Cover
Börja nu gratis 11dgkbmw_Chordata integument circulatie ademhaling zenuw excretie (1).pdf
Summary
# Huid en schubben bij gewervelden
Dit deel van het document behandelt de diversiteit aan huidbedekkingen en schubben bij verschillende klassen van gewervelden, met een focus op hun structuur, functie en evolutionaire context [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [19](#page=19) [1](#page=1) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.1 De functie van de huid bij gewervelden
De huid, ook wel integument genoemd, heeft diverse belangrijke functies. Bij landdieren is een cruciale rol van de huid het beschermen tegen uitdroging. Daarnaast draagt de huid bij aan isolatie [12](#page=12) [13](#page=13) [17](#page=17) [3](#page=3).
### 1.2 Schubben: diversiteit en structuur
Schubben vormen een veelvoorkomende huidbedekking bij verschillende gewervelde groepen en variëren sterk in structuur en samenstelling [7](#page=7).
#### 1.2.1 Placoïde schubben
Placoïde schubben, ook wel denticles genoemd, zijn karakteristiek voor kraakbeenachtige vissen (Chondrichthyes). Ze bestaan uit een kern van dentine, omgeven door pulpa en bedekt met glazuur. Tanden van gewervelden zijn structureel vergelijkbaar met placoïde schubben [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.2.2 Elasmoïde schubben
Elasmoïde schubben zijn dunne, door de epidermis bedekte beenplaatjes die voorkomen bij straalvinnige vissen (Teleostei). Er worden twee hoofdtypen onderscheiden [8](#page=8):
* **Cycloïde schubben**: deze hebben een ronde rand [9](#page=9).
* **Ctenoïde schubben**: deze hebben een getande rand (ctenii) [9](#page=9).
#### 1.2.3 Cosmoïde schubben
Cosmoïde schubben bevinden zich dieper in de dermis en bestaan uit drie lagen [10](#page=10):
* Een compacte lamellaire beenlaag [10](#page=10).
* Een sponzige beenlaag [10](#page=10).
* Een dunne cosminelaag, vergelijkbaar met glazuur [10](#page=10).
Cosmoïde schubben worden gevonden bij kwastvinnigen (Crossopterygii) en longvissen [10](#page=10).
#### 1.2.4 Ganoïde schubben
Ganoïde schubben lijken op cosmoïde schubben, maar hebben een gereduceerde sponzige beenlaag en een cosminelaag die verrijkt is met ganoïne, een harde, glazuurachtige substantie. Ze worden aangetroffen bij de Holostei en Chondrostei [11](#page=11).
### 1.3 Huidbedekking bij verschillende landdierklassen
Bij landdieren is de evolutie van de huid aangepast aan de uitdagingen van een leven op het land.
#### 1.3.1 Amfibieën
Amfibieën hebben een vochtige en klierrijke huid, die geen schubben draagt. De vochtigheid van de huid is essentieel voor gasuitwisseling en bescherming tegen uitdroging [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 1.3.2 Reptielen
De huid van reptielen is bedekt met hoornige of benige schubben, en de huid is klierarm. Deze schubben bieden bescherming en helpen uitdroging te voorkomen [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 1.3.3 Vogels en Zoogdieren
Bij vogels en zoogdieren is de ontwikkeling van een isolerende huidbedekking van groot belang [17](#page=17).
##### 1.3.3.1 Vogels
Vogels hebben een huid die voornamelijk bedekt is met veren. Veren zijn complexe structuren die reeds bij bepaalde groepen dinosaurussen ontstonden. Een veer bestaat uit een schacht, haakjes, baarden (rami) en baardjes (radii) [19](#page=19) [20](#page=20).
##### 1.3.3.2 Zoogdieren
De huid van zoogdieren is bedekt met haren en bevat talrijke klieren. Haren bestaan uit een haarschacht, merg (keratine), cortex (hard keratine) en een geschubde cuticula. De haarwortel is de basis van de haar. Kleine spiertjes kunnen de haren rechtop zetten. De vorm van een haar wordt bepaald door de verhoudingen van verschillende keratine types, en de kleur door de hoeveelheid en soort melanine, zoals eumelanine en phaeomelanine [21](#page=21) [22](#page=22).
> **Tip:** Vergelijk de structurele opbouw van de verschillende soorten schubben om de evolutionaire aanpassingen aan verschillende leefomgevingen te begrijpen.
> **Tip:** Let op de verschillen in klierrijkdom van de huid tussen aquatische en terrestrische gewervelden.
---
# Ademhalingsorganen bij gewervelden
Dit gedeelte beschrijft de diverse ademhalingssystemen van aquatische en terrestrische gewervelden, met aandacht voor kieuwen, longen, zwemblazen en luchtzakken.
### 2.1 Ademhalingsorganen bij aquatische gewervelden
#### 2.1.1 Kieuwen bij kraakbeenvissen (Classis Chondrichthyes)
Kraakbeenvissen ademen via kieuwen. Ze hebben meestal vijf kieuwspleten. Daarnaast beschikken ze over een spiraculum, een opening die dorsaal gelegen is en kan dienen voor waterinname bij bodembewonende soorten. Het water stroomt via de mond naar binnen en verlaat de kieuwruimte via de kieuwspleten. De structuur van de kieuw omvat kieuwbogen waaraan hemibranchia (halve kieuwen) en holobranchia (hele kieuwen) bevestigd zijn, gescheiden door septa die de kieuwspleten vormen [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.1.2 Kieuwen bij beenvissen (Classis Osteichthyes)
Beenvissen ademen ook met behulp van kieuwen. Deze zijn ondergebracht in een kieuwruimte die wordt afgedekt door een operculum. Dit deksel beschermt de delicate kieuwen en speelt een rol in de waterstroming over de kieuwen [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 2.1.3 De zwemblaas
De zwemblaas is een dorsale uitgroeiing van de slokdarm. Het primaire doel is als hydrostatisch orgaan om het soortelijk gewicht van de vis aan te passen en zo op diepte te blijven. Echter, bij sommige soorten heeft de zwemblaas bijkomende functies, waaronder die van een extra ademhalingsorgaan, en kan het betrokken zijn bij horen en geluidsproductie [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
De zwemblaas kan op twee manieren gevuld worden met lucht:
* **Physostome zwemblaas:** Hierbij is er een verbinding met de darm via de *ductus pneumaticus* [36](#page=36).
* **Physocliste zwemblaas:** Bij dit type zwemblaas is er geen directe verbinding met de darm. Gas wordt hierbij geproduceerd door een gespecialiseerd orgaan, het "rode lichaam" [36](#page=36).
#### 2.1.4 Longen bij "longvissen"
Bij bepaalde groepen vissen, de zogenaamde "longvissen" (Dipnoi), zijn de zwemblazen geëvolueerd tot longen. Bij de Dipnoi is dit een enkelvoudige zak met onderverdelingen en alveoli. Een andere groep, *Polypterus*, heeft een eenvoudige 2-lobbige long. Deze longen zijn ontwikkeld als een ventrale uitzakking van de darm die dorsaal is gemigreerd [37](#page=37) [39](#page=39).
> **Tip:** Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen de zwemblaas van teleostei (beenvis) en de longen van Dipnoi en *Polypterus*, ook al kunnen de anatomische oorsprongen vergelijkbaar zijn.
### 2.2 Ademhalingsorganen bij terrestrische gewervelden
#### 2.2.1 Amfibieën (Classis Amphibia)
Amfibieën vertonen een tweeledige levenswijze waarbij larven via kieuwen ademen. Volwassen amfibieën hebben een grotere zuurstofopname nodig en gebruiken hiervoor meerdere organen: longen, de huid en het mondepitheel. De neusgaten staan in verbinding met de mondholte, wat helpt bij het inademen. Gasuitwisseling via de huid is essentieel; de huid is dun, heeft een zeer dunne hoornlaag en is goed doorbloed en vochtig. De longen van amfibieën zijn over het algemeen eenvoudig van structuur, vaak als luchtzakken met alveoli in de wand [40](#page=40) [41](#page=41).
> **Example:** Veel salamanders hebben sterk gereduceerde longen en zijn grotendeels afhankelijk van huidademhaling.
#### 2.2.2 Reptielen (Classis Reptilia)
Reptielen ademen uitsluitend via longen en hebben geen kieuwen als volwassenen. Ze beschikken over ondoorlaatbare huid, wat vochtverlies tegengaat. De longen zijn sterk ontwikkeld en vaak ondersteund door vertakte luchtzakken met alveoli in de wand. De volumevergroting van de borstkas tijdens de ademhaling wordt gedragen door intercostale spieren [42](#page=42).
> **Tip:** De evolutionaire overgang naar een drogere omgeving dwong reptielen tot de ontwikkeling van luchtdichte huid en efficiëntere longen.
#### 2.2.3 Vogels (Classis Aves)
Vogels hebben een hoog metabolisme, wat resulteert in een hoog zuurstofverbruik. Hun ademhalingssysteem is uniek en efficiënt, met kleine longen maar grote luchtzakken. Er zijn vijf paren luchtzakken die verbonden zijn met de parabronchi in de longen. Gasuitwisseling vindt plaats in de longen zelf, niet in de luchtzakken. Het systeem werkt met een continue luchtstroom die door de longen gaat, zowel tijdens inademing als uitademing, wat een zeer efficiënte gasuitwisseling garandeert [44](#page=44) [45](#page=45).
> **Example:** De twee cycli van in- en uitademing die nodig zijn om lucht door het vogelademhalingssysteem te laten stromen, zorgen ervoor dat frisse lucht constant langs de parabronchi stroomt.
#### 2.2.4 Zoogdieren (Classis Mammalia)
Zoogdieren ademen door longen, waarbij de luchtpijp (trachea) verbonden is met het stemorgaan (larynx). Een belangrijk kenmerk van de ademhaling bij zoogdieren is de aanwezigheid van een gespierd middenrif (diafragma) dat een cruciale rol speelt bij het vergroten en verkleinen van het borstvolume tijdens de ademhalingscyclus. De longen van zoogdieren zijn complexe structuren met alveoli die een groot oppervlak voor gasuitwisseling bieden [46](#page=46) [47](#page=47).
---
# Circulatiesystemen bij gewervelden
Dit deel van het document onderzoekt de ontwikkeling en structuur van de bloedsomloop bij verschillende klassen gewervelden, van enkelvoudige naar dubbele bloedsomlopen en de samenstelling van harten [48](#page=48).
### 3.1 Algemene principes en aquatische circulatie
Gewervelden hebben verschillende soorten circulatiesystemen, waaronder kieuwen, enkelvoudige bloedsomlopen, terrestrische longen en dubbele bloedsomlopen, die zowel in aquatische als terrestrische omgevingen voorkomen. Het systeem is over het algemeen een gesloten bloedsomloop [49](#page=49).
#### 3.1.1 Enkelvoudige bloedsomloop bij aquatische gewervelden
Vissen kenmerken zich door een enkelvoudige bloedsomloop met kieuwen als belangrijkste orgaan voor gasuitwisseling. Hun hart is relatief eenvoudig en bestaat uit de volgende structuren in opeenvolgende volgorde: een sinus venosus, één atrium, één ventrikel en een conus of bulbus arteriosus. Het bloed circuleert in de volgende route: sinus venosus $\rightarrow$ atrium $\rightarrow$ ventrikel $\rightarrow$ conus/bulbus arteriosus $\rightarrow$ kieuwen $\rightarrow$ weefsels [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
Na door de kieuwen te zijn gepompt, gaat het bloed direct naar de weefsels om zuurstof af te geven. Zuurstofrijk bloed komt het hart binnen nadat het uit de kieuwen komt en voordat het naar de weefsels gaat [53](#page=53) [54](#page=54).
### 3.2 Terrestrische bloedsomlopen
Terrestrische gewervelden hebben doorgaans een dubbele bloedsomloop, wat betekent dat het bloed twee routes door het hart neemt: één naar de longen voor oxygenatie en één naar de rest van het lichaam. De hartstructuur wordt complexer naarmate de gewervelden evolueren naar een meer terrestrische levenswijze [49](#page=49).
#### 3.2.1 Amfibieën (Classis Amphibia)
Amfibieën bezitten een driekamerig hart, bestaande uit twee atria en één ventrikel. Dit resulteert in een dubbele bloedsomloop. Het bloed wordt van het lichaam verzameld in het rechter atrium, terwijl zuurstofrijk bloed uit de longen in het linker atrium terechtkomt. Beide atria legen zich vervolgens in het enkele ventrikel, waar een zekere mate van menging van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed plaatsvindt [55](#page=55) [56](#page=56) [58](#page=58).
Het bloed stroomt van het hart naar de longen (via de longslagader) en naar de rest van het lichaam (via de aorta). Bij amfibieën komt zuurstofrijk bloed in de holte van het hart vlak voordat het naar de longen gaat [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 3.2.2 Reptielen (Classis Reptilia)
De meeste reptielen hebben ook een driekamerig hart met twee atria en één ventrikel. Echter, in tegenstelling tot amfibieën, hebben veel reptielen een onvolledig septum in het ventrikel, wat de menging van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed verder reduceert [58](#page=58).
Het bloed wordt via de holle aders het rechter atrium binnengebracht, terwijl zuurstofrijk bloed via de longader in het linker atrium terechtkomt. Beide atria legen zich in het ventrikel. De bloedvaten die vanuit het hart vertrekken zijn de longslagader naar de longen en de linker en rechter aorta naar de rest van het lichaam [58](#page=58) [59](#page=59).
Een belangrijke uitzondering hierop zijn krokodillen, die een vierkamerig hart bezitten met twee volledig gescheiden ventrikels, wat een efficiëntere scheiding van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed mogelijk maakt. Over het algemeen wordt bij reptielen gesproken van een gesloten bloedsomloop [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.2.3 Zoogdieren (Classis Mammalia) en Vogels (Classis Aves)
Zoogdieren en vogels hebben een volledig gescheiden vierkamerig hart, bestaande uit twee volledig gescheiden atria en twee volledig gescheiden ventrikels. Dit garandeert een volledige scheiding van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed, wat essentieel is voor hun hoge metabolisme [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64).
Het bloed wordt via de holle aders het rechter atrium binnengebracht en stroomt door naar het rechter ventrikel. Van daaruit wordt het zuurstofarme bloed naar de longen gepompt via de longslagader. Zuurstofrijk bloed keert terug uit de longen via de longader in het linker atrium en stroomt door naar het linker ventrikel, van waaruit het via de aorta naar de rest van het lichaam wordt gepompt [63](#page=63) [64](#page=64).
> **Tip:** De evolutie van het hart bij gewervelden laat een duidelijke trend zien van een enkelvoudige, minder efficiënte circulatie naar een dubbele, meer efficiënte circulatie met steeds betere scheiding van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed. Dit hangt nauw samen met de overgang van aquatische naar terrestrische levensstijlen en de toenemende behoefte aan zuurstof voor hogere activiteitsniveaus.
---
# Excretiestelsel en osmoregulatie
Het excretiestelsel en osmoregulatie bij gewervelden omvatten de processen die essentieel zijn voor de afscheiding van stikstofhoudend afval en het handhaven van de water- en zoutbalans in diverse leefomgevingen [65](#page=65).
### 4.1 Osmoregulatie bij aquatische gewervelden
Gewervelden die in water leven, worden geconfronteerd met verschillende osmotische uitdagingen afhankelijk van de zoutconcentratie van hun omgeving.
#### 4.1.1 Mariene gewervelden
Mariene gewervelden leven in een omgeving met een hogere ionenconcentratie dan hun lichaamsvloeistoffen (hypotonisch bloed ten opzichte van zeewater). Dit leidt tot een constante neiging tot waterverlies en zoutopname [66](#page=66).
* **Afvoer van stikstofhoudend afval:** De belangrijkste stikstofhoudende afvalstof, ammoniak ($\text{NH}_3$), wordt direct uit de kieuwen uitgescheiden. Andere stikstofhoudende afvalstoffen kunnen worden opgeslagen in de lichaamsvloeistoffen [66](#page=66).
* **Water- en zoutbalans:**
* Ze drinken grote hoeveelheden zeewater om waterverlies te compenseren [67](#page=67).
* Zouten worden actief uitgescheiden, vaak via gespecialiseerde klieren zoals de rectale klier [66](#page=66).
* De urine is schaars maar geconcentreerd, wat helpt om water te behouden [67](#page=67).
* De nier speelt een relatief beperkte rol bij het reguleren van de zoutbalans [66](#page=66).
**Voorbeeld:** Kabeljauw en haring lossen hun osmotische probleem op door veel te drinken en weinig te urineren [69](#page=69).
#### 4.1.2 Zoetwatergewervelden
Zoetwatergewervelden leven in een omgeving met een lagere ionenconcentratie dan hun lichaamsvloeistoffen (hypertonisch bloed ten opzichte van zoetwater). Hierdoor is er een neiging tot wateropname en zoutverlies [67](#page=67).
* **Water- en zoutbalans:**
* Zij bezitten doorgaans een relatief ondoorlaatbare huid om wateropname te minimaliseren [67](#page=67).
* Ze drinken geen water [67](#page=67).
* Zouten worden actief opgenomen via de kieuwen om verliezen te compenseren [67](#page=67).
* Ze produceren grote hoeveelheden waterige urine om overtollig water uit te scheiden [67](#page=67).
**Voorbeeld:** Karpers en snoeken hebben geen osmotisch probleem, wat impliceert dat hun water- en zoutbalans efficiënt gereguleerd wordt, waarschijnlijk door een combinatie van efficiënte zoutopname en wateruitscheiding [68](#page=68).
### 4.2 Osmoregulatie bij terrestrische gewervelden
Terrestrische gewervelden staan voor de uitdaging om waterverlies te minimaliseren in een drogere omgeving.
* **Stikstofexcretie:** De afscheiding van het giftige ammoniak is problematisch omdat het veel water vereist. Terrestrische gewervelden zetten ammoniak daarom om in minder toxische en minder wateroplosbare verbindingen.
* **Reptielen en vogels:** Scheiden urinezuur uit, wat bijna vast is en minimale wateruitscheiding vereist [70](#page=70).
* **Zoogdieren:** Scheiden ureum uit, dat in geconcentreerde urine kan worden uitgescheiden [70](#page=70).
* **Excretiestelsel:** Nieren, ureters en vaak een urineblaas zijn de belangrijkste organen voor de uitscheiding van urine en het behoud van water. Deze organen spelen een cruciale rol bij het concentreren van urine en het reguleren van de waterbalans [70](#page=70).
---
# Zenuwstelsel en zintuigen
Dit gedeelte behandelt de ontwikkeling en functie van het zenuwstelsel en de zintuigen bij verschillende klassen gewervelden in aquatische en terrestrische omgevingen.
### 5.1 Algemene principes en aquatische gewervelden
Het zenuwstelsel is cruciaal voor de waarneming van de omgeving en de respons daarop. In aquatische omgevingen zijn de zintuigen vaak aangepast aan het leven onder water [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73).
### 5.2 Zenuwstelsel en zintuigen bij terrestrische gewervelden
#### 5.2.1 Classis Amphibia
Amfibieën hebben een goed ontwikkeld zicht. Ze bezitten speciale zintuigen en een pijnappelklier (pineaal orgaan) [76](#page=76) [77](#page=77).
#### 5.2.2 Classis Reptilia
Reptielen beschikken over een goed ontwikkeld zicht. Daarnaast hebben ze speciale zintuigen, waaronder een pijnappelklier infra-rood detectoren en het orgaan van Jacobson [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79).
#### 5.2.3 Classis Aves
Vogels hebben een goed ontwikkeld zicht maar een slechte reukzin [80](#page=80).
#### 5.2.4 Classis Mammalia
Zoogdieren vertonen een variëteit aan zintuigen, waaronder zicht, tast, reuk, smaak en gehoor. Kenmerkend voor het gehoor bij zoogdieren zijn de oorschelpen en de drie gehoorsbeentjes: de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel [81](#page=81) [82](#page=82).
> **Tip:** Let op de specifieke aanpassingen van de zintuigen per dierklasse en hun leefomgeving. Dit kan een goede basis vormen voor examenvragen over adaptatie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Integument | Het integument, of de huid, is de buitenste bedekking van een dierlijk organisme die bescherming biedt tegen de omgeving en een rol speelt bij verschillende fysiologische processen zoals ademhaling en temperatuurregulatie. |
| Placoïde schubben | Dit zijn tandenachtige schubben die voorkomen bij kraakbeenvissen (Chondrichthyes). Ze zijn opgebouwd uit dentine, pulpa en omgeven door glazuur, en dragen bij aan de stroomlijning van het lichaam. |
| Elasmoïde schubben | Dunne, door de epidermis bedekte beenplaatjes die voorkomen bij beenvissen (Teleostei). Ze bestaan in twee typen: cycloïde (ronde rand) en ctenoïde (getande rand). |
| Cosmoïde schub | Een type schub dat diep in het dermis ligt en uit drie lagen bestaat: een compacte lamellaire beenlaag, een sponzige beenlaag en een dunne cosminelaag met email. Wordt gevonden bij Crossopterygii en longvissen. |
| Ganoïde schub | Vergelijkbaar met de cosmoïde schub, maar met een gereduceerde sponzige beenlaag en een cosminelaag met meerlagig ganoïne. Dit type schub komt voor bij Holostei en Chondrostei. |
| Huidklieren | Gespecialiseerde cellen of organen in de huid die secreties produceren, zoals zweet (voor thermoregulatie), talg (voor smering en waterafstoting) of melk (voor voeding van jongen). |
| Apocriene klieren | Een type huidklier dat wordt aangetroffen op specifieke plaatsen op het lichaam, vaak nabij haarfollikels. Ze produceren waterige of eiwit- en vetrijke secreties die feromonen kunnen bevatten. |
| Talgklieren | Huidklieren die uitmonden in haarfollikels en een waterafstotende talg produceren, wat essentieel is voor het beschermen van de huid en het haar. |
| Exocriene zweetklieren | Deze klieren variëren sterk in plaats en aantal afhankelijk van de soort en zijn voornamelijk betrokken bij thermoregulatie door het uitscheiden van water en NaCl. |
| Melkklieren | Gespecialiseerde klieren bij vrouwelijke zoogdieren die melk produceren en afscheiden om de jongen te voeden, onder invloed van hormonen zoals oestrogenen, progesteron, prolactine en oxytocine. |
| Kieuwen | Ademorgaantjes die water bewonen en zuurstof uit het water halen en kooldioxide afgeven. Ze bestaan uit kieuwbogen met kieuwplaten. |
| Operculum | Een beenachtig deksel dat de kieuwen van beenvissen beschermt en de waterstroom over de kieuwen reguleert, wat essentieel is voor efficiënte ademhaling. |
| Zwemblaas | Een inwendig orgaan bij veel beenvissen dat dient als hydrostatisch orgaan om het soortelijk gewicht aan te passen, waardoor de vis op een bepaalde diepte kan blijven zonder energie te verbruiken. |
| Longen | Ademorgaantjes die lucht inademen en zuurstof uit de lucht halen en kooldioxide afgeven. Ze komen voor bij landdieren en enkele aquatische soorten, zoals longvissen. |
| Dubbele bloedsomloop | Een circulatiesysteem waarbij bloed twee keer door het hart stroomt per volledige omloop: één keer door de longen (pulmonale circulatie) en één keer door de rest van het lichaam (systemische circulatie). |
| Enkelvoudige bloedsomloop | Een circulatiesysteem waarbij bloed slechts één keer door het hart stroomt per volledige omloop. Dit wordt gezien bij vissen die ademen met kieuwen. |
| Driewkamerig hart | Een hart dat bestaat uit twee atria (boezems) en één ventrikel (kamer). Dit type hart wordt aangetroffen bij amfibieën en de meeste reptielen. |
| Vierkamerig hart | Een hart dat bestaat uit twee atria en twee ventrikels. Dit type hart is volledig gescheiden en zorgt voor een efficiënte zuurstofvoorziening, zoals bij vogels en zoogdieren. |
| Osmoregulatie | Het proces waarmee organismen de concentratie van water en opgeloste stoffen (ionen) in hun lichaam behouden om de homeostase te bewaren, ondanks veranderingen in de externe omgeving. |
| Ureum | Een stikstofhoudend afvalproduct dat in de lever wordt geproduceerd en door de nieren wordt uitgescheiden. Het is minder giftig dan ammoniak en vereist minder water voor uitscheiding. |
| Uirinezuur | Een zeer wateronoplosbaar stikstofhoudend afvalproduct dat wordt uitgescheiden door reptielen en vogels. Het laat de uitscheiding toe met minimale waterverlies. |
| Pineaal orgaan | Een lichtgevoelig orgaan, ook wel bekend als het "derde oog", dat bij veel gewervelden aanwezig is en een rol speelt bij de regulatie van circadiaanse ritmes en fotoperiodieke reacties. |
| Orgaan van Jacobson | Een gespecialiseerd reukorgaan, ook wel bekend als het vomeronasale orgaan, dat bij veel gewervelden, met name reptielen, aanwezig is en dient voor de detectie van geurmoleculen. |