H15 - Intro vaccins
Summary
# Introductie en geschiedenis van vaccinatie
Dit gedeelte introduceert de doelstellingen van de cursus vaccins, de historische context van vaccinatie met nadruk op de uitroeiing van pokken, en de criteria die nodig zijn voor het succesvol uitroeien van infectieziekten [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.1 Doelstellingen van de cursus
De cursus heeft als doel studenten kennis bij te brengen over vaccins voor de algemene bevolking in België, hen in staat te stellen advies te geven en vragen te beantwoorden. Daarnaast wordt verwacht dat studenten vaccineerbare aandoeningen kennen, inclusief hun epidemiologie, risicogroepen en transmissie. Het vaccinatiebeleid in België en Vlaanderen, de Belgische aanbevelingen, en de verschillende vaccins in het Belgische vaccinatieschema moeten begrepen en uitgelegd kunnen worden [1](#page=1).
#### 1.1.1 Herhaling van de doelen
Een herhaling van de doelen omvat het begrijpen van de werking van vaccins, het kennen van de verschillende soorten vaccins, het kunnen uitleggen van de impact van vaccinatie (met mazelen als voorbeeld), en het beheersen van vaccinatietechnieken. De informatie wordt als herhaling beschouwd van het voorgaande jaar [1](#page=1).
### 1.2 Inhoud van de cursus
De cursus behandelt de volgende onderwerpen:
* Geschiedenis van de vaccinatie [1](#page=1).
* Hoe een vaccin werkt [2](#page=2).
* Samenstelling van een vaccin [1](#page=1).
* Soorten vaccins (levend afgezwakt en niet-levend, COVID-19 vaccins) [1](#page=1).
* Waarom vaccineren? (impact van vaccinatie, groepsimmuniteit, opschuiven van leeftijd) [1](#page=1).
* Vaccinatietechnieken [1](#page=1).
### 1.3 Geschiedenis van de vaccinatie
#### 1.3.1 Edward Jenner en pokken
Edward Jenner (MD, 1749-1823) experimenteerde met het inoculeren van mensen met koepokken om hen te beschermen tegen de echte pokken (smallpox). Pokken waren verantwoordelijk voor miljoenen overlijdens wereldwijd met een mortaliteit van 30%. Overlevenden liepen lelijke littekens op, wat hun huwelijkskansen kon beïnvloeden [1](#page=1).
#### 1.3.2 Eradicatieprogramma's
Een eradicatieprogramma heeft als doel een ziekte wereldwijd te laten verdwijnen. Na de potentiële eradicatie van pokken, zouden polio en vervolgens mazelen als volgende doelen worden aangepakt [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.4 Criteria voor het uitroeien van infectieziekten
Niet elke infectieziekte kan worden uitgeroeid. Er zijn specifieke criteria waaraan voldaan moet worden [2](#page=2):
1. **Gastheer:** De ziekte mag alleen de mens als gastheer hebben [2](#page=2).
2. **Transmissie:** De transmissie moet van mens op mens plaatsvinden [2](#page=2).
3. **Tool:** Er moet een effectief middel (een vaccin) beschikbaar zijn dat de mens bij voorkeur levenslang immuun maakt [2](#page=2).
### 1.5 Rol van vaccinatie in disease control
Vaccinatie speelt een cruciale rol in de controle van ziekten door:
* Reductie van het aantal vatbaren [2](#page=2).
* Bescherming tegen infectie [2](#page=2).
* Bescherming tegen dragerschap [2](#page=2).
* Reductie van morbiditeit en mortaliteit [2](#page=2).
* Controle van transmissie [2](#page=2).
* Mogelijkheid tot eliminatie (verdwijnen van de ziekte uit één of meer gebieden) [2](#page=2).
* Mogelijkheid tot eradicatie (wereldwijd verdwijnen van de ziekte) [2](#page=2).
### 1.6 Kenmerken van een effectief vaccin
Een effectief vaccin is:
* **Heel specifiek:** Er is geen kruisbescherming tussen verschillende stammen van een ziekte (bijvoorbeeld een griepvaccin beschermt alleen tegen specifieke stammen) [2](#page=2).
* **Heeft geheugen:** Het immuunsysteem onthoudt het pathogeen [2](#page=2).
* **Liefst levenslang werkzaam:** De immuniteit duurt zo lang mogelijk voort [2](#page=2).
* **Vaak opbouwend:** Immuniteit wordt opgebouwd via een reeks vaccinaties [2](#page=2).
#### 1.6.1 Belang van verworven immuniteit
Verworven immuniteit is specifiek, heeft geheugen, en kan onderscheid maken tussen 'eigen' en 'niet-eigen' deeltjes. Het immuunsysteem reageert niet onmiddellijk; de immuniteit is pas na ongeveer drie tot vier weken volledig opgebouwd [2](#page=2).
##### 1.6.1.1 Immuunrespons na vaccinatie
Het proces van immuunrespons na vaccinatie omvat:
1. Antigenen (AG, gesymboliseerd door rode bolletjes) activeren antigen-presenterende cellen (APC) [2](#page=2).
2. APC presenteren de AG aan T-helpercellen [2](#page=2).
3. Er vindt uitwisseling plaats met B-cellen en T-geheugencellen [2](#page=2).
a. Initiële aanmaak van antistoffen (AS) van lagere kwaliteit: IgM [2](#page=2).
b. Latere aanmaak van antistoffen van betere kwaliteit: IgG [2](#page=2).
c. Vorming van B-geheugencellen [2](#page=2).
Herhalingsvaccinaties verbeteren de immuniteit [2](#page=2).
---
# Mechanismen en typen vaccins
Vaccins stimuleren het immuunsysteem om specifieke pathogenen te herkennen en te bestrijden, waardoor bescherming wordt geboden tegen infectieziekten [2](#page=2).
### 2.1 Hoe vaccins werken
Vaccins werken specifiek en wekken een immunologisch geheugen op, idealiter levenslang. Het opbouwen van immuniteit vereist vaak meerdere vaccinaties. Het immuunsysteem leert onderscheid te maken tussen eigen en niet-eigen structuren, wat resulteert in specifieke verworven immuniteit met geheugen. Na vaccinatie duurt het ongeveer drie tot vier weken voordat de immuniteit is opgebouwd [2](#page=2).
Het proces verloopt als volgt:
1. Antigenen (AG) in het vaccin activeren antigeen-presenterende cellen (APC) [2](#page=2).
2. APC's presenteren de antigenen aan T-helpercellen [2](#page=2).
3. Er vindt interactie plaats tussen B-cellen en T-geheugencellen [2](#page=2).
a. B-cellen produceren antilichamen (AS) van lagere kwaliteit, zoals IgM [2](#page=2).
b. Later worden antilichamen van hogere kwaliteit geproduceerd, zoals IgG [2](#page=2).
c. B-geheugencellen worden ook gevormd [2](#page=2).
Herhalingsvaccinaties, ook wel 'boosters' genoemd, verbeteren de immuniteit [2](#page=2).
#### 2.1.1 Rol van antilichamen bij bescherming
Antilichamen (AS) beschermen tegen infecties op verschillende manieren [3](#page=3):
1. **Binding aan pathogenen:** Ze kunnen de binding van pathogenen aan celreceptoren remmen [3](#page=3).
2. **Neutralisatie van toxines:** Antilichamen gericht tegen toxines neutraliseren deze, wat essentieel is bij toxine-gemedieerde ziekten zoals tetanus, difterie en kinkhoest [3](#page=3).
3. **Complementactivatie:** Ze kunnen het complementsysteem activeren, wat bijdraagt aan de eliminatie van pathogenen [3](#page=3).
4. **Opsonisatie:** Binding aan pathogenen fungeert als opsonisatie, waardoor fagocytose door immuuncellen wordt bevorderd [3](#page=3).
#### 2.1.2 Primaire en secundaire immuunrespons
De kinetiek van een primair en secundair B-antilichamen immuunantwoord kenmerkt zich door specifieke reacties [3](#page=3).
**Primaire immuunrespons:**
* Initieel worden IgM-antilichamen gevormd [3](#page=3).
* Na verloop van tijd, afhankelijk van het vaccinatieschema (één of drie doses), produceren plasmacellen IgG-antilichamen (eerste blauwe piek) [3](#page=3).
* De antilichaamconcentraties nemen af door klaring [3](#page=3).
**Secundaire immuunrespons (na booster):**
* Na een herhalingsvaccinatie treedt een secundaire immuunrespons op [3](#page=3).
* Geheugen B-cellen rijpen tot plasmacellen die direct beschermende IgG-antilichamen kunnen produceren [3](#page=3).
* Karakteristieken van de secundaire respons zijn een snelle toename van serum-IgG binnen 4 tot 7 dagen en een reeds zeer hoge specificiteit van IgG. Dit leidt tot efficiënte binding aan en eliminatie van de ziektekiem zonder symptomen van ziekte [3](#page=3).
#### 2.1.3 De triade van de booster
De 'triade van de booster' beschrijft de typische kenmerken van een herhalingsvaccinatie:
1. **Hogere concentratie antilichamen:** Er worden meer antilichamen geproduceerd [3](#page=3).
2. **Betere kwaliteit van antilichamen:** De antilichamen zijn specifieker en/of hebben een hogere affiniteit [3](#page=3).
3. **Snel antilichamen vormen:** Het primaire antwoord wordt sneller bereikt door de reeds aanwezige geheugencellen [3](#page=3).
Boosters, ook wel 'rappels' of herhalingsvaccinaties genoemd, gebruiken vaak dezelfde vaccins als voor de basisvaccinatie. Een voorbeeld hiervan is het hexavalente vaccin, dat componenten bevat voor zes verschillende infectieziekten en op verschillende leeftijden wordt toegediend [4](#page=4).
### 2.2 Soorten vaccins
Er zijn verschillende typen vaccins, elk met hun eigen eigenschappen en mechanismen.
#### 2.2.1 Actieve vaccinatie: levend afgezwakte vaccins
Levend afgezwakte vaccins worden geproduceerd door pathogenen via specifieke technieken, zoals passage in celculturen, minder virulent te maken. Ze behouden het vermogen om zich te vermenigvuldigen in het lichaam zonder ziekte te veroorzaken [5](#page=5).
**Voordelen:**
* Een lage antigeendosis is nodig [5](#page=5).
* Er is geen hulpstof (adjuvans) nodig [5](#page=5).
* Ze zijn zeer immunogeen en bootsen de natuurlijke infectie goed na [5](#page=5).
* Ze zorgen voor een goede 'priming' van het immuunsysteem [5](#page=5).
* Meestal is een beperkt aantal doses nodig, wat kan leiden tot langdurige, mogelijk levenslange bescherming [5](#page=5).
**Nadelen:**
* Ze zijn gecontra-indiceerd bij zwangere vrouwen en immuungecompromitteerde personen [5](#page=5).
* Er bestaat een risico op reversie naar virulentie, met de mogelijkheid om de ziekte alsnog te ontwikkelen (bv. vaccin-geassocieerde polio paralyse bij OPV) [5](#page=5).
* Ze kunnen interfereren met maternale antilichamen [5](#page=5).
* De start van de vaccinatie kan later in het schema zijn, met uitzondering van het rotavirusvaccin [5](#page=5).
* Ze zijn warmtegevoelig en vereisen koeling (2-8°C) [5](#page=5).
#### 2.2.2 Niet-levende vaccins
Niet-levende vaccins bevatten dode pathogenen of delen daarvan. Om de immuunrespons te versterken, wordt vaak een **adjuvans** (hulpstof) toegevoegd. Adjuvantia bevorderen lokale inflammatie, houden antigenen op de plaats van toediening, stimuleren de afweerreactie (productie van cytokines) en activeren APC's. Het gebruik van een adjuvans kan een grote impact hebben op de effectiviteit van het vaccin [5](#page=5).
**Kenmerken van niet-levende vaccins:**
* Meerdere doses zijn doorgaans nodig [5](#page=5).
* Toediening is meestal intramusculair (IM) [5](#page=5).
* Er is minder interferentie met maternale antilichamen [5](#page=5).
* Ze bevatten doorgaans een hulpstof [5](#page=5).
**Verschillende soorten niet-levende vaccins:**
1. **Geïnactiveerde volledige vaccins:** Bevatten hele, geïnactiveerde virussen of bacteriën [5](#page=5).
2. **Split vaccins:** Bevatten delen van het micro-organisme met het antigeen [5](#page=5).
3. **Sub-unit vaccins:** Bevatten enkel de antigenen [5](#page=5).
a. **Toxoid vaccins:** Gebruiken geïnactiveerde toxines (toxoïden) die het immuunsysteem stimuleren [5](#page=5).
b. **Polysaccharide vaccins:** Bestaan uit pure polysachariden [5](#page=5).
c. **Geconjugeerde polysaccharide vaccins:** Combineren polysachariden met dragereiwitten om een sterkere immuunrespons op te wekken [5](#page=5).
4. **Korte eiwit antigenen:** Hierbij wordt een genetische code voor een specifiek eiwit ingebracht, zodat het lichaam zelf het antigeen produceert [5](#page=5).
#### 2.2.3 Recentere vaccins
* **mRNA vaccins:** Deze vaccins bevatten genetische code voor een specifiek eiwit van het pathogeen. Het lichaam gebruikt deze code om zelf het antigeen te produceren, wat vervolgens een immuunrespons opwekt. Een voorbeeld hiervan zijn de mRNA-vaccins tegen COVID-19 [6](#page=6).
* **Viraal vector vaccins:** Hierbij wordt een onschadelijk virus (de vector, bv. een aangepast mazelen- of adenovirus) gebruikt om genetisch materiaal van een pathogeen te leveren, zodat dit pathogeen-specifieke antigenen tot expressie brengt [6](#page=6).
### 2.3 Evaluatie van vaccinwerkzaamheid
Veel vaccins worden ingezet zonder dat het precieze werkingsmechanisme volledig begrepen is, maar hun effectiviteit is wel bewezen. De werkzaamheid kan worden gemeten aan de hand van geproduceerde antilichamen of cel-gemedieerde immuniteit via T-cellen en cytokines [6](#page=6).
#### 2.3.1 Klinische studies
Om de werkzaamheid en veiligheid van vaccins te waarborgen, worden klinische studies uitgevoerd [6](#page=6).
* **Fase 1 studie:** Ongeveer 70 vrijwilligers krijgen het vaccin toegediend om de veiligheid te beoordelen en te kijken of er een IgG-respons wordt opgewekt [6](#page=6).
* **Fase 2 studie:** Met een grotere groep mensen wordt de optimale dosis bepaald die nodig is voor een adequate immuunrespons [6](#page=6).
* **Fase 3 studie:** Met tienduizenden individuen wordt de doeltreffendheid van het vaccin aangetoond door een groep het kandidaat-vaccin te geven en een andere groep een placebo [6](#page=6).
#### 2.3.2 Controlled Human Infection Model (CHIM) / Human Challenge Trial
Deze methode houdt in dat deelnemers eerst worden gevaccineerd (met kandidaat-vaccin of placebo) en vervolgens bewust worden blootgesteld aan een lage, niet-dodelijk dosis van de ziekteverwekker. Onder strikte quarantaine worden de gevolgen geobserveerd, zoals milde symptomen, virusdetectie in neusswabs, en verspreiding via aerosolen. Dit maakt een snellere evaluatie van vaccins mogelijk onder gecontroleerde ethische voorwaarden [6](#page=6).
> **Tip:** Het is cruciaal om het verschil te begrijpen tussen eliminatie (het uitroeien van een ziekte in één regio) en eradicatie (het wereldwijd uitroeien van een ziekte), wat afhankelijk is van factoren zoals de gastheer, transmissiewijze en beschikbare middelen [2](#page=2).
---
# Vaccinatiebeleid en groepsimmuniteit
Dit onderwerp bespreekt het vaccinatiebeleid in België/Vlaanderen, met speciale aandacht voor maternale vaccinatie, en introduceert cruciale concepten zoals groepsimmuniteit en de dynamiek van leeftijdsgroepen qua vatbaarheid.
### 3.1 Het vaccinatieschema in België/Vlaanderen
Het vaccinatieschema in België/Vlaanderen omvat basisvaccinaties en herhalingsvaccinaties, ook wel bekend als boosters. Deze boosters zijn doorgaans identiek aan de vaccins die voor de basisvaccinatie worden gebruikt [4](#page=4).
Een illustratief voorbeeld hiervan is het hexavalent vaccin. Dit vaccin bevat zes componenten die bescherming bieden tegen zes verschillende infectieziekten. Hetzelfde hexavalente vaccin wordt toegediend op de leeftijd van 8, 12, 16 weken en opnieuw op 15 maanden. De componenten van dit vaccin omvatten IPV (geïnactiveerd poliovirus), DTPa (difterie, tetanus, acellulair kinkhoest), Hib (Haemophilus influenzae type b) en HBV (hepatitis B) [4](#page=4).
### 3.2 Maternale vaccinatie
Maternale vaccinatie, of vaccinatie tijdens de zwangerschap, wordt verder uitgediept in het onderdeel "vaccinatie en zwangerschap" [4](#page=4).
### 3.3 Belangrijke concepten: groepsimmuniteit en verschuiving van leeftijdsgroepen
#### 3.3.1 Groepsimmuniteit
Groepsimmuniteit treedt op wanneer een substantieel deel van de populatie immuun is geworden voor een specifieke ziekteverwekker. Deze immuune meerderheid fungeert als een barrière, waardoor de verspreiding van de ziektekiem naar onbeschermde individuen binnen de populatie wordt voorkomen [7](#page=7).
De effectiviteit van groepsimmuniteit is gebonden aan specifieke voorwaarden [7](#page=7):
* De ziekteverwekker moet mens-op-mens overdraagbaar zijn [7](#page=7).
* De verspreiding van onbeschermde individuen moet willekeurig (at random) plaatsvinden [7](#page=7).
* De mens mag de enige gastheer zijn voor de ziekteverwekker [7](#page=7).
Groepsimmuniteit biedt bescherming aan kwetsbare groepen binnen de populatie die niet gevaccineerd kunnen worden of bij wie vaccinatie minder effectief is. Deze groepen omvatten [7](#page=7):
* Ongevaccineerde personen [7](#page=7).
* Immuungecompromitteerde patiënten, zoals kankerpatiënten of personen met immuundeficiëntiestoornissen [7](#page=7).
* Pasgeborenen [7](#page=7).
> **Tip:** Het optimaliseren van vaccinatieprogramma's is cruciaal om het gedrag van infectieziekten zo goed mogelijk na te bootsen.
#### 3.3.2 Verschuiving in vatbaarheid van leeftijdsgroepen
Infectieziekten kunnen dynamische patronen vertonen wat betreft de vatbaarheid van verschillende leeftijdsgroepen. Een voorbeeld hiervan is de observatie in de jaren '70 betreffende rubella (rodehond). Er werd destijds een specifieke vatbaarheid bij zwangeren waargenomen voor rubella. Na de invoering van vaccinatieprogramma's, die gericht waren op het vaccineren van jonge meisjes en kinderen, nam de vatbaarheid paradoxaal genoeg toe [7](#page=7).
Dit fenomeen werd verklaard doordat de vaccinatie van jonge kinderen suboptimaal was. Hierdoor bleef rubella circuleren, waardoor de vatbare groep zich verplaatste. Wanneer de eerder gevaccineerde kinderen dan zwanger werden, droegen zij de resterende vatbaarheid met zich mee, wat resulteerde in een verhoogd risico op infectie tijdens de zwangerschap. Dit illustreert hoe een verschuiving in de leeftijdsgroep met de hoogste vatbaarheid kan plaatsvinden als gevolg van onvoldoende effectieve vaccinatieprogramma's [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vaccin | Een biologisch preparaat dat immuniteit tegen een specifieke ziekte verleent, meestal bestaande uit een ziekteverwekker in verzwakte of gedode vorm, of uit een deel ervan. |
| Vaccineerbare aandoening | Een infectieziekte waartegen preventieve immunisatie door middel van vaccinatie mogelijk is. |
| Epidemiologie | De wetenschappelijke studie van de verspreiding, oorzaken en preventie van ziekten in populaties. |
| Risicogroepen | Specifieke populaties die een verhoogd risico lopen om een bepaalde ziekte op te lopen of ernstige complicaties te ontwikkelen. |
| Transmissie | Het proces waarbij een ziekteverwekker wordt overgedragen van de ene gastheer op de andere. |
| Vaccinatiebeleid | Het door de overheid of gezondheidsinstanties vastgestelde plan en de aanbevelingen voor het gebruik van vaccins binnen een bevolking. |
| Belgische aanbevelingen | De specifieke richtlijnen en voorschriften voor vaccinatie zoals opgesteld en geadviseerd door de Belgische gezondheidsautoriteiten. |
| Belgisch vaccinatieschema | Het officiële schema dat aangeeft welke vaccins op welke leeftijd worden toegediend volgens de aanbevelingen in België. |
| Groepsimmuniteit | Een vorm van indirecte bescherming tegen infectieziekten die optreedt wanneer een significant deel van een populatie immuun is, waardoor de verspreiding van de ziekte wordt beperkt en kwetsbare individuen worden beschermd. |
| Opschuiven van leeftijd (in context van groepsimmuniteit) | Fenomeen waarbij de gemiddelde leeftijd waarop een infectieziekte optreedt, verandert door vaccinatieprogramma's, wat kan leiden tot een verhoogde vatbaarheid bij oudere ongevaccineerde groepen. |
| Eradicatie | Het volledige en permanente uitroeien van een infectieziekte van de aarde, zodat deze niet meer voorkomt, zelfs niet in geïsoleerde gebieden. |
| Eliminatie | Het stoppen van de endemische transmissie van een specifieke infectieziekte in een gedefinieerde geografische regio. |
| Antigeen (AG) | Een stof die in het lichaam een immuunrespons kan opwekken, met name de productie van antilichamen. |
| Antilichamen (AL) | Proteïnen die door het immuunsysteem worden geproduceerd als reactie op de aanwezigheid van antigenen en die helpen bij het neutraliseren of elimineren van de indringer. |
| APC (Antigeenpresenterende cel) | Cellen van het immuunsysteem die antigenen kunnen opnemen, verwerken en presenteren aan T-cellen, om zo een immuunrespons te initiëren. |
| T-helpercel | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt bij het coördineren van de immuunrespons, onder andere door B-cellen te helpen bij de productie van antilichamen. |
| B-cel | Een type witte bloedcel dat verantwoordelijk is voor de productie van antilichamen. |
| IgM | Een type antilichaam dat doorgaans als eerste wordt geproduceerd tijdens een primaire immuunrespons. |
| IgG | Een type antilichaam dat de meest voorkomende is in het bloed en een belangrijke rol speelt bij langdurige immuniteit en de bescherming tegen secundaire infecties. |
| Geheugen B-cel | Een type B-cel dat ontstaat na een eerste blootstelling aan een antigeen en dat zorgt voor een snellere en sterkere immuunrespons bij herhaalde blootstelling. |
| Levend afgezwakt vaccin | Een vaccin dat bestaat uit verzwakte, maar nog levende ziekteverwekkers die zich in het lichaam kunnen vermenigvuldigen maar geen ziekte veroorzaken. |
| Niet-levend vaccin | Een vaccin dat bestaat uit dode ziekteverwekkers, delen ervan, of geïnactiveerde toxines, die geen ziekte kunnen veroorzaken. |
| Adjuvans (hulpstof) | Een stof die wordt toegevoegd aan een vaccin om de immuunrespons te versterken en te verbeteren. |
| Geïnactiveerd virus/bacterie | Een vaccin dat bestaat uit ziekteverwekkers die door hitte of chemicaliën zijn gedood, zodat ze geen ziekte meer kunnen veroorzaken. |
| Split vaccin | Een type niet-levend vaccin dat is samengesteld uit fragmenten van een virus of bacterie. |
| Sub-unit vaccin | Een vaccin dat alleen specifieke antigenen van een ziekteverwekker bevat, zoals eiwitten. |
| Toxoid vaccin | Een vaccin dat is gemaakt van een verzwakte of geïnactiveerde toxine (gifstof) die door een bacterie wordt geproduceerd, om immuniteit tegen de toxine zelf op te wekken. |
| Polysaccharide vaccin | Een vaccin dat is opgebouwd uit suikermoleculen (polysacchariden) die op het oppervlak van bepaalde bacteriën voorkomen. |
| Geconjugeerd vaccin | Een type vaccin waarbij een polysaccharide antigeen is gekoppeld aan een dragerproteïne, om de immuunrespons bij jonge kinderen te verbeteren. |
| mRNA vaccin | Een type vaccin dat genetische instructies (mRNA) bevat die het lichaam aanzetten tot het produceren van een specifiek antigeen, wat vervolgens een immuunrespons opwekt. |
| Viraal vector vaccin | Een vaccin waarbij een onschadelijk virus (de vector) wordt gebruikt om genetisch materiaal van een ziekteverwekker in lichaamscellen te brengen, zodat het lichaam het antigeen produceert. |
| Fase 3 studie | Een klinische proef waarbij een experimenteel medicijn of vaccin wordt getest op een grote groep mensen (vaak duizenden) om de effectiviteit, veiligheid en bijwerkingen te evalueren in vergelijking met een placebo. |
| Controlled Human Infection Model (CHIM) / Human Challenge Trial | Een onderzoeksmodel waarbij gezonde vrijwilligers worden gevaccineerd en vervolgens worden blootgesteld aan een gecontroleerde dosis van een ziekteverwekker om de effectiviteit van het vaccin te testen onder ethisch verantwoorde omstandigheden. |
| Maternale vaccinatie | Vaccinatie van de moeder tijdens de zwangerschap om zowel de moeder als de foetus of pasgeborene te beschermen tegen bepaalde infectieziekten. |