Cover
4) Antigeen herkenning.pdf
Summary
# Antigeenherkenning en immuunsysteem
Het immuunsysteem heeft complexe mechanismen ontwikkeld om pathogenen te herkennen en hierop te reageren, variërend van niet-specifieke patroonherkenning tot specifieke antigeenidentificatie door T- en B-cellen.
## 1. Antigeenherkenning en immuunsysteem
Het immuunsysteem herkent pathogenen via specifieke en niet-specifieke mechanismen. Niet-specifieke herkenning maakt gebruik van patroonherkenningsreceptoren (PRR's) die moleculaire patronen op pathogenen (PAMP's) of beschadigde eigen cellen (DAMP's) detecteren. Specifieke herkenning vindt plaats via T-celreceptoren (TCR's) en B-celreceptoren (BCR's), die unieke epitopen op antigenen herkennen [1](#page=1).
### 1.1 Patroonherkenning
Patroonherkenningsreceptoren (PRR's) spelen een cruciale rol in de aangeboren immuniteit [1](#page=1).
#### 1.1.1 Typen PRR's en hun functies
* **Endocytose receptoren:** Zoals C-lectines en scavenger receptoren, faciliteren fagocytose en activeren ze immuuncellen zoals monocyten, macrofagen en neutrofielen. Ze spelen ook een rol bij antigeenpresentatie door dendritische cellen (DC's) [1](#page=1).
* **Gevaar receptoren:** Waaronder Toll-like receptoren (TLR's) en NOD-receptoren, detecteren pathogeen-geassocieerde moleculaire patronen (PAMP's). De informatie die door deze receptoren wordt doorgegeven, omvat het type, de intensiteit en de dreiging van een pathogeen [1](#page=1).
#### 1.1.2 Gevolgen van PRR-activatie
Activatie van PRR's leidt tot verschillende effecten:
* Verhoogde expressie van MHC klasse II moleculen [1](#page=1).
* Verhoogde expressie van co-stimulatoire moleculen zoals CD80/CD86 [1](#page=1).
* Productie van cytokines die polarisatie van naïeve T-cellen induceren [1](#page=1).
* Activatie van mestcellen, basofielen en eosinofielen [1](#page=1).
### 1.2 Herkenning van antigenen door T-cellen
T-cellen herkennen antigenen indirect via MHC-moleculen [1](#page=1).
#### 1.2.1 T-celreceptoren (TCR's)
* De meerderheid van T-cellen bezit een $\alpha\beta$-TCR, terwijl een kleiner deel een $\gamma\delta$-TCR heeft [1](#page=1).
* TCR's herkennen peptiden die gepresenteerd worden door MHC klasse I of II moleculen, of lipiden via CD1 [1](#page=1).
* De TCR werkt samen met het CD3-complex voor signaaloverdracht. De TCR zelf is verantwoordelijk voor de specificiteit van de herkenning [2](#page=2).
* De TCR en CD3 vormen het T-celreceptor complex [6](#page=6).
#### 1.2.2 MHC-moleculen
Majeure Histo-Compabiliteit (MHC) moleculen zijn membraaneiwitten die essentieel zijn voor antigeenpresentatie [2](#page=2).
* **MHC klasse I:** Aanwezig op alle gekernde cellen, behalve op rode bloedcellen en geslachtscellen. Ze presenteren endogene antigenen (zoals virale eiwitten en tumorantigenen) aan CD8+ cytotoxische T-cellen (CTL's) [2](#page=2) [4](#page=4) [5](#page=5).
* De $\alpha$-keten van MHC klasse I is gecodeerd door genen op chromosoom 6, en de $\beta2$-microglobuline keten door een gen op chromosoom 15 [3](#page=3).
* De groef van MHC klasse I is voornamelijk gevormd door de $\alpha1$- en $\alpha2$-domeinen en kan peptiden van 7-9 aminozuren binden [5](#page=5).
* MHC klasse I expressie kan afnemen bij tumor- of virale infecties, wat leidt tot inhibitie van NK-celactiviteit [2](#page=2).
* **MHC klasse II:** Aanwezig op professionele antigeenpresenterende cellen (APC's), zoals dendritische cellen (cDC's), monocyten en geactiveerde B-lymfocyten. Ze presenteren exogene antigenen aan CD4+ T-helpercellen (Th) en T-regulerende cellen (Treg) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
* De genen voor MHC klasse II bevinden zich in de D-regio van het HLA-complex: HLA DP, DQ, en DR [3](#page=3).
* MHC klasse II moleculen bestaan uit een $\alpha$- en een $\beta$-keten [5](#page=5).
* De groef van MHC klasse II is gevormd door de $\alpha1$- en $\beta1$-domeinen en kan open zijn tot 15 aminozuren [5](#page=5).
* **MHC klasse III:** Omvat genen voor componenten van het complementsysteem (C2, C4) en TNF [3](#page=3).
#### 1.2.3 MHC-genetica en diversiteit
* **Co-dominantie:** Elk individu erft twee co-dominante allelensets voor MHC van de ouders [3](#page=3).
* **Polygenie:** Binnen MHC klasse I (HLA A, B, C) en MHC klasse II (HLA DP, DQ, DR) bestaan verschillende subklassen (isotypen) [3](#page=3).
* **Polymorfisme:** Binnen elke subklasse bestaan veel allelische varianten. Dit resulteert in een (quasi) unieke set MHC-moleculen per individu [3](#page=3).
* Deze diversiteit vergroot de overlevingskans van de soort, maar bemoeilijkt transplantaties. De variatie zit voornamelijk in de peptide-bindende delen van de moleculen [3](#page=3).
#### 1.2.4 Antigeenpresentatieprocessen
* **Opladen MHC klasse II:** Na fagocytose wordt het antigeen verwerkt in fagolysosomen. De invariante keten wordt gehydrolyseerd, waarna CLIP wordt verdrongen door HLA-DM, waardoor peptiden in de groef kunnen binden [4](#page=4).
* **MHC klasse I presentatie:** Endogene antigenen worden verwerkt via het ubiquitine-proteasoom systeem, getransporteerd naar het ER door TAP, en vervolgens geladen op MHC klasse I moleculen [4](#page=4).
* **Kruispresentatie:** APC's, zoals dendritische cellen, kunnen exogene antigenen presenteren via MHC klasse I aan CD8+ CTL's. Dit proces is belangrijk voor het induceren van een cytotoxische T-celrespons tegen vreemde antigenen of voor het induceren van tolerantie tegen autoantigenen. B-cellen en macrofagen kunnen geen kruispresentatie uitvoeren, in tegenstelling tot dendritische cellen [4](#page=4) [7](#page=7).
### 1.3 T-cel stimulatie
T-cel stimulatie vereist meer dan alleen antigeenpresentatie; het omvat meerdere signalen.
* **Locatie:** Naïeve T-cellen worden voornamelijk in secundaire lymfoïde organen (zoals lymfeklieren en milt) geactiveerd door dendritische cellen (DC's), terwijl geheugen T-cellen ook perifeer geactiveerd kunnen worden door DC's en macrofagen [6](#page=6).
* **Signalen:**
* **Signaal 1:** Interactie tussen de TCR op de T-cel en het MHC-peptidecomplex op de APC. Versterking van celcontact via het Supramoleculair Adhesie Complex (SMAC) is hierbij belangrijk [6](#page=6).
* **Signaal 2 (Co-stimulatie):** Interactie tussen co-stimulatoire moleculen, zoals CD80/CD86 op de APC en CD28 op de T-cel (niet expliciet genoemd in de documentatie, maar is een standaard mechanisme). Dit signaal is cruciaal voor volledige T-celactivatie [6](#page=6).
* **Cytokines:** Productie van cytokines door de APC polariseert de T-cel [1](#page=1) [6](#page=6).
### 1.4 Activatie van B-cellen
De activatie van naïeve rijpe B-lymfocyten vereist twee signalen [7](#page=7).
* **Signaal 1:** Interactie van het antigeen met de B-celreceptor (BCR), bestaande uit membraan-IgM en CD79a/b. Dit kan worden versterkt door interactie met C3d via CD21 [7](#page=7).
* **Signaal 2:** Een co-stimulatoir signaal, typisch via de interactie tussen CD40 op de B-cel en CD40L op de T-helpercel, samen met cytokines die zorgen voor isotype switch [7](#page=7).
Deze twee signalen bepalen of de B-cel differentieert tot een plasmacel of een geheugencel [7](#page=7).
#### 1.4.1 Marginale zone B-lymfocyten
* Deze B-cellen bevinden zich in de milt en zijn resident (recirculeren niet) [7](#page=7).
* Ze kunnen onafhankelijk van T-helpercellen worden geactiveerd [7](#page=7).
* Ze herkennen koolhydraatantigenen en bieden snelle bescherming tegen bacteriëmie door de productie van IgM [7](#page=7).
### 1.5 Vergelijking MHC Klasse I en II
| Kenmerk | MHC Klasse I | MHC Klasse II |
| :------------------- | :------------------------------------------ | :------------------------------------------------- |
| Genen (allelen) | HLA A, B en C | HLA DP, DQ en DR |
| Samenstelling | $\alpha$-keten, $\beta2$-microglobuline | $\alpha$ en $\beta$-keten |
| Cellulaire expressie | Somatische cellen (niet RBC, geslachtscel) | Immuuncompetente cellen (professionele APC's) |
| Oorsprong antigeen | Endogeen / exogeen (kruispresentatie) | Exogeen |
| Verwerking | Via proteasomen | Via endolysosomen |
| Chaperones | Calnexine, calreticuline, tapasine, TAP | Invariante keten, HLA DM |
| Groef | $\alpha1$-$\alpha2$, gesloten (7-9 AA) | $\alpha1$-$\beta1$, open (tot 15 AA) |
| Presentatie aan | CD8+ CTL (kruispresentatie) | CD4+ Th met $\alpha\beta$-TCR |
| Belang | Virus, tumor | Hulp bij immuunantwoord |
### 1.6 T-celreceptoren: $\alpha\beta$ vs $\gamma\delta$
| Kenmerk | $\alpha\beta$-T cel | $\gamma\delta$-T cel |
| :-------------------- | :----------------------------------- | :--------------------------------------- |
| Aantal | >85% | <15% |
| Antigeenherkenning | Via T celreceptor | Via T celreceptor, receptoren type NK zoals CD16 |
| Lokalisatie | Secundaire lymfoïde organen | Mucosale secundaire lymfoïde organen (darm) |
| T-celreceptor repertoire | >10^10 | >10^11 |
| CD4 of CD8 | Aanwezig | Afwezig |
| MHC I/II herkenning | Ja (peptiden) | Nee |
| Gevolg | Afhankelijk van CD4/CD8 | Productie IFN$\gamma$, TNF$\alpha$, IL17 → antiviraal en antitumoraal |
### 1.7 Belang van MHC-moleculen in immuunrespons
* **Selectie van T-cellen:** In de primaire lymfoïde organen (thymus) worden T-cellen geselecteerd op basis van hun affiniteit voor eigen MHC-moleculen (positieve en negatieve selectie) [5](#page=5).
* **Inductie van tolerantie:** T-cellen die sterk reageren op zelf-antigenen gepresenteerd via MHC I en II worden geëlimineerd (klonale deletie) [5](#page=5).
* **Initiëren van immuunrespons:** In secundaire lymfoïde organen presenteren APC's via MHC II en somatische cellen via MHC I antigenen aan T-cellen, wat leidt tot een immuunrespons [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen de rol van MHC I (voornamelijk endogene antigenen, CD8+ T-cellen) en MHC II (exogene antigenen, CD4+ T-cellen) cruciaal voor het examen. Kruispresentatie is een belangrijk concept om te onthouden.
> **Voorbeeld examenvraag:** Wat is fout betreffende MHC I?
> * Opgebouwd uit alpha keten en beta-2-microglobuline met open groef. (Fout: MHC I heeft een gesloten groef)
> * Betrokken in presentatie van endogene eiwitten aan CD8+ CTL. (Correct)
> * Alfa keten wordt gecodeerd door gen op chromosoom 6. (Correct)
> * Belangrijk transplantatie-antigeen. (Correct)
> **Voorbeeld examenvraag:** Kruispresentatie door de APC is:
> * Presentatie van exogeen Ag via MHC II aan CD4+ T cel. (Dit is standaard MHC II presentatie)
> * Presentatie van endogeen Ag via MHC I aan CD8+ T cel. (Dit is standaard MHC I presentatie)
> * **Presentatie van exogeen Ag via MHC I aan CD8+ T cel.** (Dit is kruispresentatie)
> * Geen van dit alles.
> **Voorbeeld examenvraag:** Welke uitspraak is fout?
> * Bij het genereren van Ig diversiteit wordt DNA herschikt. (Correct)
> * Bij het genereren van TcR diversiteit wordt DNA herschikt. (Correct)
> * **Bij het genereren van MHC diversiteit wordt DNA herschikt.** (Fout: MHC diversiteit ontstaat door polygenie en polymorfisme van bestaande genen, niet door DNA herschikking)
> * Niet alle ketens van MHC vertonen diversiteit. (Correct: $\beta2$-microglobuline is relatief geconserveerd)
---
# Majeure Histo-Compatibiliteitscomplex (MHC)
Het Majeure Histo-Compatibiliteitscomplex (MHC) is een groep genen die coderen voor membraaneiwitten die cruciaal zijn voor de immuunrespons, met name voor antigeenpresentatie aan T-cellen en de selectie van T-cellen [2](#page=2).
### 2.1 Structuur en Classificatie van MHC-moleculen
MHC-moleculen worden ingedeeld in drie klassen, waarbij klasse I en II het meest relevant zijn voor antigeenpresentatie [3](#page=3).
#### 2.1.1 MHC klasse I
* **Genen:** Gelegen op chromosoom 6, met drie belangrijke loci: HLA-A, HLA-B en HLA-C. Deze isotypen vertegenwoordigen polygenie [3](#page=3).
* **Samenstelling:** Bestaat uit een extracellulaire $\alpha$-keten en een $\beta$-microglobuline-keten, die aan chromosoom 15 is gekoppeld [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Expressie:** Constitutief aanwezig op vrijwel alle gekernde somatische cellen, met uitzondering van rode bloedcellen en geslachtscellen [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Functie:** Presenteert endogene peptiden (bijvoorbeeld van virussen of tumorcellen) aan CD8$^+$ cytotoxische T-cellen (CTL). De groef van MHC klasse I is gesloten en kan peptiden binden van 7-9 aminozuren [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Verwerking:** Peptiden worden via het ubiquitine-proteasoom systeem verwerkt en getransporteerd naar het endoplasmatisch reticulum (ER) door het TAP-complex (Transporter associated with Antigen Processing). Chaperones zoals calnexine, calreticuline en taphasine zijn betrokken [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Belang:** Essentieel voor de herkenning van geïnfecteerde of tumorcellen en voor transplantatie-antigenen [8](#page=8).
#### 2.1.2 MHC klasse II
* **Genen:** Gelegen in de D-regio op chromosoom 6, met de isotypen HLA-DP, HLA-DQ en HLA-DR [3](#page=3).
* **Samenstelling:** Bestaat uit een $\alpha$-keten en een $\beta$-keten [5](#page=5).
* **Expressie:** Voornamelijk aanwezig op professionele antigeenpresenterende cellen (APC's), waaronder dendritische cellen (cDC), monocyten en geactiveerde B-lymfocyten [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Functie:** Presenteert exogene peptiden (afkomstig van bacteriën of extracellulaire pathogenen) aan CD4$^+$ T-helpercellen en T-regulerende cellen. De groef van MHC klasse II is open en kan peptiden tot 15 aminozuren binden [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Verwerking:** Exogene antigenen worden verwerkt in fagolysosomen. De invarianteketen (Ii) wordt gehydrolyseerd, en CLIP (Class II Invariant chain Peptide) wordt verdreven door HLA-DM, waardoor de groef kan worden opgeladen met peptiden [4](#page=4).
#### 2.1.3 MHC klasse III
Deze klasse omvat genen die coderen voor diverse eiwitten, waaronder componenten van het complementsysteem (C2, C4), factor B en TNF. Deze zijn niet direct betrokken bij de presentatie van peptiden aan T-cellen op dezelfde manier als klasse I en II [3](#page=3).
### 2.2 Genetica en Diversiteit
De genetische achtergrond van MHC-moleculen is verantwoordelijk voor de individualiteit van de immuunrespons en de overleving van de soort, maar bemoeilijkt ook transplantaties [3](#page=3).
* **Co-dominantie:** Individuen erven twee sets allelen, één van elke ouder, die co-dominant tot expressie komen. Dit betekent dat zowel de maternale als de paternale allelen actief zijn [3](#page=3).
* **Polygenie:** Binnen de MHC-regio bevinden zich meerdere genen die coderen voor verschillende MHC-moleculen van klasse I en II (bijv. HLA-A, -B, -C voor klasse I; HLA-DP, -DQ, -DR voor klasse II) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Polymorfisme:** Binnen elk gen (locus) bestaan vele allelische varianten in de populatie. Dit leidt tot een enorme diversiteit aan MHC-moleculen tussen individuen. Het polymorfisme bevindt zich voornamelijk in de $\alpha$1- en $\alpha$2-domeinen van MHC klasse I en de $\alpha$1- en $\beta$1-domeinen van MHC klasse II, die direct betrokken zijn bij peptidebinding en T-celreceptor interactie [3](#page=3).
* **Diversiteit:** Elke cel kan ongeveer 6 verschillende MHC klasse I en 6 verschillende MHC klasse II moleculen tot expressie brengen (3 van elke ouder). Elke individuele MHC molecule kan circa 10.000 verschillende peptiden binden [3](#page=3).
### 2.3 Functie van MHC-moleculen
MHC-moleculen spelen een cruciale rol in zowel de ontwikkeling als de actieve fase van de immuunrespons [2](#page=2) [5](#page=5).
* **Selectie van T-cellen (in primaire lymfoïde organen):**
* **Positieve selectie:** T-cellen waarvan de T-celreceptor (TCR) een intermediaire affiniteit heeft met eigen MHC-moleculen worden geselecteerd voor overleving. Dit zorgt ervoor dat T-cellen in staat zijn om MHC-moleculen te herkennen [5](#page=5).
* **Negatieve selectie (klonale deletie):** T-cellen met een zeer hoge affiniteit voor eigen MHC-moleculen (die auto-reactief zouden zijn) worden geëlimineerd om tolerantie te induceren [5](#page=5).
* **Antigeenpresentatie (in secundaire lymfoïde organen en perifere weefsels):**
* **Initiatie van immuunantwoord:** APC's presenteren vreemde antigenen via MHC-moleculen aan naïeve T-cellen, wat leidt tot hun activatie en de initiatie van een specifieke immuunrespons [2](#page=2) [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Tolerantie:** Presentatie van autoantigenen via MHC-moleculen kan ook leiden tot inductie van perifere tolerantie [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.4 Antigeenpresentatiepaden
Er zijn verschillende manieren waarop antigenen door MHC-moleculen worden gepresenteerd:
* **MHC klasse II (Exogeen antigeen):** Professionele APC's presenteren antigenen afkomstig van de extracellulaire omgeving (bijvoorbeeld bacteriën die worden gefagocyteerd) aan CD4$^+$ T-helpercellen en T-regulerende cellen [4](#page=4) [5](#page=5).
* **MHC klasse I (Endogeen antigeen):** Gekernde somatische cellen presenteren antigenen die in de cel zelf worden geproduceerd (bijvoorbeeld viraal eiwit of tumor-specifiek eiwit) aan CD8$^+$ CTL's [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Kruispresentatie:** Een speciale vorm waarbij APC's (voornamelijk dendritische cellen) exogene antigenen kunnen opnemen, verwerken en presenteren via MHC klasse I aan CD8$^+$ CTL's. Dit is belangrijk voor het induceren van een cytotoxische T-celrespons tegen antigenen die normaal gesproken via MHC klasse II worden gepresenteerd, of voor het induceren van tolerantie tegen auto-antigenen [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.5 De T-celreceptor (TCR)
De TCR is een membraanreceptor op T-lymfocyten die specifiek antigeenfragmenten herkent, gepresenteerd door MHC-moleculen [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Structuur:** De TCR behoort tot de immunoglobuline superfamilie en bestaat meestal uit een $\alpha\beta$-keten of een $\gamma\delta$-keten. De meeste T-cellen (>85%) hebben een $\alpha\beta$-TCR, terwijl <15% een $\gamma\delta$-TCR heeft [6](#page=6).
* **Specificiteit:** De specificiteit voor antigenen wordt bepaald door de variabele delen van de TCR-ketens (V$\alpha$V$\beta$ of V$\gamma$V$\delta$) [6](#page=6).
* **Interactie:** $\alpha\beta$-TCR's herkennen peptiden gebonden aan MHC klasse I of II moleculen, of aan CD1. $\gamma\delta$-TCR's herkennen antigenen via CD1 [6](#page=6).
* **CD3-complex:** De TCR werkt samen met het CD3-complex voor signaaltransductie [2](#page=2) [6](#page=6).
* **CD4/CD8:** $\alpha\beta$-T-cellen hebben CD4 of CD8 co-receptoren die helpen bij de interactie met MHC klasse II (CD4$^+$) of MHC klasse I (CD8$^+$). $\gamma\delta$-T-cellen missen CD4 en CD8 [6](#page=6).
### 2.6 T-cel Stimulatie
De activatie van T-cellen vereist meer dan alleen antigeenpresentatie [6](#page=6).
* **Celcontact:** Geactiveerde APC's (cDC of macrofagen) en T-cellen moeten intensief celcontact maken, vaak versterkt door supramoleculaire adhesiecomplexen (SMAC) [6](#page=6).
* **Locatie:** Naïeve T-cellen worden geactiveerd in secundaire lymfoïde organen zoals lymfeklieren en de milt, terwijl geheugen T-cellen ook perifeer kunnen worden geactiveerd [6](#page=6).
* **Signalen:** Naast MHC-TCR interactie (signaal 1), zijn er co-stimulatoire signalen (signaal 2) van de APC naar de T-cel nodig voor volledige activatie en overleving. Cytokinen (signaal 3) bepalen de differentiatie van de T-cel [2](#page=2).
### 2.7 Nomenclature and Terminology
* **HLA:** Humaan Leukocytair Antigen (Human Leukocyte Antigen) [3](#page=3).
* **Isotypen:** Verschillende genen binnen een klasse (bijv. HLA-A, HLA-B, HLA-C) [3](#page=3).
* **Polygenie:** Het bezit van meerdere genen die coderen voor MHC-moleculen van dezelfde klasse [3](#page=3).
* **Polymorfisme:** Het voorkomen van vele allelische varianten binnen een specifiek MHC-gen in de populatie [3](#page=3).
* **Peptide:** Een kort stukje van een eiwit [2](#page=2) [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp de relatie tussen MHC klasse, de oorsprong van het antigeen (endogeen vs. exogeen) en het type T-cel dat wordt geactiveerd (CD8$^+$ vs. CD4$^+$).
> **Tip:** Het MHC-polymorfisme is cruciaal voor de diversiteit van de immuunrespons in een populatie, maar kan leiden tot afstoting bij orgaantransplantaties.
> **Voorbeeld examenvraag:** Welke uitspraak is fout betreffende MHC I?
> - Opgebouwd uit alpha keten en beta-2-microglobuline met open groef.
> - Betrokken in presentatie van endogene eiwitten aan CD8+ CTL.
> - Alfa keten wordt gecodeerd door gen op chromosoom 6.
> - Belangrijk transplantatie-antigeen.
> **Correct antwoord:** De groef van MHC I is gesloten, niet open. De andere stellingen zijn correct [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5) [8](#page=8).
> **Voorbeeld examenvraag:** Kruispresentatie door de APC is:
> - Presentatie van exogeen Ag via MHC II aan CD4+ T cel.
> - Presentatie van endogeen Ag via MHC I aan CD8+ T cel.
> - Presentatie van exogeen Ag via MHC I aan CD8+ T cel.
> - Geen van dit alles.
> **Correct antwoord:** Presentatie van exogeen Ag via MHC I aan CD8+ T cel [4](#page=4) [8](#page=8).
---
# T-celreceptor en activatie
Dit gedeelte bespreekt de T-celreceptor (TCR), de signalering via CD3, en de processen die leiden tot T-celactivatie.
### 3.1 De T-celreceptor (TCR)
De T-celreceptor (TCR) is een membraaneiwit op T-lymfocyten dat specifiek is voor het herkennen van antigenen. De TCR behoort tot de immunoglobuline (Ig) superfamilie. Er bestaan twee functioneel verschillende typen TCR's: de $\alpha\beta$-TCR en de $\gamma\delta$-TCR. Meer dan 85% van de T-cellen bezit een $\alpha\beta$-TCR, terwijl minder dan 15% een $\gamma\delta$-TCR heeft. Individuele T-cellen hebben ofwel een $\alpha\beta$-TCR, ofwel een $\gamma\delta$-TCR, maar nooit beide [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.1.1 Specificiteit en herkenning
De specificiteit van de TCR wordt bepaald door het variabele deel van de ketens (V$\alpha$V$\beta$ of V$\gamma$V$\delta$). De $\alpha\beta$-TCR herkent antigenen die worden gepresenteerd in de groef van MHC klasse I of MHC klasse II moleculen, alsook via CD1 (een MHC klasse I-achtig molecuul). De $\gamma\delta$-TCR daarentegen herkent antigenen voornamelijk via CD1. De binding tussen het epitoop (het deel van het antigeen) en het paratoop (het deel van de TCR) verzekert de binding [6](#page=6).
#### 3.1.2 TCR-complex en CD3
De T-celreceptor werkt samen met de CD3-moleculen en vormt zo het TCR-complex. De TCR zelf is verantwoordelijk voor de specificiteit van de antigeenherkenning terwijl CD3 fungeert als signaaltransducer, wat essentieel is voor signaaloverdracht na binding van het antigeen aan de TCR [2](#page=2) [6](#page=6).
#### 3.1.3 Variabiliteit
De grote variabiliteit in TCR's wordt bereikt door genherschikking. Het TCR-repertoire van $\alpha\beta$-T-cellen is groter dan $10^{10}$, terwijl dat van $\gamma\delta$-T-cellen groter is dan $10^{11}$ [6](#page=6).
### 3.2 Typen T-cellen en hun kenmerken
Er zijn twee hoofdtypen T-cellen gebaseerd op hun TCR: $\alpha\beta$-T-cellen en $\gamma\delta$-T-cellen [6](#page=6).
| Kenmerk | $\alpha\beta$-T-cel | $\gamma\delta$-T-cel |
| :----------------------- | :--------------------------------------------------- | :---------------------------------------------------------------- |
| Aantal | >85% | <15% |
| Antigeenherkenning | Via TCR; Via receptoren zoals CD16 | Via TCR; Via receptoren type NK zoals CD16 |
| Lokalisatie | Secundaire lymfoïde organen | Mucosale secundaire lymfoïde organen (bv. darm) |
| TCR-repertoire | >$10^{10}$ | >$10^{11}$ |
| CD4 of CD8 | Aanwezig | Afwezig |
| MHC I/II herkenning | Ja (peptiden) | Nee |
| Gevolg | Afhankelijk van CD4/CD8 | Productie IFN$\gamma$, TNF$\alpha$, IL17 $\rightarrow$ antiviraal en antitumoraal |
#### 3.2.1 $\alpha\beta$-T-cellen
$\alpha\beta$-T-cellen, die het merendeel van de T-cellen uitmaken, kunnen CD4+ of CD8+ zijn. CD4+ T-helpercellen en regulerende T-cellen (iTreg) herkennen antigenen gepresenteerd door MHC klasse II moleculen. CD8+ cytotoxische T-cellen (CTL) herkennen antigenen gepresenteerd door MHC klasse I moleculen. Deze herkenning vindt plaats in de primaire lymfoïde organen tijdens de opleiding van T-cellen (positieve en negatieve selectie) en in secundaire lymfoïde organen bij het initiëren van een immuunrespons tegen vreemde antigenen [2](#page=2) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 3.2.2 $\gamma\delta$-T-cellen
$\gamma\delta$-T-cellen hebben geen CD4 of CD8 moleculen en herkennen antigenen voornamelijk via CD1. Ze worden voornamelijk aangetroffen in mucosale secundaire lymfoïde organen. Hun activatie leidt tot de productie van cytokines zoals IFN$\gamma$, TNF$\alpha$ en IL17, wat bijdraagt aan antivirale en antitumorale reacties [6](#page=6).
### 3.3 T-celactivatie
De activatie van een T-cel vereist meer dan enkel antigeenpresentatie. Het proces omvat de interactie tussen een geactiveerde antigeenpresenterende cel (APC), zoals een dendritische cel (cDC) of macrofaag (MF), en de T-cel [6](#page=6).
#### 3.3.1 Locatie van activatie
De activatie van naïeve T-cellen vindt voornamelijk plaats in secundaire lymfoïde organen zoals lymfeklieren en de milt, waar cDC's antigenen presenteren in de zogenaamde 'eerste synaps'. Geheugen T-cellen kunnen daarentegen ook perifeer worden geactiveerd door cDC's en MF's [6](#page=6).
#### 3.3.2 Signalering bij T-celactivatie
De T-celactivatie wordt geïnitieerd door de interactie tussen:
1. **Signaal 1 (Antigeenherkenning):** De T-celreceptor (TCR) van de T-cel bindt aan het peptide-MHC complex op de APC. Voor $\alpha\beta$-T-cellen betreft dit MHC klasse II met CD4+ T-helpercellen en iTreg, of via kruispresentatie met MHC klasse I en CD8+ CTL. Dit wordt gevolgd door een intensivering van het celcontact door de vorming van een Supramoleculair Adhesie Complex (SMAC) [2](#page=2) [6](#page=6).
2. **Signaal 2 (Co-stimulatie):** Dit omvat interacties tussen membraancomponenten op zowel de APC als de T-cel, zoals CD80/86 op de APC die binden aan CD28 op de T-cel (niet expliciet genoemd op de gegeven pagina's, maar cruciaal voor volledige activatie). Cytokines spelen ook een rol bij de polarisatie van de T-cel [6](#page=6).
> **Tip:** De vorming van de 'eerste synaps' tussen een naïeve T-cel en een cDC in een secundair lymfoïde orgaan is cruciaal voor de initiële activatie en het opstarten van een gerichte immuunrespons [6](#page=6).
#### 3.3.3 Polyklonale activatie
Een enkele antigeenpresenterende cel kan meerdere T-cellen activeren, wat leidt tot een polyklonale activatie. Dit is mede mogelijk doordat APC's meerdere peptiden van een vreemd eiwit presenteren via verschillende MHC moleculen (drie van elke ouder) [2](#page=2) [5](#page=5).
### 3.4 MHC Moleculen en hun rol
MHC (Major Histocompatibility Complex) moleculen zijn membraaneiwitten die een cruciale rol spelen bij antigeenpresentatie aan T-cellen [2](#page=2) [5](#page=5).
| Kenmerk | MHC Klasse I | MHC Klasse II |
| :------------------- | :------------------------------------------------------------------------ | :----------------------------------------------------------------------------- |
| Genen (allelen) | HLA A, B en C | HLA DP, DQ en DR |
| Samenstelling | $\alpha$-keten, $\beta$2-microglobuline | $\alpha$ en $\beta$ keten |
| Cellulaire expressie | Alle gekernde cellen (niet RBC, geslachtscellen) | Immuuncompetente cellen (professionele APC's) |
| Oorsprong antigeen | Endogeen (bv. virale eiwitten, tumorantigenen) of exogeen (kruispresentatie) | Exogeen (bv. bacteriële eiwitten, opgenomen in APC) |
| Verwerking | Via proteasomen | Via endolysosomen |
| Chaperones | Calnexine, calreticuline, tapasine, TAP | Invariant keten, HLA DM |
| Groef | $\alpha$1-$\alpha$2, gesloten (7-9 aminozuren) | $\alpha$1-$\alpha$2, open (tot 15 aminozuren) |
| Presentatie aan | CD8+ CTL (ook kruispresentatie) | CD4+ Th met $\alpha\beta$-TCR |
| Belang | Tegen virussen, tumoren | Hulp bij immuunrespons |
MHC klasse I is constitutioneel aanwezig op de meeste cellen. Tumoren en virale infecties kunnen leiden tot een afname van MHC klasse I expressie, wat de herkenning door T-cellen bemoeilijkt en de activiteit van NK-cellen kan beïnvloeden. MHC klasse II wordt voornamelijk op antigeenpresenterende cellen (APC's) aangetroffen. Dendritische cellen kunnen, naast MHC klasse II, ook MHC klasse I tot expressie brengen (kruispresentatie), waardoor ze zowel CD4+ als CD8+ T-cellen kunnen activeren [2](#page=2) [5](#page=5).
#### 3.4.1 MHC polymorfisme
Het MHC polymorfisme zorgt ervoor dat verschillende peptide fragmenten van hetzelfde vreemde eiwit kunnen worden aangeboden. Dit draagt bij aan de individualiteit van de immuunrespons [2](#page=2) [5](#page=5).
> **Tip:** Het onderscheid tussen endogene en exogene antigeenverwerking en presentatie via MHC klasse I en II is fundamenteel voor het begrijpen van de gerichte immuunrespons [5](#page=5).
---
# B-celactivatie en immunoglobulinen
B-celactivatie is een complex proces dat leidt tot de productie van antilichamen, essentieel voor de verworven immuniteit.
### 4.1 De signalen voor B-celactivatie
De activatie van naïeve rijpe B-lymfocyten vereist twee hoofdcomponenten [7](#page=7):
#### 4.1.1 Signaal 1: Antigeenbinding
* **B-celreceptor (BCR):** De BCR, bestaande uit membraan-gebonden immunoglobuline M (mIgM) en de signaaltransductie-moleculen CD79a/b, speelt een cruciale rol in het herkennen van het antigeen [7](#page=7).
* **Antigeen-antilichaam interactie:** Binding van een antigeen aan de BCR initieert de eerste signaaltransductiecascade [7](#page=7).
* **Versterking door C3d/CD21:** De signaaloverdracht kan verder worden versterkt door de interactie van C3d (een complementcomponent) met de CD21 receptor op de B-cel [7](#page=7).
#### 4.1.2 Signaal 2: Co-stimulatie
Na de initiële antigeenbinding is een tweede signaal noodzakelijk voor volledige B-celactivatie. Dit signaal wordt meestal geleverd door T-helpercellen [7](#page=7).
* **Membraancomponenten:**
* CD40 op de B-cel interageert met CD40L (ligand) op de T-helpercel [7](#page=7).
* **Cytokines:**
* T-helpercellen scheiden cytokines af die de proliferatie en differentiatie van de B-cel bevorderen, inclusief de isotype switch van antilichamen [7](#page=7).
> **Tip:** Het tweede signaal, ook wel de "tweede synaps" genoemd, is essentieel voor een robuuste immuunrespons en bepaalt mede het lot van de geactiveerde B-cel, namelijk differentiatie tot plasma- of geheugencel [7](#page=7).
### 4.2 Gevolgen van B-celactivatie
De geactiveerde B-cel ondergaat transformatie en differentiatie, resulterend in:
* **Plasma-cellen:** Deze cellen zijn gespecialiseerd in de productie en secretie van grote hoeveelheden antilichamen [7](#page=7).
* **Geheugencellen:** Deze cellen blijven langdurig in het lichaam aanwezig en zorgen voor een snellere en sterkere respons bij een herhaalde blootstelling aan hetzelfde antigeen [7](#page=7).
#### 4.2.1 Marginale zone B-lymfocyt
Een speciaal type B-cel is de marginale zone B-lymfocyt, die zich voornamelijk in de milt bevindt [7](#page=7).
* **Residentie:** Deze cellen zijn sedentair en blijven in de milt, ze recirculeren niet breed [7](#page=7).
* **T-cel onafhankelijk:** De activatie van marginale zone B-lymfocyten kan onafhankelijk van T-helpercellen plaatsvinden [7](#page=7).
* **Herkenning:** Ze herkennen typisch koolhydraat-antigenen [7](#page=7).
* **Functie:** Ze dragen bij aan een snelle bescherming tegen bacteriëmie (circulerende bacteriën) [7](#page=7).
* **Antilichaamproductie:** Ze produceren altijd IgM-antilichamen [7](#page=7).
> **Belangrijke opmerking:** Dendritische cellen zijn in staat tot kruispresentatie, wat betekent dat ze antigenen van buiten de cel kunnen presenteren op MHC klasse I moleculen om cytotoxische T-cellen te activeren. B-cellen en macrofagen missen deze capaciteit [7](#page=7).
#### 4.2.2 Rol van cytokines in het verworven immuunsysteem
Cytokines spelen een cruciale rol in de regulatie van het immuunsysteem. Bijvoorbeeld, interleukine-6 (IL-6) is belangrijk binnen het verworven immuunsysteem. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen functies binnen het verworven en aangeboren immuunsysteem. IL-6 is **niet** primair verantwoordelijk voor endotheelactivatie (aangeboren immuunsysteem) noch voor het activeren van beenmerg tot de productie van neutrofielen (aangeboren immuunsysteem) [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Patroonherkenning | Het proces waarbij immuuncellen, via gespecialiseerde receptoren, algemene moleculaire patronen herkennen die geassocieerd zijn met pathogenen (PAMPs) of celbeschadiging (DAMPs). Dit is een sleutelmechanisme in het aangeboren immuunsysteem. |
| PRR | Patroonherkenningsreceptoren (Pattern Recognition Receptors) zijn moleculen op immuuncellen die specifiek bepaalde moleculaire structuren van micro-organismen of beschadigde lichaamseigen cellen herkennen. |
| PAMPs | Pathogen-Associated Molecular Patterns (PAMPs) zijn conservatieve moleculaire structuren die voorkomen op veel pathogenen en worden herkend door PRRs van het immuunsysteem. |
| DAMPs | Damage-Associated Molecular Patterns (DAMPs) zijn moleculen die vrijkomen uit beschadigde of stervende lichaamseigen cellen en die het immuunsysteem alarmeren en activeren. |
| Endocytose receptoren | Receptoren op het celmembraan die betrokken zijn bij het proces van endocytose, waarbij de cel buitenlandse deeltjes, zoals pathogenen, opneemt door het celmembraan naar binnen te vouwen. |
| Fagocytose | Het proces waarbij bepaalde immuuncellen, zoals macrofagen en neutrofielen, ziekteverwekkers, celresten of andere vreemde deeltjes "opeten" en vernietigen. |
| MHC | Majeure Histo-Compatibiliteitscomplex (Major Histocompatibility Complex) is een groep genen die eiwitten coderen die op celoppervlakken worden gepresenteerd en cruciaal zijn voor het immuunsysteem om "zelf" van "vreemd" te onderscheiden. |
| MHC I | Klasse I MHC-moleculen bevinden zich op vrijwel alle gekernde cellen en presenteren intracellulaire antigenen, zoals virale of tumorale peptiden, aan CD8+ cytotoxische T-cellen. |
| MHC II | Klasse II MHC-moleculen bevinden zich voornamelijk op professionele antigeenpresenterende cellen (APC's) en presenteren extracellulaire antigenen aan CD4+ T-helpercellen. |
| T celreceptor (TCR) | Een receptormolecuul op het oppervlak van T-lymfocyten dat specifiek antigeenfragmenten bindt die door MHC-moleculen worden gepresenteerd. |
| CD3 | Een complex van eiwitten dat geassocieerd is met de T-celreceptor en een cruciale rol speelt in de signaaloverdracht na binding van het antigeen door de TCR. |
| APC | Antigeenpresenterende cel (Antigen-Presenting Cell) is een celtype dat antigenen verwerkt en presenteert aan T-cellen, essentieel voor het initiëren van een immuunrespons. Dendritische cellen, macrofagen en B-cellen zijn voorbeelden van APC's. |
| Cytotoxische T cel (CTL) | Een type T-lymfocyt (CD8+) dat gespecialiseerd is in het herkennen en doden van geïnfecteerde cellen of kankercellen door directe interactie. |
| T helpercel (Th) | Een type T-lymfocyt (CD4+) dat een centrale rol speelt in het coördineren van de immuunrespons door het uitscheiden van cytokines en het activeren van andere immuuncellen. |
| Naïeve T-cel | Een T-cel die nog niet in contact is geweest met een specifiek antigeen en dus nog niet geactiveerd is om een immuunrespons te genereren. |
| Geheugen T-cel | Een T-cel die is ontstaan na eerdere blootstelling aan een antigeen en die een snellere en sterkere respons kan genereren bij hernieuwde blootstelling aan hetzelfde antigeen. |
| Polygenie | Het voorkomen van meerdere genen die functioneel vergelijkbare, maar niet identieke, producten coderen, zoals de verschillende loci voor MHC-moleculen. |
| Polymorfisme | Het voorkomen van meerdere allelen (varianten) van een gen binnen een populatie, wat leidt tot genetische diversiteit, zoals bij de allelen voor MHC-moleculen. |
| Kruispresentatie | Een proces waarbij een antigeenpresenterende cel, zoals een dendritische cel, antigenen die oorspronkelijk van extracellulaire oorsprong zijn, presenteert via MHC klasse I-moleculen aan CD8+ T-cellen. |
| CLIP | Class II invariant chain peptide (CLIP) is een peptide dat na de proteolytische afbraak van de invariant chain in de MHC klasse II-groef achterblijft en later wordt verdrongen door een antigeenpeptide. |
| B-celreceptor (BCR) | Een membraangebonden immuunglobuline op het oppervlak van B-cellen dat specifiek antigenen bindt en een rol speelt in de activering van de B-cel. |
| Immunoglobuline (Ig) | Een eiwitmolecuul, ook wel antilichaam genoemd, dat wordt geproduceerd door B-cellen en essentieel is voor de humorale immuunrespons. |
| Cytokines | Signaalmoleculen die worden uitgescheiden door immuuncellen en andere cellen en die de communicatie en interactie tussen cellen reguleren, evenals de immuunrespons zelf. |