page68-75.pdf
Summary
# Voedingsanamnese en alternatieven voor suiker
Dit onderwerp behandelt het belang van het in kaart brengen van eetgewoonten middels een voedingsanamnese om patiënten met een verhoogd risico op cariës te identificeren, en bespreekt diverse suikervervangers en zoetstoffen, inclusief hun cariogene potentieel en toepassingen.
### 1.1 Voedingsanamnese
Individualisatie is cruciaal bij het in kaart brengen van eetgewoonten. Het is belangrijk om selectief vragen te stellen over het eetpatroon en rekening te houden met mogelijke vertekeningen, aangezien subjectieve interpretaties van termen als "veel snoepen" sterk kunnen variëren [1](#page=1).
#### 1.1.1 Indicaties voor een voedingsanamnese
Een voedingsanamnese dient zeker te worden afgenomen bij de volgende patiëntengroepen:
* Nieuwe patiënten, om de evolutie van de mondgezondheid te kunnen inschatten [1](#page=1).
* Patiënten bij wie plotseling cariës, erosies, falende restauraties of andere gebitsproblemen optreden [1](#page=1).
* Patiënten die belangrijke levensveranderingen hebben ondergaan die hen gevoeliger maken voor cariës, bijvoorbeeld door het starten met medicatie die cariës bevordert [1](#page=1).
#### 1.1.2 Methodieken voor het afnemen van een voedingsanamnese
Er zijn verschillende methodieken voor het afnemen van een voedingsanamnese:
* **Verbale anamnese:** Dit kan variëren van eenvoudige, brede en niet-suggestieve navragen, waarbij interesse wordt getoond en open vragen worden gesteld, tot een gedetailleerde gespreksvorm met gerichte, diepgaandere vragen. Het is essentieel om hier voldoende tijd voor te nemen om professionaliteit te waarborgen en de belangrijkheid van de informatie te benadrukken [1](#page=1).
* **Voedingsdagboek:** Hierbij registreert de patiënt gedetailleerd gedurende meerdere dagen (3 tot 7 dagen) alles wat hij of zij inneemt, inclusief medicatie en voedsel. Een retrospectieve registratie is minder nauwkeurig dan een prospectieve. Ondanks de neiging van patiënten om maatschappelijk wenselijke antwoorden te geven, biedt een voedingsdagboek waardevolle representativiteit en kan het patiënten inzicht geven in hun eigen eetgedrag [1](#page=1).
#### 1.1.3 Indicaties voor een voedingsdagboek
Een voedingsdagboek wordt aanbevolen in de volgende situaties:
* Bij kinderen van ouders met veel cariës [1](#page=1).
* Bij plotselinge veranderingen in de cariësactiviteit of het ontstaan van tekenen van erosieve tandschade [1](#page=1).
* Gedurende periodes met een verhoogd risico, zoals tijdens orthodontische behandelingen of bij het starten van medicatie die suikers bevat of de speekselproductie beïnvloedt [1](#page=1).
### 1.2 Alternatieven voor suiker
#### 1.2.1 Suikervervangers
Commercieel geproduceerde koolhydraten, zoals glucosepolymeren en oligosacharideverbindingen van glucose, fructose en galactose, worden steeds vaker gebruikt in hedendaagse voeding. Deze worden gewaardeerd om hun lagere productiekosten en potentiële gezondheidsvoordelen, zoals hun prebiotische werking, vezelrijkheid en verminderde verteerbaarheid, wat resulteert in een lagere impact op de bloedsuikerspiegel [1](#page=1).
Het is belangrijk op te merken dat, hoewel deze stoffen niet altijd in de darmen worden gemetaboliseerd, ze soms wel door speeksel in de mond kunnen worden afgebroken tot hun basiscomponenten (glucose, fructose, galactose), die vervolgens wel gemetaboliseerd kunnen worden [1](#page=1).
##### 1.2.1.1 Cariogene suikervervangers
* **Glucosepolymeren en maltodextrines:** Deze geurloze en smaakloze hydrolysaten van zetmeel uit granen, mais en aardappelen worden toegevoegd om de energetische waarde van voeding te verhogen, bijvoorbeeld bij nierfalen, levercirrose of bij een hoge energiebehoefte. Ze worden als cariogeen beschouwd en zijn terug te vinden in frisdranken, babyvoeding, sportdranken, desserts en snoepgoed [2](#page=2).
* **Isomalto-oligosachariden (IMOs):** Hoewel minder acidogeen dan glucose en sucrose, kunnen IMOs de pH toch doen dalen onder 5. Een voorbeeld hiervan is VitaFiber [2](#page=2).
* **Sucromalt:** Dit type suikervervanger zorgt voor een vertraagde vrijzetting van glucose. Het wordt vaak gebruikt in frisdranken en energy bars [2](#page=2).
* **Fructo-oligosachariden (FOSs):** FOSs zijn even cariogeen als sucrose en worden veel gebruikt in Japan [2](#page=2).
##### 1.2.1.2 Laag/niet-cariogene suikervervangers
* **Monosachariden:**
* **Tagatose:** Dit derivaat heeft dezelfde structuur als fructose, komt voor in zuivelproducten, en kenmerkt zich door een lagere glycemische respons en caloriegehalte. Het is even zoet als sucrose [2](#page=2).
* **Disachariden:**
* **Trehalose:** Aanwezig in honing en paddenstoelen, wordt trehalose weinig gebruikt in de voedingssector. Het heeft ongeveer 45% van het zoetvermogen van sucrose [2](#page=2).
* **Sucrose-isomeren:** Palatinose, trehalulose, turanose, maltulose en leucrose zijn voorbeelden van sucrose-isomeren die verschillen in de koppeling tussen glucose en fructose. Ze bezitten dezelfde smaakeigenschappen als sucrose en zijn niet metaboliseerbaar door orale streptokokken, hoewel sommige wel door andere bacteriën zoals Actinomyces species kunnen worden afgebroken, wat tot zuurvorming leidt. Ze zijn commercieel verkrijgbaar en worden in bepaalde chocoladeproducten aangetroffen [2](#page=2).
#### 1.2.2 Zoetstoffen
Zoetstoffen verschaffen een zoete smaak, maar missen vrijwel alle andere eigenschappen van suiker en suikervervangers, zoals volume of conserverende werking. Ze hebben vaak een vele malen hoger zoetvermogen dan suiker. Zoetstoffen zijn altijd niet-cariogeen [2](#page=2).
##### 1.2.2.1 Niet-calorische zoetstoffen
Deze zoetstoffen hebben een significant hoger zoetvermogen dan sucrose (tot 1000x) en missen eigenschappen zoals kristallisatie, bewaring en bulk. Ze kunnen van natuurlijke oorsprong zijn (bv. extracten uit zoethout of de katemfe vrucht) of chemisch gesynthetiseerd worden, wat vaak gebeurt vanwege de hogere kosten van natuurlijke varianten. Ze zijn niet-cariogeen (niet gemetaboliseerd door orale bacteriën) en niet-calorisch. Voorbeelden zijn aspartaam, acesulfaam K, cyclamaat en sacharine [2](#page=2).
* **Stevia rebaudiana:** Deze natuurlijke zoetstof wordt geëxtraheerd uit de bladeren van de steviaplant die in de (sub)tropische delen van Noord- en Zuid-Amerika groeit. Het heeft een hoog zoetvermogen (300x sucrose) en is wetenschappelijk bewezen niet-cariogeen. Een kanttekening is dat Coca-Cola met stevia nog steeds een hoog suikergehalte kan bevatten (22 gram) [3](#page=3).
* **Aspartaam, acesulfaam-K, cyclamaat, sacharine:** Deze chemisch gesynthetiseerde stoffen hebben een hoog zoetvermogen (200x sucrose) en worden gebruikt in diverse producten zoals frisdranken, bier, snoepgoed, desserts, ijs, en zelfs in tandpasta's en mondspoelmiddelen. Ze zijn niet-cariogeen omdat ze niet tot zuren worden gemetaboliseerd door orale bacteriën. Echter, ze worden soms gecombineerd met suiker, bijvoorbeeld in frisdranken met fruitsmaak. Er is een vastgestelde aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) die verschilt tussen de EU en de VS, vanwege mogelijke negatieve effecten op lange termijn, zoals zorgen om veiligheid bij langdurig gebruik vanaf jonge leeftijd en de mogelijke link met carcinomen. De lange termijn effecten zijn nog niet volledig bekend, aangezien deze producten nog relatief kort op de markt zijn. Personen met phenylketonurie mogen geen aspartaam gebruiken, omdat dit een bron is van fenylalanine dat bij hen niet kan worden afgebroken [3](#page=3).
* **Sucralose:** Dit is een gechloreerd derivaat van sucrose met een zeer hoog zoetvermogen (600x sucrose). Het kan niet worden gemetaboliseerd door orale bacteriën en is daarom niet-cariogeen [3](#page=3).
##### 1.2.2.2 Calorische zoetstoffen
Deze stoffen zijn eenvoudig te verwerken in voeding en bevatten de helft van de calorieën van sucrose, met een zoetvermogen dat vergelijkbaar is met of lager is dan dat van suiker. Ze zijn niet of slechts zeer weinig cariogeen en worden gebruikt in kauwgom, snoepgoed, frisdranken en chocolade [3](#page=3).
Een deel van de calorische zoetstoffen wordt niet gemetaboliseerd door bacteriën in de mond, terwijl andere wel kunnen worden afgebroken na aanpassing van de bacteriën. Alle suikeralcoholen hebben een laxerend effect doordat ze niet volledig verteerd kunnen worden. De beperkte absorptie in de darmen kan leiden tot osmotische diarree door het aantrekken van water uit het bloed [3](#page=3).
* **Sorbitol:** Komt voor in bepaalde bessen, vruchten (appels, pitvruchten), en wordt gebruikt in snoep, kauwgom en nicotinevervangers. Het is industrieel gesynthetiseerd uit glucose. Sorbitol heeft een laxerend effect, wordt traag gemetaboliseerd door sommige micro-organismen in plaque, en veroorzaakt slechts een kleine pH-daling, waardoor het als niet-cariogeen wordt beschouwd. Het is een geschikte toepassing in snoep voor diabetici [3](#page=3).
* **Xylitol:** Wordt gevonden in fruit (pruimen, aardbeien, frambozen), groenten (bloemkool, andijvie) en paddenstoelen. Het wordt industrieel bereid uit berkenbast en andere houtige plantendelen of via bacteriële processen. Xylitol heeft hetzelfde zoetvermogen als sucrose, bevat een derde minder calorieën en heeft een zeer lage glycemische index (GI). Het heeft een laxerend effect en is niet-cariogeen, zelfs anti-cariogeen. Het heeft een bacteriostatisch effect op bacteriën zoals *mutans streptokokken*, waardoor ze minder sucrose verbruiken. Xylitol is toxisch voor honden omdat hun lever dit niet kan verwerken [4](#page=4).
* Xylitol biedt langdurige bescherming tegen tandbederf. Een kauwgomstudie in Belize toonde aan dat klassen die kauwden, minder cariës ontwikkelden. Zelfs tot 11 jaar na het stoppen met xylitolgebruik was er nog een anti-cariogeen effect merkbaar, waarschijnlijk door een verschuiving in de orale micro-organismen en een impact op de glazuurmaturatie [4](#page=4).
* Richtlijnen voor xylitolgebruik adviseren dat het het best werkt in kauwgom en zuigtabletten die langzaam smelten. Een minimumgehalte van 50% xylitol is nodig voor effectiviteit; lagere percentages hebben geen effect. Kauwen stimuleert speekselproductie, wat een dubbel effect geeft. Deze producten kunnen helpen bij primaire en secundaire preventie. Overdracht van de goede eigenschappen van xylitol kan plaatsvinden wanneer moeders het gebruiken tijdens de zwangerschap en na de geboorte. Xylitol kan ook oorinfecties helpen voorkomen [4](#page=4).
> **Tip:** Het is niet altijd raadzaam om suikervervangers en zoetstoffen aan te bevelen aan iedereen, omdat de effecten, met name van zoetstoffen, nog niet volledig bekend zijn en er zorgen bestaan over hun veiligheid op lange termijn. Promotie van deze stoffen kan leiden tot gewenning. Kauwgom kan negatieve effecten hebben, zoals overbelasting van de kaakgewrichten [4](#page=4).
### 1.3 Beschermende factoren
#### 1.3.1 Zuivel
* **Koemelk:** Wordt als niet-cariogeen beschouwd. Lactose is de minst acidogene suiker, en andere bestanddelen van melk werken beschermend [4](#page=4).
* **Kaas:** Heeft een anti-cariogeen effect door het stimuleren van speekselproductie. Consumptie van kaas leidt tot een stijging van de plaque-pH en plaque-calciumgehaltes [4](#page=4).
Zuivelproducten bevatten cariësprotectieve bestanddelen zoals calcium, fosfaat, caseïne en vetten. Caseïne vermindert de cariogeniteit van voedingsmiddelen, hoewel de toevoeging aan bijvoorbeeld chocolade de smaak kan beïnvloeden. Caseïnefosfopeptide (CPP) remt de groei van *S. mutans* en vormt nanoclusters met amorf calciumfosfaat op het glazuuroppervlak [4](#page=4).
#### 1.3.2 Probiotica
Probiotica zijn levende micro-organismen die, wanneer in adequate hoeveelheden toegediend, de gastheer een gezondheidsvoordeel bieden. In de context van mondgezondheid worden stammen gezocht die de groei van schadelijke bacteriën verdringen en hun plaats innemen. Probiotica worden reeds gebruikt in melk om cariës te voorkomen, en zijn effectief zolang ze worden gebruikt; na stoppen keert de oorspronkelijke microflora terug [5](#page=5).
Probiotica is aanwezig in yoghurts zoals Actimel, hoewel deze producten voornamelijk gericht zijn op darmflora. Het effect van probiotica in de mond is nog vaag, maar ze zullen de cariësontwikkeling niet doen toenemen [5](#page=5).
### 1.4 Kauwgom en mondgezondheid
* **Suikerhoudende kauwgom:** Kan cariës doen toenemen, maar de periode van kauwen is mede bepalend, met een kleiner effect door speekselklierstimulatie [5](#page=5).
* **Suikervrije kauwgom:** Veroorzaakt geen cariëstoename en kan cariës reduceren (tot 40% bij gebruik van xylitol of sorbitol in vergelijking met geen kauwgom). Een deel van dit effect is toe te schrijven aan het kauwproces zelf. Suikervrije kauwgom kan het best na maaltijden worden gebruikt. Er is echter een aandachtspunt voor overbelasting van de kaakgewrichten bij langdurige kauwbewegingen [5](#page=5).
### 1.5 Mondgezondheid
Een evenwichtige voeding is essentieel voor mondgezondheid. Echter, te veel eetmomenten per dag leiden tot frequentere pH-dalingen, wat het risico op cariës verhoogt. De tandheelkundige sector pleit voor een beperking van het aantal voedingsmomenten per dag [5](#page=5).
---
# Preventieve maatregelen voor mondgezondheid
Dit deel van het document belicht diverse preventieve technieken ter bevordering van mondgezondheid, variërend van afsluitingstechnieken tot de rol van tandartsen in rookstopbegeleiding en innovatieve behandelmethoden [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.1 Verzegeling (sealing) en kunstharsinfiltratie
Verzegeling en kunstharsinfiltratie zijn technieken die gericht zijn op het afdichten van toegankelijke zones voor plaquecontrole [6](#page=6).
#### 2.1.1 Verzegeling (sealing)
Bij verzegeling wordt een dun laagje kunsthars aangebracht op de occlusale oppervlakken, met name in de pits en fissuren van tanden, om deze af te sluiten voor de bacteriële biofilm. Dit stopt demineralisatie en leidt tot het afsterven van bacteriën door het gebrek aan voedingsstoffen. De occlusale cariës vormen een aanzienlijk deel van de "caries burden", waardoor verzegeling een zeer effectieve cariëspreventieve methode is [6](#page=6).
**Indicatiestelling:**
* **Laag cariësrisico:** Alleen toepassen bij initiële tekenen van demineralisatie om de kosten-batenverhouding gunstig te houden [6](#page=6).
* **Hoog cariësrisico:** Preventief afdichten is aanbevolen voordat er initiële tekenen van cariësactiviteit optreden [6](#page=6).
Indien cavitatie aanwezig is, kan hermetische afsluiting in 88% van de gevallen de laesie tot stilstand brengen. Dit kan gecombineerd worden met een beperkte preparatie, wat resulteert in een "preventieve composietrestauratie" [6](#page=6).
#### 2.1.2 Kunstharsinfiltratie
Kunstharsinfiltratie is een techniek om gedemineraliseerde zones in glazuur of dentine, met name op approximale en gladde vlakken, te infiltreren met vloeibaar kunsthars. Dit is met name nuttig omdat approximale vlakken moeilijk toegankelijk zijn voor plaquecontrole en fluoride. Voorafgaand wordt de oppervlakkige laag van een "white spot lesion" verwijderd door applicatie van waterstofchloride (HCl), mits de laesie niet verder reikt dan 1/3 in het dentine. De procedure omvat separatie met een wig, etsen van het oppervlak, drogen met ethanol, infiltratie, verwijderen van overtollig materiaal en uitharden [6](#page=6).
Infiltratie kan ook worden toegepast om verkleuringen te behandelen die ontstaan door mineraalverlies of onvoldoende mineralenopbouw, zoals bij fluorose [6](#page=6).
**Aandachtspunten bij infiltratie:**
* Vereist zorgvuldige techniek, met name op het gebied van vochtcontrole [6](#page=6).
* Het materiaal is kostbaar en wordt niet terugbetaald [6](#page=6).
* Regelmatige monitoring na de behandeling is noodzakelijk [6](#page=6).
* Nadeel is dat de producten niet radio-opaak zijn; het toevoegen van partikels zou de sealing stugger maken, wat onwenselijk is [6](#page=6).
### 2.2 Beperken of vermijden van blootstelling aan tabak
Tabaksgebruik heeft aanzienlijke negatieve gevolgen voor zowel de algemene gezondheid als specifiek voor de mondgezondheid [7](#page=7).
#### 2.2.1 Impact op algemene gezondheid
Tabak is geassocieerd met hart- en vaatziekten, longaandoeningen, diverse vormen van kanker, schildklierproblemen, verlies van gehoor en zicht, en versnelde huidveroudering. Ook de zwangerschap en vruchtbaarheid worden negatief beïnvloed, met een verhoogd risico op onvruchtbaarheid, miskramen, laag geboortegewicht, aangeboren afwijkingen en meer allergieën. Kinderen zijn extra kwetsbaar door hun snellere ademhaling en de ontwikkeling van hun immuunsysteem, longen en luchtwegen. Zij zijn vatbaarder voor long- en hersenvliesontstekingen, chronische bronchitis en oorontstekingen, ervaren verergering van astma, en hebben een verhoogd risico op kanker en hart- en vaatziekten [7](#page=7).
#### 2.2.2 Impact op mondgezondheid
Op het gebied van mondgezondheid draagt tabak bij aan mondkanker, frequenter en ernstiger parodontale aantasting, slechtere wondgenezing na ingrepen, een verhoogd risico op tandbederf, onaangenaam ruikende adem, en verkleuringen van tanden en tong. Ongeveer 25% van de cariës bij 3-jarigen en 44% bij 5-jarigen kan worden toegeschreven aan blootstelling aan rook in de omgeving, zelfs na correctie voor andere factoren. Blootstelling aan tabak als kind kan leiden tot glazuurontwikkelingsstoornissen, meer respiratoire infecties (en daardoor frequent gebruik van siropen, andere mondflora, en mondademhaling), een ander voedingspatroon, snellere groei van *Streptococcus mutans* (vanwege het immunosuppressieve effect van 'second hand smoking' en een lager vitamine C-gehalte), en verminderde speekselbescherming door mondademhaling [7](#page=7).
#### 2.2.3 Directe en indirecte blootstelling
Er wordt onderscheid gemaakt tussen directe blootstelling bij rokers die inhaleren, en indirecte blootstelling via passief roken ('second hand smoking', SHS), waarbij uitgeademde stoffen worden ingeademd. Daarnaast is er 'third hand smoking' (THS), waarbij verblijven in ruimtes waar gerookt is leidt tot blootstelling aan vastgezette rookdeeltjes op voorwerpen [7](#page=7).
#### 2.2.4 Rol van de tandarts
Mondzorgprofessionals kunnen rookgewoonten van patiënten snel detecteren, en een rookstopinterventie door de tandarts kan een significant verschil maken. Hoewel de meerderheid van de tandartsen de noodzaak van betrokkenheid inziet, verleent slechts een klein percentage concrete hulp. Redenen hiervoor zijn tijdsgebrek, gebrek aan vergoeding, de perceptie dat het niet tot hun taak behoort, ongeloof in de effectiviteit van tandartsadvies, onvoldoende kennis of materiaal, en een tekort aan verwijscentra voor rookstopbegeleiding [7](#page=7).
#### 2.2.5 Techniek van rookstopbegeleiding
Een effectieve methode is de "5 A's" techniek, die maximaal 3 minuten in beslag neemt:
* **Ask:** Vraag elke patiënt bij elk bezoek naar rookgewoonten en noteer dit in het dossier [7](#page=7).
* **Advise:** Benadruk het belang en de voordelen van rookstop, met nadruk op kortetermijneffecten [7](#page=7).
* **Assess:** Vraag of de patiënt wil stoppen. Indien ja, bied begeleiding aan. Indien nee, accepteer dit en hervat het aanbod bij een volgend bezoek [7](#page=7).
* **Assist:** Plan een stoppoging, geef eventueel een folder mee, en verwijs naar een begeleidingscentrum [7](#page=7).
* **Arrange follow up:** Plan opvolging via contact of een consultatie 1-2 weken en opnieuw 1-2 maanden later [7](#page=7).
Deze aanpak vereist een extra focus op adolescenten [7](#page=7).
#### 2.2.6 Internationale en nationale initiatieven
Internationale organisaties zoals de World Health Organisation (WHO), Fédération Dentaire Internationale (FDI) en American Dental Association (ADA) dragen bij aan tabakspreventie. Nationaal en regionaal zijn er initiatieven zoals het Vlaams Instituut Gezondheidspromotie en Gezondheidspreventie (VIGeZ) met acties rond tabakspreventie op scholen en werkplekken, cursussen rookstopbegeleiding en samenwerking met intermediairen zoals huisartsen, tandartsen en apothekers. Lokale Gezondheidsoverleggen (logo's) zetten zich in voor rookvrije horeca en rookstopbegeleiding. De Vlaamse Werkgroep Gezonde Tanden (VWGT) biedt bijvoorbeeld de brochure "Stoppen met roken. Waarom en hoe?" [8](#page=8).
### 2.3 Mondbeschermers
Mondbeschermers kunnen tandtraumata, die vaak geassocieerd worden met sportongevallen (vooral contactsporten), (deels) voorkomen. Hoewel verplicht in sommige sporten, worden ze bij trainingen vaak niet gebruikt. Er bestaan twee typen [8](#page=8):
* **Custom Mouthguard:** Individueel aangepaste mondstukken die op maat worden gemaakt na een afdruk en in een laboratorium worden vervaardigd [8](#page=8).
* **Voordelen:** Perfecte pasvorm, comfortabel, betere bescherming [8](#page=8).
* **Nadelen:** Prijs [8](#page=8).
* **Boil-and-Bite:** Verkrijgbaar in verschillende maten (S-XL); ondergedompeld in heet water, ingeïnteresseerd en afgewerkt door de sporter zelf [8](#page=8).
* **Voordelen:** Goedkoop, zelf uit te voeren [8](#page=8).
* **Nadelen:** Beperkte aanpassing, minder comfortabel, twijfelachtige bescherming [8](#page=8).
### 2.4 Lasers
Het gebruik van lasers kan de kristalstructuur van tandweefsel herschikken, waardoor het minder oplosbaar wordt en beter bestand tegen tanderosie. Deze preventieve methode is echter niet praktisch omdat lasers alleen zichtbare oppervlakken kunnen bereiken en niet op interproximale vlakken werken. Er is nog beperkt bewijs voor de effectiviteit, aangezien veel studies *in vitro* zijn uitgevoerd en vooral positieve resultaten met APF-gels laten zien. De meest gebruikte lasers zijn CO2 en Er:YAG. Minder energetische lasers, zoals de Al GaAs (aluminium gallium arsenicum laser), kunnen worden gebruikt voor patiënten met veel cariës om pijn te verminderen [8](#page=8).
### 2.5 Ozon
Ozon kan, wanneer in geconcentreerde hoeveelheden op het tandoppervlak gespoten, een antimicrobieel effect hebben. De methode omvat het plaatsen van een cupje over de tand, vacuüm zuigen, ozon op het tandoppervlak aanbrengen en het daarna weer wegzuigen. Ozon kan bacteriën slechts tijdelijk inactiveren en kan geen "shift" induceren omdat het niet op approximale vlakken kan werken, waardoor bacteriën achterblijven. Het wetenschappelijk bewijs is niet overtuigend [8](#page=8).
**Nadelen van ozonbehandeling:**
* Kostbaar en ontvangt kritiek [8](#page=8).
* Vereist een grondige plaquevrije reiniging van de tanden, wat ertoe kan leiden dat men de positieve effecten toeschrijft aan de reiniging in plaats van de ozonbehandeling [8](#page=8).
---
# Beschermende factoren en kauwgom
Dit onderwerp onderzoekt de beschermende eigenschappen van zuivelproducten, de potentiële rol van probiotica en de specifieke effecten van diverse kauwgomsoorten op de mondgezondheid.
### 3.1 Zuivelproducten
Zuivelproducten zoals melk en kaas spelen een rol bij het beschermen van de mondgezondheid [4](#page=4).
#### 3.1.1 Koemelk
Koemelk wordt als niet-cariogeen beschouwd. Lactose is de minst acidogene suiker, en andere bestanddelen in melk hebben beschermende eigenschappen [4](#page=4).
#### 3.1.2 Kaas
Kaas heeft een anti-cariogeen effect doordat het de speekselproductie stimuleert. Consumptie van kaas leidt tot een stijging van de pH en de calciumgehaltes in het tandplak [4](#page=4).
#### 3.1.3 Cariësprotectieve bestanddelen in zuivel
Zuivel bevat bestanddelen die cariës helpen voorkomen, waaronder calcium, fosfaat, caseïne en vetten. Caseïne kan de cariogeniteit van voedingsmiddelen verminderen, bijvoorbeeld door toevoeging aan chocolade, hoewel dit de smaak kan beïnvloeden. Caseïne fosfopeptide (CPP) remt de groei van *S. mutans* en vormt nanoclusters met amorf calciumfosfaat op het tandoppervlak [4](#page=4).
### 3.2 Probiotica
Probiotica zijn nuttige bacteriën die de plaats innemen van schadelijke bacteriën, waardoor deze laatste verdrongen worden. Ze worden reeds gebruikt in melkproducten om cariës te voorkomen, en dit effect houdt aan zolang het product gebruikt wordt; bij stoppen keert de oorspronkelijke microflora terug. Producten zoals Actimel bevatten probiotica, hoewel de focus hiervan voornamelijk op de darmflora ligt en de effecten in de mond nog onduidelijk zijn. Probiotica zullen geen toename van cariës veroorzaken [5](#page=5).
### 3.3 Kauwgom en mondgezondheid
#### 3.3.1 Xylitol
Xylitol komt van nature voor in fruit en groenten en wordt industrieel bereid uit berkenbast of via bacteriële processen. Het heeft een zoetvermogen vergelijkbaar met sucrose, maar bevat 1/3 minder calorieën en heeft een zeer lage glycemische index. Xylitol werkt laxerend, is niet-cariogeen en zelfs anti-cariogeen door een bacteriostatisch effect op bacteriën zoals *mutans streptokokken*, wat resulteert in minder sucroseverbruik. Het is echter toxisch voor honden omdat hun lever dit niet kan verwerken [4](#page=4).
Studies, zoals een kauwgomstudie in Belize met xylitol, hebben aangetoond dat er gedurende lange perioden protectie tegen tandbederf geboden kan worden. Zelfs tot 11 jaar na het stoppen met xylitolgebruik bleek er een anti-cariogeen effect te zijn, waarschijnlijk door veranderingen in de mondmicro-organismen en impact op het glazuur [4](#page=4).
> **Tip:** Xylitol werkt het best in kauwgoms en zuigtabletten die langzaam smelten. Een minimum percentage van 50% xylitol is noodzakelijk voor effectiviteit. Door kauwen wordt ook speekselproductie gestimuleerd, wat een dubbel beschermend effect geeft. Kauwgoms en zuigtabletten met xylitol kunnen bijdragen aan primaire en primaire preventie. Het gebruik ervan door moeders kan de beschermende eigenschappen doorgeven aan pasgeborenen en kan oorinfecties helpen voorkomen [4](#page=4).
Er zijn echter ook zorgen over de langetermijneffecten van zoetstoffen en suikervervangers, en gewenning eraan kan optreden. Langdurig kauwen kan leiden tot overbelasting van de kaakgewrichten [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 3.3.2 Soorten kauwgom
* **Suikerhoudende kauwgom:** Kan leiden tot een toename van cariës, hoewel de speekselklierstimulatie het effect kan verminderen [5](#page=5).
* **Suikervrije kauwgom:** Veroorzaakt geen cariëstoename en kan zelfs cariësreductie bewerkstelligen (tot 40% bij gebruik van xylitol of sorbitol ten opzichte van geen kauwgom). Een deel van dit effect is toe te schrijven aan het kauwproces zelf. Het wordt aangeraden om suikervrije kauwgom na de maaltijd te gebruiken [5](#page=5).
> **Tip:** Wees voorzichtig met langdurige kauwbewegingen om overbelasting van de kaakgewrichten te voorkomen [5](#page=5).
### 3.4 Voedingspatroon en mondgezondheid
Een evenwichtige voeding is belangrijk voor mondgezondheid, maar te veel eetmomenten per dag kunnen leiden tot meer pH-dips en een verhoogd risico op cariës. Het tandheelkundige veld pleit voor een beperking van het aantal voedingsmomenten per dag om de mondgezondheid te optimaliseren [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Voedingsanamnese | Een methode om de huidige eetgewoonten van een persoon in kaart te brengen door selectief vragen te stellen over het eetpatroon, met aandacht voor mogelijke vertekeningen en de interpretatie van wat als "veel" of "weinig" eten wordt beschouwd. |
| Verbale anamnese | Een methode waarbij door middel van vragen informatie wordt verzameld over eetgewoonten; dit kan variëren van eenvoudige, niet-suggestieve "open vragen" tot gedetailleerde gesprekken met gerichte, diepgaandere vragen om een professionele inschatting te maken. |
| Voedingsdagboek | Een gedetailleerde registratie door de patiënt van alle ingenomen zaken, zoals medicatie en voedsel, gedurende meerdere dagen (3 tot 7), wat retrospectief of prospectief kan zijn en dient om de patiënt bewust te maken van eigen eetgedrag, ondanks mogelijke maatschappelijk wenselijke antwoorden. |
| Suikervervangers | Commercieel geproduceerde koolhydraten, zoals glucosepolymeren en oligosacharideverbindingen, die toenemend worden gebruikt in voeding vanwege kostenbesparing en gezondheidsvoordelen zoals prebiotische eigenschappen en een lagere impact op de bloedsuikerspiegel, maar die soms wel door mondbacteriën gemetaboliseerd kunnen worden. |
| Cariogene suikervervangers | Suikervervangers die door bacteriën in de mond gemetaboliseerd kunnen worden, wat leidt tot zuurproductie en een daling van de pH, waardoor ze een risico vormen voor tandbederf, zoals maltodextrines, isomalto-oligosaccharides, sucromalt en fructo-oligosaccharides (FOSs). |
| Laag/niet-cariogene suikervervangers | Suikervervangers die minder of helemaal niet worden gemetaboliseerd door orale bacteriën, waardoor ze een lager of geen risico op tandbederf met zich meebrengen, zoals tagatose, trehalose en sucrose-isomeren (palatinose, trehalulose, turanose, maltulose, leucrose). |
| Zoetstoffen | Stoffen die de zoete smaak geven maar vrijwel geen andere eigenschappen van suiker bezitten, zoals volume of conserverend vermogen, en die vaak een vele malen hoger zoetvermogen hebben dan suiker. |
| Niet-calorische zoetstoffen | Zoetstoffen die een zeer hoog zoetvermogen hebben, geen calorieën leveren en niet gemetaboliseerd worden door bacteriële flora in de mond, waardoor ze niet-cariogeen zijn. Voorbeelden hiervan zijn stevia, aspartaam, acesulfaam K, cyclamaat en sacharine. |
| Calorische zoetstoffen | Producten die calorieën bevatten en relatief eenvoudig te verwerken zijn in voeding, met een zoetvermogen dat gelijk is aan of lager is dan suiker. Ze zijn niet of heel weinig cariogeen en kunnen bij sommige varianten (suikeralcoholen) een laxerend effect hebben door verminderde verteerbaarheid in de darmen. |
| Xylitol | Een calorische zoetstof die voorkomt in fruit en groenten en industrieel wordt bereid. Het heeft een vergelijkbaar zoetvermogen als sucrose, minder calorieën en een lage glycemische index. Xylitol is niet alleen niet-cariogeen, maar heeft ook een bacteriostatisch effect op cariogene bacteriën en kan langdurige protectie tegen tandbederf bieden. |
| Protectieve factoren | Ingrediënten of stoffen die de mondgezondheid bevorderen en het risico op tandbederf verminderen. Voorbeelden zijn zuivelproducten zoals koemelk en kaas, die calcium, fosfaat, caseïne en vetten bevatten, en probiotica die schadelijke bacteriën kunnen verdringen. |
| Probiotica | Levende micro-organismen, zoals specifieke bacteriestammen, die, wanneer in voldoende hoeveelheden ingenomen, een gunstig effect kunnen hebben op de gezondheid van de gastheer door schadelijke bacteriën te verdringen en de mondflora positief te beïnvloeden, hoewel het effect in de mond nog verder onderzocht wordt. |
| Suikervrije kauwgom | Kauwgom die geen suiker bevat en daardoor geen cariëstoename veroorzaakt; deze kan zelfs cariësreductie bevorderen, deels door de stimulatie van speekselproductie en de aanwezigheid van xylitol of sorbitol. |
| Verzegeling (Sealing) | Een preventieve techniek waarbij een dunne laag kunsthars over de occlusale pits en fissuren van tanden wordt aangebracht om deze af te dichten tegen plaque en bacteriën, met als doel demineralisatie te stoppen. |
| Infiltratie | Een techniek waarbij vloeibaar kunsthars wordt gebruikt om reeds gedemineraliseerde zones, met name in het glazuur of dentine op approximale en gladde vlakken, te herstellen en te stabiliseren door het kunsthars in de poreuze structuur te laten dringen. |
| Tandbederf (Cariës) | Een ziekte die de harde weefsels van de tand aantast en wordt veroorzaakt door bacteriën die suikers omzetten in zuren, wat leidt tot demineralisatie en uiteindelijk tot caviteiten. |
| Plaquecontrole | Het proces van het verwijderen of beperken van tandplak, een kleverige film van bacteriën die zich op de tanden vormt, om tandbederf en tandvleesaandoeningen te voorkomen. |
| Gebitsbeschermer (Mondbeschermer) | Een op maat gemaakt of standaard apparaat dat de tanden, kaken en het mondweefsel beschermt tijdens sportactiviteiten en andere risicovolle situaties om tandtrauma te voorkomen. |
| Second Hand Smoking (SHS) | Het inademen van rook die wordt uitgeademd door een roker, ook wel passief roken genoemd, wat schadelijke gezondheidseffecten kan hebben op de mond en het algemene welzijn. |
| Third Hand Smoking (THS) | Blootstelling aan deeltjes van tabaksrook die zich hechten aan oppervlakken in een ruimte waar gerookt is, en die later kunnen worden ingeademd of geabsorbeerd door niet-rokers, met potentieel schadelijke gevolgen. |
| Lasers in mondzorg | Het gebruik van lasertechnologie, zoals CO$_2$ of Er:YAG lasers, voor preventieve doeleinden, waarbij de kristalstructuur van het tandoppervlak wordt herschikt om het beter bestand te maken tegen erosie. |
| Ozontherapie | Een antimicrobiële behandeling waarbij geconcentreerde ozon ($O_3$) op het tandoppervlak wordt aangebracht om bacteriën te inactiveren, met als doel tandbederf te voorkomen of te behandelen. |
| Demineralisatie | Het proces waarbij mineralen, zoals calcium en fosfaat, uit het tandglazuur worden onttrokken, vaak door zuren geproduceerd door bacteriën, wat een voorloper is van tandbederf. |
| Remineralisatie | Het proces waarbij mineralen terugkeren naar het tandglazuur, waardoor beginnende demineralisatie kan worden hersteld en de tand weerstandiger wordt tegen tandbederf. |
| Lactose | De suiker die van nature in melk voorkomt. Lactose wordt beschouwd als de minst acidogene suiker, wat betekent dat het de minste bijdrage levert aan de verzuring van de mondholte en daardoor minder cariës veroorzaakt. Andere bestanddelen van melk hebben ook beschermende eigenschappen voor de mondgezondheid. |
| Caseïne | Een eiwit dat in zuivelproducten wordt aangetroffen en bijdraagt aan de beschermende eigenschappen tegen tandbederf. Caseïne kan de cariogeniteit van voedingsmiddelen verminderen en, in de vorm van CPP (caseïne fosfopeptide), de groei van *S. mutans* remmen en nanoclusters met amorf calciumfosfaat vormen op het glazuuroppervlak. |
| CPP (Caseïne fosfopeptide) | Een derivaat van caseïne dat specifieke cariësprotectieve effecten heeft. CPP kan de groei van cariogene bacteriën zoals *S. mutans* remmen en bevordert de vorming van clusters met amorf calciumfosfaat, wat de remineralisatie en bescherming van het tandglazuur ten goede komt. |
| Cariëstoename | Het proces waarbij de frequentie of ernst van tandcariës (tandbederf) toeneemt. Dit wordt geassocieerd met de consumptie van suikerhoudende voedingsmiddelen en dranken, en kan worden beïnvloed door factoren zoals mondhygiëne, speekselproductie en de aanwezigheid van cariogene bacteriën. |
| Plaque pH | De zuurgraad van tandplak, een laagje bacteriën dat zich op het tandoppervlak vormt. Een lage plaque pH, veroorzaakt door de fermentatie van suikers door bacteriën, is schadelijk voor het tandglazuur en bevordert de ontwikkeling van cariës. Consumptie van producten zoals kaas kan de plaque pH helpen verhogen, wat beschermend werkt. |