Cover
Start now for free HC9 -3 Fonologie-basisbegrippen-2024-25.pptx
Summary
# Fonologie en fonetiek: basisbegrippen
Dit onderdeel introduceert de kernconcepten van fonologie en fonetiek, met een focus op het onderscheid tussen beide disciplines en de rol van minimal pairs in het identificeren van fonemen.
### 1.1 Fonetiek versus fonologie
Fonetiek bestudeert de fysieke eigenschappen van spraakklanken, onafhankelijk van specifieke talen. Fonologie daarentegen analyseert hoe klanken worden gebruikt en georganiseerd binnen een specifieke taal om betekenis te onderscheiden.
#### 1.1.1 Coarticulatie
In vloeiende spraak beïnvloeden klanken elkaar, een fenomeen dat bekend staat als coarticulatie. Deze beïnvloeding is voorspelbaar en kan worden onderverdeeld in twee soorten:
* **Anticipatorische coarticulatie:** Een voorafgaande klank wordt beïnvloed door een volgende klank. Een voorbeeld is de nasalisering van een klinker door een volgende nasale medeklinker, of de mondrotatie van een klinker door een daaropvolgende medeklinker.
* **Persevererende coarticulatie:** Een volgende klank wordt beïnvloed door een voorafgaande klank.
Hoewel de akoestische overgangen tussen klanken vloeiend zijn, zijn luisteraars in staat discrete klanken te onderscheiden dankzij impliciete taalkennis.
### 1.2 Fonemen en minimale paren
#### 1.2.1 Definitie van een foneem
Een foneem is het kleinste betekenisonderscheidende element in een taal. IPA-tekens tussen schuine strepen (`/ /`) duiden fonemen aan, terwijl vierkante haken (`[ ]`) specifieke spraakklanken (allofonen) weergeven.
#### 1.2.2 Minimale paren
Minimale paren zijn woordparen die slechts één klank van elkaar verschillen en daardoor een betekenisverschil hebben. Ze zijn essentieel voor het identificeren van fonemen in een taal, omdat de klank die het verschil veroorzaakt, een distinctief segment is.
> **Voorbeeld:** Het verschil tussen "kat" en "rat" identificeert `/k/` en `/r/` als fonemen.
#### 1.2.3 Beperkingen bij het gebruik van minimale paren
Het gebruik van minimale paren heeft beperkingen:
* Sommige foneemcombinaties komen niet voor in een taal, waardoor er geen minimale paren mogelijk zijn (bijvoorbeeld bij bepaalde leenwoorden).
* Sommige fonemen kunnen niet in alle posities in een lettergreep voorkomen.
### 1.3 Allofonen
Allofonen zijn de fonetische varianten van een foneem. Net als allomorfen voor morfemen, zijn allofonen concrete realisaties van een foneem. Ze kunnen op twee manieren voorkomen:
#### 1.3.1 Allofonen in vrije variatie
Vrije variatie treedt op wanneer verschillende fonetische realisaties van een foneem voorkomen in dezelfde fonetische context, zonder dat dit leidt tot een betekenisverschil. De variatie wordt bepaald door externe factoren zoals dialect, sociaal dialect of individuele voorkeur.
> **Voorbeeld:** Het verschil tussen de Nederlandse `/w/` als `[ʋ]` in "water" en `[w]` in "water" kan voorkomen in vrije variatie.
#### 1.3.2 Allofonen in complementaire distributie
Complementaire distributie betekent dat verschillende fonetische realisaties van een foneem voorkomen in verschillende fonetische contexten. Deze distributie wordt bepaald door interne, taalkundige factoren. De ene allofoon komt voor in een specifieke context, terwijl de andere allofoon in een andere context voorkomt.
> **Voorbeeld:** Alveolaire medeklinkers kunnen verschuiven naar het palatale gebied onder invloed van de palatale halfklinker `/j/`.
### 1.4 Segmentale fonologie: distinctieve kenmerken
Fonemen kunnen worden geanalyseerd op basis van distinctieve kenmerken, wat de interne structuur van een foneem onthult. Een foneem is een verzameling van deze kenmerken.
#### 1.4.1 Kenmerken van fonemen
* **Hoofdkenmerken (major class features):**
* Consonantisch (met of zonder aanzienlijke obstructie in het spraakkanaal)
* Sonorant (met of zonder aanzienlijke opening voor resonantie en fonatie)
* Syllabisch (met of zonder de mogelijkheid om een lettergreepkern te vormen)
* **Laryngale kenmerken:**
* Stem (met of zonder stemplooitrilling)
* Aspiratie (met of zonder hoorbare wrijving van de glottis)
* **Kenmerken van articulatiewijze:**
* Continuant (met of zonder onderbroken luchtstroom)
* Nasaal (met of zonder opgetrokken velum)
* Lateraal (met of zonder luchtstroom langs de zijkant van de mondholte)
* **Kenmerken van articulatieplaats:** Deze kenmerken beschrijven de locatie van de articulatie, onderverdeeld in:
* Vooraan: Labiaal, Rond
* Centraal: Coronaal, Anterieur
* Achteraan: Hoog, Achter
* **Kenmerken voor vocalen:** Deze kenmerken, zoals `[hoog]`, `[laag]`, `[gespannen]`, en `[gereduceerd]`, beschrijven de tongpositie en spierspanning.
#### 1.4.2 Voordelen van distinctieve kenmerken
* Ze weerspiegelen articulatorische kenmerken en bieden een unieke beschrijving van fonemen.
* Ze maken het mogelijk klassen van segmenten te definiëren op basis van gemeenschappelijke kenmerken.
* Ze helpen bij het formuleren van fonologische regels, vaak in een binair systeem.
#### 1.4.3 Feature geometrie en redundantie
Feature geometrie beschrijft de hiërarchische relatie tussen kenmerken. Redundantie treedt op wanneer de waarde van één kenmerk de waarde van een ander kenmerk voorspelt, waardoor dat laatste kenmerk overbodig wordt. Bijvoorbeeld, een klinker die niet consonantisch is (`[-cons]`), is altijd sonorisch (`[+son]`).
### 1.5 Prosodie
Prosodie, ook wel suprasegmentale fonologie genoemd, omvat de combinatie van toonhoogte, luidheid en duur tot intonatie-, ritme- en tempopatronen in gesproken taal. Dit staat los van de individuele spraakklanken (segmenten).
#### 1.5.1 Kenmerken van prosodie
* **Redundantie:** Prosodie kan extra, niet-essentiële informatie bieden die de boodschap versterkt, zoals het benadrukken van woordaccent met toonhoogtevariatie of duur.
* **Linguïstische versus expressieve prosodie:** Linguïstische prosodie verduidelijkt de talige uiting, terwijl expressieve (of emotionele) prosodie de expressie van de spreker weergeeft. Beide interageren en kunnen leiden tot eenduidige of dubbelzinnige interpretaties.
* **Complexiteit:** De term "prosodie" kent verschillende definities en gebruikte termen (bijvoorbeeld klemtoon, accent, nadruk), wat leidt tot diversiteit in theoretische modellen. Er is geen één-op-één relatie tussen prosodische kenmerken en betekenis.
* **Nature vs. Nurture:** Prosodie is deels aangeboren (nature) maar vereist vooral aanleren (nurture) via blootstelling aan taalaanbod.
#### 1.5.2 Rollen van prosodie
Prosodie speelt diverse cruciale rollen in taal:
* **Interactie met segmentale fonologie:** Verbetert de verstaanbaarheid, kan defecte segmentale informatie compenseren en kan goede spraak maskeren.
* **Interactie met lexicon:** Helpt bij het afbakenen van woordgrenzen, wat verwarring voorkomt.
* **Interactie met syntaxis:** Groepeert syntactische delen en verduidelijkt de onderliggende syntactische structuur.
* **Interactie met pragmatiek:**
* **Informatiestructuur:** Richt de aandacht op belangrijke informatie en helpt bij het onderscheiden van oude en nieuwe informatie (contrast).
* **Beurtneming:** Maakt het einde van een uiting duidelijk, wat essentieel is voor een soepele conversatie.
* **Topichandhaving:** Helpt bij het aankondigen van veranderingen in het gespreksonderwerp.
* **Interactie met sociale context:** Wordt gebruikt om groepen af te bakenen en identiteit te creëren (bijvoorbeeld jeugdtaal).
* **Interactie met verwerving:**
* **Moedertaal:** Kindgerichte spraak (Child Directed Speech) gebruikt prosodie om de aandacht te trekken en taalinhoud en -vorm te ondersteunen.
* **Vreemde talen:** Prosodische kenmerken vallen vaak op bij anderstaligen en zijn een uitdaging bij het leren van een nieuwe taal.
#### 1.5.3 Toepassingsgebieden van prosodie
Prosodie heeft toepassingen in diverse gebieden:
* **Poëzie:** Bepaalt versmaten door de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
* **Communicatietechnologie:** Cruciaal maar moeilijk te realiseren in spraaksynthese (bijvoorbeeld GPS) en spraakherkenning (bijvoorbeeld toegangscodes).
* **Neurologie:** Onderzoekt hoe de hersenen prosodie herkennen en genereren, met verschillen tussen hersenhelften en geslachten.
* **Pathologie:**
* **Dysprosodie:** Langdurige afwijkingen in prosodie door neurologische aandoeningen (CVA, ALS, Parkinson), gehoorstoornissen, stotteren, autisme spectrum stoornissen, en psychopathologische aandoeningen (depressie, manie).
---
# Distinctieve kenmerken en featuregeometrie
Dit deel behandelt de concepten van distinctieve kenmerken en featuregeometrie om fonemen te beschrijven en te categoriseren, inclusief de analyse van hun structurele relaties.
### 2.1 Kenmerken van fonemen
Fonemen zijn geen ondeelbare eenheden, maar kunnen worden opgedeeld in kleinere, betekenisonderscheidende componenten die distinctieve kenmerken (DK's) worden genoemd. Deze kenmerken weerspiegelen articulatorische eigenschappen en maken het mogelijk om fonemen nauwkeurig te beschrijven en klassen van segmenten te definiëren. Het werken met DK's biedt voordelen voor het formuleren van fonologische regels.
#### 2.1.1 Het binaire systeem van kenmerken
Kenmerken worden uitgedrukt in een binair systeem, dat wil zeggen met een plus (+) of min (-) waarde. Dit systeem is empirisch onderbouwd, omdat fonemen binnen dezelfde hoofdklasse vaak dezelfde fonologische regels volgen.
#### 2.1.2 Hoofdkenmerken (major class features)
Er zijn drie hoofdkenmerken die de primaire classificatie van fonemen bepalen:
* **Consonantisch**: Geeft aan of een foneem wordt geproduceerd met een significante obstructie in het spraakkanaal.
* `[+ cons]` duidt op de aanwezigheid van obstructie.
* `[- cons]` duidt op de afwezigheid van significante obstructie.
* **Sonorant**: Geeft aan of een foneem wordt geproduceerd met een aanzienlijke opening in het spraakkanaal, wat optimale resonantie en fonatie mogelijk maakt zonder groot drukverschil.
* `[+ son]` duidt op een dergelijke opening.
* `[- son]` duidt op de afwezigheid hiervan.
* **Syllabisch**: Geeft aan of een foneem de potentie heeft om te fungeren als de kern van een lettergreep.
* `[+ syll]` duidt op deze mogelijkheid.
* `[- syll]` duidt op de afwezigheid hiervan.
> **Tip:** Fonemen die tot dezelfde hoofdklasse behoren (bijvoorbeeld allemaal consonantisch) volgen vaak dezelfde fonologische regels, wat de relevantie van deze kenmerken benadrukt.
#### 2.1.3 Laryngale kenmerken
Deze kenmerken beschrijven de eigenschappen van de larynx tijdens de productie van klanken:
* **Stem**: Geeft aan of er sprake is van stemplooitrilling.
* `[+ stem]` duidt op trillende stembanden.
* `[- stem]` duidt op geen stemplooitrilling (stemloos).
* **Aspiratie**: Geeft aan of er sprake is van hoorbare wrijving van de glottis na de articulatie.
* `[+ asp]` duidt op aspiratie.
* `[- asp]` duidt op de afwezigheid van aspiratie.
#### 2.1.4 Kenmerken van articulatiewijze
Deze kenmerken differentiëren verder tussen consonanten:
* **Continuant**: Beschrijft de luchtstroom in de mond.
* `[+ cont]` duidt op een ononderbroken luchtstroom.
* `[- cont]` duidt op een onderbroken luchtstroom (bijvoorbeeld bij occlusieven).
* **Nasaal**: Geeft aan of de klank wordt geproduceerd met het velum (zachte gehemelte) omhoog, waardoor lucht via de neusholte ontsnapt.
* `[+ nas]` duidt op nasale productie.
* `[- nas]` duidt op orale productie.
* **Lateraal**: Geeft aan of de luchtstroom langs de zijkant van de mondholte kan ontsnappen.
* `[+ lat]` duidt op laterale productie.
* `[- lat]` duidt op de afwezigheid hiervan.
#### 2.1.5 Kenmerken van articulatieplaats
Deze kenmerken specificeren de locatie in de mond waar de articulatie plaatsvindt. Ze worden verder onderverdeeld op basis van de positie van de tongrug en lippen.
* **Labiaal**: Kenmerken gerelateerd aan de lippen.
* `[+ lab]` duidt op gebruik van de lippen.
* `[- lab]` duidt op geen gebruik van de lippen.
* **Rond**: Kenmerken gerelateerd aan de lipronding.
* `[+ rond]` duidt op lipronding.
* `[- rond]` duidt op geen lipronding.
* Een implicatie is dat ronde klanken altijd `[+ lab]` zijn.
* **Coronaal**: Kenmerken gerelateerd aan de tongpunt of tongblad.
* `[+ cor]` duidt op inzet van tongpunt of -blad.
* `[- cor]` duidt op geen inzet van tongpunt of -blad.
* **Anterieur**: Specificeert of de articulatie plaatsvindt vóór het palato-alveolaire deel van het verhemelte.
* `[+ ant]` duidt op articulatie vóór dit punt.
* `[- ant]` duidt op articulatie achter dit punt.
* **Hoog**: Kenmerken gerelateerd aan de positie van de tongrug.
* `[+ hoog]` duidt op een hoge positie van de tongrug.
* `[- hoog]` duidt op een niet-hoge positie.
* **Achter**: Kenmerken gerelateerd aan de achterwaartse tongrugwelving.
* `[+ achter]` duidt op een achterwaartse tongrugwelving.
* `[- achter]` duidt op geen achterwaartse tongrugwelving.
* **Laag**: Kenmerken gerelateerd aan de positie van de tongrug ten opzichte van een neutrale stand.
* `[+ laag]` duidt op een lagere tongrugstand.
* `[- laag]` duidt op een niet-lagere tongrugstand.
* **Gespannen**: Kenmerken gerelateerd aan de spierspanning van de articulatoren.
* `[+ gesp]` duidt op grote spierspanning.
* `[- gesp]` duidt op verminderde spierspanning.
* **Gereduceerd**: Kenmerken gerelateerd aan de tongrugstand.
* `[+ gered]` duidt op een tongrug in neutrale positie.
* `[- gered]` duidt op een tongrug niet in neutrale positie.
#### 2.1.6 Featurematrix van vocalen
Voor vocalen volstaan vier distinctieve kenmerken om de sluitingsgraad te beschrijven: `[hoog]`, `[laag]`, `[gespannen]` en `[gereduceerd]`.
### 2.2 Featuregeometrie
Featuregeometrie beschrijft de hiërarchische samenhang tussen de verschillende distinctieve kenmerken. Het onderstelt dat kenmerken niet los van elkaar staan, maar georganiseerd zijn in een boomstructuur. Dit model helpt bij het verklaren van redundantie in fonologische systemen.
#### 2.2.1 Redundantie
Redundantie in featurematrices betekent dat de waarde van een bepaald kenmerk voorspeld kan worden uit de waarde van een ander kenmerk. Bepaalde kenmerkcombinaties zijn dus overbodig omdat ze al impliciet aanwezig zijn in de algemene structuur. Bijvoorbeeld:
* Een klinker `[- cons]` is altijd `[+ son]`.
* Een occlusief `[+ cons]` zal bepaalde kenmerken (zoals `[gespannen]` of `[gereduceerd]`) niet op dezelfde manier toepassen als een vokaal.
Een featurematrix kan er als volgt uitzien:
| Foneem | Consonantisch | Sonorant | Syllabisch | Stem | Aspiratie | Continuant | Nasaal | Lateraal | Labiaal | Rond | Coronaal | Anterieur | Hoog | Achter | Laag | Gespannen | Gereduceerd |
| :----- | :------------ | :------- | :--------- | :--- | :-------- | :--------- | :----- | :------- | :------ | :--- | :------- | :-------- | :--- | :------ | :--- | :-------- | :---------- |
| /p/ | + | - | - | - | - | - | - | - | + | - | + | + | - | - | - | + | - |
| /t/ | + | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | - | - | - | + | - |
| /k/ | + | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | - | + | - |
| /i/ | - | + | + | + | - | + | - | - | - | - | + | + | + | - | - | + | - |
| /a/ | - | + | + | + | - | + | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | - |
> **Tip:** Probeer zelf een featurematrix in te vullen voor verschillende fonemen en analyseer de redundantiepatronen. Dit helpt bij het begrijpen van de interne structuur van het fonologische systeem van een taal.
---
# Suprasegmentale fonologie: prosodie
Prosodie is de studie van toonhoogte, luidheid en duur in spraak, en de rol ervan in communicatie, redundantie en interactie met andere taalniveaus.
### 3.1 Wat is prosodie?
Prosodie omvat de combinatie van toonhoogte, luidheid en duur die resulteert in intonatie-, ritme- en tempopatronen in verbale, orale communicatie. Het opereert op een suprasegmentaal niveau, wat betekent dat het de individuele spraakklanken overstijgt en losstaat van de segmentale fonologie. Prosodie komt zowel voor bij uitingen met als zonder spraakklanken, zoals interjecties (`hmm`). Het is belangrijk om prosodie te onderscheiden van niet-verbale communicatieve contexten zoals muziek, en van schriftelijke communicatie zoals interpunctie.
> **Tip:** Het suprasegmentale karakter van prosodie betekent dat het "over klanken heen gaat" en niet aan specifieke segmenten gebonden is.
### 3.2 Prosodie en redundantie
Prosodie draagt bij aan redundantie in de communicatie, wat betekent dat het extra informatie levert die niet strikt noodzakelijk is voor het begrijpen van de boodschap, maar deze wel versterkt.
* **Verbale redundantie:** Dit betreft overbodige informatie met betrekking tot woordkeuze of -vorm, zoals het achtervoegsel `-tje` in "baby'tje", waarbij "baby" op zichzelf al "kleine mens" impliceert.
* **Paraverbale redundantie:** Dit betreft overbodige prosodische kenmerken die een deel van de boodschap benadrukken. Een voorbeeld is het woordaccent (luidheid) dat versterkt wordt door toonhoogtevariatie, extra duur, of een pauze. Dit kan ook gecombineerd worden met woordvormen.
### 3.3 Linguïstische versus expressieve prosodie
Prosodie kan worden onderverdeeld in twee hoofdtypen:
* **Linguïstische prosodie:** Dit type prosodie verduidelijkt de (verbale) talige uiting. Het helpt bij het structureren van de informatie, het afbakenen van zinsdelen en het accentueren van de belangrijkste delen van de boodschap.
* **Expressieve (of emotionele) prosodie:** Dit type prosodie verduidelijkt de expressie van de spreker, zoals emoties. Dit gebeurt via paraverbale middelen.
De interactie tussen linguïstische en expressieve prosodie kan leiden tot:
* **Eenduidigheid:** Wanneer de linguïstische en expressieve prosodie overeenkomen, laat dit geen misvatting over de relatie tussen prosodie en inhoud bestaan. De emotie van de spreker weerklinkt in de spraak.
* **Dubbelzinnigheid:** Wanneer de prosodie in tegenspraak lijkt met de inhoud, kan dit leiden tot misvattingen. Bijvoorbeeld, het aankondigen van een overlijden met een blijde stem. Om de bedoeling van de spreker te vatten, moet de luisteraar inzicht hebben in zowel de taal als de omstandigheden.
### 3.4 Complexiteit van prosodie
Het begrip "prosodie" is complex en kent diverse terminologieën en benaderingen:
* **Variabele termen:** Vaak worden verschillende termen gebruikt voor hetzelfde prosodische fenomeen, zoals klemtoon, accent, en nadruk.
* **Theoretische verschillen:** Verschillende theoretische modellen hanteren uiteenlopende elementen binnen de prosodie.
* **Interdisciplinaire benaderingen:** Verschillende disciplines bestuderen prosodie vanuit hun eigen invalshoeken.
* **Geen één-op-één relatie met betekenis:** Er is geen directe, eenduidige relatie tussen prosodische kenmerken en specifieke betekenissen. Een stijgende intonatie duidt bijvoorbeeld niet altijd op een vragende intonatie.
* **Geen één-op-één relatie tussen perceptie en akoestiek:** Er is geen directe relatie tussen de subjectieve waarneming van prosodische kenmerken en de objectieve akoestische metingen. Een gehoorde pauze is niet altijd objectief aantoonbaar.
### 3.5 Nature versus nurture in prosodie
De aanleg (nature) en het aangeleerde aspect (nurture) spelen een rol in de verwerving van prosodie:
* **Nature (aanleg):** Jonge kinderen blijken gevoelig voor prosodische kenmerken, wat suggereert dat er een natuurlijke aanleg is om prosodie waar te nemen. Dit is echter niet altijd voldoende om prosodie effectief toe te passen in taal.
* **Nurture (aangeleerd):** Het taalaanbod is essentieel voor de verwerving van prosodie. Het leren van de prosodie van een vreemde taal kan uitdagend zijn, zelfs voor volwassenen. Kinderen die simultaan tweetalig opgroeien, leren de prosodie van beide talen echter moeiteloos.
### 3.6 Rollen van prosodie
Prosodie vervult diverse cruciale rollen in taal en communicatie:
#### 3.6.1 Interactie met segmentale fonologie
* **Verstaanbaarheid:** Prosodie beïnvloedt de verstaanbaarheid, vooral wanneer de segmentale informatie tekortschiet. Het kan slechte spraak compenseren, zoals bij spraakstoornissen, maar kan ook goede spraak maskeren, bijvoorbeeld door afwijkende klemtoonpatronen die leiden tot onduidelijke informatieoverdracht.
#### 3.6.2 Interactie met het lexicon
* **Woordgrenzen:** Prosodie helpt bij het afbakenen van woordgrenzen, wat verwarring vermindert en de kans op verkeerd begrepen woorden verkleint.
#### 3.6.3 Interactie met syntaxis
* **Groepering van syntactische delen:** Prosodie helpt bij het groeperen van zinsdelen, wat de structuur verheldert.
* **Verduidelijken van syntactische structuur:** Prosodie kan de onderliggende syntactische structuur van een zin verduidelijken, zoals het onderscheid tussen zinnen met en zonder bijzinnen.
#### 3.6.4 Interactie met pragmatiek
* **Informatiestructuur:** Prosodie helpt de aandacht te richten op belangrijke informatie en maakt onderscheid tussen oude en nieuwe informatie. Het benadrukken van contrast is hierbij essentieel.
* **Beurtneming:** Prosodie signaleert het einde van een uiting, wat cruciaal is voor een soepele beurtwisseling in conversaties. Geslaagde beurtneming is vaak te danken aan een duidelijk intonatiepatroon.
* **Topichandhaving:** Prosodie helpt bij het aankondigen van een wijziging in het gespreksonderwerp.
#### 3.6.5 Interactie met sociale context
* **Groepsafbakening:** Prosodie kan worden gebruikt om sociale groepen af te bakenen, bijvoorbeeld door een specifieke manier van spreken om zich te onderscheiden. Dit is te zien in het toenemende gebruik van bepaalde prosodische kenmerken bij jongeren.
#### 3.6.6 Interactie met verwerving van moedertaal en vreemde talen
* **Verwerving van moedertaal:** Prosodie in het taalaanbod (Child Directed Speech) helpt de aandacht van het kind te richten op taalinhoud en -vorm. Dit taalaanbod kenmerkt zich door veel prosodische contrasten en is een universeel verschijnsel.
* **Verwerving van vreemde talen:** Prosodie is vaak een opvallend kenmerk bij anderstaligen en wordt in vreemdetaalonderwijs vaak onderschat. Oudere tweedetaalleerders ondervinden meer moeilijkheden met het aanleren van de prosodie van een nieuwe taal dan simultaan lerende tweetalige kinderen.
### 3.7 Toepassingsgebieden van prosodie
De studie van prosodie kent diverse toepassingsgebieden:
* **Poëzie:** Versmaat wordt bepaald door prosodische kenmerken, zoals de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
* **Communicatietechnologie:** Bij spraaksynthese is het realiseren van prosodie vaak de grootste uitdaging, en ook bij spraakherkenning, bijvoorbeeld voor toegangscodes, kan prosodie voor problemen zorgen. De sprekerspecifiekheidsindex meet de variatie in prosodie tussen en binnen sprekers.
* **Neurologie:** Dit vakgebied onderzoekt hoe de hersenen prosodie herkennen en genereren, en de verschillen daarin tussen hersenhelften en geslachten.
* **Pathologie:**
* **Dysprosodie:** Dit zijn langdurige afwijkingen in de prosodie als gevolg van ziektebeelden.
* **Gehoorstoornissen:** Belemmeren het aanbod van prosodische informatie.
* **Stotteren:** Blokkeren, herhalingen en verlengingen verstoren het natuurlijke ritme van spraak.
* **Autismespectrum:** Vaak is de expressieve prosodie verstoord, waardoor kinderen emoties in de stem niet goed kunnen vatten of uitdrukken.
* **Neurogene stoornissen:** Zoals na een CVA, ALS, MS, of de ziekte van Parkinson, kunnen leiden tot dysprosodie door spierproblemen of stoornissen in planning en coördinatie.
* **Psychopathologie:** Depressieve, manische of extreme stemmingswisselingen kunnen de prosodie beïnvloeden door stoornissen in de affectbeleving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fonologie | De studie van de klankstructuur van een taal en de regels die bepalen hoe klanken georganiseerd en gebruikt worden om betekenis te onderscheiden. |
| Fonetiek | De studie van de fysieke eigenschappen van spraakklanken, onafhankelijk van de specifieke taal waarin ze voorkomen. |
| Foneem | Het kleinste betekenisonderscheidende element in een taal; een klank die, indien veranderd, de betekenis van een woord kan wijzigen. |
| Allofoon | Een fonetische variant van een foneem; verschillende uitspraken van hetzelfde foneem die de betekenis van een woord niet veranderen. |
| Minimale paren | Woordparen die slechts in één klank van elkaar verschillen en daardoor een verschil in betekenis hebben, gebruikt om fonemen te identificeren. |
| Coarticulatie | Het fenomeen waarbij de articulatie van een klank wordt beïnvloed door de klanken die eraan voorafgaan of erop volgen in een vloeiende spraakstroom. |
| Anticipatorische coarticulatie | Een vorm van coarticulatie waarbij een klank wordt beïnvloed door een volgende klank. |
| Persevererende coarticulatie | Een vorm van coarticulatie waarbij een klank wordt beïnvloed door een voorafgaande klank. |
| Segment | Een discrete eenheid van spraak, zoals een foneem of klank, die kan worden geïdentificeerd in de continue stroom van spraak. |
| Distinctieve kenmerken | Specifieke articulatoire of akoestische eigenschappen die gebruikt worden om fonemen van elkaar te onderscheiden en te classificeren. |
| Featuregeometrie | Een hiërarchische representatie van distinctieve kenmerken die de relaties en structuur tussen deze kenmerken binnen een foneem visualiseert. |
| Redundantie | Overbodige informatie in een taalstructuur of -systeem; in fonologie kunnen bepaalde kenmerken voorspeld worden uit andere, waardoor ze redundant zijn. |
| Prosodie | De studie van de suprasegmentale aspecten van spraak, waaronder toonhoogte, luidheid en duur, die intonatie-, ritme- en tempopatronen vormen. |
| Suprasegmentaal | Kenmerken van spraak die de individuele klanken (segmenten) overstijgen, zoals intonatie en ritme. |
| Linguïstische prosodie | Prosodie die de verbale talige uiting verduidelijkt en grammaticale of semantische informatie overbrengt. |
| Expressieve prosodie | Prosodie die de emotionele of affectieve toestand van de spreker weergeeft. |
| Dysprosodie | Een stoornis die gekenmerkt wordt door afwijkingen in de prosodie, zoals problemen met toonhoogte, ritme of intonatie. |