Cover
Börja nu gratis Sam. Het zenuwstelsel.docx
Summary
# Algemene indeling en cellulaire structuur van het zenuwstelsel
Dit studieonderdeel biedt een gedetailleerd overzicht van de algemene indeling van het zenuwstelsel, zowel op basis van functie, morfologie als wil, en duikt dieper in de microscopische structuur van zenuwweefsel, met specifieke aandacht voor neuronen en gliacellen.
## 1. Algemene indeling van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel kan op verschillende manieren worden ingedeeld, wat een beter begrip van zijn complexe organisatie en functies mogelijk maakt.
### 1.1 Indeling op basis van functie
Deze indeling verdeelt het zenuwstelsel in het **centrale zenuwstelsel (CZS)** en het **perifere zenuwstelsel (PZS)**.
* **Centrale zenuwstelsel (CZS):** Omvat de hersenen en het ruggenmerg. Dit is het verwerkingscentrum waar informatie wordt geïntegreerd en beslissingen worden genomen.
* **Perifere zenuwstelsel (PZS):** Bestaat uit alle zenuwen die buiten het CZS liggen, inclusief hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen. Het PZS verbindt het CZS met de rest van het lichaam.
### 1.2 Indeling op basis van morfologie
Deze indeling kijkt naar de fysieke structuur en organisatie van zenuwcellen.
* **Morfologie:** Verwijst naar de vorm en structuur van de cellichamen van neuronen.
* **Ganglia/zenuwknopen:** Groeperingen van neuroncellichamen buiten het CZS.
### 1.3 Indeling op basis van de wil
Deze indeling onderscheidt onderdelen van het zenuwstelsel op basis van hun controle door de bewuste wil.
* **Willekeurig zenuwstelsel:** Controleert de bewegingen van skeletspieren, die onder bewuste controle staan.
* **Onwillekeurig (autonoom) zenuwstelsel:** Reguleert lichaamsfuncties die niet onder bewuste controle vallen, zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering.
## 2. Cellulaire structuur van het zenuwweefsel
Het zenuwweefsel bestaat uit twee hoofdtypen cellen die essentieel zijn voor zijn werking: neuronen en gliacellen.
### 2.1 Neuronen of zenuwcellen
Neuronen zijn de fundamentele prikkelbare cellen van het zenuwstelsel, verantwoordelijk voor het opwekken en geleiden van zenuwprikkels.
#### 2.1.1 De zenuwprikkel: de actiepotentiaal
Een zenuwprikkel, ook wel actiepotentiaal genoemd, is een elektrisch signaal dat dankzij specifieke kenmerken van het celmembraan van de zenuwcel wordt gegenereerd.
##### 2.1.1.1 De rustmembraanpotentiaal
In rust heeft het neuron een negatieve rustmembraanpotentiaal van ongeveer -70 millivolt (mV). Dit wordt gehandhaafd door de ongelijke verdeling van ionen over het celmembraan, met name natrium- ($Na^+$) en kaliumionen ($K^+$).
* **Instroom van natriumionen ($Na^+$):** Maakt de membraanpotentiaal positiever (depolarisatie).
* **Uitstroom van kaliumionen ($K^+$):** Maakt de membraanpotentiaal negatiever (repolarisatie).
* In rust is de doorlaatbaarheid voor kaliumkanalen groter dan voor natriumkanalen.
##### 2.1.1.2 Werking van ionkanalen en -pompen
De membraanpotentiaal wordt dynamisch gereguleerd door verschillende typen kanalen en pompen:
* **Ligandafhankelijke kanalen:** Openen wanneer een specifieke molecule (ligand, zoals een neurotransmitter) zich aan een receptor bindt, waardoor ionen kunnen stromen.
* **Potentiaalafhankelijke kanalen:** Reageren op veranderingen in de membraanpotentiaal; ze openen of sluiten afhankelijk van de ladingsverschillen over het membraan.
* **Actieve pompen:** Gebruiken energie (ATP) om ionen actief tegen hun concentratiegradiënt in te transporteren, zoals de natrium-kaliumpomp.
##### 2.1.1.3 De zes stappen van de actiepotentiaal
1. **Rustfase:** Potentiaalafhankelijke natrium- en kaliumkanalen zijn gesloten. De membraanpotentiaal is stabiel op ongeveer -70 mV.
2. **Stimulatie en drempelwaarde:** Een beperkt aantal ligandafhankelijke natriumkanalen opent door binding van neurotransmitters. Natriumionen stromen de cel in, waardoor de membraanpotentiaal stijgt van -70 mV naar de drempelwaarde van -55 mV.
3. **Depolarisatiefase:** Bij het bereiken van de drempelwaarde openen potentiaalafhankelijke natriumkanalen. Een grote influx van natriumionen zorgt voor een snelle stijging van de membraanpotentiaal tot boven nul.
4. **Repolarisatiefase:** Als gevolg van de depolarisatie openen potentiaalafhankelijke kaliumkanalen. Kaliumionen stromen de cel uit, waardoor de membraanpotentiaal weer negatief wordt.
5. **Hyperpolarisatiefase:** De kaliumkanalen sluiten trager dan de natriumkanalen, wat leidt tot een tijdelijke overmatige uitstroom van kalium. Dit veroorzaakt een hyperpolarisatie (de potentiaal wordt negatiever dan de rustpotentiaal). Gedurende deze fase is het neuron niet prikkelbaar.
6. **Herstel naar rustpotentiaal:** De natrium-kaliumpompen transporteren actief natriumionen uit de cel en kaliumionen de cel in, totdat de oorspronkelijke rustmembraanpotentiaal van -70 mV is hersteld. Hierna kan de cel opnieuw een actiepotentiaal genereren.
#### 2.1.2 Zenuwprikkelgeleiding
De snelheid van zenuwprikkelgeleiding varieert afhankelijk van de structuur van het axon.
* **Ongemyeliniseerde zenuwen (grijze stof):** De geleiding van zenuwprikkels is langzamer omdat de actiepotentiaal zich sequentieel over het hele axon moet voortplanten.
* **Gemyeliniseerde zenuwen (witte stof):** De aanwezigheid van een myelineschede rond het axon versnelt de geleiding aanzienlijk. De actiepotentiaal springt van knoop van Ranvier naar knoop van Ranvier, een proces dat **sprongsgewijze geleiding** of saltatoire conductie wordt genoemd.
##### 2.1.2.1 Toepassingen en pathologie
* **Koude:** Vertraagt de geleiding doordat het de ionkanalen minder efficiënt laat werken.
* **Lokale verdovingen (bv. lidocaïne):** Blokkeren potentiaalafhankelijke natriumkanalen, waardoor de vorming van actiepotentialen wordt verhinderd en pijngeleiding wordt geblokkeerd.
* **Multiple Sclerose (MS):** Een auto-immuunziekte waarbij de myelineschede in het CZS wordt aangevallen en afgebroken. Dit leidt tot "kortsluiting" en verstoorde zenuwgeleiding, met diverse neurologische symptomen als gevolg.
### 2.2 (Neuro)gliacellen
Gliacellen zijn steuncellen die essentieel zijn voor de ondersteuning, voeding en bescherming van neuronen.
* **Behouden hun delingsvermogen:** Dit verklaart waarom hersentumoren vaak ontstaan uit ongecontroleerd delende gliacellen.
#### 2.2.1 Types gliacellen
* **In het perifere zenuwstelsel (PZS):**
* **Schwanncellen:** Verantwoordelijk voor de myelinisatie van axonen in het PZS.
* **In het centrale zenuwstelsel (CZS):**
* **Oligodendrocyten:** Verantwoordelijk voor de myelinisatie van axonen in het CZS.
### 2.3 Overdracht van zenuwimpulsen thv de synaps
De overdracht van een zenuwimpuls van het ene neuron op het andere vindt plaats via de synaps, een gespecialiseerde contactplaats, en gebeurt door middel van chemische signaalstoffen (neurotransmitters).
### 2.4 Plasticiteit, regeneratie en herstel van zenuwweefsel
* **Plasticiteit:** Het zenuwweefsel kan zich functioneel aanpassen door nieuwe verbindingen te maken, voornamelijk via dendrieten.
* **Regeneratie en herstel:** Zenuwweefsel, met name in het CZS, heeft een zeer beperkt vermogen tot regeneratie en celdeling. Beschadigingen zijn daardoor vaak blijvend. Neuroplasticiteit kan echter helpen om functieverlies te compenseren door alternatieve routes te creëren.
### 2.5 Psychofarmaca
Dit zijn middelen die een directe invloed hebben op hersenneuronen, door in te werken op neurotransmissie.
* **Neurotransmitteragonisten:** Versterken de neurotransmissie via verschillende strategieën, zoals het remmen van heropname of enzymatische afbraak, of het nabootsen van de neurotransmitter.
* **Voorbeeld:** Prozac remt de heropname van neurotransmitters. THC in cannabis bootst neurotransmitters na en remt de afbraak van andere.
* **Neurotransmitterantagonisten:** Remmen de neurotransmissie door de aanmaak te blokkeren of receptoren te bezetten zonder activatie.
* **Voorbeeld:** Blokkeren van receptoren op het postsynaptisch neuron.
## 3. Het ruggenmerg en de ruggenmergzenuwen
### 3.1 Beschermende en bedekkende structuren
Het ruggenmerg en de hersenen worden omgeven door beschermende vliezen (meninges) en vloeistoffen.
### 3.2 Bouw van het ruggenmerg
Het ruggenmerg is een centraal onderdeel van het CZS en is verbonden met de hersenen via het verlengde merg.
* **Ruggenmergzenuwen:** 31 paar ruggenmergzenuwen ontspringen uit het ruggenmerg. Dit zijn gemengde zenuwen die zowel motorische als sensorische vezels bevatten.
* **Dorsale en ventrale wortels:** De dorsale (achterste) wortel bevat sensorische neuronen, terwijl de ventrale (voorste) wortel motorische neuronen bevat. Ganglia (zenuwknopen) bevinden zich altijd dorsaal, wat de sensorische wortel identificeert.
### 3.3 Werking van het ruggenmerg
* **Dermatoom:** Een huidgebied dat door één specifieke ruggenmergzenuw wordt geïnnerveerd. Problemen in een bepaald ruggenmergsegment kunnen leiden tot sensaties in het corresponderende dermatoom (bv. pijn in de duim kan wijzen op een probleem in C6).
* **Ruggenmergreflexen:** Snelle, onwillekeurige reacties op stimuli die via een **reflexboog** lopen, zonder directe tussenkomst van de hersenen.
* **Kniepeesreflex:** Een voorbeeld van een somatische ruggenmergreflex waarbij een skeletspier de effector is.
## 4. De hersenen en de hersenzenuwen
### 4.1 Bescherming en bedekking van de hersenen
De hersenen worden beschermd door de schedel, de hersenvliezen en het hersenvocht (liquor cerebrospinalis).
* **Hersen-bloedbarrière:** Een selectieve barrière die de hersenen beschermt tegen schadelijke stoffen in het bloed, maar essentiële voedingsstoffen, hormonen en medicijnen wel doorlaat. Astrocyten en microgliacellen spelen hierbij een rol.
### 4.2 Grote delen van de hersenen
De ontwikkelende hersenen bestaan uit vier grote delen:
* **Hersenstam:** Gelegen tussen de hersenen en het ruggenmerg. Bestaat uit het verlengde merg (medulla), de pons en de middenhersenen. Cruciaal voor vitale functies zoals ademhaling en hartslag.
* **Tussenhersenen:** Gelegen tussen de grote hersenen en de hersenstam. Omvat de thalamus, hypothalamus en epithalamus.
* **Cerebellum (kleine hersenen):** Coördineert bewegingen, evenwicht en lichaamshouding.
* **Cerebrum (grote hersenen):** Het grootste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies, interpretatie van zintuiglijke informatie en bewuste beweging.
#### 4.2.1 De hersenstam
De hersenstam regelt vitale, onbewuste functies.
* **Verlengde merg (medulla):** Coördinatie van het autonome zenuwstelsel, inclusief ademhaling en hartslag.
* **Brug van Varol (pons):** Speelt een rol in de coördinatie van het autonome zenuwstelsel en transporteert zenuwbanen.
* **Middenhersenen:** Betrokken bij oogbewegingen en motorische functies; transporteert ook zenuwbanen.
#### 4.2.2 De tussenhersenen
* **Thalamus:** Functioneert als een schakelstation en filter voor sensorische prikkels die naar de hersenschors worden gestuurd.
* **Hypothalamus:** Cruciaal voor **homeostase**. Reguleert hormoonproductie (via de hypofyse), het autonome zenuwstelsel (o.a. thermoregulatie, eet- en drinkgedrag, slaap-waakritme) en is betrokken bij emoties (deel van het limbisch systeem).
* **Epithalamus:** Bevat de pijnappelklier (epifyse) die **melatonine** produceert, essentieel voor het slaap-waakritme.
#### 4.2.3 De kleine hersenen (cerebellum)
Coördineert en evalueert bewegingen, lichaamshouding en evenwicht. Het zorgt ervoor dat motorische reacties correct worden uitgevoerd door de sensorische input te matchen met de motorische output. Alcoholconsumptie kan de functie van de kleine hersenen significant beïnvloeden.
#### 4.2.4 De grote hersenen (cerebrum)
* **Grijze stof (cerebrale cortex):** De buitenste laag waar interpretatie en verwerking plaatsvinden. Kenmerkt zich door sulci (groeven) en gyri (windingen).
* **Witte stof:** De binnenste laag die bestaat uit zenuwbanen voor transport. Omvat associatie-, commissurale- en projectiebanen.
* **Basale Ganglia:** Grijze kernen in de witte stof die betrokken zijn bij de motoriek, zoals het initiëren en beëindigen van bewegingen. Defecten kunnen leiden tot aandoeningen zoals Parkinson en de ziekte van Huntington.
##### 4.2.4.1 Functionele organisatie van de cerebrale cortex
* **Sensorische gebieden:**
* **Primaire sensorische gebieden:** Ontvangen sensorische signalen (bv. tast, zicht, gehoor, smaak, geur) en veroorzaken bewuste gewaarwording. Ze bevinden zich in specifieke kwabben: pariëtale (somatosensorisch), occipitale (visueel), temporale (auditief).
* **Secundaire sensorische gebieden:** Geven betekenis aan de primaire signalen. Beschadiging kan leiden tot het niet meer kunnen benoemen van waargenomen objecten (bv. afasie van Wernicke).
* **Motorische gebieden:**
* **Primair motorisch gebied:** Stuurt de activiteit van skeletspieren aan via **contralaterale controle** (de linkerhersenhelft stuurt de rechterzijde van het lichaam aan, en vice versa). De grootte van de zone is gerelateerd aan de complexiteit van de beweging.
* **Secundair motorisch gebied:** Integreert motorische signalen met opgedane ervaring ("motorisch geheugen"). Gebieden zoals het spraakcentrum van Broca en het schrijfcentrum bevinden zich hier.
##### 4.2.4.2 Associatiegebieden en het limbisch systeem
* **Prefrontale cortex (associatiegebied):** Verantwoordelijk voor persoonlijkheid, emotionele en cognitieve intelligentie, complex redeneren en intuïtie.
* **Limbisch systeem:** Ook wel de "emotionele hersenen" genoemd. Omvat structuren zoals de amygdala (angst, agressie), hippocampus (geheugen) en geurpaden die emoties kunnen opwekken.
## 5. Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel reguleert onwillekeurige lichaamsfuncties en werkt via een ander pathway dan het willekeurige zenuwstelsel.
### 5.1 Pathway van een onwillekeurige prikkel
* **Receptoren:** Inwendige receptoren detecteren stimuli.
* **Sensorisch neuron:** Geeft de prikkel door aan het CZS.
* **Integratie:** Verwerking vindt plaats in het CZS (ruggenmerg of hersenen), vaak via interneuronen. De hypothalamus en hersenstam spelen een cruciale rol bij de regulatie van vitale functies.
* **Motorisch neuron:** Vanaf het CZS vertrekt een motorisch neuron naar de effector (klier of spier).
* **Effector:** Stuurt de klier of spier aan (glad spierweefsel).
### 5.2 Verschillen met het somatische zenuwstelsel
Het motorische neuron van het autonome zenuwstelsel bestaat uit een serie van **twee neuronen** die elkaar synapteren, terwijl het somatische motorische neuron uit één lang neuron bestaat.
### 5.3 Afdelingen van het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel heeft twee afdelingen die tegengestelde functies kunnen hebben:
* **Sympathisch zenuwstelsel:**
* **Functie:** Activeren en stimuleren (bv. Fight or flight respons). Versnelt hartslag, verhoogt ademhaling, stuurt bloed naar spieren.
* **Uitzondering:** Remt spijsvertering en urinevorming.
* **Schakeling:** De synaps tussen de twee neuronen bevindt zich in de **grensstreng** (autonoom ganglion) dicht bij het ruggenmerg. Het eerste neuron is kort, het tweede neuron is langer.
* **Neurotransmitter:** Noradrenaline wordt gebruikt bij de synaps met de effector.
* **Parasympathisch zenuwstelsel:**
* **Functie:** Kalmeren en tot rust brengen (bv. Rest and digest respons). Bevordert spijsvertering en urinevorming.
* **Schakeling:** De synaps bevindt zich meestal bij of in het doelwit orgaan. Het eerste neuron is langer, het tweede neuron is korter.
* **Neurotransmitter:** Acetylcholine wordt gebruikt bij de synaps met de effector (zowel sympathisch als parasympathisch deel gebruiken acetylcholine bij de synaps thv het ganglion).
> **Tip:** Begrijp de specifieke rol van de hypothalamus en hersenstam bij de autonome regulatie, aangezien deze gebieden cruciaal zijn voor overleving. Bestudeer de verschillen in de neurotransmitters en schakelpunten tussen het sympathische en parasympathische systeem.
---
# Zenuwprikkelgeleiding en synaptische overdracht
Het zenuwstelsel, op cellulair en moleculair niveau, omvat de mechanismen van zenuwprikkelgeleiding en synaptische overdracht.
## 2. Zenuwprikkelgeleiding en synaptische overdracht
### 2.1 Zenuwprikkelgeleiding bij neuronen
Zenuwprikkels, ook wel actiepotentialen genoemd, ontstaan door de eigenschappen van het celmembraan van neuronen en de activiteit van ionkanalen en pompen.
#### 2.1.1 Rustmembraanpotentiaal
* De rustmembraanpotentiaal is de elektrische potentiaalverschil over het celmembraan wanneer het neuron niet geprikkeld wordt. Deze is doorgaans ongeveer $-70$ millivolt (mV).
* Deze negatieve lading wordt gehandhaafd door de relatief hogere doorlaatbaarheid van het membraan voor kaliumionen ($K^+$) vergeleken met natriumionen ($Na^+$).
* Instroom van $Na^+$ maakt de membraanpotentiaal positiever, terwijl uitstroom van $K^+$ deze negatiever maakt.
#### 2.1.2 Ionkanalen en pompen
Er zijn verschillende typen kanalen en pompen die essentieel zijn voor prikkelgeleiding:
* **Ligandafhankelijke kanalen:** Openen wanneer een specifieke chemische stof (neurotransmitter) aan een receptor bindt.
* **Potentiaalafhankelijke kanalen:** Reageren op veranderingen in de membraanpotentiaal en openen of sluiten afhankelijk van de ladingsverschillen.
* **Actieve pompen:** Gebruiken energie (ATP) om ionen actief tegen hun concentratiegradiënt in te transporteren, zoals de natrium-kaliumpomp.
#### 2.1.3 De zes stappen van een actiepotentiaal (zenuwimpuls)
1. **Rustfase:** Alle potentiaalafhankelijke natrium- en kaliumkanalen zijn gesloten. De membraanpotentiaal is stabiel op $-70$ mV.
2. **Stimulatie en drempelwaarde:** Een beperkt aantal ligandafhankelijke natriumkanalen opent, waardoor $Na^+$ de cel binnenstroomt. Dit verhoogt de membraanpotentiaal van $-70$ mV naar de drempelwaarde van $-55$ mV.
3. **Depolarisatiefase:** Zodra de drempelwaarde wordt bereikt, openen potentiaalafhankelijke natriumkanalen massaal. Grote hoeveelheden $Na^+$ stromen de cel binnen, wat leidt tot een snelle stijging van de membraanpotentiaal tot ongeveer $+30$ mV.
4. **Repolarisatiefase:** De depolarisatie zorgt ervoor dat potentiaalafhankelijke kaliumkanalen openen. Kaliumionen stromen de cel uit, waardoor de membraanpotentiaal weer negatiever wordt.
5. **Hyperpolarisatie:** De kaliumkanalen sluiten langzaam. Hierdoor kunnen er meer $K^+$ ionen uit de cel lekken dan nodig is voor de rustpotentiaal, wat leidt tot een tijdelijke verdere daling van de membraanpotentiaal (een "putje"). Gedurende deze fase is het neuron refractair en kan het niet opnieuw geprikkeld worden.
6. **Herstel naar rustpotentiaal:** De natrium-kaliumpompen transporteren actief $Na^+$ uit de cel en $K^+$ de cel in, totdat de rustmembraanpotentiaal van $-70$ mV weer is bereikt. Hierna is het neuron weer in staat om een nieuwe actiepotentiaal op te wekken.
#### 2.1.4 Zenuwprikkelgeleiding bij ongemyeliniseerde versus gemyeliniseerde neuronen
* **Ongemyeliniseerde zenuwen:** De actiepotentiaal verspreidt zich continu langs het axon. Dit proces is relatief langzaam.
* **Gemyeliniseerde zenuwen:** De axonen zijn omgeven door een myelineschede, onderbroken door knopen van Ranvier. De actiepotentiaal springt van de ene knoop van Ranvier naar de volgende (sprongsgewijze geleiding). Dit zorgt voor aanzienlijk snellere prikkelgeleiding.
#### 2.1.5 Toepassingen en pathologie
* **Kou:** Vertraagt de geleiding door de effect op ionkanalen.
* **Lokale verdoving:** Stoffen zoals lidocaïne blokkeren potentiaalafhankelijke natriumkanalen, waardoor prikkelgeleiding wordt verhinderd.
* **Multiple Sclerose (MS):** Een auto-immuunziekte waarbij de myelineschede wordt aangevallen en beschadigd. Dit leidt tot "kortsluiting" en verstoorde prikelgeleiding.
### 2.2 Synaptische overdracht
Synaptische overdracht is het proces waarbij een zenuwprikkel wordt doorgegeven van het ene neuron (presynaptisch) naar het andere neuron (postsynaptisch) of naar een effectorcel, meestal via chemische signaalstoffen (neurotransmitters).
#### 2.2.1 Mechanismen van neurotransmissie
1. **Aankomst actiepotentiaal:** Een actiepotentiaal bereikt de presynaptische terminal.
2. **Calciuminstroom:** De depolarisatie van de presynaptische terminal opent potentiaalafhankelijke calciumkanalen. Calciumionen ($Ca^{2+}$) stromen de cel binnen.
3. **Vesikel fusie en neurotransmitter release:** De instroom van $Ca^{2+}$ triggert de fusie van synaptische vesikels (blaasjes) die neurotransmitters bevatten, met het presynaptische membraan. De neurotransmitters worden in de synaptische spleet vrijgegeven.
4. **Binding aan receptoren:** Neurotransmitters diffunderen door de synaptische spleet en binden zich aan specifieke receptoren op het postsynaptische membraan.
5. **Postsynaptische potentiaal:** De binding van de neurotransmitter aan de receptor opent of sluit ionkanalen in het postsynaptische membraan, wat leidt tot een verandering in de membraanpotentiaal van de postsynaptische cel.
* **Excitatoire postsynaptische potentiaal (EPSP):** Depolarisatie van het postsynaptische membraan, waardoor de kans op het genereren van een actiepotentiaal toeneemt.
* **Inhibitoire postsynaptische potentiaal (IPSP):** Hyperpolarisatie van het postsynaptische membraan, waardoor de kans op het genereren van een actiepotentiaal afneemt.
6. **Inactivatie van neurotransmitter:** Neurotransmitters worden uit de synaptische spleet verwijderd om continue stimulatie te voorkomen. Dit kan gebeuren door:
* Enzymatische afbraak.
* Heropname door het presynaptische neuron (reuptake).
* Diffusie uit de synaptische spleet.
#### 2.2.2 Plasticiteit, regeneratie en herstel van zenuwweefsel
* **Plasticiteit:** Het zenuwstelsel kan zich functioneel aanpassen door het vormen van nieuwe verbindingen (synapsen), vooral via dendrieten. Dit is cruciaal voor leren en geheugen.
* **Regeneratie en herstel:** Zenuwweefsel heeft een beperkt vermogen tot regeneratie. Beschadigingen zijn vaak blijvend, hoewel neuroplasticiteit kan helpen om functieverlies deels te compenseren.
#### 2.2.3 Psychofarmaca en neurotransmissie
Psychofarmaca beïnvloeden de neurotransmissie.
* **Neurotransmitteragonisten:** Versterken de neurotransmissie door de heropname te remmen, de aanmaak te stimuleren, de neurotransmitter na te bootsen of de afbraak te remmen.
* **Neurotransmitterantagonisten:** Remmen de neurotransmissie door de aanmaak te remmen of de receptoren op het postsynaptische membraan te blokkeren.
Voorbeelden:
* **Strategie 1 (Remmen heropname):** Prozac remt de heropname van serotonine.
* **Strategie 3 (Nabootsen neurotransmitter):** THC in cannabis bootst endocannabinoïden na en remt GABA-afgifte, wat leidt tot meer dopamine.
#### 2.2.4 Het autonoom zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel reguleert onwillekeurige functies en bestaat uit twee afdelingen:
* **Sympathisch zenuwstelsel:** Bereidt het lichaam voor op "fight or flight" reacties. Het versnelt hartslag, verhoogt ademhaling en stuurt bloed naar spieren. Neurotransmitter bij de effector is vaak noradrenaline.
* **Parasympathisch zenuwstelsel:** Zorgt voor "rest and digest" functies. Het vertraagt hartslag, stimuleert spijsvertering en urinevorming. Neurotransmitter bij de effector is acetylcholine.
De schakeling in het autonome zenuwstelsel vindt plaats in autonome ganglia. Bij het sympathisch systeem bevinden deze ganglia zich dicht bij het ruggenmerg (kort neuron 1, lang neuron 2), terwijl ze bij het parasympathisch systeem dichter bij het doelwit orgaan liggen (lang neuron 1, kort neuron 2).
---
# Structuur en functies van het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
Dit gedeelte beschrijft de beschermende structuren, de bouw en de specifieke functies van de hersenen en het ruggenmerg.
### 3.1 Bescherming van hersenen en ruggenmerg
#### 3.1.1 Bescherming van het ruggenmerg
Het ruggenmerg wordt beschermd door de wervelkolom. De ruggenmergzenuwen, die het ruggenmerg verlaten, zijn gemengde zenuwen. De dorsale wortel (achterkant) bevat sensorische neuronen en heeft een ganglion (zenuwknoop). De ventrale wortel (voorkant) bevat motorische neuronen. Een dermatoom is een huidgebied dat geïnnerveerd wordt door één specifieke ruggenmergzenuw.
#### 3.1.2 Bescherming van de hersenen
De hersenen worden beschermd door de schedel, de hersenvliezen (meningen) en het hersenvocht (liquor cerebrospinalis). De hersen-bloedbarrière is een selectieve barrière, voornamelijk gevormd door astrocyten en microgliacellen, die schadelijke stoffen buiten de hersenen houdt, maar essentiële voedingsstoffen, hormonen en medicijnen doorlaat.
### 3.2 Bouw en functies van het ruggenmerg
Het ruggenmerg is een deel van het centrale zenuwstelsel (CZS) en is verbonden met de hersenen via het verlengde merg.
#### 3.2.1 Morfologie van het ruggenmerg
Het ruggenmerg heeft een centraal kanaal gevuld met hersenvocht. In het midden van het ruggenmerg bevindt zich grijze stof, die de vorm heeft van een vlinder of een 'H'. De grijze stof bevat neuronale cellichamen (somata) en dendrieten. Rondom de grijze stof bevindt zich witte stof, die bestaat uit gemyeliniseerde axonen die omhoog (ascenderende banen) en omlaag (descenderende banen) lopen.
#### 3.2.2 Ruggenmergzenuwen
Er zijn 31 paar ruggenmergzenuwen die het ruggenmerg verlaten. Deze zenuwen zijn gemengd, wat betekent dat ze zowel sensorische (afferente) als motorische (efferente) vezels bevatten.
#### 3.2.3 Ruggenmergreflexen
Reflexen zijn snelle, onwillekeurige reacties op stimuli. Een reflexboog is de neuronale route die een reflex veroorzaakt. Ruggenmergreflexen, zoals de kniereflex, worden volledig binnen het ruggenmerg verwerkt en kunnen somatisch (skeletspieren) of autonoom (glade spieren, klieren) zijn.
> **Tip:** De kniereflex is een voorbeeld van een somatische ruggenmergreflex, waarbij een stimulus leidt tot een contractie van een skeletspier.
### 3.3 Bouw en functies van de hersenen
De hersenen zijn het centrale controlecentrum van het zenuwstelsel en bestaan uit meerdere onderdelen met specifieke functies.
#### 3.3.1 De hersenstam
De hersenstam ligt tussen de hersenen en het ruggenmerg en bestaat uit drie delen:
* **Verlengde merg (medulla oblongata):** Coördineert autonome functies zoals ademhaling en hartslag. Bevat grijze kernen voor autonome coördinatie en witte zenuwbanen voor transport.
* **Brug van Varol (pons):** Verbindt de verschillende delen van de hersenen en speelt een rol in de ademhaling en slaap. Bevat grijze kernen voor autonome coördinatie en witte zenuwbanen voor transport.
* **Middenhersenen:** Betrokken bij visuele en auditieve reflexen, oogbewegingen en andere motorische functies. Bevat grijze kernen voor oogbewegingen en motorische functies, en witte zenuwbanen voor transport.
> **Tip:** Schade aan de hersenstam kan leiden tot hersendood, omdat vitale autonome functies worden aangetast.
#### 3.3.2 Tussenhersenen (diencephalon)
De tussenhersenen liggen tussen de grote hersenen en de hersenstam en bestaan uit:
* **Thalamus:** Een belangrijk schakelstation voor sensorische informatie die naar de cerebrale cortex wordt gestuurd. Het filtert en verwerkt sensorische prikkels.
* **Hypothalamus:** Cruciaal voor de regulatie van homeostase. Het produceert hormonen, reguleert de hypofyse en epifyse, controleert het autonome zenuwstelsel en speelt een rol bij temperatuurregulatie, eetlust, dorst, en emoties (onderdeel van het limbisch systeem). Het reguleert ook de biologische klok, mede via de epifyse.
* **Epithalamus:** Omvat de pijnappelklier (epifyse), die melatonine produceert en een rol speelt bij de slaap-waakritmes.
> **Voorbeeld:** De hypothalamus detecteert veranderingen in lichaamstemperatuur en initieert reacties zoals zweten (bij warmte) of rillen (bij koude) om de temperatuur te reguleren.
#### 3.3.3 Kleine hersenen (cerebellum)
De kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor de coördinatie en fijnafstelling van bewegingen, het behouden van balans en lichaamshouding. Ze vergelijken sensorische input met motorische commando's en corrigeren bewegingen indien nodig. Alcoholconsumptie kan de functie van de kleine hersenen aantasten, wat leidt tot coördinatieproblemen.
#### 3.3.4 Grote hersenen (cerebrum)
Het cerebrum is het grootste deel van de hersenen en is verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies.
* **Cerebrale cortex (grijze stof):** De buitenste laag van de grote hersenen, waar informatie wordt geïnterpreteerd en verwerkt. Kenmerkt zich door windingen (gyri) en groeven (sulci), en diepere spleten (fissuren) die de hersenhelften scheiden.
* **Witte stof:** Bestaat uit zenuwbanen die informatie transporteren tussen verschillende hersengebieden. Er zijn drie soorten banen:
* Associatiebanen: verbinden gebieden binnen dezelfde hersenhelft.
* Commisurale banen: verbinden de linker- en rechterhersenhelft (bv. corpus callosum).
* Projectiebanen: verbinden de cortex met lagere hersengebieden en het ruggenmerg.
* **Basale ganglia:** Grijze kernen gelegen in de witte stof van de grote hersenen, die een rol spelen bij het initiëren en beëindigen van bewegingen en het voorkomen van ongecontroleerde bewegingen. Beschadiging kan leiden tot ziekten zoals Parkinson en de ziekte van Huntington.
##### 3.3.4.1 Functionele organisatie van de cerebrale cortex
De cortex is onderverdeeld in sensorische en motorische gebieden, en associatiegebieden.
* **Sensorische gebieden:**
* **Primaire sensorische gebieden:** Ontvangen sensorische informatie (tast, druk, temperatuur, pijn, zicht, gehoor, smaak, geur) en zorgen voor bewuste gewaarwording. Voorbeelden zijn het somatosensorische gebied (pariëtale kwab), visuele gebied (occipitale kwab), en auditieve gebied (temporale kwab).
* **Secundaire sensorische gebieden (associatiegebieden):** Geven betekenis aan de sensorische signalen. Schade hieraan kan leiden tot problemen met herkenning en benoeming van objecten (bv. afasie van Wernicke).
* **Motorische gebieden:**
* **Primair motorisch gebied:** Controleert de willekeurige bewegingen van skeletspieren. Het werkt contralateraal, wat betekent dat de linkerhersenhelft de rechterkant van het lichaam aanstuurt en vice versa. De grootte van een motorisch gebied is gerelateerd aan de complexiteit van de benodigde beweging.
* **Secundair motorisch gebied (associatiegebied):** Integreert de motorische commando's met opgedane informatie en ervaringen om complexe bewegingen te plannen en uit te voeren (bv. spraakcentrum van Broca, schrijf- en grafisch centrum).
* **Associatiegebieden (bv. prefrontale cortex):** Verantwoordelijk voor complexe functies zoals persoonlijkheid, redeneren, plannen, intuïtie en emotionele intelligentie.
#### 3.3.5 Limbisch systeem
Het limbisch systeem is betrokken bij emoties, geheugen en motivatie. Belangrijke structuren zijn de amygdala (angst en agressie), hippocampus (geheugen) en geurpaden.
#### 3.3.6 Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel regelt onwillekeurige lichaamsfuncties. Het bestaat uit twee delen:
* **Sympathische deel:** Activeert en stimuleert het lichaam, vooral tijdens 'fight or flight' reacties. Dit leidt tot verhoogde hartslag, ademhaling en bloedtoevoer naar spieren, terwijl spijsvertering en urinevorming worden geremd. De neurotransmitter bij de effector is noradrenaline.
* **Parasympathische deel:** Kalmeert en herstelt het lichaam, vooral tijdens 'rest and digest' periodes. Dit bevordert spijsvertering en urinevorming. De neurotransmitter bij de effector is acetylcholine.
> **Tip:** Het autonome zenuwstelsel gebruikt voor de motorische aansturing twee neuronen (een preganglionair en een postganglionair neuron), in tegenstelling tot het somatische zenuwstelsel dat één lang neuron gebruikt. De schakeling (synaps) bij het autonome zenuwstelsel vindt plaats in autonome ganglia. Bij het sympathische deel ligt de schakeling dicht bij het ruggenmerg, terwijl deze bij het parasympathische deel dichter bij het doelwit orgaan ligt.
---
# Het autonome zenuwstelsel en psychofarmaca
Het autonome zenuwstelsel regelt onwillekeurige lichaamsfuncties en wordt beïnvloed door psychofarmaca die neurotransmissie moduleren.
## 4. Het autonome zenuwstelsel en psychofarmaca
Het autonome zenuwstelsel (AZS) is verantwoordelijk voor de onwillekeurige aansturing van inwendige organen en klieren, en speelt een cruciale rol in de homeostase van het lichaam. Dit systeem kent twee hoofdgedeelten met tegengestelde, maar vaak complementaire functies: het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel. Psychofarmaca zijn medicijnen die de activiteit van het zenuwstelsel beïnvloeden, met name door de neurotransmissie te moduleren, en worden ingezet bij de behandeling van diverse psychische aandoeningen.
### 4.1 Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel werkt continu en onbewust om vitale functies te reguleren, zoals hartslag, ademhaling, spijsvertering en bloeddruk.
#### 4.1.1 Structuur en functies van het AZS
Het AZS werkt via een keten van twee motorische neuronen: een preganglionaire neuron en een postganglionaire neuron. De synaps tussen deze twee neuronen bevindt zich in een autonoom ganglion.
* **Sympathische zenuwstelsel:**
* **Functie:** Activeert en stimuleert het lichaam, vooral tijdens stressvolle situaties (fight-or-flightrespons). Dit leidt tot verhoogde hartslag, verhoogde ademhaling, verwijding van de pupillen en een verhoogde bloedtoevoer naar de spieren. Spijsvertering en urinevorming worden onderdrukt.
* **Schakeling:** De preganglionaire neuronen zijn kort en hun axonen eindigen in ganglia die zich dicht bij het ruggenmerg bevinden (in de grensstreng). De postganglionaire neuronen zijn langer en innerveren de doelorganen.
* **Neurotransmitter:** Bij de synaps in het ganglion wordt acetylcholine (ACh) gebruikt. Bij de synaps met het effectororgaan wordt noradrenaline gebruikt (met uitzondering van zweetklieren, waar ACh wordt gebruikt).
* **Parasympathische zenuwstelsel:**
* **Functie:** Kalmeert het lichaam en bevordert herstel en energiebesparing (rest-and-digestrespons). Dit leidt tot een verlaagde hartslag, verlaagde ademhaling en stimulatie van spijsvertering en urinevorming.
* **Schakeling:** De preganglionaire neuronen zijn lang en hun axonen reiken tot dicht bij of in de doelorganen. De ganglia bevinden zich dus meestal in de buurt van of in het doelwit orgaan. De postganglionaire neuronen zijn kort.
* **Neurotransmitter:** In zowel de preganglionaire als postganglionaire synaps wordt acetylcholine (ACh) gebruikt.
> **Tip:** Hoewel de sympathische en parasympathische systemen vaak tegengestelde effecten hebben, werken ze synergetisch om de interne balans (homeostase) te handhaven.
#### 4.1.2 Zenuwgeleiding binnen het AZS
* **Motorisch neuron in het AZS:** Bestaat uit een keten van twee neuronen, in tegenstelling tot het somatische zenuwstelsel dat één lang motorisch neuron gebruikt. Dit zorgt voor een vertraagde, maar meer gedistribueerde aansturing van effectoren zoals glad spierweefsel (kring- en lengtespieren) en klieren.
* **Verwerking van autonome prikkels:**
* Prikkels worden opgevangen door viscerale receptoren en via sensorische neuronen naar het centrale zenuwstelsel (CZS) geleid.
* Integratie en verwerking vinden plaats in kernen in de hypothalamus en de hersenstam, die een cruciale rol spelen in de regulatie van vitale functies zoals hartslag en ademhaling.
* Reflexen, zoals de ontlastingsreflex of de pupilreflex, kunnen verwerkt worden via interneuronen in het ruggenmerg of de hersenen.
### 4.2 Psychofarmaca
Psychofarmaca zijn medicijnen die de stemming, perceptie, het denken of gedrag beïnvloeden door in te grijpen in de neurotransmissie in de hersenen.
#### 4.2.1 Werkingsmechanismen van psychofarmaca
Psychofarmaca werken door de activiteit van neurotransmitters te moduleren. Dit kan op verschillende manieren gebeuren:
* **Neurotransmitteragonisten:** Versterken de neurotransmissie.
* **Strategie 1: Remmen van de heropname van neurotransmitters (NT).** Door transporters te blokkeren, blijft de neurotransmitter langer in de synaptische spleet en kan deze langer inwerken op de postsynaptische receptor.
> **Voorbeeld:** Prozac (fluoxetine) blokkeert de heropnametransporter voor serotonine.
* **Strategie 2: Stimulatie van de aanmaak van neurotransmitters.** Verhoogt de hoeveelheid neurotransmitter die beschikbaar is voor afgifte.
* **Strategie 3: Nabootsen van de neurotransmitter.** De medicijnmolecuul bindt zich aan de postsynaptische receptor en activeert deze, net als de natuurlijke neurotransmitter.
> **Voorbeeld:** THC in cannabis bootst het endocannabinoïde anandamide na.
* **Strategie 4: Remmen van de enzymatische afbraak van neurotransmitters.** Voorkomt dat enzymen de neurotransmitter in de synaptische spleet afbreken, waardoor de concentratie en werkingsduur toenemen.
* **Neurotransmitterantagonisten:** Remmen de neurotransmissie.
* **Strategie 5: Remmen van de aanmaak van neurotransmitters.** Vermindert de beschikbare hoeveelheid neurotransmitter.
* **Strategie 6: Blokkeren van de receptoren op het postsynaptische neuron.** De medicijnmolecuul bindt zich aan de receptor zonder deze te activeren, waardoor de natuurlijke neurotransmitter niet kan binden en zijn effect niet kan uitoefenen.
#### 4.2.2 Toepassingen en overwegingen
Psychofarmaca worden therapeutisch ingezet bij aandoeningen zoals depressie, angststoornissen, psychose en slaapstoornissen. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen medicinaal gebruik en recreatief drugsgebruik, wat verschilt in intentie, dosis en medische opvolging.
> **Tip:** Begrip van de specifieke receptorbindingsprofielen en werkingsmechanismen van psychofarmaca is essentieel voor het begrijpen van hun therapeutische effecten en bijwerkingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neuronen | Prikkelbare cellen die verantwoordelijk zijn voor het opwekken en geleiden van zenuwprikkels binnen het zenuwstelsel. Ze vormen de basiseenheid van informatieoverdracht. |
| (Neuro)gliacellen | Steuncellen in het zenuwweefsel die neuronen ondersteunen, voeden en beschermen. Ze spelen een cruciale rol in het behoud van de homeostase van het zenuwstelsel en kunnen zich delen, wat van belang is bij hersentumoren. |
| Rustmembraanpotentiaal | De elektrische potentiaalverschil over het celmembraan van een zenuwcel in rusttoestand, doorgaans rond de -70mV. Dit wordt gehandhaafd door de ongelijke verdeling van ionen en de activiteit van ionkanalen en -pompen. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in het membraanpotentiaal van een prikkelbare cel, zoals een neuron, die dient als de basis voor de geleiding van elektrische signalen. Het is essentieel voor de zenuwimpuls. |
| Depolarisatiefase | Het deel van de actiepotentiaal waarbij de membraanpotentiaal positiever wordt, meestal door de instroom van natriumionen in de cel. Dit gebeurt wanneer de membraanpotentiaal de drempelwaarde bereikt. |
| Repolarisatiefase | Het deel van de actiepotentiaal waarbij de membraanpotentiaal weer negatiever wordt, terugkerend naar de rustmembraanpotentiaal, vaak door de uitstroom van kaliumionen uit de cel. |
| Hyperpolarisatie | Een toestand waarbij de membraanpotentiaal negatiever wordt dan de rustmembraanpotentiaal. Dit kan optreden na een actiepotentiaal door een te trage sluiting van kaliumkanalen en zorgt voor een refractaire periode. |
| Myelineschede | Een isolerende laag die om de axonen van sommige neuronen is gewikkeld, voornamelijk gevormd door gliacellen (Schwanncellen in PZS en oligodendrocyten in CZS). Het versnelt de geleiding van zenuwimpulsen aanzienlijk. |
| Knooppunt van Ranvier | Regelmatige onderbrekingen in de myelineschede langs een axon. Hier vindt de ionenuitwisseling plaats die nodig is voor de sprongsgewijze geleiding van de zenuwimpuls. |
| Synaps | De gespecialiseerde verbinding tussen twee neuronen, of tussen een neuron en een doelwitcel (spier of klier), waar de overdracht van zenuwimpulsen plaatsvindt, meestal via chemische signaalstoffen (neurotransmitters). |
| Neurotransmitter | Een chemische stof die door een neuron wordt afgegeven aan de synaptische spleet om een signaal over te dragen naar een ander neuron of doelwitcel. Voorbeelden zijn acetylcholine, dopamine en serotonine. |
| Plasticiteit | Het vermogen van het zenuwstelsel om zich functioneel aan te passen, bijvoorbeeld door het vormen van nieuwe verbindingen tussen neuronen. Dit draagt bij aan leren en geheugen. |
| Neuroplasticiteit | Een specifiek type plasticiteit waarbij de hersenen zich kunnen aanpassen en functieverlies kunnen compenseren door het leggen van nieuwe verbindingen of het herorganiseren van bestaande netwerken. |
| Psychofarmaca | Medicijnen die een directe invloed hebben op de hersenneuronen en neurotransmissie, gebruikt voor therapeutische doeleinden zoals de behandeling van psychische aandoeningen. |
| Neurotransmitteragonist | Een stof die de werking van een neurotransmitter nabootst of versterkt door te binden aan de receptor. Dit kan leiden tot verhoogde neurotransmissie. |
| Neurotransmitterantagonist | Een stof die de werking van een neurotransmitter remt door te binden aan de receptor zonder deze te activeren, waardoor de neurotransmitter zelf niet kan binden en de signaaloverdracht wordt geblokkeerd. |
| Ruggenmergzenuwen | Zenuwen die afkomstig zijn van het ruggenmerg en deel uitmaken van het perifere zenuwstelsel. Ze transporteren sensorische informatie naar het centrale zenuwstelsel en motorische commando's naar de spieren en klieren. |
| Ganglion | Een ophoping van zenuwcelkernen (cellichamen van neuronen) buiten het centrale zenuwstelsel. Bij ruggenmergzenuwen is het dorsale ganglion kenmerkend voor de sensorische wortel. |
| Dermatoom | Een specifiek huidgebied dat door één enkele ruggenmergzenuw wordt geïnnerveerd. Dit concept is nuttig voor het lokaliseren van mogelijke problemen in de wervelkolom. |
| Reflex | Een automatische, onwillekeurige reactie op een stimulus, die niet onder controle staat van de bewuste wil. Het zenuwstelsel gebruikt reflexen voor snelle bescherming en regulatie. |
| Reflexboog | De neuronale route die een zenuwimpuls volgt om een reflex tot stand te brengen. Het omvat typisch een sensorische neuron, een interneuron (in CZS) en een motorische neuron. |
| Hersenstam | Het onderste deel van de hersenen, gelegen tussen het ruggenmerg en de rest van de hersenen. Het reguleert vitale functies zoals ademhaling, hartslag en bloeddruk, en is essentieel voor overleving. |
| Tussenhersenen | Een hersengebied dat tussen de grote hersenen en de hersenstam ligt. Het omvat de thalamus (sensorisch schakelstation) en de hypothalamus (regulator van homeostase en hormonen). |
| Thalamus | Een belangrijk hersengebied dat fungeert als een schakelstation voor bijna alle sensorische informatie die naar de hersenschors gaat. Het filtert en stuurt prikkels door. |
| Hypothalamus | Een cruciaal deel van de tussenhersenen dat de homeostase reguleert door middel van hormoonproductie, controle over het autonome zenuwstelsel en regulatie van lichaamsfuncties zoals temperatuur, honger en dorst. |
| Cerebellum (kleine hersenen) | Het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van bewegingen, houding en evenwicht. Het integreert sensorische input met motorische output voor vloeiende bewegingen. |
| Cerebrum (grote hersenen) | Het grootste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals denken, taal, geheugen en bewustzijn. Het is verdeeld in twee hemisferen en bestaat uit grijze en witte stof. |
| Cerebrale cortex (grijze stof) | De buitenste laag van de grote hersenen, die voornamelijk bestaat uit zenuwcelkernen. Hier vinden de interpretatie en verwerking van sensorische informatie en de planning van motorische commando's plaats. |
| Witte stof | Het binnenste deel van de grote hersenen, dat voornamelijk bestaat uit zenuwvezels (axonen) die zijn bedekt met myeline. Het transporteert signalen tussen verschillende delen van de hersenen en tussen de hersenen en het ruggenmerg. |
| Basale Ganglia | Groepen grijze kernen binnen de witte stof van de grote hersenen die een rol spelen bij de motorische controle, met name bij het initiëren en eindigen van bewegingen en het voorkomen van ongecontroleerde bewegingen. |
| Limbisch systeem | Een complex netwerk van hersenstructuren dat betrokken is bij emotie, motivatie, geheugen en leren. Belangrijke onderdelen zijn de amygdala en de hippocampus. |
| Autonoom zenuwstelsel | Het deel van het zenuwstelsel dat onwillekeurige lichaamsfuncties reguleert, zoals hartslag, ademhaling, spijsvertering en bloeddruk. Het bestaat uit de sympathische en parasympathische afdelingen. |
| Sympathisch zenuwstelsel | De afdeling van het autonome zenuwstelsel die het lichaam voorbereidt op "vechten of vluchten" door functies zoals hartslag en ademhaling te versnellen en de bloedtoevoer naar spieren te verhogen. |
| Parasympathisch zenuwstelsel | De afdeling van het autonome zenuwstelsel die het lichaam in een staat van "rust en vertering" brengt door functies zoals hartslag en ademhaling te vertragen en de spijsvertering te stimuleren. |
| Noradrenaline | Een neurotransmitter en hormoon die voornamelijk geassocieerd wordt met de sympathische respons van het autonome zenuwstelsel, waardoor de hartslag, bloeddruk en alertheid toenemen. |
| Acetylcholine | Een belangrijke neurotransmitter in zowel het centrale als perifere zenuwstelsel. Het speelt een rol bij spiercontractie, geheugen en autonome functies, en wordt gebruikt in de parasympathische en sympathische ganglia. |