Cover
Börja nu gratis Financieel Management (1).docx
Summary
# Doelstellingen en functies van financieel beleid
Dit deel behandelt de evolutie van de rol van financieel management binnen een moderne onderneming, met een focus op waardecreatie en de kernbeslissingen die een CFO moet nemen, zoals investerings-, financierings- en dividendbeslissingen, evenals de doelstellingen van de onderneming vanuit het perspectief van aandeelhouders en stakeholders.
### 1.1 De rol van de financieel directeur (CFO)
De rol van financieel management is geëvolueerd van een louter registrerende en rapporterende functie naar een strategische business partner.
#### 1.1.1 Vroegere rol
* Registreren en rapporteren van financiële gegevens.
* Beheren van de kaspositie.
* Aantrekken van voldoende financiële middelen.
#### 1.1.2 Huidige rol in een moderne onderneming
De CFO is nu een strategische partner die streeft naar:
* **Waardebehoud:** Zorgen dat de bestaande waarde van de onderneming niet afneemt.
* **Waardecreatie:** Actief bijdragen aan de groei en verbetering van de ondernemingswaarde, gemeten in euro's.
> **Tip:** In de moderne context is waardecreatie in euro's belangrijker dan het genereren van winst op papier, aangezien winst vaak gepaard gaat met belastingverplichtingen. Een gezonde kaspositie is cruciaal en vaak belangrijker dan een hoge omzet.
#### 1.1.3 Kernbeslissingen van de CFO
De CFO is verantwoordelijk voor strategische beslissingen die de waarde van de onderneming beïnvloeden:
* **Investeringsbeslissingen:** Bepalen waarin te investeren (welke activa aan te kopen).
* **Financieringsbeslissingen:** Kiezen van de optimale financiële mix, inclusief de verhouding eigen vermogen (EV) versus vreemd vermogen (VV).
* **Dividendbeslissingen:** Vaststellen van de dividendpolitiek, wat invloed heeft op de omvang van de gereserveerde winsten.
> **Tip:** Hoewel veel eigen vermogen een goede buffer kan bieden, kan het ook erg kostbaar zijn voor de onderneming. Soms is het efficiënter om investeringen te financieren met leningen (kredieten) in plaats van met eigen vermogen. Dividenduitkeringen worden berekend over de winst na belastingen en zijn zelf ook belast, wat een zoektocht naar belastingefficiënte uitkeringsmethoden noodzakelijk maakt. Beursgenoteerde bedrijven moeten een consistente en strategische dividendpolitiek hanteren.
* **Risicomanagement:** Beoordelen en beheren van het operationeel en financieel risico dat voortvloeit uit de bovenstaande beslissingen.
### 1.2 De doelstelling van de onderneming: aandeelhouder- en stakeholderperspectief
De primaire doelstelling van een onderneming vanuit financieel managementperspectief is het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde.
#### 1.2.1 Totale winst versus winst per aandeel
* **Totale winst als doelstelling:** Het verhogen van de totale winst is niet altijd optimaal voor aandeelhouders, omdat dit kan leiden tot een daling van de winst per aandeel, wat de intrinsieke waarde voor individuele aandeelhouders vermindert.
* **Winst per aandeel als doelstelling:** Een belangrijkere doelstelling is het verhogen van de marktprijs per aandeel. Dit weerspiegelt de perceptie van investeerders over de toekomstige winstgevendheid en waardecreatie van de onderneming. Winst en rentabiliteit zijn hierbij weliswaar essentieel, maar de marktprijs is een meeromvattende indicator.
#### 1.2.2 Corporate governance: management versus aandeelhouders
Corporate governance verwijst naar de structuur die de relaties tussen management, raad van bestuur, aandeelhouders en andere stakeholders reguleert.
* **Relatie aandeelhouders en management:** Er kan een conflict ontstaan, met name wanneer het goed gaat met de onderneming. Aandeelhouders willen dat hun 'agenten' (het management) beslissingen nemen die leiden tot maximale aandeelhouderswaarde.
* **Relatie aandeelhouders en schuldeisers:** Een conflict kan ontstaan, vooral in tijden van financiële moeilijkheden. Schuldeisers stellen kapitaal ter beschikking en hebben recht op aflossing en rente. Aandeelhouders kunnen daarentegen druk uitoefenen voor dividenduitkeringen, wat ten koste kan gaan van de mogelijkheid om schulden af te lossen.
### 1.3 Indeling van de financiële functie
De financiële functie binnen een onderneming kan worden onderverdeeld in diverse gebieden, die elk een specifieke focus hebben binnen het financieel beleid. Figuur 1.1 schetst de basis hiervan.
#### 1.3.1 Investeringsbeslissingen (activa)
Dit omvat beslissingen met betrekking tot de activa van de onderneming.
* **Voorraden:** Het beheren van voorraden is cruciaal. Te hoge voorraden binden kapitaal en verhogen opslagkosten, terwijl te lage voorraden kunnen leiden tot gemiste verkoopkansen.
> **Example:** Een kledingwinkel die te veel voorraad aanlegt van een modieuze kleur loopt het risico dat deze kleur uit de mode raakt en de voorraad onverkoopbaar wordt.
* **Handelsvorderingen:** Het beheer van openstaande facturen. Een beleid van uitgestelde betalingen, zoals bij Zalando, kan aantrekkelijk zijn voor klanten, maar vereist een zorgvuldige afweging van de liquiditeitsimplicaties.
#### 1.3.2 Financieringsbeslissingen (passiva)
Beslissingen over hoe de activa van de onderneming worden gefinancierd, met een focus op de passivazijde van de balans.
#### 1.3.3 Dividendbeslissingen
Het bepalen van de dividendpolitiek en de uitkering van winsten aan aandeelhouders.
#### 1.3.4 Speciale beslissingen
Naast de reguliere beslissingen zijn er ook specifieke, vaak ingrijpende, financiële beslissingen zoals:
* Fusies en overnames.
* Beursgangen.
* Internationale operaties.
* Faillissement en herstructurering.
#### 1.3.5 Financieel beleid (samenvatting)
Het geheel van financiële beslissingen en strategieën die de CFO dagelijks hanteert om de doelstellingen van de onderneming te realiseren. Digitalisering en technologische vooruitgang, zoals AI, hebben een significante impact op de uitvoer van deze taken.
---
# Basisbegrippen van waardering van geldstromen
Dit hoofdstuk legt de fundamentele concepten uit rond de tijdswaarde van geld, het berekenen van toekomstige en contante waarden van enkelvoudige bedragen en reeksen geldstromen, essentieel voor financiële analyse.
### 2.1 Tijdswaarde van geld
Het kernconcept van de tijdswaarde van geld is dat een euro vandaag meer waard is dan een euro in de toekomst. Dit komt door de opportuniteit om vandaag te investeren en rente te verdienen, evenals door inflatie en risico.
* **Huidige waarde vs. Toekomstige waarde:** De huidige waarde (beginwaarde, $B$) is wat een toekomstig bedrag vandaag waard is, terwijl de toekomstige waarde (eindwaarde, $E$) is wat een huidig bedrag in de toekomst waard zal zijn, inclusief rente.
> **Tip:** Stel je altijd de vraag: zou je vandaag één euro ontvangen of dezelfde euro volgend jaar? Het antwoord 'vandaag' onderstreept het principe van de tijdswaarde van geld.
### 2.2 Enkelvoudig bedrag
#### 2.2.1 Toekomstige waarde van een enkelvoudig bedrag na één jaar
De toekomstige waarde ($E$) van een huidig bedrag ($B$) na één jaar, tegen een rentevoet ($i$), wordt berekend met de volgende formule:
$$E = B \times (1 + i)$$
* **Variabelen:**
* $E$: Eindwaarde (toekomstige waarde)
* $B$: Beginwaarde (huidige waarde)
* $i$: Rentevoet per periode (uitgedrukt als decimaal)
> **Voorbeeld:** Als je vandaag 50.000 euro belegt tegen een rente van 2,80% per jaar, ontvang je na één jaar:
> $E = 50.000 \times (1 + 0,028) = 51.400$ euro.
#### 2.2.2 Huidige waarde van een enkelvoudig bedrag na één jaar
De huidige waarde ($B$) van een toekomstig bedrag ($E$) dat over één jaar ontvangen of betaald zal worden, tegen een rentevoet ($i$), wordt berekend als:
$$B = \frac{E}{(1 + i)}$$
* **Variabelen:**
* $B$: Beginwaarde (huidige waarde)
* $E$: Eindwaarde (toekomstige waarde)
* $i$: Rentevoet per periode (uitgedrukt als decimaal)
> **Voorbeeld:** Als je verwacht 15.000 euro te ontvangen over één jaar en de rentevoet is 10%, dan is de huidige waarde van dit bedrag:
> $B = \frac{15.000}{(1 + 0,10)} = 13.636,36$ euro.
#### 2.2.3 Enkelvoudig bedrag na $n$ jaar
Voor het berekenen van de toekomstige waarde of de huidige waarde van een enkelvoudig bedrag over meerdere perioden ($n$) wordt samengestelde rente toegepast.
* **Toekomstige waarde na $n$ jaar ($E_n$):**
$$E_n = B \times (1 + i)^n$$
Hierbij wordt de rente over de voorgaande perioden mee opgenomen in de berekening voor de daaropvolgende perioden.
> **Voorbeeld:** Als je vandaag 25.000 euro belegt tegen een samengestelde jaarlijkse rentevoet van 3%, dan beschik je na vijf jaar over:
> $E_5 = 25.000 \times (1 + 0,03)^5 = 28.981,85$ euro.
* **Huidige waarde na $n$ jaar ($B$):**
$$B = \frac{E_n}{(1 + i)^n}$$
Dit is de verdiscontering van een toekomstig bedrag naar de huidige waarde.
> **Voorbeeld:** Als je over drie jaar 2.500 euro wilt hebben en de rentevoet is 4%, hoeveel moet je dan vandaag beleggen?
> $B = \frac{2.500}{(1 + 0,04)^3} = 2.222,49$ euro.
> **Tip:** Het gebruik van een tijdsas kan helpen bij het visualiseren van de geldstromen over de verschillende perioden.
### 2.3 Reeksen van geldstromen
Geldstromen kunnen ook voorkomen als een reeks van periodieke betalingen of ontvangsten.
#### 2.3.1 Huidige waarde van een reeks van gelijke geldstromen (annuïteiten)
Wanneer er een reeks van gelijke geldstromen is die gedurende een bepaalde periode plaatsvinden, spreken we van een annuïteit.
* **Eindige reeks van gelijke geldstromen:** De berekening van de huidige waarde van een eindige annuïteit is complexer en vereist de sommatie van de contante waarden van elke individuele betaling of een specifieke annuïteitsformule. De formules hiervoor zijn vaak terug te vinden in financiële tabellen of kunnen met financiële rekenmachines berekend worden.
* **Oneindige reeks van gelijke geldstromen (perpetuïteit):** Als de gelijke geldstromen oneindig lang worden ontvangen of betaald, spreekt men van een perpetuïteit. De huidige waarde ($B$) van een perpetuïteit wordt berekend als:
$$B = \frac{C_1}{i}$$
Waarbij $C_1$ de geldstroom in de eerste periode is en $i$ de rentevoet.
> **Voorbeeld:** Een aandeel dat een dividend van 100 euro per jaar uitkeert, kan gewaardeerd worden met deze formule, aangenomen dat het dividend oneindig lang doorgaat en de vereiste rendementvoet 5% is:
> $B = \frac{100}{0,05} = 2.000$ euro.
#### 2.3.2 Groeiende reeksen van geldstromen
Als de geldstromen niet gelijk zijn, maar groeien volgens een bepaald percentage, wordt de berekening complexer.
* **Oneindige reeks van groeiende geldstromen:** De formule voor de huidige waarde ($B$) van een oneindige, groeiende geldstroom is:
$$B = \frac{C_1}{i - g}$$
Hierbij is $C_1$ de eerste geldstroom, $i$ de rentevoet en $g$ de verwachte constante groeipercentage van de geldstroom. Deze formule is enkel geldig als $i > g$.
> **Voorbeeld:** Als een bedrijf verwacht jaarlijks 100 euro dividend uit te keren, met een jaarlijkse groei van 2%, en het vereiste rendement is 7%, dan is de huidige waarde van dit dividend:
> $B = \frac{100}{0,07 - 0,02} = \frac{100}{0,05} = 2.000$ euro.
### 2.4 Gebruik van financiële tabellen
Financiële tabellen (zoals T1 en T2) kunnen worden gebruikt om de berekeningen van toekomstige en contante waarden te versnellen, vooral bij terugrekeningen (verdisconteren) of bij reeksen van gelijke bedragen. Tabel 1 wordt gebruikt voor enkelvoudige bedragen, terwijl Tabel 2 nuttig is voor reeksen van gelijke bedragen.
---
# Waardering van leningen en aandelen
Dit deel introduceert de waardering van obligaties en aandelen, waarbij de verschillen tussen beide financiële instrumenten worden belicht en modellen voor hun waardering, met name op basis van dividenden, worden behandeld.
### 3.1 Waardering van obligaties en leningen
De waardering van obligaties en leningen is gebaseerd op het concept van de contante waarde van toekomstige kasstromen. Het waarderingsmodel gaat er niet van uit dat een belegger de lening tot het einde van de looptijd aanhoudt. Veranderingen in het vereiste rendement zullen de marktwaarde van de lening beïnvloeden.
#### 3.1.1 Het waarderingsmodel voor leningen
De marktwaarde van een lening ($L_0$) kan worden berekend als de contante waarde van de toekomstige periodieke rentebetalingen ($I_t$) en de aflossing van de nominale waarde ($N$) aan het einde van de looptijd, verdisconteerd tegen het vereiste rendement ($R$).
$$L_0 = \sum_{t=1}^{n} \frac{I_t}{(1+R)^t} + \frac{N}{(1+R)^n}$$
Waarbij:
* $I_t$: periodieke intrestbetaling.
* $N$: nominale waarde (kapitaalaflossing op het einde van de looptijd).
* $n$: resterende looptijd in jaren.
* $R$: vereist rendement, gevraagd door de houder van de lening.
#### 3.1.2 Invloed van rendement en coupon op de marktwaarde
Er zijn twee belangrijke stellingen met betrekking tot de relatie tussen de marktwaarde, nominale waarde, couponrente en vereist rendement:
1. **Kortere resterende looptijd:** Hoe korter de resterende looptijd van een lening, hoe meer de marktwaarde ervan naar haar nominale waarde convergeert. Dit betekent dat de impact van toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op de huidige waarde kleiner wordt naarmate de looptijd afneemt.
2. **Verhouding couponrente en vereist rendement:**
* Als de couponintrest ($I_t$) hoger is dan het vereiste rendement ($R$) (dus $R < I_t$), dan zal de marktwaarde van de lening hoger zijn dan de nominale waarde ($L_0 > N$). Dit wordt "boven pari" uitgegeven genoemd.
* Als de couponintrest ($I_t$) gelijk is aan het vereiste rendement ($R$) (dus $R = I_t$), dan is de marktwaarde gelijk aan de nominale waarde ($L_0 = N$).
* Als de couponintrest ($I_t$) lager is dan het vereiste rendement ($R$) (dus $R > I_t$), dan zal de marktwaarde van de lening lager zijn dan de nominale waarde ($L_0 < N$).
#### 3.1.3 Determinanten van het vereiste rendement
Het vereiste rendement op een lening wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder:
* De marktintrest op risicoloze leningen met een vergelijkbare looptijd en munt.
* Kredietwaardigheid van de uitgever, beoordeeld door ratingbureaus (bv. met letters A, B, C, D). Een hogere rating duidt op een lagere risico en dus een lager vereist rendement.
#### 3.1.4 Nulcouponobligaties
Een nulcouponobligatie betaalt geen rente gedurende de looptijd. De belegger ontvangt enkel de nominale waarde aan het einde van de looptijd. De waardering van een nulcouponobligatie is daardoor eenvoudiger:
$$L_0 = \frac{N}{(1+r)^n}$$
Waarbij:
* $L_0$: Huidige waarde van de nulcouponobligatie.
* $N$: Nominale waarde.
* $n$: Resterende looptijd.
* $r$: Vereist rendement.
Nulcouponobligaties worden altijd onder pari uitgegeven, omdat de belegger geen tussentijdse rente-inkomsten ontvangt.
### 3.2 Waardering van aandelen aan de hand van dividenden
De waarde van een aandeel wordt beschouwd als de actuele waarde van de verwachte toekomstige inkomsten die het aandeel zal genereren voor een belegger. Deze inkomsten komen voornamelijk uit dividenden en mogelijke meerwaarde bij verkoop.
#### 3.2.1 Beleggingshorizon van één jaar
Voor een belegger met een beleggingshorizon van één jaar, kan de waarde van een aandeel ($P_0$) worden berekend als de contante waarde van het dividend dat in het komende jaar wordt verwacht ($D_1$) en de verwachte verkoopprijs van het aandeel aan het einde van dat jaar ($P_1$), beiden verdisconteerd tegen het vereiste rendement ($r$).
$$P_0 = \frac{D_1}{1 + r} + \frac{P_1}{1 + r}$$
Het totale rendement op een aandeel bestaat uit twee componenten:
* **Dividendenrendement:** $\frac{D_1}{P_0}$
* **Meer- of minderwaarde:** $\frac{P_1 - P_0}{P_0}$
#### 3.2.2 Algemeen dividendenmodel
Voor een langere beleggingshorizon of een oneindige horizon worden complexere modellen gebruikt, die de contante waarde van alle toekomstige verwachte dividenden meenemen. Voor een oneindige beleggingshorizon wordt gebruikgemaakt van een groei-model, dat de contante waarde van een reeks groeiende dividenden berekent.
> **Tip:** Het rendement op een aandeel is over het algemeen hoger dan op een obligatie, omdat aandelen een hoger risico met zich meebrengen. Als een onderneming failliet gaat, krijgen aandeelhouders hun geld doorgaans pas terug nadat alle schuldeisers zijn betaald, of helemaal niet. Dit hogere risico wordt gecompenseerd door een potentieel hoger rendement.
---
# Beoordeling van investeringsprojecten
Dit hoofdstuk behandelt de methoden voor het evalueren van investeringsprojecten, met de nadruk op het correct identificeren van relevante kasstromen en het toepassen van financiële evaluatietechnieken.
### 4.1 Het bepalen van kasstromen
Bij het beoordelen van investeringsprojecten zijn enkel de marginale of incrementele kasstromen relevant. Dit zijn de kasstromen die direct door het project worden gegenereerd en die de financiële positie van de onderneming zouden veranderen ten opzichte van de situatie zonder het project.
#### 4.1.1 Relevante kasstromen
* **Enkel kasstromen zijn relevant:** Winst en verlies zijn boekhoudkundige concepten die niet direct gelijkstaan aan de daadwerkelijke geldstromen. Alleen de inkomsten en uitgaven (kasstromen) van het project zijn van belang.
* **Marginale of incrementele kasstromen:** Dit zijn de extra kasstromen die worden gegenereerd door het project. Ze meten het verschil tussen de situatie met en zonder het project.
> **Tip:** Denk bij het bepalen van incrementele kasstromen altijd aan de vraag: "Wat verandert er PRECIES als we dit project uitvoeren?"
* **Onderscheid tussen operationele, investerings- en financiële kasstromen:**
* **Operationele kasstroom:** Kasstromen die voortkomen uit de normale bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld inkomsten uit verkoop, kosten van grondstoffen). Loonuitkeringen aan de eigenaren worden hier ook toe gerekend.
* **Investeringskasstroom:** Kasstromen gerelateerd aan de aan- of verkoop van activa (bijvoorbeeld de aankoop van een machine of display, of de verkoop van een bestaand actief).
* **Financiële kasstroom:** Kasstromen gerelateerd aan financiering (bijvoorbeeld het aangaan van een lening, het terugbetalen van een lening met rente, of het uitkeren van dividenden aan aandeelhouders).
* De **vrije kasstroom** is de som van de operationele en investeringskasstroom en is cruciaal voor de beoordeling van investeringsprojecten. Financiële kasstromen zijn weliswaar belangrijk voor de onderneming, maar worden niet meegenomen in de directe berekening van de kasstromen van het project zelf.
#### 4.1.2 Sunk costs
* **Definitie:** Sunk costs zijn uitgaven die reeds in het verleden zijn gedaan en die niet meer teruggedraaid kunnen worden.
* **Relevantie:** Deze kosten hebben geen invloed op toekomstige beslissingen en moeten dus genegeerd worden bij de beoordeling van investeringsprojecten. De beslissing moet gebaseerd zijn op toekomstige kosten en baten.
#### 4.1.3 Opportuniteitskosten
* **Definitie:** Opportuniteitskosten vertegenwoordigen de waarde van de beste gemiste alternatieve aanwending van een actief. Het is het potentieel verloren inkomen door een bepaalde keuze te maken.
* **Relevantie:** Als een project de inzet van een actief vereist dat ook anders ingezet zou kunnen worden (bijvoorbeeld verhuur of verkoop), dan moet de potentiële opbrengst van die alternatieve aanwending als een opportuniteitskost worden meegenomen in de analyse.
#### 4.1.4 Neveneffecten
* **Definitie:** Neveneffecten treden op wanneer de introductie van een nieuw project invloed heeft op de kasstromen van andere activiteiten binnen dezelfde onderneming. Dit kan zowel positief (synergie) als negatief (cannibalisatie) zijn.
* **Relevantie:** De analyse moet de totale impact op de onderneming meenemen. Bijvoorbeeld, de introductie van een nieuwe frisdranksmaak kan de verkoop van bestaande smaken beïnvloeden.
#### 4.1.5 De levensduur van het project
* **Bepaling:** De relevante looptijd van het project moet worden vastgesteld, aangezien deze bepaalt over welke periode de kasstromen worden geanalyseerd.
### 4.2 Voorbeeld: Expansie-investering
De analyse van een investeringsproject omvat typisch de volgende stappen:
1. **Bepalen van de impact op het resultaat:** Dit omvat het meenemen van operationele kasstromen, investeringskasstromen en het effect van afschrijvingen.
* **Afschrijvingen:** Hoewel afschrijvingen geen directe kasuitgaven zijn, hebben ze wel invloed op de belastingen. In de eerste en laatste jaren van een project kunnen speciale afschrijvingsregels leiden tot belastingbesparingen bij een (boekhoudkundig) verlies.
2. **Vertalen van meerwinst naar kasstromen:** Niet-kaskosten, zoals afschrijvingen, moeten worden toegevoegd aan de winst om de operationele kasstroom te verkrijgen.
3. **Berekenen van de investeringskasstroom:** Dit betreft de initiële investering in activa en eventuele latere desinvesteringen.
4. **Identificeren van de totale vrije kasstroom:** Dit is de som van de operationele kasstromen en investeringskasstromen.
#### 4.2.1 Nettocontantewaarde (NCW)
* **Definitie:** De nettocontantewaarde (NCW) is de som van de contante waarden van alle verwachte toekomstige kasstromen van een project, minus de initiële investering.
* **Formule:**
$$ NCW = \sum_{t=0}^{n} \frac{CF_t}{(1+r)^t} $$
Waarbij:
* $CF_t$ = de kasstroom in periode $t$
* $r$ = de discontovoet (vereist rendement)
* $n$ = de levensduur van het project
* $t$ = de tijdsperiode (vanaf 0 voor de initiële investering)
* **Beslissingsregel:**
* Als $NCW > 0$, is het project financieel aantrekkelijk en wordt het aanbevolen om het project uit te voeren.
* Als $NCW < 0$, is het project financieel onaantrekkelijk en wordt het afgeraden.
* Als $NCW = 0$, is het project indifferent qua aantrekkelijkheid; het project genereert precies het vereiste rendement.
* **Trial and Error Methode:** Wanneer de discontovoet $r$ niet direct gegeven is, kan deze bepaald worden door middel van "trial and error" om de $r$ te vinden waarbij $NCW = 0$.
### 4.3 Kapitaalrantsoenering
* **Situatie:** Kapitaalrantsoenering doet zich voor wanneer er een beperking is op de beschikbare financiële middelen voor investeringen binnen een bepaalde periode.
* **Doelstelling:** In zo'n situatie is het doel om de totale nettocontantewaarde van de geselecteerde projecten te maximaliseren, zonder het beschikbare budget te overschrijden.
* **Contante Waarde Index (CWI):** Wanneer projecten niet deelbaar zijn (men kan ze niet gedeeltelijk uitvoeren), is het nuttig om de CWI te berekenen. De CWI is de verhouding van de contante waarde van de kasstromen tot de initiële investering.
$$ CWI = \frac{\text{Contante waarde van toekomstige kasstromen}}{\text{Initiële investering}} $$
Of, omdat $NCW = \text{Contante waarde van toekomstige kasstromen} - \text{Initiële investering}$:
$$ CWI = \frac{NCW + \text{Initiële investering}}{\text{Initiële investering}} = 1 + \frac{NCW}{\text{Initiële investering}} $$
Projecten met een hogere CWI worden geprefereerd als ze bijdragen aan het maximaliseren van de totale NCW binnen het budget.
> **Tip:** Bij kapitaalrantsoenering selecteer je projecten met een positieve NCW op basis van hun CWI, zodat je het meeste "rendement per geïnvesteerde euro" krijgt binnen de budgettaire beperking.
---
# Kapitaalkost en kapitaalrantsoenering
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de berekening van de kapitaalkost van een onderneming en introduceert het concept van kapitaalrantsoenering, waarbij het doel is de maximale nettocontantewaarde te realiseren binnen een beperkt investeringsbudget.
## 5. Kapitaalkost en kapitaalrantsoenering
### 5.1 Kapitaalkost
De kapitaalkost vertegenwoordigt het rendement dat vereist wordt door alle financiers samen, gewogen naar hun proportionele belang in de financiële structuur van de onderneming. Operationele schulden worden niet meegenomen in de bepaling van de gewogen gemiddelde kapitaalkost (GGKK).
#### 5.1.1 Vereist rendement op gewoon aandelenkapitaal
Er zijn twee belangrijke benaderingen om het vereiste rendement op gewoon aandelenkapitaal te bepalen:
* **Gordon Shapiro Dividend Discount Model:** Dit model berekent het vereiste rendement ($k_e$) als de som van het verwachte dividend in het volgende jaar ($D_1$) gedeeld door de huidige aandelenprijs ($P_0$), plus de verwachte groei van het dividend ($g$).
$$k_e = \frac{D_1}{P_0} + g$$
* **Capital Asset Pricing Model (CAPM):** Dit model berekent het vereiste rendement ($k_e$) als de som van het risicovrije rendement ($R_f$), plus een risicopremie. De risicopremie is de bèta van het aandeel ($\beta$) vermenigvuldigd met het verwachte marktrendement ($E(R_m)$) min het risicovrije rendement ($R_f$).
$$k_e = R_f + \beta (E(R_m) - R_f)$$
#### 5.1.2 Gewogen gemiddelde kapitaalkost (GGKK)
De gewogen gemiddelde kapitaalkost van een onderneming is het gemiddelde rendement dat vereist wordt door al haar financiers (zowel aandeelhouders als schuldeisers), gewogen naar hun relatieve bijdrage aan de totale financiering van de onderneming.
### 5.2 Kapitaalrantsoenering
Kapitaalrantsoenering treedt op wanneer er een budgetplafond is, wat leidt tot een beperking van de beschikbare financiële middelen voor investeringen gedurende een bepaalde periode. Door investeringsbeperkingen op te leggen aan divisies kan het probleem van overinvesteringen worden verminderd.
Wanneer er sprake is van kapitaalrantsoenering, dient de nettocontantewaarde (NCW) die gerealiseerd kan worden door het investeringsbudget te worden gemaximaliseerd. Investeringsprojecten die gezamenlijk de hoogste NCW opleveren, zonder het budget te overschrijden, zullen worden uitgevoerd.
#### 5.2.1 Contante Waarde Index (CWI)
De contante waarde index (CWI) is de verhouding van de contante waarde van de kasstromen gedeeld door de initiële investering. Projecten met een CWI groter dan 1 worden als wenselijk beschouwd, omdat dit duidt op een positieve nettocontantewaarde.
$$CWI = \frac{\text{Contante waarde van toekomstige kasstromen}}{\text{Initiële investering}}$$
> **Tip:** Bij kapitaalrantsoenering worden projecten vaak gerangschikt op basis van hun CWI om te bepalen welke projecten binnen het beperkte budget het meest waardevol zijn.
#### 5.2.2 Maximaliseren van de nettocontantewaarde
Het doel bij kapitaalrantsoenering is niet simpelweg het kiezen van de projecten met de hoogste individuele NCW, maar het vinden van de combinatie van projecten die de totale NCW maximaliseert binnen het beschikbare budget. Dit kan betekenen dat projecten met een zeer hoge, maar ook zeer hoge investering, niet worden geselecteerd als er meerdere kleinere projecten met een gecombineerd hogere totale NCW mogelijk zijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Financieel management | Het proces van het plannen, organiseren, leiden en beheersen van alle activiteiten die verband houden met de financiën van een onderneming, met als doel het maximaliseren van de waarde en het beschermen ervan. |
| CFO (Chief Financial Officer) | De hoogste financiële leidinggevende binnen een onderneming, verantwoordelijk voor het financiële beheer, de financiële strategie en het adviseren van het management over financiële beslissingen. |
| Waardecreatie | Het proces waarbij een onderneming activiteiten ontplooit die de financiële waarde voor haar aandeelhouders verhogen, vaak gemeten aan de hand van de marktprijs per aandeel. |
| Investeringsbeslissingen | Beslissingen met betrekking tot waar een onderneming haar financiële middelen zal inzetten, zoals de aankoop van activa, projecten of andere ondernemingen. |
| Financieringsbeslissingen | Beslissingen over hoe een onderneming haar activa en activiteiten zal financieren, waarbij de mix tussen eigen vermogen (EV) en vreemd vermogen (VV) wordt bepaald. |
| Dividendenbeslissingen | Beslissingen die betrekking hebben op het uitkeren van winsten aan aandeelhouders, de frequentie en de hoogte van deze uitkeringen, en de impact hiervan op de gereserveerde winsten. |
| Risicomanagement | Het identificeren, beoordelen en beheersen van potentiële risico's die de financiële prestaties en doelstellingen van een onderneming kunnen beïnvloeden. |
| Aandeelhouder | Een persoon of entiteit die een deel van het eigendom in een onderneming bezit in de vorm van aandelen. |
| Stakeholder | Een persoon of entiteit die een belang heeft in de activiteiten en prestaties van een onderneming, zoals werknemers, leveranciers, klanten en de gemeenschap. |
| Rentabiliteit | De mate waarin een onderneming winst genereert ten opzichte van haar investeringen of omzet, een indicator van financiële efficiëntie. |
| Marktprijs per aandeel | De prijs waartegen een aandeel wordt verhandeld op de effectenbeurs, een weerspiegeling van de marktperceptie van de waarde en toekomstige winstgevendheid van de onderneming. |
| Corporate governance | Het systeem van regels, praktijken en processen waarmee een onderneming wordt bestuurd en gecontroleerd, met als doel het waarborgen van een effectief en ethisch management. |
| Schuldeisers | Personen of entiteiten die geld hebben geleend aan een onderneming en die recht hebben op terugbetaling van de hoofdsom plus rente. |
| Tijdswaarde van geld | Het principe dat een euro vandaag meer waard is dan een euro in de toekomst, vanwege de mogelijkheid om geld te investeren en rendement te genereren, en vanwege inflatie. |
| Toekomstige waarde (Eindwaarde) | De waarde van een huidige investering op een bepaald punt in de toekomst, rekening houdend met de rente of het rendement. De formule is `$E = B \times (1 + i)^n$`. |
| Huidige waarde (Contante waarde) | De huidige waarde van een toekomstige kasstroom, verdisconteerd tegen een bepaalde rentevoet. De formule is `$B = E_n / (1 + i)^n$`. |
| Enkelvoudig bedrag | Een eenmalige betaling of ontvangst van geld op een specifiek moment in de tijd. |
| Samengestelde interest | Interest die niet alleen wordt berekend over de hoofdsom, maar ook over de reeds opgebouwde rente van eerdere periodes. |
| Nulcouponobligatie | Een obligatie die gedurende de looptijd geen periodieke rentebetalingen (coupons) uitkeert, maar waarbij de belegger de nominale waarde ontvangt aan het einde van de looptijd. |
| Obligatie | Een schuldinstrument uitgegeven door een onderneming of overheid, waarbij de houder een lening verstrekt in ruil voor periodieke rentebetalingen (coupons) en terugbetaling van de hoofdsom aan het einde van de looptijd. |
| Aandeel | Een eigendomsbewijs in een onderneming, dat recht geeft op een deel van de winst (dividend) en/of vermogenswinst bij verkoop. |
| Coupon | De periodieke rentebetaling die een obligatiehouder ontvangt van de uitgever van de obligatie. |
| Dividend | Een deel van de winst van een onderneming dat wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. |
| Nominale waarde | De waarde van een obligatie die wordt terugbetaald aan de houder aan het einde van de looptijd. |
| Vereist rendement | Het minimale rendement dat een belegger verwacht te ontvangen voor het aanvaarden van een bepaald risico bij een investering. |
| Kasstroom | De beweging van geld in en uit een onderneming of investeringsproject gedurende een bepaalde periode. |
| Incrementele kasstroom | Het verschil in kasstromen dat wordt veroorzaakt door een specifiek project of beslissing, vergeleken met de situatie zonder dat project. |
| Sunk cost (Verzonken kost) | Een uitgave die reeds is gedaan en niet meer kan worden teruggedraaid, en die geen invloed mag hebben op toekomstige beslissingen. |
| Opportuniteitskost | De waarde van het beste alternatief dat wordt opgeofferd bij het maken van een keuze. |
| Nettocontantewaarde (NCW) | Het verschil tussen de contante waarde van de verwachte toekomstige kasinstromen en de contante waarde van de investeringsuitgaven. Een positieve NCW duidt op een rendabele investering. |
| Kapitaalrantsoenering | Een situatie waarin er beperkingen zijn op de beschikbare financiële middelen voor investeringen, waardoor keuzes moeten worden gemaakt welke projecten wel of niet worden uitgevoerd. |
| Contante waarde index (CWI) | Een maatstaf die de verhouding weergeeft tussen de contante waarde van de kasstromen en de initiële investering, gebruikt om projecten te rangschikken bij kapitaalrantsoenering. |
| Kapitaalkost | Het rendement dat een onderneming moet behalen om haar financieringskosten te dekken, gewogen naar de verhouding van eigen en vreemd vermogen. |
| Gewogen gemiddelde kapitaalkost (GGKK) | Het gemiddelde rendement dat een onderneming betaalt aan al haar financiers (aandeelhouders en schuldeisers), gewogen naar hun aandeel in de kapitaalstructuur. |