Practicum EEG en VEP.pdf
Summary
# Elektro-encefalografie (EEG) en de oorsprong van signalen
EEG meet elektrische potentialen van corticale activiteit via elektroden op de hoofdhuid, welke de gesynchroniseerde activiteit van neuronen weerspiegelen [1](#page=1).
### 1.1 Oorsprong van de EEG-signalen
De oorsprong van EEG-signalen ligt in de langzame veranderingen van membraanpotentialen van corticate neuronen, zoals excitatoire postsynaptische potentialen (EPSPs) en inhibitoire postsynaptische potentialen (IPSPs). Het EEG weerspiegelt de som van deze elektrische potentiaalveranderingen. Golven met een grote amplitude duiden op synchrone activiteit van een groot aantal neuronen, terwijl ritmische gebeurtenissen die aan deze golven ten grondslag liggen, vaak hun oorsprong vinden in de thalamus [1](#page=1).
### 1.2 Componenten van de EEG-golfvorm
De EEG-golfvorm bestaat uit componentgolven met verschillende frequenties, die informatie verschaffen over diverse hersenactiviteiten. Digitale filtering wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen deze componentfrequenties [1](#page=1).
#### 1.2.1 Alfa (8-13 Hz; 30-50 µV)
Alfa-activiteit wordt waargenomen bij gesloten ogen in een staat van ontspanning en neemt af bij het openen van de ogen of bij mentale inspanning. Het geeft de mate van corticale activatie aan: een hogere activatie leidt tot lagere alfa-activiteit. Deze golven zijn het sterkst aanwezig boven de occipitale en frontale cortex [1](#page=1).
#### 1.2.2 Beta (13-30 Hz; < 20 µV)
Beta-golven zijn dominant bij wakkere, alerte personen met open ogen. Ze zijn afwezig of verminderd in gebieden met corticale schade en worden geaccentueerd door kalmerende en hypnotiserende middelen zoals benzodiazepines en barbituraten [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.3 Theta (4-8 Hz; < 30 µV)
Bij wakkere kinderen tot adolescenten wordt theta-activiteit waargenomen, en bij slaap bij alle leeftijden. Deze frequentieband kan worden opgesplitst [2](#page=2):
* **Lage theta-activiteit (4-5,45 Hz):** Geassocieerd met verminderde opwinding en verhoogde slaperigheid [2](#page=2).
* **Hoge theta-activiteit (6-7,45 Hz):** Versterkt tijdens taken waarbij het werkgeheugen betrokken is [2](#page=2).
#### 1.2.4 Delta (0.5-4 Hz; 100-200 µV)
Delta-golven zijn het dominante ritme in slaapstadia 3 en 4, en zijn niet aanwezig bij bewuste volwassenen. Ze hebben de hoogste amplitude van alle EEG-golven. Artefacten kunnen ontstaan door beweging van kaak- en nekspieren, of bij het knipperen, waarbij de amplitude constant stijgt en daalt. Ook bij het wisselen van kijkrichting (links-rechts) kan de amplitude variëren [2](#page=2).
#### 1.2.5 Gamma (30-50 Hz)
Gamma-activiteit is gerelateerd aan hogere mentale activiteit, zoals perceptie en bewustzijn, en speelt een rol bij het integreren van verschillende aspecten van een object tot een samenhangend beeld. Deze activiteit verdwijnt onder volledige anesthesie, maar is versterkt bij boeddhistische monniken tijdens meditatie en afwezig bij schizofrenen [2](#page=2).
### 1.3 Interpretatie van het EEG
Het is momenteel niet mogelijk om specifieke EEG-golven direct te relateren aan individuele neuronale activiteiten. Over het algemeen geldt: hoe actiever de hersenen, hoe hoger de frequentie en hoe lager de amplitude van het EEG-signaal. Omgekeerd, hoe inactiever de hersenen, hoe lager de frequentie en hoe hoger de amplitude van het signaal [2](#page=2).
> **Tip:** Houd er rekening mee dat de genoemde amplitudes (µV) zeer klein zijn, wat de gevoeligheid van de EEG-meting onderstreept [1](#page=1) [2](#page=2).
>
> **Tip:** Het onderscheid tussen verschillende frequentiebanden is cruciaal voor de interpretatie van EEG-resultaten [1](#page=1) [2](#page=2).
---
# Componenten van EEG-golfvormen en hun betekenis
Dit deel verkent de verschillende frequentiebanden van EEG-golven, elk geassocieerd met specifieke hersenactiviteit en bewustzijnstoestanden [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 Overzicht van EEG-componenten
Het elektro-encefalogram (EEG) weerspiegelt de gesynchroniseerde elektrische activiteit van grote aantallen corticale neuronen. De golfvorm van het EEG bevat componentgolven van verschillende frequenties, die informatie verschaffen over uiteenlopende hersenactiviteiten. Digitale filtering kan worden gebruikt om deze componentfrequenties van elkaar te onderscheiden. Over het algemeen geldt: hoe actiever de hersenen, hoe hoger de frequentie en hoe lager de amplitude van het EEG-signaal, en omgekeerd [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.2 Alfa-golven
* **Frequentie:** 8-13 Hz [1](#page=1).
* **Amplitude:** 30-50 µV [1](#page=1).
* **Betekenis:** Alfa-golven worden waargenomen wanneer men met gesloten ogen in ontspanning is. Ze nemen af bij het openen van de ogen en bij mentale inspanning. Alfa-activiteit geeft de mate van corticale activatie aan; hoe groter de activatie, hoe lager de alfa-activiteit. Deze golven zijn het sterkst aanwezig boven de occipitale en frontale cortex [1](#page=1).
### 2.3 Beta-golven
* **Frequentie:** 13-30 Hz [2](#page=2).
* **Amplitude:** Minder dan 20 µV [2](#page=2).
* **Betekenis:** Beta-golven zijn dominant bij wakkere, alerte personen met open ogen. Ze zijn afwezig of verminderd in gebieden met corticale schade. Kalmerende en hypnotiserende middelen, zoals benzodiazepines en barbituraten, accentueren beta-golven [2](#page=2).
### 2.4 Theta-golven
* **Frequentie:** 4-8 Hz [2](#page=2).
* **Amplitude:** Minder dan 30 µV [2](#page=2).
* **Betekenis:** Theta-golven komen bij wakkere toestand alleen voor bij kinderen tot de adolescentie en bij slaap op alle leeftijden. Deze frequentieband kan worden opgesplitst in twee componenten [2](#page=2):
* **Lage theta-activiteit (4-5,45 Hz):** Geassocieerd met verminderde opwinding en verhoogde slaperigheid [2](#page=2).
* **Hoge theta-activiteit (6-7,45 Hz):** Versterkt tijdens taken waarbij het werkgeheugen betrokken is [2](#page=2).
### 2.5 Delta-golven
* **Frequentie:** 0,5-4 Hz [2](#page=2).
* **Amplitude:** 100-200 µV [2](#page=2).
* **Betekenis:** Delta-golven zijn het dominante ritme tijdens slaapstadia 3 en 4 en worden niet waargenomen bij bewuste volwassenen. Ze hebben de hoogste amplitude van alle EEG-golven. Bewegingsartefacten van kaak- en nekspieren kunnen ook delta-golven veroorzaken. Knipperen en het wisselen van het kijkrichting (links-rechts) kunnen artefacten met fluctuerende amplitudes veroorzaken [2](#page=2).
### 2.6 Gamma-golven
* **Frequentie:** 30-50 Hz [2](#page=2).
* **Betekenis:** Gamma-golven zijn gerelateerd aan hogere mentale activiteit, zoals perceptie en bewustzijn. Ze zijn betrokken bij het integreren van verschillende aspecten van een object (zoals kleur, vorm, beweging) om een samenhangend beeld te vormen. Deze golven verdwijnen onder volledige anesthesie. Gamma-activiteit is versterkt bij boeddhistische monniken tijdens meditatie en afwezig bij schizofrene patiënten [2](#page=2).
> **Tip:** Hoewel specifieke neuronale activiteiten nog niet volledig aan EEG-golven kunnen worden gekoppeld, biedt de analyse van deze componenten waardevolle inzichten in de fysiologische en cognitieve staat van het brein [2](#page=2).
---
# Visueel opgewekte potentialen (VEP) en hun klinische toepassing
Visueel opgewekte potentialen (VEP's) zijn elektrische reacties van het visuele systeem op visuele stimuli, die worden gebruikt om de integriteit van de visuele paden te beoordelen en neurologische aandoeningen te diagnosticeren [3](#page=3).
### 3.1 Het visuele systeem
Het visuele systeem is het deel van het zenuwstelsel dat ons in staat stelt te zien. Licht treedt het oog binnen, valt op het netvlies, waar receptoren worden gestimuleerd en depolarisatie plaatsvindt, wat leidt tot het genereren van actiepotentialen (AP's) in de oogzenuw. Deze actiepotentialen reizen via de voorste en achterste visuele paden naar de occipitale kwab in de hersenen, waar de visuele informatie wordt verwerkt via een complex netwerk van neuronale verbindingen. De ionenstroom die voortkomt uit deze verwerking creëert een patroon van veranderende spanningen in tijd en ruimte, welke op de hoofdhuid kunnen worden gemeten met elektroden [3](#page=3).
### 3.2 Opgewekte potentialen (Evoked Potentials)
Opgewekte potentialen worden onderzocht door repetitieve sensorische stimuli aan te bieden in vaste tijdsintervallen om zenuwgedrag te bestuderen. De elektrische reacties van het zenuwstelsel op deze stimuli, zoals elektrische prikkels, worden 'event-related potentials' genoemd. De term 'evoked potential' wordt specifiek gebruikt voor de reacties van sensorische banen op zintuiglijke of elektrische stimuli die in het centrale zenuwstelsel (CZS) worden geregistreerd [3](#page=3).
Opgewekte potentialen verschillen van spontane potentialen (zoals EEG's of EMG's) doordat ze een directe reactie op een stimulus zijn. De amplitude van een opgewekte potentiaal is doorgaans zeer klein, soms kleiner dan een microvolt. Om de 'achtergrondruis' uit de opgewekte potentiaal te filteren, wordt signaalmiddeling toegepast. Dit verklaart het gebruik van repetitieve testen, omdat de opgewekte potentiaal tijdgebonden is aan de stimulus, waardoor ruis en andere signalen worden uitgefilterd. Naarmate de middeling vordert, wordt de opgewekte potentiaal zichtbaar. De uiteindelijke meetwaarde is de som van de actiepotentialen van vele axonen die synchroon werden geactiveerd door de stimulus [3](#page=3).
### 3.3 Types van VEP
Er zijn twee veelgebruikte methoden om VEP's te genereren: de patroonomkeringstest en de flitstest [3](#page=3).
* **Patroonomkeringstest**: Deze methode heeft een grote gevoeligheid en nauwkeurigheid en is in staat kleine afwijkingen te detecteren [3](#page=3).
* **Flitstest**: Deze wordt gebruikt wanneer een proefpersoon zich niet lang kan concentreren, of als er na de patroonomkeringstest geen reactie is [4](#page=4).
### 3.4 Patroonomkeringstest
De patroonomkeringstest is de meest uitgevoerde VEP-test en lokt de hoogste piekamplitude uit. Elk patroon wordt gedurende 0.5 seconden op een scherm getoond, wat resulteert in een omkeersnelheid van 2 keer per seconde. Meestal wordt een dambordpatroon gebruikt, waarbij het contrast tussen de ruiten groter moet zijn dan 50%. De grootte van de ruiten is afhankelijk van het gezichtsveld van de proefpersoon, die op ongeveer 1 meter van het scherm zit [4](#page=4).
De resulterende golfvorm wordt gekenmerkt door drie pieken:
* **N75**: een negatieve piek die optreedt 75 milliseconden poststimulus [4](#page=4).
* **P100**: een positieve piek die optreedt tussen 90 en 117 milliseconden poststimulus, en wordt beschouwd als de primaire golfvorm voor clinici [4](#page=4).
* **N135**: een negatieve piek die optreedt 135 milliseconden poststimulus [4](#page=4).
De test wordt met elk oog afzonderlijk uitgevoerd. Vrouwen hebben doorgaans een kortere P100-latentie dan mannen, hoewel dit verschil klein genoeg is om dezelfde P100-representatie voor beide geslachten te hanteren. Indien het verschil in P100-latentie tussen het linker- en rechteroog niet groter is dan de referentiewaarde, wordt dit niet als pathologisch beschouwd; een groter verschil duidt op pathologie [4](#page=4).
### 3.5 Klinisch gebruik van VEP
VEP's worden gebruikt om de visuele paden te beoordelen en om te bepalen of er laesies zijn die het visuele systeem aantasten, veroorzaakt door bijvoorbeeld beroertes, trauma of tumoren. Ze worden ook ingezet bij de diagnose van Multiple Sclerose (MS), een auto-immuunziekte die de myelineschede van zenuwvezels vernietigt. De vernietiging van myeline verlengt de VEP-latentie omdat gedemyeliniseerde axonen AP's niet efficiënt kunnen geleiden, waardoor het signaal vertraagt [4](#page=4).
### 3.6 Flitstesten
Bij flitstesten zit de persoon op ongeveer 1 meter afstand van een scherm en worden er elke seconde lichtflitsen getoond. De gegenereerde golfvorm verschilt van die tijdens een patroonomkeringstest. De eerste piek treedt op rond 30 milliseconden poststimulus, wat zeer variabel kan zijn, gevolgd door een grote positieve piek rond 100 milliseconden. De VEP-golfvormpieken worden vaak gelabeld met Romeinse cijfers of door onderscheid te maken tussen positieve en negatieve pieken (N1, P1, N2, P2, N3, P3). Deze pieken komen voor in de eerste 250 milliseconden; na 250 milliseconden treedt er een ritmische na-ontlading op [5](#page=5).
### 3.7 Perifere zenuwstructuur (gerelateerd aan zenuwgeleiding)
Elke perifere zenuw bevat duizenden axonen of zenuwvezels, die elk voortkomen uit een zenuwlichaam. Verschillende componenten zijn omgeven door lagen bindweefsel [5](#page=5):
* Individuele zenuwvezels zijn omgeven door het **endoneurium**, een delicate laag die functioneert als een filter dat regelt welke stoffen toegang hebben tot de vloeistof rond de zenuwvezels [5](#page=5).
* Zenuwvezels zijn gegroepeerd in bundels, genaamd fascicles, die elk worden omgeven door **perineurium** [5](#page=5).
* De gehele zenuw is omgeven door het **epineurium** [5](#page=5).
Deze lagen dienen ter bescherming van de zenuw; het endoneurium is delicaat, terwijl het epineurium taaier is en beter bestand tegen scheuren. Dit structurele aspect is relevant voor het begrip van hoe zenuwgeleiding wordt beïnvloed door aandoeningen zoals MS, die de integriteit van deze structuren aantasten [4](#page=4) [5](#page=5).
---
# Perifere zenuwstructuur, axonen en geleidingssnelheid
Dit onderdeel verkent de anatomische opbouw van perifere zenuwen, de invloed van axonale eigenschappen zoals diameter en myeline op de snelheid van actiepotentialen, en methoden om zenuwgeleidingssnelheid te meten.
### 4.1 De structuur van perifere zenuwen
Perifere zenuwen bestaan uit duizenden axonen of zenuwvezels, die elk afkomstig zijn van een zenuwcellichaam. Deze axonen zijn omgeven door lagen bindweefsel die bescherming bieden [5](#page=5):
* **Endoneurium:** Een delicate laag die individuele zenuwvezels omgeeft en fungeert als een filter voor stoffen die de vloeistof rond de vezels bereiken [5](#page=5).
* **Perineurium:** Omgeeft bundels van zenuwvezels, ook wel fascicles genoemd [5](#page=5).
* **Epineurium:** De buitenste laag die de gehele zenuw omhult en robuuster is dan het endoneurium [5](#page=5).
Een typische perifere zenuw bevat een mix van sensorische, motorische en autonome zenuwvezels. Vezels van motorneuronen dragen efferente informatie [6](#page=6).
### 4.2 Eigenschappen van axonen
Individuele zenuwvezels verschillen in hun mate van myeline, diameter, prikkelbaarheid, drempelwaarde en geleidingssnelheid. Deze eigenschappen kunnen worden geclassificeerd met behulp van letters (voor motorische en sensorische vezels) of Romeinse cijfers (uitsluitend voor sensorische vezels) [6](#page=6).
#### 4.2.1 Diameter en geleidingssnelheid
De diameter van een axon heeft een directe invloed op de geleidingssnelheid van actiepotentialen (APs) [7](#page=7).
* **Interne weerstand:** Langere axonen met een grotere diameter bieden minder interne weerstand tegen de stroom van elektrische signalen, omdat er meer volume beschikbaar is voor stroom om doorheen te vloeien. Dit resulteert in een snellere geleiding van APs [7](#page=7).
* **Membraanweerstand:** Axonen met een grotere diameter beschikken vaak over een groter aantal ionkanalen in hun plasmamembraan, wat leidt tot een lagere membraanweerstand. Hierdoor wordt de drempelwaarde voor het vuren van APs bij lagere stimulatiespanningen bereikt [7](#page=7).
De interne weerstand verwijst naar de weerstand tegen stroom langs de lengte van het axon, terwijl de membraanweerstand de weerstand tegen stroom is die door het membraan vloeit [7](#page=7).
#### 4.2.2 Myeline en geleidingssnelheid
De aanwezigheid van een myelineschede rond een axon is cruciaal voor het verhogen van de geleidingssnelheid [7](#page=7).
* **Isolatie:** Myeline fungeert als een isolator die de membraanweerstand aanzienlijk verhoogt en de lekkage van stroom over het membraan vermindert [7](#page=7).
* **Saltatoire geleiding:** Dit proces, waarbij de AP sprongsgewijs van insnoering van Ranvier naar insnoering van Ranvier wordt geleid, is aanzienlijk sneller dan continue geleiding langs een ongemyeliniseerde axon [7](#page=7).
Het effect van myeline op de verhoging van de geleidingssnelheid is groter dan dat van een grotere diameter [7](#page=7).
### 4.3 Zenuwgeleidingssnelheid
Zenuwgeleidingssnelheid is de snelheid waarmee een actiepotentiaal langs een zenuw reist [8](#page=8).
#### 4.3.1 Meten van zenuwgeleidingssnelheid
De zenuwgeleidingssnelheid kan worden gemeten door de zenuw op twee verschillende punten supramaximaal te stimuleren en de tijd te registreren die nodig is voor het signaal om een meetelektrode te bereiken [8](#page=8).
* **Motorische zenuwen:** Hierbij worden twee locaties gestimuleerd die nodig zijn om spiercontractie op gang te brengen. Een normale geleidingssnelheid ligt tussen 50 en 60 m/s [8](#page=8).
* **Sensorische zenuwen:** Bijvoorbeeld, de n. ulnaris kan worden gestimuleerd en de AP kan worden geregistreerd met elektroden in de pols- en ellebooggebieden [8](#page=8).
De latentietijd (de tijd die het signaal nodig heeft om de elektrode te bereiken) varieert met de afstand; een grotere afstand, zoals van de elleboog tot de spier, resulteert in een langere latentietijd dan vanaf de pols [8](#page=8).
> **Tip:** Bij het meten van zenuwgeleidingssnelheid is het belangrijk om te onthouden dat het verschil in gemeten latentietijden tussen de stimulatiepunten, gedeeld door de afstand tussen deze punten, de geleidingssnelheid oplevert.
#### 4.3.2 Lokale anesthetica en zenuwgeleiding
Lokale anesthetica blokkeren zenuwgeleiding door spanningsafhankelijke natriumkanalen in het zenuwmembraan te remmen [8](#page=8).
* **Blokkade van depolarisatie:** Tijdens de depolarisatiefase remmen deze middelen het openen van de Na+-kanalen, wat de voortgeleiding van APs voorkomt [8](#page=8).
* **Pijnvermindering:** Door het remmen van deze kanalen wordt de pijnsensatie onderdrukt omdat de APs de hersenen niet kunnen bereiken [8](#page=8).
#### 4.3.3 Twitch respons
De twitch respons is een meting van de spierreactie op zenuwstimulatie [8](#page=8).
* **Stimulatie van n. ulnaris:** Dit leidt tot een meetbare spiercontractie [8](#page=8).
* **EMG- en Force-kanalen:** Het EMG-kanaal registreert de AP van de spier zelf, terwijl het force-kanaal de resulterende spieruitrekking weergeeft [8](#page=8).
> **Tip:** De vertraging tussen informatieverwerking en de daaropvolgende actie kan worden toegeschreven aan signaalverwerkingstijd, technologische beperkingen en de ingestelde algoritmen [8](#page=8).
---
# Reflexen, reactietijden en reflexbogen
Dit onderwerp behandelt de mechanismen achter onwillekeurige bewegingen, de snelheid waarmee zenuwsignalen worden verwerkt en doorgegeven, en de structurele routes die deze processen faciliteren, bekend als reflexbogen.
### 5.1 Zenuwgeleidingssnelheid
De snelheid waarmee een actiepotentiaal (AP) langs een zenuwcel loopt, wordt zenuwgeleidingssnelheid genoemd. Deze snelheid kan worden gemeten door een zenuw op twee verschillende plaatsen supramaximaal te stimuleren en de tijd te registreren die nodig is om een meetelektrode te bereiken. De latentietijd, de tijd tussen stimulatie en respons, varieert afhankelijk van de afstand van de stimulatieplaats tot de respons. Een langere afstand, zoals van de elleboog tot de spier *m. abductor digiti minimi*, resulteert in een langere latentietijd dan stimulatie aan de pols [8](#page=8).
Bij motorische zenuwen wordt de geleidingssnelheid gemeten door stimulatie op twee plaatsen die nodig zijn om spiercontractie op te wekken. De normale geleidingssnelheid in motorische zenuwen ligt tussen 50 en 60 meter per seconde. Voor sensorische zenuwen kan bijvoorbeeld de *n. ulnaris* worden gestimuleerd en kan de actiepotentiaal van de sensorische zenuwverbinding worden vastgelegd met elektroden in de pols- en ellebooggebieden [8](#page=8).
Lokale anesthetica werken door spanningsafhankelijke natriumkanalen in het zenuwmembraan te remmen. Dit voorkomt dat deze kanalen openen tijdens depolarisatie, wat leidt tot een blokkade van de zenuwgeleiding. Door de geleiding van pijnimpulsen te blokkeren, wordt voorkomen dat actiepotentialen zich langs de zenuw voortplanten, waardoor pijnsensatie wordt voorkomen. Een perifere, lokale depolarisatie door een pijnlijke stimulus kan de hersenen niet bereiken, waardoor er geen pijnsensatie wordt gegenereerd [8](#page=8).
De vertraging tussen het verwerken van informatie en de daaropvolgende actie is het resultaat van een combinatie van processen, waaronder signaalverwerkingstijd, technologische beperkingen en ingestelde algoritmen [8](#page=8).
#### 5.1.1 Twitch respons
Een twitch respons wordt waargenomen bij zenuwstimulatie van bijvoorbeeld de *n. ulnaris*. Het EMG-kanaal geeft de actiepotentiaal van de spier weer, terwijl het force-kanaal de spieruitrekking registreert [8](#page=8).
### 5.2 Reflexen en reactietijden
Reflexen zijn onwillekeurige bewegingen die onmiddellijk na een stimulus optreden. Perifere reflexen zijn extreem snel omdat ze plaatsvinden in het ruggenmerg via neurale paden die bekend staan als reflexbogen. Hierbij hoeven signalen niet van en naar de hersenen te gaan om een reactie te ontlokken, wat resulteert in een snellere reactie. Reflexactiviteit kan zowel bewuste reacties teweegbrengen, zoals het stappen op een punaise, als onbewuste mechanismen die orgaansystemen aansturen. Reflexen kunnen functioneel worden geclassificeerd: somatische reflexen worden geassocieerd met het somatische zenuwstelsel en zijn bewuste reacties, terwijl autonome reflexen binnen het autonome zenuwstelsel onbewust zijn [9](#page=9).
#### 5.2.1 Reflexbogen
Er zijn twee hoofdtypen reflexbogen: monosynaptische en polysynaptische [9](#page=9).
* **Monosynaptische reflexbogen** bestaan uit slechts twee neuronen: één sensorisch neuron en één motorisch neuron. De meest eenvoudige reflexen, zoals de kniepeesreflex, zijn monosynaptisch [9](#page=9).
* **Polysynaptische reflexbogen** bestaan uit minimaal drie neuronen: één sensorisch neuron, één of meerdere interneuronen, en één motorisch neuron. De meeste reflexen, zoals de terugtrekreflex, zijn polysynaptisch. Interneuronen verbinden de sensorische en motorische neuronen en maken verwerking of remming van de reflex door tussenkomst van de hersenen mogelijk [9](#page=9).
#### 5.2.2 Rekreflex (Stretch reflex)
De rekreflex, ook wel de strechtreflex genoemd, treedt op als reactie op het uittrekken van een spier na stimulus van een pees. Deze reflex wordt geïnitieerd via een enkele synaps tussen het sensorische en het motorische neuron. Het centrale pad van de rekreflex is beperkt tot het ruggenmerg, hoewel de informatie wel aan de hersenen wordt doorgegeven. Het is de snelste van alle spinale reflexen [9](#page=9).
##### Kniepeesreflex
De kniepeesreflex is een klassiek voorbeeld van een rekreflex waarbij slechts twee neuronen betrokken zijn bij de reflex. Door met een hamer op het patellair ligament (net onder de knieschijf) te slaan, wordt de quadricepsspier uitgerekt. Sensorische receptoren in de spier, de spierspoeltjes, worden gestimuleerd en triggeren een impuls in een sensorisch axon. Dit sensorische axon vormt een directe synaps met een motorneuron dat de impuls naar de quadriceps leidt, wat resulteert in contractie [10](#page=10) [9](#page=9).
Spierspoeltjes zijn sensorische receptoren die gevoelig zijn voor veranderingen in spierlengte. De gevoeligheid van de reflex wordt gecontroleerd door het verlengen (ontspannen) en verkorten (samentrekken) van de spierspoelvezels. Spierspoeltjes zijn belangrijk voor het initiëren van de reflex en het reguleren van contractie, en helpen overbelasting te voorkomen door de activatie van motorneuronen die weerstand bieden aan spieruitrekking [10](#page=10).
De latentietijd tussen EMG-detectie en de beweging van het been is langer dan de latentietijd van de EMG zelf, omdat het langer duurt om de spier te contraheren dan om de actiepotentiaal te genereren [10](#page=10).
Wanneer een visuele stimulus wordt gebruikt, is de reactietijd langer omdat het signaal eerst naar de hersenen moet reizen. Reactietijd op een auditieve stimulus is korter, omdat de baan van het gehoor naar de hersenen korter is [10](#page=10).
#### 5.2.3 Flexie terugtrekreflex
De flexie terugtrekreflex treedt op bij het terugtrekken van een ledemaat uit een pijnlijke stimulus om het lichaam tegen schade te beschermen. Deze reflex omvat meerdere synaptische verbindingen: pijn sensorische neuronen maken synapsen met interneuronen, die op hun beurt synapsen maken met motorneuronen. De motorneuronen sturen impulsen naar de spieren om het ledemaat terug te trekken van de stimulus [10](#page=10).
#### 5.2.4 Gekruiste strekreflex
De gekruiste strekreflex is een type terugtrekreflex waarbij het lichaam zijn zwaartepunt verschuift om het terugtrekken van het gestimuleerde ledemaat te ondersteunen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer men op scherven glas stapt. Het ene been trekt zich onmiddellijk terug, terwijl de spieren in het andere been worden versterkt om de plotselinge verschuiving van het lichaamsgewicht te ondersteunen [10](#page=10).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Elektro-encefalografie (EEG) | Een techniek die de elektrische activiteit van de hersenen meet, gemeten met elektroden op de hoofdhuid. Deze activiteit manifesteert zich als hersengolven die informatie geven over verschillende hersenactiviteiten en staten van bewustzijn. |
| Corticale activiteit | De elektrische activiteit die afkomstig is van de hersenschors, het buitenste laagje van de hersenen. Deze activiteit wordt gegenereerd door de gesynchroniseerde werking van grote aantallen neuronen. |
| Actiepotentiaal (AP) | Een snelle, tijdelijke verandering in het membraanpotentiaal van een prikkelbare cel, zoals een neuron. Dit is de basis voor de elektrische signaaloverdracht langs zenuwvezels. |
| Synaps | De functionele verbinding tussen twee neuronen of tussen een neuron en een doelcel, waardoor informatie wordt overgedragen, meestal via neurotransmitters. |
| Visueel opgewekte potentialen (VEP) | Elektrische reacties van het visuele systeem op visuele stimuli. Ze worden gemeten op de hoofdhuid en gebruiken de reactietijd van de visuele banen om de gezondheid van het visuele pad te beoordelen. |
| Signaalmiddeling | Een techniek die wordt gebruikt om opgewekte potentialen te meten door het herhaaldelijk toepassen van een stimulus en het middelen van de resulterende elektrische signalen. Dit helpt om de zwakke respons te onderscheiden van de achtergrondruis. |
| Myelineschede | Een isolerende laag die rond veel axonen van zenuwcellen is gewikkeld. Het wordt gevormd door gliale cellen en verhoogt de snelheid van de geleiding van actiepotentialen aanzienlijk door middel van saltatoire geleiding. |
| Zenuwgeleidingssnelheid | De snelheid waarmee een actiepotentiaal zich voortplant langs een zenuwvezel. Deze snelheid wordt beïnvloed door factoren zoals de diameter van het axon en de aanwezigheid van myeline. |
| Reflexboog | Het neurale pad dat de sensorische input van een stimulus verbindt met de motorische output die een reactie veroorzaakt. Dit kan variëren van een simpele monosynaptische verbinding tot complexere polysynaptische circuits. |
| Interneuron | Een neuron dat zich volledig binnen het centrale zenuwstelsel bevindt en communiceert met andere neuronen. Interneuronen spelen een cruciale rol in het verwerken en moduleren van signalen binnen reflexbogen. |
| Werkgeheugen | Een cognitief systeem dat tijdelijk informatie vasthoudt en manipuleert die nodig is voor complexe cognitieve taken, zoals leren en redeneren. Hoge theta-activiteit is geassocieerd met versterking van werkgeheugenprocessen. |
| Depolarisatie | Een verandering in het membraanpotentiaal van een cel waarbij het potentiaal minder negatief wordt. Dit is een essentieel onderdeel van het genereren van actiepotentialen in neuronen. |