Cover
Start now for free 1._Inleiding_volledig kopie.pdf
Summary
# Inleiding tot anatomie en fysiologie
Dit deel van de cursus introduceert de fundamentele concepten van anatomie en fysiologie, met een focus op de indeling van het menselijk lichaam en de bijbehorende topografische oriëntatie [19](#page=19) [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
### 1.1 Wat is anatomie, wat is fysiologie?
Anatomie, afgeleid van het Griekse "anatome" (opensnijden), bestudeert de vorm en bouw van organismen. Fysiologie richt zich daarentegen op de werking en eigenschappen van deze organismen [25](#page=25).
### 1.2 De indeling van het lichaam
De cursus behandelt de algemene indeling van het menselijk lichaam als onderdeel van de basisconcepten [19](#page=19) [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
### 1.3 Topografie
Topografie binnen de anatomie en fysiologie verwijst naar de studie van de ruimtelijke relaties tussen verschillende delen van het lichaam. Dit omvat het gebruik van anatomische vlakken en oriëntatietermen om posities en bewegingen te beschrijven [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [30](#page=30) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
#### 1.3.1 Anatomische vlakken
Er worden drie primaire anatomische vlakken onderscheiden [31](#page=31):
* **Sagittaal vlak:** Dit is een verticaal vlak dat het lichaam in een linker- en rechterhelft verdeelt [31](#page=31).
* **Frontaal vlak (coronaal vlak):** Dit is een verticaal vlak dat het lichaam in een voorste (anterieure) en achterste (posterieure) deel verdeelt [31](#page=31).
* **Transversaal vlak (horizontaal vlak):** Dit is een horizontaal vlak dat het lichaam in een bovenste (superieur) en onderste (inferieur) deel verdeelt [31](#page=31).
> **Tip:** Visualiseer deze vlakken als snedes door het lichaam om de relatieve posities van structuren te begrijpen.
#### 1.3.2 Anatomische termen voor oriëntatie
Om structuren en locaties in het lichaam te beschrijven, worden specifieke anatomische termen gebruikt. Enkele veelgebruikte termen zijn [35](#page=35):
* **Anterior (ventraal):** Aan de voorkant van het lichaam [35](#page=35).
* **Posterior (dorsaal):** Aan de achterkant van het lichaam [35](#page=35).
* **Superior (craniaal):** Boven of dichter bij het hoofd [35](#page=35).
* **Inferior (caudaal):** Onder of dichter bij de voeten [35](#page=35).
* **Superficialis:** Dichter bij het lichaamsoppervlak [35](#page=35).
* **Profundus:** Dieper in het lichaam.
#### 1.3.3 Bewegingsrichtingen
De studie van topografie omvat ook de beschrijving van bewegingsrichtingen. Belangrijke termen hierbij zijn [35](#page=35):
* **Flexie:** Een beweging die de hoek tussen twee lichaamsdelen verkleint, vaak de buiging van een gewricht [35](#page=35).
* **Extensie:** De tegenovergestelde beweging van flexie, waarbij de hoek tussen twee lichaamsdelen wordt vergroot, vaak het strekken van een gewricht [35](#page=35).
* **Adductie:** Een beweging die een lichaamsdeel naar het middenvlak van het lichaam brengt [35](#page=35).
* **Abductie:** Een beweging die een lichaamsdeel van het middenvlak van het lichaam af beweegt [35](#page=35).
* **Rotatie:** Een beweging waarbij een deel van het lichaam om zijn as draait [35](#page=35).
> **Voorbeeld:** Het buigen van de arm bij de elleboog is flexie, terwijl het strekken extensie is. Het zijwaarts bewegen van de arm vanuit de romp is abductie, en het terugbrengen naar de romp is adductie.
### 1.4 Medische beeldvorming
Medische beeldvorming is een belangrijk hulpmiddel dat gebruikt wordt om de interne structuren van het lichaam te visualiseren en te bestuderen, wat essentieel is voor zowel anatomie als fysiologie [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
### 1.5 Verdere onderwerpen binnen anatomie en fysiologie
De cursus zal dieper ingaan op specifieke onderdelen van de anatomie en fysiologie, waaronder [19](#page=19) [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87):
* De spier [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
* Het beenweefsel [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
* De gewrichten [20](#page=20) [23](#page=23) [27](#page=27) [29](#page=29) [37](#page=37) [48](#page=48) [87](#page=87).
* De ademhaling [19](#page=19).
* De articulatie [19](#page=19).
> **Opmerking:** De cursusstructuur is opgedeeld in verschillende delen, waaronder algemene anatomie en fysiologie, neuroanatomie, basis in genetica, en anatomie en fysiologie van NKO (Neus-, Keel- en Oorheelkunde) [19](#page=19).
---
# Medische beeldvormingstechnieken
Medische beeldvormingstechnieken bieden diverse methoden om interne lichaamsstructuren in beeld te brengen voor diagnostische doeleinden. Deze technieken visualiseren verschillende weefsels op uiteenlopende manieren, afhankelijk van hun fysische eigenschappen en de gebruikte technologie [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47).
### 1.4.1 RX-beelden
RX-beelden, ook wel röntgenfoto's genoemd, maken gebruik van röntgenstraling om structuren in het lichaam af te beelden. Dicht materiaal, zoals bot, absorbeert meer straling en wordt daardoor wit weergegeven op de foto. Zachter weefsel laat meer straling door en verschijnt als grijstinten. Een voorbeeld van een toepassing is het visualiseren van een vernauwing van de trachea na intubatie, bekend als subglottis stenose [39](#page=39).
> **Tip:** RX-beelden zijn effectief voor het beoordelen van botstructuren en longafwijkingen, maar bieden beperkte details van zachte weefsels.
### 1.4.2 CT-scan
De CT-scan (Computed Tomography) gebruikt röntgenstraling en computerverwerking om gedetailleerde dwarsdoorsneden van het lichaam te creëren. Deze techniek kan zeer goed onderscheid maken tussen verschillende weefsels. Lucht en vocht worden zwart weergegeven, terwijl hard weefsel (bot) wit verschijnt. Zachte weefsels, zoals hersenen, worden als grijstinten getoond, en bloed wordt ook wit weergegeven. Een veelvoorkomende toepassing is de diagnose van ontsteking van de sinus maxillaris [41](#page=41).
> **Example:** Een CT-scan is uitermate geschikt voor het detecteren van fracturen, tumoren, bloedingen in de hersenen en ontstekingen in organen.
### 1.4.3 MRI
MRI (Magnetic Resonance Imaging) maakt gebruik van een sterk magneetveld en radiogolven om gedetailleerde beelden van weefsels te genereren, zonder gebruik te maken van ioniserende straling. Deze techniek is bijzonder goed in het visualiseren van zachte weefsels. Lucht verschijnt zwart, terwijl zachte weefsels grijs worden weergegeven. Harde weefsels zoals bot zijn wit te zien op een MRI-scan [43](#page=43).
> **Tip:** MRI is de voorkeursmethode voor het onderzoeken van zachte weefsels zoals hersenen, spieren, pezen en organen, vanwege het uitstekende contrast.
### 1.4.4 PET-scan
De PET-scan (Positron Emission Tomography) is een nucleaire beeldvormingstechniek die fysiologische activiteit binnen het lichaam in beeld brengt. Dit gebeurt door het toedienen van kleine hoeveelheden radioactieve isotopen die zich ophopen in weefsels met een hoge metabole activiteit. Hierdoor kunnen functionele afwijkingen, zoals tumoren, worden gedetecteerd voordat er structurele veranderingen zichtbaar zijn met andere beeldvormingstechnieken [45](#page=45).
> **Example:** PET-scans worden vaak gebruikt in de oncologie om de verspreiding van kanker te beoordelen en de effectiviteit van de behandeling te monitoren.
### 1.4.5 Echografie
Echografie, ook bekend als ultrageluid, maakt gebruik van hoogfrequente geluidsgolven om beelden te creëren. Deze techniek is niet-invasief en wordt veel gebruikt voor het visualiseren van zachte weefsels, organen, bloedvaten en een foetus tijdens de zwangerschap. Zacht weefsel wordt grijs weergegeven, hard weefsel is wit en vocht verschijnt als zwart [47](#page=47).
> **Tip:** Echografie is zeer geschikt voor real-time beeldvorming, wat nuttig is voor het volgen van bewegingen zoals de hartslag of de bloedstroom.
---
# Anatomie en fysiologie van het spier- en beenderstelsel
Dit gedeelte van de cursus behandelt de anatomie en fysiologie van spier- en beenderweefsel, inclusief de structuren, functies en mechanismen van spiercontractie en de samenstelling en functies van botten en kraakbeen.
### 3.1 Spierweefsel
#### 3.1.1 Inleiding tot spierweefsel
Spierweefsel heeft als primaire functie het genereren van kracht, wat resulteert in lichaamsbeweging, het handhaven van de lichaamshouding en het ter plaatse houden van organen. Belangrijke begrippen hierbij zijn origo (oorsprong), insertio (aanhechting) en venter (buik) van een spier evenals de relatie tussen synergisten (spieren die dezelfde beweging ondersteunen) en antagonisten (spieren die tegengestelde bewegingen uitvoeren). Spierbewegingen kunnen willekeurig (bewust gestuurd) of onwillekeurig (automatisch) zijn [51](#page=51) [54](#page=54).
#### 3.1.2 Typen spierweefsel
Er zijn drie hoofdtypen spierweefsel, die verschillen in hun bouw en functie [55](#page=55):
* **Dwarsgestreept spierweefsel:** Dit type spierweefsel vertoont een dwarsstreping onder de microscoop en is verantwoordelijk voor willekeurige bewegingen. Skeletspieren zijn voorbeelden van dwarsgestreept spierweefsel (#page=57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67) [57](#page=57) [58](#page=58) [59](#page=59) [60](#page=60) [61](#page=61) [62](#page=62) [63](#page=63) [64](#page=64) [65](#page=65) [66](#page=66) [67](#page=67) [74](#page=74).
* **Glad spierweefsel:** Dit spierweefsel heeft geen dwarsstreping en is verantwoordelijk voor onwillekeurige bewegingen, zoals die in de organen (#page=71, 74) [71](#page=71) [74](#page=74).
* **Hartspierweefsel:** Dit type spierweefsel is uniek voor het hart, heeft dwarsstreping en werkt onwillekeurig (#page=73, 74) [73](#page=73) [74](#page=74).
#### 3.1.3 Bouw van dwarsgestreept spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel is georganiseerd in spiervezels, die zijn gegroepeerd in spierbundels. Een spierbundel bestaat uit meerdere spiervezels (#page=59, 61). De spiervezel zelf bevat myofibrillen, die verantwoordelijk zijn voor de contractie (#page=61, 63, 65). De spiervezel wordt omgeven door het sarcolemma, en het cytoplasma wordt sarcoplasma genoemd (#page=61, 63). Binnen de spiervezel bevindt zich het sarcoplasmatisch reticulum, dat een rol speelt bij de calciumhuishouding. De functionele contractiele eenheid van een myofibril is de sarcomeer (#page=63, 65, 67) [59](#page=59) [61](#page=61) [63](#page=63) [65](#page=65) [67](#page=67).
#### 3.1.4 Spiercontractie en relaxatie
Spiercontractie is een complex proces dat afhankelijk is van actine en myosine filamenten, calciumionen ($Ca^{2+}$) en adenosinetrifosfaat (ATP). Het proces kan als volgt worden samengevat [78](#page=78):
1. Een zenuwprikkel leidt tot de afgifte van acetylcholine (Ach) in de synaptische spleet [81](#page=81).
2. Ach bindt aan receptoren op het sarcolemma, wat leidt tot een instroom van natriumionen ($Na^+$) in de spiervezel en een actiepotentiaal [81](#page=81).
3. De actiepotentiaal verspreidt zich langs het sarcolemma en het sarcoplasmatisch reticulum, waardoor $Ca^{2+}$ uit het sarcoplasmatisch reticulum naar het sarcoplasma vrijkomt [81](#page=81).
4. $Ca^{2+}$ bindt aan troponine, wat een conformatieverandering veroorzaakt waardoor de bindingsplaatsen voor myosine op actine vrijkomen [82](#page=82).
5. De myosinekoppen binden aan actine, wat de contractie initieert. Dit proces verbruikt ATP [82](#page=82).
6. Na de contractie sluiten de calciumkanalen, en $Ca^{2+}$ wordt actief teruggepompt naar het sarcoplasmatisch reticulum met behulp van ATP-afhankelijke pompen [82](#page=82).
7. De blokkade van de bindingsplaatsen door troponine leidt tot relaxatie van de spier [82](#page=82).
> **Tip:** Begrijpen van de interactie tussen actine, myosine, $Ca^{2+}$ en ATP is cruciaal voor het begrijpen van spierfunctie.
> **Example:** Rigor mortis, de stijfheid van het lichaam na de dood, treedt op wanneer ATP uitgeput raakt, waardoor de myosinekoppen gebonden blijven aan actine in een gecontracteerde toestand [84](#page=84).
#### 3.1.5 Naamgeving van spieren
Spieren worden vaak benoemd op basis van hun origo en insertio, bijvoorbeeld de musculus thyrohyoideus. Andere benamingen zijn gebaseerd op hun locatie (bv. musculus obliquus externus abdominis) of hun functie (bv. musculus tensor veli palatini) [86](#page=86).
### 3.2 Beenderstelsel
#### 3.2.1 Kraakbeenweefsel
Kraakbeen is een flexibel bindweefsel met drie hoofdfuncties: het biedt steun, dient als glijvlak in gewrichten en is essentieel voor de groei van lange beenderen [90](#page=90).
#### 3.2.2 Beenweefsel
Beenweefsel, ook wel botweefsel genoemd, kan microscopisch en macroscopisch worden onderverdeeld [91](#page=91).
* **Macroscopische bouw:** Dit omvat de externe structuur van botten, zoals compact bot en spongieus bot (#page=92, 93, 94, 95, 96, 97). Compact bot is dicht en stevig, terwijl spongieus bot een sponsachtige structuur heeft met beenbalkjes (trabeculae) [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [95](#page=95) [96](#page=96) [97](#page=97).
* **Microscopische bouw:** Dit beschrijft de cellulaire en extracellulaire componenten van botweefsel.
#### 3.2.3 Functies van beenweefsel
Beenweefsel heeft diverse vitale functies:
* **Bescherming:** Botten beschermen vitale organen [99](#page=99).
* **Aanhechting voor spieren:** Beenderen bieden aanhechtingspunten voor skeletspieren, wat beweging mogelijk maakt in samenwerking met spieren [99](#page=99).
* **Opslagplaats voor mineralen:** Botten dienen als reservoir voor mineralen zoals calcium, maar ook voor potentieel schadelijke stoffen zoals lood, radioactieve elementen en fluoride [99](#page=99).
* **Productie van bloedcellen:** Het rode beenmerg, dat zich in sommige botten bevindt, is verantwoordelijk voor de productie van bloedcellen (#page=100, 101) [100](#page=100) .
* **Opslag van triglyceriden:** Geel beenmerg slaat vet (triglyceriden) op (#page=100, 101) [100](#page=100) .
> **Tip:** De interactie tussen osteoblasten (botvormende cellen) en osteoclasten (botafbrekende cellen) is essentieel voor botremodellering en wordt beïnvloed door factoren zoals leeftijd [98](#page=98).
---
# Gewrichten
Dit gedeelte behandelt de bouw, beweeglijkheid en verschillende soorten gewrichten in het menselijk lichaam [19](#page=19).
### 4.1 Bouw van gewrichten
Gewrichten, ook wel articulaties genoemd, zijn de verbindingen tussen botten. De specifieke bouw van een gewricht bepaalt mede de mate van beweeglijkheid. Een voorbeeld van een complex gewricht is het kniegewricht. Het kniegewricht bevat structuren zoals de meniscus medialis en lateralis, die de schokdemping en stabiliteit verbeteren. Daarnaast worden banden zoals het ligamentum anterius, ligamentum posterius en ligamentum patellae aangetroffen, die essentieel zijn voor de stevigheid van het gewricht [19](#page=19).
### 4.2 Beweeglijkheid van gewrichten
De beweeglijkheid van gewrichten kan worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën :
#### 4.2.1 Onbeweeglijke gewrichten
Deze gewrichten laten nauwelijks tot geen beweging toe. Een klassiek voorbeeld hiervan zijn de naden (sutures) tussen de schedelbeenderen .
#### 4.2.2 Weinig beweeglijke gewrichten
Deze gewrichten laten slechts beperkte beweging toe. Voorbeelden hiervan zijn de gewrichten tussen de wervels .
#### 4.2.3 Zeer beweeglijke gewrichten
Dit zijn gewrichten die een grote bewegingsvrijheid bieden. Deze categorie omvat verschillende typen, zoals scharniergewrichten, zadelgewrichten en kogelgewrichten .
### 4.3 Soorten gewrichten
Gewrichten kunnen worden geclassificeerd op basis van hun bouw en beweeglijkheid. De belangrijkste functionele classificaties zijn :
* **Onbeweeglijke gewrichten (synartrose):** Deze gewrichten bieden stabiliteit maar geen beweging. Voorbeelden zijn de schedelnaden .
* **Weinig beweeglijke gewrichten (amfiartrose):** Deze gewrichten laten een beperkte beweging toe, zoals de gewrichten tussen de wervels .
* **Zeer beweeglijke gewrichten (diartrose of synoviaal gewricht):** Deze gewrichten kenmerken zich door een gewrichtsholte gevuld met synoviaal vocht, wat zorgt voor soepele beweging. Binnen deze categorie onderscheiden we verschillende subtypen :
* **Scharniergewricht:** Maakt beweging in één vlak mogelijk, vergelijkbaar met een scharnier (bijvoorbeeld de elleboog en knie) .
* **Zadelgewricht:** Hierbij passen de gewrichtsoppervlakken in elkaar als een zadel, wat beweging in twee vlakken toelaat (bijvoorbeeld het zadelgewricht tussen het middenhandsbeentje van de duim en de handwortel) .
* **Kogelgewricht:** Een kogelvormige kop past in een komvormige holte, wat beweging in alle richtingen mogelijk maakt (bijvoorbeeld het schoudergewricht en heupgewricht) .
> **Tip:** Begrip van de bouw van een gewricht, met name de aanwezigheid van kraakbeen, gewrichtsvloeistof en kapsels, is essentieel om de verschillende gradaties van beweeglijkheid te verklaren .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Anatomie | De wetenschap die zich bezighoudt met de vorm en de bouw van levende organismen, met name de mens. Het Griekse woord "anatome" betekent letterlijk "opensnijden". |
| Fysiologie | De wetenschap die de werking, functies en eigenschappen van levende organismen en hun onderdelen bestudeert. Het onderzoekt hoe biologische systemen functioneren. |
| Topografie | De studie van de ruimtelijke relaties tussen anatomische structuren in het lichaam. Het beschrijft de locatie en de onderlinge ligging van organen, weefsels en andere lichaamsdelen. |
| Medische beeldvorming | Technieken die worden gebruikt om beelden van het inwendige van het lichaam te maken voor diagnostische en therapeutische doeleinden. Voorbeelden zijn RX, CT, MRI, PET en echografie. |
| RX-beeld | Een beeld verkregen met röntgenstraling, waarbij zachte weefsels grijs en harde weefsels (zoals botten) wit worden weergegeven. Het wordt gebruikt om fracturen en andere structurele afwijkingen te diagnosticeren. |
| CT-scan | Computertomografie, een beeldvormingstechniek die dwarsdoorsneden van het lichaam creëert met behulp van röntgenstraling. Het kan details van zachte weefsels, botten en bloedvaatjes weergeven. |
| MRI | Magnetic Resonance Imaging (magnetische resonantie beeldvorming), een techniek die sterke magnetische velden en radiogolven gebruikt om gedetailleerde beelden van organen en weefsels te produceren. |
| PET-scan | Positron Emissie Tomografie, een nucleaire beeldvormingstechniek die de fysiologische activiteit in het lichaam meet door gebruik te maken van radioactieve isotopen. Het helpt bij het diagnosticeren van ziekten zoals kanker en neurologische aandoeningen. |
| Echografie | Een beeldvormingstechniek die ultrasone geluidsgolven gebruikt om beelden te maken. Het is vooral nuttig voor het visualiseren van zachte weefsels en organen, en wordt veel gebruikt tijdens zwangerschappen. |
| Dwarsgestreept spierweefsel | Een type spierweefsel dat willekeurig wordt aangestuurd en zichtbare dwarsstreping vertoont onder de microscoop. Het is verantwoordelijk voor de beweging van het lichaam en wordt gevonden in skeletspieren. |
| Glad spierweefsel | Een type spierweefsel dat onwillekeurig wordt aangestuurd en geen dwarsstreping vertoont. Het bevindt zich in de wanden van interne organen, bloedvaten en andere structuren van het lichaam. |
| Hartspierweefsel | Een uniek type spierweefsel dat alleen in het hart voorkomt. Het is dwarsgestreept en onwillekeurig, en verantwoordelijk voor de pompende actie van het hart. |
| Spiercontractie | Het proces waarbij spiervezels samentrekken, wat resulteert in beweging. Dit wordt gemedieerd door de interactie van actine- en myosinefilamenten, met de hulp van calciumionen en ATP. |
| Spierrelaxatie | Het proces waarbij spiervezels ontspannen na contractie. Dit gebeurt wanneer calciumionen worden teruggepompt in het sarcoplasmatisch reticulum en de interactie tussen actine en myosine stopt. |
| Beenweefsel | Een vorm van bindweefsel dat het skelet van gewervelde dieren vormt. Het is een levend, vasculair weefsel dat continu wordt gemodelleerd en gereorganiseerd. |
| Kraakbeenweefsel | Een veerkrachtig, bindweefsel dat de gewrichten bedekt, deel uitmaakt van de neus en oren, en steun biedt aan verschillende lichaamsstructuren. Het bevat chondrocyten in lacunae. |
| Gewricht | Een verbinding tussen twee of meer botten. Gewrichten maken beweging mogelijk en bieden stabiliteit aan het skelet. Ze kunnen variëren in beweeglijkheid, van onbeweeglijk tot zeer beweeglijk. |