HC6_H18_smv_macro.pdf
Summary
# De aard en functies van geld
Dit onderwerp verkent de definitie van geld, de essentiële functies die het vervult in een economie, en de historische evolutie van geldvormen.
### 1.1 Wat is geld en de functies van geld
Geld wordt gedefinieerd als elk algemeen geaccepteerd medium voor ruil. De hoeveelheid geld in een economie is een stockvariabele, in tegenstelling tot het Bruto Binnenlands Product (BBP) dat een stroomvariabele is. De geldhoeveelheid wordt gemeten in geldeenheden en is een nominale variabele [2](#page=2).
#### 1.1.1 Een ruilmiddel
Zonder geld zou er sprake zijn van ruilhandel, waarbij er een behoefte is aan samenvallende wederzijdse behoeften. Geld vergemakkelijkt transacties en creëert zo voordelen voor handel en specialisatie [2](#page=2).
#### 1.1.2 Een waardemeter
Om als waardemeter te kunnen dienen, moet geld een stabiele waarde hebben. Er is een verschil tussen geld, reëel inkomen en rijkdom. Geld is een waardeopslag voor individuen, maar niet per se voor de samenleving als geheel [2](#page=2).
#### 1.1.3 Een rekeneenheid
Geld fungeert ook als spaarmiddel en kredietmiddel. Ideaal gezien is geld transporteerbaar, oneindig deelbaar en waardevast [2](#page=2).
### 1.2 De oorsprong van geld
De oorsprong van geld kent diverse vormen, beginnend met metaalgeld, voornamelijk goud en zilver vanwege hun relatief stabiele, hoge waarde [2](#page=2).
* **Vroege vormen van ruilmiddelen:** Naast edelmetalen werden ook zaken als zout en haaientanden gebruikt als betaalmiddel. Zo werden soldaten in het Romeinse Rijk vergoed met zoutstaven, wat leidde tot het woord 'salarium' (salaris) [2](#page=2).
* **Edelmetalen (goud en zilver):** Deze waren kostbaar door hun beperkte beschikbaarheid en moesten gewogen worden bij transacties. Ze behielden hun waarde goed [2](#page=2).
* **Munten:** De introductie van munten maakte het wegen van edelmetalen overbodig, aangezien munten gestandaardiseerde hoeveelheden edelmetalen vertegenwoordigden. De nominale waarde van munten overtrof vaak de metaalwaarde [2](#page=2).
* **Bankbiljetten:** Bankbiljetten ontstonden als bewijsbriefjes van goud dat bij een goudsmid in bewaring was gegeven en dat volledig kon worden ingewisseld voor goud. Ze waren lichter te transporteren, vooral bij internationale handel. Goudsmeden ontdekten al snel dat deze bewijsbriefjes, oftewel schuldbekentenissen, als betaalmiddel werden gebruikt. Hierdoor werd goud slechts in beperkte mate fysiek opgevraagd. Goudsmeden konden hierdoor meer goud uitlenen dan ze daadwerkelijk bezaten en zo rente verdienen [2](#page=2).
* **Samenstelling van geld:** Vroeger bestond geld uit goudmunten en inwisselbare bankbriefjes die geen intrinsieke waarde hadden. Papiergeld werd slechts gedeeltelijk gedekt door goud, en het grootste deel werd gedekt door schuldvorderingen [2](#page=2).
### 1.3 Hoe geld in de economie komt
Goud bleek onpraktisch te zijn als algemeen ruilmiddel, en veel mensen verkozen de bewijsbriefjes niet om te zetten in fysiek goud. Centrale banken namen vervolgens de rol van uitgifte van bankbiljetten over van private banken [2](#page=2).
#### 1.3.1 De centrale bank en high-powered money
[ ] .
#### 1.3.2 Bankdeposito's
[ ] .
#### 1.3.3 Modern geld
Modern geld kent verschillende vormen:
* **Chartaal geld:** Dit verwijst naar fysiek geld zoals bankbiljetten en munten .
* **Giraal geld:** Dit is geld dat op bankrekeningen staat en via overschrijvingen wordt verplaatst .
* **Quasi-geld:** Dit zijn financiële activa die weliswaar liquide zijn, maar niet direct als betaalmiddel kunnen dienen .
#### 1.3.4 Geld deposito
[ ] .
### 1.4 Modellen van bankwezen
Er zijn twee modellen van bankwezen te onderscheiden:
#### 1.4.1 De ratiobenadering voor het creëren van deposito's
[ ] .
##### 1.4.1.1 Een complicatie: cash drain to the public
[ ] .
##### 1.4.1.2 Het algemene geval van deposito-creatie = frictional reserve banking
[ ] .
##### 1.4.1.3 Geld multiplier
[ ] .
#### 1.4.2 Een competitief bank systeem
[ ] .
##### 1.4.2.1 Geld aanbod en competitief bankwezen
[ ] .
> **Tip:** De opkomst van contant geld en de concepten van de digitale euro zijn actuele ontwikkelingen die relevant zijn voor de evolutie van geld .
---
# De creatie en circulatie van geld in de economie
Dit hoofdstuk verklaart hoe geld de economie binnenkomt, met nadruk op de rol van de centrale bank, high-powered money, bankdeposito's en de mechanismen van geldschepping door commerciële banken [1](#page=1).
### 2.1 De aard en oorsprong van geld
Geld is elk algemeen geaccepteerd ruilmiddel dat drie functies vervult: een ruilmiddel (dat de noodzaak van samenvallende wederzijdse behoeften elimineert), een waardemeter (waarbij een stabiele waarde cruciaal is) en een rekeneenheid. Geld kan ook dienen als spaarmiddel en kredietmiddel, en moet transporteerbaar, oneindig deelbaar en waardevast zijn [2](#page=2).
Historisch gezien ontwikkelde geld zich van metaalgeld (edelmetalen zoals goud en zilver vanwege hun stabiele waarde en beperkte beschikbaarheid) naar munten, waarbij de nominale waarde de metaalwaarde overtrof. Bankbiljetten ontstonden als bewijsbriefjes van goudopslag bij goudsmeden en evolueerden tot een betaalmiddel dat slechts gedeeltelijk door goud werd gedekt. Tegenwoordig bestaat geld uit goudmunten, inwisselbare bankbiljetten (zonder intrinsieke waarde) en papiergeld dat voornamelijk gedekt wordt door schuldvorderingen [2](#page=2).
### 2.2 Hoe geld de economie binnenkomt
Goud is onpraktisch voor dagelijkse transacties, en mensen willen bewijzen niet altijd omzetten in goud. De uitgifte van bankbiljetten is overgenomen door centrale banken, zoals de Europese Centrale Bank (ECB) [3](#page=3).
#### 2.2.1 High-powered money en de centrale bank
Centrale banken geven "basisgeld" uit, ook wel high-powered money of monetaire basis genoemd. Dit gebeurt door activa te kopen, zoals obligaties of vreemde munten. Historisch moesten bankbiljetten omgeruild kunnen worden in goud, wat een verplichting van de centrale bank was. Tegenwoordig is dit niet meer het geval en spreken we van fiduciair geld (geld gebaseerd op vertrouwen) [3](#page=3).
De centrale bank controleert de high-powered money door effecten te kopen. Als de bank effecten van het publiek koopt, verandert de totale geldhoeveelheid niet, omdat het publiek effecten ruilt voor geld. Echter, wanneer de bank effecten van de overheid koopt, verhoogt dit de totale geldhoeveelheid in circulatie zonder de totale hoeveelheid effecten in handen van het publiek te verminderen. Centrale banken hebben een monopolie in de uitgifte van geld en fungeren als bankier voor commerciële banken. De aankoop van activa, zoals overheidsobligaties, aan de actiefzijde van de balans leidt tot extra geld aan de passiefzijde, in handen van het publiek. Dit kan gebeuren via de primaire markt (monetaire financiering van overheidsschuld, principieel niet toegestaan) of de secundaire markt (aankoop van overheidsschuldtitels van het publiek) [3](#page=3).
#### 2.2.2 Bankdeposito's en modern geld
Bankdeposito's, zoals spaarrekeningen, worden door commerciële banken gebruikt om uit te lenen. Valuta, of de hoeveelheid geld in omloop, wordt bepaald door de vraag van het publiek; beleidsmakers beïnvloeden de totale geldhoeveelheid, niet hoe deze verdeeld is tussen spaarrekeningen en valuta [3](#page=3) [4](#page=4).
Modern geld kan worden gecategoriseerd als:
* **Chartaal geld**: munten en bankbiljetten in handen van het publiek, gedekt door de handtekening of beeltenis van de emitterende instelling [4](#page=4).
* **Giraal geld**: zichtdeposito's [4](#page=4).
* **Quasi-geld**: spaartegoeden met een looptijd van minder dan één jaar, die niet onmiddellijk beschikbaar zijn [4](#page=4).
De geldhoeveelheid wordt uitgedrukt in verschillende aggregaten:
* M1 = Chartaal geld + Giraal geld [4](#page=4).
* M2 = Chartaal geld + Giraal geld + Quasi-geld [4](#page=4).
* M3 = Chartaal geld + Giraal geld + Quasi-geld + ander [4](#page=4).
Geld deposito's zijn tegoeden bij commerciële banken die opvraagbaar zijn, oorspronkelijk via cheques en nu via elektronische overschrijvingen of kaarten. Banken creëren geld door meer geld uit te geven dan hun werkelijke cash reserves. Een te snelle stijging van de geldhoeveelheid, sneller dan het Bruto Binnenlands Product (BBP), kan leiden tot inflatie [4](#page=4).
### 2.3 Modellen van bankwezen en geldschepping
#### 2.3.1 De ratiobenadering voor deposito-creatie
In een multi-bank systeem kan één bank geen grote expansie van deposito's realiseren zonder dat andere banken dit ook doen. Een multi-bank systeem creëert meerdere toenames in deposito's wanneer alle banken hun deposito's uitbreiden met extra reserves [4](#page=4).
**Een complicatie: cash drain to the public**
Cash drain treedt op wanneer mensen een deel van hun geld als fysiek contant geld aanhouden in plaats van het te storten op een bankrekening. Dit vermindert de reserves van banken om uit te lenen, waardoor het vermogen van het banksysteem om geld te creëren via het depositomultiplicatoreffect afneemt [4](#page=4).
**Het algemene geval van deposito-creatie (fractional reserve banking)**
De monetaire basis (high-powered money), aangeduid als $H$, is de totale hoeveelheid geld in handen van het publiek ($C$) plus de cash reserves bij banken ($R$):
$$H = C + R$$ [4](#page=4).
De totale geldhoeveelheid ($M$) bestaat uit chartaal geld ($C$) en giraal geld ($D$):
$$M = C + D$$ [4](#page=4).
In het algemene geval van fractional reserve banking, waarbij het publiek een fractie $b$ van de deposito's als cash aanhoudt (cash drain) en banken een fractie $x$ als reserve aanhouden (kasreservecoëfficiënt), geldt:
$$bD + xD = H$$ [5](#page=5).
Hieruit volgt de totale hoeveelheid deposito's ($D$):
$$D = \frac{H}{x+b}$$ [5](#page=5).
Zonder cash drain ($b=0$):
$$D = \frac{H}{x}$$ [5](#page=5).
De geldmultiplicator wordt berekend als:
$$M = C + D$$
$$M = bD + D$$
$$M = (b+1)D$$
$$M = (b+1) \frac{H}{(b+x)}$$
$$M = \frac{(b+1)}{(b+x)} H$$ [5](#page=5).
De omvang van de geldmultiplicator is groter naarmate de kasreservecoëfficiënt ($x$) en de cash drain ($b$) kleiner zijn [5](#page=5).
> **Tip:** De formule voor de geldmultiplicator is cruciaal om te begrijpen hoe veranderingen in de monetaire basis en de gedragsfactoren van publiek en banken de totale geldhoeveelheid beïnvloeden.
#### 2.3.2 Een competitief banksysteem
Moderne banken wachten niet passief op deposito's, maar zoeken proactief naar rendabele uitleenmogelijkheden door hogere rentes aan te bieden om deposito's aan te trekken, of door te lenen bij andere banken. De winstgevendheid van een lening hangt af van de rente die de bank ontvangt op uitgeleend geld en de rente die zij moet betalen om geld te verkrijgen [5](#page=5).
**Geld aanbod en competitief bankwezen**
De centrale bank beïnvloedt de totale geldvoorraad door de markt voor leningen te bestuderen. Kenmerken van een competitieve markt zijn een zo laag mogelijke kasreservecoëfficiënt, omdat reserves weinig opleveren en banken makkelijk aan liquide middelen kunnen komen door te lenen. Dit benadrukt dat banken concurreren met andere financiële kanalen in de economie [5](#page=5).
---
# Modellen van het bankwezen en geldschepping
3. Modellen van het bankwezen en geldschepping
Dit deel onderzoekt de modellen voor deposito-creatie, inclusief complicaties zoals cash drain, en de impact van een competitief banksysteem op het geldaanbod [4](#page=4).
### 3.1 Geldschepping via deposito's
Banken creëren geld door meer geld uit te geven dan dat ze werkelijk in cash reserves hebben. Dit proces, bekend als deposito-creatie, ligt ten grondslag aan de geldhoeveelheid in een economie. Wanneer de geldhoeveelheid sneller stijgt dan het Bruto Binnenlands Product (BBP), kan dit leiden tot inflatie [4](#page=4).
#### 3.1.1 De ratiobenadering van deposito-creatie
In een banksysteem met meerdere banken kan één enkele bank geen significante expansie van deposito's realiseren op basis van een initiële toename van cash, tenzij andere banken ook hun deposito's uitbreiden. Echter, wanneer alle banken in een multi-bank systeem samen hun deposito's laten toenemen op basis van extra reserves, creëert dit meerdere toenames in giraal geld [4](#page=4).
#### 3.1.2 Een complicatie: cash drain naar het publiek
Cash drain verwijst naar het deel van het geld dat mensen aanhouden als fysiek contant geld in plaats van het op een bankrekening te storten. Wanneer er meer contant geld buiten het banksysteem wordt aangehouden, hebben banken minder reserves beschikbaar om uit te lenen. Dit vermindert het totale vermogen van het banksysteem om geld te creëren via het depositomultiplicatoreffect [4](#page=4).
#### 3.1.3 Het algemene geval van deposito-creatie: fractional reserve banking
De monetaire basis (high-powered money), aangeduid met $H$, is de totale hoeveelheid chartaal geld in handen van het publiek ($C$) plus de cash reserves die banken aanhouden ($R$). Met andere woorden, de totale monetaire basis wordt ofwel aangehouden door het publiek ofwel door de banken als reserves. Dit kan worden uitgedrukt als [4](#page=4):
$$H = C + R$$ [4](#page=4).
In het geval van fractional reserve banking, waarbij banken slechts een fractie van hun deposito's als reserve aanhouden, kunnen we de geldhoeveelheid uitdrukken met rekening houdend met de cash drain.
Laat $D$ staan voor giraal geld. Het totale geld dat door het publiek wordt aangehouden, bestaat uit chartaal geld ($C$) en giraal geld ($D$) [5](#page=5).
De totale monetaire basis $H$ wordt verdeeld over chartaal geld aangehouden door het publiek ($C$) en de totale reserves van de banken ($R$). Echter, de reserves van de banken zijn afkomstig uit de oorspronkelijke geldbedragen die worden gedeponeerd [4](#page=4).
In een model met cash drain ($b > 0$), waarbij $b$ de fractie van bankdeposito's is die het publiek als cash aanhoudt, en $x$ de kasreservecoëfficiënt (soms aangeduid met $r$), geldt de relatie:
$$H = C + R$$ [4](#page=4).
En het publiek houdt contant geld aan als een fractie van hun deposito's, dus $C = bD$. De banken houden reserves aan als een fractie van hun deposito's, dus $R = xD$.
Hieruit volgt:
$$H = bD + xD = (x+b)D$$ [5](#page=5).
De totale hoeveelheid deposito's ($D$) kan dan worden berekend als:
$$D = \frac{H}{x+b}$$ [5](#page=5).
**Opmerking:** De term $R$ (bankreserves) is hier niet expliciet opgenomen in de uitdrukking voor de totale geldhoeveelheid ($M$) omdat dit zou leiden tot dubbeltellingen. De reserves die banken aanhouden, zijn reeds deel van de oorspronkelijke geldbedragen die door het publiek worden aangehouden of gedeponeerd. Bovendien zijn bankreserves niet in omloop [5](#page=5).
#### 3.1.4 De geldmultiplicator
De totale geldhoeveelheid ($M$) in een economie is de som van chartaal geld in handen van het publiek ($C$) en giraal geld ($D$) [5](#page=5).
$$M = C + D$$ [5](#page=5).
Met de aanname dat het publiek contant geld aanhoudt als een fractie ($b$) van hun deposito's ($C=bD$), kunnen we dit substitueren in de formule voor $M$:
$$M = bD + D = (b+1)D$$ [5](#page=5).
Nu substitueren we de uitdrukking voor $D$ uit het algemene geval ($D = H/(x+b)$):
$$M = (b+1) \frac{H}{x+b}$$ [5](#page=5).
$$M = \frac{b+1}{b+x} H$$ [5](#page=5).
De factor $\frac{b+1}{b+x}$ wordt de geldmultiplicator genoemd. De grootte van de geldmultiplicator is groter naarmate de kasreservecoëfficiënt ($x$) en de cash drain ($b$) kleiner zijn [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijpen hoe de cash drain en de kasreservecoëfficiënt de geldmultiplicator beïnvloeden, is cruciaal voor het examen. Een lagere $x$ en een lagere $b$ leiden tot een grotere multiplicator en dus een groter geldaanbod voor dezelfde monetaire basis.
#### 3.1.5 Gelddefinities
* **Chartaal geld:** Munten en bankbiljetten in handen van het publiek (gezinnen en niet-bancaire bedrijven) [4](#page=4).
* **Giraal geld:** Zichtdeposito's bij commerciële banken [4](#page=4).
* **Quasi-geld:** Spaartegoeden met een looptijd van minder dan een jaar, die niet onmiddellijk beschikbaar zijn [4](#page=4).
Geldhoeveelheidaggregraten worden vaak gedefinieerd als:
* $M1$ = Chartaal geld + Giraal geld [4](#page=4).
* $M2$ = Chartaal geld + Giraal geld + Quasi-geld [4](#page=4).
* $M3$ = Chartaal geld + Giraal geld + Quasi-geld + ander [4](#page=4).
### 3.2 Een competitief banksysteem
Moderne banken wachten niet passief tot er contant geld wordt gestort; ze zoeken continu naar rendabele mogelijkheden om geld uit te lenen. Ze proberen proactief deposito's aan te trekken door hogere rentetarieven aan te bieden of lenen bij andere banken. De winstgevendheid van een lening voor een bank wordt bepaald door het verschil (de spread) tussen de rente die zij ontvangt op uitgeleende fondsen en de rente die zij betaalt om voldoende geld te verkrijgen. Een evenwicht wordt bereikt waar de vraag naar leningen gelijk is aan de hoeveelheid die de bank wil uitlenen [5](#page=5).
#### 3.2.1 Geld aanbod en het competitieve bankwezen
De centrale bank gebruikt kennis van de markt voor leningen om de totale geldvoorraad te beïnvloeden. Kenmerken van een competitieve markt in het bankwezen zijn [5](#page=5):
1. **Lage kasreservecoëfficiënt:** Commerciële banken streven naar de laagst mogelijke kasreservecoëfficiënt, omdat reserves weinig opleveren en banken gemakkelijk aan liquide middelen kunnen komen door te lenen [5](#page=5).
2. **Concurrentie met andere financiële kanalen:** Het banksysteem concurreert met andere financiële kanalen in de economie [5](#page=5).
> **Tip:** Het concept van financiële intermediatie, waarbij banken fungeren als intermediairs tussen spaarders en leners, is hier essentieel. In een competitief systeem zullen banken efficiënt opereren om de spread tussen depositorenrente en uitleenrente te optimaliseren.
---
# Modern geld en de digitale euro
Dit onderwerp verkent de hedendaagse vormen van geld, de mechanismen achter geldschepping door banken en introduceert de concepten rond de digitale euro.
### 4.1 Moderne geldvormen en de geldhoeveelheid
Geld kan in een economie verschillende vormen aannemen, die samen de geldhoeveelheid bepalen. De totale geldhoeveelheid verwijst naar de totale hoeveelheid geld die in een economie circuleert [4](#page=4).
#### 4.1.1 Soorten geld
* **Chartaal geld**: Dit zijn munten en bankbiljetten die in handen zijn van het publiek, bestaande uit gezinnen en niet-bancaire bedrijven. De authenticiteit van chartaal geld wordt gewaarborgd door de handtekening of beeltenis van de uitgevende instelling, wat de term 'charter' verklaart [4](#page=4).
* **Giraal geld**: Dit omvat de zichtdeposito's die gezinnen en bedrijven aanhouden bij commerciële banken. Dit geld is direct opvraagbaar en wordt tegenwoordig voornamelijk gebruikt via computerovermakingen, zoals credit- of debetkaarten [4](#page=4).
* **Quasi-geld**: Dit zijn spaartegoeden met een looptijd van minder dan één jaar die nog niet direct beschikbaar zijn voor transacties [4](#page=4).
#### 4.1.2 Geldaggregaten
De geldhoeveelheid wordt gemeten aan de hand van verschillende geldaggregaten:
* **M1**: Chartaal geld plus giraal geld [4](#page=4).
* **M2**: M1 plus quasi-geld [4](#page=4).
* **M3**: M2 plus andere, minder liquide vormen van geld [4](#page=4).
#### 4.1.3 Banken en geldschepping
Commerciële banken spelen een cruciale rol in het creëren van geld. Zij doen dit door meer geld uit te geven dan ze daadwerkelijk aan liquide reserves aanhouden. Een te snelle stijging van de geldhoeveelheid, sneller dan de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP), kan leiden tot inflatie [4](#page=4).
### 4.2 Modellen van het bankwezen en depositokreditering
Het proces van geldschepping binnen een banksysteem kan worden verklaard met behulp van verschillende modellen.
#### 4.2.1 De ratiobenadering voor het creëren van deposito's
In een multi-bank systeem kan één bank niet direct een grote expansie van deposito's veroorzaken op basis van een initiële toename van contant geld, tenzij andere banken hun deposito's ook uitbreiden. Een multi-bank systeem creëert gezamenlijk meerdere toenames in giraal geld wanneer alle banken hun deposito's laten groeien op basis van extra reserves [4](#page=4).
##### 4.2.1.1 Complicatie: cash drain to the public
De 'cash drain' is het deel van het geld dat mensen aanhouden als fysiek contant geld in plaats van het te storten op een bankrekening. Een hogere cash drain betekent dat banken minder reserves hebben om uit te lenen, wat de geldcreërende capaciteit van het banksysteem via het depositomultiplicatoreffect vermindert [4](#page=4).
##### 4.2.1.2 Het algemene geval van deposito-creatie (fractional reserve banking)
In een fractional reserve banking systeem wordt de monetaire basis (H) verdeeld tussen chartaal geld in handen van het publiek (C) en bankreserves (R) . De totale monetaire basis is dus de som van deze twee componenten [4](#page=4):
$$ H = C + R $$ [4](#page=4).
De totale hoeveelheid deposito's (D) wordt beïnvloed door de fractie van deposito's die het publiek contant aanhoudt (b, de cash drain) en de kasreservecoëfficiënt (x) . De formule voor de totale deposito's met cash drain is [5](#page=5):
$$ D = \frac{H}{x+b} $$ [5](#page=5).
Indien er geen cash drain is (b=0), vereenvoudigt de formule tot:
$$ D = \frac{H}{x} $$ [5](#page=5).
De totale geldhoeveelheid (M) wordt gedefinieerd als chartaal geld (C) plus giraal geld (D) ] [5](#page=5).
$$ M = C + D $$ [5](#page=5).
Het is belangrijk op te merken dat bankreserves (R) niet direct in de formule voor M worden opgenomen, omdat deze reserves reeds deel uitmaken van de oorspronkelijke deposito's en niet in omloop zijn [5](#page=5).
#### 4.2.2 Geldmultiplicator
De geldmultiplicator geeft aan hoeveel de totale geldhoeveelheid (M) toeneemt voor elke eenheid monetaire basis (H) . Met zowel cash drain (b) als een kasreservecoëfficiënt (x) is de geldmultiplicator [5](#page=5):
$$ M = \frac{b+1}{b+x} H $$ [5](#page=5).
De omvang van de geldmultiplicator is groter naarmate de kasreservecoëfficiënt (x) en de cash drain (b) kleiner zijn [5](#page=5).
#### 4.2.3 Een competitief banksysteem
In een competitieve bankenmarkt proberen banken actief deposito's aan te trekken door hogere rentetarieven te bieden of geld te lenen van andere banken om winstgevende leenmogelijkheden te benutten. De rendabiliteit van een lening hangt af van de spread tussen de ontvangen en betaalde rentetarieven. De centrale bank kan de geldvoorraad beïnvloeden door kennis van de marktvraagcurve voor leningen te gebruiken. Kenmerken van een competitieve markt zijn onder meer een zo laag mogelijke kasreservecoëfficiënt, omdat overtollige reserves weinig opleveren. Dit systeem concurreert ook met andere financiële kanalen in de economie [5](#page=5).
### 4.3 De digitale euro
De digitale euro wordt geïntroduceerd als een digitale vorm van contant geld, bedoeld als een elektronisch betaalmiddel voor zowel online als offline transacties, met name voor kleinere bedragen [6](#page=6).
#### 4.3.1 Voordelen van de digitale euro
* **Gegarandeerde waarde**: Een digitale euro zal de waarde van één euro hebben en gedekt zijn door de centrale bank, wat onderscheidend is ten opzichte van cryptovaluta [6](#page=6).
* **Privacy**: Het niveau van privacy zou vergelijkbaar moeten zijn met dat van contant geld [6](#page=6).
* **Minder afhankelijkheid van internationale kaartsystemen**: De digitale euro zou de afhankelijkheid van niet-Europese internationale kaartsystemen zoals Visa en MasterCard kunnen verminderen [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Geld | Elk algemeen geaccepteerd medium voor ruil dat transacties vergemakkelijkt, fungeert als waardemeter en rekeneenheid, en als spaar- en kredietmiddel kan dienen. |
| Ruilmiddel | Een functie van geld die het mogelijk maakt om goederen en diensten direct uit te wisselen zonder de noodzaak van ruilhandel, wat de handel en specialisatie bevordert. |
| Waardemeter | Een functie van geld die dient om de waarde van goederen, diensten en bezittingen te kwantificeren en te vergelijken, mits het zelf een stabiele waarde behoudt. |
| Rekeneenheid | Een functie van geld die dient als een gestandaardiseerde eenheid om prijzen te noteren, schulden te berekenen en economische activiteit te meten, wat prijsvergelijkingen vereenvoudigt. |
| Metaal geld | Geld dat oorspronkelijk bestond uit edelmetalen zoals goud en zilver, gewogen of in de vorm van munten om de uitwisseling te standaardiseren en de waarde te behouden. |
| Bankbiljetten | Vervalbaar papiergeld dat oorspronkelijk werd uitgegeven als bewijs van goudreserves bij een goudsmid, en later als fiduciair geld fungeerde dat niet volledig door goud gedekt was. |
| Centrale bank | Een instelling die verantwoordelijk is voor het monetair beleid van een land of economische zone, het uitgeven van basisgeld, en het reguleren van commerciële banken, zoals de ECB of de Fed. |
| Basisgeld (High-powered money) | De monetaire basis die door de centrale bank wordt uitgegeven, bestaande uit chartaal geld in handen van het publiek en bankreserves, die door middel van multiplicatoreffecten de totale geldhoeveelheid kan beïnvloeden. |
| Primaire markt | De markt waar nieuwe financiële instrumenten, zoals overheidsobligaties, direct door de overheid worden uitgegeven om tekorten te financieren, vaak via monetaire financiering door de centrale bank. |
| Secundaire markt | De markt waar bestaande financiële instrumenten, zoals overheidsschuldtitels, worden verhandeld tussen investeerders, zoals het grote publiek of financiële instellingen. |
| Chartaal geld | Fysiek geld in de vorm van munten en bankbiljetten dat in omloop is bij het publiek (gezinnen en niet-bancaire bedrijven) en als betaalmiddel wordt gebruikt. |
| Giraal geld | Geld dat bestaat uit zichtdeposito's bij commerciële banken, dat via elektronische overschrijvingen, credit- of debetkaarten kan worden overgemaakt en gebruikt als betaalmiddel. |
| Quasi-geld | Financiële activa die nauw verwant zijn aan geld, zoals spaartegoeden die minder dan een jaar vaststaan, en die niet onmiddellijk volledig liquide zijn maar wel snel kunnen worden omgezet in geld. |
| Geld multiplicator | Een economisch concept dat beschrijft hoe een initiële verandering in de monetaire basis (high-powered money) leidt tot een grotere verandering in de totale geldhoeveelheid in de economie, door middel van de deposito-creatie door banken. |
| Financieel intermeditatie | Het proces waarbij financiële instellingen, zoals banken, optreden als tussenpersoon tussen spaarders en leners, door deposito's aan te trekken en leningen te verstrekken, en zo bijdragen aan de geldcreatie. |
| Digitale euro | Een digitale vorm van centraal bankgeld, bedoeld als elektronisch betaalmiddel voor zowel online als offline transacties, die gegarandeerde waarde en een hoog niveau van privacy biedt. |
| Kasreservecoëfficiënt (x of r) | Het percentage van de deposito's dat commerciële banken wettelijk verplicht zijn aan te houden als reserve, hetzij in contanten, hetzij op hun rekening bij de centrale bank, om aan opvraagingen te voldoen. |
| Cash drain (b) | Het deel van het geld dat het publiek aanhoudt als fysiek contant geld in plaats van het te storten op een bankrekening, wat de capaciteit van banken om geld te creëren via het depositomultiplicatoreffect vermindert. |