiten niet volledig spontaan worden gefinancierd door bedrijfspassiva, wat extra financiering vereist. |
| Nettokaspositie (NKP) | De nettokaspositie is het verschil tussen het nettobedrijfskapitaal en de behoefte aan nettobedrijfskapitaal. Een positieve NKP duidt op een overschot aan financiële middelen, terwijl een negatieve NKP aangeeft dat de onderneming mogelijk financiële schulden op korte termijn moet gebruiken om de exploitatiecyclus te financieren. |
| Solvabiliteit | Solvabiliteit is een financiële ratio die de mate aangeeft waarin een onderneming in staat is om haar schulden, zowel op korte als lange termijn, terug te betalen. Een hogere solvabiliteit (vaak uitgedrukt als eigen vermogen gedeeld door totaal vermogen) vermindert het financiële risico. |
| Kapitaalstructuur | De kapitaalstructuur verwijst naar de mix van eigen vermogen en vreemd vermogen die een onderneming gebruikt om haar activa te financieren. De keuze van de kapitaalstructuur heeft invloed op het financiële risico, de winstgevendheid en de kosten van financiering. |
| Rendabiliteit | Rendabiliteit meet het vermogen van een onderneming om winst te genereren ten opzichte van de ingezette middelen. Belangrijke ratio's zijn de nettorendabiliteit van totale activa (ROA) en de nettorendabiliteit van eigen vermogen (ROE), die respectievelijk de winstgevendheid van de totale activa en het eigen vermogen weergeven. |