Hoofdstuk 8 pijnbestrijding pdf.pdf
Summary
# Definities en theoretische concepten van pijn
Dit onderwerp verkent de diverse definities van pijn en de fundamentele theoretische modellen die de perceptie en verwerking ervan verklaren.
## 1 Definities en theoretische concepten van pijn
Pijn wordt steeds meer beschouwd als een vitale parameter, vergelijkbaar met ademhaling en bloeddruk. Het functioneert primair als een waarschuwingssysteem dat aangeeft dat er iets mis is in het lichaam. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat pijn bij bepaalde aandoeningen genezing kan vertragen en de kans op morbiditeit en mortaliteit kan verhogen. Dit heeft geleid tot richtlijnen voor pijnbehandeling [3](#page=3).
### 1.1 Definities van pijn
De meest gangbare definities van pijn zijn:
* **Internationals Association for de Study of Pain:** Pijn is een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen van weefselbeschadiging. Deze definitie benadrukt zowel de lichamelijke (sensorische) als de emotionele component van pijn, en stelt dat er geen directe, aantoonbare weefselbeschadiging hoeft te zijn om pijn te ervaren [3](#page=3) [4](#page=4).
* **McCaffery:** Pijn is wat een patiënt zegt dat het is en treedt op wanneer de patiënt zegt dat het optreedt. Deze definitie legt de nadruk op de subjectieve beleving van pijn en impliceert dat pijn niet objectief gemeten kan worden. Zorgverleners zijn daarom afhankelijk van de informatie van de patiënt om de intensiteit, soort en plaats van de pijn vast te stellen. Pijn wordt gezien als een diagnose die een multidisciplinaire aanpak vereist [4](#page=4).
### 1.2 Theoretische concepten van pijn
Er bestaan diverse theorieën over pijn, waaronder de specifieke sensibiliteitstheorie en de patroontheorie. Meer gangbaar zijn echter het pijnmodel van Loeser en de poorttheorie [4](#page=4).
#### 1.2.1 Het pijnmodel van Loeser
Het pijnmodel van Loeser, ook wel het 'ei'-model genoemd, koppelt de lichamelijke, psychische en gedragscomponenten van pijn aan elkaar, wat nuttig is voor verpleegkundige diagnoses en interventies [4](#page=4).
* **Nociceptie (binnenste cirkel):** Dit is de fysieke pijnprikkel, de prikkeling van de nociceptoren [5](#page=5).
* **Pijngewaarwording (tweede niveau):** De prikkel wordt naar het centrale zenuwstelsel doorgegeven wanneer een bepaalde drempel wordt overschreden. Deze drempel wordt beïnvloed door persoonlijke omstandigheden en kan gemoduleerd worden door pijnstillende medicatie [5](#page=5).
* **Pijnbeleving (derde niveau):** Dit vertegenwoordigt het subjectieve, emotionele aspect van pijn, waarbij de patiënt de pijn als dragelijk of ondraaglijk kan ervaren [5](#page=5).
* **Pijngedrag (buitenste cirkel):** Dit omvat alle gedragingen die wijzen op pijn, en verschilt per persoon. Dit gedrag wordt beïnvloed door factoren zoals de ziekte, leeftijd, eerdere pijnervaringen, stress, omstandigheden en persoonlijkheid [5](#page=5).
#### 1.2.2 De poorttheorie van Melzack en Wall
De poorttheorie, ontwikkeld door Melzack en Wall in 1965, stelt dat de pijnervaring beïnvloedbaar is en dat 'poortmechanismen' in het zenuwstelsel de transmissie van pijnprikkels reguleren. Wanneer de poort openstaat, bereiken pijnprikkels het bewustzijn; wanneer de poort gesloten is, worden de prikkels niet gevoeld. Drie neurologische mechanismen beïnvloeden het openen en sluiten van deze poort [5](#page=5):
1. **Activiteit in zenuwvezels:** De dikke zenuwvezels sluiten de poort voor prikkels die via de dunne vezels lopen (die pijnprikkels geleiden). Behandelingen die via de huid worden toegepast, zoals massage, warmte- en koudetoepassingen, accupressuur en transcutane elektrische zenuwstimulatie (TENS), zijn gericht op het sluiten van deze poort om pijn te verminderen [6](#page=6).
2. **Prikkels uit de hersenstam:** Controlepunten in de formatio reticularis in de hersenstam reguleren de sensorische input. Voldoende sensorische waarnemingen leiden tot prikkels die de poort sluiten, terwijl een gebrek aan sensorische input de poort openhoudt. Behandelingen die hierop inspelen omvatten afleidingstechnieken, geleide beeldvorming en visualisatie [6](#page=6).
3. **Activiteit in de hersenschors en thalamus:** Gedachten, emoties en herinneringen kunnen pijnprikkels oproepen. Eerdere pijnervaringen beïnvloeden de reactie op pijn. Behandelingen die gericht zijn op dit mechanisme omvatten ontspanningstechnieken, voorlichting, patiëntgecontroleerde pijnstilling en pijnpreventie [6](#page=6).
### 1.3 Soorten pijn
Pijn kan worden onderverdeeld op basis van duur:
* **Acute pijn:** Pijn die ontstaat als gevolg van ziekte of trauma en die zes maanden of korter duurt. Acute pijn vermindert doorgaans naarmate genezing optreedt en er is een duidelijke relatie met de oorspronkelijke prikkel [6](#page=6).
---
# Classificatie en meting van pijn
Dit deel beschrijft de verschillende soorten pijn en de methoden die gebruikt worden om pijn te meten en te bestrijden.
### 2.1 Soorten pijn
Er bestaan diverse classificaties voor pijn [6](#page=6).
#### 2.1.1 Acute pijn
Acute pijn ontstaat als gevolg van ziekte of trauma en duurt maximaal zes maanden. Kenmerkend is dat de pijn meestal vermindert naarmate genezing optreedt, en er is een duidelijke relatie tussen de pijn en de oorzakelijke prikkel [6](#page=6).
#### 2.1.2 Chronische pijn
Chronische pijn is langdurige, voortdurende pijn die langer dan zes maanden aanhoudt. Soms is er geen duidelijke weefselbeschadiging aanwezig. Chronische pijn kan voortkomen uit postoperatieve pijn [7](#page=7).
#### 2.1.3 Maligne pijn
Dit type pijn wordt veroorzaakt door kanker of de behandeling daarvan [7](#page=7).
#### 2.1.4 Postoperatieve pijn
Postoperatieve pijn is acute pijn die het gevolg is van weefselbeschadiging door een operatie [7](#page=7).
#### 2.1.5 Nociceptieve pijn
Bij nociceptieve pijn worden pijnreceptoren geactiveerd door weefselschade. Dit kan op twee manieren voorkomen [7](#page=7):
* **Somatische pijn**: Oppervlakkige pijn (huid, slijmvliezen) of diepe pijn (spieren, botten, gewrichten, ligamenten, pezen, bloedvaten) [7](#page=7).
* **Viscerale pijn**: Pijn afkomstig uit inwendige organen, ook wel 'gerefereerde pijn' genoemd [7](#page=7).
#### 2.1.6 Neuropathische pijn
Neuropathische pijn ontstaat door aantasting van het perifere of centrale zenuwstelsel, wat leidt tot verstoring van de pijnprikkelgeleiding [7](#page=7).
#### 2.1.7 Psychogene pijn
Ook wel idiopathische pijn genoemd, hierbij is er geen objectief pathologisch proces vast te stellen dat de pijn verklaart [7](#page=7).
### 2.2 Pijn meten
Verschillende methoden worden gebruikt om pijn bij patiënten te meten, waarbij zelfrapportage als de gouden standaard wordt beschouwd. Dit houdt in dat de patiënt zelf aangeeft hoeveel pijn hij ervaart, wat als de meest betrouwbare meting wordt gezien. De intensiteit die de patiënt aangeeft, vormt het uitgangspunt voor de zorg. Er zijn diverse pijnschalen beschikbaar, sommige specifiek ontwikkeld voor bepaalde patiëntengroepen [7](#page=7).
#### 2.2.1 Unidimensionale schalen
##### 2.2.1.1 Visuele analoge schaal (VAS)
Bij de VAS geeft de patiënt de intensiteit van de pijn aan op een lijn. Er wordt uitgelegd dat de score 0 geen pijn betekent en 10 de meest heftige pijn voorstelt [8](#page=8).
##### 2.2.1.2 Numerieke rating schaal (NRS)
De NRS gebruikt een numerieke reeks om de pijnintensiteit te kwantificeren, vergelijkbaar met de VAS [8](#page=8).
> **Tip:** Het is belangrijk om te vragen tot welke pijngrens de patiënt de pijn als dragelijk beschouwt. Observatie van de patiënt, zoals mobiliteit en ademhaling, is ook cruciaal [8](#page=8).
#### 2.2.2 Pijnanamnese
De pijnanamnese is een hulpmiddel voor het verhelderen van pijnproblemen, het stellen van diagnoses en het bepalen van interventies. Deze wordt door verpleegkundigen afgenomen bij volwassen patiënten met chronische pijn of langdurig gebruik van pijnmedicatie. De anamnese omvat vragen over de aard, locatie en symptomen van de pijn [8](#page=8).
#### 2.2.3 Pijn meten bij kinderen
Voor kinderen zijn er betrouwbare en valide meetinstrumenten ontwikkeld [9](#page=9).
* **Pasgeborenen en jonge kinderen (tot 4 jaar)**: Observatieschalen zoals de POKIS (pijnobservatieschaal voor kinderen) en de CHIPPS (children and infants postoperative pain scale) kunnen worden gebruikt [9](#page=9).
* **Kinderen vanaf 7 jaar**: De gezichtjesschaal of een numerieke schaal is geschikt. De gezichtjesschaal is vaak beter, omdat kinderen het moeilijk kunnen vinden om pijn in een getal uit te drukken. Het kind wijst het gezichtje aan dat overeenkomt met de ervaren pijn [9](#page=9).
> **Tip:** Gebruik gedurende het hele meetproces steeds dezelfde schaal om consistentie te waarborgen [9](#page=9).
#### 2.2.4 Pijn bepalen bij patiënten met cognitieve of uitingsbeperkingen
Bij patiënten met verminderde cognitieve functies (bv. Alzheimer, psychose, hersenletsel) die niet verbaal kunnen reageren, is observatie de aangewezen methode. Belangrijke indicatoren zijn gelaatsuitdrukking, gedrag, ongewone bewegingen, stemgeluiden of spiercontracties, met name rond de ogen. Veranderingen in vitale parameters, zoals een verhoogde hartslag of bloeddruk, kunnen ook op pijn duiden [10](#page=10).
> **Tip:** Bij patiënten met dementie kan het lastig zijn om pijn te observeren en te scoren met een VAS-schaal. Specifieke meetschalen, zoals PACSLAC D, zijn hiervoor ontwikkeld [10](#page=10).
### 2.3 De rol van de verpleegkundige bij pijnbestrijding
De verpleegkundige speelt een cruciale rol in pijnbestrijding. Vanwege het intensieve patiëntencontact verzamelt de verpleegkundige veel informatie over de pijnervaring. Verpleegkundigen kunnen zelfstandig diverse interventies uitvoeren volgens protocollen, wat hen veel vrijheid biedt bij het verlichten van pijn. Hierbij hoort ook de verantwoordelijkheid om adequate zorg te verlenen en patiënten te informeren over pijn en pijnbestrijding [10](#page=10).
Een zorgzame en ondersteunende houding is essentieel, evenals een relatie van wederzijds vertrouwen tussen verpleegkundige en patiënt. De patiënt moet erop kunnen vertrouwen pijnstillende medicatie te krijgen bij behoefte, en de verpleegkundige erop dat de patiënt aangeeft wanneer hij pijn heeft [10](#page=10).
---
# Farmacologische en niet-farmacologische pijnbestrijding
Dit onderwerp biedt een overzicht van zowel medicamenteuze behandelingen, waaronder niet-opioïden, opioïden, het WHO-stappenplan en patiëntgecontroleerde analgesie, als niet-medicamenteuze methoden zoals warmte- en koudetherapie voor pijnbestrijding.
### 3.1 Principes voor pijnbestrijding
Bij de behandeling van pijn volgens de principes van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn vier standaardregels essentieel:
* **Oraal (per os):** Toediening via de mond heeft de voorkeur, ook voor opioïden [11](#page=11).
* **Op de klok (by the clock):** Medicatie dient op vaste tijdstippen te worden toegediend, afgestemd op de effectieve werkingsduur om een continu voldoende bloedspiegel te handhaven. Continue toediening kan de opioïdenbehoefte doen dalen en er dient 'escape medicatie' beschikbaar te zijn voor doorbraakpijn [11](#page=11).
* **Volgens de ladder (by the ladder):** Dit verwijst naar het toepassen van een gestructureerd stappenplan voor analgetica [11](#page=11).
* **Voor het individu (for the individual):** De medicatie dient individueel te worden afgestemd op de beleving van de patiënt, waarbij rekening wordt gehouden met individueel bepaalde plasmaspiegels [11](#page=11).
### 3.2 Farmacologische pijnbestrijding (analgetica)
Farmacologische analgetica worden onderverdeeld in niet-opioïden en opioïden. Niet-opioïden zijn 'gewone' pijnstillers, waarvan sommige zonder voorschrift verkrijgbaar zijn. Opioïden zijn 'sterke' pijnstillers en uitsluitend op voorschrift verkrijgbaar [11](#page=11).
#### 3.2.1 Niet-opioïden
Niet-opioïden verlichten pijn door te voorkomen dat stoffen die vrijkomen bij weefselbeschadiging een zenuwprikkeling kunnen veroorzaken. Hun pijnstillende werking is minder potent dan die van opioïden, waardoor ze voornamelijk worden ingezet bij lichte tot matige pijn. Deze groep middelen kan naast pijnstilling ook een koortsdempende (antipyretische) en soms een ontstekingsremmende (antiflogistische) werking hebben [11](#page=11).
#### 3.2.2 Opioïden
Opioïden hebben een krachtige pijnstillende werking en beïnvloeden de pijnbeleving significant. Vanwege potentieel ernstige bijwerkingen zijn ze primair geschikt voor hevige acute pijn of hevige chronische pijn die onvoldoende reageert op niet-opioïden. Een veelvoorkomende en hinderlijke bijwerking is obstipatie, waarvoor gelijktijdig gebruik van een laxeermiddel noodzakelijk is. Andere veelvoorkomende bijwerkingen zijn sufheid en ademhalingsdepressies. Bij langdurig gebruik kan gewenning optreden, wat leidt tot een toenemende behoefte aan hogere doseringen. Vanwege het verslavingsgevaar vallen de meeste opioïden onder de verdovingsmiddelen [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.2.3 Stappenplan volgens WHO
Voor de behandeling van ernstige chronische pijn is een stappenplan ontwikkeld. De gezamenlijke kankercentra adviseren de volgende stappen [12](#page=12):
* **Stap 1:** Oraal of rectaal een niet-opioïd, zoals paracetamol of een NSAID [12](#page=12).
* **Stap 2:** Een zwakwerkend opiaat (bijvoorbeeld codeïne) in combinatie met de medicatie uit stap 1 [12](#page=12).
* **Stap 3:** Sterkwerkende opiaten (zoals morfine of fentanyl), eventueel in combinatie met de medicatie uit stap 1 [12](#page=12).
Bij ernstig zieke patiënten is het gebruikelijk om deze stappen te doorlopen, en men kan een toename van gewenning aan opioïden waarnemen, wat kan leiden tot dosisverhogingen boven de maximale doseringen [12](#page=12).
#### 3.2.4 Patiëntgecontroleerde analgesie (PCA)
Patiëntgecontroleerde analgesie (PCA) is een succesvolle methode waarbij de patiënt zelf, binnen vooraf door de anesthesist vastgestelde grenzen, een dosis pijnstiller kan toedienen. Dit geeft patiënten meer controle over hun pijnstilling en resulteert in minder of geen pijn. Indien PCA via een infuuspomp verloopt, is er tussen de toedieningen een door de anesthesist ingestelde 'time out' periode. De pomp kan worden uitgelezen om te analyseren hoe vaak de patiënt om een dosis heeft gevraagd en hoe vaak deze daadwerkelijk is toegediend. Onderzoek toont geen significant verschil in de totale hoeveelheid gebruikte pijnstillers tussen patiënten met en zonder PCA [12](#page=12).
### 3.3 Niet-farmacologische pijnbestrijding
#### 3.3.1 Toepassen van warmtetherapie
Warmtetherapie kan worden ingezet wanneer de pijnanamnese aangeeft dat de patiënt hiervan verlichting ondervindt. Warmte vermindert de doorgifte van pijnsignalen door lokale effecten zoals verhoogde spierontspanning en verbeterde doorbloeding. Het wordt voornamelijk toegepast bij oppervlakkige pijn of pijn gerelateerd aan spanningen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit hotpacks, kruiken, warmwaterzakken, kersenpittenzakken of paraffineplakken. Toediening kan meerdere malen per dag plaatsvinden en gecombineerd worden met andere zorg [13](#page=13).
Contra-indicaties voor warmtetherapie omvatten gebieden die bestraald zijn, bloedende wonden en de eerste 24 uur na een trauma [13](#page=13).
#### 3.3.2 Toepassen van koudetherapie
Koudetherapie werkt pijnstillend door de doorbloeding te verminderen en ontstekingsverschijnselen te remmen. Het kan effectief zijn bij diepe pijn in combinatie met ontsteking, gewrichtspijnen of lokale pijn, met name bij patiënten bij wie dit uit de pijnanamnese blijkt. Koudetherapie wordt minimaal tweemaal daags op vaste tijden toegepast, met behulp van coldpacks of een zakje met ijsblokjes verpakt in een washandje. Het kan worden gecombineerd met verzorgingsactiviteiten, en de planning gebeurt in overleg met de patiënt [13](#page=13).
Contra-indicaties voor koudetherapie zijn onder andere nabijheid van een fentanylpleister, lymfeoedeem, verminderde doorbloeding, de ziekte van Raynaud, gebieden die bestraald zijn, en gebieden met een slechte doorbloeding [13](#page=13).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sensorische functies | Deze functies omvatten alle processen die betrokken zijn bij het waarnemen van prikkels uit de omgeving en het eigen lichaam, zoals tast, temperatuur, pijn en proprioceptie. Ze zijn essentieel voor de interactie met de omgeving en het behoud van homeostase. |
| Pijnbestrijding | Dit is het proces van het verminderen of elimineren van pijn bij een patiënt door middel van diverse interventies, waaronder farmacologische, niet-farmacologische en psychologische methoden. Het doel is het comfort en de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. |
| Lesdoelen | Specifieke leerresultaten die studenten aan het einde van een les of cursus moeten kunnen bereiken en demonstreren. Deze doelen geven richting aan het leerproces en de evaluatie ervan. |
| Woordverklaring | Een sectie die belangrijke termen en hun definities presenteert om begrip van de tekst te vergemakkelijken. Dit helpt lezers de specialistische terminologie te doorgronden. |
| Analgesie | Dit verwijst naar het proces van pijnbestrijding of het gebrek aan pijngevoel, vaak geïnduceerd door medicijnen zoals analgetica. Het is een cruciaal aspect van patiëntenzorg, vooral na chirurgie of bij chronische aandoeningen. |
| Bradycardie | Een medische term die een vertraagde hartfrequentie aanduidt, waarbij het aantal hartslagen per minuut lager is dan de normale ondergrens, doorgaans minder dan 60 slagen per minuut bij volwassenen. |
| Morbiditeit | Dit is de term voor de vatbaarheid voor bepaalde ziektes of het aantal personen in een populatie dat binnen een specifieke periode aan een bepaalde ziekte lijdt. Het geeft inzicht in de gezondheidstoestand van een bevolkingsgroep. |
| Mortaliteit | Het aantal sterfgevallen aan een bepaalde ziekte per tijdseenheid binnen een specifieke populatie. Dit is een belangrijke indicator voor de ernst van een ziekte en de effectiviteit van gezondheidszorginterventies. |
| Tachycardie | Een aandoening waarbij de hartslag abnormaal snel is. Bij volwassenen wordt dit doorgaans gedefinieerd als een hartfrequentie van meer dan 100 slagen per minuut in rust. |
| Pijnmodel van Loeser | Een theoretisch model dat de verschillende componenten van pijn (pijnprikkel, pijngewaarwording, pijnbeleving en pijngedrag) met elkaar in verband brengt. Het helpt bij het begrijpen van de complexe aard van pijn vanuit een biopsychosociaal perspectief. |
| Poorttheorie | Een theorie ontwikkeld door Melzack en Wall die stelt dat pijnsignalen via specifieke "poorten" in het ruggenmerg worden doorgelaten naar de hersenen. De activiteit van verschillende zenuwvezels kan deze poorten beïnvloeden, waardoor de pijnperceptie kan worden gemoduleerd. |
| Nociceptie | Het proces waarbij zenuwuiteinden (nociceptoren) worden gestimuleerd door schadelijke prikkels, wat leidt tot de afgifte van signalen die door het zenuwstelsel worden geïnterpreteerd als pijn. Dit is een cruciale stap in het menselijk pijnreactiesysteem. |
| Somatische pijn | Pijn die afkomstig is van huid, spieren, botten, gewrichten of bindweefsel. Deze pijn is vaak goed te lokaliseren en kan scherp, stekend of dof aanvoelen, afhankelijk van de betrokken weefsels. |
| Viscerale pijn | Pijn die afkomstig is van inwendige organen. Deze pijn is vaak slecht te lokaliseren, kan diffuus aanvoelen en wordt soms gerefereerd naar andere lichaamsdelen. |
| Neuropathische pijn | Pijn die ontstaat door schade aan het zenuwstelsel zelf, zowel perifeer als centraal. Dit kan leiden tot abnormale pijnsensaties zoals branden, prikken of elektrische schokken, ook zonder een duidelijke uitwendige prikkel. |
| Psychogene pijn | Pijn die geen duidelijke organische oorzaak heeft en voornamelijk wordt beïnvloed door psychologische factoren zoals stress, angst of depressie. Hoewel de pijn echt wordt ervaren, is er geen aantoonbaar pathologisch proces. |
| Visueel analoge schaal (VAS) | Een meetinstrument voor pijnintensiteit waarbij de patiënt een lijn op een schaal aangeeft die de ervaren pijn weerspiegelt. De lijn vertegenwoordigt een continuüm van geen pijn tot de ergst mogelijke pijn. |
| Numerieke rating schaal (NRS) | Een pijnschaal waarbij de patiënt een cijfer toekent aan de intensiteit van de pijn, meestal op een schaal van 0 (geen pijn) tot 10 (ergste pijn). Het is een veelgebruikte methode vanwege de eenvoud en snelheid. |
| Pijnanamnese | Een gestructureerd interview gericht op het verzamelen van informatie over de aard, locatie, intensiteit, duur, aard van de klachten, factoren die de pijn beïnvloeden en de impact ervan op het dagelijks leven van de patiënt. |
| Farmacologische pijnbestrijding | Het gebruik van medicijnen (analgetica) om pijn te verminderen. Dit omvat verschillende klassen van geneesmiddelen, zoals niet-opioïden en opioïden, elk met hun eigen indicaties en bijwerkingen. |
| Niet-opioïden | Een klasse van pijnstillers, zoals paracetamol en NSAID's, die effectief zijn bij lichte tot matige pijn. Ze werken door het remmen van de productie van stoffen die pijnperceptie mediëren. |
| Opioïden | Sterke pijnstillers die werken door te binden aan opioïdreceptoren in het centrale zenuwstelsel. Ze zijn effectief bij matige tot ernstige pijn, maar kunnen bijwerkingen zoals verslaving, obstipatie en ademhalingsdepressie veroorzaken. |
| Stappenplan volgens WHO | Een richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de farmacologische behandeling van pijn, die een geleidelijke escalatie van pijnmedicatie adviseert, beginnend met niet-opioïden en indien nodig overgaand op zwakke en sterke opioïden. |
| Patiëntgecontroleerde analgesie (PCA) | Een methode waarbij de patiënt zelf, binnen vooraf bepaalde grenzen, pijnmedicatie kan toedienen via een pomp. Dit geeft de patiënt meer controle over de pijnbestrijding en kan de effectiviteit verhogen. |
| Niet-farmacologische pijnbestrijding | Behandelingen die geen medicatie vereisen, maar gericht zijn op het verminderen van pijn. Voorbeelden zijn warmte- en koudetherapie, massage, ontspanningstechnieken en afleiding. |
| Warmtetherapie | De toepassing van warmte op pijnlijke gebieden om spierontspanning te bevorderen, de doorbloeding te verbeteren en de pijnoverdracht te verminderen. Dit kan verlichting bieden bij oppervlakkige pijn en spanningen. |
| Koudetherapie | De toepassing van koude op pijnlijke gebieden om de doorbloeding te verminderen, ontsteking te remmen en de pijngeleiding te vertragen. Het is effectief bij acute letsels en ontstekingsprocessen. |