Lichamelijke problematieken bij ouderen.pptx
Summary
# Huidproblemen bij ouderen
Dit onderwerp behandelt veelvoorkomende huidproblemen bij ouderen, zoals intertrigo en decubitus, inclusief hun oorzaken, risicofactoren, preventie en verzorging.
## 1. Huidproblemen
### 1.1 Intertrigo
Intertrigo is een veelvoorkomende huidaandoening die wordt gekenmerkt door roodheid op plaatsen waar huidlagen elkaar vaak raken, zoals in huidplooien.
#### 1.1.1 Oorzaken en risicofactoren
De belangrijkste oorzaak is vochtophoping door zweten, urine of ontlasting, vaak verergerd door slecht afdrogen. Risicofactoren zijn onder andere:
* Overgewicht/obesitas
* Immobiliteit
* Incontinentie
#### 1.1.2 Preventie en verzorging
Preventie richt zich op het zo droog mogelijk houden van de huid en goede hygiëne.
> **Tip:** Let extra op bij het afdrogen na het wassen om vochtophoping in huidplooien te voorkomen.
### 1.2 Decubitus (doorligwonden)
Decubitus, ook wel doorligwonden genoemd, zijn weefselschade die ontstaan door druk, schuif- en wrijvingskrachten. Ouderen behoren tot een risicogroep voor het ontwikkelen van decubitus.
#### 1.2.1 Oorzaken
De primaire oorzaak zijn schuifkrachten en druk op bepaalde lichaamsdelen, vooral bij langdurige immobiliteit.
#### 1.2.2 Risicofactoren en preventie
Preventie is cruciaal en omvat:
* **Vermijden van drukpunten:** Dit kan door middel van aangepaste matrassen en zitkussens.
* **Goede voeding en vochtopname:** Zorgt voor een gezonde huidconditie en weerstand.
* **Hydratatie van de huid:** Houdt de huid soepel en minder kwetsbaar.
* **Mobiliteit:** Regelmatige beweging helpt de druk op bepaalde punten te verminderen.
* **Beheer van incontinentie:** Voorkomt irritatie en vochtophoping.
* **Screening:** Regelmatige beoordeling van het risico op decubitus en de identificatie van risicoplaatsen is noodzakelijk.
#### 1.2.3 Stadia van decubitus
Decubitus wordt ingedeeld in verschillende stadia of gradaties, die de ernst van de weefselschade aangeven. De specifieke stadia worden niet gedetailleerd beschreven in het document, maar curatieve behandeling is afhankelijk van de gradatie.
### 1.3 Skin tear
Een skin tear is een traumatische wond die voornamelijk voorkomt aan de extremiteiten van oudere volwassenen. Het ontstaat door wrijving alleen, of door schuif- en wrijvingskrachten die de epidermis van de dermis scheiden (partiële dikte wond), of die zowel de epidermis als de dermis van de onderliggende structuren scheiden (volledige dikte wond).
#### 1.3.1 Etiologie
De oorzaak is schuifkracht, wat voor skin tears vergelijkbaar is met de rol van druk bij decubitus.
#### 1.3.2 Lokalisatie
Skin tears komen het meest voor op de extremiteiten. Ongeveer 80% van de gevallen bevindt zich op de volgende locaties:
* Hoofd (4%)
* Arm (17,8%)
* Elleboog (18,4%)
* Voorarm (24,0%)
* Hand (19,6%)
* Romp (1,2%)
* Been (10,9%)
* Voet (3,1%)
#### 1.3.3 Classificatie
Het "Payne and Martin Classification System for Skin Tears" wordt gebruikt om skin tears te classificeren. Dit systeem helpt bij het in kaart brengen van de wond.
#### 1.3.4 Preventie
Preventieve maatregelen omvatten:
* Zorgen voor een veilige omgeving.
* Handhaven van een goede vochtopname en voeding.
* Voorkomen dat de oudere persoon zichzelf verwondt.
* Voorzichtig zijn bij transfers.
* Stoppen met roken.
* Medicatiegebruik in kaart brengen.
* Verwijderen van pleisters op een veilige manier.
#### 1.3.5 Verzorging
De verzorging is afhankelijk van de gradatie van de skin tear. Voor gradaties 1 en 2 wordt specifieke verzorging toegepast. Voor gradatie 3 worden schuimverbanden of alginaten gebruikt.
## 2. Gastro-intestinale veranderingen bij ouderen
Ouderen ervaren diverse veranderingen in hun maag-darmstelsel die invloed kunnen hebben op hun gezondheid.
### 2.1 De maag
Veranderingen in de maag bij ouderen omvatten:
* **Atrofie en verminderde maagzuurproductie:** Dit kan de spijsvertering beïnvloeden.
* **Verminderde vascularisatie:** Dit kan leiden tot slijmvliesdefecten.
* **Vertraagde maaglediging:** De lediging duurt ongeveer twee keer zo lang.
* **Minder absorptievermogen van orale medicatie:** Dit vereist aanpassingen in doseringen en toedieningsvormen.
* **Afname van de spiertonus:** Dit kan leiden tot verzakking van de maag (gastroptose).
### 2.2 Obstipatie (constipatie)
Obstipatie is een veelvoorkomend probleem bij ouderen, gekenmerkt door vertraagde of moeizame defecatie.
#### 2.2.1 Kenmerken van obstipatie
* Verminderd activiteitenniveau.
* Frequentie van stoelgang lager dan het gebruikelijke patroon.
* Harde ontlasting.
* Gevoel van druk in het rectum.
* Gevoel van rectale volheid.
* Noodzaak tot persen bij stoelgang.
#### 2.2.2 Andere klachten
* Algemeen gevoel van onbehagen.
* Verminderde eetlust.
* Buik- en/of rugpijn.
* Belemmering van het dagelijks functioneren.
* Soms kan verwardheid en (overloop)diarree optreden.
#### 2.2.3 Oorzaken en preventie
De oorzaak is vaak een gevolg van te weinig drinken of te weinig beweging. De helft van de ouderen in instellingen heeft hier klachten van. Ouderen hebben gerichte informatie nodig over dit onderwerp.
> **Tip:** Wees voorzichtig met laxeermiddelen; probeer eerst leefstijlinterventies zoals meer drinken en bewegen.
#### 2.2.4 Wat is een normale stoelgang?
Normale stoelgangconsistentie kan variëren van type 3 tot 5 op een schaal, met type 4 als ideaal. Factoren die een normale stoelgang bevorderen zijn:
* **Voldoende vezelinname:** Stimuleert de darmwerking.
* **Voldoende vochtinname:** Water is de primaire drank die nodig is voor normale stoelgang.
* **Stressmanagement:** Stress kan zowel constipatie als diarree veroorzaken.
* **Regelmatige lichaamsbeweging:** Stimuleert het spierweefsel van het darmkanaal.
* **Beperken van cafeïne:** Overmatige cafeïne kan de darmen beïnvloeden.
* **Probiotica of gefermenteerde voedingsmiddelen:** Kunnen de darmgezondheid ondersteunen.
* **Identificeren van voedingsmiddelen die diarree bevorderen:** Zoals zuivelproducten, kunstmatige zoetstoffen en vette voedingsmiddelen.
## 3. Voeding en ondervoeding bij ouderen
Ondervoeding is een significant probleem bij ouderen, met ernstige gevolgen voor hun gezondheid.
### 3.1 Prevalentie van ondervoeding
* In de westerse wereld lijdt zo'n 5 tot 10% van de oudere bevolking aan ondervoeding.
* Belgisch onderzoek toont aan dat 45% van de thuiswonende 70-plussers risico loopt op ondervoeding, waarvan 12% daadwerkelijk ondervoed is.
* In woonzorgcentra is het risico 57%, met 16% effectieve ondervoeding.
* Bij ziekenhuisopnames wordt bij 30 tot 40% van de patiënten ondervoeding vastgesteld.
### 3.2 Risico inschatting en vroegsignalering
Vroegtijdige opsporing is essentieel en omvat:
* **Opsporen van klinische tekens:** Zoals slechte wondgenezing, verwardheid, vermoeidheid en apathie.
* **Opvolgen van de voedselinname:** Registreren wat en hoeveel de oudere eet.
* **Opvolgen van gewicht:** Een gewichtsverlies van 5% op een maand of 10% op 6 maanden zonder dieet is een alarmsignaal.
* **Beoordelen van verminderde activiteit.**
### 3.3 Multifactoriële oorzaken van ondervoeding
Ondervoeding bij ouderen is vaak een multifactorieel probleem met diverse oorzaken:
* **Lichamelijke oorzaken:**
* Acute en chronische ziekten (zoals CVA, kanker, Parkinson).
* Ziekenhuisopnames (verhoogde energiebehoefte).
* Polyfarmacie.
* Slikstoornissen en mondproblemen.
* Gastro-intestinale problemen.
* **Psychische oorzaken:** Zoals depressie of angst.
* **Functionele oorzaken:** Verminderde mobiliteit kan leiden tot moeite met zelfstandig eten.
* **Verminderde reuk en smaak:** Kan de eetlust verminderen.
* **Sociale oorzaken:** Eenzaamheid of isolatie.
### 3.4 Oplossingen voor ondervoeding
Persoonsgerichte zorg is cruciaal en kan omvatten:
* **Aanbieden van aangepaste voedingsmomenten:** Eten is een sociaal gebeuren; gezelschap kan de eetlust stimuleren.
* **Kleinere maaltijden:** Vier kleine porties per dag zijn vaak beter dan twee grote, gezien de tragere maaglediging.
* **Vast maaltijdschema:** Zorgt voor routine en structuur.
* **Visuele aantrekkelijkheid van het voedsel:** Presentatie kan de eetlust bevorderen.
* **Calorierijke bijvoeding:** Dit dient op advies van een arts te gebeuren.
---
# Gastro-intestinale aandoeningen bij ouderen
Dit onderdeel bespreekt de veranderingen in het maag-darmkanaal bij ouderen, met specifieke aandacht voor de maagfunctie, obstipatie en factoren die de stoelgang beïnvloeden.
### 2.1 De maag bij ouderen
Bij het ouder worden ondergaan de maag en de functies ervan specifieke veranderingen die relevant zijn voor de gezondheid en het medicatiegebruik van ouderen.
#### 2.1.1 Veranderingen in maagfunctie
* **Atrofie van het maagslijmvlies:** Dit leidt tot een verminderde productie van maagzuur.
* **Verminderde vascularisatie:** De bloedtoevoer naar het maagslijmvlies neemt af, wat het risico op slijmvliesdefecten (zoals zweren) vergroot.
* **Vertraagde maaglediging:** Het legen van de maag duurt gemiddeld twee keer zo lang bij ouderen. Dit heeft implicaties voor de opname van voedsel en medicatie.
* **Verminderd absorptievermogen:** De capaciteit van de maag om orale medicatie te absorberen, is verminderd.
* **Afname van de spiertonus:** Dit kan leiden tot een verzakking van de maag, ook wel gastroptose genoemd.
> **Tip:** De veranderingen in maagzuurproductie en absorptievermogen kunnen de effectiviteit en bijwerkingen van bepaalde medicijnen bij ouderen beïnvloeden.
### 2.2 Obstipatie (constipatie) bij ouderen
Obstipatie is een veelvoorkomend probleem bij ouderen, gekenmerkt door een vertraagde of moeizame stoelgang.
#### 2.2.1 Kenmerken van obstipatie
De diagnose obstipatie wordt gesteld op basis van de volgende kenmerken:
* **Verminderde activiteit:** Ouderen met obstipatie hebben vaak een lager activiteitenniveau.
* **Verlaagde frequentie:** De stoelgang vindt minder frequent plaats dan het gebruikelijke patroon van de persoon.
* **Harde ontlasting:** De ontlasting is vaak hard en droog.
* **Gevoel van druk:** Patiënten ervaren een gevoel van druk in het rectum.
* **Gevoel van rectal volheid:** Er is een subjectieve ervaring van een volle endeldarm.
* **Noodzaak tot persen:** Er is aanzienlijke inspanning (persen) nodig tijdens de stoelgang.
#### 2.2.2 Andere klachten geassocieerd met obstipatie
Naast de directe kenmerken van de stoelgang, kan obstipatie leiden tot een reeks algemene klachten:
* Algemeen gevoel van onbehagen.
* Verminderde eetlust.
* Buik- en/of rugpijn.
* Belemmering van het dagelijks functioneren.
* Verwardheid (dit kan een indirect gevolg zijn).
* (Overloop)diarree: Dit treedt op wanneer vloeibare ontlasting langs de harde massa in de darmen sijpelt.
#### 2.2.3 Prevalentie en oorzaken van obstipatie
* **Hoge prevalentie:** Ongeveer de helft van de ouderen die in instellingen verblijven, ervaart klachten van obstipatie.
* **Meest voorkomende oorzaken:** De meest voorkomende oorzaken zijn te weinig vochtinname en te weinig lichamelijke beweging.
> **Tip:** Het is essentieel dat ouderen gerichte informatie ontvangen over het belang van voldoende hydratatie en beweging voor een goede stoelgang. Verpleegkundigen spelen hierin een belangrijke rol.
#### 2.2.4 Stoelgang – Wat is normaal?
De Bristol Stool Form Scale wordt vaak gebruikt om de consistentie van ontlasting te beoordelen.
* **Normale stoelgang:** Types 3 tot 5 op de schaal worden als normaal beschouwd, met type 4 als ideaal.
* **Obstipatie:** Types 1 en 2 duiden op obstipatie.
* **Diarree:** Types 6 en 7 duiden op diarree.
**Factoren die een normale stoelgang bevorderen:**
* **Vezelrijk dieet:** Zorg voor voldoende inname van voedingsvezels.
* **Voldoende vochtinname:** Water is de belangrijkste drank om een normale stoelgang te ondersteunen.
* **Stressmanagement:** Stress kan zowel obstipatie als diarree veroorzaken; het identificeren en beheersen van triggers is belangrijk.
* **Lichaamsbeweging:** Regelmatige lichaamsbeweging stimuleert de darmspieren en bevordert gezonde stoelgang.
* **Beperking van cafeïne:** Overmatig cafeïnegebruik kan de stoelgang beïnvloeden.
* **Probiotica:** Overweeg het gebruik van probiotica of gefermenteerde voedingsmiddelen.
* **Identificeren van voedseltriggers:** Wees alert op voedingsmiddelen die diarree kunnen veroorzaken, zoals zuivelproducten, kunstmatige zoetstoffen en vette voedingsmiddelen.
> **Tip:** Wees voorzichtig met het routinematig voorschrijven van laxeermiddelen. Een integrale aanpak gericht op voeding, hydratatie en beweging heeft vaak de voorkeur.
### 2.3 Voeding en ondervoeding bij ouderen
Ondervoeding is een significant gezondheidsprobleem bij oudere populaties, met zowel fysieke als psychische oorzaken en gevolgen.
#### 2.3.1 Prevalentie van ondervoeding
* In de westerse wereld lijdt ongeveer 5 tot 10 procent van de oudere bevolking aan ondervoeding.
* Onder thuiswonende 70-plussers loopt een aanzienlijk deel (ongeveer 45 procent) risico op ondervoeding, waarvan 12 procent daadwerkelijk ondervoed is.
* In woonzorgcentra is het risico op ondervoeding 57 procent, met effectieve ondervoeding bij 16 procent van de bewoners.
* Bij ziekenhuisopnames wordt bij 30 tot 40 procent van de patiënten ondervoeding vastgesteld.
#### 2.3.2 Risico-inschatting en vroege signalering
Vroege detectie van ondervoeding is cruciaal voor adequate interventie.
* **Opsporen van klinische tekens:**
* Vertraagde wondgenezing.
* Verwardheid.
* Vermoeidheid en apathie.
* **Opvolgen van voedselinname:** Het monitoren van wat en hoeveel de oudere eet.
* **Gewichtsopvolging:** Onverklaarbaar gewichtsverlies is een belangrijke indicator:
* 5 procent gewichtsverlies binnen een maand.
* 10 procent gewichtsverlies binnen zes maanden.
* **Verminderde activiteit:** Een afname in het activiteitenniveau kan een gevolg zijn van ondervoeding.
#### 2.3.3 Multifactoriële oorzaken van ondervoeding
Ondervoeding bij ouderen is vaak een complex, multifactorieel probleem dat kan voortkomen uit diverse oorzaken:
* **Lichamelijke oorzaken:**
* Acute en chronische ziekten (bv. CVA, kanker, Parkinson).
* Ziekenhuisopname.
* Decubitus (verhoogde energiebehoefte door wondgenezing).
* Polyfarmacie (meervoudig medicijngebruik).
* Slikstoornissen en mondproblemen.
* Gastro-intestinale problemen.
* **Psychische oorzaken:**
* Depressie.
* Eenzaamheid.
* **Functionele oorzaken:**
* Beperkte mobiliteit, waardoor zelfstandig eten bemoeilijkt wordt.
* **Sensorische veranderingen:**
* Verminderde reuk en smaak, wat de eetlust negatief beïnvloedt.
* **Sociale oorzaken:**
* Eenzaamheid en isolatie.
* Financiële problemen.
#### 2.3.4 Oplossingen en interventies bij ondervoeding
Een persoonsgerichte aanpak is essentieel om ondervoeding te bestrijden.
* **Aangepaste voedingsmomenten:**
* **Eten als sociaal gebeuren:** Maaltijden in gezelschap bevorderen de eetlust en consumptie.
* **Kleinere, frequente maaltijden:** Vier kleine maaltijden per dag zijn vaak beter te verteren dan twee grote, gezien de tragere maaglediging bij ouderen.
* **Vast maaltijdschema:** Dit zorgt voor routine en structuur, wat de acceptatie van maaltijden kan vergroten.
* **Visuele aantrekkingskracht:** Een verzorgde presentatie van het eten kan de eetlust stimuleren.
* **Calorierijke bijvoeding:** Indien nodig en op advies van een arts, kan calorierijke bijvoeding worden ingezet om de energie- en voedingsinname te verhogen.
---
# Voeding en ondervoeding bij ouderen
Ondervoeding is een significant probleem bij ouderen, met prevalentiecijfers die aanzienlijk oplopen in verschillende settings, wat vraagt om effectieve risico-inschatting, vroegsignalering en preventieve maatregelen.
### 3.1 Prevalentie en risico's van ondervoeding
In de westerse wereld wordt geschat dat 5 tot 10 procent van de oudere bevolking lijdt aan ondervoeding. Belgisch onderzoek toont aan dat 45 procent van de thuiswonende 70-plussers een risico loopt op ondervoeding, waarvan 12 procent daadwerkelijk ondervoed is. In woonzorgcentra lopen de risicocijfers op tot 57 procent, met 16 procent effectieve ondervoeding. Bij ziekenhuisopnames wordt bij 30 tot 40 procent van de patiënten ondervoeding vastgesteld.
### 3.2 Risicofactoren voor ondervoeding bij ouderen
Ondervoeding bij ouderen is een multifactorieel probleem, waarbij zowel lichamelijke, psychische, functionele als sociale oorzaken een rol spelen.
#### 3.2.1 Lichamelijke oorzaken
* **Acute en chronische ziekten:** Aandoeningen zoals een cerebrovasculair accident (CVA), kanker, de ziekte van Parkinson, en longaandoeningen kunnen de voedingsstatus negatief beïnvloeden.
* **Decubitus:** De verhoogde energiebehoefte die gepaard gaat met decubitus kan bijdragen aan ondervoeding.
* **Polyfarmacie:** Het gebruik van meerdere medicijnen kan leiden tot bijwerkingen die de eetlust beïnvloeden of absorptieproblemen veroorzaken.
* **Slikstoornissen en mondproblemen:** Moeite met slikken (dysfagie) of problemen in de mondgezondheid kunnen de voedselinname bemoeilijken.
* **Gastro-intestinale problemen:** Veranderingen in het maagdarmkanaal, zoals atrofie en verminderde maagzuurproductie, een langere maagledigingstijd en een verminderd absorptievermogen, dragen bij aan voedingsproblemen.
* **Maagveranderingen:** Atrofie van het maagslijmvlies, verminderde maagzuurproductie, en een vertraagde maaglediging (die tot tweemaal langer kan duren) leiden tot een verminderd absorptievermogen van orale medicatie en voedingsstoffen.
* **Obstipatie/Constipatie:** Een vertraagde of moeizame defecatie, gekenmerkt door harde ontlasting, een gevoel van druk in het rectum, en persdrang, kan ook samengaan met een verminderde eetlust en algemeen onbehagen. Dit wordt vaak veroorzaakt door onvoldoende vocht- en vezelinname of verminderde mobiliteit.
* **Verminderde reuk- en smaakzin:** Een vermindering van reuk en smaak kan de eetlust negatief beïnvloeden.
#### 3.2.2 Psychische oorzaken
* Depressie, angst en sociaal isolement kunnen leiden tot verminderde eetlust en voedselinname.
#### 3.2.3 Functionele oorzaken
* **Mobiliteit:** Beperkte mobiliteit kan de zelfstandigheid bij voedselbereiding en -inname beperken, en ook obstipatie in de hand werken.
* **Verzorgingsproblemen:** Afhankelijkheid van anderen voor de maaltijdinname kan een risico vormen indien de zorg ontoereikend is.
#### 3.2.4 Sociale oorzaken
* Eenzaamheid en het ontbreken van een sociaal eetmoment kunnen de eetlust verminderen.
### 3.3 Risico-inschatting en vroegsignalering
Het opsporen van klinische tekens en het monitoren van de voedingsinname en het gewicht zijn cruciaal voor risico-inschatting en vroegsignalering.
#### 3.3.1 Klinische tekens
* Trage wondgenezing
* Verwardheid
* Vermoeidheid
* Apathie
#### 3.3.2 Voedselinname opvolgen
* Observatie van de dagelijkse voedsel- en vochtinname.
#### 3.3.3 Gewicht opvolgen
* **Vermindering van lichaamsgewicht zonder dieet:** Een gewichtsverlies van 5 procent binnen een maand, of 10 procent binnen zes maanden, is een significant alarmsignaal.
### 3.4 Oplossingen ter preventie en behandeling
Persoonsgerichte zorg, aangepaste voedingsmomenten en eventuele calorieverrijking zijn sleutelaspecten bij het aanpakken van ondervoeding.
#### 3.4.1 Persoonsgerichte zorg
* Afstemmen van de zorg op de individuele behoeften en voorkeuren van de oudere.
#### 3.4.2 Aangepaste voedingsmomenten
* **Eten als sociaal gebeuren:** Het aanbieden van maaltijden in gezelschap kan de eetlust stimuleren.
* **Kleinere maaltijden:** Meerdere kleine maaltijden verspreid over de dag (bijvoorbeeld vier keer per dag kleine porties) zijn vaak beter te verdragen dan twee grote maaltijden, gezien de tragere maaglediging bij ouderen.
* **Vast maaltijdschema:** Een routine en structuur in de dagindeling, inclusief vaste maaltijden, kan positief bijdragen aan de voedingsinname.
* **Visuele aantrekkingskracht:** De presentatie van het eten kan de eetlust bevorderen.
#### 3.4.3 Calorieverrijking
* Indien nodig, en altijd op advies van een arts, kan calorieverrijkte voeding worden aangeboden om de energiedichtheid van maaltijden te verhogen.
> **Tip:** Het is belangrijk om bij obstipatie niet direct naar laxeermiddelen te grijpen, maar eerst de oorzaak (zoals vocht- en vezelinname) aan te pakken.
> **Voorbeeld:** Een oudere met een verminderde reukzin kan meer gebaat zijn bij gerechten met intensere smaken en een aantrekkelijke presentatie. Het aanbieden van bijvoorbeeld een kleine, voedzame maaltijd in de ochtend, een soepje in de late voormiddag, een hoofdmaaltijd rond de middag en nog een kleine portie 's avonds kan de totale inname verbeteren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Intertrigo | Een huidaandoening gekenmerkt door roodheid op plaatsen waar huidlagen elkaar vaak raken, vaak veroorzaakt door vocht en wrijving, en verergerd door factoren zoals overgewicht, immobiliteit en incontinentie. |
| Candida albicans | Een gistsoort die van nature voorkomt op de huid en slijmvliezen, maar bij ouderen met verminderde weerstand of door vochtige omstandigheden kan leiden tot infecties zoals intertrigo. |
| Decubitus | Ook wel doorligwonden genoemd, dit zijn huidschade of weefselbeschadiging veroorzaakt door langdurige druk, vaak op uitstekende botten, wat de bloedtoevoer belemmert en kan leiden tot necrose. |
| Schuifkrachten | Krachten die optreden wanneer de huid over een oppervlak beweegt of wordt bewogen, wat kan leiden tot het scheuren van huidlagen, met name in de context van decubitus en skin tears. |
| Skin tear | Een traumatische wond die voornamelijk voorkomt aan de ledematen van oudere volwassenen, veroorzaakt door wrijving of schuifkrachten die de epidermis scheiden van de dermis (partiële dikte wond) of beide scheiden van de onderliggende structuren (volledige dikte wond). |
| Atrofie | Het geleidelijk kleiner worden of achteruitgaan van weefsel of organen door veroudering, ziekte of gebrek aan gebruik, wat de functie ervan kan verminderen. |
| Maagzuurproductie | Het proces waarbij de maag zoutzuur produceert, dat essentieel is voor de vertering van voedsel en de eliminatie van bacteriën. Verminderde productie kan leiden tot spijsverteringsproblemen. |
| Gastroptose | Een aandoening waarbij de maag verzakt door verminderde spiertonus, wat kan leiden tot spijsverteringsklachten en een vertraagde maaglediging. |
| Obstipatie (Constipatie) | Een vertraagde, moeizame of onvolledige stoelgang, gekenmerkt door harde ontlasting, frequentie minder dan gebruikelijk, en het gevoel van druk in het rectum. |
| Ondervoeding | Een toestand waarbij er een tekort is aan energie, eiwitten of andere voedingsstoffen, wat leidt tot verminderde lichaamsfunctie, verhoogde vatbaarheid voor ziekten en een tragere genezing. |
| Polyfarmacie | Het gelijktijdig gebruik van meerdere medicijnen door een patiënt, vaak voorkomend bij ouderen met diverse gezondheidsproblemen, wat kan leiden tot interacties en bijwerkingen. |
| Slikstoornissen (Dysfagie) | Moeite met slikken, wat kan variëren van lichte irritatie tot het onvermogen om voedsel of vloeistoffen veilig door te slikken, vaak voorkomend bij ouderen door neurologische of spierproblemen. |
| CVA (Cerebrovasculair accident) | Een beroerte, waarbij de bloedtoevoer naar de hersenen plotseling wordt onderbroken, wat kan leiden tot neurologische uitval en diverse complicaties, waaronder slikproblemen en mobiliteitsverlies. |
| Parkinson | Een neurodegeneratieve ziekte die voornamelijk de motorische functies beïnvloedt, gekenmerkt door tremoren, stijfheid, langzame bewegingen en evenwichtsproblemen, wat kan leiden tot slikstoornissen en mobiliteitsproblemen. |
| Alginaten | Een type wondverband gemaakt van zeewierderivaten, dat vocht absorbeert en een gel vormt die een vochtig wondmilieu bevordert, ideaal voor matig tot sterk vochtafgevende wonden. |
| Voedselinname | De hoeveelheid voedsel die een persoon consumeert, een cruciale indicator voor het beoordelen van ondervoedingsrisico bij ouderen. |
| Nutritionele interventie | Een plan of reeks maatregelen gericht op het verbeteren van de voedingsstatus van een individu, bijvoorbeeld door middel van aangepaste voeding, supplementen of sondevoeding. |