Civil Procedure
Cover
10 - thema 6 - rechtshandhaving.pptx
Summary
# De rechterlijke macht en haar organisatie
Dit hoofdstuk behandelt de structuur en organisatie van de rechterlijke macht in België, inclusief de verschillende rechtbanken en hoven op nationaal en supranationaal niveau.
## 1.1 Organisatie van de rechterlijke orde
De rechterlijke orde omvat het gerechtelijk privaatrecht (het gemeen recht, vastgelegd in het Gerechtelijk Wetboek uit 1967) en de strafvordering. Daarnaast bestaat er een gerechtelijk publiekrecht, met bijzondere regelingen voor specifieke colleges. De scheiding tussen burgerlijke en strafrechtelijke rechtbanken is niet altijd strikt, aangezien rechtbanken zoals de rechtbank van eerste aanleg zowel burgerlijke als strafkamers kunnen hebben.
### 1.1.1 Indeling van de rechtbanken
De rechtbanken kunnen worden ingedeeld op basis van verschillende criteria:
* **Type geschil:**
* Burgerlijke rechtbanken voor privaatrechtelijke geschillen.
* Strafrechtbanken voor strafzaken.
* Publiekrechtelijke rechtbanken voor geschillen met de overheid.
* **Niveau:**
* **Lagere rechtbanken:** Vredegerecht, Politierechtbank, Ondernemingsrechtbank, Arbeidsrechtbank, Rechtbank van eerste aanleg, Jeugdrechtbank, Kamer voor familiaal vermogensrecht.
* **Hogere rechtbanken:** Arbeidshof, Hof van Beroep, Hof van Assisen, Hof van Cassatie, Grondwettelijk Hof, Raad van State.
De rechtbanken worden verder onderverdeeld in verschillende afdelingen en kamers, zoals:
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Afdeling burgerlijke rechtbank (met o.a. beslagrechter, fiscale kamer, beroep), afdeling correctionele rechtbank (met o.a. onderzoeksrechter, raadkamer, beroep), afdeling familie- en jeugdrechtbank (met kamers voor jeugd, uithandengeving, familie, minnelijke schikking) en afdeling strafuitvoeringsrechtbank.
* **Jeugdrechtbank en Familie-kamer:** Specialisatie binnen de rechtbanken.
* **Burgerlijke rechtbank en Correctionele rechtbank:** Afdelingen binnen de rechtbank van eerste aanleg.
### 1.1.2 Territoriale bevoegdheid
De territoriale bevoegdheid bepaalt over welk rechtsgebied een rechtbank macht heeft.
* **Supranationaal niveau:**
* Gerecht en Hof van Justitie van de Europese Unie (Luxemburg): Behandelt onder andere prejudiciële vragen.
* Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Straatsburg): Behandelt schendingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
* Benelux Gerechtshof (Luxemburg).
* Internationaal Gerechtshof (staten) en Internationaal Strafhof (Den Haag) op internationaal niveau.
* **Nationaal niveau:**
* **Hof van Cassatie, Raad van State, Grondwettelijk Hof:** Dit zijn de hoogste nationale instanties.
* **Hoven van Beroep en Arbeidshoven:** Deze hebben een ressort dat bestaat uit meerdere arrondissementen (5 ressorten voor de hoven van beroep). De Afdeling Arbeidshof is provinciaal georganiseerd.
* **Arbeidsrechtbanken en Ondernemingsrechtbanken:** Deze zijn georganiseerd op arrondissementieel niveau.
* **Rechtbanken van eerste aanleg:** Ook op arrondissementieel niveau georganiseerd (in principe provinciaal), met afdelingszetels in de ‘oude’ arrondissementen.
* **Politierechtbanken:** Op arrondissementieel niveau.
* **Vredegerechten:** Op kanton-niveau (162 kantons in totaal).
* **Uitzondering:** Het Hof van Assisen is provinciaal georganiseerd.
### 1.1.3 Materiële bevoegdheid
De materiële bevoegdheid bepaalt over welk soort zaken een rechtbank mag oordelen.
* **Strafzaken:**
* Misdaden worden behandeld door het Hof van Assisen.
* Wanbedrijven vallen onder de bevoegdheid van de Correctionele rechtbank.
* Overtredingen worden berecht door de Politierechtbank.
* Concepten als 'correctionalisering' (een overtreding die als wanbedrijf wordt behandeld) en 'contraventionalisering' (een wanbedrijf dat als overtreding wordt behandeld) spelen hierbij een rol.
* **Privaatrechtelijke zaken:** De materie kan variëren en onderverdeeld zijn in burgerlijke, sociale/arbeidszaken en economische zaken. De bevoegdheid kan ook afhangen van de aanleg (eerste aanleg, hoger beroep, etc.).
## 1.2 Fundamentele rechten en principes
Het recht op een eerlijk proces is een cruciaal principe dat verankerd is in artikel 13 van de Belgische Grondwet en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel is rechtstreeks toepasselijk en België is er al meermaals voor veroordeeld. Essentiële elementen van dit recht, die zowel in burgerlijke als strafzaken van toepassing zijn, omvatten:
* **Wettelijk geregelde rechtbank:** De rechter moet wettelijk zijn ingesteld.
* **Openbaarheid van de zittingen:** Tenzij er wettelijke uitzonderingen zijn (bv. voor de onderzoeksrechter, raadkamer, strafuitvoeringsrechtbank).
* **Gemotiveerde uitspraken:** De rechter moet zijn beslissing motiveren.
* **Onafhankelijke en onpartijdige rechter:** De rechter mag geen belang hebben bij de zaak.
* **Redelijke termijn:** Een zaak moet binnen een redelijke termijn worden afgehandeld.
* **Recht op tegenspraak:** Partijen moeten de kans krijgen om hun standpunten kenbaar te maken.
## 1.3 De actoren van justitie
Verschillende actoren spelen een rol in het gerechtelijk systeem:
### 1.3.1 Magistraten
* **Zittende magistratuur:** Dit zijn de rechters die oordelen en onafhankelijk zijn.
* **Staande magistratuur:** Dit is het Openbaar Ministerie (OM), dat één en ondeelbaar is. Het Openbaar Ministerie kan een positief injunctierecht uitoefenen, wat betekent dat de minister de procureur-generaal kan gelasten een zaak te vervolgen.
* In strafzaken is het OM belast met het onderzoeken, vervolgen en uitvoeren van straffen.
* In andere zaken geeft het OM advies en vordert het de nietigverklaring van akten.
* **Lekenrechters:** In de Arbeidsrechtbank, Ondernemingsrechtbank, Hof van Assisen en Strafuitvoeringsrechtbank zetelen ook lekenrechters.
### 1.3.2 Advocaten
Advocaten zijn zelfstandig en vertegenwoordigd door de Orde van Advocaten (balie). Zij hebben het pleitmonopolie en bieden vertegenwoordiging. Daarnaast kunnen ze gerechtelijke bijstand verlenen, buitengerechtelijk advies geven en optreden als bemiddelaar, curator of bewindvoerder.
### 1.3.3 Gerechtsdeurwaarders
Gerechtsdeurwaarders zijn zelfstandige openbare ambtenaren die instaan voor officiële vaststellingen, betekeningen en de uitvoering van beslissingen (zoals beslag).
### 1.3.4 Griffiers en griffiepersoneel
Zij vormen het "secretariaat" van de rechtbank en ondersteunen de administratieve werking.
### 1.3.5 Justitiehuizen
Deze zijn arrondissementeel georganiseerd en hebben als taken het doorverwijzen van zaken en het bieden van ondersteuning via justitieassistenten (slachtofferonthaal, sociaal onderzoek, bemiddeling). Ze bevorderen ook het overleg tussen de actoren van justitie.
### 1.3.6 Notaris
Een notaris is een openbaar ambtenaar die een vrij beroep uitoefent. Hij/zij stelt authentieke akten op en kan ook buitengerechtelijk optreden.
### 1.3.7 Overige actoren
Paralegals, erkende bemiddelaars, gerechtsdeskundigen (via een nationaal register bij de FOD Justitie), bedrijfsjuristen, juridisch deskundigen, beëdigde vertalers en tolken spelen ook een rol in het juridisch proces.
## 1.4 Procesrechtelijke aspecten
### 1.4.1 Procedureverloop in burgerlijke zaken
Het proces in burgerlijke zaken verloopt in verschillende stappen:
1. **Inleiden van de zaak:** Dit gebeurt via een inleidende akte die de partijen, het geschil, de rechtbank en de datum van de zitting vermeldt. Meestal gebeurt dit via een dagvaarding (een exploot van de deurwaarder). Soms ook via een (tegensprekelijk) verzoekschrift dat wordt neergelegd bij de griffie, of uitzonderlijk via een gezamenlijk verzoek (PV Vrijwillige verschijning) bij hoogdringendheid.
2. **Argumenteren:** De partijen presenteren hun standpunten, zowel feitelijk als juridisch. Dit kan leiden tot een proces in een proces (het formele gedeelte). Conclusies, overtuigingsstukken en bewijsstukken worden uitgewisseld.
3. **Openbare terechtzitting:** De zaak wordt publiekelijk bepleit op een bepaalde rechtsdag of pleitdatum.
4. **Uitspraak:** De rechter doet uitspraak na een periode van beraad. Als een zaak niet direct kan worden uitgesproken, kan deze "naar de rol" worden verzonden, wat een uitstel tot nader order betekent.
### 1.4.2 Het rollenspel en lijdelijkheid van de rechter
* **De algemene rol (AR):** Bevat alle zaken van een rechtbank, chronologisch op datum van inleiding.
* **De zittingsrol:** Bevat alle zaken die voor een specifieke zitting zijn opgeroepen. Hier worden zaken behandeld voor pleidooi, verstek, instaatstelling, sluiten van debatten, advies, etc.
* **"Naar de rol laten verzenden" of "weglaten van de (zittings)rol":** Betekent het onbepaald uitstellen van een zaak.
* **Rolregeling:** Afspraken tussen partijen of een beslissing van de rechter op verzoek.
* **Lijdelijkheid van de rechter:** De rechter is in principe passief en wacht op de actie van de partijen. Er zijn echter pogingen om de rechter te activeren via proceskalenders.
### 1.4.3 De uitspraak
Een uitspraak (vonnis of arrest) kan:
* **Openbaar:** De uitspraak is in principe publiek toegankelijk.
* **Tussenvonnis of eindvonnis/tussenarrest en eindarrest:** Het kan een tussenbeslissing zijn of een definitieve beslissing.
* **Gemotiveerd:** De rechter moet de redenen voor zijn beslissing geven.
* **Gezag van gewijsde:** Een beslist punt kan niet meer bediscussieerd worden in een andere zaak (relatief gezag van gewijsde).
* **Kracht van gewijsde:** Na het verstrijken van de termijn voor rechtsmiddelen is de uitspraak definitief en kan ze niet meer gewijzigd worden (absoluut gezag van gewijsde).
Een uitspraak beslist over de toelaatbaarheid en ontvankelijkheid van de vordering, de gegrondheid van de zaak en de kosten.
### 1.4.4 Gerechtskosten
* **Rolrechten:** De kosten om een zaak aanhangig te maken. De eiser schiet deze voor, de verliezer betaalt, tenzij de kosten nutteloos waren. De bedragen zijn wettelijk bepaald.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Een tussenkomst van de verliezende partij in de advocaatskosten van de winnende partij. Dit is enkel van toepassing indien een advocaat optrad en dekt niet alle advocaatskosten. Wettelijke barema's gelden, maar de rechter kan deze aanpassen.
* **Kosten van rechtsingang:** Bv. een deurwaardersexploot is duurder dan een verzoekschrift.
* **Kosten van deskundigen, vertalers en tolken:** Deze worden ook verrekend volgens specifieke regels.
### 1.4.5 Uitvoering (executie)
Na de uitspraak kan de beslissing vrijwillig worden uitgevoerd, of gedwongen.
* **Gedwongen uitvoering:** Vereist een "expeditie" of "uitgifte" (eventueel met exequatur) die wordt betekend. Dit leidt meestal tot beslag.
* **Uitvoerbaarheid bij voorraad:** De beslissing is uitvoerbaar, ook al is er nog een rechtsmiddel mogelijk.
* **Risico van insolvabiliteit:** Kan worden afgedekt door verzekeringen of fondsen.
### 1.4.6 Aanleg en rechtsmiddelen
Een uitspraak is niet altijd definitief.
* **Principe:** Tegen een uitspraak in eerste aanleg is een rechtsmiddel mogelijk, tenzij het zeer kleine veroordelingen betreft, procedurele regelingen of indien partijen akkoord gaan (akkoordvonnis) of berusten.
* **Termijn:** Rechtsmiddelen moeten binnen een bepaalde termijn (na betekening) worden ingesteld.
#### 1.4.6.1 Gewone rechtsmiddelen
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis (wanneer een partij niet aanwezig was), wordt ingesteld voor dezelfde rechter.
* **Hoger beroep:** Zowel feiten als recht worden opnieuw beoordeeld door een hogere rechtbank. Dit is de tweede aanleg.
#### 1.4.6.2 Buitengewone rechtsmiddelen
* **Cassatieberoep:** Enkel gericht tegen de schending van de wet (het recht), niet tegen de feiten. Dit kan enkel na de laatste aanleg. Indien de zaak wordt gecasseerd, wordt ze verwezen naar een andere rechtbank voor een nieuwe behandeling (een tweede verwijzing is bindend).
* **Derdenverzet:** Een rechtsmiddel voor derden die door een uitspraak benadeeld worden zonder daarin te zijn tussengekomen.
* **Herroeping van gewijsde:** Tegen een definitieve uitspraak, in uitzonderlijke omstandigheden zoals bedrog of nieuwe bewijzen.
* **Verhaal op de rechter:** Een buitengewoon rechtsmiddel tegen fouten van de rechter zelf.
* **Intrekking:** De mogelijkheid om een uitspraak in te trekken onder bepaalde voorwaarden.
## 1.5 Bewijsrecht
### 1.5.1 Bewijs van wat?
In principe hoeft het recht niet bewezen te worden ("ius novit curia"); de rechter kent het recht. Wel moeten de juridische grondslagen worden aangevoerd. Bewijs is dus vereist voor:
* **De feiten:** Zowel rechtsfeiten (gebeurtenissen met rechtsgevolgen) als rechtshandelingen (bewuste handelingen met rechtsgevolgen).
* Het bewijsrecht is gereglementeerd, deels omwille van rechtszekerheid, kosten en het voorkomen van vervalsingen. Het kan verschillen per rechtstak, maar er is een gemeen bewijsrecht (Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek).
### 1.5.2 Bewijslast of bewijsrisico
* **Actori incumbit probatio:** Wie iets beweert, moet het bewijzen.
* **Uitzonderingen:** Notoriteit (algemeen bekende feiten) en de medewerkingsplicht van partijen (en zelfs derden).
### 1.5.3 Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen kunnen buitengerechtelijk of gerechtelijk zijn.
#### 1.5.3.1 Buitengerechtelijke bewijsmiddelen
* **Schriftelijk bewijs:**
* **Onderhandse akte:** Een document opgesteld door partijen zelf.
* **Authentieke akte:** Een document opgesteld door een bevoegde ambtenaar (bv. notaris).
* **Vereist:** Voor rechtshandelingen boven een bepaald bedrag (artikel 8.9 BW, momenteel € 3.500,00) is een geschrift vereist. Getuigenissen tegen een geschrift zijn dan niet toegelaten.
* **Uitzonderingen:** Geldt niet voor ondernemingszaken (artikel 8.4 BW) en arbeidsovereenkomsten, of indien er sprake is van morele of fysieke onmogelijkheid om een geschrift te verkrijgen.
* **Begin van geschreven bewijs:** Kan worden aangevuld met andere bewijsmiddelen (bv. WhatsApp-berichten, boekhouding, dagboek).
* **Getuigen:** Personen die verklaringen komen afleggen. Dit is vooral relevant voor feiten en bij rechtshandelingen onder het wettelijk bepaalde bedrag. 'Instrumentele getuigen' (bv. bij een huwelijk) bewijzen de handeling zelf, niet de inhoud ervan.
* **V পার্থক্যs:**
* **Feitelijke vermoedens:** Gevormd op basis van de innerlijke overtuiging van de rechter. Ze moeten ernstig, overeenstemmend en onderbouwd zijn, en enkel indien getuigenissen toegelaten zijn.
* **Wettelijke vermoedens:**
* *Iuris tantum*: Een weerlegbaar vermoeden. De wet bepaalt dat iets geacht wordt waar te zijn, maar het tegendeel kan bewezen worden.
* *Iuris et de iure*: Een onweerlegbaar vermoeden. Dit kan niet weerlegd worden.
* **Bekentenis:** Een verklaring van een partij die nadelig is voor haarzelf. Bekentenissen zijn onsplitsbaar en kunnen schriftelijk of mondeling gebeuren.
#### 1.5.3.2 Gerechtelijke bewijsmiddelen
* **Bekentenis:** Kan ook voor de rechter worden afgelegd.
* **Getuigenis:** Wordt afgelegd in strafzaken (tijdens vooronderzoek, onderzoek en procedure) en burgerlijke zaken (na aanbod, tussenvonnis, eed of PV).
* **Eed:** Een plechtige verklaring onder eed. Kan gedingbeslissend zijn (beslecht het geschil) of ambtshalve worden opgelegd.
* **Plaatsopneming:** De rechter bezoekt ter plaatse om de situatie te beoordelen.
* **Deskundig onderzoek of expertise:** Een deskundige wordt aangesteld om een technisch advies te geven na een voorverslag, opmerkingen en een eindverslag. De waarde van dit advies is ter beoordeling van de rechter.
### 1.5.4 Vaste datum
Een akte krijgt een vaste datum door registratie bij een kantoor of een authentieke akte. Dit is belangrijk voor de tegenstelbaarheid van de akte aan derden. Na het bekomen van een vaste datum kan de inhoud van de akte niet meer eenzijdig gewijzigd worden, bijvoorbeeld na overlijden van een partij. Er zijn enkele uitzonderingen in bijzondere rechtstakken.
## 1.6 Toegang tot justitie
Toegang tot justitie is een fundamenteel recht dat op verschillende niveaus wordt ondersteund:
* **Eerstelijnsbijstand:** Verleend door vakbonden, wetswinkels, consumentenverenigingen en centra voor algemeen welzijn. Dit omvat eerste advies en doorverwijzing.
* **Tweedelijnsbijstand:** Wordt verleend door pro deo advocaten aan personen die niet de middelen hebben om juridische hulp te betalen.
## 1.7 De organisatie van de rechterlijke macht: een overzicht
De Belgische rechterlijke macht is hiërarchisch opgebouwd, van de lokale Vredegerechten tot het hoogste Hof van Cassatie. De bevoegdheid van elke rechtbank wordt bepaald door zowel de aard van de zaak (materiële bevoegdheid) als het geografisch gebied (territoriale bevoegdheid). Internationale en supranationale hoven spelen ook een rol in het Belgische rechtsbestel. De principes van een eerlijk proces, zoals de openbaarheid van de zittingen en het recht op tegenspraak, zijn fundamenteel. De verschillende actoren, van magistraten tot advocaten en gerechtsdeurwaarders, werken samen om het recht te doen naleven. Het bewijsrecht regelt hoe feiten en rechtshandelingen bewezen moeten worden, en het rechtsmiddelenrecht biedt mogelijkheden om uitspraken aan te vechten. Toegang tot justitie wordt gewaarborgd door diverse vormen van bijstand.
---
# Controle op naleving van het recht door de rechtbanken
Dit onderwerp behandelt de diverse manieren waarop rechtbanken toezien op de naleving van het recht, met aandacht voor fundamentele rechten, de betrokken actoren, procedurele aspecten en het bewijsrecht.
### 2.1 Organisatie van de rechterlijke macht
De rechterlijke macht is georganiseerd in verschillende types rechtbanken, zowel wat betreft de aard van de geschillen (burgerlijk, strafrechtelijk, publiekrechtelijk) als hun bevoegdheid.
#### 2.1.1 Territoriale bevoegdheid
De territoriale bevoegdheid bepaalt over welk rechtsgebied een rechtbank bevoegd is ($ratione\ loci$). Dit kan supranationaal (Gerecht en Hof van Justitie EU, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Benelux Gerechtshof, Internationaal Gerechtshof, Internationaal strafhof) of nationaal zijn. Op nationaal niveau is er een hiërarchie, met de hoogste rechtbanken (Hof van Cassatie, Raad van State, Grondwettelijk Hof) en lagere rechtbanken.
* **Hoven van Beroep** kennen een ressort (bv. vijf afdelingen) en zijn bevoegd over een bepaald rechtsgebied.
* **Arrondissementen** (in principe provinciaal niveau) hebben een Rechtbank van eerste aanleg met een volheid van bevoegdheid en daaraan verbonden afdelingszetels. Daarnaast zijn er de Politierechtbank en het Arrondissementsrechtbank.
* **Kantons** kennen de Vredegerechten.
#### 2.1.2 Materiële bevoegdheid
De materiële bevoegdheid bepaalt over welk soort zaken een rechtbank bevoegd is ($ratione\ materiae$). Dit onderscheid is cruciaal voor strafzaken (misdaden, wanbedrijven, overtredingen) en privaatrechtelijke zaken (burgerlijke, sociale/arbeidszaken, economische zaken). Er is ook sprake van verschillende aanleggen voor de behandeling van zaken.
### 2.2 Fundamentele rechten en principes
Het recht op een eerlijk proces is een toetssteen van alle rechtspraak en is verankerd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 6 EVRM). Dit principe kent een rechtstreekse werking.
Belangrijke elementen van het recht op een eerlijk proces omvatten:
* Een wettelijk geregelde rechtbank.
* Openbaarheid van de terechtzitting (met uitzonderingen).
* Een gemotiveerde uitspraak.
* Een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
* De behandeling binnen een redelijke termijn.
* Het recht op tegenspraak.
### 2.3 De actoren van justitie
Verschillende actoren spelen een rol in de gerechtelijke procedure:
* **Magistraten:** Zittende magistraten (rechters) oordelen onafhankelijk.staande magistraten maken deel uit van het Openbaar Ministerie (parket) en onderzoeken, vervolgen en voeren straffen uit. Ze geven ook advies in andere zaken. Lekenrechters komen voor in specifieke rechtbanken.
* **Advocaten:** Zij zijn zelfstandig, vertegenwoordigen partijen en hebben een pleitmonopolie. Ze verlenen ook buitengerechtelijk advies en treden op als bemiddelaar, curator of bewindvoerder.
* **Gerechtsdeurwaarders:** Zij zijn zelfstandige openbare ambtenaren en staan in voor officiële vaststellingen, betekeningen en de uitvoering van beslissingen (zoals beslag).
* **Griffiers en griffiepersoneel:** Zij vormen het "secretariaat" van de rechtbank.
* **Justitiehuizen:** Deze arrondissementeel georganiseerde centra bieden eerste bijstand, verwijzen door en huisvesten justitieassistenten die instaan voor slachtofferonthaal, sociaal onderzoek en bemiddeling.
* **Notarissen:** Zij zijn openbare ambtenaren en vrije beroepsbeoefenaars die buitengerechtelijke akten opstellen.
* **Paralegals en andere professionals:** Erkende bemiddelaars, gerechtsdeskundigen (nationaal register FOD Justitie), bedrijfsjuristen, beëdigde vertalers en tolken spelen eveneens een rol.
### 2.4 Procesrechtelijke aspecten
Het procedureverloop, zowel in burgerlijke als strafzaken, omvat verschillende fasen:
#### 2.4.1 Procedureverloop in burgerlijke zaken
1. **Inleiding:** Dit kan via een dagvaarding (door deurwaardersexploot) of een verzoekschrift (tegensprekelijk of eenzijdig). Een gezamenlijk verzoek is ook mogelijk.
2. **Argumentatie:** Partijen argumenteren in feite en in rechte, met conclusies en bewijsstukken.
3. **Openbare terechtzitting:** De zaak wordt bepleit op een rechtsdag of pleitdatum.
4. **Uitspraak:** Na beraadslaging doet de rechter uitspraak.
* **Tip:** Als een zaak niet klaar is, kan deze naar de rol verzonden worden, wat een uitstel tot nader order betekent.
#### 2.4.2 Het rollenspel
* **De algemene rol (AR):** Bevat alle zaken van een rechtbank chronologisch op datum van inleiding.
* **De zittingsrol:** Bevat alle zaken die voor een specifieke zitting zijn opgeroepen.
* "Naar de rol laten verzenden" of "weglaten van de (zittings)rol" betekent een onbepaald uitstel.
* De rechter is traditioneel lijdelijk, maar er zijn pogingen tot activering via proceskalenders.
#### 2.4.3 De uitspraak
Een uitspraak is openbaar, kan een tussenvonnis of eindvonnis zijn, en is gemotiveerd.
* **Gezag van gewijsde:** Een specifiek punt kan niet meer bediscussieerd worden.
* **Kracht van gewijsde:** Na het verstrijken van de rechtsmiddelentermijn is de uitspraak absoluut en kan deze niet meer gewijzigd worden.
De uitspraak beslist over de toelaatbaarheid, ontvankelijkheid, gegrondheid en kosten van de zaak.
#### 2.4.4 Gerechtskosten
* **Rolrechten:** Kosten om een zaak aanhangig te maken, voorgeschoten door de eiser en te betalen door de verliezer.
* **Rechtsplegingsvergoeding (RPV):** Tussenkomst van de verliezende partij in de kosten van de advocaat van de winnende partij, berekend volgens wettelijke barema's.
* **Kosten van rechtsingang:** Kosten zoals deurwaardersexploten.
* **Kosten van deskundigen, vertalers en tolken:** Volgens specifieke reglementering.
#### 2.4.5 Uitvoering (executie)
Nadat een vonnis is uitgesproken, kan de tenuitvoerlegging vrijwillig gebeuren of gedwongen (meestal via beslag).
#### 2.4.6 Aanleg en rechtsmiddelen
Tegen een uitspraak is in principe een rechtsmiddel mogelijk, tenzij het om zeer kleine veroordelingen of procedurele regelingen gaat.
* **Gewone rechtsmiddelen:**
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis, voor dezelfde rechter.
* **Hoger beroep:** Behandelt feiten en recht opnieuw bij een hogere rechtbank (tweede aanleg).
* **Buitengewone rechtsmiddelen:**
* **Cassatieberoep:** Enkel gericht op de schending van het recht, na de laatste aanleg. Bij cassatie volgt verwijzing naar een andere rechtbank.
* Andere buitengewone rechtsmiddelen zijn derdenverzet, herroeping van gewijsde, verhaal op de rechter en intrekking.
### 2.5 Bewijsrecht
Het bewijsrecht regelt hoe feiten die relevant zijn voor een juridisch geschil bewezen moeten worden.
#### 2.5.1 Bewijs van wat?
In principe hoeft het recht zelf niet bewezen te worden ($ius\ novit\ curia$). Wel moeten de juridische grondslagen van een vordering worden vermeld. Het bewijs spitst zich toe op de feiten (rechtsfeiten en rechtshandelingen).
#### 2.5.2 Bewijs van rechtsfeiten en rechtshandelingen
* **Bewijslast of bewijsrisico:** De regel is $actori\ incumbit\ probatio$ (wie iets beweert, moet het bewijzen), tenzij het notoir is of er een medewerkingsplicht geldt.
* **Bewijsmiddelen:** Deze kunnen buitengerechtelijk of gerechtelijk zijn.
#### 2.5.3 Buitengerechtelijke bewijsmiddelen
* **Schriftelijk bewijs:** Van rechtshandelingen is vereist boven een bepaald bedrag ($3.500,00\ EUR$ in het gemeen recht, met uitzonderingen voor ondernemingszaken en arbeidsovereenkomsten). Een begin van geschreven bewijs kan volstaan.
* **Akte:** Authentieke (opgesteld door notaris of ambtenaar) of onderhandse (opgesteld door partijen zelf).
* **Getuigenbewijs:** Vooral van feiten, en indien de waarde van de rechtshandeling onder het wettelijk bepaalde bedrag ligt.
* **V পার্থক্য:** Feitelijke vermoedens (door de rechter ingegeven, indien ernstig en overeenstemmend, en indien getuigenbewijs is toegestaan) en wettelijke vermoedens ($iuris\ tantum$ – weerlegbaar, of $iuris\ et\ de\ iure$ – onweerlegbaar).
* > **Tip:** Een $iuris\ tantum$ vermoeden kan weerlegd worden door tegenbewijs, terwijl een $iuris\ et\ de\ iure$ vermoeden onweerlegbaar is.
* **Bekentenis:** Kan schriftelijk, mondeling of via opname gebeuren, maar is onsplitsbaar.
#### 2.5.4 Gerechtelijke bewijsmiddelen
* **Bekentenis, getuigenis, eed, plaatsopneming, deskundig onderzoek/expertise.**
* De waarde van een deskundig verslag is die van een advies.
#### 2.5.5 Vaste datum
Een akte krijgt een vaste datum door authentieke opstelling of registratie, wat belangrijk is voor de tegenstelbaarheid aan derden.
### 2.6 Toegang tot justitie
* **Eerstelijnsbijstand:** Vakbonden, wetswinkels, consumentenverenigingen en Centra voor Algemeen Welzijn verlenen eerste raad en doorverwijzing.
* **Tweedelijnsbijstand:** Pro deo advocaten verlenen juridische bijstand aan minder vermogenden.
---
# Toegang tot justitie
Dit hoofdstuk behandelt de toegankelijkheid van het rechtssysteem, inclusief de verschillende niveaus van juridische bijstand.
## 3. Toegang tot justitie
### 3.1 Eerstelijnsbijstand
Eerstelijnsbijstand omvat de initiële juridische hulp die burgers kunnen ontvangen. Deze hulp wordt geboden door diverse instanties die gericht zijn op het geven van eerste advies en het doorverwijzen naar de juiste instanties indien nodig.
* **Instanties die eerstelijnsbijstand verlenen:**
* Vakbonden
* Wetswinkels
* Consumentenverenigingen
* Centra voor Algemeen Welzijn (CAW)
Deze diensten bieden fundamenteel advies en begeleiden burgers bij het navigeren door het rechtssysteem, met als doel hen wegwijs te maken en zo nodig door te verwijzen voor verdere juridische stappen.
### 3.2 Tweedelijnsbijstand
Tweedelijnsbijstand verwijst naar meer gespecialiseerde juridische hulp, met name de bijstand van een advocaat.
* **Pro Deō Advocaat:** Dit is de term die gebruikt wordt voor een advocaat die juridische bijstand verleent aan personen die niet de financiële middelen hebben om deze zelf te bekostigen. Dit systeem zorgt ervoor dat ook minder gegoede burgers toegang hebben tot juridische vertegenwoordiging en advies, wat essentieel is voor een eerlijk proces.
> **Tip:** Het onderscheid tussen eerstelijns- en tweedelijnsbijstand is cruciaal om te begrijpen hoe juridische hulp gestructureerd is. Eerstelijnsbijstand is laagdrempelig en gericht op informatie en doorverwijzing, terwijl tweedelijnsbijstand gespecialiseerde juridische vertegenwoordiging inhoudt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gerechtelijk recht | Het recht dat de organisatie en werking van de rechterlijke macht regelt, inclusief de procedures en de geschillenbeslechting. Dit omvat zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke aspecten. |
| Rechterlijke macht | De organen die belast zijn met de rechtspraak in een staat, bestaande uit rechters en openbare aanklagers, die de wet toepassen en geschillen beslechten. |
| Burgerlijke rechtbanken | Rechtbanken die bevoegd zijn voor geschillen op het gebied van het privaatrecht, zoals familiezaken, contracten en eigendomsrechten. |
| Strafrechtbanken | Rechtbanken die bevoegd zijn voor het berechten van strafzaken, variërend van lichte overtredingen tot zware misdaden. |
| Publiekrechtelijke rechtbanken | Rechtbanken die bevoegd zijn voor geschillen waarbij de overheid betrokken is, zoals administratieve geschillen en fiscale zaken. |
| Territoriale bevoegdheid (ratione loci) | De bevoegdheid van een rechtbank om te oordelen over zaken die zich afspelen binnen een bepaald geografisch gebied. |
| Materiële bevoegdheid (ratione materiae) | De bevoegdheid van een rechtbank om te oordelen over een specifiek type zaken, ongeacht waar deze zich voordoen. |
| Recht op eerlijk proces | Een fundamenteel recht dat garandeert dat iedereen toegang heeft tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter, binnen een redelijke termijn, en met de mogelijkheid tot verdediging. |
| Magistraten | Personen die een ambt bekleden binnen de rechterlijke macht; dit kunnen rechters (zittende magistratuur) of leden van het openbaar ministerie (staande magistratuur) zijn. |
| Openbaar Ministerie (OM) | De staande magistratuur, belast met het onderzoeken van strafbare feiten, het vervolgen van verdachten en het doen uitvoeren van straffen. |
| Advocaat | Een onafhankelijke rechtsprofessional die juridische bijstand verleent aan cliënten, hen vertegenwoordigt in rechte en advies geeft. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een zelfstandig openbaar ambtenaar belast met het betekenen van gerechtelijke stukken, het uitvoeren van vonnissen en het doen van officiële vaststellingen. |
| Griffier | Een medewerker van de rechtbank die instaat voor het administratieve secretariaat, het opstellen van akten en het beheer van het gerechtelijk dossier. |
| Justitiehuis | Een organisatie die, op arrondissementeel niveau, eerstelijnsjuridische bijstand verleent en doorverwijst, en ondersteuning biedt aan slachtoffers en bemiddeling. |
| Notaris | Een openbaar ambtenaar die authentieke akten opstelt, zoals huwelijkscontracten, testamenten en vastgoedtransacties, en die een vrij beroep uitoefent. |
| Procesrecht | Het geheel van regels dat de procedure bepaalt voor het voeren van een gerechtelijke procedure, van het inleiden van de zaak tot de tenuitvoerlegging van de uitspraak. |
| Dagvaarding | Een officiële akte waarmee een partij een andere partij oproept om voor de rechtbank te verschijnen. |
| Verzoekschrift | Een schriftelijk verzoek aan de rechtbank, dat in bepaalde gevallen gebruikt kan worden om een zaak in te leiden, ter vervanging van een dagvaarding. |
| Conclusies | Schriftelijke argumenten die partijen neerleggen bij de rechtbank, waarin zij hun feitelijke en juridische standpunten uiteenzetten. |
| Vonnis/Arrest | De beslissing van een rechtbank of hof. Een vonnis wordt uitgesproken door een rechtbank, een arrest door een hof. |
| Gezag van gewijsde | Het principe dat een definitieve gerechtelijke beslissing bindend is en niet meer kan worden aangevochten, tenzij via specifieke rechtsmiddelen. |
| Rechtsmiddelen | Middelen die partijen ter beschikking staan om een gerechtelijke beslissing aan te vechten, zoals verzet, hoger beroep en cassatie. |
| Verzet | Een rechtsmiddel tegen een verstekvonnis, ingesteld voor dezelfde rechter die het oorspronkelijke vonnis heeft uitgesproken. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat aan een hogere rechtbank wordt voorgelegd om een beslissing van een lagere rechtbank te laten toetsen op feiten en recht. |
| Cassatieberoep | Een rechtsmiddel dat aan het Hof van Cassatie wordt voorgelegd om te controleren of de lagere rechter de wet correct heeft toegepast, zonder de feiten opnieuw te beoordelen. |
| Bewijsrecht | Het geheel van regels dat bepaalt hoe feiten en rechtshandelingen in een gerechtelijke procedure moeten worden bewezen. |
| Bewijslast (Actori incumbit probatio) | Het principe dat degene die zich op een feit beroept, dit feit ook moet bewijzen. |
| Schriftelijk bewijs | Bewijs geleverd door middel van documenten, zoals onderhandse akten of authentieke akten. |
| Authentieke akte | Een akte opgesteld door een bevoegde openbare ambtenaar, zoals een notaris, die een bijzondere bewijskracht heeft. |
| Onderhandse akte | Een akte opgesteld door particulieren, zonder tussenkomst van een openbare ambtenaar, die bewijskracht heeft mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. |
| Getuigen | Personen die verklaringen afleggen over feiten die zij waarnemen of waarvan zij kennis dragen. |
| Vermoeden | Een gevolgtrekking die de rechter maakt op basis van bekende feiten om een onbekend feit aan te nemen. Kan weerlegbaar (iuris tantum) of onweerlegbaar (iuris et de iure) zijn. |
| Bekentenis | Een verklaring van een partij waarin deze het bestaan van een bepaald feit toegeeft. |
| Deskundig onderzoek (expertise) | Een gerechtelijk onderzoek ingesteld door een door de rechter aangewezen deskundige om een technisch of wetenschappelijk vraagstuk op te helderen. |
| Vaste datum | Een juridische zekerheid dat een document of akte een bepaalde datum heeft, vaak cruciaal voor de tegenstelbaarheid aan derden. |
| Toegang tot justitie | Het recht en de mogelijkheid voor burgers om een beroep te doen op de rechterlijke macht en juridische hulp te verkrijgen. |
| Eerstelijnsbijstand | Basale juridische informatie en advies, vaak gratis aangeboden door organisaties zoals wetswinkels. |
| Tweedelijnsbijstand (pro deo advocaat) | Juridische bijstand verleend door een advocaat die grotendeels door de staat wordt gefinancierd, voor personen met onvoldoende middelen. |
Cover
12. Bewijs RV 25_26.pptx
Summary
# Het bewijsrecht verkennen: bewijslast
Dit onderwerp behandelt de beginselen van de bewijslast binnen het recht, inclusief wie wat moet bewijzen en de algemene regels zoals vastgelegd in artikel 8.4 NBW.
### 1.1 Wie moet wat bewijzen: de bewijslast
De bewijslast regelt de vraag wie de verplichting heeft om een bepaald feit te bewijzen. Artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) hanteert een bredere formulering dan voorheen:
* Hij die meent een ander in rechte te kunnen aanspreken, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die daaraan ten grondslag liggen (art. 8.4, lid 1 NBW).
* Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen (art. 8.4, lid 2 NBW).
Concreet betekent dit dat de partij die een vordering instelt, het bestaan van de feiten die aan die vordering ten grondslag liggen, moet bewijzen. Omgekeerd, als een partij beweert bevrijd te zijn van een verbintenis, dan rust op die partij de bewijslast om de betaling of een andere rechtsgrond voor de beëindiging van de verbintenis te bewijzen.
> **Voorbeeld:** Een bank vordert 1.300 euro van een cliënt voor september 2024. De bank moet bewijzen dat er een leningsovereenkomst bestaat en wat de specifieke verbintenis tot betaling inhoudt (het bedrag, de termijn). De cliënt, die beweert bevrijd te zijn van deze betalingsverplichting, moet bewijzen dat de betaling daadwerkelijk is verricht of dat er een andere grond is voor de beëindiging van de verbintenis. De bank hoeft niet te bewijzen dat zij het geld *niet* heeft ontvangen, aangezien dit een negatief feit is dat moeilijk te bewijzen valt.
### 1.2 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs. De algemene regel is dat het bewijs moet worden geleverd in een **redelijke mate van zekerheid**.
Er zijn echter uitzonderingen waarbij de bewijsstandaard kan worden verlaagd:
* **Negatieve feiten of feiten waarvan een zeker bewijs niet redelijk is:** Wanneer het, vanwege de aard van het te bewijzen feit, niet mogelijk of niet redelijk is een zeker bewijs te verlangen, kan de rechter een bewijsstandaard hanteren gebaseerd op **redelijkheid**. Dit geldt zowel voor het bewijzen dat een feit *niet* bestaat (negatieve feiten) als voor het bewijzen dat een feit *wel* bestaat (positieve feiten).
* **Herverdeling van de bewijslast (Ultimum remedium):** In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld indien de toepassing van de normale bewijsregels kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een ultimum remedium en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen. Situaties waarin dit kan voorkomen, zijn onder meer:
* Verdwijning van bewijs door toedoen van de tegenpartij.
* Weigering van de tegenpartij om medewerking te verlenen.
* Een aanzienlijk onevenwicht in de bewijsgeschiktheid van de partijen.
### 1.3 Bewijsmiddelen: een overzicht
De wet kent verschillende bewijsmiddelen die partijen kunnen aanwenden om hun stellingen te onderbouwen. Deze kunnen worden ingedeeld in:
* **Algemene / buitengerechtelijke bewijsmiddelen:** Deze bewijsmiddelen kunnen zowel buiten de rechtbank als voor de rechter worden ingezet.
* **Procedurele / gerechtelijke bewijsmiddelen:** Deze bewijsmiddelen worden specifiek binnen een gerechtelijke procedure gehanteerd.
Het principe is dat de bewijsvoering vrij is. Dat wil zeggen dat voor het bewijzen van rechtsfeiten (feiten met rechtsgevolgen die niet per se gewild waren) alle middelen zijn toegestaan. Echter, voor het bewijzen van rechtshandelingen (feiten met rechtsgevolgen die wel gewild waren) is in beginsel een geschrift vereist, hoewel hierop uitzonderingen bestaan en een geschrift kan worden aangevuld met andere bewijsmiddelen. Rechtsregels en algemeen bekende feiten hoeven nooit bewezen te worden.
De belangrijkste bewijsmiddelen zijn:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs
* Getuigenbewijs
* Vermoedens
* Buitengerechtelijke bekentenis
* Deskundigenonderzoek
* Gerechtelijke bekentenis
* Verhoor van de partijen
* Plaatsopneming
* Eed
#### 1.3.1 Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
* **Rechtshandelingen:** Omdat de rechtsgevolgen gewild zijn, wordt er verwacht dat partijen zich hebben voorbereid op het bewijs. Hier gelden **wettelijke bewijsvoering** met strenge regels en beperkte bewijsmogelijkheden, waarbij de voorkeur uitgaat naar geschriften.
* **Rechtsfeiten:** Omdat partijen niet per se voorbereid waren op de rechtsgevolgen, geldt hier **vrije bewijsvoering**. Dit betekent soepeler bewijsregels en meer bewijsmogelijkheden.
#### 1.3.2 Schriftelijk (en elektronisch) bewijs
Het geschrift is het belangrijkste bewijsmiddel voor rechtshandelingen en omvat ook alle elektronische informatie. De definitie van een geschrift is ruim: een geheel van tekens op een drager die toegang biedt tot de informatie gedurende een relevante periode en waarbij de integriteit beschermd is. Dit kan dus een papieren document zijn, maar ook een e-mail, sms of elektronisch bestand.
Voorwaarden voor een geschrift:
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (drager biedt toegang).
* De integriteit van de inhoud moet beschermd zijn.
* Het medium en de verspreidingswijze zijn van geen belang.
**Principe:** Het bewijs van een rechtshandeling vereist een geschrift.
**Uitzonderingen op de schriftelijkheidsplicht:**
* Burgerlijke verbintenissen beneden het bedrag van 3.500 euro.
* Duurcontracten met een waarde overeenstemmend met één jaar prestaties.
* Wanneer de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan (alles toegelaten).
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen (met nuance).
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte op te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Verlies van het geschrift door overmacht.
Er zijn drie soorten geschreven bewijs:
1. **Authentieke akte:** Opgericht door een openbare ambtenaar (gerechtsdeurwaarder, politie, griffier, notaris, ambtenaar van burgerlijke stand). Deze akten hebben een grote bewijskracht, maar enkel voor wat de ambtenaar zelf heeft vastgesteld (bv. een verklaring die aan hem is afgelegd, niet de waarheid van de inhoud ervan). Voorbeelden zijn PV's, vonnissen, huwelijkscontracten, testamenten, akten van erkenning, koopcontracten van onroerend goed, geboorte- en overlijdensakten.
2. **Onderhandse akte:** Opgemaakt door de partijen zelf. Bij wederkerige contracten gelden vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, handtekening op elk origineel, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het getal ook in letters worden vermeld, samen met een handtekening. De datum van een onderhandse akte staat niet altijd vast (risico op anti- of postdatering). Een gekwalificeerde elektronische handtekening, zoals via eID, wordt gelijkgesteld met een handtekening.
3. **Niet-ondertekend geschrift:** Dit is een "begin van bewijs door geschrift". Het is opgesteld door de tegenpartij, maakt het beweerde waarschijnlijk, en moet worden aangevuld met andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs of vermoedens. Voorbeelden zijn ongetekende bestelbonnen, kastickets, huishoudboekjes, bankrekeninguittreksels, en boekhoudingen.
#### 1.3.3 Getuigenbewijs
Getuigenbewijs kan worden gebruikt om rechtsfeiten te bewijzen, zowel als autonoom bewijs (wanneer geen geschrift vereist is) als aanvullend bewijs (bij een "begin van geschreven bewijs"). Het kan mondeling of schriftelijk (met specifieke vermeldingen) worden aangeleverd. Een getuigenverhoor wordt toegelaten of bevolen door de rechter, indien een geschrift niet wettelijk verplicht is en er geen wettelijke bewijswaarde is bepaald (de rechter oordeelt over de waarde). De tegenpartij kan tegenverhoor vragen. Getuigenbewijs kan echter nooit dienen als tegenbewijs tegen of boven een akte.
#### 1.3.4 Vermoedens
Vermoedens maken het mogelijk om uit een bekend feit te besluiten tot een onbekend feit. Er zijn twee soorten vermoedens:
* **Wettelijke vermoedens:** Deze worden door de wet bepaald en leiden tot een omkering van de bewijslast.
* **Onweerlegbaar vermoeden ('juris et de jure'):** Kan enkel weerlegd worden door een eed of gerechtelijke bekentenis.
* **Weerlegbaar vermoeden ('juris tantum'):** Moet uitdrukkelijk in de wet zijn bepaald en kan door ander bewijs worden tegengesproken.
* **Feitelijke vermoedens:** Deze worden door de rechter gevormd op basis van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens.
#### 1.3.5 Bekentenis
Een bekentenis is een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Wordt afgelegd voor de rechter.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Wordt elders afgelegd, bijvoorbeeld in een proces-verbaal van de politie.
#### 1.3.6 Deskundigenonderzoek
Deskundigenonderzoek wordt door de rechter bevolen in een tussenvonnis en dient om antwoorden te verkrijgen op specifieke vragen die de rechter aan de deskundige stelt. Dit kan betrekking hebben op diverse domeinen, zoals DNA-analyse, forensisch bewijs, video-, foto- of geluidsopnames.
> **Tip:** Het is cruciaal om te onderscheiden of je een rechtshandeling of een rechtsfeit moet bewijzen, aangezien dit de toegelaten bewijsmiddelen sterk beïnvloedt. Bij rechtshandelingen is een geschrift vaak de basis, terwijl bij rechtsfeiten meer flexibiliteit bestaat.
---
# Bewijsstandaard en beoordeling
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de normen die de rechter hanteert bij het beoordelen van bewijs en de verschillende manieren waarop bewijs kan worden beoordeeld.
### 2.1 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs.
#### 2.1.1 Algemene regel: redelijke mate van zekerheid
De algemene regel stelt dat bewijs geleverd moet worden tot een redelijke mate van zekerheid. Dit betekent dat de rechter voldoende overtuigd moet zijn van de juistheid van een feit om dit als bewezen te beschouwen.
#### 2.1.2 Uitzonderingen op de algemene regel
Er zijn specifieke situaties waarin de bewijsstandaard uitzonderlijk kan worden verlaagd.
##### 2.1.2.1 Overwegende waarschijnlijkheid
In bepaalde gevallen kan de rechter genoegen nemen met een bewijs dat gebaseerd is op overwegende waarschijnlijkheid. Dit komt met name voor bij:
* **Negatieve feiten:** Bewijs dat een feit niet bestaat.
* **Positieve feiten:** Bewijs van een feit dat wel bestaat, maar waarvan het, vanwege de aard van het te bewijzen feit, niet mogelijk of niet redelijk is een zeker bewijs te verlangen.
##### 2.1.2.2 Bewijs door middel van redelijkheid voor negatieve feiten
Een matiging op het principe wordt ingevoerd voor negatieve feiten. Dit betekent dat het bewijzen van het niet-bestaan van een feit kan worden beoordeeld aan de hand van redelijkheid, wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of niet redelijk is.
##### 2.1.2.3 Onmogelijkheid bewijs en herverdeling bewijslast
In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld indien de toepassing van de normale bewijsregels kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een *ultimum remedium* en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen. Situaties die hiertoe kunnen leiden zijn onder meer:
* De verdwijning van bewijs door toedoen van de tegenpartij.
* Wanneer de tegenpartij alle medewerking weigert.
* Een aanzienlijk onevenwicht in de bewijsgeschiktheid van partijen.
### 2.2 Bewijsbeoordeling
De rechter beoordeelt het ingebrachte bewijs aan de hand van verschillende bewijsmiddelen.
#### 2.2.1 Overzicht van bewijsmiddelen
De volgende bewijsmiddelen kunnen door de rechter worden gehanteerd:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs
* Getuigenbewijs
* Vermeydens (presumpties)
* Buitengerechtelijke bekentenis
* Deskundigenonderzoek
* Gerechtelijke bekentenis
* Verhoor van de partijen
* Plaatsopneming
* Eed
#### 2.2.2 Algemene en buitengerechtelijke bewijsmiddelen versus procedurele en gerechtelijke bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen kunnen worden ingedeeld in algemene (buitengerechtelijke) en procedurele (gerechtelijke) middelen.
#### 2.2.3 Vrijheid van bewijsvoering
Het principe is dat de bewijsvoering vrij is, wat betekent dat alle middelen zijn toegestaan om rechtsfeiten te bewijzen.
#### 2.2.4 Bewijs van rechtshandelingen
Bij het bewijzen van rechtshandelingen, waarvan de rechtsgevolgen gewild waren en dus voorzien konden worden, zijn er strengere bewijsregels. Hierbij is een geschrift vaak vereist.
#### 2.2.5 Bewijs van rechtsfeiten
Bij het bewijzen van rechtsfeiten, waar men minder op voorbereid was, geldt een soepelere bewijsregels en zijn er meer bewijsmogelijkheden (vrije bewijsvoering).
#### 2.2.6 Geschrift als bewijsmiddel
Een geschrift wordt beschouwd als het belangrijkste bewijsmiddel, en dit omvat ook alle elektronische informatie.
##### 2.2.6.1 Definitie van geschrift
Een geschrift wordt ruim gedefinieerd als een geheel van alfabetische tekens of enige andere verstaanbare tekens, aangebracht op een drager die toegang ertoe biedt gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, ongeacht de drager en de transmissiemogelijkheden. Dit kan variëren van papieren documenten tot e-mails, elektronische bestanden en sms-berichten.
Voorwaarden om te spreken van een geschrift:
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (toegang gedurende de relevante periode).
* De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
##### 2.2.6.2 Uitzonderingen op de vereiste van een geschrift voor rechtshandelingen
Hoewel een geschrift in principe vereist is voor het bewijs van rechtshandelingen, zijn er uitzonderingen:
* **Burgerlijke verbintenissen beneden een bepaald bedrag:** Voor verbintenissen onder een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 3.500 euro, kunnen andere digitale bewijselementen zoals sms of e-mail volstaan.
* **Duurcontracten:** Indien de waarde overeenstemt met één jaar prestaties.
* **Onmogelijke waardering:** Wanneer de waarde op het moment van ontstaan van de rechtshandeling onmogelijk te bepalen is.
* **Betwistingen tussen of tegen ondernemingen** (met de nodige voorzichtigheid).
* **Eenzijdige rechtshandelingen** (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* **Onmogelijkheid om een akte te maken** (materieel, moreel of door gewoonte).
* **Verlies van geschrift** (door overmacht).
##### 2.2.6.3 Soorten geschreven bewijs
Er zijn drie soorten geschreven bewijs:
* **Authentieke akte:** Opgesteld door een openbare ambtenaar (bv. gerechtsdeurwaarder, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Deze akten hebben een bijzondere bewijskracht wat betreft de vaststellingen van de ambtenaar zelf.
* **Onderhandse akte:** Opgesteld door de partijen zelf. Hieraan zijn vormvereisten verbonden, zoals het aantal originelen, handtekeningen en bij betalingsverbintenissen de vermelding van het getal in letters.
* **Niet-ondertekend geschrift:** Dit kan dienen als een 'begin van bewijs door geschrift' indien het opgesteld is door de tegenpartij en het beweerde waarschijnlijk maakt. Het moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen.
#### 2.2.7 Bewijs van rechtsfeiten
Rechtsfeiten kunnen, mits geen geschrift wettelijk vereist is, worden bewezen door:
* **Getuigenbewijs:** Dit kan mondeling of schriftelijk, maar de wettelijke bewijswaarde wordt door de rechter bepaald. De tegenpartij kan tegenverhoor vragen. Getuigenbewijs kan echter nooit dienen als tegenbewijs tegen of boven een akte.
* **Vermeudens (presumpties):** Dit houdt in dat uit een bekend feit een onbekend feit wordt afgeleid. Er zijn wettelijke vermoedens (door de wet ingesteld, wat kan leiden tot omkering van de bewijslast) en feitelijke vermoedens (door de rechter afgeleid uit gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens). Wettelijke vermoedens kunnen onweerlegbaar (*juris et de jure*) of weerlegbaar (*juris tantum*) zijn.
* **Bekentenis:** Een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt. Dit kan gerechtelijk (voor de rechter) of buitengerechtelijk (bv. in een proces-verbaal) zijn.
* **Deskundigenonderzoek:** Een door de rechter bevolen onderzoek dat antwoorden geeft op specifieke vragen. Dit kan ook andere vormen van bewijs omvatten, zoals DNA, forensisch bewijs, video, foto of geluidsopnames.
> **Tip:** Het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten is cruciaal voor de bewijsregels. Bij rechtshandelingen is men voorbereid op bewijslevering, bij rechtsfeiten minder.
> **Tip:** Een 'begin van bewijs door geschrift' is een belangrijk concept dat deuren opent voor andere bewijsmiddelen zoals getuigen. Zorg dat u de voorwaarden hiervoor kent.
---
# Verschillende bewijsmiddelen
In het recht worden diverse middelen ingezet om feiten te bewijzen, waarbij de keuze van het bewijsmiddel afhangt van de aard van de te bewijzen handeling en de wettelijke vereisten.
### 3.1 Bewijslast
De bewijslast bepaalt wie de plicht heeft om bepaalde feiten te bewijzen. De algemene regel, zoals verwoord in artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek, stelt dat:
* Hij die een ander in rechte aanspreekt, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die aan zijn vordering ten grondslag liggen.
* Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen.
**Toepassing van de bewijslast:**
Iemand die de uitvoering van een verbintenis vordert, moet het bestaan van die verbintenis bewijzen. Wanneer bijvoorbeeld een bank een bedrag van 1.300 euro terugvordert voor september 2024, moet de bank het bestaan van de leningsovereenkomst en het verschuldigde bedrag bewijzen. Omgekeerd moet degene die beweert bevrijd te zijn van een betalingsverplichting, bewijzen dat de betaling heeft plaatsgevonden of dat de verbintenis op een andere manier teniet is gegaan.
> **Tip:** Het bewijzen van negatieve feiten (dat iets niet bestaat) is vaak onmogelijk of onredelijk. De wet houdt hier rekening mee door de bewijslast te verleggen of te matigen in dergelijke situaties.
### 3.2 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs. De algemene regel is een "redelijke mate van zekerheid". Er zijn echter uitzonderingen waarbij deze standaard kan worden verlaagd tot "overwegende waarschijnlijkheid", met name voor negatieve feiten of wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of redelijk is vanwege de aard van het te bewijzen feit.
In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld als de toepassing ervan kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een *ultimum remedium* en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen, bijvoorbeeld wanneer bewijs door toedoen van de tegenpartij verdwenen is, de tegenpartij medewerking weigert, of er een aanzienlijk onevenwicht is in de bewijsgeschiktheid van de partijen.
### 3.3 Bewijsmiddelen: Overzicht
Er bestaat een breed scala aan bewijsmiddelen die kunnen worden ingezet in een juridische procedure. Deze kunnen grofweg worden onderverdeeld in algemene/buitengerechtelijke en procedurele/gerechtelijke bewijsmiddelen.
Het uitgangspunt is dat bewijs vrij is, wat betekent dat in beginsel alle middelen zijn toegestaan om feiten te bewijzen. Echter, de vereisten verschillen naargelang de aard van de te bewijzen handeling:
* **Rechtsfeit bewijzen:** Hiervoor zijn alle middelen toegestaan.
* **Rechtshandeling bewijzen:** Hier is in beginsel een geschrift vereist, hoewel dit kan worden aangevuld met andere bewijsmiddelen.
* **Rechtsregels en algemeen bekende feiten:** Deze hoeven nooit bewezen te worden.
### 3.4 Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
* **Bewijs van rechtshandelingen:** Omdat de rechtsgevolgen van rechtshandelingen gewild zijn, wordt er meer nadruk gelegd op voorbereiding en bewijs. De wettelijke bewijsvoering is hier strenger, met een duidelijke voorkeur voor geschriften.
* **Bewijs van rechtsfeiten:** Omdat men op rechtsfeiten niet voorbereid is, is de bewijsvoering soepeler en zijn er meer bewijsmogelijkheden.
### 3.5 Schriftelijk (en elektronisch) bewijs
Het geschrift is het belangrijkste bewijsmiddel voor rechtshandelingen en omvat ook alle elektronische informatie. De definitie van een geschrift is ruim: het is een verzameling van verstaanbare tekens op een drager die duurzaamheid en integriteit garandeert, ongeacht het medium of de transmissiemogelijkheden. Dit kan dus een papieren document, e-mail, sms, of elektronisch bestand zijn.
Vereisten voor een geschrift:
1. De inhoud moet verstaanbaar zijn.
2. Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (toegankelijk gedurende een relevante periode).
3. De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
**Principe:** Bewijs van een rechtshandeling vereist een geschrift.
**Uitzonderingen waarbij geen geschrift vereist is:**
* Burgerlijke verbintenissen onder een bedrag van 3.500 euro (andere digitale bewijselementen zoals sms of e-mail volstaan).
* Duurcontracten met een waarde die overeenkomt met één jaar prestaties.
* Situaties waarbij de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan (onbepaald/onbepaalbaar).
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen.
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Geschrift verloren gegaan (overmacht).
**Soorten geschreven bewijs:**
#### 3.5.1 Authentieke akte
Een authentieke akte is opgesteld door een openbare ambtenaar (politie, gerechtsdeurwaarder, griffier, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Voorbeelden zijn PV's, vonnissen, huwelijkscontracten, testamenten, koopcontracten van onroerend goed, geboorte- en overlijdensaktes. Een authentieke akte levert alleen bewijs op van wat de ambtenaar zelf heeft vastgesteld.
#### 3.5.2 Onderhandse akte
Deze akte wordt door de partijen zelf opgesteld. Bij wederkerige contracten zijn er vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, ondertekening (en paraaf) op elk origineel, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het bedrag ook in letters vermeld zijn. Een elektronische handtekening (via eID) kan gelijkgesteld worden met een handtekening.
#### 3.5.3 Niet-ondertekend geschrift
Dit betreft documenten zoals bestelbonnen, kastickets, huishoudboekjes, bankafschriften, of boekhoudingen. Een niet-ondertekend geschrift geldt als een "begin van bewijs door geschrift" indien het opgesteld is door de tegenpartij, het beweerde waarschijnlijk maakt en het een geschrift is. Het moet wel aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigen of vermoedens.
### 3.6 Andere bewijsmiddelen
Naast schriftelijk bewijs zijn er diverse andere bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden, afhankelijk van de situatie:
* **Getuigenbewijs:** Mondelinge of schriftelijke verklaringen van derden over feiten die zij hebben waargenomen. Dit kan als autonoom bewijs dienen wanneer geen geschrift vereist is, of als aanvullend bewijs bij een begin van geschreven bewijs. Het kan ook gebruikt worden als tegenbewijs tegen bepaalde feiten, maar nooit tegen of boven een akte.
> **Tip:** Een getuigenverhoor vereist de toelating of bevel van de rechter. De tegenpartij kan tegenverhoor vragen.
* **Vermoedens:** Hierbij wordt uit een bekend feit geconcludeerd tot een onbekend feit.
* **Wettelijke vermoedens:** Bepaald door de wet. Deze keren de bewijslast om.
* *Onweerlegbaar vermoeden (juris et de jure):* Kan enkel met een eed of gerechtelijke bekentenis worden weerlegd.
* *Weerlegbaar vermoeden (juris tantum):* Moet uitdrukkelijk in de wet zijn bepaald en kan met ander bewijs worden weerlegd.
* **Feitelijke vermoedens:** Gebaseerd op de beoordeling van de rechter. Hiervoor zijn gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens nodig.
* **Bekentenis:** Een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd voor de rechter.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Afgelegd buiten de rechtbank, bijvoorbeeld in een PV van de politie.
* **Deskundigenonderzoek:** Opdracht van de rechter aan een deskundige om specifieke vragen te beantwoorden. Dit levert een technisch of wetenschappelijk advies op dat de rechter kan helpen bij zijn beslissing.
* **Andere bewijsmiddelen:** DNA en ander forensisch bewijs, video-, foto- en geluidsopnames.
---
# Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
Dit onderwerp onderscheidt het bewijs van rechtshandelingen, waarvoor vaak geschriften vereist zijn, van het bewijs van rechtsfeiten, waarvoor een vrije bewijsvoering geldt.
### 4.1 Algemeen principe van bewijsvoering
Het fundamentele principe in het bewijsrecht is de vrije bewijsvoering. Dit betekent dat in principe alle bewijsmiddelen zijn toegestaan, tenzij de wet anders bepaalt. Rechtsregels en algemeen bekende feiten hoeven nooit bewezen te worden.
### 4.2 Het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten voor bewijsdoeleinden
Er is een cruciaal onderscheid tussen het bewijs van rechtshandelingen en het bewijs van rechtsfeiten, wat leidt tot verschillende bewijsregels en bewijsmogelijkheden.
#### 4.2.1 Bewijs van rechtshandelingen
Bij rechtshandelingen zijn de rechtsgevolgen gewild. Daarom worden er voor het bewijs ervan strengere regels gehanteerd, met een voorkeur voor schriftelijk bewijs. De wettelijke bewijsvoering is hierdoor beperkter.
* **Vereiste geschrift:** In principe is een geschrift vereist als bewijs van een rechtshandeling. De definitie van een geschrift is ruim en omvat alle alfabetische of verstaanbare tekens op een drager die toegang tot de informatie gedurende een passende periode mogelijk maakt en de integriteit ervan beschermt. Dit kan een papieren document zijn, maar ook een e-mail, een elektronisch bestand, een sms, etc.
* **Voorwaarden voor een geschrift:**
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben.
* De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
* **Soorten geschreven bewijs:**
* **Authentieke akte:** Opgesteld door een openbare ambtenaar (gerechtsdeurwaarder, politie, griffier, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Enkel de vaststellingen van de ambtenaar zelf hebben authentieke bewijskracht.
* **Onderhandse akte:** Opgemaakt door de partijen zelf. Bij wederkerige contracten zijn er vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, handtekeningen, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het getal ook in letters vermeld worden. Een handtekening kan ook een gekwalificeerde elektronische handtekening zijn.
* **Niet-ondertekend geschrift:** Dit geldt als een "begin van bewijs door geschrift". Het moet opgesteld zijn door de tegenpartij en het beweerde waarschijnlijk maken. Dit moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigen of vermoedens.
#### 4.2.2 Uitzonderingen op de geschriftvereiste voor rechtshandelingen
Er zijn specifieke uitzonderingen waarbij geen strikt geschrift vereist is voor het bewijs van rechtshandelingen:
* Burgerlijke verbintenissen met een waarde beneden een bepaald bedrag (momenteel minder dan 3.500 euro). Hierbij kunnen andere digitale bewijselementen volstaan.
* Duurcontracten waarvan de waarde overeenkomt met één jaar prestaties.
* Wanneer de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan.
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen (met bepaalde restricties).
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Wanneer het geschrift verloren is gegaan door overmacht.
#### 4.2.3 Bewijs van rechtsfeiten
Bij rechtsfeiten zijn de rechtsgevolgen niet noodzakelijk gewild. Partijen zijn hierdoor minder voorbereid op de bewijsvoering. Daarom geldt hier een vrije bewijsvoering, wat soepeler is en meer bewijsmogelijkheden biedt.
* **Vrije bewijsvoering:** Alle bewijsmiddelen zijn toegestaan om een rechtsfeit te bewijzen. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren, mits de specifieke vermeldingen in acht genomen worden.
* **Aanvullend bewijs:** Een niet-ondertekend geschrift, dat op zichzelf slechts een begin van bewijs vormt, kan aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs of vermoedens om een rechtsfeit te bewijzen.
### 4.3 Bewijsmiddelen
De algemene bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden, zijn divers en omvatten:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs (zoals hierboven beschreven).
* Getuigenbewijs: Toelaatbaar als autonoom bewijs wanneer geen geschrift vereist is, of als aanvullend bewijs bij een begin van geschreven bewijs. Getuigenbewijs mag nooit gebruikt worden als tegenbewijs tegen een authentieke of onderhandse akte.
* Vermoedens: Het besluiten van een onbekend feit uit een bekend feit.
* **Wettelijke vermoedens:** Gevolg is omkering van de bewijslast. Ze kunnen onweerlegbaar (`juris et de jure`) of weerlegbaar (`juris tantum`) zijn.
* **Feitelijke vermoedens:** Gevormd door de rechter op basis van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens.
* Buitengerechtelijke bekentenis: Een verklaring die nadelig is voor degene die ze aflegt, buiten rechte afgelegd (bv. aan de politie).
* Deskundigenonderzoek: Bevolen door de rechter om antwoord te geven op specifieke vragen.
* Gerechtelijke bekentenis: Een bekentenis afgelegd voor de rechter.
* Verhoor van de partijen.
* Plaatsopneming.
* Eed.
> **Tip:** Hoewel het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten primair bepaalt of een geschrift vereist is, is het belangrijk te onthouden dat zelfs bij rechtshandelingen een geschrift dat niet aan de wettelijke vereisten voldoet, kan gelden als een begin van bewijs, dat vervolgens aangevuld kan worden met andere bewijsmiddelen, zoals bij rechtsfeiten.
> **Tip:** Het bewijs van negatieve feiten (het bewijs dat een feit niet bestaat) kan bijzonder lastig zijn. In bepaalde gevallen kan de bewijsstandaard hiervoor worden verlaagd naar redelijke waarschijnlijkheid, wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of niet redelijk is.
> **Tip:** De bewijslast rust op de partij die een rechtshandeling of feit aanvoert dat zijn vordering of verweer moet staven. Hij die meent bevrijd te zijn, moet de feiten bewijzen die zijn bevrijding ondersteunen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bewijslast | De plicht van een partij in een gerechtelijke procedure om de feiten te bewijzen die ten grondslag liggen aan haar vordering of verweer. Dit is geregeld in artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. |
| Bewijs | Het aantonen van de waarheid van een bepaalde stelling of feit voor de rechter, met behulp van toegelaten middelen. Dit kan zowel gaan om het bestaan als om het niet-bestaan van een feit. |
| Bewijsmiddelen | De concrete middelen die gebruikt kunnen worden om een feit of rechtshandeling aan te tonen, zoals geschriften, getuigenverklaringen, deskundigenonderzoek, vermoedens, enzovoort. |
| Bewijsstandaard | De maatstaf die de rechter hanteert bij het beoordelen van het geleverde bewijs. De algemene regel is een redelijke mate van zekerheid, maar in uitzonderlijke gevallen kan deze verlaagd worden tot overwegende waarschijnlijkheid. |
| Redelijke mate van zekerheid | Een bewijsstandaard waarbij de rechter overtuigd moet zijn dat het beweerde feit met een grote waarschijnlijkheid waar is, zonder dat absolute zekerheid vereist is. |
| Overwegende waarschijnlijkheid | Een lager bewijsniveau dan de redelijke mate van zekerheid, waarbij de rechter het beweerde feit aannemelijk acht op basis van de beschikbare aanwijzingen. |
| Negatieve feiten | Feiten die het niet-bestaan van iets aantonen. Het bewijs hiervan kan onder bepaalde omstandigheden versoepeld worden. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht gevolgen koppelt, ongeacht of deze gevolgen gewild waren. Voorbeelden zijn geboorte, overlijden of het verstrijken van tijd. |
| Rechtshandeling | Een bewuste handeling die gericht is op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, zoals het sluiten van een contract of het opstellen van een testament. |
| Geschrift | Een document, elektronisch of op papier, dat verstaanbare tekens bevat en bedoeld is om informatie duurzaam vast te leggen en de integriteit ervan te beschermen. Dit kan variëren van een contract tot een e-mail of sms. |
| Authentieke akte | Een akte die is opgemaakt door een openbare ambtenaar (zoals een notaris of gerechtsdeurwaarder) in de wettelijk voorgeschreven vorm. Deze akte heeft een hoge bewijswaarde. |
| Onderhandse akte | Een akte die is opgemaakt door partijen zelf, zonder tussenkomst van een openbare ambtenaar. De bewijswaarde kan variëren afhankelijk van de vormvereisten en handtekeningen. |
| Begin van bewijs door geschrift | Een onondertekend geschrift, opgesteld door de tegenpartij, dat het beweerde feit waarschijnlijk maakt. Dit begin van bewijs moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen. |
| Getuigenbewijs | Het bewijs geleverd door een getuige die ter zitting een verklaring aflegt over feiten die hij zelf heeft waargenomen of waarvan hij kennis heeft. Dit is alleen toegelaten als een geschrift niet wettelijk verplicht is. |
| Vermoedens | Conclusies die men trekt uit een bekend feit om een onbekend feit aan te tonen. Er zijn wettelijke vermoedens, ingesteld door de wet, en feitelijke vermoedens, afgeleid door de rechter. |
| Gerechtelijke bekentenis | Een verklaring die een partij aflegt voor de rechter en die nadelig is voor haar eigen positie. |
| Buitengerechtelijke bekentenis | Een verklaring die buiten de rechterlijke instantie is afgelegd, bijvoorbeeld tegenover de politie, en die nadelig is voor degene die haar aflegt. |
| Deskundigenonderzoek | Onderzoek dat wordt uitgevoerd door een door de rechter aangewezen deskundige om specifieke technische of wetenschappelijke vragen te beantwoorden die cruciaal zijn voor de zaak. |
Cover
8.pdf
Summary
# De rol en structuur van justitie in België
Dit onderwerp duikt in de driedelige scheiding der machten in België, met een focus op de cruciale rol van de rechterlijke macht bij het oplossen van juridische geschillen, en de principes van toegang tot de rechter en het recht op verdediging [1](#page=1).
### 1.1 Justitie als bewaker van de rechtsstaat
De Belgische rechtsstaat is opgebouwd rond drie pijlers: de wetgevende macht (die recht creëert), de uitvoerende macht (die dit recht toepast en de administratie bestuurt) en de rechterlijke macht (die juridische conflicten bindend beslecht aan de hand van geldend recht). De rechterlijke macht omvat uitsluitend juridische structuren en organen die zich bezighouden met het oplossen van conflicten [1](#page=1).
#### 1.1.1 Toegang tot de rechter
Een fundamenteel kenmerk van rechtsregels is dat hun naleving kan worden afgedwongen, waarbij het staatsapparaat, specifiek de rechterlijke macht, de burger hierbij ondersteunt. Dit illustreert de afdwingbaarheid van het recht [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Een verhuurder kan onbetaald huurgeld via een rechter laten vaststellen en uitvoeren, zelfs met dwangmiddelen zoals beslag. Een werkloze kan de staat dagvaarden voor een onterecht geweigerde uitkering, en een eigenaar kan schending van zijn rechten door een buur aanvechten bij de rechtbank [1](#page=1).
Om te garanderen dat ook kwetsbare groepen, zoals minderjarigen of personen met een leefloon, toegang hebben tot het gerecht, voorziet de staat in een systeem van 'pro deo' advocaten die achteraf door de staat worden betaald [1](#page=1).
Om een rechtsvordering ontvankelijk te laten verklaren, moet de eiser aan bepaalde voorwaarden voldoen: hoedanigheid en belang [1](#page=1).
* **Hoedanigheid:** De eiser moet de juridische en feitelijke geschiktheid bezitten om als titularis van een recht op te treden. Dit houdt in dat de eiser in principe rechtsbekwaam en handelingsbekwaam moet zijn [1](#page=1).
* **Belang:** De eiser moet baat hebben bij de vordering [1](#page=1).
Om te voorkomen dat iedereen onterecht procedureert, zijn er veiligheidsmechanismen ingebouwd die de verweerder beschermen. Als een vordering kennelijk ongegrond en te kwader trouw wordt ingesteld, kan de rechter deze niet alleen afwijzen, maar de eiser ook veroordelen tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding, mits dit in een tegenvordering wordt gevraagd. Dit fenomeen wordt aangeduid als 'misbruik van procesrecht' of 'procesrechtsmisbruik' [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een man die ondanks weigering van zijn verzekeraar om uit te betalen wegens onbetaalde premies toch een schadeclaim indiende, werd veroordeeld wegens tergend en roekeloos geding [2](#page=2).
#### 1.1.2 Recht van verdediging
Even essentieel als toegang tot de rechter is het recht van verdediging. Iedereen die juridisch 'aangevallen' wordt, moet zich kunnen verweren tegen de eisen en beweringen van de eisende partij [2](#page=2).
* **Natuurlijke rechter:** In principe dient de eiser te dagvaarden voor de 'natuurlijke' rechtbank van de verweerder, meestal gelegen in diens woonplaats [2](#page=2).
* **Termijnen:** Diverse minimumtermijnen zijn voorzien in verschillende procedurele stadia (dagvaarding, conclusies, hoger beroep, etc.) om de verweerder de gelegenheid te geven zich voor te bereiden [2](#page=2).
* **Officiële kennisgeving:** De verweerder moet via betekening door een gerechtsdeurwaarder officieel op de hoogte worden gebracht van de dagvaarding, het vonnis en een voornemen tot uitvoerend beslag. Dit impliceert minstens drie betekeningen om rechten effectief te kunnen laten gelden [2](#page=2).
* **Inzage van stukken:** Partijen moeten elkaar inzage geven van hun bewijsstukken [2](#page=2).
* **Rechtsmiddelen:** Er bestaan regels om partijen te beschermen tegen willekeurige beslissingen of vergissingen van rechters, zoals de mogelijkheid van hoger beroep en cassatieberoep bij juridische fouten [2](#page=2).
Net zoals willekeurige vorderingen gesanctioneerd worden, kan ook willekeurig verweer als misbruik van procesrecht worden beschouwd [2](#page=2).
#### 1.1.3 Onafhankelijke en onpartijdige rechter
De kernprincipes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen de integriteit van de rechterlijke macht [2](#page=2).
* **Onpartijdigheid:** De rechter moet onbevooroordeeld, neutraal blijven en geen enkele partij bevoordelen. Dit principe is een hoeksteen van een eerlijk proces, gewaarborgd door artikel 6 EVRM. De rechter mag zich enkel laten leiden door objectieve argumenten en de toe te passen rechtsnorm, en mag zich niet laten beïnvloeden door externe druk of informatie buiten de rechtszaal. Het principe wordt samengevat als: "Not only must Justice be done; it must also be seen to be done" [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Onafhankelijkheid:** De rechterlijke macht opereert autonoom in haar besluitvorming. Geen enkele entiteit, inclusief de minister van Justitie of de voorzitter van de rechtbank, kan de rechter richtlijnen geven over hoe recht te spreken. De beslissingen van de rechter moeten gebaseerd zijn op zijn eigen, vrije oordeel over de feiten en rechtsgronden, zonder sturing door politieke partijen of het overheidsapparaat. Deze onafhankelijkheid is onlosmakelijk verbonden met de scheiding der machten [3](#page=3).
#### 1.1.4 Openbaarheid van de rechtspraak
De openbaarheid van rechtspraak dient ter bescherming van de partijen en het publiek. De Grondwet bepaalt dat zowel zittingen als uitspraken openbaar zijn, wat rechters aanzet tot zorgvuldigheid en correctheid. Sinds de aanpassing van artikel 149 van de Grondwet in 2019 en de wet van 16 oktober 2022, evolueert de bekendmaking van vonnissen naar een systeem met het Centraal Register voor de beslissingen van de rechterlijke orde, met als doel een volledige publieke toegankelijkheid van alle rechterlijke uitspraken. In strafzaken moet enkel het beschikkende gedeelte van de beslissing nog worden voorgelezen [3](#page=3).
### 1.2 De actoren van Justitie
Diverse actoren spelen een rol binnen de rechterlijke macht [3](#page=3).
#### 1.2.1 Rechter
Een beroepsrechter is een jurist die zaken beoordeelt, alleen of samen met andere rechters. Lekenrechters, die doorgaans geen juristen zijn, kunnen ook tijdelijk worden benoemd. Om onafhankelijkheid te waarborgen, worden beroepsrechters voor het leven benoemd en zijn ze onafzetbaar, behalve via een tuchtprocedure. Een rechter kan nooit zelf een zaak aanbrengen; dit gebeurt door de partijen (burgerlijke procedure) of het Openbaar Ministerie (strafprocedure). De rechter heeft in principe een passieve rol, met uitzondering van het bevorderen van minnelijke schikkingen. Hij kan enkel toekennen wat de partij heeft gevraagd en kan geen initiatieven nemen om te dagvaarden of bewijsmateriaal te verzamelen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld bepaalde sovjet- of kerkelijke rechtspraak [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 1.2.2 Griffie
De griffie is het administratief centrum van de rechtbank en de zetel van de rechter. Het publiek kan er terecht voor informatie en het neerleggen van processtukken [4](#page=4).
#### 1.2.3 Openbaar ministerie
Het Openbaar Ministerie (parket) vertegenwoordigt de belangen van de gemeenschap en heeft als primaire taak de strafvervolging. Het spoort misdrijven op, vervolgt ze en ziet toe op de uitvoering van straffen. Bij privaatrechtelijke rechtscolleges is de opdracht van het parket beperkt tot advies in zaken die de openbare orde aanbelangen, zoals jeugdzaken. Het parket is hiërarchisch gestructureerd onder het gezag van de minister van Justitie, waarbij hogere parketmagistraten bevelen kunnen geven inzake vervolgingen. Het parket bij het Hof van Cassatie bestaat uit advocaten-generaal, onder leiding van de procureur-generaal. Het parket bij de arbeidsrechtbanken wordt het arbeidsauditoraat genoemd [4](#page=4).
#### 1.2.4 Advocaat
Een advocaat is een zelfstandige jurist, ingeschreven aan de balie, die zijn beroep in volle onafhankelijkheid uitoefent. In de praktijk is een advocaat vaak noodzakelijk om een proces te voeren, omdat bepaalde processtukken door een advocaat moeten worden ondertekend en omdat enkel advocaten in principe mogen pleiten (hoewel men altijd zelf mag pleiten). Het pleitmonopolie van de advocaat is doorbroken voor arbeidsgerechten, waar ook vakbonden en werkgeversorganisaties leden mogen bijstaan. Voor het vredegerecht, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsgerechten kunnen familieleden optreden. Voor het Hof van Cassatie mag slechts een beperkt aantal advocaten optreden [5](#page=5).
Sinds 2008 moet de verliezende partij een 'rechtsplegingsvergoeding' betalen aan de winnende partij voor diens advocatenkosten. De hoogte hiervan hangt af van de waarde van de vordering, met een forfait van 1440 euro voor zaken die niet in geld gewaardeerd kunnen worden. De rechter kan ook rekening houden met de financiële draagkracht, de complexiteit en de onredelijkheid van de situatie [5](#page=5).
In het strafprocesrecht speelt de advocaat een bijzondere rol sinds het 'Salduz'-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een aangehouden persoon heeft recht op vertrouwelijk overleg met een advocaat vóór het eerste verhoor en op bijstand tijdens de eerste 24 uur na aanhouding. Ook niet-aangehouden verdachten hebben recht op bijstand van een advocaat tijdens hun verhoor [5](#page=5).
#### 1.2.5 Gerechtsdeurwaarder
Een gerechtsdeurwaarder is een gerechtelijk ambtenaar die gerechtelijke akten betekent, zoals dagvaardingen en vonnissen, en gerechtelijke beslissingen ten uitvoer legt. Ze worden door de Koning voor het leven benoemd, staan onder toezicht van de procureur des Konings, en hun aantal is wettelijk beperkt. Voor het overige oefenen zij hun beroep uit als zelfstandigen [5](#page=5).
#### 1.2.6 Gerechtsdeskundige
Een gerechtsdeskundige is geen ambtenaar en heeft geen vaste band met het gerecht. Hij wordt aangesteld voor specifieke opdrachten om de rechtbank bij te lichten in technische kwesties waar rechters als juristen minder thuis zijn. De rechter heeft ruime bevoegdheden bij deskundigenonderzoeken, waaronder het nagaan van efficiëntere onderzoeksmaatregelen en het bevelen van expertise enkel indien noodzakelijk. De rechter waakt ook over de naleving van de tegenspraak en de termijnen tijdens het expertiseonderzoek [6](#page=6).
### 1.3 Organisatie van Justitie
De organisatie van de rechterlijke macht kent een gelaagde en gespecialiseerde structuur [6](#page=6).
#### 1.3.1 Piramidestructuur
De gerechtelijke organisatie is piramidaal opgebouwd, waarbij zaken bij lagere rechtbanken worden aangehangen. In hoger beroep kunnen hogere rechtbanken en hoven de vonnissen van lagere rechtbanken hervormen. Het hoogste gerechtshof, het Hof van Cassatie, kan de beslissingen van deze rechtsmachten verbreken. Boven dit systeem bevinden zich op Europees vlak het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie. Deze piramidestructuur draagt bij aan de coherentie van de rechtspraak, doordat rechterlijke beslissingen op hoger niveau kunnen worden gewijzigd of vernietigd, wat leidt tot een zekere eenheid van rechtspraak [6](#page=6).
#### 1.3.2 Specialisatie
Vanwege de omvang en complexiteit van de wetgeving bestaan er aparte rechtbanken of afdelingen binnen rechtbanken voor specifieke rechtsdomeinen zoals strafrecht, familierecht, jeugdrecht, economisch recht en sociaal recht. Ook binnen deze rechtbanken zijn er verdere onderverdelingen, bijvoorbeeld specifieke kamers voor beslagrecht of kort geding procedures binnen de burgerlijke rechtbank. De specialisatie maakt het mogelijk de samenstelling van de rechtbank aan te passen aan de aard van het geschil, bijvoorbeeld met beroepsrechters, lekenrechters of een jury. De ondernemingsrechtbank bestaat bijvoorbeeld uit een jurist en twee ondernemers [6](#page=6).
#### 1.3.3 Bevoegdheid
Elk rechtscollege heeft zijn eigen bevoegdheid, zowel qua materie (materiële bevoegdheid) als qua grondgebied (territoriale bevoegdheid) [7](#page=7).
* **Materiële bevoegdheid:** Wordt bepaald door criteria zoals het onderwerp van de vordering (bv. huurgeschillen bij de vrederechter), de waarde van de vordering (bv. de vrederechter is bevoegd voor burgerlijke geschillen tot 5000 euro ), het spoedeisende karakter van de vordering (voor kort geding procedures) en de hoedanigheid van de partijen (bv. geschillen tussen ondernemingen bij de ondernemingsrechtbank). Regels over materiële bevoegdheid zijn van openbare orde en kunnen niet worden afgeweken [7](#page=7).
* **Territoriale bevoegdheid:** Bepaalt het rechtsgebied waarbinnen een rechter bevoegd is. De eiser heeft meestal de keuze tussen de rechter van de woonplaats van de verweerder(s), de rechter van de gekozen plaats voor de uitvoering van de akte, of de rechter van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, wordt of moet worden uitgevoerd. Regels over territoriale bevoegdheid zijn van aanvullend recht en kunnen partijen onderling overeenkomen af te wijken [7](#page=7).
---
# Prinsipes van een eerlijk proces
Een eerlijk proces is fundamenteel voor het vertrouwen in het rechtssysteem en rust op de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, alsmede op de openbaarheid van rechtspraak [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.1 Recht van verdediging
Naast toegang tot de rechter is het recht van verdediging cruciaal. Dit houdt in dat eenieder die voor de rechter wordt gedaagd, zich moet kunnen verweren tegen de eisen en beweringen van de eisende partij [2](#page=2).
* **Natuurlijke rechter:** In beginsel dient de eiser te dagvaarden voor de rechtbank van de woonplaats van de verweerder [2](#page=2).
* **Termijnen:** Om verweerders de gelegenheid te geven zich voor te bereiden, zijn er diverse (minimum)termijnen voorzien in de procedure, zoals voor dagvaarding, conclusies, verzet, hoger beroep en cassatie [2](#page=2).
* **Officiële kennisgeving:** De verweerder moet via betekening door een gerechtsdeurwaarder officieel op de hoogte worden gebracht van de dagvaarding, het vonnis en het voornemen tot tenuitvoerlegging. Dit vereist minimaal drie betekeningen voordat de eiser zijn rechten effectief kan laten gelden [2](#page=2).
* **Inzage in stukken:** Partijen moeten elkaar inzage geven in hun bewijsstukken [2](#page=2).
* **Rechtsmiddelen:** Procedures kennen diverse rechtsmiddelen om partijen te beschermen tegen willekeurige beslissingen of vergissingen van rechters. Tegen elk vonnis kan in principe hoger beroep worden aangetekend, en bij een juridische fout kan beroep in cassatie worden ingesteld [2](#page=2).
* **Misbruik van procesrecht:** Zowel willekeurige vorderingen als willekeurig verweer worden gesanctioneerd als misbruik van procesrecht [2](#page=2).
### 2.2 Onafhankelijke en onpartijdige rechter
De onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter zijn hoekstenen van het procesrecht en essentieel voor een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 2.2.1 De onpartijdige rechter
* **Definitie:** Onpartijdigheid betekent dat de rechter onbevooroordeeld, neutraal en zonder een van beide partijen te bevoordelen moet blijven [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Geen beïnvloeding:** De rechter mag niet vooringenomen zijn, zich niet laten beïnvloeden door externe informatie (zoals media), stemmingmakerij of enige druk. De rechter mag zich enkel laten leiden door objectieve argumenten van partijen en de toe te passen rechtsnorm [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Vertrouwen en schijn:** Deze onpartijdigheid is cruciaal voor het vertrouwen van burgers in het gerecht. Zelfs de minste schijn van partijdigheid is onaanvaardbaar. Het principe wordt vaak geformuleerd als: "Not only must Justice be done; it must also be seen to be done." [3](#page=3).
#### 2.2.2 De onafhankelijke rechter
* **Definitie:** Onafhankelijkheid betekent dat de rechter autonoom is in zijn besluitvorming en dat niemand, zelfs niet de minister van Justitie of de voorzitter van de rechtbank, hem richtlijnen of bevelen kan geven over de wijze waarop recht gesproken moet worden [3](#page=3).
* **Vrije oordeel:** De rechter moet zijn beslissing baseren op zijn eigen, vrije oordeel over de feiten en de rechtsgronden, zonder gestuurd te worden door politieke partijen of het overheidsapparaat. De beslissing mag niet onderworpen zijn aan enige controle, behalve door een hiërarchisch hoger, eveneens onafhankelijk rechtscollege [3](#page=3).
* **Scheiding der machten:** De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is onlosmakelijk verbonden met de scheiding der machten en dient in elke rechtstaat hoog in het vaandel gedragen te worden [3](#page=3).
#### 2.2.3 Passieve rol van de rechter
Een beroepsrechter beoordeelt zaken die bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt. Een rechter kan echter nooit zelf een zaak voor zijn rechtbank brengen; dit kan enkel gebeuren door de partijen (in burgerlijke zaken) of door het Openbaar Ministerie (in strafzaken). De rechter heeft in een proces een passieve rol, behalve bij het bevorderen van een minnelijke schikking, wat in elke stand van het geding dient te gebeuren conform art. 730/1 § 1 Ger.W. Hij kan geen initiatieven nemen om te dagvaarden, bewijsmateriaal te verzamelen of beslissingen te nemen die niet door de partijen worden gevraagd. De rechter kan een partij enkel toekennen wat deze heeft gevraagd, niets anders en niets meer. Deze passieve rol geldt ook in het strafprocesrecht, waar het onderzoek en de beschuldiging volledig aan het Openbaar Ministerie worden overgelaten [3](#page=3) [4](#page=4).
### 2.3 Openbaarheid van de rechtspraak
De openbaarheid van de rechtspraak dient ter bescherming van de partijen [3](#page=3).
* **Grondwettelijke bepaling:** De Grondwet bepaalt dat zowel de zittingen als de uitspraak van vonnissen openbaar zijn. Dit dwingt rechters tot zorgvuldigheid en correctheid bij de behandeling van geschillen en de gelijke behandeling van gelijke zaken [3](#page=3).
* **Evolutie van bekendmaking:** Tot 2023 moesten alle rechterlijke beslissingen integraal mondeling worden voorgelezen in openbare terechtzitting. Sinds de aanpassing van artikel 149 van de Grondwet in 2019 en de wet van 16 oktober 2022, wordt de wijze van openbare bekendmaking geregeld door de wetgever. Dit heeft geleid tot de oprichting van het Centraal Register voor de beslissingen van de rechterlijke orde en nieuwe regels voor de bekendmaking van vonnissen en arresten. Sinds 30 september 2023 worden bijna alle uitspraken van de rechterlijke macht publiek toegankelijk gemaakt (meer dan 1 miljoen per jaar), met uitzondering van strafzaken waar enkel het beschikkende gedeelte van de beslissing nog wordt voorgelezen [3](#page=3).
### 2.4 Actoren van Justitie
#### 2.4.1 Openbaar ministerie
* **Rol:** Het Openbaar Ministerie (OM), ook wel parket genoemd, vertegenwoordigt bij elke rechtbank of hof (behalve het vredegerecht) de belangen van de gemeenschap. Hun primaire taak is de strafvervolging: opsporing, vervolging en tenuitvoerlegging van misdrijven [4](#page=4).
* **Privaatrechtelijke zaken:** Bij privaatrechtelijke rechtscolleges beperkt de opdracht van het OM zich hoofdzakelijk tot advies in geschillen die de openbare orde aanbelangen, zoals jeugdzaken. Advies is verplicht in bepaalde materies. Het OM ontvangt een mededeling van alle andere zaken en kan daarin zitting nemen indien nuttig geacht [4](#page=4).
* **Hiërarchie:** Het OM is hiërarchisch gestructureerd en staat onder het gezag van de minister van Justitie. Hogere parketmagistraten kunnen bevelen geven aan lagere leden wat betreft het instellen van vervolgingen of andere schriftelijke vorderingen. Op de zitting kan elke parketmagistraat vrij een eigen standpunt innemen [4](#page=4).
* **Structuur:** Aan het hoofd van het parket op het niveau van het hof van beroep staat de procureur-generaal, bijgestaan door advocaten-generaal en substituten. Op arrondissementsniveau is de procureur des Konings het hoofd, met substituten als medewerkers. Het parket bij het Hof van Cassatie bestaat uit advocaten-generaal onder leiding van de procureur-generaal. Het parket bij de arbeidsrechtbanken heet het arbeidsauditoraat [4](#page=4).
#### 2.4.2 Advocaat
* **Status:** Een advocaat is geen ambtenaar, maar een zelfstandige die zijn beroep in volle onafhankelijkheid uitoefent. Hij moet jurist zijn en ingeschreven aan de balie [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Rol in proces:** In de praktijk is een advocaat vrijwel altijd nodig om een proces te voeren, deels omdat sommige processtukken door een advocaat ondertekend moeten worden, en deels omdat men zich in principe enkel door een advocaat kan laten vertegenwoordigen om te pleiten (hoewel men altijd zelf mag pleiten) [5](#page=5).
* **Pleitmonopolie:** Het pleitmonopolie van de advocaat is doorbroken voor de arbeidsgerechten, waar vakbonden en werkgeversorganisaties leden mogen bijstaan. Ook voor vredegerecht, ondernemingsrechtbank en arbeidsgerechten kunnen familieleden optreden. In zaken over vreemdelingenwetgeving mogen ook ambtenaren pleiten. Voor het Hof van Cassatie mag enkel een beperkt aantal speciaal benoemde advocaten optreden [5](#page=5).
* **Kosten:** Kosten voor advocaten kunnen aanzienlijk zijn. Sinds 2008 moet de verliezende partij aan de winnende partij een forfaitair vastgelegde rechtsplegingsvergoeding betalen voor diens advocatenkosten. De hoogte hiervan hangt af van de waarde van de vordering; voor niet-in-geld waardeerbare vorderingen is er een forfait van 1440 euro. De rechter kan rekening houden met de financiële draagkracht, de complexiteit en de onredelijkheid van de situatie [5](#page=5).
* **Strafprocesrecht:** In strafzaken speelt de advocaat een bijzondere rol, ingevolge de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Salduz-arrest). Een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, heeft recht op vertrouwelijk overleg met een advocaat vóór het eerste verhoor en op bijstand tijdens de eerste 24 uur na aanhouding. Ook niet-aangehouden verdachten hebben recht op bijstand tijdens verhoren [5](#page=5).
#### 2.4.3 Gerechtsdeurwaarder
* **Rol:** Een gerechtsdeurwaarder is een gerechtelijk ambtenaar die gerechtelijke akten betekent (bv. dagvaardingen, vonnissen) en gerechtelijke beslissingen ten uitvoer legt [5](#page=5).
* **Status:** Gerechtsdeurwaarders zijn benoemd door de Koning en wettelijk verplicht hun taak uit te oefenen onder toezicht van de procureur des Konings. Hun aantal is wettelijk beperkt, maar voor het overige oefenen zij hun beroep uit als zelfstandige [5](#page=5).
---
# Actoren binnen het gerechtelijk systeem
Dit onderwerp introduceert de verschillende professionals die een rol spelen binnen het justitiesysteem, waaronder rechters, het Openbaar Ministerie, advocaten, gerechtsdeurwaarders en gerechtsdeskundigen, en beschrijft hun specifieke taken en posities [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
### 3.1 De rechter
#### 3.1.1 Rol en onafhankelijkheid
Een beroepsrechter is een jurist die, alleen of samen met andere rechters, zaken beoordeelt die bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt; dit wordt ook wel de zittende magistratuur genoemd. Daarnaast bestaan er tijdelijk benoemde lekenrechters die doorgaans geen jurist zijn. Om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen, wordt een beroepsrechter voor het leven benoemd en is hij onafzetbaar, tenzij via een tuchtprocedure. Deze onafhankelijkheid betekent dat de rechter autonoom is in zijn besluitvorming en geen richtlijnen of bevelen kan ontvangen van niemand, zelfs niet van de minister van Justitie of de voorzitter van de rechtbank. De beslissingen van de rechter moeten gebaseerd zijn op zijn eigen, vrije oordeel over feiten en rechtsgronden, en mogen niet gestuurd worden door politieke partijen of het overheidsapparaat. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is onlosmakelijk verbonden met de scheiding der machten en dient in elke rechtstaat hoog in het vaandel te worden gedragen. Het principe van onpartijdigheid is cruciaal voor het vertrouwen in het gerecht; zelfs de minste schijn van partijdigheid kan niet worden getolereerd. Dit wordt vaak samengevat met de Engelse uitspraak: "Not only must Justice be done; it must also be seen to be done" [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.2 Passieve rol in het proces
Een rechter kan nooit zelf een zaak voor zijn rechtbank brengen. Dit kan uitsluitend gebeuren door de partijen (in een burgerlijke procedure) of door het Openbaar Ministerie (in een strafprocedure). De rechter heeft in een proces een passieve rol, met uitzondering van het bevorderen van een minnelijke schikking, wat hij in elke stand van het geding dient te doen conform artikel 730/1 § 1 Ger.W.. De rechter kan een zaak niet op eigen initiatief behandelen en mag geen partijen betrekken die niet reeds bij het proces betrokken zijn. Hij kan een partij enkel toekennen wat deze gevraagd heeft, niets anders en niets meer. In principe kan de rechter dus geen initiatieven nemen om te dagvaarden, bewijsmateriaal te verzamelen of beslissingen te nemen zoals soms wel het geval is in bijvoorbeeld Sovjetrechtspraak of kerkelijke rechtspraak. Deze passieve rol geldt zelfs in het strafprocesrecht, waar onderzoek en beschuldiging volledig aan het Openbaar Ministerie worden overgelaten, en de rechter enkel oordeelt over de stukken [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.3 Openbaarheid van rechtspraak
De openbaarheid van de rechtspraak dient als bescherming voor de partijen. De Grondwet bepaalt dat zowel de zittingen als de uitspraak van de vonnissen openbaar zijn. Dit dwingt rechters tot zorgvuldigheid in de behandeling van geschillen en de gelijke behandeling van gelijke zaken, omdat hun handelen zichtbaar is voor een breder publiek. Tot 2023 moesten rechterlijke beslissingen integraal mondeling worden voorgelezen in een openbare terechtzitting. Sinds een aanpassing van artikel 149 van de Grondwet in 2019 en de wet van 16 oktober 2022, is de wijze van openbare bekendmaking geregeld via het Centraal Register voor de beslissingen van de rechterlijke orde. Enkel in strafzaken moet de beslissing nog worden voorgelezen, maar dan enkel het beschikkende gedeelte. Het doel is om van een situatie waarin vonnissen enkel toegankelijk waren voor belanghebbenden, te evolueren naar volledige publieke toegankelijkheid van alle rechterlijke uitspraken. De wet van 16 oktober 2022 trad in werking op 30 september 2023 [3](#page=3).
### 3.2 Openbaar ministerie (parket)
#### 3.2.1 Rol en taken
Het Openbaar Ministerie, ook wel parket genoemd, vertegenwoordigt bij elke rechtbank of hof (behalve het vredegerecht) de belangen van de gemeenschap. De hoofdtaak van het Openbaar Ministerie is de strafvervolging: het opsporen van misdrijven, het vervolgen ervan, en het uitvoeren van straffen. Bij privaatrechtelijke rechtscolleges is de opdracht van het parket hoofdzakelijk beperkt tot het geven van advies in geschillen die de openbare orde aanbelangen, zoals in jeugdzaken. Advies is verplicht in bepaalde materies. Het Openbaar Ministerie krijgt tevens mededeling van alle andere zaken en kan daarin zitting nemen wanneer het dat nuttig acht. In strafzaken heeft de rechter een passieve rol, terwijl het Openbaar Ministerie de onderzoeks- en vervolgingsbevoegdheid heeft [4](#page=4).
#### 3.2.2 Hiërarchie en leiding
Het Openbaar Ministerie is hiërarchisch gestructureerd en staat onder het uiteindelijke gezag van de minister van Justitie. Hogere parketmagistraten kunnen wel bevelen geven aan lagere leden, maar dit geldt enkel voor het instellen van vervolgingen of andere schriftelijke vorderingen. Op de zitting kan elke parketmagistraat mondeling in alle vrijheid een eigen standpunt innemen en bijvoorbeeld de vrijspraak van de beklaagde vragen. De procureur-generaal staat aan het hoofd van het parket op het niveau van het hof van beroep, bijgestaan door advocaten-generaal en substituten. Op het niveau van het arrondissement is de procureur des Konings het hoofd van het parket, met substituten als medewerkers. Het parket bij het Hof van Cassatie bestaat uit advocaten-generaal, onder leiding van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Het parket bij de arbeidsrechtbanken heet het arbeidsauditoraat, met aan het hoofd een arbeidsauditeur [4](#page=4).
### 3.3 Advocaat
#### 3.3.1 Rol en onafhankelijkheid
Een advocaat is geen ambtenaar, maar een zelfstandige die zijn beroep in volle onafhankelijkheid uitoefent. Hij moet, net als rechters en parketmagistraten, jurist zijn en ingeschreven zijn aan de balie, de vereniging van advocaten op het niveau van een gerechtelijk arrondissement. In de praktijk is vrijwel altijd een advocaat nodig om een proces te voeren, deels omdat sommige processtukken wettelijk door een advocaat ondertekend moeten worden. Bovendien kan men zich in principe enkel door een advocaat laten vertegenwoordigen om te pleiten, al mag men in principe altijd zelf pleiten [5](#page=5).
#### 3.3.2 Pleitmonopolie en uitzonderingen
Het pleitmonopolie van de advocaat is doorbroken voor de arbeidsgerechten, waar ook vakbonden en werkgeversorganisaties hun leden mogen bijstaan. Voor het vredegerecht, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsgerechten kunnen ook sommige familieleden met volmacht optreden. In alle zaken over de vreemdelingenwet mogen, naast advocaten, ook ambtenaren pleiten voor nationale en internationale rechtsinstanties. Voor het Hof van Cassatie, behalve in strafzaken, mag enkel een beperkt aantal (twintig) daartoe speciaal benoemde advocaten optreden [5](#page=5).
#### 3.3.3 Kosten en rechtsplegingsvergoeding
Wie naar de rechtbank stapt, moet hiervoor vaak een advocaat inschakelen, met bijbehorende kosten. Sinds 2008 moet de verliezende partij aan de winnende partij een forfaitair vastgelegde 'rechtsplegingsvergoeding' betalen voor diens advocatenkosten. De hoogte van deze vergoeding hangt af van de waarde van de vordering; voor vorderingen die niet in geld gewaardeerd kunnen worden, is er een forfait van 1 440 euro. De rechter kan daarnaast rekening houden met onder meer de financiële draagkracht van de verliezende partij, de complexiteit van de zaak en het eventueel onredelijke van de situatie [5](#page=5).
#### 3.3.4 Rol in strafzaken (Salduz-arrest)
In het strafprocesrecht heeft de advocaat, ingevolge de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Salduz-arrest), een bijzondere rol. Een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, heeft het recht om, vóór zijn eerste verhoor, een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze. Bovendien heeft de aangehouden persoon recht op bijstand van een advocaat tijdens verhoren binnen de eerste 24 uur na aanhouding. Ook niet-aangehouden verdachten hebben recht op bijstand van een advocaat tijdens hun verhoor [5](#page=5).
### 3.4 Gerechtsdeurwaarder
Een gerechtsdeurwaarder is een gerechtelijk ambtenaar die gerechtelijke akten betekent, zoals dagvaardingen of vonnissen, en die gerechtelijke beslissingen (gedwongen) ten uitvoer legt. Gerechtsdeurwaarders zijn ambtenaren die door de Koning voor het leven worden benoemd en wettelijk verplicht zijn hun taak uit te oefenen. Ze staan onder toezicht van de procureur des Konings, en hun aantal is wettelijk beperkt. Voor het overige oefenen zij hun beroep uit als zelfstandige [5](#page=5).
### 3.5 Gerechtsdeskundige
Een gerechtsdeskundige is geen ambtenaar en heeft geen vaste band met het gerecht. Hij wordt aangesteld voor afzonderlijke, eventueel eenmalige, opdrachten in concrete zaken. Zijn taak bestaat erin, vanuit zijn specialisatie (zoals architect, accountant, ingenieur, dokter, psychiater, antiquair, enzovoort), de rechtbank voor te lichten in technische kwesties waarin de rechters als juristen niet gespecialiseerd zijn. De rechter heeft ruime bevoegdheden in het kader van deskundigenonderzoek; hij kan nagaan of efficiëntere en goedkopere onderzoeksmaatregelen mogelijk zijn dan een deskundigenonderzoek, en een expertise kan enkel bevolen worden indien noodzakelijk voor het oplossen van het geschil. De rechter heeft een actieve rol bij de opvolging van een lopende expertise en kan actief ingrijpen om te waken over de tegenspraak en het naleven van termijnen [6](#page=6).
### 3.6 Organisatie van Justitie
#### 3.6.1 Piramidestructuur
De gerechtelijke organisatie is piramidaal opgebouwd. Zaken worden aanhangig gemaakt bij lagere rechtbanken, waarna in hoger beroep een beperkt aantal hogere rechtbanken en hoven de vonnissen kunnen hervormen. Uiteindelijk kunnen de beslissingen van deze rechtsmachten verbroken worden door één hoogste gerechtshof: het Hof van Cassatie. Voor bepaalde zaken bestaat er op Europees vlak nog een hoger gerechtshof, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie. Deze piramidestructuur draagt bij tot een zekere coherentie in de rechtspraak, doordat rechterlijke beslissingen op een hoger niveau kunnen worden gewijzigd of vernietigd [6](#page=6).
#### 3.6.2 Specialisatie
Door de omvang van de wetgeving, de ingewikkeldheid van het recht en de behoefte aan specifieke procedures, bestaan er aparte rechtbanken (of afdelingen binnen een rechtbank) voor diverse rechtsdomeinen, zoals strafrecht, familierecht, jeugdrecht, economisch recht en sociaal recht. Binnen deze rechtbanken bestaan nog onderverdelingen, zoals specifieke kamers voor beslagrecht, bouwgeschillen of kort geding procedures. De specialisatie van de rechtbanken laat toe de samenstelling ervan aan te passen aan de aard van de geschillen (bv. één of meer rechters, beroepsrechters, lekenrechters of een jury) [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.6.3 Bevoegdheid
De rechterlijke macht bestaat uit een veelheid van rechtbanken en rechters, die elk een specifiek deel van de rechterlijke macht uitoefenen. Elk rechtscollege heeft zijn eigen bevoegdheid, zowel wat het soort geschillen betreft waarover het zich inhoudelijk kan uitspreken (materiële bevoegdheid) als wat het gebied betreft waarbinnen het bevoegd is (territoriale bevoegdheid) [7](#page=7).
##### 3.6.3.1 Materiële bevoegdheid
De materiële bevoegdheid wordt bepaald door verschillende criteria [7](#page=7):
* **Onderwerp van de vordering:** Voor huurgeschillen is enkel de vrederechter bevoegd; voor faillissementen enkel de ondernemingsrechtbank [7](#page=7).
* **Waarde van de vordering:** De vrederechter is bevoegd voor burgerlijke geschillen tot 5 000 euro; daarboven is de burgerlijke rechtbank bevoegd (enkel de initieel gevorderde hoofdsom telt mee) [7](#page=7).
* **Spoedeisende karakter:** Dit is een voorwaarde voor de bevoegdheid van de rechter in kort geding. Bij hoogdringende burgerlijke zaken is de voorzitter van de burgerlijke rechtbank bevoegd; bij handelszaken de voorzitter van de ondernemingsrechtbank; en bij sociale zaken de voorzitter van de arbeidsrechtbank [7](#page=7).
* **Hoedanigheid van de partijen:** Voor geschillen tussen ondernemingen is enkel de ondernemingsrechtbank bevoegd [7](#page=7).
De regels over materiële bevoegdheid zijn van openbare orde en er kan niet van worden afgeweken; een rechter moet zich verplicht onbevoegd verklaren indien de zaak voor de verkeerde rechtbank is gebracht [7](#page=7).
##### 3.6.3.2 Territoriale bevoegdheid
Elke rechter is bevoegd binnen de grenzen van het rechtsgebied dat de wet hem heeft toegekend. De eiser heeft doorgaans de keuze tussen [7](#page=7):
* De rechter van de woonplaats van (een van) de verweerder(s) [7](#page=7).
* De rechter van de woonplaats die gekozen werd voor de uitvoering van de akte [7](#page=7).
* De rechter van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, wordt of moet worden uitgevoerd [7](#page=7).
De regels over territoriale bevoegdheid zijn van aanvullend recht, wat betekent dat de partijen kunnen overeenkomen ervan af te wijken [7](#page=7).
---
# Organisatie en bevoegdheid van de rechterlijke macht
Dit gedeelte beschrijft de piramidale structuur van de Belgische rechterlijke organisatie, de specialisatie van rechtbanken en de verschillende soorten bevoegdheden (materieel en territoriaal), en hoe deze structuur bijdraagt aan de coherentie van de rechtspraak [6](#page=6).
### 4.1 Organisatie van justitie
#### 4.1.1 Piramidestructuur
De gerechtelijke organisatie is piramidaal opgebouwd. Zaken worden aangehangig gemaakt bij lagere rechtbanken. Hoger beroep kan worden ingesteld bij een beperkter aantal hogere rechtbanken en hoven, die de vonnissen van de lagere rechtbanken kunnen hervormen. Aan de top bevindt zich het Hof van Cassatie, dat beslissingen van lagere rechtsmachten kan verbreken [6](#page=6).
Boven het nationale niveau bevinden zich, voor specifieke zaken, Europese gerechtshoven zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie [6](#page=6).
Deze piramidestructuur bevordert de coherentie van de rechtspraak, aangezien rechterlijke beslissingen op hogere niveaus kunnen worden gewijzigd of vernietigd, wat leidt tot een meer uniforme interpretatie en toepassing van het recht, ondanks de onafhankelijkheid van individuele rechters [6](#page=6).
#### 4.1.2 Specialisatie
Vanwege de omvang en complexiteit van de wetgeving, en de noodzaak voor specifieke procedures, bestaan er gespecialiseerde rechtbanken of afdelingen binnen rechtbanken voor verschillende rechtsdomeinen, zoals strafrecht, familierecht, jeugdrecht, economisch recht en sociaal recht. Deze worden verder besproken in een volgend hoofdstuk [6](#page=6).
Ook binnen deze gespecialiseerde rechtbanken zijn er verdere onderverdelingen, zoals specifieke kamers voor beslagrecht, bouwgeschillen of kort geding procedures binnen de burgerlijke rechtbank [6](#page=6).
De specialisatie maakt het ook mogelijk de samenstelling van de rechtbank aan te passen aan het type geschil, met opties voor één of meerdere rechters, beroepsrechters, lekenrechters of een jury. Een voorbeeld hiervan is de ondernemingsrechtbank, die bestaat uit een jurist en twee ondernemers, waarbij de voorzitter ook alleen zitting kan doen voor dringende maatregelen in kort geding [7](#page=7).
### 4.2 Bevoegdheid
#### 4.2.1 Algemeen
De rechterlijke macht omvat een veelheid aan rechtbanken en rechters, elk met een specifieke bevoegdheid. Deze bevoegdheid kan materieel zijn (betreffende het soort geschil) of territoriaal (betreffende het gebied waarbinnen de rechtbank bevoegd is) [7](#page=7).
#### 4.2.2 Materiële bevoegdheid
De materiële bevoegdheid wordt bepaald door verschillende criteria:
* **Het onderwerp van de vordering:** Voor huurgeschillen is de vrederechter bevoegd; voor faillissementen is de ondernemingsrechtbank bevoegd [7](#page=7).
* **De waarde van de vordering:** De vrederechter is bevoegd voor burgerlijke geschillen tot 5 000 euro. Hogere bedragen vallen onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechtbank. Enkel de initiële hoofdsom telt mee, niet intresten, gerechtskosten of dwangsommen [7](#page=7).
* **Het spoedeisende karakter van de vordering:** Dit is een voorwaarde voor de bevoegdheid van de rechter in kort geding. Bij hoogdringende burgerlijke zaken is de voorzitter van de burgerlijke rechtbank bevoegd; bij handelszaken de voorzitter van de ondernemingsrechtbank; en bij sociale zaken de voorzitter van de arbeidsrechtbank [7](#page=7).
* **De hoedanigheid van de partijen:** Voor geschillen tussen ondernemingen is de ondernemingsrechtbank bevoegd. Indien enkel de eiser een onderneming is, is de rechtbank van eerste aanleg bevoegd. Als enkel de verweerder een onderneming is, heeft de eiser de keuze [7](#page=7).
De regels inzake materiële bevoegdheid zijn van openbare orde en kunnen niet worden afgeweken. Een dagvaarding voor een verkeerde rechtbank leidt ertoe dat de rechter zich verplicht onbevoegd moet verklaren, eventueel met doorverwijzing naar de bevoegde rechter [7](#page=7).
#### 4.2.3 Territoriale bevoegdheid
Elke rechter is bevoegd binnen de grenzen van het rechtsgebied dat de wet hem heeft toegekend. De eiser heeft doorgaans de keuze tussen [7](#page=7):
* De rechter van de woonplaats van (een van) de verweerder(s) [7](#page=7).
* De rechter van de woonplaats die gekozen werd voor de uitvoering van de akte [7](#page=7).
* De rechter van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, wordt of moet worden uitgevoerd [7](#page=7).
De regels over territoriale bevoegdheid zijn van aanvullend recht, wat betekent dat partijen ervan kunnen afwijken, bijvoorbeeld in algemene voorwaarden van een verkoopcontract [7](#page=7).
> **Tip:** Bij het bepalen van de bevoegdheid is het cruciaal om zowel de materiële als de territoriale bevoegdheid te controleren. Materiële bevoegdheid is dwingend recht, terwijl territoriale bevoegdheid in veel gevallen contractueel kan worden aangepast.
> **Voorbeeld:** Een geschil over een huurcontract (onderwerp) tussen twee particulieren (hoedanigheid) met een waarde van 7 000 euro (waarde) valt onder de materiële bevoegdheid van de burgerlijke rechtbank. De territoriale bevoegdheid kan dan, afhankelijk van de omstandigheden en eventuele afspraken, de rechter van de woonplaats van de verhuurder of huurder zijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtsstaat | Een staatsvorm waarin de overheidsmacht is gebonden aan het recht, met waarborgen voor de rechten en vrijheden van burgers. Het impliceert de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. |
| Rechterlijke macht | Een van de drie machten in een staat, belast met het berechten van geschillen en het handhaven van het recht. Deze macht omvat rechtbanken, hoven en magistraten die op bindende wijze beslissingen nemen. |
| Wetgevende macht | De overheidsmacht die wetten maakt, wijzigt of afschaft. In België bestaat deze uit het parlement, bestaande uit de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. |
| Uitvoerende macht | De overheidsmacht die de wetten toepast en de overheidstransacties bestuurt. In België wordt deze gevormd door de regering (ministers en staatssecretarissen) en de administratie. |
| Juridische conflicten | Geschillen tussen partijen die opgelost of beslecht moeten worden aan de hand van het geldende recht, waarbij de rechterlijke macht een centrale rol speelt. |
| Naleving afdwingen | Het proces waarbij een partij via juridische middelen, zoals een rechterlijke uitspraak, ervoor zorgt dat een andere partij zich aan afspraken of wettelijke verplichtingen houdt. |
| Rechtsvordering | Een formele juridische procedure die wordt ingesteld om een recht te doen gelden voor een bevoegde rechtbank. |
| Ontvankelijk verklaren | Het oordeel van een rechtbank dat een ingediende rechtsvordering aan alle wettelijke voorwaarden voldoet om inhoudelijk behandeld te kunnen worden. |
| Hoedanigheid | De juridische en feitelijke geschiktheid van een partij om als titularis van een recht te handelen en een vordering in te stellen. Dit vereist onder andere rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid. |
| Rechtsbekwaamheid | Het vermogen om drager te zijn van rechten en plichten. Iedere natuurlijke persoon bezit rechtsbekwaamheid vanaf de geboorte. |
| Handelingsbekwaamheid | Het vermogen om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten die juridische gevolgen hebben. Dit is afhankelijk van leeftijd en geestelijke toestand. |
| Belang | Het persoonlijke, directe en actuele voordeel dat een eiser kan halen uit het instellen van een rechtsvordering. Dit voorkomt dat willekeurige procedures worden gestart. |
| Tergend en roekeloos geding | Het instellen van een rechtsvordering of het voeren van verweer op een manier die kennelijk zonder grond is, met kwade trouw, of die onnodig tijdrovend en schadelijk is. Dit kan leiden tot sancties. |
| Procesrechtmisbruik | Het verkeerd of oneigenlijk gebruikmaken van de procedures en regels van het procesrecht, met de bedoeling om de tegenpartij te benadelen of het proces onnodig te vertragen. |
| Recht van verdediging | Het fundamentele beginsel dat eenieder die in rechte wordt aangevallen, het recht heeft zich effectief te verweren tegen de eisen en beweringen van de eisende partij. |
| Dagvaarding | Een officiële oproep van een gerechtsdeurwaarder aan een persoon om voor een rechtbank te verschijnen op een bepaalde dag en tijd om zich te verantwoorden of te reageren op een vordering. |
| Betekening | De officiële bekendmaking van een gerechtelijk document, zoals een dagvaarding of een vonnis, door een gerechtsdeurwaarder aan de betrokken partij. |
| Geviteitsdeurwaarder | Een gerechtelijk ambtenaar die belast is met het betekenen van gerechtelijke akten en het ten uitvoer leggen van gerechtelijke beslissingen, zoals beslagen. |
| Bewijsstukken | Documenten, objecten of verklaringen die dienen om de feiten in een juridisch geschil te staven en te bewijzen voor de rechter. |
| Rechtsmiddelen | Juridische mogelijkheden die partijen ter beschikking staan om zich te verzetten tegen een rechterlijke uitspraak waartegen zij bezwaar hebben, zoals verzet, hoger beroep of cassatieberoep. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat kan worden aangewend tegen een uitspraak van een lagere rechter, waarbij een hogere rechter de zaak opnieuw beoordeelt. |
| Cassatieberoep | Een rechtsmiddel dat kan worden ingesteld bij het Hof van Cassatie om een uitspraak van een lagere rechter te laten vernietigen wegens schending van de wet, zonder een herziening van de feiten. |
| Onafhankelijke rechter | Een rechter die zijn beslissingen vrij en autonoom kan nemen, zonder enige beïnvloeding van buitenaf, inclusief van politieke machthebbers of de overheid. |
| Onpartijdige rechter | Een rechter die neutraal en onbevooroordeeld blijft in een zaak, zonder enig voordeel te trekken of te geven aan een van de procespartijen. |
| EVRM | Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een internationaal verdrag dat de fundamentele rechten en vrijheden van de mens beschermt en dat door de lidstaten van de Raad van Europa is geratificeerd. |
| Openbaarheid van rechtspraak | Het principe dat de zittingen van de rechtbank en de uitspraak van de vonnissen openbaar zijn, wat dient als controlemechanisme en bijdraagt aan het vertrouwen in de rechtspraak. |
| Zittende magistratuur | De rechters die deel uitmaken van de rechtbank en belast zijn met het beoordelen van zaken en het doen van uitspraken. |
| Lekenrechters | Rechters die geen jurist zijn, maar doorgaans deskundigen uit specifieke sectoren (bv. ondernemers) die tijdelijk worden benoemd in bepaalde rechtbanken. |
| Openbaar Ministerie | De magistraten (parketmagistraten) die belast zijn met de handhaving van de wet, met name de strafrechtelijke vervolging, en die de belangen van de gemeenschap vertegenwoordigen. |
| Strafvervolging | De juridische procedure die wordt ingesteld om een persoon te vervolgen voor een strafbaar feit, te beginnen bij het opsporen van misdrijven en eindigend met de tenuitvoerlegging van straffen. |
| Privaatrechtelijke rechtscolleges | Rechtbanken die zich bezighouden met geschillen tussen particulieren of rechtspersonen, zoals civiele rechtbanken en handelsrechtbanken. |
| Advocaat | Een zelfstandige juridisch professional die partijen bijstaat in juridische geschillen, advies verleent en hen vertegenwoordigt voor de rechtbank. |
| Balie | De vereniging van advocaten binnen een bepaald gerechtelijk arrondissement, die toezicht houdt op de uitoefening van het beroep en de deontologie bewaakt. |
| Pleitmonopolie | Het exclusieve recht van advocaten om partijen te vertegenwoordigen en hun zaak te bepleiten voor de rechtbank. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitair bedrag dat de verliezende partij in een rechtszaak moet betalen aan de winnende partij, ter gedeeltelijke vergoeding van de advocatenkosten. |
| Gerechtsdeskundige | Een specialist (bv. arts, accountant) die door de rechter wordt aangesteld om technische of wetenschappelijke expertise te verlenen bij het beoordelen van een zaak. |
| Materiële bevoegdheid | De bevoegdheid van een rechtscollege om zich uit te spreken over een bepaald type geschil, gebaseerd op criteria zoals het onderwerp, de waarde of het spoedeisende karakter van de vordering. |
| Territoriale bevoegdheid | De bevoegdheid van een rechtscollege om te oordelen over zaken die zich afspelen binnen een bepaald geografisch gebied. |
| Piramidestructuur | De hiërarchische organisatie van de rechterlijke macht, waarbij zaken eerst voor lagere rechtbanken komen, daarna in hoger beroep kunnen worden aangevochten bij hogere rechtbanken en uiteindelijk het Hof van Cassatie kan oordelen over cassatieberoepen. |
| Eenheid van rechtspraak | Het streven naar een consistente en coherente interpretatie en toepassing van het recht door alle rechtbanken, mede tot stand gebracht door het systeem van hoger beroep en cassatie. |
| Specialisatie van rechtbanken | De oprichting van aparte rechtbanken of afdelingen binnen rechtbanken die zich richten op specifieke rechtsdomeinen (bv. familierecht, strafrecht) om expertise te bevorderen. |
Cover
Basisbegrippen_Burgerlijk Procesrecht_Hoofdstuk VI (1).pdf
Summary
# Inleiding tot gedwongen tenuitvoerlegging
Gedwongen tenuitvoerlegging omvat de juridische mechanismen die ervoor zorgen dat een veroordeling, wanneer deze niet vrijwillig wordt nagekomen, toch wordt uitgevoerd [4](#page=4).
### 1.1 Reële executie
#### 1.1.1 Uitvoering in natura
Uitvoering in natura, ook wel rechtstreekse executie genoemd, plaatst de schuldeiser (SE) in dezelfde situatie als wanneer de schuldenaar (SA) vrijwillig zou hebben nagekomen. Dit is echter problematisch wanneer de medewerking van de schuldenaar vereist is voor de prestatie, aangezien de rechtsstaat prestaties niet met geweld afdwingt [6](#page=6).
#### 1.1.2 Oplossingen voor de grenzen van reële executie
Wanneer directe uitvoering in natura niet mogelijk is omdat de medewerking van de SA vereist is, biedt de wet oplossingen. De rechter kan de schuldeiser machtigen om de prestatie zelf uit te voeren, of een derde dit op kosten van de schuldenaar laten doen. De kosten hiervan, en eventuele schadevergoeding, kunnen dan op het vermogen van de schuldenaar worden verhaald via verhaalsexecutie. Wanneer de oorspronkelijke prestatie niet meer mogelijk is, krijgt de SE een geldelijke vergoeding in plaats daarvan, waarbij opnieuw verhaal wordt gezocht op het vermogen van de SA [7](#page=7).
#### 1.1.3 Dwangsom
Een dwangsom is geen directe methode van gedwongen tenuitvoerlegging, maar fungeert als een financiële prikkel om indirect de nakoming te verzekeren. Het is een bijkomende veroordeling naast de hoofdveroordeling. Een dwangsom wordt niet beschouwd als schadevergoeding, maar komt wel toe aan de SE. Deze is enkel toepasbaar bij verbintenissen om iets te doen of niet te doen [8](#page=8).
### 1.2 Verhaalsexecutie
#### 1.2.1 Notie
Verhaalsexecutie houdt in dat een deel van het vermogen van de schuldenaar door de gerechten wordt onderworpen aan een uitwinning om de vordering van de schuldeiser te voldoen. Dit proces wordt beheerst door drie basisprincipes [10](#page=10).
#### 1.2.2 De drie basisprincipes van verhaalsexecutie
1. **Vermogen – Uniteit van het vermogen**: Dit principe, vastgelegd in artikel 3.35 van het Burgerlijk Wetboek (BW), stelt dat het gehele vermogen van de schuldenaar de gemeenschappelijke waarborg is voor al zijn schuldeisers [10](#page=10).
2. **De schuldenaar staat met zijn gehele vermogen in voor de nakoming van zijn verbintenissen**: Artikel 3.36, eerste lid, BW bepaalt dat de schuldenaar met zijn actuele vermogen instaat voor zijn schulden. Dit kan soms zelfs toekomstige goederen omvatten, zoals nog te vervallen huurgelden, conform artikel 1494, tweede lid. Goederen die voorheen aan de schuldenaar toebehoorden, kunnen onder bepaalde omstandigheden ook nog worden aangesproken via de 'actio pauliana' (artikel 5.243 BW), indien een eerdere beschikkingshandeling werd gesteld met bedrieglijke benadeling van de SE('s) en de derde partij medeplichtig was bij een bezwarende overeenkomst. Desalniettemin zijn bepaalde vermogensbestanddelen uitgesloten van verhaal, bijvoorbeeld om een menswaardig leven te garanderen of om de goede werking van de overheid niet in het gedrang te brengen [11](#page=11).
3. **Gelijkheid van schuldeisers bij het ten gelde maken van het vermogen van de schuldenaar**: Artikel 3.36, tweede lid, BW stelt dat alle schuldeisers in beginsel gelijk worden behandeld bij de uitwinning van het vermogen van de schuldenaar, behoudens wettige redenen van voorrang. Dit principe ondersteunt de economische realiteit. Zekerheden, zoals voorrechten, persoonlijke en zakelijke zekerheden (bijvoorbeeld hypothecaire schuldeisers), bieden een dergelijke wettige reden voor voorrang bij de vereffening van het vermogen van de schuldenaar [12](#page=12).
> **Tip:** Begrijpen van de specifieke situaties waarin de 'actio pauliana' kan worden ingeroepen, is cruciaal voor het beoordelen van eerdere transacties van de schuldenaar [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Een schuldeiser wiens vordering gedekt is door een hypotheek, heeft voorrang op de opbrengst van het onroerend goed bij een gedwongen verkoop, boven een onbevoorrechte schuldeiser [12](#page=12).
---
# Kenmerken en voorlopige tenuitvoerlegging
Dit gedeelte van de studiestof behandelt de juridische vereisten voor gedwongen tenuitvoerlegging, inclusief de noodzaak van een uitvoerbare titel, en de specifieke regels rond voorlopige tenuitvoerlegging van vonnissen.
## 2. Kenmerken van gedwongen tenuitvoerlegging
Gedwongen tenuitvoerlegging is een diepgaande interventie in de rechtssfeer die gekenmerkt wordt door strikte wettelijke procedures. Dit houdt in dat er een verplichting is om de wettelijk voorgeschreven procedures te volgen bij gedwongen tenuitvoerlegging. Tevens is er een verplicht beroep op openbare ambtenaren die daartoe in de wet zijn aangewezen, en vindt er controle plaats door en soms verplichte tussenkomst van de rechter [13](#page=13).
### 2.1 Vereiste van een uitvoerbare titel
Om tot gedwongen tenuitvoerlegging te kunnen overgaan, is het essentieel om te beschikken over een uitvoerbare titel. Dit kan verschillende vormen aannemen, zoals een vonnis, een arrest, een notariële akte, een sociaal of fiscaal dwangbevel, of een andere door de wet erkende titel. Artikel 1386 van het Gerechtelijk Wetboek beschrijft het formulier van tenuitvoerlegging, dat begint met de aanhef "Wij, Filip, Koning der Belgen, …" [13](#page=13).
Een belangrijke voorwaarde voor de uitvoerbare titel is dat de zaken vaststaand en zeker moeten zijn, wat betekent dat de schuldvordering zonder discussie bepaald moet kunnen worden, zoals bepaald in artikel 1494 Ger.W. [13](#page=13).
### 2.2 Uitvoerbare kracht
De uitvoerbare kracht van een titel is de juridische basis die toelaat om de gerechtelijke beslissing af te dwingen [13](#page=13).
## 3. Voorlopige tenuitvoerlegging
### 3.1 Begrip
Voorlopige tenuitvoerlegging betreft de gedwongen uitvoering van een vonnis dat in eerste aanleg is gewezen en dat nog vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel, of waartegen reeds een gewoon rechtsmiddel is ingesteld waarover nog recht moet worden gesproken. De kwalificatie "voorlopig" duidt op het feit dat de beslissing nog niet definitief is, maar desalniettemin reeds kan worden uitgevoerd. Artikel 1398 van het Gerechtelijk Wetboek stelt dat een zaak vatbaar is voor tenuitvoerlegging als ze uitvoerbaar is bij voorraad [14](#page=14).
### 3.2 Voorwaarden voor voorlopige tenuitvoerlegging
Om een vonnis voorlopig ten uitvoer te leggen, moeten steeds twee voorwaarden voldaan zijn [15](#page=15):
1. Beschikken over een uitvoerbare uitgifte van een uitvoerbare titel, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging conform artikel 1386 Ger.W. [15](#page=15).
2. De voorafgaande betekening van de uitvoerbare titel aan de tegenpartij, zoals bepaald in artikel 1495, tweede lid Ger.W.. Dit gebeurt door een gerechtsdeurwaarder die een kopie van het vonnis achterlaat om het officieel ter kennis te geven [15](#page=15).
### 3.3 Uitvoerbaarheid bij voorraad
Een vonnis is uitvoerbaar bij voorraad op twee manieren [16](#page=16):
* **Van rechtswege:** De wet bepaalt dat het vonnis direct uitvoerbaar is, zelfs indien er hoger beroep wordt ingesteld [16](#page=16).
* **Ingevolge een beslissing van de rechter:** Dit kan ambtshalve (uit eigen beweging van de rechter) of op verzoek van een partij gebeuren, waarbij de rechter oordeelt dat het vonnis uitvoerbaar moet zijn [16](#page=16).
### 3.4 Gevolgen van rechtsmiddelen op de uitvoerbare kracht
De aanwending van rechtsmiddelen kan de uitvoerbare kracht van een vonnis beïnvloeden, afhankelijk van het type vonnis:
#### 3.4.1 Vonnis op tegenspraak (vatbaar voor hoger beroep)
* In beginsel schorst de aanwending van een rechtsmiddel de uitvoerbare kracht van de in het vonnis vervatte eindbeslissingen niet (zie Schema 1 ). Gedwongen tenuitvoerlegging is mogelijk vanaf de betekening van het vonnis [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Uitzondering:** De rechter kan anders beslissen en de voorlopige tenuitvoerlegging verbieden (zie Schema 2 ). In dat geval blijft de uitvoerbare kracht geschorst vanaf de uitspraak [17](#page=17) [20](#page=20).
> **Tip:** Bij een vonnis op tegenspraak zijn beide partijen verschenen en hebben zij gepleit. Deze vonnissen zijn standaard uitvoerbaar bij voorraad gedurende de gehele procedure. Betekening is belangrijk om uitvoering van natura te verkrijgen en omdat vanaf dan een termijn van één maand begint te lopen voor het aanwenden van hoger beroep [18](#page=18).
#### 3.4.2 Verstekvonnis (vatbaar voor verzet of hoger beroep)
* In beginsel schorst de aanwending van een rechtsmiddel de uitvoerbare kracht van de eindbeslissingen [17](#page=17).
* **Eindbeslissing betreft een geldsomveroordeling:** De termijn om een rechtsmiddel aan te wenden schorst ook de uitvoerbare kracht van die veroordeling (zie Schema 4 ). Dit geldt, tenzij de rechter de voorlopige tenuitvoerlegging heeft toegelaten (zie Schema 5 ) [17](#page=17) [22](#page=22) [23](#page=23).
* Bij een verstekvonnis met eindbeslissing, niet-geldsomveroordeling, is de uitvoerbare kracht in de regel geschorst vanaf de aanwending van het rechtsmiddel [21](#page=21).
* Bij een verstekvonnis met eindbeslissing en geldsomveroordeling, blijft de uitvoerbare kracht geschorst vanaf de uitspraak en na tijdig aanwenden van een rechtsmiddel, tot de betekening van de bevestigende uitspraak [22](#page=22).
* **Uitzondering (rechter verklaarde uitspraak vatbaar voor voorlopige tenuitvoerlegging):** De rechter kan, ook bij een verstekvonnis, de uitspraak vatbaar verklaren voor voorlopige tenuitvoerlegging (zie Schema 5 ). In dit geval is er geen schorsing van de uitvoerbare kracht. Gedwongen tenuitvoerlegging is mogelijk vanaf de betekening, zelfs indien er een rechtsmiddel wordt aangewend [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Twee buren delen een gemeenschappelijke oprit. Eén buur wil dat een hek gesloten wordt om het domein af te sluiten. De andere buur wil dat de poort open blijft. De eerste buur vraagt veroordeling dat de andere buur het hek dagelijks om 10 uur sluit, gekoppeld aan een dwangsom. De verweerder verschijnt niet, en de eiser verkrijgt een verstekvonnis. De verweerder tekent hierna hoger beroep aan. Zolang het hoger beroep loopt, blijft de uitvoerende kracht van het vonnis geschorst, tenzij de rechter voorlopige tenuitvoerlegging heeft toegestaan [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een eiser vordert dat de verweerder een geldsom van 25 000 euro betaalt. De verweerder verschijnt niet en wordt bij verstek veroordeeld. Zonder specifieke rechterlijke machtiging tot voorlopige tenuitvoerlegging, schorst het aanwenden van een rechtsmiddel de uitvoerbare kracht van deze geldsomveroordeling [22](#page=22).
> **Voorbeeld:** De rechter verklaart een verstekvonnis, ongeacht of het een geldsomveroordeling betreft of niet, vatbaar voor voorlopige tenuitvoerlegging. Vanaf de betekening van dit vonnis is gedwongen tenuitvoerlegging mogelijk en dit blijft zo, zelfs indien er een rechtsmiddel wordt aangewend [23](#page=23).
---
# Uitvoerend en bewarend beslag
Dit onderwerp behandelt de procedures en gevolgen van uitvoerend beslag, gericht op de gedwongen verkoop van goederen om schulden te voldoen, en de rol van bewarend beslag ter bescherming van vorderingen.
### 3.1 Uitvoerend beslag
Uitvoerend beslag is het proces waarbij goederen van een debiteur onder gerechtelijk toezicht worden geplaatst met het oog op gedwongen verkoop om schulden te voldoen. Dit type beslag wordt toegepast wanneer een debiteur, ondanks een uitvoerbare titel (zoals een vonnis), weigert te betalen. Een voorbeeld hiervan is wanneer een vennootschap, veroordeeld tot betaling van 30.000 euro aan aannemers, weigert te voldoen, waardoor beslag kan worden gelegd op een luxejacht dat eigendom is van de vennootschap [24](#page=24).
#### 3.1.1 Verloop van de procedure
De procedure van uitvoerend beslag omvat doorgaans de betekening van een uitvoerbare titel, een bevel tot betalen, en het beslag zelf, uitgevoerd bij gerechtsdeurwaardersexploot. Deze stappen kunnen in één exploot samengevoegd worden indien de titel al uitvoerbaar is op de datum van het exploot [25](#page=25).
#### 3.1.2 Gevolgen van beslag
**Roerende goederen:**
Na beslag verliest de debiteur de beschikkingsbevoegdheid over de beslagen goederen; deze mogen niet meer verkocht of geschonken worden. Een schending hiervan kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Hoewel het beslag zelf geen zakelijk recht is, heeft het wel een zakelijke werking. De goederen worden nauwkeurig omschreven, maar niet direct weggenomen. Het doel is vaak om de debiteur alsnog tot betaling te bewegen of een afbetalingsregeling te treffen. Indien betaling uitblijft, kunnen de goederen worden opgehaald en openbaar worden verkocht [26](#page=26).
**Onroerende goederen:**
Voor onroerende goederen gelden in principe dezelfde gevolgen als voor roerende goederen. De verkoop ervan is niet tegenwerpelijk aan de beslaglegger, maar in de praktijk is het doorgaans moeilijker om deze onmiddellijk te verkopen [26](#page=26).
#### 3.1.3 Verkoop en verdeling
Beslagen goederen kunnen gedwongen worden verkocht, hetzij openbaar, hetzij soms uit de hand met toestemming van de beslagrechter. Een openbare verkoop gebeurt door middel van opbod. Verkoop uit de hand kan plaatsvinden indien een specifieke koper, bijvoorbeeld een familielid die het goed wil behouden, het goed wil aankopen, mits een schatting plaatsvindt om de correcte prijs te garanderen [27](#page=27).
De opbrengst van de verkoop wordt verdeeld onder de schuldeisers [27](#page=27).
**Verdeling bij roerende goederen:**
De verdeling gebeurt door de gerechtsdeurwaarder op basis van evenredigheid, behoudens zakelijke zekerheden [28](#page=28).
**Verdeling bij onroerende goederen:**
De verdeling gebeurt door een notaris op basis van evenredigheid, met voorrang voor hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers [28](#page=28).
##### 3.1.3.1 Voorbeeld van verdeling
Stel een schuldenaar (SA) met een vermogen van 100 euro, bestaande uit 10 euro uit de verkoop van roerende goederen en 90 euro uit de gedwongen verkoop van een huis. De totale schulden bedragen 300 euro, verdeeld over drie schuldeisers (SE): SE 1 (120 euro), SE 2 (150 euro), en SE 3 (30 euro) [29](#page=29).
**Hypothese 1: Geen enkele schuldeiser heeft een voorrecht of zekerheid.**
In dit geval wordt de totale opbrengst van 100 euro (10 + 90) pondspondsgewijs verdeeld over alle schuldeisers [30](#page=30).
* SE 1 ontvangt: 120/300 * 100 = 40 euro [30](#page=30).
* SE 2 ontvangt: 150/300 * 100 = 50 euro [30](#page=30).
* SE 3 ontvangt: 30/300 * 100 = 10 euro [30](#page=30).
**Hypothese 2: SE 3 heeft een hypotheek voor 30 euro op het huis.**
SE 3 wordt eerst volledig betaald met de opbrengst van het huis (30 euro) [31](#page=31).
* SE 3 ontvangt: 30 euro [31](#page=31).
Het resterende bedrag van het huis (90 - 30 = 60 euro) en de opbrengst van de roerende goederen (10 euro) bedraagt 70 euro. Dit saldo van 70 euro wordt pondspondsgewijs verdeeld over SE 1 en SE 2 [31](#page=31).
* SE 1 ontvangt: 120/270 * 70 = 31,11 euro (afgerond) [31](#page=31).
* SE 2 ontvangt: 150/270 * 70 = 38,89 euro (afgerond) [31](#page=31).
### 3.2 Beperkend beslag
Het vermogen van een schuldenaar kan evolueren en procedures kunnen lang duren, wat een risico inhoudt op het wegmaken of verminderen van de waarde van activa. Om dit te voorkomen, kunnen bewarende maatregelen genomen worden, zoals bewarend beslag [32](#page=32).
#### 3.2.1 Begrip
Bewarend beslag is een voorlopige maatregel die zelfs kan worden ingesteld vóór het verkrijgen van een uitvoerbare titel, via een gerechtsdeurwaardersexploot. Het dient als een voorafname op een eventuele latere gedwongen tenuitvoerlegging. Dit beslag kan met of zonder toelating van de beslagrechter worden ingesteld. Net als bij uitvoerend beslag, verliest de debiteur de beschikkingsbevoegdheid over de beslagen goederen. Soms kan er een sekwester worden aangesteld [33](#page=33).
> **Tip:** Het doel van bewarend beslag is primair het bevriezen van goederen om te voorkomen dat ze worden weggemaakt of verkocht, niet direct om ze te verkopen [33](#page=33).
> **Voorbeeld:** Een voetballer, Kylian Mbappé, zou om astronomische bedragen op zijn bankrekening te beschermen, bewarend beslag kunnen leggen op een bankrekening of op (on)roerende goederen, om te voorkomen dat deze worden verkocht [33](#page=33).
> **Uitleg sekwester:** Een auto waar bewarend beslag op ligt, mag nog wel gebruikt worden, maar niet verkocht. Indien de beslagrechter een sekwester aanstelt, kan bevolen worden dat de auto wordt weggehaald bij de debiteur en in een garage van de sekwester wordt geplaatst [33](#page=33).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gedwongen tenuitvoerlegging | Dit is het proces waarbij juridische middelen worden ingezet om een partij te dwingen een opgelegde verplichting na te komen, zelfs tegen de wil van de betrokken partij in. Het omvat zowel reële executie als verhaalsexecutie. |
| Reële executie | Ook wel uitvoering in natura genoemd, dit betekent dat de schuldeiser de prestatie verkrijgt die oorspronkelijk was overeengekomen. Het is gericht op het herstellen van de situatie alsof de verbintenis vrijwillig was nagekomen. |
| Verhaalsexecutie | Dit proces houdt in dat de schuldeiser zich verhaalt op het vermogen van de schuldenaar om zo een geldsom te verkrijgen die overeenkomt met de overeengekomen prestatie. Het vermogen van de schuldenaar wordt onder gerechtelijk toezicht geplaatst en uitgewonnen. |
| Rechtsherstel | Dit verwijst naar de diverse middelen die de wet aanbiedt om een benadeelde partij schadeloos te stellen of de oorspronkelijke situatie te herstellen na een tekortkoming in een verbintenis. Voorbeelden zijn herstelling, vervanging, prijsvermindering of ontbinding. |
| Uitvoerbare titel | Een officiële juridische documentatie die een recht verleent om tot gedwongen tenuitvoerlegging over te gaan. Voorbeelden zijn een vonnis, arrest, notariële akte of een dwangbevel. |
| Dwangsom | Een financiële prikkel die door een rechter kan worden opgelegd als bijkomende veroordeling, bovenop de hoofdveroordeling. Het dient ter stimulering van de nakoming van een verbintenis om iets te doen of niet te doen, en komt toe aan de schuldeiser. |
| Uniteit van het vermogen | Dit principe stelt dat het gehele vermogen van een schuldenaar, zowel de huidige als soms toekomstige goederen, kan worden aangesproken ter voldoening van zijn verbintenissen. |
| Beschikkingsbevoegdheid | Het recht van een eigenaar om zijn goederen te verkopen, te schenken, te verpanden of op een andere manier te vervreemden. Na beslag op goederen verliest de debiteur deze bevoegdheid. |
| Uitvoerend beslag | De gerechtelijke procedure waarbij goederen van een debiteur onder gerechtelijk toezicht worden geplaatst met het oog op een gedwongen verkoop, om zo de opbrengst te gebruiken voor de betaling van schulden. |
| Bewarend beslag | Een voorlopige gerechtelijke maatregel, die zelfs vóór het verkrijgen van een uitvoerbare titel kan worden ingesteld, om goederen van een potentiële debiteur te beveiligen tegen wegmaking of waardevermindering, en zo de latere verhaal van schulden te waarborgen. |
Cover
chapitre 3 l'orga judiciaire.pdf
Summary
# Les modes alternatifs de règlement des litiges
Ce chapitre explore les procédures amiables visant à résoudre les conflits en dehors du cadre judiciaire traditionnel, dans le but de désengorger les tribunaux et de favoriser des solutions consensuelles entre les parties [1](#page=1).
### 1.1 Introduction aux modes alternatifs de règlement des litiges
Le procès, par sa nature, peut exacerber les passions et maintenir les adversaires dans une situation conflictuelle. Les modes alternatifs de règlement des litiges (MARL) visent précisément à éviter ces inconvénients en proposant des procédures permettant aux parties de trouver une solution amiable en dehors du cadre du procès. Leur avantage principal est de contribuer à désengorger les juridictions étatiques [1](#page=1).
### 1.2 Les principales procédures amiables
Plusieurs procédures amiables sont identifiées, chacune ayant ses spécificités quant à leur moment d'intervention et leur nature :
#### 1.2.1 La conciliation
La conciliation peut être tentée avant même l'existence d'un litige formel, ou elle peut intervenir après l'introduction d'une demande, à l'initiative du juge, lorsque la loi le prévoit. Elle est notamment prévue devant certaines juridictions comme le tribunal d'instance, le conseil de prud'homme, ou encore le tribunal de grande instance dans le cadre des procédures de divorce [1](#page=1).
#### 1.2.2 La médiation
La médiation est généralement proposée après l'introduction d'un litige. À la différence de la conciliation judiciaire, la médiation est toujours une procédure payante [1](#page=1).
#### 1.2.3 La transaction
La transaction se caractérise par un rapprochement spontané entre les parties, qui choisissent de régler leur différend à l'amiable afin de prévenir un litige ou d'y mettre fin [1](#page=1).
### 1.3 L'arbitrage : un mode juridictionnel non étatique
Outre les procédures purement amiables, il existe un mode de règlement des litiges qui, bien que juridictionnel, n'est pas étatique: il s'agit de l'arbitrage. Dans cette procédure, les parties confèrent à des personnes privées le pouvoir de trancher le litige qui les oppose [1](#page=1).
### 1.4 Obligation de tentative amiable
Il est important de noter qu'en l'absence de recours à l'un de ces modes alternatifs de solution des litiges, une décision judiciaire devra nécessairement être obtenue. De plus, en matière de procédure, il est prévu qu'avant de saisir la justice, les parties doivent obligatoirement tenter une conciliation [1](#page=1).
> **Tip:** Comprendre les nuances entre conciliation, médiation et transaction est crucial pour identifier la procédure la plus adaptée à chaque situation conflictuelle. La conciliation peut être intégrée au processus judiciaire, tandis que la médiation et la transaction sont souvent des démarches volontaires et externes.
> **Tip:** Gardez à l'esprit que l'arbitrage, bien qu'il aboutisse à une décision contraignante ("sentence arbitrale"), diffère des jugements des tribunaux étatiques par sa nature privée et conventionnelle.
---
# Organisation et fonctionnement des juridictions judiciaires et administratives
Voici un résumé de l'organisation et du fonctionnement des juridictions judiciaires et administratives, conçu pour être une ressource d'étude complète.
## 2. Organisation et fonctionnement des juridictions judiciaires et administratives
Ce chapitre détaille la structure des juridictions en France, en distinguant l'ordre judiciaire de l'ordre administratif, et aborde leurs compétences, procédures, voies de recours et les rôles des juridictions suprêmes.
### 2.1 Le pouvoir de juridiction et son exécution
Les décisions de justice, qu'elles soient ordonnances, jugements ou arrêts, visent à dire le droit par le pouvoir de juridiction du juge. En plus de ce pouvoir, le juge dispose de l'impérium, qui implique l'exécution de la décision. L'exécution forcée d'une décision de justice nécessite que celle-ci soit définitive, c'est-à-dire que toutes les voies de recours possibles aient été exercées ou que les délais soient expirés [2](#page=2).
### 2.2 Distinction entre ordres judiciaire et administratif
Les juridictions de l'ordre judiciaire sont compétentes pour juger les litiges entre particuliers, tandis que les juridictions administratives traitent les litiges opposant des particuliers à l'administration [2](#page=2).
### 2.3 L'ordre judiciaire : civil et pénal
Au sein de l'ordre judiciaire, une séparation claire existe entre les juridictions civiles et pénales [2](#page=2).
* **Juridictions civiles:** Elles traitent des litiges entre personnes physiques ou morales qui cherchent à obtenir la condamnation de leur adversaire ou la reconnaissance d'un droit [2](#page=2).
* **Juridictions pénales:** Elles sont compétentes pour connaître des infractions, opposant ainsi un délinquant à la société et potentiellement à une partie civile. Elles jugent les contraventions, les délits et les crimes. Devant ces juridictions, le délinquant est opposé au ministère public, qui représente la société, et non directement à la victime [3](#page=3).
La Cour de cassation est commune aux deux branches, et il n'existe pas de cour d'appel distincte pour le civil et le pénal. De plus, certaines juridictions de première instance sont les mêmes, comme le tribunal de police et le tribunal d'instance ou le tribunal correctionnel qui est une formation du tribunal de grande instance statuant en matière pénale [3](#page=3).
> **Tip:** La distinction entre civil et pénal n'exclut pas des situations de dualité de compétences, notamment lorsqu'une faute civile constitue aussi une infraction pénale. La victime a alors le choix entre les deux ordres de juridiction, mais ce choix est en principe irrévocable et peut empêcher l'action dans l'autre ordre [3](#page=3).
### 2.4 La saisine des juridictions
Pour agir en justice, toute personne physique ou morale doit justifier d'un intérêt légitime né et actuel, c'est-à-dire avoir un droit personnel à faire valoir. La loi peut également attribuer la qualité pour agir à des personnes déterminées dans certains cas spécifiques. Il faut également avoir la capacité d'agir, aptitude non reconnue aux mineurs ou majeurs protégés, qui agissent par l'intermédiaire de leurs représentants légaux [4](#page=4).
La durée d'une instance varie selon le type de contentieux et le rôle du juge [4](#page=4).
* **Civile:** Les affaires simples au tribunal de grande instance sont renvoyées à une audience de jugement, tandis que les affaires complexes sont envoyées au juge de la mise en état [4](#page=4).
* **Pénale:** Les affaires au tribunal de police sont généralement jugées dès la première audience. Les affaires relevant du tribunal correctionnel ou de la cour d'assises font l'objet d'une instruction préalable [5](#page=5).
La saisine d'une juridiction peut se faire par assignation, citation ou requête, selon la nature du litige et la juridiction compétente [5](#page=5).
### 2.5 Les voies de recours
Après la décision des juridictions de première instance, des voies de recours peuvent être exercées pour saisir des juridictions hiérarchiquement supérieures ou de même degré [5](#page=5).
* **Voies de recours ordinaires :**
* **Appel:** Permet un nouvel examen de l'affaire en fait et en droit par une juridiction hiérarchiquement supérieure (cour d'appel). Il a un effet dévolutif [5](#page=5).
* **Opposition:** Exercée contre les décisions rendues par défaut lorsqu'une partie n'a pas comparu. L'affaire est rejugée en totalité [5](#page=5).
* **Voies de recours extraordinaires :**
* **Recours en révision:** Ne peut être exercé que dans des conditions très restrictives. En matière civile, il intervient en cas d'erreur du juge due à la fraude d'une partie. En matière pénale, il est recevable en cas d'erreur judiciaire ayant entraîné une condamnation. Depuis 2000, une personne condamnée peut demander le réexamen si la condamnation viole la Convention européenne des droits de l'homme [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Tierce opposition :**
* **Pourvoi en cassation:** Ces recours extraordinaires suspendent rarement l'exécution de la décision attaquée et sont exercés exceptionnellement [5](#page=5).
> **Tip :** L'appel permet de rejuger l'affaire "en fait et en droit", offrant une seconde chance d'examiner tous les aspects du litige.
### 2.6 Les règles générales du procès
La justice est sous l'autorité du ministère de la justice, dirigé par le Garde des sceaux. Le principe de gratuité de la justice, une conquête de la Révolution, implique que les magistrats soient payés par l'État [6](#page=6).
* **Collégialité:** La plupart des juridictions sont composées d'au moins trois juges pour limiter les risques d'erreur et assurer l'impartialité. Les décisions sont prises à la majorité, et le délibéré est secret. Certains organes, comme les conseils de prud'hommes, peuvent avoir une composition plus large pour assurer la parité [6](#page=6).
* **Double degré de juridiction:** Ce principe garantit une meilleure justice en permettant à presque toutes les affaires d'être jugées deux fois, en fait et en droit [7](#page=7).
### 2.7 Les juridictions du fond
Les juges du fond statuent en droit et en fait; ils comprennent tous les juges de première instance et d'appel [7](#page=7).
* **Ordre judiciaire :**
* **Tribunal de grande instance:** Juridiction de droit commun en première instance civile. Il est compétent dans tous les domaines non attribués expressément à une autre juridiction [7](#page=7).
* **Tribunal de police:** Compétent pour les contraventions [7](#page=7).
* **Tribunal correctionnel:** Compétent pour les délits [7](#page=7).
* **Cour d'assises:** Compétente pour les crimes [7](#page=7).
* **Juridictions de proximité:** Compétentes en matière pénale pour les contraventions des quatre premières classes et en matière civile pour les litiges inférieurs à 4000 dollars [7](#page=7).
* **Tribunal de commerce:** Pour les litiges entre commerçants ou concernant des actes de commerce [7](#page=7).
* **Tribunal paritaire des baux ruraux:** Pour les litiges entre propriétaires et exploitants agricoles [7](#page=7).
* **Tribunal des affaires de sécurité sociale:** Traite le contentieux entre organismes de sécurité sociale et assujettis (sa suppression est annoncée) [8](#page=8).
* **Juridictions spécialisées (pénale) :**
* **Haute Cour:** Substituée à la Haute Cour de justice, elle juge le Président de la République en cas de manquement manifeste à ses devoirs [8](#page=8).
* **Cour de justice de la République:** Connait des crimes et délits commis par les ministres dans l'exercice de leurs fonctions [8](#page=8).
* **Juridictions d'instruction:** Le juge d'instruction instruit les infractions graves. La chambre de l'instruction est une formation de la cour d'appel jugeant des décisions du juge d'instruction ou du juge des libertés et de la détention. Le juge des libertés et de la détention intervient pour les décisions relatives à la détention et à la remise en liberté [8](#page=8).
* **Ordre administratif :**
* **Tribunal administratif:** Juridiction de droit commun de première instance [7](#page=7).
### 2.8 Les juridictions du droit
Les juridictions suprêmes sont la Cour de cassation dans l'ordre judiciaire et le Conseil d'État dans l'ordre administratif [9](#page=9).
* **La Cour de cassation :**
* Créée en 1790, elle ne juge plus le fond des affaires, mais uniquement l'application de la règle de droit [9](#page=9).
* Elle comprend six formations ordinaires (trois chambres civiles, une chambre commerciale et financière, une chambre sociale, une chambre criminelle) et deux formations spéciales (assemblée plénière, chambre mixte), ainsi qu'une formation restreinte [9](#page=9).
* Elle n'est pas un troisième degré de juridiction; elle contrôle l'application du droit par les juges du fond sans réexaminer les faits [9](#page=9).
* Elle rend des arrêts de rejet (si le pourvoi n'est pas fondé) ou de cassation (si le pourvoi est fondé, annulant la décision attaquée) [9](#page=9).
* L'assemblée plénière est saisie lorsque, après une première cassation, la juridiction de renvoi statue dans le même sens et qu'un second pourvoi est formé [9](#page=9).
* La chambre mixte est saisie en cas de partage des voix, sur demande du ministère public, ou si l'affaire soulève des questions de droit touchant plusieurs chambres [10](#page=10).
* La formation restreinte, initialement conçue pour filtrer les pourvois manifestement irrecevables ou infondés, a vu ses compétences élargies et joue aujourd'hui un rôle plus proche d'une juridiction de jugement [10](#page=10).
* **Le Conseil d'État :**
* Créé par Napoléon Bonaparte, il avait initialement un rôle consultatif et de rédaction de textes [10](#page=10).
* Il a acquis une autonomie de juridiction par la loi du 3 mars 1849, confirmée par la loi du 24 mai 1872 instaurant la justice déléguée [11](#page=11).
* Il est composé de cinq sections administratives et d'une section contentieuse divisée en dix sous-sections spécialisées [11](#page=11).
* Quatre formations peuvent rendre une décision au sein de la section contentieuse: l'assemblée du contentieux, la section du contentieux, les sous-sections réunies et les sous-sections simples [11](#page=11).
* Il intervient en tant que juge de cassation contre les arrêts des cours d'appel administratives et les décisions des juridictions administratives spécialisées [11](#page=11).
* Lorsqu'il est saisi d'un recours en cassation, il peut rejeter le recours ou annuler la décision attaquée, renvoyant alors l'affaire devant une juridiction de même nature ou la même juridiction autrement composée [11](#page=11).
---
# Les principes généraux et les acteurs de la justice
Ce thème aborde les règles fondamentales qui gouvernent le déroulement d'un procès, telles que la gratuité et la collégialité, et présente les différents professionnels du monde judiciaire, y compris les magistrats du siège et du parquet, les juges spécialisés et les auxiliaires de justice.
### 3.1 Les règles générales du procès
La justice, en tant que service public, est caractérisée par le principe de gratuité. Ce principe, acquis lors de la Révolution française, implique que les magistrats sont rémunérés par l'État [6](#page=6).
#### 3.1.1 La collégialité
La collégialité est une règle fondamentale garantissant une administration de la justice plus sûre, car elle limite les risques d'erreur en impliquant plusieurs juges dans une décision. Elle constitue également une protection contre les pressions externes, assurant ainsi l'impartialité. En principe, toutes les juridictions sont composées d'au moins trois juges, et les décisions sont prises à la majorité des voix, le délibéré étant couvert par le secret. Certaines juridictions, comme le conseil de prud'hommes, peuvent comprendre plus de trois juges dans leur formation de jugement ordinaire [6](#page=6).
> **Tip:** La collégialité renforce la fiabilité des décisions judiciaires et prévient les erreurs individuelles.
### 3.2 Les acteurs de la justice
Le monde judiciaire est composé de magistrats, de juges spécialisés et d'auxiliaires de justice, chacun ayant un rôle distinct mais complémentaire.
#### 3.2.1 Les magistrats du siège et du parquet
Les magistrats du siège et du parquet partagent la même formation et appartiennent au même corps de la magistrature. Ils sont fonctionnaires, nommés par décret du Président de la République sur proposition du Garde des Sceaux. Leurs décisions sont appelées ordonnances, jugements ou arrêts [12](#page=12).
* **Magistrats du siège:** Ils participent au jugement ou à l'instruction des affaires et ont des fonctions purement judiciaires. Ils sont indépendants, c'est-à-dire qu'ils n'ont pas de supérieur hiérarchique, et sont inamovibles, ne pouvant se voir imposer une affectation. Leur responsabilité en cas de faute est examinée par le Conseil supérieur de la magistrature [12](#page=12).
* **Magistrats du parquet:** Ils sont en charge de la défense des intérêts de la société et interviennent par voie de réquisition, sans juger directement. Ils sont hiérarchiquement subordonnés et placés sous l'autorité du ministre de la Justice. Les sanctions à leur encontre sont prononcées par le ministre de la Justice, après avis du Conseil supérieur de la magistrature. Bien qu'il ait été mis fin à la possibilité pour le ministre de la Justice d'adresser des instructions directes aux magistrats du parquet en 2013, une subordination hiérarchique demeure [12](#page=12) [13](#page=13).
> **Tip:** La distinction entre magistrats du siège et du parquet est fondamentale pour comprendre les rôles dans une procédure judiciaire. Les premiers jugent, les seconds représentent la société.
#### 3.2.2 Les juges spécialisés
Outre les magistrats du siège et du parquet, il existe des juges spécialisés intervenant dans des juridictions spécifiques.
* **Juges consulaires (tribunal de commerce):** Ces juges sont des commerçants élus par l'ensemble des commerçants. Ils sont élus pour deux ans, renouvelables. Ils exercent leurs fonctions bénévolement [13](#page=13).
* **Conseillers prud'homaux:** Jusqu'à la loi El Khomri, ils étaient élus. Désormais, ils sont nommés conjointement par le ministre de la Justice et le ministre du travail, sur proposition des organisations syndicales représentatives. Ils représentent les employeurs et les salariés en nombre égal et siègent dans différentes formations: conciliation, jugement et départage, cette dernière étant présidée par un juge professionnel [13](#page=13).
* **Jurés:** Ils siègent auprès des cours d'assises et sont élus sur les listes électorales [13](#page=13).
#### 3.2.3 Les auxiliaires de justice
Les auxiliaires de justice interviennent en soutien des juges et des justiciables.
* **Avocats:** Ils ont pour mission de représenter, assister ou conseiller les justiciables. Ils se distinguent par leur statut et leur domaine de compétence. Les avocats au Conseil d'État et à la Cour de cassation sont des officiers ministériels. Les avocats, en général, exercent une profession libérale [14](#page=14).
* **Greffiers:** Ils sont fonctionnaires recrutés sur concours. Ils assistent les magistrats lors des audiences, retranscrivent le contenu des registres et délivrent les copies des décisions [14](#page=14).
> **Example:** Un avocat peut aider un client à préparer sa défense avant une audience (assistance) et le représenter devant le tribunal (représentation). Un greffier s'assure que toutes les étapes de l'audience sont correctement enregistrées.
---
# Les juridictions européennes et leur rôle
Ce chapitre aborde les institutions judiciaires à l'échelle européenne, en se concentrant sur la Cour européenne des droits de l'homme (CEDH) et la Cour de justice de l'Union européenne (CJUE), ainsi que leur fonctionnement et leur compétence [14](#page=14) [15](#page=15).
### 4.1 La Cour européenne des droits de l'homme (CEDH)
La Cour européenne des droits de l'homme, dont le siège est à Strasbourg, a été instituée en 1959. Elle est composée de 46 juges, élus pour un mandat de six ans par l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe. Il est important de noter que ces juges ne représentent pas les États [14](#page=14).
#### 4.1.1 Organisation et fonctionnement
La Cour élit son président, deux vice-présidents et deux présidents de section, mandats d'une durée de trois ans. Elle est divisée en cinq sections, dont deux sont présidées par les vice-présidents et deux autres par des présidents de section. Au sein de chaque section, des chambres de sept membres sont constituées. La Grande Chambre de la Cour se compose de 17 juges, incluant de droit le président, les vice-présidents et les présidents de section [14](#page=14).
Toute procédure devant la CEDH est contradictoire et publique. Les requêtes sont examinées par les sections désignées pour chaque affaire, un rapporteur étudiant initialement ces dernières. Les formations de la CEDH doivent rendre leurs décisions à la majorité des voix [14](#page=14) [15](#page=15).
> **Tip:** Dans un délai de 3 mois à compter de la date de prononcé d'une décision rendue par une chambre, une partie peut demander le renvoi de l'affaire à la Grande Chambre. Cette demande est examinée par un collège de 5 juges de la Grande Chambre [15](#page=15).
#### 4.1.2 Compétence
La CEDH peut être saisie par tout État contractant ou par tout particulier s'estimant victime d'une violation de la Convention [14](#page=14).
### 4.2 La Cour de justice de l'Union européenne (CJUE)
La Cour de justice de l'Union européenne trouve son origine dans le traité de Paris du 18 avril 1951. Elle est composée d'autant de juges qu'il y a d'États membres de l'Union européenne, soit 27 actuellement. Les juges sont désignés par chaque État membre et nommés pour six ans, étant rééligibles [15](#page=15).
#### 4.2.1 Avocats généraux
En plus des juges, des avocats généraux sont nommés. Leur mission est de présenter, en toute impartialité et indépendance, des conclusions motivées sur les affaires soumises à la CJUE. Les avocats généraux sont nommés pour six ans, avec possibilité de renouvellement [15](#page=15).
#### 4.2.2 Fonctionnement
La CJUE peut se réunir soit en assemblée plénière, soit en chambre. Elle siège obligatoirement en assemblée plénière pour les affaires dont elle est saisie par un État membre ou une institution de l'Union européenne, ainsi que pour toutes les questions préjudicielles. Dans les autres cas, le renvoi à la formation plénière est facultatif, et la Cour peut alors se réunir en chambre. Des chambres composées de trois à cinq juges sont constituées au sein de cette juridiction [15](#page=15).
#### 4.2.3 Saisine et procédure
En cas de non-respect du droit de l'Union européenne, la Cour peut être saisie par voie de requête. Peuvent la saisir les États membres, les institutions européennes (représentées par des agents de leurs services juridiques), ou encore des particuliers, personnes physiques ou morales, qui sont généralement représentés par un avocat [15](#page=15) [16](#page=16).
La requête doit inclure un exposé sommaire des moyens invoqués. Dès réception de la requête, la Cour désigne un juge-rapporteur chargé de suivre l'affaire. L'affaire est ensuite examinée lors d'une audience publique où les parties peuvent plaider. La Cour prononce sa décision, un arrêt rendu collégialement, à l'issue des débats. Cet arrêt doit impérativement être motivé et a autorité de chose jugée. L'exécution forcée peut être obtenue par les parties qui ont saisi la Cour et y ont intérêt. Aucune voie de recours n'est prévue contre les décisions rendues par la CJUE [16](#page=16).
---
## Erreurs courantes à éviter
- Révisez tous les sujets en profondeur avant les examens
- Portez attention aux formules et définitions clés
- Pratiquez avec les exemples fournis dans chaque section
- Ne mémorisez pas sans comprendre les concepts sous-jacents
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Conciliation | Procédure visant à amener les parties à trouver une solution amiable à leur litige, pouvant être tentée avant ou après l'introduction d'une demande judiciaire, et souvent initiée par un juge. |
| Médiation | Processus proposé après l'introduction d'un litige, où un tiers neutre et impartial aide les parties à dialoguer pour trouver une solution, cette procédure étant généralement payante. |
| Transaction | Accord spontané entre des parties qui préfèrent prévenir ou régler un litige à l'amiable, évitant ainsi le recours à une procédure judiciaire formelle. |
| Arbitrage | Mode de règlement des litiges non étatique dans lequel les parties confient le pouvoir de décision à des personnes privées, les arbitres, qui tranchent le conflit. |
| Ordonnance | Décision de justice rendue par un juge, souvent dans le cadre de procédures rapides ou de mesures provisoires. |
| Jugement | Décision de justice rendue par une juridiction de première instance, statuant sur le fond d'un litige. |
| Arrêt | Décision de justice rendue par une cour (cour d'appel, Cour de cassation, Conseil d'État), jugeant en appel ou en cassation. |
| Impérium | Pouvoir de commandement du juge, impliquant l'exécution forcée de ses décisions, qui inclut la capacité d'ordonner aux forces publiques d'assurer la mise en œuvre de la décision. |
| Exécution forcée | Mise en œuvre contrainte d'une décision de justice lorsque la partie condamnée ne s'y conforme pas volontairement, faisant appel à la force publique si nécessaire. |
| Juridictions civiles | Tribunaux compétents pour juger les litiges opposant des personnes privées (physiques ou morales) entre elles, portant sur des droits subjectifs ou des obligations. |
| Juridictions pénales | Tribunaux compétents pour juger les infractions à la loi pénale, opposant un individu à la société représentée par le ministère public. |
| Ministère public (Parquet) | Organe de magistrature dont les membres requièrent l'application de la loi pénale et défendent les intérêts de la société. Ils ne jugent pas mais participent aux audiences. |
| Cour de cassation | Plus haute juridiction de l'ordre judiciaire français, chargée de contrôler l'application du droit par les juges du fond, sans réexaminer les faits. Elle rend des arrêts de rejet ou de cassation. |
| Juridictions de première instance | Tribunaux qui jugent une affaire pour la première fois, tels que le tribunal d'instance, le tribunal de grande instance, le tribunal de police, etc. |
| Juridictions d'appel | Cours qui rejugent une affaire déjà jugée en première instance, tant sur les faits que sur le droit, à la demande d'une partie insatisfaite de la première décision. |
| Voies de recours ordinaires | Recours permettant de contester une décision de justice, tels que l'opposition et l'appel, qui suspendent généralement l'exécution de la décision attaquée. |
| Voies de recours extraordinaires | Recours exceptionnels comme la révision ou le pourvoi en cassation, soumis à des conditions strictes et qui ne suspendent pas l'exécution de la décision attaquée. |
| Intérêt légitime né et actuel | Condition requise pour agir en justice, signifiant que la personne doit avoir un droit personnel, direct et concret à faire valoir. |
| Capacité juridique | Aptitude légale à exercer ses droits et à accomplir des actes juridiques. Elle n'est pas reconnue aux mineurs ou aux majeurs protégés. |
| Juge de la mise en état | Juge chargé d'une affaire complexe en procédure civile, qui gère le déroulement de l'instance et prend les mesures nécessaires avant l'audience de jugement. |
| Instruction (en matière pénale) | Phase préparatoire à un procès pénal, menée par un juge d'instruction, visant à rassembler les preuves et à déterminer s'il y a lieu de poursuivre l'auteur présumé de l'infraction. |
| Assignation | Acte par lequel un huissier de justice convoque une personne devant une juridiction. |
| Citation | Convocation délivrée par le ministère public ou un huissier pour comparaître devant une juridiction pénale. |
| Requête | Acte de procédure par lequel une partie soumet sa demande à une juridiction, souvent utilisée dans les procédures non contradictoires ou devant certaines juridictions spécialisées. |
| Double degré de juridiction | Principe garantissant qu'une affaire puisse être jugée une seconde fois, en fait et en droit, par une juridiction supérieure, offrant une sécurité juridique accrue. |
| Juges du fond | Ensemble des juges qui statuent sur le fond d'une affaire, c'est-à-dire sur les faits et le droit, contrairement aux juges de cassation qui ne contrôlent que l'application du droit. |
| Tribunal de grande instance | Juridiction de droit commun en première instance dans l'ordre judiciaire civil, compétente pour tous les litiges que la loi n'attribue pas expressément à une autre juridiction. |
| Tribunal administratif | Juridiction de droit commun de première instance dans l'ordre administratif, traitant des litiges opposant les particuliers à l'administration. |
| Juridictions de proximité | Tribunaux compétents pour des litiges civils de faible valeur (inférieure à 4000 euros) et pour les contraventions des quatre premières classes en matière pénale. |
| Tribunal de commerce | Juridiction spécialisée dans les litiges entre commerçants ou concernant des actes de commerce. |
| Tribunal paritaire des baux ruraux | Juridiction tranchant les litiges entre propriétaires et exploitants agricoles. |
| Tribunal des affaires de sécurité sociale | Juridiction traitant du contentieux entre les organismes de sécurité sociale et leurs usagers. |
| Haute cour | Institution compétente pour juger le Président de la République en cas de manquement grave à ses devoirs manifestement incompatible avec l'exercice de son mandat. |
| Cour de justice de la République | Juridiction compétente pour juger les crimes et délits commis par les ministres dans l'exercice de leurs fonctions. |
| Juge d'instruction | Magistrat chargé de mener l'instruction préparatoire d'une affaire pénale grave, rassemblant les preuves à charge et à décharge. |
| Chambre de l'instruction | Formation de la cour d'appel qui exerce un contrôle sur les décisions du juge d'instruction et du juge des libertés et de la détention. |
| Juge des libertés et de la détention | Juge intervenant pendant la phase d'instruction pour statuer sur les mesures privatives de liberté, comme la détention provisoire ou la remise en liberté. |
| Conseil d'État | Plus haute juridiction administrative française, ayant une fonction de juge de cassation, d'appel et parfois de première instance pour certains actes administratifs majeurs. |
| Magistrats du siège | Juges qui tranchent les litiges et dont les décisions portent le nom d'ordonnances, de jugements ou d'arrêts. Ils sont indépendants et inamovibles. |
| Magistrats du parquet | Membres du ministère public qui défendent les intérêts de la société et veillent à l'application de la loi. Ils sont hiérarchiquement subordonnés au ministre de la Justice. |
| Collégialité | Principe selon lequel les décisions de justice sont prises par un collège de plusieurs juges, garantissant une meilleure administration de la justice et limitant les risques d'erreur. |
| Jurés | Citoyens tirés au sort sur les listes électorales qui siègent aux côtés des magistrats professionnels au sein des cours d'assises pour juger les crimes. |
| Auxiliaires de justice | Professionnels qui assistent les juges et les justiciables, tels que les avocats, les notaires, les greffiers. |
| Avocats | Professionnels du droit qui représentent, assistent et conseillent les justiciables. Ils peuvent intervenir devant diverses juridictions, y compris la Cour de cassation et le Conseil d'État. |
| Greffiers | Fonctionnaires de justice qui assistent les magistrats lors des audiences, tiennent les registres et délivrent les copies des décisions. |
| Cour européenne des droits de l'homme (CEDH) | Cour internationale qui veille au respect de la Convention européenne des droits de l'homme par les États signataires. Elle peut être saisie par tout individu ou État estimant être victime d'une violation. |
| Cour de justice de l'Union européenne (CJUE) | Juridiction de l'Union européenne chargée d'assurer le respect du droit de l'Union dans son interprétation et son application. Elle se compose de la Cour de justice, du Tribunal et des tribunaux spécialisés. |
| Avocats généraux | Magistrats près la Cour de justice de l'Union européenne dont la mission est de présenter des conclusions indépendantes et impartiales sur les affaires soumises à la Cour. |
| Acte réglementaire | Acte administratif de portée générale et impersonnelle, comme un décret ou un arrêté ministériel. |
| Justice retenue | Système où le souverain ou l'autorité suprême se réservait le pouvoir de rendre la justice, le processus judiciaire n'étant qu'une phase préparatoire. Ce système fut critiqué et remplacé par la justice déléguée. |
| Justice déléguée | Système où le pouvoir de juger est pleinement confié aux juridictions établies par la loi, qui rendent leurs décisions en leur nom propre. |
| Litige | Désaccord entre deux ou plusieurs parties qui peut donner lieu à une procédure judiciaire. |
| Faute civile | Manquement à une obligation légale ou contractuelle causant un préjudice à autrui, engageant la responsabilité civile de son auteur. |
| Infraction pénale | Acte ou omission interdit par la loi pénale et passible de sanctions. |
| Contravention | Infraction pénale de faible gravité, punie de peines légères, jugée par le tribunal de police. |
| Délit | Infraction pénale de gravité moyenne, jugée par le tribunal correctionnel. |
| Crime | Infraction pénale de la plus haute gravité, jugée par la cour d'assises. |
Cover
I. Algemene beginselen.pptx
Summary
# General principles of legal proceedings
This section outlines the fundamental principles governing legal proceedings, focusing on access to justice, the nature of judicial proceedings (accusatorial vs. inquisitorial), and the core tenets of a fair trial.
## 1. General principles of legal proceedings
### 1.1 Access to justice
Access to justice is a fundamental right, enshrined as the ability to submit a dispute to a judicial body and receive a resolution.
### 1.2 Nature of judicial proceedings
Judicial proceedings can be broadly categorized into two main systems: accusatorial and inquisitorial.
#### 1.2.1 Accusatorial proceedings
The accusatorial system is characterized by the following:
* **Orality:** Proceedings are primarily conducted through spoken arguments and presentations.
* **Publicity:** Court sessions are generally open to the public, allowing for transparency.
* **Adversarial nature (tegensprekelijk):** Parties involved in the case have the right to contradict each other, present their arguments, and challenge opposing views.
This system is predominantly used in civil law and, for the substantive aspects, in criminal law.
> **Tip:** In civil proceedings, the accusatorial nature is always present. For criminal proceedings, it applies to the main trial but not necessarily to preliminary investigations.
#### 1.2.2 Inquisitorial proceedings
In contrast, the inquisitorial system is marked by:
* **Written procedure:** Much of the process is conducted through written documents.
* **Secrecy:** Proceedings are often not public, and details may be kept confidential.
* **Non-adversarial nature:** There is limited opportunity for parties to directly confront and contradict each other's arguments.
This system is typically employed during the preliminary investigation phase of criminal proceedings.
> **Example:** Imagine a civil dispute over a contract versus a police investigation gathering evidence. The former would likely follow an accusatorial path, while the latter might involve inquisitorial elements in its early stages.
### 1.3 Principles of fair trial
The principles of fair trial ensure that judicial proceedings are conducted justly and impartially. Key principles include:
* **Judicial independence and integrity:** Judges must rule with integrity and conscience, free from any external influence or dependence on governmental or superior authorities.
* **Impartiality:** Judges must decide cases without prejudice. Even the appearance of bias, known as objective bias, is prohibited.
> **Example:** A judge who has a personal financial stake in one of the parties involved in a case would be seen as objectively biased, even if they claim to be able to rule fairly.
* **Right to be heard and to defense:** Every party must have the opportunity to present their viewpoint and engage in adversarial debate. The right to defend oneself is paramount.
* **Reasoned decisions:** Judicial decisions must be supported by reasons. Judges are obligated to explain the legal basis and rationale behind their rulings, addressing all arguments and defenses presented.
* **Reasonable time:** Cases must be decided within a reasonable timeframe. What constitutes a reasonable term depends on factors such as the complexity of the case and the conduct of the parties.
> **Tip:** Delays in proceedings can be a violation of the right to a fair trial if they are not justified by the complexity of the case or the parties' actions.
* **Publicity of proceedings and judgments:** The public and the press generally have access to court proceedings and judgments. This principle enhances transparency and accountability.
* **Right to appeal:** The possibility of lodging an appeal against a judicial decision is generally always available.
> **Tip:** Certain specialized courts or proceedings, such as those in juvenile justice or certain confidential chambers (e.g., Raadkamer), may be exceptions to the general rule of public access. The Court of Assizes is typically public, unless the nature of the crime (e.g., severe sexual offenses) necessitates privacy.
---
# Principles of fair trial
The principles of fair trial are fundamental tenets of due process that ensure justice is administered impartially, transparently, and efficiently.
### 7.1 The judge's impartiality
A core principle of a fair trial is that the judge must act with impartiality. This means the judge must decide cases based on their conscience, free from any dependence on governmental authority or superiors. Furthermore, judges must be free from prejudice and any appearance of bias, which is known as objective partiality. Even the perception of bias, not just actual bias, is prohibited.
> **Tip:** While subjective bias involves overt discriminatory actions or statements, objective partiality focuses on how a reasonable observer might perceive the judge's fairness based on the circumstances of the case.
### 7.2 The right to be heard and to defend oneself
Every party involved in a legal proceeding must have the opportunity to present their case and respond to opposing arguments. This encompasses the right to articulate one's position and the right to defend oneself.
### 7.3 Requirement for reasoned judgments
Judicial decisions must be supported by reasons. The judge is obligated to explain the rationale behind their rulings, including which legal rules were applied and why. This ensures that the decision is not arbitrary and provides clarity to the parties involved. The judge must address all arguments and objections raised by the parties.
> **Example:** If a judge rules that a contract is invalid, they must explain the specific legal provisions that render the contract void and how the facts of the case apply to those provisions.
### 7.4 Timely resolution of cases
A fair trial necessitates that cases are resolved within a reasonable timeframe. What constitutes a "reasonable term" depends on several factors, including the complexity of the case and the conduct of the parties involved. Delays caused by a party's actions can extend the acceptable timeframe.
### 7.5 Openness of proceedings
The principle of open justice ensures that court proceedings, both the hearings and the pronouncement of judgments, are accessible to the public and the press. This transparency serves as a check on the judiciary and fosters public confidence in the legal system.
> **Tip:** While most court proceedings are public, there are exceptions, such as in juvenile court cases or certain chambers proceedings. The Court of Assizes is typically public, but may be closed for particularly sensitive or serious crimes.
### 7.6 Right to appeal
A fundamental aspect of fair trial principles is the possibility of appeal. The general rule is that a party should always have the right to have a decision reviewed by a higher court.
---
# Nature of judicial proceedings
This topic explores the fundamental characteristics that define judicial proceedings, distinguishing between accusatorial and inquisitorial systems and their application across different areas of law.
### 3.1 The concept of judicial proceedings
Judicial proceedings, also referred to as a legal procedure or lawsuit, fundamentally involve the act of administering justice. A key principle underpinning all judicial proceedings is the right of access to justice, as enshrined in Article 6 of the European Convention on Human Rights, which guarantees the right to have a dispute heard by a judicial body and to receive a resolution.
### 3.2 Accusatorial judicial proceedings
Accusatorial proceedings are characterized by several core features:
* **Orality:** Proceedings are conducted through spoken arguments and discussions rather than solely written submissions.
* **Publicity:** Trials are generally open to the public, allowing for transparency and public scrutiny.
* **Contradiction (Tegensprekelijk):** Parties involved in the case have the right to present their arguments, challenge the opposing party's evidence, and engage in debate. This adversarial nature means parties can dispute and discuss issues directly.
The accusatorial system is consistently applied in:
* **Civil procedure:** All civil cases follow an accusatorial model.
* **Criminal procedure (merits):** The main trial phase of criminal proceedings operates on an accusatorial basis.
> **Tip:** The accusatorial system emphasizes the active roles of the parties in presenting their cases, with the judge acting as an impartial arbiter.
### 3.3 Inquisitorial judicial proceedings
In contrast, inquisitorial proceedings are distinguished by:
* **Written nature:** The process relies heavily on written documents and submissions, with less emphasis on oral arguments.
* **Secrecy:** Proceedings are often not open to the public, maintaining a degree of confidentiality.
* **Non-contradiction:** Parties have limited opportunities to directly challenge each other's arguments or evidence, with the judge taking a more active role in investigating the facts.
The inquisitorial system is primarily found in:
* **Criminal procedure (preliminary investigation):** The investigative phase preceding a trial often adopts inquisitorial characteristics, where the judge or an investigating magistrate actively gathers evidence.
> **Example:** In a criminal investigation under an inquisitorial system, an investigating judge might gather witness statements and expert reports without direct cross-examination between the suspect and the accuser at this early stage.
### 3.4 Principles of fair trial
Beyond the procedural system employed, all judicial proceedings are governed by fundamental principles of fair trial, ensuring justice is administered impartially and effectively. These include:
* **Judicial independence and impartiality:** Judges must render judgments based on conscience and law, free from any external influence or governmental oversight. They must also be free from prejudice, and even the appearance of bias (objective partiality) is forbidden.
> **Tip:** Objective partiality refers to situations where, even if a judge is not consciously biased, the circumstances might lead a reasonable observer to believe they are not impartial (e.g., a judge ruling in a case involving a company where their spouse holds significant shares).
* **Right to be heard and to defend oneself:** Every party must have the opportunity to present their position and counter the arguments of the opposing side. The right to legal defense is paramount.
* **Reasoned judgments:** Judicial decisions must be accompanied by clear justifications, explaining the legal basis and rationale for the ruling. Judges must address all arguments and exceptions raised by the parties.
* **Reasonable time for proceedings:** Cases should be resolved within a reasonable timeframe, taking into account the complexity of the matter and the conduct of the parties.
* **Publicity (with exceptions):** Generally, judicial proceedings, including hearings and judgments, are open to the press and the public. However, certain specialized courts or proceedings, such as those in juvenile courts or specific chambers (e.g., Raadkamer), may be held in private. In contrast, a court like the Court of Assizes is typically public.
* **Right to appeal:** The possibility of appealing a decision to a higher court is generally available, allowing for review of the initial judgment.
---
## Common mistakes to avoid
- Review all topics thoroughly before exams
- Pay attention to formulas and key definitions
- Practice with examples provided in each section
- Don't memorize without understanding the underlying concepts
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Access to justice (Art. 6 ECHR) | The fundamental right of individuals to submit a dispute to a judicial body and receive a resolution, ensuring that legal recourse is available and effective. |
| Fair trial principles | Core tenets that guarantee a just and equitable legal process, including the judge's independence and impartiality, the right of parties to present their case and respond to opposing arguments, and the necessity for reasoned decisions. |
| Nature of judicial proceedings | Refers to the procedural characteristics of how legal cases are conducted, encompassing aspects such as whether the process is primarily oral or written, public or private, and adversarial or investigative. |
| Accusatorial proceedings | A system of legal proceedings characterized by being oral, public, and adversarial, where parties have the right to confront each other and present their arguments. This system is typically applied in civil law and the substantive part of criminal law. |
| Inquisitorial proceedings | A system of legal proceedings characterized by being primarily written, secret, and non-adversarial, where the judge often plays a more active role in investigating the facts. This system is often seen in the preliminary investigation phase of criminal law. |
| Impartiality | The principle that a judge must decide cases without prejudice or bias, avoiding any appearance of partiality, whether subjective (explicit bias) or objective (situational bias creating an impression of unfairness). |
| Right to be heard | Guarantees that each party in a legal proceeding has the opportunity to present their viewpoint and evidence, and to respond to the arguments or evidence presented by the opposing party. |
| Reasoned judgment | A judicial decision that is accompanied by an explanation detailing the legal rules applied and the facts considered, justifying the outcome and addressing all arguments raised by the parties. |
| Reasonable time | The principle that legal cases should be resolved within a timeframe that is considered fair and appropriate, taking into account factors such as the complexity of the case and the conduct of the parties involved. |
| Public access | The principle that judicial proceedings, including hearings and judgments, should generally be open to the public and the press, fostering transparency and public trust in the justice system, with specific exceptions for certain sensitive courts or cases. |
| Appeal | The right to have a higher court review a decision made by a lower court, typically available as a standard procedural safeguard. |
Cover
samenvatting ger. recht.docx
Summary
# Kernbegrippen van het gerechtelijk recht
Dit document vat de kernbegrippen van het gerechtelijk recht samen, beginnend met de fundamenten van de rechtsstaat en de scheiding der machten, en vervolgens de structuur en werking van de rechtbanken, de rol van de advocaat en gerechtsdeurwaarder, de verschillende procedures, rechtsmiddelen en executierecht.
## 1. Kernbegrippen van het gerechtelijk recht
Het gerechtelijk recht omvat alle procedure- en bevoegdheidsregels die essentieel zijn voor de toepassing van het recht in concrete situaties.
### 1.1 De rechtsstaat en de scheiding der machten
De **rechtsstaat** is een maatschappij die niet wordt geregeerd door de persoonlijke voorkeur van een gezaghebber, maar door een geheel van wetten waaraan ook de machten zelf en de wetgever onderworpen zijn. Dit staat in contrast met een dictatuur, waar de machthebber zich niet aan de wet hoeft te houden. Het algemene beginsel van de wet stelt dat iedereen aan de wet onderworpen is.
De **scheiding der machten** is een fundamenteel principe binnen de rechtsstaat, onderverdeeld in drie machten:
* **Wetgevende macht:** Verantwoordelijk voor het maken van wetten (het parlement).
* **Uitvoerende macht:** Verantwoordelijk voor het uitvoeren van wetten (koning, regering).
* **Rechterlijke macht:** Verantwoordelijk voor het toepassen van wetten op concrete geschillen (rechtbanken).
### 1.2 Rechtspraak en rechtszekerheid
**Rechtspraak** verwijst naar het proces van het spreken van recht, de beslissingen en uitspraken van rechters, ook wel vonnissen of arresten genoemd. Het doel is het zoeken naar rechtvaardige oplossingen voor geschillen.
De **precedentenleer** houdt in dat een rechter gebonden is aan eerdere uitspraken van rechtbanken. Hoewel rechtbanken in België niet strikt verplicht zijn eerdere uitspraken te volgen, mogen ze hier wel inspiratie uit putten.
**Rechtsleer** omvat de studie en analyse van de wet, uitgevoerd door auteurs die over bepaalde wetten schrijven.
Een **rechtzoekende** is iemand die juridisch advies, hulp of toegang tot het rechtssysteem zoekt.
**Rechtszekerheid** garandeert dat burgers kunnen vertrouwen op duidelijke en stabiele wetten en regels, waardoor ze weten wat wel en niet toegestaan is. Dit voorkomt chaos in de samenleving.
### 1.3 Toegang tot het recht en eerlijk proces
Het principe van **dubbele aanleg** houdt in dat een zaak twee keer beoordeeld kan worden, meestal door twee verschillende rechterlijke instanties. Dit geeft burgers de kans om hun conflict te laten beoordelen door een tweede rechter (hoger beroep).
Een **rechtsmiddel** is een juridische stap of procedure om een eerdere juridische beslissing aan te vechten, zoals beroep of cassatie aantekenen. Het is een overkoepelende term om een eerste uitspraak aan te vechten.
De **bevoegdheid van de rechtbank** bepaalt het materiegebied waarin een rechtbank een beslissing kan nemen. Voorbeelden zijn de vrederechter voor huurconflicten en de politierechtbank voor verkeersconflicten.
Het **verbod op rechtsweigering** garandeert dat iedereen toegang heeft tot de rechter. Rechtbanken mogen recht onder geen enkel voorwendsel weigeren. Dit impliceert het recht op een eerlijke, openbare behandeling binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
De overheid moet zorgen voor **effectieve toegang tot de rechter**:
* **Eerstelijnsbijstand:** Juridische hulp voor iedereen, vaak door advocaten die vrijwillig op openbare plaatsen eenvoudige juridische vragen beantwoorden.
* **Tweedelijnsbijstand:** Juridische hulp voor personen met onvoldoende middelen, door pro-deobijstand, betaald door de overheid voor mensen onder een bepaalde inkomensgrens.
### 1.4 Onafhankelijke en onpartijdige rechter
Iedereen heeft recht op de behandeling van zijn zaak door een **onpartijdige rechter**, wat zowel subjectieve als objectieve onpartijdigheid vereist.
* **Subjectieve onpartijdigheid:** De rechter mag niet vooringenomen zijn, geen vooroordelen hebben en geen persoonlijk belang hebben bij de uitkomst van de zaak.
* **Objectieve onpartijdigheid:** Heeft betrekking op de rechterlijke organisatie. Een rechter die in een bepaalde hoedanigheid van een zaak kennis heeft genomen, kan nadien niet in een andere hoedanigheid van dezelfde zaak kennis nemen.
Een **onafhankelijke rechter** staat volledig onafhankelijk van andere machten en drukkingsgroepen. De rechtbank moet in alle veiligheid kunnen beslissen zonder druk.
### 1.5 Eerlijke en openbare behandeling
Eenieder heeft recht op een **eerlijke en openbare behandeling van het geschil**. Zittingen zijn in principe openbaar, tenzij er uitzonderingen zijn, zoals bij ernstige feiten of op verzoek van het slachtoffer of familie. Behandeling achter gesloten deuren kan gevraagd worden, maar wordt enkel toegepast bij ernstige feiten.
Zaken dienen **binnen een redelijke termijn** te worden afgehandeld.
Een **gemotiveerde beslissing** is vereist: de rechter moet de redenen voor zijn beslissing uitleggen.
**Tegenspraak en procesgelijkheid** garanderen dat alle partijen in gelijke mate gehoord worden, stukken kunnen voorleggen en bewijs kunnen leveren.
Het **partijautonomie en beschikkingsbeginsel** (accusatoir karakter) houdt in dat het initiatief uitsluitend bij de partijen ligt. Zij bepalen het debat, en de rechtbank mag hierin geen initiatief nemen.
### 1.6 Hiërarchische indeling van de rechtbanken
Het gerechtelijk recht regelt de beslechting van conflicten en de uitvoering van uitspraken. De macht om recht te spreken wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken, die hiërarchisch zijn ingedeeld:
* **Vredegerechten:** Bevoegd voor geschillen tot een bedrag van 5.000 euro, huurgeschillen en burenruzies. Beroep gaat naar de rechtbank van eerste aanleg.
* **Politierechtbank:** Bevoegd voor verkeerszaken, zoals verkeersovertredingen, ongevallen en rijbewijszaken. Beroep gaat naar de rechtbank van eerste aanleg.
* **Rechtbank van eerste aanleg:** Bevoegd voor diverse burgerlijke geschillen die niet uitdrukkelijk aan andere rechtbanken zijn toegewezen, en is tevens de beroepsrechter van het vredegerecht en de politierechtbank. Omvat de:
* **Burgerlijke rechtbank:** Voor alle geschillen waarbij mensen of organisaties betrokken zijn (contractuele geschillen, etc.).
* **Correctionele rechtbank:** Voor strafzaken met betrekking tot wanbedrijven (bv. diefstal, fraude). Beroep gaat naar het hof van beroep.
* **Jeugdrechtbank:** Behandelt zaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, zowel als dader als slachtoffer.
* **Familierechtbank:** Behandelt zaken betreffende echtscheidingen, ouderlijk gezag, afstamming, adopties, erfenissen, alimentatie en naamswijzigingen.
* **Arbeidsrechtbank:** Behandelt geschillen en zaken betreffende werk en werkrelaties (arbeidscontracten, ontslag, arbeidsongevallen). Beroep gaat naar de arbeidshoven.
* **Ondernemingsrechtbank:** Behandelt geschillen en zaken betreffende bedrijven en commerciële activiteiten, zoals faillissementen en oprichting van ondernemingen. Beroep gaat naar het hof van beroep.
* **Hof van beroep:** Hogere rechtbank die hoger beroep behandelt tegen uitspraken van lagere rechtbanken.
* **Arbeidshof:** Behandelt hoger beroep tegen beslissingen van de arbeidsrechtbank.
* **Hof van assisen:** Bevoegd voor de zwaarste misdrijven (bv. moord, doodslag) en werkt met een jury van 12 burgers. Hoger beroep is niet mogelijk.
* **Hof van Cassatie:** De hoogste rechtbank, die controleert of de wet correct is toegepast door lagere rechtbanken. Het inhoudelijke van de zaak wordt niet behandeld. Het kan een uitspraak bevestigen of verbreken en terugwijzen naar een andere rechtbank.
### 1.7 De griffie en de advocaat
De **griffie** fungeert als het secretariaat van de rechtbank, waar stukken worden neergelegd en kennisgevingen worden verzorgd.
De **advocaat** is een vertrouwenspersoon die juridisch advies verleent, bijstand verleent bij geschillen en optreedt namens cliënten.
* **Taken:** Adviesverlening, ondersteuning bij dadingen (minnelijke schikkingen), inleiden van procedures, verschijnen voor rechtscolleges, pleiten en vertegenwoordigen.
* **Rechten:** Pleitrecht en procesvertegenwoordiging.
* **Plichten:** Naleven van deontologische regels, beroepsgeheim, respecteren van verboden op uitoefening van bepaalde andere beroepen.
### 1.8 Gerechtsdeurwaarder
De **gerechtsdeurwaarder** is een ministerieel ambtenaar en vrije beroeper, die akten betekent (bv. dagvaardingen) en beslag legt. Hij is een hulporgaan van de rechterlijke en uitvoerende macht.
### 1.9 Rechtsvordering en middelen van ontoelaatbaarheid
Een **rechtsvordering** is een eis om een uitspraak van de rechtbank te bekomen via wettelijke procedures.
* **Afstand van rechtsvordering:** Bewust afzien van het recht om naar de rechtbank te stappen, inclusief het recht zelf.
* **Afstand van geding:** Enkel afzien van de procedure.
* **Misbruik van procesrecht (tergend en roekeloos geding):** Het instellen van een eis met de bedoeling de andere partij te schaden, kan leiden tot een veroordeling.
**Middelen van ontoelaatbaarheid/onontvankelijkheid** gaan na of de rechtsvordering voldoet aan de voorwaarden om de rechtbank aan te spreken.
* **Toelatingsvoorwaarden (eiser):** Moet bestaan (natuurlijk persoon of rechtspersoon), handelingsbekwaam zijn (18+, niet beschermd), hoedanigheid (direct betrokken) en belang (voordeel uit geschil) hebben.
* **Middelen m.b.t. het tijdstip:** Verjaringstermijnen bepalen hoe lang men zijn recht kan vragen bij de rechtbank.
* **Middelen m.b.t. de rechtsvordering:**
* **Bestond nooit:** Natuurlijke verbintenis, spel en weddenschap.
* **Bestaten niet meer:** Uitputting van rechtsmacht, afstand van rechtsvordering, exceptie van arbitrage, exceptie van rechterlijk gewijsde.
Indien een middel van ontoelaatbaarheid slaagt, verklaart de rechter de vordering onontvankelijk.
### 1.10 Partijen in een procedure
**Partijen** zijn rechtssubjecten die zich tot de rechter wenden of worden opgeroepen.
* **Eiser (verzoeker):** De partij die de rechtszaak begint en een veroordeling wenst.
* **Verweerder (gedaagde):** De partij tegen wie de rechtszaak is aangespannen.
* **Vrijwillig tussenkomende partij:** Iemand die vrijwillig deelneemt aan de zaak vanwege belang.
* **Eiser in gedwongen tussenkomst en vrijwaring:** Een partij die een nieuwe partij in het geschil betrekt.
* **Verweerder in gedwongen tussenkomst en vrijwaring:** De partij die gedwongen wordt deel te nemen.
### 1.11 Betekening en kennisgeving
* **Betekening:** Persoonlijke afgifte van een akte door een gerechtsdeurwaarder (bv. exploot van dagvaarding). Dit kan aan de persoon zelf of aan de woonplaats gebeuren.
* **Kennisgeving:** Brieven gestuurd door de griffie (bv. uitstel van een zaak), meestal via aangetekende zending.
### 1.12 Vordering en verweer
* **Hoofdvordering:** Leidt het geding in, ingesteld via dagvaarding (door gerechtsdeurwaarder) of verzoekschrift (vrijwillige verschijning, beide partijen akkoord, geen gerechtsdeurwaarder nodig).
* **Tegensprekelijk verzoekschrift:** Een goedkopere variant van een verzoekschrift, enkel toegelaten indien de wet het voorziet.
* **Tussenvordering:** Elke andere vordering die in een procedure wordt ingesteld.
* **Tegenvordering:** Vordering ingesteld door de verweerder tegen de eiser.
* **Tussenkomst:** Derden die zich in het geding mengen (vrijwillig of gedwongen).
* **Verweer:** De verweerder kan procedurele excepties of verweer ten gronde aanvoeren.
### 1.13 De tegensprekelijke procedure
Dit is de algemene regel, waarbij de verweerder wordt opgeroepen om te verschijnen, gehoord te worden en zich te verdedigen. Een dagvaarding bevat verplichte vermeldingen zoals gegevens van partijen, voorwerp van de vordering, rechter en inleidingszitting. De **dagvaardingstermijn** (minimaal 8 vrije dagen) is de tijd tussen betekening en inleidingszitting.
### 1.14 Rol en dossier
* **Algemene rol:** Hoofdrol van de rechtbank voor lopende zaken.
* **Bijzondere rol:** Tijdelijke of specifieke rol.
* **Zittingsrol:** Lijst van zaken die op een specifieke zitting worden behandeld.
* **Dossier van de rechtspleging:** Procedureel dossier dat door de griffie wordt bijgehouden.
### 1.15 Inleidingszitting en conclusies
Tijdens de inleidingszitting wordt nagegaan wie er verschijnt.
* **Verschijning:** Partij is aanwezig (in persoon, vertegenwoordigd door advocaat) of verschijnt schriftelijk.
* **Verstek:** Partij verschijnt niet en laat niets weten.
Voor de verdere behandeling kunnen er **korte debatten** plaatsvinden (uitzondering) of een uitgebreider debat via **conclusies**.
* **Conclusies:** Schriftelijke uiteenzettingen van standpunten, met een kop, weergave van de rechtbank, voorwerp van de vordering, feiten, aanspraken, juridische argumenten en uiteindelijke vordering. Vaak wordt een vordering in hoofdorde en een in ondergeschikte orde gesteld.
* **Rechtsdag (pleitzitting):** Partijen zetten hun standpunten mondeling uiteen. Zittingen zijn openbaar, tenzij er uitzonderingen zijn (bv. bescherming van de openbare orde).
* **Vervanging pleidooien door debat:** Een informelere manier van discussie.
### 1.16 Uitstel en voortzetting
* **Uitstel:** Kan gevraagd worden door partijen of ambtshalve, indien het dossier nog niet klaar is.
* **Verwijzing naar de rol:** Indien de zaak op de uitgestelde datum nog niet klaar is, blijft deze in wacht hangen.
* **Voortzetting:** De zaak wordt op een andere zitting verder behandeld.
### 1.17 Sluiting van de debatten en beraad
Na de pleidooien sluit de rechter de debatten. Daarna volgt het **beraad**, waarin de rechter zich terugtrekt om een beslissing te nemen. De rechter bepaalt de uitspraakdatum, in principe binnen de maand.
### 1.18 Soorten uitspraken
* **Vonnis:** Beslissing van een rechtbank.
* **Arrest:** Beslissing van een hof.
* **Beschikking:** Uitspraak in kort geding (spoedeisend) of maatregelen van inwendige aard (administratief).
* **Verstekvonnis:** Uitgesproken wanneer de verweerder niet is verschenen.
* **Tegensprekelijk vonnis:** Uitgesproken wanneer beide partijen hun standpunt hebben kunnen uiteenzetten.
* **Vonnis in eerste aanleg:** Vatbaar voor beroep.
* **Vonnis in laatste aanleg:** Niet meer vatbaar voor beroep.
* **Eindvonnis:** Beslissing over alle discussiepunten.
* **Vonnis alvorens recht te doen:** De rechter stelt een deskundige aan of neemt een voorlopige maatregel.
* **Gemengd vonnis:** Een deel van de punten wordt definitief beslecht, andere punten worden opengehouden voor nader onderzoek (bv. door een deskundige).
### 1.19 Totstandkoming en vorm van vonnissen
Rechters die aan de zaak begonnen zijn, moeten ook bij de uitspraak aanwezig zijn. Een vonnis wordt ondertekend door de rechter en de griffier. De **minuut** is het ondertekende origineel. **Uitgifte** is een afschrift van het vonnis met opschrift en tenuitvoerlegging.
Een vonnis bestaat uit:
* **De kop:** Gegevens van partijen en hoedanigheid.
* **Motiverend gedeelte:** Redenen voor de beslissing, antwoord op vorderingen en verweermiddelen (motiveringsplicht).
* **Beschikkend gedeelte:** De eigenlijke beslissing van de rechter.
* **Gerechtskosten:** In principe ten laste van de verliezende partij. De **rechtsplegingsvergoeding** is een forfaitaire vergoeding voor de kosten en erelonen van de advocaat van de winnende partij.
### 1.20 Gevolgen van het vonnis
* **Bindende kracht:** Partijen moeten het vonnis respecteren en naleven. Gedwongen uitvoering is mogelijk.
* **Uitputting van rechtsmacht:** Een rechter kan niet opnieuw oordelen over een definitief beslecht vonnis binnen dezelfde procedure en instantie.
* **Gezag van het rechterlijk gewijsde:** Een wettelijk vermoeden van waarheid voor definitieve beslissingen, van de uitspraak tot aanwending van een rechtsmiddel.
* **Kracht van het rechterlijk gewijsde:** Wanneer een uitspraak niet meer vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel, is deze definitief.
### 1.21 Uitlegging en verbetering van het vonnis
Indien een vonnis onduidelijk is, kan een vordering tot uitlegging of verbetering worden ingesteld bij dezelfde rechter.
### 1.22 Rechtspleging bij verstek
Indien een partij niet verschijnt, kan de procedure een verstekprocedure worden.
* **Verstek door eiser:** Vordering wordt afgewezen.
* **Verstek door verweerder:** Vordering wordt ingewilligd, mits deze de openbare orde en dwingend recht respecteert.
### 1.23 Kort geding
Een versnelde juridische procedure voor spoedeisende zaken, waarbij de rechter snel een voorlopige beslissing neemt.
### 1.24 Bewijsrecht
* **Bewijslast:** Elke partij moet het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert. Partijen moeten meewerken aan de bewijslevering. Kwaadwillig verduisteren van gedingstukken is strafbaar.
* **Bewijsmiddelen:** Ondertekend geschrift, getuigen, feitelijke vermoedens, bekentenis, eed.
* **Bewijswaarde:** De waarde die de rechter aan de bewijzen hecht.
* **Bewijsregels:** Technieken zoals overlegging van stukken, schriftonderzoek, valsvervalsing, getuigenverhoor, deskundigenonderzoek, verhoor van partijen en plaatsopneming.
* **Valsheidsprocedure:** Procedure om aan te tonen dat een stuk vals is.
* **Deskundigenonderzoek:** Kan door rechter of partijen bevolen worden; de rechter is niet gebonden aan het advies.
### 1.25 Rechtsmiddelen
Manieren om een vonnis te hervormen:
* **Gewone rechtsmiddelen:** Verzet, hoger beroep.
* **Buitengewone rechtsmiddelen:** Voorziening in cassatie.
#### 1.25.1 Verzet
Rechtsmiddel voor een partij die bij verstek is veroordeeld. De zaak wordt opnieuw voorgelegd aan dezelfde rechter. De termijn start na betekening van het verstekvonnis.
#### 1.25.2 Hoger beroep
Hoger beroep wordt ingesteld bij een hogere rechter tegen een vonnis in eerste aanleg. Dit kan enkel door partijen die reeds betrokken waren in de procedure en binnen de wettelijke termijn.
* **Hoofdberoep:** Het eerste ingestelde beroep.
* **Incidenteel beroep:** Beroep ingesteld door de geïntimeerde partij.
* **Termijn hoger beroep:** Start vanaf de betekening van het vonnis, meestal 1 maand.
#### 1.25.3 Voorziening in cassatie
Beroep bij het Hof van Cassatie, de hoogste rechtbank, die controleert op procedurefouten en correcte wetstoepassing. Het behandelt enkel beslissingen van laatste aanleg. Cassatie kan een vonnis bevestigen of vernietigen en terugwijzen naar een andere rechtbank. De termijn bedraagt 3 maanden vanaf de betekening.
### 1.26 Executierecht
Wanneer een schuldenaar een rechterlijke uitspraak niet vrijwillig uitvoert, volgt gedwongen tenuitvoerlegging.
* **Reële executie:** Uitvoering van een prestatie (bv. een boom weghalen) door een derde, via dwangsom, of gerechtelijke uithuiszetting.
* **Beslag:**
* **Uitvoerend beslag:** Goederen van de schuldenaar in beslag nemen en verkopen om de schuld te voldoen.
* **Bewarend beslag:** Leggen van beslag op goederen tijdens een procedure om te voorkomen dat de schuldenaar zich van zijn vermogen ontdoet. Dit kan worden omgezet in uitvoerend beslag na bekomen van de grosse.
Goederen zijn in principe beslagbaar, behalve die welke door de wet als onbeslagbaar zijn verklaard om de schuldenaar een menswaardig leven te garanderen.
### 1.27 Collectieve schuldenregeling
Een procedure voor personen met een grote schuldenberg, beheerd door een schuldbemiddelaar, met als doel de financiële toestand te herstellen en een menswaardig leven mogelijk te maken. Na ongeveer 7 jaar worden resterende schulden kwijtgescholden.
### 1.28 Alternatieve geschillenbeslechting
* **Arbitrage:** Geschillenbeslechting door scheidsrechters, met een bindende beslissing. Vereist een arbitragebeding.
* **Bemiddeling:** Een bemiddelaar helpt partijen om vrijwillig tot een oplossing te komen. Dit kan vrijwillig (buiten de rechtbank) of gerechtelijk gebeuren.
---
# Structuur en bevoegdheden van rechtbanken
Dit onderdeel verschaft een overzicht van de hiërarchische structuur van de Belgische rechterlijke macht en de specifieke bevoegdheden van de verschillende rechtbanken en hoven.
### 2.1 Algemene principes van de rechterlijke organisatie
Het gerechtelijk recht omvat alle procedure- en bevoegdheidsregels die gevolgd moeten worden om recht te doen gelden in concrete situaties, binnen het kader van een rechtsstaat waar alle machten onderworpen zijn aan de wet. De rechterlijke macht heeft de taak om de wet toe te passen op concrete geschillen. Rechtspraak, oftewel vonnissen en arresten, zoekt naar rechtvaardige oplossingen voor geschillen. In België is de rechter niet gebonden aan precedenten, maar kan deze wel als inspiratiebron gebruiken.
Essentiële principes voor een eerlijk proces zijn onder meer het verbod op rechtsweigering, wat inhoudt dat elke rechtzoekende toegang tot de rechter moet hebben. De overheid dient deze effectieve toegang te garanderen, zowel via eerstelijnsbijstand (vrijwillige juridische hulp op openbare plaatsen) als tweedelijnsbijstand (pro-deojuridische hulp voor minderbedeelden).
Daarnaast zijn de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter cruciaal. Subjectieve onpartijdigheid vereist dat de rechter geen vooringenomenheid of persoonlijk belang heeft bij de uitkomst van de zaak. Objectieve onpartijdigheid stelt dat een rechter die reeds kennis heeft genomen van een zaak in een bepaalde hoedanigheid, niet in een andere hoedanigheid van dezelfde zaak kan kennisnemen. Onafhankelijkheid betekent dat de rechter vrij is van invloed van andere machten of drukkingsgroepen.
Een eerlijke en openbare behandeling binnen een redelijke termijn, met een gemotiveerde beslissing en de mogelijkheid tot tegenspraak en procesgelijkheid, zijn eveneens fundamenteel. Het beschikkingsbeginsel, waarbij het initiatief uitsluitend bij de partijen ligt, is een belangrijk kenmerk van het burgerlijk procesrecht.
### 2.2 Hiërarchische indeling van rechtbanken en hoven
De Belgische rechterlijke macht is hiërarchisch ingedeeld, waarbij de bevoegdheid van elke rechtbank bepaald wordt door de materie waarin deze kan beslissen.
#### 2.2.1 Vredegerechten
* **Bevoegdheid:** Geschillen met een waarde lager dan 5.000 euro, huurgeschillen, burenruzies.
* **Beroep:** Rechtbank van eerste aanleg.
#### 2.2.2 Politierechtbank
* **Bevoegdheid:** Alles wat betrekking heeft op het verkeer, zoals verkeersovertredingen, verkeersongevallen en rijbewijszaken.
* **Beroep:** Rechtbank van eerste aanleg (als beroepsrechter van de politierechtbank).
#### 2.2.3 Rechtbank van eerste aanleg
* **Bevoegdheid:** Algemene bevoegdheid voor alle burgerlijke geschillen die niet uitdrukkelijk aan andere rechtbanken zijn toegewezen, inclusief diefstal, fraude, vandalisme, aanranding van de eerbaarheid (correctionele rechtbank), en als beroepsrechter van de vredegerechten.
* **Beroep:** Hof van beroep.
* **Onderverdelingen:**
* **Burgerlijke rechtbank:** Alle geschillen waarbij mensen of organisaties betrokken zijn en die niet bij een andere rechtbank thuishoren.
* **Correctionele rechtbank:** Strafzaken betreffende misdrijven van mindere ernst (wanbedrijven).
* **Jeugdrechtbank:** Zaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, zowel als dader (misdrijven) als slachtoffer (VOS - verwaarlozing, ontbering, etc.).
* **Familierechtbank:** Zaken betreffende echtscheidingen, ouderlijk gezag, afstamming, adopties, erfeniskwesties, alimentatie en naamswijziging.
#### 2.2.4 Arbeidsrechtbank
* **Bevoegdheid:** Geschillen en zaken gerelateerd aan werk en werkrelaties, zoals arbeidscontracten, ontslagzaken, arbeidsongevallen en beroepsziekten, en collectieve schuldenregelingen.
* **Beroep:** Arbeidshoven.
#### 2.2.5 Ondernemingsrechtbank
* **Bevoegdheid:** Geschillen en zaken betreffende bedrijven en commerciële activiteiten, zoals geschillen tussen ondernemingen, faillissementen en oprichting/ontbinding van ondernemingen.
* **Beroep:** Hof van beroep.
#### 2.2.6 Hoven van beroep
* **Bevoegdheid:** Behandelen van hoger beroep tegen uitspraken van lagere rechtbanken.
* **Beroep:** Hof van Cassatie.
#### 2.2.7 Arbeidshoven
* **Bevoegdheid:** Behandelen van hoger beroep tegen uitspraken van de arbeidsrechtbank.
* **Beroep:** Hof van Cassatie.
#### 2.2.8 Hof van Assisen
* **Bevoegdheid:** Zwaarste misdrijven zoals moord, doodslag, ernstige zedenfeiten. Bestaat uit jury van 12 burgers die de eindbeslissing nemen.
* **Beroep:** Niet mogelijk.
#### 2.2.9 Hof van Cassatie
* **Bevoegdheid:** Hoogste rechtbank die controleert of de wet correct is toegepast door lagere rechtbanken. Behandelt geen inhoudelijke zaken, enkel procedurefouten.
* **Beroep:** Niet mogelijk; uitspraken zijn definitief.
### 2.3 Andere instanties en functionarissen
#### 2.3.1 De griffie
* Fungeert als het secretariaat van elk hof of elke rechtbank, waar stukken worden neergelegd en kennisgevingen worden verzorgd.
#### 2.3.2 De advocaat
* Biedt juridisch advies, bijstand, ondersteuning bij dadingen (minnelijke schikkingen), en vertegenwoordigt cliënten voor rechtscolleges. De advocaat heeft het pleitmonopolie, wat betekent dat hij de enige is die anderen mag vertegenwoordigen in rechte.
#### 2.3.3 De gerechtsdeurwaarder
* Is een ministerieel ambtenaar en vrije beroeper, die aktes betekent, beslag legt en zorgt voor de gedwongen tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken.
### 2.4 Rechtsvordering en procedurele aspecten
#### 2.4.1 Rechtsvordering
* Het instellen van een eis om via de rechtbank een uitspraak te bekomen. Afstand van rechtsvordering betekent het definitief afzien van het recht om naar de rechtbank te stappen.
#### 2.4.2 Ontvankelijkheid van de vordering
* Een vordering is ontvankelijk indien deze voldoet aan wettelijke voorwaarden, zoals het bestaan van de eiser, handelingsbekwaamheid, hoedanigheid en belang.
#### 2.4.3 Partijen in een geding
* **Eiser:** De partij die de rechtszaak start.
* **Verweerder:** De partij tegen wie de rechtszaak is aangespannen.
* **Vrijwillig tussenkomende partij:** Een derde die zich vrijwillig bij het geding voegt.
* **Gedwongen tussenkomst en vrijwaring:** Een partij die door een eiser of verweerder in het geschil wordt betrokken.
#### 2.4.4 Betekening en kennisgeving
* **Betekening:** Persoonlijke afgifte van een akte (door een gerechtsdeurwaarder).
* **Kennisgeving:** Brieven die door de griffie worden verstuurd.
#### 2.4.5 Vordering en verweer
* **Hoofdvordering:** De initiële vordering die het geding start.
* **Tegenvordering:** Een vordering ingesteld door de verweerder tegen de eiser.
* **Tussenkomst:** Een vordering waarbij derden in het geding komen (vrijwillig of gedwongen).
* **Verweer:** De reactie van de verweerder op de vordering van de eiser, zowel procedureel als ten gronde.
#### 2.4.6 Procedurele fasen
* **Inleidingszitting:** Nagaan wie verschijnt en de zaak eventueel in korte debatten plaatsen.
* **Instaatstelling:** Uitgebreid debat waarbij partijen hun standpunten en bewijsstukken uiteenzetten via conclusies.
* **Rechtsdag (pleitzitting):** Mondelinge uiteenzetting van de standpunten.
* **Beraad:** De fase waarin de rechter zich terugtrekt om een beslissing te nemen.
* **Uitspraak:** Het vonnis, beschikking of arrest wordt uitgesproken.
#### 2.4.7 Soorten uitspraken
* **Vonnis:** Beslissing van een rechtbank.
* **Arrest:** Beslissing van een hof.
* **Beschikking:** Uitspraak in kortgeding of beslissingen van inwendige aard.
* **Verstek:** Uitspraak wanneer een partij niet verschijnt.
* **Tegenspraak:** Uitspraak wanneer beide partijen gehoord zijn.
* **Eerste aanleg / Laatste aanleg:** Vatbaar voor beroep of niet.
* **Eindvonnis / Vonnis alvorens recht te doen:** Definitief oordeel of voorlopige maatregelen.
#### 2.4.8 Totstandkoming en vorm van een vonnis
* Vonnis wordt ondertekend door rechter en griffier, uitgesproken binnen de maand na beraad, en bevat een kop, motiverend gedeelte en beschikkend gedeelte.
#### 2.4.9 Gevolgen van een vonnis
* **Bindende kracht:** Partijen moeten het vonnis naleven.
* **Executie:** Gedwongen tenuitvoerlegging indien de schuldenaar niet vrijwillig uitvoert.
* **Gezag van rechterlijk gewijsde:** Wettelijk vermoeden van waarheid voor definitieve beslissingen.
### 2.5 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn procedures om een vonnis aan te vechten.
#### 2.5.1 Gewone rechtsmiddelen
* **Verzet:** Tegen een verstekvonnis, waarbij de zaak opnieuw wordt voorgelegd aan dezelfde rechter.
* **Hoger beroep:** Een zaak wordt voorgelegd aan een hogere rechter indien men niet akkoord gaat met een vonnis van eerste aanleg.
#### 2.5.2 Buitengewone rechtsmiddelen
* **Voorziening in cassatie:** Controleert de correcte toepassing van de wet door lagere rechtbanken, behandelt enkel procedurefouten.
### 2.6 Executierecht
* Regelt de gedwongen tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken wanneer de schuldenaar niet vrijwillig voldoet. Dit kan via reële executie (uitvoering door derde, dwangsom) of beslag (uitvoerend beslag, bewarend beslag).
### 2.7 Alternatieve geschillenbeslechting
* **Arbitrage:** Geschillenbeslechting door scheidsrechters, met een bindende beslissing.
* **Bemiddeling:** Een bemiddelaar helpt partijen tot een vrijwillige overeenkomst te komen.
---
# De rol van de advocaat en gerechtsdeurwaarder
Dit deel van de studiegids behandelt de specifieke rollen, taken, rechten en plichten van de advocaat en de gerechtsdeurwaarder binnen het gerechtelijk rechtssysteem.
## 3. De rol van de advocaat en gerechtsdeurwaarder
### 3.1 De advocaat
De advocaat is een vertrouwenspersoon voor de rechtzoekende en speelt een cruciale rol bij de beslechting van geschillen voor de rechtscolleges.
#### 3.1.1 Taken van de advocaat
* **Adviesverlening en juridische bijstand:** Het verstrekken van juridisch advies aan cliënten.
* **Ondersteuning bij dading:** Het assisteren van partijen bij het sluiten van een dading, wat een minnelijke schikking is om een conflict op te lossen zonder tussenkomst van de rechtbank.
* **Procedure in rechte:**
* Het inleiden van de procedure, bijvoorbeeld door middel van dagvaarding.
* Het verschijnen voor de rechtscolleges, voor of met de cliënt.
* Het pleiten en vertegenwoordigen van cliënten voor de rechtscolleges, waarbij de argumenten van de cliënt mondeling worden uiteengezet.
#### 3.1.2 Rechten van de advocaat
* **Pleitrecht en pleitmonopolie:** De advocaat is de enige die het recht heeft om andere personen te vertegenwoordigen in juridische procedures.
* **Procesvertegenwoordiging:** Een advocaat kan namens de cliënt handelen en spreken in de zitting, met een ruime bevoegdheid. Bepaalde handelingen, zoals het sluiten van een dading, het doen van afstand van geding of het berusten in een beslissing, vereisen echter expliciete goedkeuring of ondertekening door de cliënt.
#### 3.1.3 Plichten van de advocaat
* **Naleven van deontologische regels:** Het strikt opvolgen van de professionele gedragsregels.
* **Respecteren van beroepsgeheim:** Alle informatie die tussen advocaat en cliënt wordt besproken, blijft vertrouwelijk.
* **Verbod op cumulatie van beroepen:** De advocaat mag niet tegelijkertijd bepaalde andere beroepen uitoefenen, zoals magistraat, griffier, notaris of gerechtsdeurwaarder.
### 3.2 De gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder is een bijzondere figuur die zowel ministerieel ambtenaar is (hij voert overheidstaken uit) als een vrij beroeper. Hij fungeert als hulporgaan voor zowel de rechterlijke als de uitvoerende macht.
#### 3.2.1 Taken van de gerechtsdeurwaarder
* **Betekenen van akten:** Dit omvat onder andere het officieel bekendmaken van akten zoals een exploot van dagvaarding aan de betrokken partijen.
* **Leggen van beslag:** Dit is een taak die voortvloeit uit de uitvoerende macht, waarbij goederen van een schuldenaar in beslag genomen kunnen worden om een schuld te vereffenen.
#### 3.2.2 Financiële aspecten
Gerechtsdeurwaarders worden niet rechtstreeks door de overheid betaald. Zij zijn afhankelijk van de winst die zij genereren uit hun werkzaamheden en moeten zorgen voor een goed draaiend kantoor.
#### 3.2.3 Betekeningswijzen
Er zijn verschillende manieren waarop een gerechtsdeurwaarder een akte kan betekenen:
* **Betekening aan de persoon:** De akte wordt rechtstreeks aan de betreffende persoon overhandigd.
* **Betekening aan de woonplaats:** Indien de persoon niet thuis is, kan de akte worden afgegeven aan een bloedverwant of aangestelde die de akte in ontvangst neemt.
#### 3.2.4 Gerechtsdeurwaardersexploot
Alle officiële documenten die door een gerechtsdeurwaarder worden opgesteld, worden aangeduid als een gerechtsdeurwaardersexploot. Een dagvaarding die door een gerechtsdeurwaarder wordt betekend, valt hier bijvoorbeeld onder.
> **Tip:** Het correct en tijdig betekenen van akten door de gerechtsdeurwaarder is essentieel voor de geldigheid en voortgang van een gerechtelijke procedure.
#### 3.2.5 Beslag
* **Uitvoerend beslag:** Dit is de meest verregaande vorm van beslag, waarbij de goederen van de schuldenaar in beslag worden genomen en verkocht om de schuld te voldoen. De gerechtsdeurwaarder bepaalt welke goederen hiervoor in aanmerking komen.
* **Bewarend beslag:** Dit beslag wordt gelegd wanneer er nog geen rechterlijke uitspraak is, maar de schuldeiser vreest dat de schuldenaar zich van zijn vermogen zal ontdoen. De schuldenaar behoudt wel het eigendomsrecht en het bezit, maar kan niet meer vrij over de goederen beschikken. Dit beslag kan worden omgezet in een uitvoerend beslag zodra de schuldeiser een uitvoerbare titel (grosse) verkrijgt.
> **Voorbeeld:** Een schuldeiser die vreest dat een potentiële schuldenaar al zijn bezittingen zal verkopen voordat er een definitieve uitspraak is, kan de rechter verzoeken om een bewarend beslag te leggen op de goederen van die persoon.
#### 3.2.6 Beslagbare en onbeslagbare goederen
In principe zijn alle goederen die een geldwaarde hebben, vatbaar voor beslag. De wet voorziet echter in een aantal onbeslagbare goederen om de schuldenaar te beschermen en een menswaardig leven te garanderen. Dit creëert een evenwicht tussen het recht van de schuldeiser en de rechten van de schuldenaar. Goederen die nauw verbonden zijn met de persoon, zoals familiefoto's, zijn bijvoorbeeld vaak onbeslagbaar.
#### 3.2.7 Collectieve schuldenregeling
In gevallen van grote schuldenlast kan de arbeidsrechtbank een collectieve schuldenregeling initiëren. Hierbij wordt een schuldbemiddelaar aangesteld die een afbetalingsplan onderhandelt of oplegt. Dit proces duurt doorgaans zeven jaar, waarna resterende schulden kwijtgescholden kunnen worden. De schuldbemiddelaar beheert het inkomen van de schuldenaar en zorgt voor naleving van het plan door de schuldeisers.
---
# Procesvoering en rechtsmiddelen
Hier is een gedetailleerd studieonderdeel over "Procesvoering en rechtsmiddelen" gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4. Procesvoering en rechtsmiddelen
Dit onderwerp behandelt de stappen van een gerechtelijke procedure, van dagvaarding tot uitspraak, inclusief de diverse rechtsmiddelen om beslissingen aan te vechten.
### 4.1 Inleiding tot gerechtelijk recht en rechtsstaat
Het gerechtelijk recht omvat alle procedure- en bevoegdheidsregels die gevolgd moeten worden om recht te doen gelden in een concrete situatie. Dit staat in contrast met een dictatuur, waar de machthebber niet gebonden is aan wetten. De rechtsstaat kenmerkt zich door een geheel van wetten waaraan ook de overheid en wetgever onderworpen zijn, wat zorgt voor rechtszekerheid en voorkomt dat maatschappijen geregeld worden door persoonlijke voorkeur. De scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke) is hierin cruciaal. In België is het burgerlijk procesrecht sinds 1967 ondergebracht in één wetboek. Rechtspraak zoekt rechtvaardige oplossingen voor geschillen, waarbij rechters geïnspireerd kunnen worden door eerdere uitspraken, maar niet verplicht zijn zich eraan te houden. Rechtsleer betreft de studie en analyse van de wet door auteurs. Iedereen die juridisch advies zoekt of toegang tot het rechtssysteem wenst, wordt een rechtzoekende genoemd.
#### 4.1.1 Toegang tot het recht en beginselen van een eerlijk proces
De overheid moet effectieve toegang tot de rechter organiseren. Dit omvat:
* **Eerstelijnsbijstand**: Eenvoudige juridische vragen beantwoorden door vrijwillige advocaten op openbare plaatsen.
* **Tweedelijnsbijstand**: Pro-deoadvocaten voor personen met onvoldoende middelen, betaald door de overheid.
Een eerlijk proces vereist een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
* **Subjectieve onpartijdigheid**: De rechter mag niet vooringenomen zijn, geen vooroordelen hebben en geen belang hebben bij de uitkomst van de zaak.
* **Objectieve onpartijdigheid**: De rechter mag niet eerder in een andere hoedanigheid van dezelfde zaak kennis hebben genomen.
Verdere beginselen van een eerlijk proces omvatten:
* **Verbod op rechtsweigering**: Rechtbanken mogen geen recht weigeren.
* **Eerlijke en openbare behandeling**: Zittingen zijn openbaar, tenzij uitzonderingen strikt noodzakelijk zijn.
* **Behandeling binnen een redelijke termijn**: Hoewel België hierin achterblijft.
* **Gemotiveerde beslissing**: Rechters moeten hun beslissingen motiveren.
* **Uitspraak in openbare zitting**.
* **Tegenspraak en procesgelijkheid**: Gelijke rechten voor alle partijen om gehoord te worden en bewijs te leveren.
* **Partijautonomie en beschikkingsbeginsel**: Het initiatief ligt exclusief bij de partijen.
### 4.2 De structuur van de rechterlijke macht
De macht om recht te spreken wordt uitgeoefend door hoven en rechtbanken, met een hiërarchische indeling:
* **Vredegerechten**: Bevoegd voor geschillen onder een bedrag van €5.000, huurgeschillen en burenruzies. Beroep gaat naar de rechtbank van eerste aanleg.
* **Politierechtbank**: Bevoegd voor verkeerszaken (overtredingen, ongevallen, rijbewijzen). Beroep gaat naar de rechtbank van eerste aanleg.
* **Rechtbank van eerste aanleg**: Bevoegd voor diverse burgerlijke geschillen die niet aan andere rechtbanken zijn toegewezen. Omvat:
* **Burgerlijke rechtbank**: Behandelt algemene burgerlijke geschillen tussen personen of organisaties. Is ook beroepsrechter voor vredegerechten.
* **Correctionele rechtbank**: Behandelt strafzaken voor wanbedrijven (minder ernstige misdrijven zoals diefstal, fraude, vandalisme). Is beroepsrechter voor de politierechtbank.
* **Jeugdrechtbank**: Behandelt zaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, zowel als dader als in gevaarlijke situaties.
* **Familierechtbank**: Behandelt echtscheidingen, ouderlijk gezag, afstamming, adopties, erfeniskwesties, alimentatie, etc.
Beroep gaat naar het hof van beroep.
* **Arbeidsrechtbank**: Behandelt geschillen met betrekking tot werk en werkrelaties (arbeidscontracten, ontslag, arbeidsongevallen). Is beroepsrechter voor de arbeidshoven.
* **Ondernemingsrechtbank**: Behandelt geschillen gerelateerd aan bedrijven en commerciële activiteiten (faillissementen, oprichting/ontbinding van ondernemingen). Beroep gaat naar het hof van beroep.
* **Hof van beroep**: Hogere rechtbank die hoger beroep behandelt tegen uitspraken van lagere rechtbanken (met uitzondering van de rechtbank van eerste aanleg). Beroep gaat naar het Hof van Cassatie.
* **Arbeidshof**: Behandelt hoger beroep tegen uitspraken van de arbeidsrechtbank. Beroep gaat naar het Hof van Cassatie.
* **Hof van Assisen**: Bevoegd voor de zwaarste misdrijven (moord, doodslag, ernstige zedenfeiten). Beslissing wordt genomen door een jury van 12 burgers. Beroep is onmogelijk.
* **Hof van Cassatie**: De hoogste rechtbank, controleert de correcte toepassing van de wet en procedurele regels, behandelt geen inhoudelijke zaken. Kan uitspraken bevestigen of vernietigen en terugwijzen naar een lagere rechter.
De **griffie** fungeert als secretariaat van elk gerecht en beheert akten en kennisgevingen.
### 4.3 De rol van de advocaat en gerechtsdeurwaarder
De **advocaat** is een vertrouwenspersoon en specialist ter zake die juridisch advies verleent, bijstand biedt bij het sluiten van dadingen (minnelijke schikkingen), procedures inleidt (dagvaarden), pleit en cliënten vertegenwoordigt. Advocaten hebben een pleitmonopolie en procesvertegenwoordiging, maar ook plichten zoals het naleven van deontologische regels en het beroepsgeheim.
De **gerechtsdeurwaarder** is een ministerieel ambtenaar en vrije beroeper die optreedt als hulporgaan van de rechterlijke en uitvoerende macht. Zijn taken omvatten het betekenen van akten (bv. dagvaardingen) en het leggen van beslag.
### 4.4 De rechtsvordering en de procedure
Een **rechtsvordering** is een eis om via wettelijke procedures een uitspraak van de rechtbank te bekomen. Men kan vrijwillig afstand doen van rechtsvordering, wat een definitieve afstand van het recht betekent. Misbruik van procesrecht (tergend en roekeloos geding) kan leiden tot sancties zoals schadevergoeding.
#### 4.4.1 Middelen van ontoelaatbaarheid en ontvankelijkheid
Voordat de rechter de grond van de zaak behandelt, wordt nagegaan of de vordering **ontvankelijk** is. Dit omvat:
* **Toelatingsvoorwaarden eiser**: De eiser moet bestaan (natuurlijk of rechtspersoon), handelingsbekwaam zijn en hoedanigheid (directe betrokkenheid) en belang (voordeel uit het geschil) hebben.
* **Middelen van ontoelaatbaarheid m.b.t. het tijdstip**: Wettelijk bepaalde termijnen (verjaring) waarbinnen een vordering ingesteld kan worden.
* **Middelen van ontoelaatbaarheid m.b.t. de rechtsvordering**: Zoals de natuurlijke verbintenis, spel en weddenschap, uitputting van rechtsmacht, afstand van rechtsvordering, exceptie van arbitrage, en exceptie van rechterlijke gewijsde.
Als een middel van ontoelaatbaarheid slaagt, wordt de vordering onontvankelijk verklaard, zonder oordeel over de inhoud.
#### 4.4.2 Partijen in het geding
Partijen worden ingedeeld naargelang hun positie:
* **Eiser**: Degene die de zaak start en een veroordeling vordert.
* **Verweerder**: Degene tegen wie de zaak is aangespannen.
* **Vrijwillig tussenkomende partij**: Iemand die vrijwillig deelneemt uit eigen belang.
* **Eiser/Verweerder in gedwongen tussenkomst en vrijwaring**: Een partij die een nieuwe partij in het geschil betrekt.
#### 4.4.3 Betekening en kennisgeving
* **Betekening**: Persoonlijke afgifte van een akte door een gerechtsdeurwaarder. Dit kan aan de persoon zelf of aan de woonplaats gebeuren. Een **gerechtsdeurwaardersexploot** is een akte opgesteld door de deurwaarder (bv. dagvaarding).
* **Kennisgeving**: Brieven van de griffie om partijen te informeren over procedurele aspecten (bv. uitstel van de zaak).
#### 4.4.4 Vordering en verweer
* **Hoofdvordering**: De initiële vordering die het geding inleidt, via dagvaarding of verzoekschrift.
* **Dagvaarding**: Initiatief van één partij via gerechtsdeurwaarder.
* **Verzoekschrift**: Gezamenlijk initiatief van beide partijen.
* **Tegensprekelijk verzoekschrift**: Een goedkopere versie waarbij de griffie oproept.
* **Tussenvordering**: Elke andere vordering die later in de procedure wordt ingesteld (bv. tegenvordering, tussenkomst).
* **Verweer**: Reactie van de verweerder, die procedureel (onontvankelijkheid) of ten gronde (betwisting van de zaakinhoud) kan zijn.
#### 4.4.5 De procedurele fasen
* **Tegensprekelijke procedure**: De regel, waarbij de verweerder wordt opgeroepen om zich te verdedigen.
* **Verplichte vermeldingen dagvaarding**: Gegevens partijen, voorwerp en middel van de vordering, rechter, inleidingszitting.
* **Dagvaardingstermijn**: Minimaal 8 vrije dagen tussen betekening en inleidingszitting.
* **Rol en dossier**:
* **Algemene rol**: Hoofdlijst van zaken.
* **Bijzondere rol**: Voor specifieke situaties (bv. bij verzoeken tot uitstel).
* **Zittingsrol**: Lijst van zaken voor een specifieke zitting.
* **Dossier van de rechtspleging**: Procedureel dossier bijgehouden door de griffie.
* **Inleidingszitting**: Nagaan wie verschijnt.
* **Verschijnen**: In persoon, vertegenwoordigd door advocaat, of schriftelijk.
* **Verstek**: Partij verschijnt niet.
* **Korte debatten**: Snelle behandeling zonder conclusies.
* **Instaatstelling**: Uitgebreider debat met neerlegging van conclusies en uitwisseling van stukken.
* **Conclusies**: Bevatten de feitelijke en juridische argumenten, de uiteindelijke vordering, en de kostenstaat.
* **Vordering in hoofdorde en ondergeschikte orde**: Prioritering van de gevorderde eisen.
* **Rechtsdag (pleitzitting)**: Mondeling uiteenzetten van standpunten. Kan uitzonderlijk niet-openbaar zijn (raadkamer).
* **Uitstel op vaste datum / Verwijzing naar de rol**: Indien het dossier nog niet volledig is.
* **Voortzetting**: Verdere behandeling op een volgende zitting.
* **Sluiting van de debatten**: Na pleidooien neemt de rechter de zaak in beraad.
* **Heropening van de debatten**: Mogelijk bij nieuwe feiten of elementen.
* **Beraad**: De fase waarin de rechter zich terugtrekt om een beslissing te nemen.
* **Uitspraak**: Binnen een maand na het beraad, met mogelijke uitstel.
#### 4.4.6 Soorten uitspraken en hun totstandkoming
* **Vonnis**: Beslissing van een rechtbank.
* **Arrest**: Beslissing van een hof.
* **Beschikking**: Uitspraak in kort geding, spoedeisende zaken of administratieve maatregelen (bv. uitstel, vastleggen termijnen).
* **Verstek**: Veroordeling wanneer de verweerder niet verschijnt.
* **Tegenspraak**: Beide partijen hebben hun standpunt uiteengezet.
* **Eerste aanleg**: Vatbaar voor beroep.
* **Laatste aanleg**: Niet meer vatbaar voor beroep.
* **Eindvonnis**: Oordeelt over alle discussiepunten.
* **Vonnis alvorens recht te doen**: Stelt een deskundige aan of neemt voorlopige maatregel.
* **Gemengd vonnis**: Oordeelt over sommige punten definitief en stelt voor andere een deskundige aan.
* **Beslissingen van inwendige aard**: Administratieve beslissingen.
De totstandkoming van een vonnis omvat de ondertekening door rechter en griffier, de uitspraak in openbare zitting (tenzij uitzondering), en de opmaak van het zittingsblad en de minuut. Partijen ontvangen kosteloos een afschrift. Een vonnis bestaat uit de kop, het motiverende gedeelte (antwoord op vorderingen en verweermiddelen), en het beschikkende gedeelte (de beslissing).
**Gerechtskosten** zijn in principe voor de verliezende partij. De **rechtsplegingsvergoeding** is een forfaitaire vergoeding voor de kosten en het ereloon van de advocaat van de winnende partij.
#### 4.4.7 Gevolgen van het vonnis
* **Bindende kracht**: Vonnis moet door partijen worden nageleefd.
* **Executie**: Gedwongen uitvoering indien de schuldenaar niet vrijwillig betaalt.
* **Uitputting van rechtsmacht (gezag van het rechterlijk gewijsde)**: Een rechter kan niet opnieuw oordelen over een definitief beslecht geschil. Dit geldt van de uitspraak tot aanwending van een rechtsmiddel.
* **Kracht van gewijsde**: Uitspraak is definitief en niet meer vatbaar voor gewoon rechtsmiddel.
#### 4.4.8 Uitlegging en verbetering van het vonnis
Bij onduidelijkheid of dubbelzinnigheid kan een vordering tot uitlegging of verbetering bij dezelfde rechter worden ingesteld.
#### 4.4.9 Rechtspleging bij verstek
Indien een partij niet verschijnt, kan de procedure getransformeerd worden in een verstekprocedure. Verstek door de eiser leidt tot afwijzing van de vordering; verstek door de verweerder leidt tot inwilliging van de vordering, mits controle op openbare orde.
#### 4.4.10 Kort geding
Een versnelde procedure voor spoedeisende zaken die een snelle, voorlopige beslissing vereist.
### 4.5 Bewijsrecht
* **Bewijslast**: Elke partij moet het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert. Partijen moeten meewerken aan de bewijslevering. Kwaadwillig verduisteren van stukken is strafbaar.
* **Bewijsmiddelen**: Geschrift, getuigen, feitelijke vermoedens, bekentenis, eed.
* **Bewijswaarde**: De waarde die de rechter aan het bewijs hecht.
* **Bewijsregels**: Technieken zoals overlegging van stukken, schriftonderzoek, vals-heidsprocedures, getuigenverhoor, deskundigenonderzoek, verhoor van partijen, en plaatsopneming.
### 4.6 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn juridische stappen om een beslissing aan te vechten.
#### 4.6.1 Gewone rechtsmiddelen
* **Verzet**: Tegen een verstekvonnis, aangetekend bij dezelfde rechter. Heeft schorsende werking. Termijn start na betekening van het verstekvonnis.
* **Hoger beroep**: Aanvechten van een vonnis van eerste aanleg bij een hogere rechter.
* **Hoofdberoep**: Eerste partij die beroep aantekent.
* **Incidenteel beroep**: Indien de geïntimeerde ook niet akkoord gaat, in de eerste beroepsconclusies aan te tekenen.
* **Termijn hoger beroep**: Start vanaf de betekening van het vonnis, meestal 1 maand.
* **Grieven**: Klachten tegen het oorspronkelijke vonnis, die de hogere rechter beoordeelt.
* **Gevolgen**: Geen schorsende werking, tenzij de rechter anders beslist.
**Vonnissen met een waarde boven een bepaald bedrag (€2.500 voor rb 1e aanleg/ondernemingsrechtbank, €2.000 voor vrederechter/politierechter) worden in laatste aanleg gewezen.**
#### 4.6.2 Buitengewone rechtsmiddelen
* **Voorziening in cassatie**: Controleert de correcte toepassing van de wet en procedurele regels door de lagere rechtbanken (laatste aanleg). Cassatie vernietigt of bevestigt. Bij vernietiging wordt de zaak terugverwezen naar een ander rechtscollege van hetzelfde niveau.
* **Termijn**: 3 maanden na betekening van de beslissing.
* **Gevolgen**: Verwerping (bevestiging) of vernietiging.
### 4.7 Executierecht
Wanneer een rechterlijke uitspraak niet vrijwillig wordt nageleefd, volgt gedwongen tenuitvoerlegging.
* **Reële executie**: Uitvoering van een concrete prestatie (bv. weghalen boom). Vormen zijn uitvoering door een derde, dwangsom, of gerechtelijke uithuiszetting.
* **Beslag**: Bij veroordeling tot een geldsom.
* **Uitvoerend beslag**: Goederen van de schuldenaar verkopen om de schuld te vereffenen.
* **Bewarend beslag**: Tijdens een lopend proces om te voorkomen dat de schuldenaar zich van zijn vermogen ontdoet.
**Beslagbare en onbeslagbare goederen**: De wet beschermt bepaalde goederen om de schuldenaar een menswaardig leven te garanderen.
* **Collectieve schuldenregeling**: Procedure voor personen met onbetaalbare schulden, gericht op herstel en afbetaling, met toewijzing van een schuldbemiddelaar. Duurt meestal 7 jaar, waarna resterende schulden kwijtgescholden worden.
### 4.8 Alternatieve geschillenbeslechting
* **Arbitrage**: Geschillenbeslechting door scheidsrechters, met een bindende uitspraak. Vereist een arbitragebeding.
* **Bemiddeling**: Een bemiddelaar helpt partijen verzoenen tot een vrijwillige overeenkomst. Kan gerechtelijk of buitengerechtelijk zijn. De uitkomst moet eventueel gehomologeerd worden door een rechter.
---
# Bewijsrecht en alternatieve geschillenbeslechting
Hier is de studiehandleiding voor Bewijsrecht en alternatieve geschillenbeslechting, gebaseerd op de aangeleverde documentatie.
## 5. Bewijsrecht en alternatieve geschillenbeslechting
Dit deel verkent de regels rond het leveren van bewijs in gerechtelijke zaken en de procedures voor het oplossen van geschillen buiten de rechtbank om.
### 5.1 Bewijsrecht
Bewijsrecht regelt hoe partijen hun stellingen kunnen onderbouwen in een juridische procedure en welke waarde de rechter aan dat bewijs hecht.
#### 5.1.1 Bewijslast
* **Principe:** Elke partij moet het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert. Partijen worden geacht mee te werken aan de bewijslevering.
* **Strafbaarheid:** Het kwaadwillig of bedrieglijk verduisteren van overgelegde gedingstukken is strafbaar.
* **Rechterlijke bevoegdheid:** De rechter kan elke partij bevelen om bewijsmateriaal over te leggen.
#### 5.1.2 Bewijsmiddelen
Dit zijn de methoden waarmee een partij een feit tracht te bewijzen:
* **Ondertekend geschrift:** Een schriftelijk document met een handtekening.
* **Getuigen:** Personen die de betwiste feiten hebben waargenomen.
* **Feitelijke vermoedens:** Conclusies die de rechter trekt op basis van vastgestelde feiten.
* **Bekentenis:** Een partij erkent de feiten die door de tegenpartij worden aangevoerd.
* **Eed:** Een plechtige verklaring onder ede.
#### 5.1.3 Bewijswaarde
De bewijswaarde verwijst naar het gewicht dat de rechter toekent aan de aangeleverde bewijzen.
#### 5.1.4 Bewijsregels en -technieken
Specifieke methoden die de rechter gebruikt voor bewijslevering:
* **Overlegging van de stukken:** De rechter kan bevelen dat een document of een afschrift ervan wordt toegevoegd aan het procesdossier, indien hij vermoedt dat het bewijs bevat.
* **Schriftonderzoek:** Partijen kunnen een vordering tot schriftonderzoek instellen. De rechter kan partijen bevelen documenten en stukken mee te brengen. Als een geschrift of handtekening niet wordt erkend, kan de rechter verder onderzoek bevelen of een vergelijking laten uitvoeren.
* **Valsheidprocedure:** Hierbij wordt aangevoerd dat een bepaald stuk vals is. De verweerder moet verklaren of hij zich op het stuk wil beroepen. Indien de verweerder het stuk wil gebruiken, wordt er een onderzoek naar de valsheid ingesteld.
* **Getuigenverhoor:** Indien de rechter getuigenbewijs toelaat, worden de getuigen onder ede ondervraagd.
* **Deskundigenonderzoek:** Kan door de rechter of partijen worden bevolen. De deskundige brengt advies uit, waaraan de rechter niet gebonden is.
* **Verhoor van partijen:** De rechter kan partijen of een van hen bevelen in persoon te verschijnen om verhoord te worden.
* **Eedaflegging:** De rechter bepaalt de feiten waarop de eed moet worden afgelegd. De eed wordt afgelegd in aanwezigheid van de andere partij.
* **Plaatsopneming:** Een onderzoeksmaatregel waarbij de toestand ter plaatse wordt nagegaan. De verrichtingen en bevindingen worden in een proces-verbaal opgetekend en aan de partijen ter kennis gebracht.
#### 5.1.5 Rechtsmiddelen
Dit zijn procedures om een vonnis aan te vechten:
* **Gewone rechtsmiddelen:**
* **Verzet:** Een rechtsmiddel voor partijen die bij verstek zijn veroordeeld. De zaak wordt opnieuw voorgelegd aan dezelfde rechter, die de tot verstek veroordeelde partij nu de kans geeft tegenspraak te bieden. De termijn voor verzet begint te lopen vanaf de betekening van het verstekvonnis.
* **Hoger beroep:** De zaak wordt voorgelegd aan een hogere rechter. Dit kan enkel door een partij die ook in eerste aanleg partij was, binnen een wettelijk bepaalde termijn. Het hoger beroep heeft geen schorsende werking, tenzij de rechter anders beslist.
* **Buitengewone rechtsmiddelen:**
* **Voorziening in cassatie:** De hoogste rechtbank controleert of de wet juist is toegepast, zonder de inhoud van de zaak te behandelen. Enkel beslissingen van laatste aanleg komen hiervoor in aanmerking. Cassatie bevestigt of vernietigt de uitspraak en stuurt deze eventueel door naar een ander rechtscollege van hetzelfde niveau. De termijn hiervoor bedraagt drie maanden na betekening.
#### 5.1.6 Executierecht
Wanneer de schuldenaar een rechterlijke uitspraak niet vrijwillig uitvoert, treedt het executierecht in werking om de gedwongen tenuitvoerlegging te bewerkstelligen.
* **Reële executie:** Van toepassing wanneer een schuldenaar veroordeeld is tot het uitvoeren van een prestatie (bv. iets weghalen).
* **Uitvoering door een derde:** Een onafhankelijk persoon voert de prestatie uit op kosten van de schuldenaar.
* **Dwangsom:** Een door de rechter bepaalde geldsom die per dag van nalatigheid moet worden betaald.
* **Gerechtelijke uithuiszetting:** Een uitzondering op het verbod op fysieke dwang, waarbij personen fysiek uit hun woning worden gezet.
* **Beslag:** Wanneer een veroordeling tot een geldsom niet wordt nagekomen.
* **Uitvoerend beslag:** Goederen van de schuldenaar worden in beslag genomen en verkocht om de schuld te vereffenen.
* **Bewarend beslag:** Wordt gelegd op goederen van de schuldenaar voordat er een rechterlijke uitspraak is, om te voorkomen dat de schuldenaar zich van zijn vermogen ontdoet. De schuldenaar behoudt het eigendomsrecht, maar kan niet meer vrij over de goederen beschikken. Dit kan worden omgezet in uitvoerend beslag zodra de schuldeiser een uitvoerbare titel (grosse) verkrijgt.
#### 5.1.7 Beslagbare en onbeslagbare goederen
In principe zijn alle in geld waardeerbare goederen vatbaar voor beslag. De wet voorziet echter in onbeslagbare goederen om de schuldenaar een menswaardig leven te garanderen. Goederen die nauw verbonden zijn met de persoon (bv. familiefoto's) zijn onbeslagbaar.
#### 5.1.8 Collectieve schuldenregeling
Een procedure voor personen met een onbeheerbare schuldenberg, opgestart bij de arbeidsrechtbank. Doel is het herstellen van de financiële toestand en het mogelijk maken van een menswaardig leven. Een schuldbemiddelaar wordt aangewezen, die onderhandelt over een afbetalingsplan. Na ongeveer zeven jaar worden resterende schulden kwijtgescholden.
### 5.2 Alternatieve geschillenbeslechting (AGB)
AGB biedt mogelijkheden om geschillen buiten de formele rechtbank om op te lossen.
#### 5.2.1 Arbitrage
Een vorm van AGB waarbij partijen hun conflict laten beslechten door scheidsrechters (arbiters).
* **Vereiste:** Er moet een arbitragebeding in de overeenkomst zijn opgenomen, waar beide partijen vooraf mee akkoord gingen.
* **Procedure:** Partijen vertegenwoordigen mondeling hun standpunten. De arbiter neemt een bindende beslissing die gemotiveerd en ondertekend moet zijn. Een scheidsgerecht bestaat uit meerdere arbiters.
* **Hoger beroep:** Mogelijk indien dit expliciet in het arbitragebeding is vermeld. De uitspraak kan gehomologeerd worden door de rechtbank van eerste aanleg, waarna gedwongen uitvoering mogelijk is.
#### 5.2.2 Bemiddeling
Een proces waarbij een onafhankelijke bemiddelaar partijen helpt om tot een vrijwillige oplossing te komen.
* **Vrijwillige bemiddeling (buitengerechtelijk):** Het conflict blijft buiten de rechtbank. Partijen nemen deel aan een bemiddelingsprotocol. Een eventueel bemiddelingsakkoord wordt schriftelijk vastgelegd en kan gehomologeerd worden.
* **Gerechtelijke bemiddeling:** Het geschil is reeds aanhangig gemaakt bij de rechtbank. De rechter kan de partijen bevelen tot bemiddeling over te gaan. De bemiddelaar rapporteert aan de rechter over het al dan niet bereiken van een akkoord. Bij een akkoord kan de rechter dit homologeren. Bij geen akkoord wordt de procedure voor de rechter verdergezet.
> **Tip:** Het belangrijkste verschil tussen arbitrage en bemiddeling is dat arbitrage leidt tot een bindende beslissing van een derde partij, terwijl bemiddeling gericht is op het bereiken van een vrijwillige overeenkomst tussen de partijen zelf.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gerechtelijk recht | Het geheel van procedure- en bevoegdheidsregels dat gevolgd moet worden om recht te doen gelden in een concrete situatie. |
| Rechtsstaat | Een maatschappij die niet geregeld wordt door de persoonlijke voorkeur van de gezaghebber, maar door een geheel van wetten, waaraan ook de machten zelf en de wetgever onderworpen zijn. |
| Dictatuur | Een regeringsvorm waarbij de machthebber de wetten niet hoeft te respecteren. |
| Wetgevende macht | De macht die de wetten maakt, in België vertegenwoordigd door het parlement. |
| Uitvoerende macht | De macht die de wetten uitvoert, in België uitgeoefend door de koning en de regering. |
| Rechterlijke macht | De macht die de wet toepast op concrete geschillen en uitspraken doet, uitgeoefend door de rechtbanken. |
| Rechtspraak | Het geheel van rechterlijke beslissingen en uitspraken in concrete geschillen; ook het proces van het spreken van recht. |
| Precedentenleer | Het principe waarbij rechters rekening houden met eerdere uitspraken van hogere rechtbanken, hoewel dit in België geen bindende kracht heeft zoals in common law-systemen. |
| Rechtsleer | De studie en analyse van het recht door academici en auteurs, die commentaren en interpretaties bieden van wetten en rechtspraak. |
| Rechtszekerheid | Het principe dat burgers kunnen vertrouwen op duidelijke, stabiele en voorspelbare wetten en regels, wat chaos voorkomt en rechtspleging garandeert. |
| Dubbele aanleg | Het principe dat een zaak tweemaal beoordeeld kan worden, doorgaans door twee verschillende rechterlijke instanties, wat de mogelijkheid biedt tot hoger beroep. |
| Rechtsmiddel | Een juridische stap of procedure die een persoon kan nemen om een eerdere juridische beslissing aan te vechten, zoals beroep aantekenen of cassatie instellen. |
| Bevoegdheid van de rechtbank | Het materieel of territoriaal toepassingsgebied waarin een rechtbank een beslissing mag nemen; dit bepaalt welke rechtbank een bepaald geschil behandelt. |
| Verbod op rechtsweigering | Het principe dat de rechtbank niemand toegang tot de rechter mag ontzeggen en dat elke persoon recht heeft op een eerlijke, openbare behandeling binnen een redelijke termijn. |
| Onpartijdige rechter | Een rechter die zowel objectief (qua organisatie van het rechtssysteem) als subjectief (zonder vooroordelen of persoonlijk belang) onpartijdig is in de behandeling van een zaak. |
| Onafhankelijke rechter | Een rechter die in zijn oordeelsvorming volledig onafhankelijk is van de andere staatsmachten, drukkingsgroepen of andere invloeden, zodat hij vrij kan beslissen. |
| Eerlijke en openbare behandeling | Het recht van elke partij op een eerlijke en openbare behandeling van het geschil, waarbij zittingen doorgaans openbaar zijn voor controle. |
| Tegenspraak en procesgelijkheid | Het principe dat alle partijen in een procedure gelijke kansen krijgen om gehoord te worden, bewijs te leveren en hun standpunten kenbaar te maken. |
| Partijautonomie en beschikkingsbeginsel | Het principe waarbij de initiatiefneming en de afbakening van het debat exclusief bij de partijen ligt; de rechtbank mag geen initiatief nemen buiten het kader van de vordering. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat een partij de mogelijkheid geeft om een zaak opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechtbank, nadat de eerste rechter uitspraak heeft gedaan. |
| Cassatie | Een rechtsmiddel dat gericht is op de toetsing van de uitspraak van een lagere rechtbank aan de wet, en niet op de feitelijke grond van de zaak. |
| Griffie | Het secretariaat van een hof of rechtbank, waar stukken worden neergelegd, kennisgevingen worden verzorgd en administratieve taken worden uitgevoerd. |
| Advocaat | Een vertrouwenspersoon die juridisch advies verleent, partijen vertegenwoordigt en bijstaat in gerechtelijke procedures. |
| Pleitrecht | Het monopolie van advocaten om anderen te vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures voor rechtbanken. |
| Beroepsgeheim | De plicht van een advocaat om de vertrouwelijkheid van alle informatie die hij van zijn cliënt verkrijgt, te bewaren. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een ambtenaar die bevoegd is voor het betekenen van akten, het uitvoeren van beslagen en andere ambtshandelingen ter uitvoering van rechterlijke beslissingen. |
| Rechtsvordering | Een eis die wordt ingesteld om de rechtbank om een uitspraak te vragen, via het volgen van wettelijke procedures. |
| Middelen van ontoelaatbaarheid | Argumenten die de ontvankelijkheid van een rechtsvordering betwisten, gebaseerd op vormvereisten, bevoegdheid of de aard van de vordering. |
| Ontvankelijk (toelaatbaar) | Een vordering die voldoet aan alle wettelijke voorwaarden om door de rechter te worden beoordeeld op haar grondslag. |
| Partijen | De rechtssubjecten (natuurlijke personen of rechtspersonen) die deelnemen aan een gerechtelijke procedure, zoals eiser, verweerder, tussenkomende partij. |
| Eiser | De partij die een rechtszaak begint met het doel een veroordeling te verkrijgen van de tegenpartij. |
| Verweerder | De partij tegen wie een rechtszaak is aangespannen en die zich moet verdedigen tegen de vordering van de eiser. |
| Betekening | De officiële overhandiging van een gerechtelijke akte aan een persoon, doorgaans door een gerechtsdeurwaarder. |
| Kennisgeving | Een officiële brief die door de griffie wordt verzonden om partijen te informeren over procedurele zaken, zoals de uitstel van een zitting. |
| Hoofdvordering | De primaire vordering die het geding inleidt en het geschil tussen partijen aan de rechter voorlegt. |
| Tussenvordering | Elke vordering die tijdens een lopende procedure wordt ingesteld door een partij, anders dan de hoofdvordering. |
| Tegenvordering | Een vordering die de verweerder instelt tegen de eiser, als reactie op de hoofdvordering. |
| Verweer | De juridische argumenten en middelen die de verweerder aanvoert om de vordering van de eiser te betwisten. |
| Procedureel verweer | Een verweer dat gericht is op de ontvankelijkheid of vormvereisten van de vordering, zonder de inhoud van de zaak te betwisten. |
| Verweer ten gronde | Een verweer dat de feitelijke of juridische grondslag van de vordering betwist. |
| Tegensprekelijke procedure | Een procedure waarbij alle partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten kenbaar te maken en zich te verdedigen. |
| Verstek | De situatie waarin een partij niet verschijnt op een zitting of niet reageert op een oproep, waardoor de procedure zonder haar deelname voortschrijdt. |
| Conclusies | Schriftelijke documenten waarin partijen hun standpunten, feiten en juridische argumenten uiteenzetten voor de rechter. |
| Rechtsdag (pleitzitting) | De datum waarop de zaak mondeling wordt bepleit voor de rechter. |
| Beraad | De fase waarin de rechter zich terugtrekt om een beslissing te nemen na de pleidooien of de indiening van conclusies. |
| Vonnis | De beslissing van een rechtbank in een zaak, die de rechten en plichten van de partijen bepaalt. |
| Arrest | De beslissing van een hof (hoger rechtscollege) in een zaak. |
| Beschikking | Een uitspraak die meestal betrekking heeft op dringende voorlopige maatregelen of administratieve beslissingen van de rechtbank. |
| Eindvonnis | Een vonnis dat een definitief oordeel velt over alle discussiepunten in de zaak. |
| Vonnis alvorens recht te doen | Een vonnis waarbij de rechter nog geen definitieve beslissing neemt over de grond van de zaak, maar bijvoorbeeld een deskundige aanstelt. |
| Bindende kracht van het vonnis | Het principe dat een definitieve rechterlijke beslissing verbindend is voor de partijen en nageleefd moet worden. |
| Gezag van het rechterlijk gewijsde | Een sterkere vorm van bindende kracht die geldt voor definitieve uitspraken en die de waarheid van de beslissing wettelijk vermoedt. |
| Bewijsrecht | Het geheel van regels dat bepaalt hoe feiten in een procedure bewezen moeten worden en welke bewijsmiddelen zijn toegestaan. |
| Bewijslast | De verplichting van een partij om de feiten die zij aanvoert, te bewijzen. |
| Bewijsmiddelen | De middelen die gebruikt kunnen worden om feiten te bewijzen, zoals geschriften, getuigen, vermoedens, bekentenissen en eed. |
| Getuigenverhoor | Het ondervragen van personen die getuige zijn geweest van feiten die relevant zijn voor de zaak. |
| Deskundigenonderzoek | Onderzoek uitgevoerd door een door de rechter of partijen aangewezen deskundige om feitelijke of technische vragen te verhelderen. |
| Rechtsmiddelen | Middelen die partijen ter beschikking staan om een uitspraak van een rechter aan te vechten, zoals verzet, hoger beroep en cassatie. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat een partij die bij verstek is veroordeeld, de mogelijkheid geeft om de zaak opnieuw te laten behandelen door dezelfde rechter. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel dat een partij de mogelijkheid geeft om een zaak opnieuw te laten beoordelen door een hogere rechter. |
| Voorziening in cassatie | Een rechtsmiddel dat gericht is op de toetsing van de juiste toepassing van de wet door lagere rechtbanken, zonder de feiten van de zaak te herbeoordelen. |
| Executierecht | Het geheel van regels dat bepaalt hoe rechterlijke uitspraken gedwongen ten uitvoer kunnen worden gelegd wanneer de veroordeelde partij niet vrijwillig meewerkt. |
| Reële executie | De gedwongen uitvoering van een prestatie die aan een partij is opgelegd, bijvoorbeeld door een derde of via een dwangsom. |
| Beslag | De inbeslagname van goederen van een schuldenaar om een schuld te voldoen. |
| Uitvoerend beslag | Een beslag waarbij de goederen van de schuldenaar worden verkocht om de schuldeiser te betalen. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar om te voorkomen dat deze zijn vermogen verkwanselt tijdens een lopende procedure. |
| Collectieve schuldenregeling | Een procedure voor personen met grote schulden die hen in staat stelt hun financiële toestand te herstellen en een menswaardig leven te leiden. |
| Arbitrage | Een vorm van alternatieve geschillenbeslechting waarbij partijen hun conflict laten beslechten door scheidsrechters, wat leidt tot een bindende beslissing. |
| Bemiddeling | Een proces waarbij een neutrale derde partij (bemiddelaar) partijen helpt om tot een vrijwillige overeenkomst te komen om hun geschil op te lossen. |