INF7 Infectiepreventie
Summary
# Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -bestrijding, ook bekend als 'infection prevention and control' (IPC), richt zich op het doorbreken van de cyclus van infectieoverdracht om de preventie van (zorg)infecties te waarborgen. Deze principes zijn essentieel voor patiëntveiligheid en zorgkwaliteit in alle zorginstellingen [4](#page=4).
### 1.1 Doelstellingen van infectiepreventie en -bestrijding
Het primaire doel van infectiepreventie en -bestrijding is het doorbreken van de infectiecyclus, wat leidt tot de preventie van de overdracht van micro-organismen (MO) en daarmee het voorkomen van kolonisatie en zorginfecties [4](#page=4).
### 1.2 Overdracht van micro-organismen
Micro-organismen kunnen op verschillende manieren worden overgedragen [4](#page=4):
* **Via contact:** Dit kan direct plaatsvinden, bijvoorbeeld via handen, of indirect via besmette voorwerpen zoals zorgmateriaal, speelgoed, of oppervlakken in de omgeving [4](#page=4).
* **Via druppels:** Deze worden geproduceerd tijdens activiteiten zoals hoesten, niezen en spreken. Druppels zijn groter dan 5 micrometer ($\mu$m) en verspreiden zich doorgaans maximaal 1,5 meter voordat ze door de zwaartekracht neerslaan. Overdracht via druppels resulteert in direct contact met de slijmvliezen van het gezicht [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Via de lucht (aerogeen):** Dit betreft kleine partikels, kleiner dan 5 $\mu$m, die zich over afstanden van meer dan 1 meter kunnen verspreiden. Overdracht via aerosolen of respiratoire deeltjes kan leiden tot contact met slijmvliezen en inhalatie [4](#page=4) [5](#page=5).
Het onderscheid tussen druppel- en luchttransmissie is inmiddels verlaten ten gunste van een continuüm van respiratoire partikels [4](#page=4).
#### 1.2.1 Factoren die besmettelijkheid bepalen
De besmettelijkheid van een micro-organisme wordt beïnvloed door diverse factoren, waaronder de afstand tussen bron en ontvanger, de ventilatie van de ruimte, de duur van de blootstelling, broncontrole (zoals het dragen van een masker), en de fysicochemische eigenschappen van het MO zelf [5](#page=5).
#### 1.2.2 Besmetting, kolonisatie en infectie
Afhankelijk van de overdracht kan dit resulteren in:
* **Besmetting:** De aanwezigheid van MO zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen [4](#page=4).
* **Kolonisatie:** Vermenigvuldiging van MO zonder ziektetekenen [4](#page=4).
* **Infectie:** Vermenigvuldiging van MO met ziektetekenen, zoals dolor (pijn), tumor (zwelling), rubor (roodheid), calor (warmte) en functio laesa (functieverlies) [4](#page=4).
Het is cruciaal om de specifieke overdrachtsroute van een MO te kennen om de juiste preventieve maatregelen te kunnen toepassen [4](#page=4).
### 1.3 Doorbreken van de infectieketen
Het doorbreken van de infectieketen kan op verschillende punten worden aangepakt, met specifieke maatregelen per stap [6](#page=6):
* **Snelle identificatie en behandeling van de primaire ziekte:** Het herkennen van hoog-risicopatiënten is hierbij essentieel [6](#page=6).
* **Decontaminatie:** Dit omvat reiniging, desinfectie en sterilisatie van materialen en omgeving, evenals sanitatie [6](#page=6).
* **Goede gezondheid en hygiëne:** Hieronder vallen algemene maatregelen zoals handhygiëne, het beperken van secreties en excreties, en het veilig afvoeren van afval [6](#page=6).
* **Specifieke preventieve maatregelen:** Deze omvatten handhygiëne, reiniging, desinfectie en sterilisatie, isolatiemaatregelen, aseptische technieken, wondzorg en katheterzorg. Beschermende kledij kan ook deel uitmaken van deze maatregelen [6](#page=6).
> **Tip:** Het consequent toepassen van handhygiëne is een van de meest effectieve en fundamentele maatregelen om de overdracht van micro-organismen te voorkomen [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Bij het verzorgen van een wond wordt aseptische techniek toegepast om te voorkomen dat micro-organismen de wond binnendringen en een infectie veroorzaken [6](#page=6).
---
# Zorginfecties en hun verwekkers
Dit onderdeel behandelt de definitie, impact, bevorderende factoren en verwekkers van zorginfecties (healthcare-associated infections, HAI), evenals de bronnen van infectie in een zorgomgeving en de meest voorkomende typen zorginfecties met hun risicofactoren.
### 2.1 Definitie en impact van zorginfecties
Een zorginfectie, ook wel bekend als healthcare-associated infection (HAI), is een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of een andere zorginstelling. Infecties die al in de incubatiefase waren bij opname en in het ziekenhuis doorbreken, worden niet als zorginfecties beschouwd. Een zorginfectie kan ook optreden na ontslag uit het ziekenhuis, bijvoorbeeld bij een infectie van lichaamsvreemd materiaal zoals een heupprothese. De term 'zorginfectie' vervangt steeds vaker de oudere termen 'nosocomiale infectie' of 'ziekenhuisinfectie' [8](#page=8).
Voor surveillancedoeleinden wordt een operationele definitie gehanteerd: elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname. Naar schatting is 30% van de zorginfecties vermijdbaar door het correct toepassen van preventieve maatregelen [8](#page=8).
De impact van zorginfecties is aanzienlijk:
* **Morbiditeit:** 5% à 10% van de gehospitaliseerde patiënten ontwikkelt een zorginfectie, wat neerkomt op circa 125.000 patiënten per jaar [9](#page=9).
* **Mortaliteit:** 18.000 patiënten overlijden met een infectie (crude mortality), terwijl de attribueerbare mortaliteit (sterfte ten gevolge van de infectie) wordt geschat op 2.600 per jaar [9](#page=9).
* **Extra hospitalisatiedagen:** Zorginfecties leiden tot 835.000 extra ziekenhuisdagen per jaar, met een geschatte bijkomende kost van 384 miljoen euro [9](#page=9).
### 2.2 Bevorderende factoren in zorgomgevingen
In ziekenhuizen bevorderen verschillende factoren de kans op zorginfecties:
* **Kwetsbare patiënten:** Door het ziekteproces hebben patiënten vaak een verminderde algemene weerstand. Medisch handelen, zoals het aanbrengen van invasieve devices (bv. katheters) of het veroorzaken van (brand)wonden, kan de lokale weerstand verminderen [8](#page=8).
* **Virulente micro-organismen:** Sommige micro-organismen, zoals toxineproducerende *Clostridioides difficile*, zijn bijzonder virulent [8](#page=8).
* **Resistente micro-organismen:** De hoge antibiotische druk in zorginstellingen kan leiden tot het wegvallen van kolonisatieresistentie, waardoor resistente micro-organismen zoals Methicilline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA) en multiresistente gramnegatieven (MRGN) kunnen gedijen [8](#page=8).
* **Zorgcontacten en -handelingen:** Veelvuldige contacten tussen zorgverleners en patiënten, en diverse zorgprocedures, verhogen het risico op overdracht [8](#page=8).
### 2.3 De verwekkers van zorginfecties
De verwekkers van zorginfecties zijn zeer variabel en omvatten:
* **Bacteriën:** Dit is de meest voorkomende groep verwekkers. *Staphylococcus aureus* en *Escherichia coli* zijn de meest frequente bacteriële verwekkers. Een deel van deze bacteriën zijn zeer resistente stammen, de zogenaamde 'ziekenhuisbacteriën', waaronder [9](#page=9):
* Methicilline-resistente *S. aureus* (MRSA)
* Vancomycine-resistente enterokokken (VRE)
* Multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), zoals extended-spectrum beta-lactamase (ESBL)-producerende *Enterobacterales* en carbapenemase-producerende *Enterobacterales* (CPE) [9](#page=9).
* **Fungi:** Schimmels kunnen ook zorginfecties veroorzaken [9](#page=9).
* **Virussen:** Virussen zoals influenza, RSV, SARS-CoV-2 en norovirus zijn bekende verwekkers [9](#page=9).
* **Parasieten:** Parasieten kunnen eveneens een rol spelen bij zorginfecties [9](#page=9).
### 2.4 Bronnen van infectie in een zorgomgeving
Infectiebronnen in een ziekenhuisomgeving kunnen exogeen of endogeen zijn [9](#page=9).
#### 2.4.1 Exogene infectiebronnen
Deze bronnen zijn afkomstig uit de ziekenhuis- of zorgomgeving zelf. Voorbeelden hiervan zijn [9](#page=9):
* **Handen van zorgverstrekkers:** Een primaire route voor overdracht [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Zorgmateriaal:** Medische instrumenten zoals stethoscopen, bedpannen, of echopobes kunnen besmet zijn [9](#page=9).
* **Linnen:** Besmet beddengoed en ander linnen [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Voeding:** Gecontamineerde voeding [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Oppervlakken:** Besmette oppervlakken in de patiëntenkamer of algemene ruimtes [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Gecontamineerde infuusvloeistoffen:** Infusiematerialen die niet steriel zijn [9](#page=9).
* **Lucht:** Via de lucht kunnen micro-organismen worden overgedragen, bijvoorbeeld door een patiënt met open longtuberculose, of door *Aspergillus* sporen tijdens bouwwerken [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Water:** Besmet water kan bronnen bevatten van bacteriën zoals *Legionella pneumophila* of *Pseudomonas aeruginosa* [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Bloed/IV producten:** Via bloedproducten of intraveneuze oplossingen [9](#page=9).
#### 2.4.2 Endogene infectiebronnen
Deze infecties worden veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt, die pathogenen of commensalen kan bevatten. Een voorbeeld is een postoperatieve wondinfectie veroorzaakt door *Staphylococcus aureus* die reeds op de huid van de patiënt aanwezig was [9](#page=9).
### 2.5 Meest frequente types zorginfecties en hun risicofactoren
De volgende typen zorginfecties komen het meest frequent voor, met bijbehorende risicofactoren [11](#page=11):
#### 2.5.1 Urineweginfecties (UTI's), met name katheter-geassocieerde urineweginfecties ((CA)UTI)
* **Risicofactoren:**
* Urinair stelsel katheter [11](#page=11).
* Invasieve urologische procedure [11](#page=11).
* Hoge leeftijd [11](#page=11).
* Ernstige onderliggende ziekte [11](#page=11).
* Urolithiasis (nierstenen) [11](#page=11).
* Zwangerschap [11](#page=11).
* Diabetes [11](#page=11).
#### 2.5.2 Bloedbaaninfecties, met name centrale lijn-geassocieerde bloedbaaninfecties (CLABSI)
* **Risicofactoren:**
* Vasculaire katheter [11](#page=11).
* Kritische zorg [11](#page=11).
* Ernstige onderliggende ziekte [11](#page=11).
* Neutropenie [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
* Nieuwe invasieve technieken [11](#page=11).
* Gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
#### 2.5.3 Onderste luchtweginfecties, met name ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP)
* **Risicofactoren:**
* Mechanische ventilatie [11](#page=11).
* Aspiratie [11](#page=11).
* Naso-gastrische sonde [11](#page=11).
* Onderdrukking van het centraal zenuwstelsel [11](#page=11).
* Antibiotica en zuurremmers [11](#page=11).
* Verlengd ziekenhuisverblijf [11](#page=11).
* Malnutritie [11](#page=11).
* Hoge leeftijd [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
#### 2.5.4 Postoperatieve wondinfecties (SSI)
* **Risicofactoren:**
* Inadequate antibiotica profylaxie [11](#page=11).
* Geen correcte huidvoorbereiding [11](#page=11).
* Duur van de chirurgische interventie [11](#page=11).
* Type wonde [11](#page=11).
* Diabetes [11](#page=11).
* Malnutritie [11](#page=11).
* Immuundeficiëntie [11](#page=11).
* Gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
> **Tip:** De risicofactoren die vetgedrukt zijn in de literatuur zijn vaak de factoren waar preventief op kan worden ingegrepen als onderdeel van een infectiepreventiebeleid. De getallen (1, 2, 3, 4) verwijzen naar de frequentie van voorkomen, welke kan variëren afhankelijk van de gehanteerde definities. Termen cursief gedrukt zijn algemeen gebruikte termen in de literatuur [11](#page=11).
---
# Pijlers van infectiepreventie en -beheersing
Dit hoofdstuk introduceert de fundamentele principes en methoden van infectiepreventie en -beheersing, gericht op het minimaliseren van de overdracht van micro-organismen in de zorgomgeving. Het beschrijft zowel algemene preventieve maatregelen als specifieke technieken zoals reiniging, desinfectie, sterilisatie, standaard voorzorgsmaatregelen en isolatiemaatregelen [12](#page=12).
### 3.1 Algemene en specifieke maatregelen
Infectiepreventie en -beheersing omvat een tweeledige benadering: algemene maatregelen en specifieke maatregelen [12](#page=12).
#### 3.1.1 Algemene maatregelen
Algemene maatregelen zijn breed toepasbaar en omvatten onder andere:
* Het toepassen van goede diagnostische en therapeutische praktijken [12](#page=12).
* Het vermijden van onnodige chirurgische ingrepen [12](#page=12).
* Het beperken van het gebruik van invasieve devices zoals vasculaire en urinaire katheters en intubatie [12](#page=12).
* Het toepassen van aseptische technieken tijdens chirurgie en bij het plaatsen en verzorgen van invasieve devices [12](#page=12).
* Het implementeren van vaccinatieprogramma's [12](#page=12).
* Een adequaat antibioticumbeleid, inclusief correcte indicaties, doseringen, orale toediening waar mogelijk, downgrading en vroegtijdig stoppen [12](#page=12).
#### 3.1.2 Specifieke maatregelen
Specifieke maatregelen kunnen worden onderverdeeld in horizontale en verticale infectiepreventie [12](#page=12).
##### 3.1.2.1 Horizontale infectiepreventie
Horizontale infectiepreventie richt zich op algemene maatregelen die niet specifiek gericht zijn op één bepaald micro-organisme. Dit omvat [12](#page=12):
* **Eliminatie van reservoirs van micro-organismen:** Dit wordt bereikt door reiniging, desinfectie en sterilisatie van de omgeving en zorgmaterialen [12](#page=12).
* **Onderbreken van de transmissie van micro-organismen:** Dit gebeurt via standaard voorzorgsmaatregelen, waaronder handhygiëne, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en preventie van prik- en spatongevallen [12](#page=12).
De horizontale benadering is essentieel omdat de microbiologische status van patiënten niet altijd direct bekend is of tijdig beschikbaar is. Een goede naleving van deze maatregelen kan in sommige gevallen (vooral bij contactoverdracht) verticale maatregelen overbodig maken, maar in de praktijk is de naleving vaak suboptimaal, waardoor beide benaderingen meestal noodzakelijk zijn [12](#page=12).
##### 3.1.2.2 Verticale infectiepreventie
Verticale infectiepreventie richt zich op specifieke, epidemiologisch belangrijke micro-organismen, vaak vanwege hun resistentie of potentieel om uitbraken te veroorzaken. Dit omvat [12](#page=12):
* **Actieve detectie (screening):** Het opsporen van dragerschap van bepaalde micro-organismen, zoals MRSA of multiresistente gramnegatieven (MRGN) [12](#page=12).
* **Isolatiemaatregelen (overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen):** Het toepassen van specifieke voorzorgsmaatregelen gebaseerd op de overdrachtsroute van het micro-organisme [12](#page=12).
##### 3.1.2.3 Surveillance en outbreakmanagement
Surveillance, het monitoren van zorginfecties en epidemiologisch belangrijke micro-organismen, en outbreakmanagement, het beheersen van epidemische verheffingen, zijn eveneens cruciale pijlers van infectiepreventie en -beheersing [12](#page=12).
### 3.2 Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Micro-organismen kunnen overleven op inerte oppervlakken en zorgmaterialen, wat een risico op overdracht met zich meebrengt. Hoewel wegwerpmateriaal de voorkeur geniet, vereist herbruikbaar medisch materiaal een gestructureerd beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie [13](#page=13).
#### 3.2.1 Spauldingclassificatie
De Spauldingclassificatie verdeelt medische instrumenten en zorgmaterialen in drie risicocategorieën, wat de keuze van het decontaminatieproces bepaalt [13](#page=13):
* **Kritische voorwerpen:** Deze komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten en moeten volledig vrij zijn van micro-organismen, inclusief bacteriële sporen. Voorbeelden zijn chirurgische instrumenten en implanteerbaar materiaal. Herbruikbare kritische voorwerpen ondergaan sterilisatie [13](#page=13).
* **Semi-kritische voorwerpen:** Deze komen in contact met niet-intacte huid of slijmvliezen en moeten vrij zijn van micro-organismen, hoewel kleine hoeveelheden sporen nog aanwezig mogen zijn. Voorbeelden zijn endoscopen en anesthesiemateriaal. Dit materiaal ondergaat hooggradige desinfectie (HLD) [13](#page=13).
* **Niet-kritische voorwerpen:** Deze komen in contact met de intacte huid. Voorbeelden zijn bloeddrukmanchetten en axillaire thermometers. Dit materiaal ondergaat reiniging of laaggradige desinfectie [13](#page=13).
#### 3.2.2 Decontaminatiemethodes
##### 3.2.2.1 Reiniging
Reiniging is het verwijderen van organische bevuiling zoals bloed en mucus. Het is een essentiële voorbereidende stap vóór desinfectie en/of sterilisatie, aangezien organisch materiaal de werking van desinfectantia kan belemmeren of neutraliseren [14](#page=14).
##### 3.2.2.2 Desinfectie
Desinfectie is een proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, inclusief sporen en sommige virussen. Er zijn twee hoofdmethoden [14](#page=14):
* **Thermische desinfectie:** Gebruik van hoge temperaturen (bv. 1 minuut op 90°C). Dit is de meest effectieve methode [14](#page=14).
* **Chemische desinfectie:** Gebruik van een desinfectans, voornamelijk wanneer thermische desinfectie niet haalbaar of schadelijk is voor warmtegevoelig materiaal. Voorbeelden van desinfectantia zijn alcoholen, chloor- en joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide, perazijnzuur (voor HLD) en glutaaraldehyde (voor HLD) [14](#page=14).
De effectiviteit van desinfectie wordt beïnvloed door factoren zoals de hoeveelheid organische bevuiling, het type micro-organisme, temperatuur, contacttijd, eigenschappen van het desinfectans, en de structuur van het voorwerp [14](#page=14).
> **Tip:** Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen desinfectantia en antiseptica. Desinfectantia worden gebruikt op inert materiaal en oppervlakken, terwijl antiseptica bestemd zijn voor levende weefsels zoals de huid [14](#page=14).
##### 3.2.2.3 Sterilisatie
Sterilisatie is het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Grondige reiniging vooraf is hiervoor essentieel [16](#page=16).
**Sterilisatiemethoden:**
* **Stoom (vochtige warmte):** Gebruikt in een autoclaaf, met goede penetratievermogens. Vereist specifieke tijdsduur-temperatuurcombinaties (bv. 3 minuten op 134°C, of 15 minuten op 121°C). Dit is de meest gebruikte methode voor hittebestendig, kritisch instrumentarium [16](#page=16).
* **Warme droge lucht:** Vereist hogere temperaturen en langere blootstellingstijd (bv. 2 uur op 160-180°C) dan stoom. Wordt soms gebruikt voor laboratoriummateriaal [16](#page=16).
* **Ethyleenoxide gas:** Doeltreffend en geschikt voor warmtegevoelig materiaal, maar is een langdurig proces en toxisch/carcinogeen, waardoor een lange aeratietijd nodig is. Wordt voornamelijk op industriële schaal gebruikt voor disposable materialen [16](#page=16).
* **Gamma straling:** Een andere methode voor sterilisatie [16](#page=16).
#### 3.2.3 Gevoeligheid van micro-organismen
Er bestaat een hiërarchie in de gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie. Sporen, cysten en prionen (zoals die de ziekte van Creutzfeldt-Jakob veroorzaken) zijn het meest resistent. Virussen zonder envelop (naakte virussen) zijn relatief resistent tegen antiseptica [17](#page=17).
#### 3.2.4 Principe van microbiële eliminatie
Het proces van microbiële eliminatie verloopt logaritmisch. Een log-reductie van 1 betekent 90% reductie van het kiemaantal, 2 log is 99%, en 3 log is 99,9%. De efficiëntie neemt af bij hogere reducties (boven 6-7 log), vooral bij gemengde micro-organismen, uitputting van het proces of afscherming door bijvoorbeeld slijm of bloed. Een groter initieel inoculum verkleint de kans op een acceptabele kiemreductie [18](#page=18).
> **Tip:** Reiniging is cruciaal omdat het, naast het verwijderen van organisch materiaal (wat een 1-2 log reductie kan geven), de effectiviteit van desinfectie en sterilisatie aanzienlijk verhoogt. Desinfectie van ontsmet materiaal met hoge bioburden, zoals speeksel of feces, is onvoldoende effectief zonder voorafgaande reiniging [18](#page=18).
#### 3.2.5 Praktische toepassingen van antiseptica en desinfectantia
##### 3.2.5.1 Antiseptica (voor levende wezens)
Antiseptica worden gebruikt om de transiënte en residente microflora van de huid te elimineren ter voorkoming van kruisbesmettingen of wondinfecties [20](#page=20).
* **Hygiënische handontsmetting:** Met een alcoholische oplossing (60-95%) met emolientia [20](#page=20).
* **Chirurgische handontsmetting:** Met alcoholische oplossingen of ontsmettende zeep met chloorhexidine. Chloorhexidine heeft een goede residuele werking [20](#page=20).
* **Intacte huid:** Ontsmetting met chloorhexidine in alcohol of povidonjood in alcoholische oplossing [20](#page=20).
* **Niet-intacte huid:** Eerst spoelen en reinigen (bv. met fysiologisch water of waterstofperoxide) alvorens te desinfecteren. Alcoholische oplossingen zijn hierbij uit den boze [20](#page=20).
##### 3.2.5.2 Desinfectantia (voor omgeving, materialen, water)
Desinfectantia worden gebruikt om micro-organismen te elimineren op herbruikbare zorgmaterialen, in de omgeving of in water, om overdracht en zorginfecties te voorkomen [21](#page=21).
* **Zorgmateriaal (niet-kritisch):** Laaggradige desinfectie met 70% alcohol of desinfecterende doekjes [21](#page=21).
* **Flexibele endoscopen (semi-kritisch):** Hooggradige chemische desinfectie met glutaaraldehyde of perazijnzuur [21](#page=21).
* **Omgeving ('high touch' oppervlakken):** Gebruik van 70% alcohol, hypochloriet (javel) of desinfecterende doekjes [21](#page=21).
* **Water:** Preventie van veteranenziekte (Legionellose) met thermische desinfectie ('heat flushes') of chemische desinfectie (bv. chloordioxide) [21](#page=21).
> **Example:** Patiënten met een Clostridioides difficile infectie vereisen specifieke aandacht omdat de sporen van dit micro-organisme resistent zijn tegen alcohol. In deze gevallen is reiniging met chloorverbindingen (javel, chloordioxide) of andere sporiciden noodzakelijk [21](#page=21).
### 3.3 Standaard voorzorgsmaatregelen
Standaard voorzorgsmaatregelen (standard precautions) zijn een reeks universele maatregelen die ten allen tijde bij alle patiënten worden toegepast, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel zorgverstrekkers als patiënten. Dit is nodig omdat patiënten zich in de asymptomatische fase van een infectie kunnen bevinden, asymptomatisch geïnfecteerd of gekoloniseerd kunnen zijn, of omdat laboratoriumresultaten niet altijd tijdig beschikbaar zijn [23](#page=23).
De standaard voorzorgen omvatten:
1. **Handhygiëne:** Wassen en ontsmetten van de handen, en het dragen van handschoenen [23](#page=23).
2. **Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM):** Bescherming van kledij (schorten) en slijmvliezen (bril, masker, aangezichtsscherm) [23](#page=23).
3. **Hoest- en nieshygiëne ('respiratoire etiquette'):** Inclusief griepvaccinatie [23](#page=23).
4. **Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen (HBV, HIV, HCV):** Met name door het voorkomen van prikongevallen [23](#page=23).
5. **Aandacht voor de omgeving:** Reiniging en desinfectie van de omgeving [23](#page=23).
#### 3.3.1 Handhygiëne
Goede handhygiëne is het belangrijkste instrument tegen de overdracht van ziektekiemen. De handen van zorgverstrekkers komen continu in contact met de omgeving, patiënten en zichzelf, waardoor micro-organismen kunnen worden opgenomen en overgedragen [24](#page=24).
##### 3.3.1.1 Samenstelling van de microflora van de handen
* **Residentemicroflora:** Bestaat voornamelijk uit grampositieve bacteriën, is een beschermende flora en bevindt zich dieper in de huid. Heeft een blijvend karakter [25](#page=25).
* **Transiëntemicroflora:** Bestaat uit diverse micro-organismen uit de omgeving, heeft een tijdelijk karakter en is verantwoordelijk voor kruisbesmettingen. Handen wassen heeft voornamelijk impact op de transiënte flora, terwijl handontsmetting ook een impact heeft op de residentiële flora [25](#page=25).
##### 3.3.1.2 Wanneer: de 5 momenten voor handhygiëne (WHO)
De 5 momenten voor handhygiëne zijn cruciaal voor het voorkomen van overdracht [26](#page=26).
* **Momenten 1 & 2 (vóór contact):** Vóór contact met de patiënt en vóór een zuivere/aseptische handeling. Deze momenten zijn primair gericht op het beschermen van de patiënt [26](#page=26).
* **Momenten 3, 4 & 5 (ná contact):** Ná contact met de patiënt, ná een risico op blootstelling aan lichaamsvloeistoffen, en ná contact met de patiënt-omgeving. Deze momenten beschermen voornamelijk de zorgverstrekker [26](#page=26).
> **Tip:** Voor de bescherming van de patiënt zijn momenten 1 en 2 het meest belangrijk [26](#page=26).
##### 3.3.1.3 Wat: Handen wassen versus handen ontsmetten
* **Handen wassen (water en zeep):** Heeft een mechanisch effect dat vuil en een groot deel van de transiënte flora verwijdert (1-2 log reductie). Indicaties zijn zichtbare bevuiling, contact met sporen (bv. C. difficile), na toiletbezoek, hoesten of niezen. Nadelen zijn de tijdsduur, uitdrogend effect en de noodzaak van een wastafel [27](#page=27).
* **Hygiënische handontsmetting (alcoholische oplossing):** De gouden standaard, met een snelwerkend en sterk kiemdodend effect (5-6 log reductie). Het is snel, spontaan drogend en wordt over het algemeen beter verdragen dan herhaaldelijk wassen. Alcohol is echter niet actief tegen sporen, en bij zichtbare bevuiling moet eerst gewassen worden [27](#page=27).
* **Chirurgische handontsmetting:** Een grondige en langdurige procedure (bv. 2 x 45 seconden alcoholisch antisepticum na schrobben met ontsmettende zeep) gevolgd door steriele handschoenen. In veel ziekenhuizen is het schrobben vervangen door 'rubben' (inwrijven) [27](#page=27).
##### 3.3.1.4 Hoe: Techniek en basisvereisten
De techniek van handen ontsmetten (of wassen) omvat specifieke handelingen om alle oppervlakken van de handen te bereiken [28](#page=28).
Basisvereisten voor handhygiëne tijdens werkuren zijn [29](#page=29):
1. Geen horloges, armbanden of ringen [29](#page=29).
2. Mouwen maximaal tot aan de ellebogen ('bare below the elbows' - BBE) [29](#page=29).
3. Korte, propere nagels, zonder gel- of kunstnagels [29](#page=29).
> **Tip:** Het BBE-principe (Bare Below the Elbows) is een belangrijke basisvereiste voor effectieve handhygiëne [30](#page=30).
##### 3.3.1.5 Niet-steriele handschoenen
Niet-steriele handschoenen zijn een aanvulling op handhygiëne en vervangen deze niet. Ze zijn geïndiceerd bij kans op contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen. Handschoenen zijn 'single use' en mogen niet worden ontsmet. Na het uittrekken van de handschoenen moeten de handen altijd worden ontsmet [29](#page=29).
#### 3.3.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
PBM beschermen de zorgverstrekker en patiënt tegen de overdracht van micro-organismen via verschillende routes [33](#page=33).
##### 3.3.2.1 Bescherming van de kledij
* **Werkkledij:** Kleding zoals witte schorten of broekpakken ('scrubs') beschermen tegen bloed en lichaamsvochten en dienen periodiek vervangen en gewassen te worden in een erkende wasserij [33](#page=33).
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort ('apron'):** Beschermt burger- of werkkledij tegen spatten en contact met lichaamsvochten [33](#page=33).
* **Overschort met lange mouwen ('gown'):** Biedt betere bescherming van de armen en kan gebruikt worden bij isolatiemaatregelen [33](#page=33).
##### 3.3.2.2 Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat
* **Spatbril en aangezichtsscherm ('face shield'):** Beschermen de ogen tegen druppels en spatten. Een aangezichtsscherm biedt bredere bescherming [34](#page=34).
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker, hoogfiltratiemasker):** Beschermen neus en mond tegen druppels. Chirurgische maskers hebben een filtratie-efficiëntie van $\ge 98\%$ voor deeltjes van 3 $\mu m$. Hoogfiltratiemaskers (FFP2, FFP3) bieden een hogere filtratie-efficiëntie ($\ge 94\%$ voor deeltjes van 0,3 $\mu m$) en zijn aangewezen bij risico op aerogene overdracht (#page=34, page=35, page=36). Maskers helpen ook om onbewust aanraken van de neus te voorkomen, wat de overdracht van bijvoorbeeld S. aureus kan verminderen [34](#page=34) [35](#page=35) [36](#page=36).
> **Tip:** De keuze van het masker hangt af van de specifieke risico's. Een proceduremasker is geschikt voor druppeloverdracht, terwijl een hoogfiltratiemasker noodzakelijk is voor aerogene overdracht, zoals bij tuberculose of mazelen (#page=34, page=36) [34](#page=34) [36](#page=36).
##### 3.3.2.3 Spray, Inhalatie en Contact
De overdracht van micro-organismen kan plaatsvinden via spray (druppels > 100 $\mu m$) die de directe omgeving contamineren, via inhalatie van kleinere zwevende deeltjes, of via direct/indirect contact (#page=35, page=36). Geschikte PBM en handhygiëne zijn essentieel voor preventie [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 3.3.3 Hoest- en nieshygiëne ('respiratoire etiquette')
Dit omvat maatregelen om de verspreiding van respiratoire pathogenen te beperken [37](#page=37).
Aanbevelingen zijn onder andere:
* Mond en neus bedekken met een papieren zakdoekje bij hoesten of niezen, en dit direct weggooien [37](#page=37).
* Indien geen zakdoekjes beschikbaar zijn, hoesten/niezen in de elleboog [37](#page=37).
* Handen ontsmetten of wassen na hoesten/niezen [37](#page=37).
* Voorzieningen zoals tissues, handalcohol en vuilnisbakken beschikbaar stellen [37](#page=37).
* Patiënten met respiratoire klachten gescheiden houden of hen een masker laten dragen [37](#page=37).
* Zorgverstrekkers met respiratoire infecties of een koortsblaasje dragen een masker, zeker bij contact met kwetsbare patiënten [37](#page=37).
* Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers ter bescherming van zowel henzelf als patiënten [37](#page=37).
#### 3.3.4 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
Belangrijke virussen zijn hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Overdracht in de medische praktijk gebeurt via contact met besmet bloed, slijmvliezen, huidletsels en accidenten met scherpe voorwerpen [38](#page=38).
Preventieve maatregelen omvatten [38](#page=38):
* Veiligheid van bloedproducten door screening van donoren [38](#page=38).
* Gebruik van bril, masker en aangezichtsscherm bij risico op (bloed)spatten [38](#page=38).
* Dragen van handschoenen bij (risico op) contact met bloed of lichaamsvochten [38](#page=38).
* Geen hergebruik van naalden en spuiten (single use) [38](#page=38).
* Onmiddellijke verwijdering van naalden en scherpe voorwerpen in een naaldcontainer. Naaldcontainers mogen niet overvol zijn [38](#page=38).
* Gebruik van monodosevials [38](#page=38).
##### 3.3.4.1 Bij een prikongeval
Bij een prikongeval moeten de volgende stappen worden gevolgd:
1. Laten bloeden [39](#page=39).
2. Grondig wassen en ontsmetten [39](#page=39).
3. Aangifte als arbeidsongeval en contact opnemen met de bevoegde dienst [39](#page=39).
4. Serologie bepalen van zowel de zorgverstrekker als de bronpatiënt [39](#page=39).
5. Risicoanalyse met evaluatie van de noodzaak van specifieke therapie (bv. post-expositie profylaxie voor HIV, vaccinatie en immunoglobulines voor HBV) [39](#page=39).
### 3.4 Overdrachtsgebonden voorzorgen: isolatiemaatregelen
Isolatiemaatregelen (Transmission-based precautions) zijn aanvullend op de standaard voorzorgen en vormen een onderdeel van de verticale infectiepreventie. Ze worden toegepast om de bron van besmettelijke kiemen te isoleren (bronisolatie) om de omgeving te beschermen [40](#page=40).
#### 3.4.1 Isolatievormen
De isolatievormen zijn afhankelijk van de overdrachtsroute van het infectieuze agens:
* **Contactisolatie:** Overdracht vindt plaats door direct of indirect contact met de patiënt of diens omgeving (#page=40, page=41). Voorbeelden zijn MRSA, VRE, MRGN en C. difficile (#page=40, page=41). Nadruk ligt op handhygiëne en handschoenen. Bij C. difficile is handen wassen vereist in plaats van ontsmetten vanwege de resistentie van sporen aan alcohol [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Druppelisolatie:** Overdracht via druppeltjes die worden uitgestoten bij praten, hoesten of niezen (#page=40, page=41). Voorbeelden zijn meningokokken meningitis en bof (#page=40, page=41). Er wordt nadruk gelegd op het dragen van een mond-neusmasker bij contact met de patiënt. Een variant is **contact-druppelisolatie** voor pathogenen die langer in de omgeving overleven, zoals influenza, RSV en SARS-CoV-2 [40](#page=40) [41](#page=41).
* **Aerogene isolatie:** Overdracht via kleine deeltjes in de lucht die kunnen blijven zweven (#page=40, page=42). Dit vereist een aparte kamer met negatieve druk en een sas, en het dragen van een hoogfiltratiemasker (bv. FFP2). Voorbeelden zijn open longtuberculose en mazelen (#page=40, page=42). Een variant is **contact-aerogene isolatie** voor pathogenen die ook langer op oppervlakken kunnen overleven [40](#page=40) [42](#page=42).
#### 3.4.2 Combinaties en specifieke situaties
* **Combinaties:** Mogelijk zijn combinaties zoals contact-druppelisolatie (bv. influenza) of contact-aerogene isolatie (bv. mazelen) [40](#page=40).
* **Strikte isolatie:** Bij zeer ernstige infecties (bv. virale hemorragische koorts zoals Ebola) worden maximale barrièremaatregelen toegepast [40](#page=40).
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):** Wordt toegepast om uiterst vatbare patiënten te beschermen tegen micro-organismen van buitenaf (bv. na stamceltransplantatie). Dit vereist een kamer in overdruk en gefilterde lucht [42](#page=42).
#### 3.4.3 Isolatiebeleid
Het beleid in ziekenhuizen kan variëren en wordt deels bepaald door de lokale epidemiologie en setting. Sinds 2024 hanteert UZ Gent een nieuw isolatiebeleid, onderverdeeld in 'Isolatie Lucht' en 'Isolatie Lucht Plus', wat beter aansluit bij huidige wetenschappelijke inzichten (#page=41, page=44, page=45, page=46) [41](#page=41) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
##### 3.4.3.1 Voorbeelden van isolatiemaatregelen per pathogeen (tot 2023)
* **MRGN, VRE, MRSA, C. difficile:** Contactisolatie [43](#page=43).
* **Meningokokken meningitis, bof:** Druppelisolatie [43](#page=43).
* **Tuberculose (open long TB):** Aerogene isolatie [43](#page=43).
* **Mazelen, varicella:** Contact-aerogene isolatie [43](#page=43).
* **COVID-19:** Afhankelijk van de procedure (bv. hoogfiltratiemasker bij aerosolgenererende procedures) [43](#page=43).
##### 3.4.3.2 Nieuw isolatiebeleid in UZ Gent (vanaf 2024)
Het nieuwe beleid groepeert pathogenen op basis van hun overdrachtsroutes en vereiste voorzorgsmaatregelen, met specifieke kaarten die het beleid per pathogenengroep uiteenzetten (#page=44, page=45, page=46) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
##### 3.4.3.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen bij specifieke isolatievormen
* **Contactisolatie:** Handhygiëne, handschoenen, en een schort bij kans op contaminatie van de kledij [48](#page=48).
* **Druppelisolatie (Lucht @UZG):** Proceduremasker op minder dan 1 meter afstand [48](#page=48).
* **Aerogene isolatie (Lucht Plus @UZG):** Hoogfiltratiemasker [48](#page=48).
---
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en infectiepreventie buiten ziekenhuizen
Dit deel behandelt de eigenschappen van specifieke multiresistente micro-organismen (MDRO), de organisatie van infectiepreventie in België en de toepassing van deze principes buiten ziekenhuizen, met name in woon- en zorgcentra.
### 4.1 Specifieke 'ziekenhuisbacteriën' (MDRO)
'Ziekenhuisbacteriën' is een algemene term voor (meestal multiresistente) bacteriën die men kan oplopen tijdens een ziekenhuisverblijf. In wetenschappelijke termen spreekt men van multiresistente micro-organismen (MDRO). Het gevaar van deze bacteriën komt doorgaans niet voort uit een verhoogde virulentie, maar uit een combinatie van factoren: de verminderde weerstand van de patiënt, de late detectie van resistentie waardoor infecties al vergevorderd zijn en de beschikbaarheid van dure, toxische of moeilijk te doseren alternatieve antibiotica, waarbij soms zelfs geen alternatieven meer bestaan [49](#page=49).
#### 4.1.1 Screening en decontaminatie
Screening op MDRO is meestal gericht op specifieke risicopatiënten en specifieke plaatsen (bv. keel, neus, rectaal), afhankelijk van de bacterie. In het laboratorium worden enkel multiresistente bacteriën opgespoord met behulp van selectieve kweekbodems die antibiotica bevatten, of via moleculaire detectie van resistentiegenen. Decontaminatie (dekontaminatie of dekolonisatie) is enkel mogelijk voor MRSA, een huidbacterie, en bestaat uit een combinatie van neuszalf met antibiotica (mupirocine), antiseptische keelspoeling (chloorhexidine) en wassen van de huid met antiseptische zeep (chloorhexidine of povidonjood). Er is geen decontaminatiemogelijkheid voor darmbacteriën zoals VRE of CPE [49](#page=49).
#### 4.1.2 Verspreiding in de 'community'
Door het uitgebreide gebruik van antibiotica, ook in de diergeneeskunde, verspreiden ziekenhuisbacteriën zoals ESBL en MRSA zich ook in de algemene gemeenschap ('community'), wat de beheersing ervan bemoeilijkt [49](#page=49).
#### 4.1.3 MRSA (methicillineresistente *Staphylococcus aureus*)
MRSA is een huidbacterie waarvan de neus de voorkeursplaats is voor dragerschap, maar ook andere lichaamssites kunnen variabel aangetast zijn. Het is een verwekker van zorginfecties zoals pneumonie, kathetergerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI) en postoperatieve wondinfecties (POWI). Naast hospital-acquired (HA) MRSA bestaan er ook community-acquired (CA) MRSA (veroorzaken fulminante huidinfecties en pneumonie bij jonge, gezonde personen) en livestock-associated (LA) MRSA (bij veehouders en hun familieleden). Er is een internationale trend van dalende MRSA-incidentie, mede dankzij het restrictieve antibioticabeleid en de aandacht voor handhygiëne in woon-zorgcentra (WZC), die een belangrijk reservoir vormden [50](#page=50).
#### 4.1.4 VRE (vancomycineresistente enterokokken)
VRE zijn enterokokken die resistent zijn aan glycopeptiden (zoals vancomycine) en meestal ook aan penicillines, waardoor zeer weinig antibiotica nog effectief zijn. VRE is een darmbacterie en dragerschap kan voorkomen buiten eventuele infectiehaarden. VRE komt gelokaliseerd voor met epidemische verheffingen in bepaalde ziekenhuizen en vormt een groter probleem in andere landen zoals de VS en Frankrijk [50](#page=50).
#### 4.1.5 MRGN (multiresistente gramnegatieve staven)
MRGN omvatten *Enterobacterales* (bv. *E. coli*, *Klebsiella pneumoniae*) en non-fermenters (bv. *Pseudomonas aeruginosa*, *Acinetobacter baumannii*) die resistent zijn aan vele antibioticaklassen door de clustering van resistentiegenen, vaak op een plasmide. Dit betekent dat klassieke antibiotica vaak geen activiteit meer bezitten, en men moet terugvallen op reserve- of suboptimale antibiotica. De normale plaats van voorkomen van *Enterobacterales* is de darm, en screening gebeurt met een rectale wisser. Bij non-fermenters wordt eerder gedacht aan een omgevingsbron, zoals water bij *P. aeruginosa* [51](#page=51).
##### 4.1.5.1 Specifieke categorieën MRGN
* **Zeer multidrugresistente of pandrugresistente gramnegatieve staven:** Algemene classificatie voor zeer uitgebreide resistentie [51](#page=51).
* **Bacteriën die ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) produceren:** Deze enzymen breken de meeste bèta-lactams af, maar niet de carbapenems. ESBL's zijn al decennia aanwezig in ziekenhuizen en worden ook sterk verspreid in de gemeenschap, waardoor isolatiescreening controversieel is [51](#page=51).
* **CPE (carbapenemaseproducerende Enterobacterales):** Deze breken ook de carbapenemgroep van antibiotica af. Actieve surveillance en isolatiescreening worden aanbevolen om verdere uitbreiding te beperken [51](#page=51).
> **Tip:** Een nuttige website met Belgische richtlijnen en resultaten van nationale surveillance van MRSA, VRE en MRGN (inclusief CPE) is www.nsih.be (Sciensano) [51](#page=51).
### 4.2 Organisatie van infectiepreventie (ziekenhuishygiëne) in België
De organisatie van infectiepreventie in België is vastgelegd in het Koninklijk Besluit (KB) van 26 april 2007. Elk ziekenhuis beschikt over een Team voor Ziekenhuishygiëne (Team ZHH), bestaande uit een arts en een of meerdere gespecialiseerde verpleegkundigen. Dit team wordt aangestuurd door een Comité voor Ziekenhuishygiëne met vertegenwoordigers uit alle geledingen van het ziekenhuis [53](#page=53).
#### 4.2.1 Surveillance
Elk ziekenhuis neemt verplicht deel aan drie surveillancemodules van het nationaal surveillanceprogramma (www.nsih.be) van Sciensano: MRSA, MRGN en kathetergerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI). Daarnaast kan deelgenomen worden aan optionele modules zoals VRE, *C. difficile*, postoperatieve wondinfecties of infecties op de intensieve zorgafdeling [53](#page=53).
#### 4.2.2 Opdrachten van het Team Ziekenhuishygiëne
De opdrachten van het Team ZHH omvatten:
1. Ontwikkeling, implementatie en opvolging van het beleid met betrekking tot standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen, en surveillance van ziekenhuisinfecties [53](#page=53).
2. Opzetten van een epidemiebeleid, inclusief het opsporen en indijken van epidemische verheffingen (outbreaks) [53](#page=53).
3. Opvolgen van hygiëneaspecten bij ziekenhuisactiviteiten zoals bouwen, verbouwen, activiteiten in hoogrisico-afdelingen en de aankoop van materialen [53](#page=53).
4. Implementatie van officiële aanbevelingen, bijvoorbeeld van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) [53](#page=53).
5. Uitwisseling van informatie en ervaringen op regionaal niveau via werkgroepen ('Provinciale platformen') [53](#page=53).
6. Opstellen van strategische plannen, jaarlijkse beleidsplannen, activiteitenverslagen en jaarlijkse verslagen over de werking van het team [53](#page=53).
### 4.3 Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
De principes van infectiepreventie gelden ook buiten ziekenhuizen, in de eerste lijn (huisartspraktijk, thuisconsultaties, thuisverpleging), met speciale aandacht voor standaard voorzorgen (persoonlijke beschermingsmiddelen, handhygiëne, preventie van prikongevallen) en zorgmateriaal (desinfectie/sterilisatie). Er is echter geen surveillance, geen ondersteuning door een infectiepreventieteam en minder gemakkelijk advies voor antibioticagebruik. Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg (Vlaamse Overheid) bieden ondersteuning. Verplichte aangifte van bepaalde infectieziekten (bv. HBV, HCV, HIV, open longtuberculose, MDRO-uitbraken) maakt epidemiologisch onderzoek en maatregelen mogelijk. Het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano en Departement Zorg kan ter plaatse komen bij vermoeden van een epidemische verheffing [54](#page=54).
> **Tip:** Raadpleeg de procedure "Meldingsplichtige infectieziekten" op www.vlaanderen.be/departement-zorg/infectieziekten-en-vaccinaties [54](#page=54).
#### 4.3.1 Woon- en zorgcentra (WZC)
In Woon- en zorgcentra (WZC), waar vaak een grote concentratie resistente bacteriën aanwezig is, worden principes van infectiepreventie steeds meer geïmplementeerd, inclusief een vorm van infectiebeheersingsteam. Het belang van infectiepreventie werd cruciaal tijdens de COVID-19 pandemie, met ernstige uitbraken in WZC. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen een sleutelrol in het opzetten van beleid voor infectiepreventie en antimicrobiële stewardship [54](#page=54).
### 4.4 Nuttige bronnen
* WHO guidelines on hand hygiene in healthcare, 2009 [55](#page=55).
* Departement Zorg. Overzicht infectieziekten en bijhorende richtlijnen [55](#page=55).
* Sciensano. Surveillance van nosocomiale infecties. http://www.nsih.be [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Isolation Precautions: Preventing Transmission of Infectious Agents in Healthcare Settings, 2007 [55](#page=55).
* Centers for Disease Control and Prevention (CDC), Guideline for Disinfection and Sterilization in Healthcare Facilities, 2008 [55](#page=55).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definitie |
|------|------------|
| Infectiepreventie en -beheersing (IPC) | Een reeks maatregelen gericht op het doorbreken van de infectiecyclus en het voorkomen van de overdracht van micro-organismen, met als doel kolonisatie en zorginfecties te vermijden. Dit is een cruciaal onderdeel van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. |
| Zorginfectie (Healthcare-Associated Infection, HAI) | Een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of een andere zorginstelling, en die niet reeds aanwezig was bij opname in de incubatiefase. |
| Infectieketen | Het proces van overdracht van micro-organismen, dat bestaat uit een bron, een overdrachtsroute, een vatbare gastheer en een portaalslot. Het doorbreken van deze keten is essentieel voor infectiepreventie. |
| Overdracht van micro-organismen | De manieren waarop micro-organismen zich kunnen verspreiden, waaronder via direct of indirect contact, via druppels (hoesten, niezen) en via de lucht (aerogeen). |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam, zonder dat deze zich vermenigvuldigen of ziektetekenen veroorzaken. |
| Kolonisatie | De vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam zonder het veroorzaken van ziektetekenen. |
| Infectie | De vermenigvuldiging van micro-organismen die ziektetekenen veroorzaken, gekenmerkt door pijn, zwelling, roodheid en warmte. |
| Desinfectie | Een proces dat leidt tot een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen, waarbij sporen en sommige virussen nog aanwezig kunnen zijn. Dit kan thermisch of chemisch gebeuren. |
| Sterilisatie | Een proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Dit is essentieel voor kritische voorwerpen die steriel moeten zijn. |
| Spauldingclassificatie | Een classificatiesysteem voor medische instrumenten en zorgmaterialen op basis van hun contact met de patiënt (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch), wat de vereiste decontaminatieprocedure bepaalt. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks universele maatregelen die bij alle patiënten, ongeacht hun microbiologische status, worden toegepast om zowel de zorgverstrekker als de patiënt te beschermen tegen overdracht van ziektekiemen. |
| Handhygiëne | Het reinigen of ontsmetten van de handen, beschouwd als het belangrijkste middel tegen de overdracht van ziektekiemen in de zorg. Het omvat de 5 momenten voor handhygiëne volgens de WHO. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, schorten, brillen en maskers die worden gebruikt om zorgverstrekkers te beschermen tegen blootstelling aan biologische agentia. |
| Isolatiemaatregelen (Overdrachtsgebonden voorzorgen) | Specifieke voorzorgsmaatregelen die worden genomen bovenop de standaard voorzorgsmaatregelen, gebaseerd op de overdrachtsmodus van een specifieke infectie (contact, druppel, aerogeen). |
| Multidrugresistente micro-organismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen meerdere klassen antibiotica, wat de behandeling van infecties bemoeilijkt en ziekenhuisopnames kan verlengen. |
| Ziekenhuisbacterie | Een informele term voor (meestal multiresistente) bacteriën die in een ziekenhuisomgeving worden opgelopen. |
| Nosocomiale infectie | Een verouderde term voor zorginfectie, specifiek verwijzend naar een infectie opgelopen in een ziekenhuis. |
| Aerogene overdracht | Overdracht van micro-organismen via kleine partikels (< 5 µm) die zich over langere afstanden in de lucht kunnen verspreiden en ingeademd kunnen worden. |
| Druppeloverdracht | Overdracht van micro-organismen via grotere partikels (> 5 µm) die worden geproduceerd tijdens hoesten, niezen of spreken en zich tot ongeveer 1,5 meter verspreiden. |