Cover
Start now for free Deel VIII Cursus Inleiding tot het recht.pdf
Summary
# De structuur van de Belgische federale staat
De Belgische federale staat kenmerkt zich door een bipolaire structuur met gemeenschappen en gewesten, gebetonneerde en verschanste bevoegdheden, een asymmetrische organisatie en een coöperatieve benadering tussen de verschillende entiteiten.
### 1.1 Kenmerken van het Belgische federale systeem
Het Belgische federale systeem kan beschreven worden als centrifugaal en bipolair [1](#page=1).
#### 1.1.1 Centrifugaal-federale staat
Dit verwijst naar de decentralisatie van bevoegdheden van het centrum naar de deelstaten [1](#page=1).
#### 1.1.2 Bipolaire aard
Het Belgische federale systeem is bipolair omdat het is gebaseerd op de verhouding tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Talrijke federale instellingen zijn paritair samengesteld, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest streeft naar een evenwichtige machtsverdeling tussen beide taalgroepen. Technieken zoals de alarmbelprocedure werden ingevoerd ter bescherming van minderheden [1](#page=1).
### 1.2 Gebetonneerde en verschanste bevoegdheden
De bevoegdheidsverdeling in België geniet een bijzondere bescherming [1](#page=1).
#### 1.2.1 Gebetonneerde bevoegdheden van de gemeenschappen
De gemeenschapsbevoegdheden worden grotendeels vastgelegd in de Grondwet en verder uitgewerkt in bijzondere meerderheidswetten (communautaire wetten). Deze worden "gebetonneerd" genoemd, wat wijst op hun bescherming [1](#page=1).
#### 1.2.2 Verschanste bevoegdheden van de gewesten
De gewestbevoegdheden zijn niet in de Grondwet opgesomd, maar worden vastgelegd door bijzondere meerderheidswetten. Een bijzondere meerderheid is vereist om deze bevoegdheden te wijzigen, waardoor ze "beschermd" of "verschanst" zijn. Dit maakt bevoegdheidswijzigingen in de praktijk moeilijk [1](#page=1).
### 1.3 Federaal systeem met een asymmetrische structuur
De institutionele organen van de gemeenschappen en gewesten zijn niet uniform over de taalgrenzen heen georganiseerd, wat leidt tot een asymmetrische structuur [2](#page=2).
#### 1.3.1 Organisatie in Wallonië en Vlaanderen
* **Wallonië:** Gemeenschaps- en gewestelijke aangelegenheden worden gescheiden geregeld door respectievelijk het Franse Gemeenschapsparlement en de Franse Gemeenschapsregering, en het Waals Parlement en de Waalse Regering [2](#page=2).
* **Vlaanderen:** Zowel gemeenschaps- als gewestelijke aangelegenheden worden uitgeoefend door één Vlaams Parlement en één Vlaamse Regering. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest zijn weliswaar onderscheiden rechtspersonen met een eigen begroting, maar de organen die hun bevoegdheden uitoefenen zijn dezelfde [2](#page=2).
#### 1.3.2 Overheveling van bevoegdheden
Artikel 138 van de Grondwet maakt het mogelijk voor de Franse Gemeenschap om bevoegdheden over te hevelen naar de instellingen van het Waals Gewest of de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel. Dit betreft onder andere [2](#page=2):
* Gemeentelijke, provinciale, intergemeentelijke en privé-infrastructuren voor lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven [2](#page=2).
* Sociale promotie [2](#page=2).
* Beroepsomscholing en -bijscholing [2](#page=2).
* Systemen van alternerend leren (met uitzondering van alternerend onderwijs) [2](#page=2).
* Leerlingenvervoer [2](#page=2).
* Gezondheidsbeleid (met uitzonderingen) [2](#page=2).
* Bijstand aan personen (met uitzonderingen) [2](#page=2).
* Gezinsbijslagen [3](#page=3).
Op vergelijkbare wijze laat artikel 139 van de Grondwet toe dat de organen van de Duitstalige Gemeenschap bevoegdheden van het Waals Gewest uitoefenen in het Duitse taalgebied, bijvoorbeeld voor monumenten en landschappen [3](#page=3).
### 1.4 Coöperatief-federale staatsstructuur
De Belgische federale staat voorziet in procedures voor overleg en coördinatie tussen de verschillende entiteiten, wat duidt op een coöperatief systeem [3](#page=3).
### 1.5 Materiële bevoegdheden van de gemeenschappen
De materiële bevoegdheden van de gemeenschappen, zoals vastgelegd in artikelen 127 tot 130 van de Grondwet, omvatten:
* **Culturele aangelegenheden:** Nader omschreven in artikel 4 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 (BWHI). Voorbeelden zijn taalbescherming, schone kunsten, cultureel erfgoed, musea, bibliotheken, lichamelijke opvoeding, sport, jeugdbeleid en artistieke vorming [3](#page=3).
* **Onderwijs:** Gevestigd in artikel 127, §1 Gw.. Sinds de derde staatshervorming in 1988 zijn de gemeenschappen bevoegd voor vrijwel het gehele onderwijsbeleid, inclusief het administratieve en geldelijke statuut van onderwijzend personeel. Uitzonderingen die federaal blijven zijn de bepaling van de leerplicht, minimale diplomavereisten en de pensioenregeling [4](#page=4).
* **Persoonsgebonden aangelegenheden:** Toegevoegd in 1980, deze hebben betrekking op "aangelegenheden die nauw met het leven van de mens in zijn gemeenschap zijn verbonden". Ze zijn nader bepaald in artikel 5, §1 BWHI. Categorieën omvatten aspecten van gezondheidsbeleid, bijstand aan personen, de organisatie van justitiehuizen en elektronisch toezicht, gezinsbijslagen en filmkeuring. Concreet betreft dit onder meer jeugdbescherming, gezinsbeleid, kinderopvang, beleid inzake gehandicapten en bejaarden, integratie van migranten en geestelijke gezondheidszorg buiten ziekenhuizen. De federale overheid behoudt bevoegdheid voor ziekte- en invaliditeitsverzekering [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Gebruik der talen:** Artikel 129, §1 Gw. geeft de Vlaamse en Franse Gemeenschap de bevoegdheid om het taalgebruik te regelen voor bestuurszaken, onderwijs in door de overheid opgerichte of gesubsidieerde instellingen, en sociale betrekkingen tussen werkgevers en personeel. Gemeenten met een bijzondere taalregeling, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied vallen hier buiten en blijven federaal geregeld [5](#page=5).
* **Samenwerking tussen de gemeenschappen** [5](#page=5).
* **Internationale samenwerking** in de voornoemde aangelegenheden, inclusief het sluiten van verdragen [5](#page=5).
* **Wetenschapsbeleid:** Gemeenschappen zijn ook bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek in hun bevoegdheidsdomeinen [5](#page=5).
### 1.6 Materiële bevoegdheden van de gewesten
De gewesten zijn in principe bevoegd voor "plaatsgebonden" aangelegenheden, nader bepaald in artikel 6, §1 BWHI. Dit omvat [6](#page=6):
* **Ruimtelijke ordening:** Gewestplannen, bouw- en verkavelingsvergunningen, stadsvernieuwing, bescherming van monumenten en landschappen [6](#page=6).
* **Leefmilieu en waterbeleid:** Afvalwaterzuivering, productie van drinkwater, bestrijding van vervuiling, geluidshinder, afvalstoffenbeleid, en financiële tegemoetkoming bij rampen [6](#page=6).
* **Landinrichting en natuurbehoud:** Natuurbescherming, bossen, jacht en visteelt. De federale overheid blijft bevoegd voor de handel in jachtwapens en vogelvangst [6](#page=6).
* **Huisvesting:** Sociale woningbouw, strijd tegen verkrotting, en huurregels [6](#page=6).
* **Landbouwbeleid en zeevisserij:** Landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten, onderzoek en ontwikkeling, en uitvoerbeleid. De federale overheid blijft bevoegd voor controle op grondstoffen, voedselveiligheid en dierengezondheid [7](#page=7).
* **Economie:** Algemeen economisch beleid, steun aan bedrijven, vestigingsvoorwaarden, handelshuur, toerisme. Dit moet rekening houden met de Economische en Monetaire Unie (EMU) [7](#page=7).
* **Energiebeleid** [7](#page=7).
* **Ondergeschikte besturen:** Gemeenten, provincies en intercommunales [7](#page=7).
* **Tewerkstellingsbeleid:** Arbeidsbemiddeling, controle op werklozen, betaald educatief verlof en lokale werkgelegenheidsagentschappen [7](#page=7).
* **Openbare werken en vervoer** [7](#page=7).
* **Dierenwelzijn** [7](#page=7).
* **Verkeersveiligheidsbeleid** [7](#page=7).
De gewesten zijn ook bevoegd voor het sluiten van internationale akkoorden en voor wetenschappelijk onderzoek [8](#page=8).
### 1.7 Bevoegdheden van de federale overheid
De federale overheid beschikt over toegewezen bevoegdheden en de residuaire bevoegdheden, d.w.z. alle bevoegdheden die niet expliciet aan de gemeenschappen of gewesten zijn toegewezen. Tot de federale bevoegdheden behoren onder andere [8](#page=8):
* Monetair beleid [8](#page=8).
* (Het grootste deel van) Justitie [8](#page=8).
* Het grootste deel van de Sociale Zekerheid [8](#page=8).
* Veiligheidsbeleid (openbare veiligheid, ordehandhaving, civiele bescherming) [8](#page=8).
* Defensie [8](#page=8).
* Grote delen van burgerlijk, arbeids- en strafrecht [8](#page=8).
* Regelen van de uitoefening van gezondheidszorgberoepen [8](#page=8).
* Vennootschaps- en handelsrecht [8](#page=8).
* Industriële en intellectuele eigendommen [8](#page=8).
### 1.8 Belangrijke begrippen inzake de bevoegdheidsverdeling
#### 1.8.1 Economische en monetaire unie (EMU)
De gewesten oefenen economische bevoegdheden uit binnen het kader van de EMU, die het economisch institutioneel verband van België vormt. Dit impliceert naleving van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen, en de vrijheid van handel en nijverheid. Het Belgische institutionele kader wordt gekenmerkt door een geïntegreerde markt en een eenheid van munt, wat beperkingen kan opleggen aan de bevoegdheidsuitoefening van deelgebieden. Het beginsel van de EMU is in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof geëvolueerd tot een algemeen bevoegdheidsbeperkend principe. De federale overheid stelt het normatieve kader vast, terwijl de gewesten hun economische bevoegdheden binnen dit kader uitoefenen [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.8.2 Exclusieve bevoegdheden
Het Belgisch federalisme is gebaseerd op een systeem van exclusieve bevoegdheden, waarbij in beginsel slechts één overheid bevoegd is voor een bepaalde aangelegenheid. De exclusiviteit houdt in dat de bevoegdheid van de ene overheid de bevoegdheid van de andere uitsluit. In de praktijk zijn er echter afwijkingen van dit principe door technieken zoals gedeelde exclusieve bevoegdheden, concurrerende en parallelle bevoegdheden, wat leidt tot niet-homogene bevoegdheidspakketten [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.8.3 Constitutieve autonomie
Hoewel deelstaten in België geen eigen grondwet hebben, beschikken ze wel over constitutieve autonomie. Dit betekent dat zij bepaalde aspecten van hun organisatie en de inrichting van hun organen kunnen regelen via decreten die met een tweederdemeerderheid worden aangenomen [10](#page=10).
#### 1.8.4 Federale loyauteit
Het beginsel van de federale loyauteit, ingeschreven in de Grondwet in 1993 (art. 143, §1 Gw.), vereist dat de federale Staat, gemeenschappen en gewesten bij de uitoefening van hun bevoegdheden loyaal zijn ten opzichte van de federale structuur. Ze mogen het evenwicht van de totaalconstructie niet in gevaar brengen en de belangen van andere geledingen niet schaden. Dit beginsel sluit aan bij het evenredigheidsbeginsel [10](#page=10) [11](#page=11).
### 1.9 Instellingen van de gemeenschappen en de gewesten
De bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten worden uitgeoefend door parlementen en regeringen [11](#page=11).
#### 1.9.1 Parlementen van de gemeenschappen en de gewesten
Parlementen nemen decreten of ordonnanties aan, die door de regering worden bekrachtigd en afgekondigd. Hun samenstelling en werking worden, met uitzondering van de Duitstalige Gemeenschap, geregeld bij bijzondere meerderheidswet. Gemeenschaps- en gewestregeringen voeren enkel de eigen wetgeving uit (verticaliteitsbeginsel) [11](#page=11).
* **Samenstelling en verkiezing:** De parlementen van de deelstaten worden rechtstreeks verkozen voor een vaste termijn van 5 jaar, op dezelfde dag als de Europese Parlementsverkiezingen. Het zijn legislatuurparlementen [12](#page=12).
* **Vlaams Parlement:** Bestaat uit 118 rechtstreeks verkozen leden in het Vlaamse Gewest en 6 leden verkozen door kiezers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die stemmen op lijsten van de Nederlandse taalgroep. De Brusselse leden stemmen enkel mee over gemeenschapsaangelegenheden [12](#page=12).
* **Waals Parlement:** Bestaat uit 75 leden, rechtstreeks verkozen in het Waalse Gewest [12](#page=12).
* **Parlement van de Franse Gemeenschap:** Wordt niet rechtstreeks verkozen en bestaat uit de 75 leden van het Waals Parlement en 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement [12](#page=12).
#### 1.9.2 Regeringen van de gemeenschappen en de gewesten
De uitvoerende macht van de gemeenschappen en gewesten berust bij de regering, die verordeningen en besluiten neemt ter uitvoering van decreten of ordonnanties [13](#page=13).
* **Samenstelling en verkiezing:** De regeringen worden verkozen door het parlement met een volstrekte meerderheid. De leden leggen de eed af in handen van de parlementsvoorzitter. Elke regering duidt een voorzitter aan, wiens aanstelling door de Koning wordt bekrachtigd, waarna de Minister-President de eed aflegt [13](#page=13).
* **Aantal leden:**
* Vlaamse Regering: Maximaal elf leden, waarvan minstens één in Brussel woonachtig moet zijn [13](#page=13).
* Franse Gemeenschapsregering: Maximaal vier leden, waarvan minstens één in Brussel woonachtig moet zijn [13](#page=13).
* Waalse Regering: Maximaal zeven leden [13](#page=13).
* Regering van de Duitstalige Gemeenschap: Minimaal drie en maximaal vijf leden [13](#page=13).
* **Besluitvorming:** Regeringen regelen hun werkwijze, waarbij het beginsel van collegiale besluitvorming geldt. Beslissingen worden bij consensus genomen, door middel van overleg, waarbij gestreefd wordt naar instemming van elke minister. Indien dit niet lukt, kan een minister zich neerleggen bij de beslissing of ontslag aanbieden. Dit is een regel van gewoonterecht [14](#page=14).
---
# Bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten
Dit deel van het document focust op de specifieke materiële bevoegdheden die zijn toegekend aan de gemeenschappen en de gewesten in België, inclusief voorbeelden en nuances.
### 2.1 De (materiële) bevoegdheden van de gemeenschappen
De materiële bevoegdheden van de gemeenschappen hebben betrekking op culturele aangelegenheden, onderwijs, persoonsgebonden aangelegenheden, het gebruik der talen, samenwerking tussen de gemeenschappen, internationale samenwerking in voornoemde aangelegenheden en wetenschapsbeleid [3](#page=3) [5](#page=5).
#### 2.1.1 Culturele aangelegenheden
Deze zijn nader omschreven in artikel 4 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (BWHI). Voorbeelden hiervan zijn de bescherming en luister van de taal, de schone kunsten, cultureel erfgoed (met uitzondering van monumenten en landschappen), musea en andere wetenschappelijk-culturele instellingen, bibliotheken, lichamelijke opvoeding, sport, openluchtleven, hulp aan de pers, jeugdbeleid en artistieke vorming [3](#page=3).
#### 2.1.2 Het onderwijs
De onderwijsbevoegdheid vindt haar grondslag in artikel 127, § 1 Gw.. Sinds de derde staatshervorming in 1988 zijn de gemeenschappen bevoegd voor vrijwel het gehele onderwijsbeleid, inclusief alle onderwijsniveaus en het autonoom vaststellen van het administratief en geldelijk statuut van het onderwijzend personeel. De federale overheid behoudt echter de bevoegdheid voor de bepaling van het begin en einde van de leerplicht, de minimale voorwaarden voor het uitreiken van diploma's en de pensioenregeling [4](#page=4).
#### 2.1.3 Persoonsgebonden aangelegenheden
Deze werden in 1980 aan de gemeenschapsbevoegdheden toegevoegd en betreffen aangelegenheden die nauw met het leven van de mens in zijn gemeenschap verbonden zijn. Ze zijn nader bepaald in artikel 5, §1 BWHI en omvatten vijf categorieën [4](#page=4):
* Aspecten van het gezondheidsbeleid [4](#page=4).
* Aspecten van de bijstand aan personen [4](#page=4).
* De organisatie, werking en opdrachten van justitiehuizen en van de dienst die elektronisch toezicht verzekert [4](#page=4).
* Gezinsbijslagen [5](#page=5).
* Filmkeuring met het oog op de toegang van minderjarigen tot bioscoopzalen [5](#page=5).
Concreet betreft dit onder meer jeugdbescherming, gezinsbeleid, kinderopvang, gehandicapten- en bejaardenbeleid, integratie van migranten, zorgverstrekking in instellingen voor ouderen en revalidatiecentra, en geestelijke gezondheidszorg buiten ziekenhuizen. De federale overheid blijft bevoegd voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering [5](#page=5).
#### 2.1.4 Het gebruik der talen
Artikel 129, § 1 Gw. kent de Vlaamse en Franse Gemeenschap de bevoegdheid toe om bij decreet het taalgebruik te regelen voor bestuurszaken, onderwijs in door de overheid opgerichte instellingen, en sociale betrekkingen tussen werkgevers en personeel. Echter, de bevoegdheid om het taalgebruik te regelen in gemeenten met een bijzondere taalregeling, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied blijft bij de federale overheid [5](#page=5).
#### 2.1.5 Samenwerking tussen de gemeenschappen en internationale samenwerking
De gemeenschappen zijn bevoegd voor samenwerking met elkaar en voor internationale samenwerking, inclusief het sluiten van verdragen in hun bevoegdheidsdomeinen [5](#page=5).
#### 2.1.6 Wetenschapsbeleid
Voor de aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn, zijn ze ook bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek [5](#page=5).
### 2.2 De (materiële) bevoegdheden van de gewesten
Algemeen wordt gesteld dat de gewesten bevoegd zijn voor "plaatsgebonden" aangelegenheden, zoals bedoeld in artikel 39 en 134 Gw.. Deze bevoegdheden zijn nader bepaald in artikel 6, §1 BWHI en omvatten onder meer [6](#page=6):
* Ruimtelijke ordening (gewestplannen, bouw- en verkavelingsvergunningen, stadsvernieuwing, bescherming van monumenten en landschappen, groengebieden) [6](#page=6).
* Leefmilieu en waterbeleid (zuivering afvalwater, drinkwaterproductie en -distributie, bestrijding milieuvervuiling, afvalstoffenbeleid, geluidshinder, financiële tegemoetkoming rampenschade) [6](#page=6).
* Landinrichting en natuurbehoud (natuurbescherming, bossen, jacht, visvangst en visteelt). De federale overheid behoudt echter bevoegdheid voor jachtwapens en vogelvangst [6](#page=6).
* Huisvesting (sociale woningbouw, strijd tegen verkrotting, regels voor huurverhuur) [6](#page=6).
* Landbouwbeleid en zeevisserij (landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten, promotie, onderzoek, uitvoerbeleid). De federale overheid blijft bevoegd voor grondstoffencontrole, voedselveiligheid, diergezondheid en kwaliteit van dierlijke producten [7](#page=7).
* Economie (algemeen economisch beleid, steun aan bedrijven, vestigingsvoorwaarden, handelshuur, toerisme). Hierbij moet rekening gehouden worden met de Economische en Monetaire Unie [7](#page=7) [8](#page=8).
* Energiebeleid [7](#page=7).
* Ondergeschikte besturen (gemeenten, provincies, intercommunales) [7](#page=7).
* Tewerkstellingsbeleid (arbeidsbemiddeling, controle beschikbaarheid werklozen, betaald educatief verlof, plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen). De federale overheid behoudt bevoegdheid voor het normatief kader en sancties [7](#page=7).
* Openbare werken en vervoer [7](#page=7).
* Dierenwelzijn [7](#page=7).
* Verkeersveiligheidsbeleid [7](#page=7).
De gewesten zijn ook bevoegd voor internationale akkoorden in hun bevoegdheidsdomeinen en voor wetenschappelijk onderzoek [8](#page=8).
### 2.3 De bevoegdheden van de federale overheid
De federale overheid beschikt over toegewezen bevoegdheden en de residuaire bevoegdheden, dat wil zeggen alle bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan gemeenschappen of gewesten zijn toegewezen. Enkele van deze bevoegdheden zijn monetair beleid, (grootste deel van) justitie, (grootste deel van) sociale zekerheid, veiligheidsbeleid, defensie, grote delen van burgerlijk en strafrecht, civiele bescherming, regels inzake gezondheidszorgberoepen, officiële bekendmaking wetteksten, vennootschapsrecht, handelsrecht en industriële/intellectuele eigendommen [8](#page=8).
### 2.4 Belangrijke begrippen inzake de bevoegdheidsverdeling
#### 2.4.1 Economische en monetaire unie
De gewesten zijn in beginsel bevoegd voor economische aangelegenheden, maar moeten deze uitoefenen in het kader van de Economische en Monetaire Unie (EMU). De EMU is het economisch institutioneel verband van België waaronder het land naar buiten treedt [8](#page=8).
> **Tip:** Hoewel de documentatie specifieke voorbeelden geeft, is het belangrijk te onthouden dat de interpretatie van deze bevoegdheden dynamisch kan zijn en kan evolueren door rechtspraak en verdere staatshervormingen. Bestudeer de grondwetsartikelen en de BWHI nauwkeurig voor een volledig begrip.
>
> **Tip:** Let goed op de uitzonderingen en de residuaire bevoegdheden van de federale overheid, aangezien deze essentieel zijn voor de correcte afbakening van de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten.
---
# Institutionele organen van gemeenschappen en gewesten
Dit onderwerp behandelt de parlementen en regeringen van de gemeenschappen en gewesten, hun samenstelling, werking en verkiezing, met specifieke aandacht voor het asymmetrische model binnen de Belgische federale staatsstructuur.
### 3.1 De rol van parlementen en regeringen
De bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten worden uitgeoefend door respectievelijk hun parlementen en regeringen. Voor de grondwetsherziening van 1993 werden de regeringen van de deelstaten 'executieven' genoemd. In 2005 werden verwijzingen naar 'raden' in de Grondwet vervangen door 'parlementen'. De instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap worden hier niet uitvoerig behandeld [11](#page=11).
#### 3.1.1 Parlementen van de gemeenschappen en gewesten
Het parlement neemt decreten of ordonnanties aan, die vervolgens worden bekrachtigd en afgekondigd door de regering. Met uitzondering van de Duitstalige Gemeenschap, worden de samenstelling en werking van deze parlementen en regeringen geregeld bij bijzondere meerderheidswet. Gemeenschaps- en gewestregeringen voeren enkel de eigen decreetgeving uit, niet de federale wetgeving (verticaliteitsbeginsel) [11](#page=11).
Er zijn zes rechtspersonen (gemeenschappen en gewesten), maar slechts vijf parlementen en regeringen, wat voortkomt uit de "fusie" van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest (asymmetrisch model). De parlementen van de gemeenschappen en gewesten worden rechtstreeks verkozen door de bevolking op gewestelijke basis voor een vaste termijn van vijf jaar, gelijktijdig met de Europese Parlementsverkiezingen. Het zijn legislatuurparlementen die niet voortijdig ontbonden kunnen worden [12](#page=12).
Er is geen Parlement van het Vlaamse Gewest, maar wel een Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, dat het Vlaams Parlement wordt genoemd. De gemeenschapsparlementen worden samengesteld op een gewestelijke basis, met uitzondering van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap [12](#page=12).
* **Vlaams Parlement:**
* 118 leden rechtstreeks verkozen in het Vlaamse Gewest [12](#page=12).
* 6 leden rechtstreeks verkozen door kiezers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die op een lijst van de Nederlandse taalgroep voor het Brussels Hoofdstedelijk Parlement hebben gestemd. Deze Brusselse leden stemmen enkel mee over gemeenschapsaangelegenheden, niet over gewestaangelegenheden [12](#page=12).
* **Waals Parlement:**
* 75 leden, rechtstreeks verkozen in het Waalse Gewest [12](#page=12).
* **Parlement van de Franse Gemeenschap:**
* Niet rechtstreeks verkozen [12](#page=12).
* Bestaat uit de 75 leden van het Waals Parlement [12](#page=12).
* 19 leden gekozen uit en door de Franse taalgroep van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement [12](#page=12).
De werking van de parlementen is grotendeels vergelijkbaar met die van het federale Parlement [13](#page=13).
#### 3.1.2 Regeringen van de gemeenschappen en gewesten
De uitvoerende functie wordt uitgeoefend door de regering, die verordeningen maakt en besluiten neemt ter uitvoering van decreten of ordonnanties. Een regering mag decreten of ordonnanties niet schorsen of vrijstelling van uitvoering verlenen. De bevoegdheden van de regering zijn beperkt tot wat de Grondwet, staatshervormingswetten, en decreten/ordonnanties haar uitdrukkelijk toekennen [13](#page=13).
Bij de totstandkoming van een decreet of ordonnantie treedt de regering op als tweede tak van de wetgevende macht bij bekrachtiging, en als uitvoerende macht bij afkondiging en uitvoering. De gemeenschaps- en gewestregeringen worden verkozen door het parlement met een volstrekte meerderheid van de leden. De "government making power" van deze parlementen is dus groter dan die van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De leden van de regering leggen de eed af in handen van de parlementsvoorzitter. Elke regering duidt een voorzitter aan, wiens aanstelling door de Koning wordt bekrachtigd, waarna de Minister-President de eed aflegt in handen van de Koning [13](#page=13).
De samenstelling van de regeringen is als volgt:
* **Vlaamse Regering:** Maximaal elf leden (inclusief voorzitter). Minstens één lid moet zijn woonplaats hebben in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad [13](#page=13).
* **Franse Gemeenschapsregering:** Maximaal vier leden (inclusief voorzitter). Minstens één lid moet zijn woonplaats hebben in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad [13](#page=13).
* **Waalse Regering:** Maximaal zeven leden (inclusief voorzitter) [13](#page=13).
* **Regering van de Duitstalige Gemeenschap:** Minimaal drie en maximaal vijf leden (inclusief voorzitter) [13](#page=13).
#### 3.1.3 Werkwijze van de regeringen
In principe regelt elke regering zelf haar werkwijze. Daarbij moet rekening gehouden worden met het beginsel van de collegiale besluitvorming. Dit betekent dat elke beslissing door de voltallige regering moet worden genomen, tenzij er expliciete delegatie aan leden is verleend. Een portefeuille geeft een lid enkel het recht om beslissingen in een beleidsdomein voor te bereiden en uit te voeren, niet om ze zelf te nemen zonder delegatie [14](#page=14).
Besluitvorming in de deelstaatregeringen gebeurt niet bij stemming, maar bij "consensus" (analogie met de federale Ministerraad). Er wordt gestreefd naar een beslissing waar elke minister mee kan instemmen. Als niet alle ministers instemmen, maar een overgrote meerderheid wel, dan heeft de minister met ernstige bezwaren twee opties: zich neerleggen bij de beslissing uit solidariteit en zich onthouden van kritiek, of ontslag aanbieden. Dit is een regel van gewoonterecht [14](#page=14).
---
# De Brusselse instellingen
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een unieke entiteit binnen het Belgische federale systeem, met een eigen juridisch statuut en institutionele structuur die afwijkt van de andere gewesten [16](#page=16).
### 10.1 Ontstaan en bijzondere status
De organisatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dateert van 1989, na de Grondwetswijziging van 1970 die drie gewesten voorzag. Deze vertraging was te wijten aan onenigheid over de gelijkwaardigheid van Brussel met de andere gewesten, waarbij Vlamingen vreesden voor een scheidsrechtersrol van Brussel en Franstaligen en Walen juist aandrongen op volwaardige erkenning. De complexe demografische samenstelling en de aanwezigheid van vier bestuursniveaus in Brussel droegen eveneens bij aan deze vertraging [16](#page=16).
Het resultaat is een institutioneel kluwen met een afwijkend statuut, wat onder meer blijkt uit de benaming "Brussels Hoofdstedelijk Gewest" en het gebruik van "ordonnanties" in plaats van "decreten" voor zijn rechtsnormen. Deze ordonnanties zijn onderworpen aan bijkomend toezicht door de rechter en bestuurlijke overheid, wat niet het geval is voor decreten. Het rechtsgebied strekt zich uit over het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, bestaande uit de negentien gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad [16](#page=16).
### 10.2 Instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Binnen de Brusselse instellingen opereren vijf rechtspersonen met diverse bevoegdheden op gewestelijk, agglomeratie-, gemeenschaps- en provinciaal vlak. De focus ligt hier op de organen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zelf [17](#page=17).
#### 10.2.1 Parlement
* **Samenstelling:** Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement telt 89 rechtstreeks verkozen leden voor een periode van vijf jaar, met verkiezingen die samenvallen met die van het Europees Parlement [17](#page=17).
* **Taalgroepen:** Leden worden verkozen op eentalige lijsten en aangeduid als behorende tot een Nederlandse of Franse taalgroep. Sinds 2004 is er een vaste zetelverdeling: 17 voor de Nederlandse taalgroep en 72 voor de Franse taalgroep, wat de Nederlandstalige vertegenwoordiging garandeert [17](#page=17).
* **Legislatuur:** Het Parlement is een legislatuurparlement dat niet ontbonden kan worden voor het einde van de legislatuur [17](#page=17).
#### 10.2.2 Regering
* **Samenstelling:** De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bestaat uit 5 leden, waaronder een minister-president, gekozen door het Parlement. Er geldt pariteit, met twee leden van de Nederlandse en twee van de Franse taalgroep, uitgezonderd de voorzitter. De Regering beslist collegiaal en bij consensus [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Bevoegdheden:** De Regering heeft de uitvoerende macht: ze kondigt ordonnanties af, maakt verordeningen en neemt besluiten voor de uitvoering van ordonnanties [19](#page=19).
* **Minister-president:** De voorzitter van de Regering wordt door het Parlement aangeduid [18](#page=18).
#### 10.2.3 Staatssecretarissen
* **Aantal en verkiezing:** De 5 Regeringsleden worden bijgestaan door 3 gewestelijke staatssecretarissen, die eveneens door het Parlement worden verkozen. Minstens één staatssecretaris moet tot de minst talrijke taalgroep behoren [18](#page=18).
* **Uniekheid:** Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de enige deelstaat met staatssecretarissen [18](#page=18).
* **Bevoegdheden:** Hun bevoegdheden zijn beperkter dan die van federale staatssecretarissen: ze maken geen deel uit van de regering (maar kunnen vergaderingen bijwonen), hebben geen initiatiefrecht, geen recht van medeondertekening van besluiten, en geen verordenende bevoegdheid. Ze oefenen voornamelijk voorbereidende en uitvoerende taken uit [18](#page=18).
### 10.3 Bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De gewestbevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn identiek aan die van het Vlaamse en Waalse Gewest [18](#page=18).
* **Constitutieve autonomie:** Sinds de Zesde Staatshervorming beschikt het Gewest over constitutieve autonomie, zij het met afwijkingen wat betreft waarborgen voor de Nederlandstaligen en Franstaligen in het Parlement en de Regering. Bijzondere meerderheidsvereisten gelden voor de uitoefening hiervan [18](#page=18).
* **Rechtsvorming:** De bevoegdheden van het Parlement worden uitgeoefend via ordonnanties [18](#page=18).
* **Initiatiefrecht:** Het recht van initiatief behoort toe aan de Regering en de leden van het Parlement [18](#page=18).
#### 10.3.1 De "alarmbelprocedure"
In het Brussels Parlement kan de "alarmbelprocedure" worden toegepast [19](#page=19).
> **Tip:** De Brusselse instellingen zijn complex vanwege de historische compromissen en de specifieke context van de tweetalige hoofdstad. Concentreer je op de afwijkende kenmerken zoals ordonnanties en de rol van staatssecretarissen.
> **Voorbeeld:** Het feit dat ordonnanties strenger gecontroleerd worden dan decreten is een direct gevolg van de bijzondere status van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [16](#page=16).
---
# Indeling van het recht
Dit topic legt de fundamentele indeling van het recht in publiek en privaatrecht uit, de doelen van deze indeling en de nuanceringen die hierbij komen kijken in de moderne rechtsstaat [20](#page=20).
### 5.1 Belang van de indeling in rechtstakken
De indeling van het recht in verschillende takken dient twee belangrijke doelen [20](#page=20):
* **Didactisch doel:** Het maakt het mogelijk om het recht systematisch en geordend te bestuderen [20](#page=20).
* **Rechtstheorievorming:** Het brengt rechtsregels samen die door vergelijkbare principes worden beheerst, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van juridische theorieën [20](#page=20).
Een belangrijk aspect hierbij is dat begrippen in verschillende rechtstakken een andere betekenis kunnen hebben, wat de autonomie van elke rechtstak benadrukt [20](#page=20).
### 5.2 Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht
Dit is een klassieke basisindeling die reeds in het Romeinse recht werd gemaakt [20](#page=20).
#### 5.2.1 Privaatrecht
Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen privépersonen onderling, of tussen privépersonen en rechtspersonen (#page=20, 21). Het kenmerkt zich door de vrijheid en gelijkheid van burgers, met principes als wilsautonomie, contractvrijheid en testeervrijheid [20](#page=20) [21](#page=21).
De belangrijkste takken van het privaatrecht zijn:
* Burgerlijk recht (gemeen recht) [21](#page=21).
* Gerechtelijk privaatrecht [21](#page=21).
* Verbintenissenrecht [21](#page=21).
* Handelsrecht – economisch recht [21](#page=21).
* Sociaal recht: arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht [21](#page=21).
* Internationaal privaatrecht [21](#page=21).
#### 5.2.2 Publiekrecht
Het publiekrecht omvat de regels die het handelen van de overheid regelen (#page=20, 21). Het regelt de verhouding tussen de overheid en haar onderdanen, de interne organisatie van de overheid, de verhouding tussen verschillende overheden, en de verhouding tussen staten. In tegenstelling tot het privaatrecht, vertrekt het publiekrecht vanuit de premisse dat de burger een ondergeschikte positie inneemt ten opzichte van de overheid [20](#page=20) [21](#page=21).
De belangrijkste takken van het publiekrecht zijn:
* Grondwettelijk recht (publiekrecht sensu stricto) [21](#page=21).
* Administratief recht [21](#page=21).
* Budgettair recht (inclusief regels betreffende de rijkscomptabiliteit) [21](#page=21).
* Strafrecht [21](#page=21).
* Strafprocesrecht [21](#page=21).
* Fiscaal recht [21](#page=21).
* Internationaal (publiek)recht [21](#page=21).
### 5.3 Nuancering van het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht
Het klassieke onderscheid tussen publiek- en privaatrecht vereist in de praktijk nuancering om verschillende redenen [22](#page=22).
* **Overheid als privépersoon:** Publiekrecht geldt alleen wanneer de overheid optreedt in haar hoedanigheid als overheid. Wanneer de overheid optreedt als privépersoon, is zij in de regel onderworpen aan het privaatrecht [22](#page=22).
* **Overheidstaken door privépersonen:** Privépersonen kunnen ook overheidstaken uitvoeren, bijvoorbeeld via een concessie voor een openbare dienst. In zo'n geval wordt de rechtsverhouding beheerst door publiekrechtelijke bepalingen. Een concessie van een openbare dienst is gedefinieerd als "een administratief contract waarbij de overheid, een particulier (natuurlijk persoon of rechtspersoon) of een publiekrechtelijk orgaan tijdelijk ermee belast, onder haar gezag en, mits naleving van de door haar bepaalde voorwaarden, een openbare dienst op eigen kosten en risico te exploiteren tegen een vergoeding die normaliter op de gebruikers wordt verhaald" [22](#page=22).
* **Vervlechting van publiek- en privaatrecht:** Er is een toenemende vermenging van beide rechtsgebieden. De overheid neemt steeds vaker taken op zich via privaatrechtelijke wegen (zoals privaatrechtelijke concessies of deelname in privaatrechtelijke verenigingen). Tegelijkertijd worden publieke taken toegekend aan privaatrechtelijke organisaties, zoals instellingen van openbaar nut of vzw's die overheidstaken uitvoeren [22](#page=22).
* **Relatieve autonomie en grenzen:** Zowel de autonomie van de burger in het privaatrecht als de beschikkingsvrijheid van de overheid in het publiekrecht zijn relatief [22](#page=22).
* In het privaatrecht wordt de autonomie van de burger begrensd door dwingende rechtsregels. Contractvrijheid is niet altijd een realiteit; bijvoorbeeld, een werkzoekende heeft vaak weinig onderhandelingsmarge bij een sollicitatie [22](#page=22).
* De rechtsstaat impliceert dat de overheid onderworpen is aan het recht [22](#page=22).
#### 5.3.1 Evolutie van de staatsopvatting
Het onderscheid tussen publiek en privaat vindt zijn oorsprong in de liberale staatsopvatting van de negentiende eeuw, waarbij de overheid primair een "nachtwakersrol" vervulde. Tegenwoordig is de overheid geëvolueerd naar een sociale verzorgingsstaat met een breder takenpakket. De overheid reguleert nu ook het sociaal en financieel-economisch leven en participeert actief in het economische leven (bijvoorbeeld via openbaar vervoer, radio, televisie, gezondheidszorg en onderwijs). Publieke investeringen en subsidies ondersteunen ook private initiatieven die het algemeen belang dienen [23](#page=23).
#### 5.3.2 Toenemende wederkerigheid en burgerparticipatie
De toenemende "wederkerigheid van het bestuursrecht" en de mondigheid van de burger dwingen de overheid steeds vaker rekening te houden met de wil van de burger in haar besluitvorming. Waar de overheid vroeger macht kon uitoefenen om het algemeen belang te behartigen (bv. via onteigening), is er nu vaker sprake van overleg en samenwerking met burgers. Dit uit zich in de noodzaak om adviezen van deskundige instanties te betrekken en inspraak- en participatiemogelijkheden aan burgers te bieden in besluitvormingsprocedures. De overheid beschikt over het monopolie van geweld binnen een bepaald grondgebied en ten aanzien van bepaalde personen [23](#page=23).
> **Tip:** Wees kritisch op de 'harde' scheiding tussen publiek en privaatrecht. De hedendaagse juridische realiteit toont een significante vermenging en wederkerigheid.
> **Voorbeeld:** De overheid die een privaatrechtelijke vennootschap opricht om een publieke dienst aan te bieden, zoals het beheer van openbaar vervoer, illustreert de vervlechting van publieke taken en privaatrechtelijke instrumenten.
### 5.4 Voorbeelden van examenvragen
* Bespreek het onderscheid tussen publiek- en privaatrecht. In welk opzicht moet dit onderscheid genuanceerd worden [24](#page=24)?
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Centrifugaal-federale Staat | Een staatsvorm waarbij de federale structuur gericht is op het centrifugeren van bevoegdheden naar de deelstaten, wat resulteert in een grotere autonomie voor deze deelstaten ten opzichte van de centrale overheid. |
| Bipolaire federale Staat | Een federale staat die gekenmerkt wordt door de cruciale verhouding tussen twee dominante taalgroepen of culturele entiteiten, wat leidt tot paritaire samenstelling van instellingen en specifieke beschermingsmechanismen voor minderheden. |
| Gebetonneerde bevoegdheden | Bevoegdheden die zeer stevig zijn verankerd, meestal in de Grondwet, waardoor wijzigingen uiterst moeilijk zijn en een bijzondere bescherming genieten om de autonomie van de deelstaten te waarborgen. |
| Verschanste bevoegdheden | Bevoegdheden die niet noodzakelijk in de Grondwet zijn opgesomd, maar wel zijn vastgelegd in bijzondere meerderheidswetten, wat vereist dat een bijzondere meerderheid nodig is om deze te wijzigen, waardoor ze beschermd zijn tegen lichte aanpassingen. |
| Assymetrische structuur | Een federale structuur waarbij de deelstaten niet op dezelfde institutionele wijze zijn georganiseerd, wat kan leiden tot verschillen in de uitoefening van bevoegdheden en de inrichting van beleidsstructuren tussen de deelstaten. |
| Constitutieve autonomie | De bevoegdheid van deelstaten om bepaalde aspecten van hun eigen organisatie, hun materiële bevoegdheidsuitoefening en de werking van hun organen zelf te regelen, waar dit anders door de federale wetgever zou gebeuren. |
| Coöperatief-federale staatsstructuur | Een federale staatsstructuur die is gebaseerd op overleg en coördinatie tussen de verschillende entiteiten, wat duidt op een keuze voor een samenwerkingsmodel boven een puur conflictmodel. |
| Materiële bevoegdheden | De inhoudelijke domeinen waarover een overheidsinstantie wetgevende en uitvoerende macht heeft, zoals cultuur, onderwijs en gezondheidszorg voor de gemeenschappen. |
| Plaatsgebonden aangelegenheden | Aangelegenheden die voornamelijk betrekking hebben op een specifiek territorium of gebied, en die doorgaans onder de bevoegdheid van de gewesten vallen, zoals ruimtelijke ordening en leefmilieu. |
| Residuaire bevoegdheden | De bevoegdheden die niet expliciet door de Grondwet of bijzondere wetten aan de gemeenschappen of gewesten zijn toegewezen, en die daardoor bij de federale overheid blijven berusten. |
| Economische en monetaire unie (EMU) | Een economisch institutioneel verband dat de economische en monetaire integratie van lidstaten bevordert, waarbij België zijn economische bevoegdheden moet uitoefenen binnen het kader van de beginselen van vrij verkeer en monetaire eenheid. |
| Exclusieve bevoegdheden | Bevoegdheden die aan slechts één overheidsinstantie zijn toegekend, wat impliceert dat andere overheden niet bevoegd zijn om op dat specifieke gebied te opereren. |
| Federale loyauteit | Een beginsel in een federale staat dat vereist dat de verschillende overheden loyaal zijn aan de federale structuur en de belangen van andere geledingen niet schaden bij de uitoefening van hun bevoegdheden. |
| Verticaliteitsbeginsel | Een principe in het staatsrecht dat inhoudt dat eenzelfde overheid verantwoordelijk is voor zowel de totstandkoming van wetgeving als de uitvoering ervan binnen haar bevoegdheidsdomeinen. |
| Collegiale besluitvorming | Een besluitvormingsproces binnen een orgaan (zoals een regering) waarbij beslissingen gezamenlijk door het voltallige orgaan worden genomen, tenzij specifieke delegatie is verleend aan individuele leden. |
| Consensus | Een besluitvormingsmethode waarbij gestreefd wordt naar een gezamenlijke overeenstemming door middel van overleg, zodat alle betrokkenen instemmen met de uiteindelijke beslissing. |
| Rechtsstaat | Een staatsbeginsel waarbij de overheid gebonden is aan het recht en haar macht uitoefent binnen de grenzen van de wet, ter bescherming van de rechten en vrijheden van de burgers. |
| Publiekrecht | Het recht dat de verhouding tussen de overheid en haar onderdanen regelt, de interne organisatie van de overheid, de verhouding tussen overheden onderling en de verhouding tussen staten. |
| Privaatrecht | Het recht dat de relaties tussen privépersonen onderling regelt, zoals huwelijk, eigendom, contracten en erfenissen. |
| Grondwettelijk recht | De tak van het publiekrecht die zich bezighoudt met de grondwet, de fundamentele regels van de staatsinrichting, de bevoegdheidsverdeling en de grondrechten. |
| Administratief recht | De tak van het publiekrecht die de organisatie, de bevoegdheden en de werking van de uitvoerende macht en de overheidsdiensten regelt, evenals de verhouding tussen de overheid en de burger. |