Cover
Zacznij teraz za darmo Cursus RZL.pdf
Summary
# Introductie tot religie, zingeving en levensbeschouwing
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "Introductie tot religie, zingeving en levensbeschouwing", opgesteld in het Nederlands en geformatteerd volgens de opgegeven instructies.
## 1. Introductie tot religie, zingeving en levensbeschouwing
Dit onderdeel van de cursus introduceert de kernconcepten religie, zingeving en levensbeschouwing en verkent hun relevantie voor persoonlijke groei.
### 1.1 Het belang van de cursus RZL voor persoonlijke groei
De cursus Religie, Zingeving en Levensbeschouwing (RZL) streeft ernaar de blik van studenten te verruimen en hen te stimuleren tot persoonlijke levensbeschouwelijke groei. Deze groei wordt beschreven als een continu proces van zijn, kunnen, worden en hebben. De cursus beoogt een taal aan te reiken om over levensbeschouwelijke thema's te spreken en bij te dragen aan de persoonlijke en professionele evolutie van de student. De visie waarmee men door het leven gaat, wordt als essentieel beschouwd voor de groei naar een 'ideaal ik' [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.2 Structuur van de cursus
De cursus is opgebouwd uit vijf delen:
* **Deel 1: Religie:** Dit deel verkent het begrip religie, de impact ervan op de mens, de religieuze ervaring, verschillende houdingen ten opzichte van het religieuze, en de invloed van religie op vroege maatschappelijke structuren en culturen volgens René Girard [5](#page=5).
* **Deel 2: Zingeving:** Hierin wordt stilgestaan bij het concept zingeving en de behoefte aan zingevende modellen [5](#page=5).
* **Deel 3: Levensbeschouwing:** Dit deel duikt dieper in mens-, wereld- en godsbeelden, hun wijsgerige implicaties in een postmoderne maatschappij, en het concept secularisatie met de maatschappelijke gevolgen ervan [5](#page=5).
* **Deel 4: Ethiek:** Dit deel behandelt ethische modellen en hun toepassing op maatschappelijke kwesties relevant voor de verschillende studiegebieden binnen Vives HWB&IT, waarbij de relatieve en cultuurgebonden aard van antwoorden in de ethiek wordt benadrukt [5](#page=5).
* **Deel 5: Jodendom en Islam:** Dit deel bekijkt vanuit een 'buitenperspectief' de maatschappelijke invloeden en betekenissen van het jodendom en de islam op het hedendaagse Westerse denken, en sluit af met de rol van interreligieuze dialoog als middel tegen polariserende tendensen [5](#page=5).
### 1.3 Een illustratieve introductie: "een spin zit in zijn web…"
Het sprookje van Freek de Jonge over de spinnenkolonie dient als metafoor voor hoe mensen zich krampachtig kunnen vastklampen aan hun beperkte waarnemings- en verbeeldingsvermogen, en bekritiseert een levensbeschouwing die mensen probeert te ketenen. Het verhaal illustreert de angst voor het 'licht' (de werkelijkheid buiten de stofzak), het vasthouden aan oude patronen, en de uiteindelijk bevrijding die ontstaat door loslaten en het omarmen van nieuwe mogelijkheden. De oude spin die eenzaam achterblijft, symboliseert de verkrampte geest die vasthoudt aan het 'smalle pad' terwijl de 'brede weg' open ligt [6](#page=6).
### 1.4 Religie: concept en dimensies
#### 1.4.1 Het begrip religie
Het concept 'religie' wordt in deze cursus niet gelijkgesteld aan een godsdienst, maar gezien als de prelude, de advent en het fundament van een godsdienst. Religie is de voedingsbodem waaruit een godsdienst ontstaat [7](#page=7).
#### 1.4.2 Etymologische oorsprong van religie
De term 'religie' kent mogelijke etymologische wortels [7](#page=7):
* **re-ligare:** Verbinden, 'herbinden' of vastbinden (Lactantius) [7](#page=7).
* **re-legere:** Herlezen, hernemen in gedachten of mediteren (Cicero) [7](#page=7).
* **re-illigere:** Opnieuw kiezen, steeds opnieuw kiezen voor... God (Augustinus) [7](#page=7).
#### 1.4.3 Dimensies van religie
Vanuit de etymologische oorsprong worden twee dimensies van religie onderscheiden [7](#page=7):
* **Horizontale dimensie:** Gericht op het ondermaanse, de natuur, de fysica en de zintuiglijke werkelijkheid. Dit betreft de mens ('ik') als 'Dasein' (M. Heidegger), een wezen dat betrokken is op de wereld en in horizontale, intersubjectieve relaties staat met anderen. Deze relaties zijn essentieel voor overleving, het scheppen van basisvertrouwen, en het kunnen functioneren in de wereld [7](#page=7).
* **Verticale dimensie:** Gericht op het 'bovenmaanse', de bovennatuur, het metafysische, het overstijgende en het transcendente. De mens kan zich verbinden met wat hem of haar overstijgt, wat leidt tot het besef dat niet alles zintuiglijk te vatten is. Deze dimensie omvat de relatie met het 'hogere' [7](#page=7).
> **Tip:** Het onderscheid tussen religie en godsdienst is cruciaal. Godsdienst is religieus, maar niet al het religieuze is godsdienstig. Religie vormt het fundament waarop een levensbeschouwing wordt gebouwd. Wanneer het transcendente een naam krijgt, spreken we van een godsdienst [7](#page=7).
#### 1.4.4 Religieuze ervaring vanuit de 'bovenmaanse' dimensie
De 'bovenmaanse' dimensie van religie omvat het verbinden met het overstijgende en het ervaren van het heilige. Dit kan worden omschreven als adembenemend, een piek-ervaring, of een ervaring die buiten de mens zelf ontstaat. William James definieerde religie als "het geheel van gevoelens, belevingen, bewustzijnstoestanden en daarbij horende handelingen van een subject in zoverre dat subject overtuigd is in relatie te staan tot een aanwezige transcendente" [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 1.4.5 De impact van secularisatie op religie
Het belang van religie in de menselijke geschiedenis is onmiskenbaar en centraal geweest, tot een breuk in de 20e eeuw. De 21e eeuw kenmerkt zich door een functieverlies van religie, gekenmerkt door secularisatie en 'onttovering' van de wereld (Max Weber). Het 'hemels baldakijn' (Peter Berger) valt uiteen, waardoor sectoren van de cultuur worden onttrokken aan het heilige. Dit leidt tot een 'verschraling van de werkelijkheid', waarbij religie geprivatiseerd wordt en haar maatschappelijke rol verliest. De individualisering leidt tot versnippering en een wildgroei aan nieuwe religieuze bewegingen, New-Age-bewegingen en sektarische bewegingen, die nesten creëren voor mensen die zich verloren voelen en pasklare antwoorden bieden op zinvragen [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** De huidige wildgroei aan religieuze bewegingen kan worden gezien als een onbewuste gezondheidsreactie van de maatschappij op de gevolgen van secularisatie [9](#page=9).
#### 1.4.6 Terugkeer naar het 'Numen'
Er is sprake van een terugkeer naar het 'Numen' (het onbenoemde, onkenbare transcendente) om de religieuze honger te stillen, niet noodzakelijk een terugkeer naar het godsdienstige en dogmatische. Een diepreligieus mens hoeft niet per se te geloven in een god als partner. Religie 'an sich' kent geen dogma's of strikte morele kaders en wordt vaak benaderd via 'selfservice' [9](#page=9).
#### 1.4.7 Algemene vormen van de wildgroei aan religiositeit
* **Natuurmystiek:** Nadruk op verrukking door de schepping, waarbij zin en betekenis in de natuur gevonden worden (pantheïsme) [9](#page=9).
* **Kunstmystiek:** Kunstbeleving als alternatief voor de beleving van het 'Absolute', waarbij kunst een vervangmiddel voor het sacrale wordt [10](#page=10).
* **Cultus van het ik:** Een naoorlogs fenomeen gericht op het individu en de zelfbeleving, waarbij het 'ik' centraal staat en gesculpteerd wordt [10](#page=10).
#### 1.4.8 De aard van religieuze aanwezigheid en ervaring
Religie is aanwezig waar er een ervaring van 'aanwezigheid' is, die de mens overvalt, inneemt en als een flits uit het niets opduikt. Deze ervaring is extern, uniek en haalt de mens uit zijn zekerheden. Rudolf Otto beschrijft de religieuze ervaring als een combinatie van beangstiging, onrust en vrees ('mysterium tremendum') enerzijds, en diepe gelukzaligheid anderzijds ('mysterium fascinans'). Dit wordt de 'contrastharmonie' genoemd, de eenheid van het afstoten en aantrekken. Het heilige valt nooit samen met zijn openbaring; de ervaring is een echo-ervaring [10](#page=10) [11](#page=11).
> **Tip:** De contrastharmonie beschrijft de dualiteit binnen de religieuze ervaring: zowel het afstotende als het aantrekkende, het vreeswekkende en het gelukzaligmakende [10](#page=10).
#### 1.4.9 Houdingen tegenover het religieuze
Tegenover het 'gans andere' (het Numen) kunnen drie houdingen worden aangenomen [11](#page=11):
* **Taboe:** Het religieuze wordt gezien als krachtig, dreigend en vreeswekkend. De reactie is afscherming, met rituelen en speciale gedragingen om afstand te houden. Dit verengt de ervaring tot het 'mysterium tremendum' [11](#page=11).
* **Magie:** Het heilige wordt ervaren als iets magisch, dat staat voor kracht, welzijn en geluk. De reflex is bezit: men wil 'het' bezitten of participeren aan deze bron van geluk. De nadruk ligt op het gelukzaligmakende en hoe dit te manipuleren [11](#page=11).
* **'Gij'-relatie:** Het heilige of Numen wordt ervaren als een 'Gij', een aanspreekbare aanwezigheid. Dit leidt tot een gearticuleerde invulling en de overgang van religie naar godsdienst. Het heilige wordt gepersonaliseerd en de mens kan een dialoog aangaan. Deze houding is heilzaam en bevordert menselijke bloei [11](#page=11).
#### 1.4.10 Geprivilegieerde plaatsen van religieuze ervaring
Religieuze ervaringen zijn niet gebonden aan specifieke plaatsen of voorwaarden; het heilige is soeverein in zijn openbaring. Wat op deze plaatsen wordt ervaren, is een vermoeden van wat is meegemaakt en kan achteraf worden bezonnen. Vanwege de 'onuitspreekbaarheid' van de ervaring, worden mythische taal, metaforen en analogieën gebruikt. Gabriël Marcel beschrijft een religieuze ervaring als een 'diepte-ervaring' van iets hogers, diepers, een andere dimensie, de ervaring van transcendentie en verbondenheid met een 'groter geheel'. Een religieuze ervaring houdt niet noodzakelijk een godserkenning of godsdienst in [12](#page=12).
#### 1.4.11 Het 'Numen' en het onzegbare
Rudolf Otto noemt het onuitdrukbare het 'Numen', een bovennatuurlijke werkelijkheid die nog onbenoemd is en geen precieze voorstelling heeft. Meester Eckhart beschrijft een God die naamloos is en wiens wezen alles te boven gaat. God is 'incommensurabel', de Gans Andere, die contact zoekt in een asymmetrische verbondsrelatie [13](#page=13).
#### 1.4.12 Teken, symbool en mythe
* **Teken:** Verwijst naar iets anders dan zichzelf, een zintuiglijke werkelijkheid die staat voor een geestelijke afwezigheid [13](#page=13).
* **Symbool:** Geeft gestalte aan een aanwezige transcendente werkelijkheid, waarin het transcendente geïncarneerd wordt en betekenis draagt. Het symbool is tastbaar, maar de religieuze mens ziet de werkelijkheid vaak in en als symbolen [13](#page=13).
* **Mythe:** Een pre-wetenschappelijke poging om uitdrukking te geven aan het incommensurabele, verhalen over de heiligheid der dingen. Mythen zijn ontstaansverhalen met archetypische beelden, geboren uit een zijnservaring [14](#page=14).
#### 1.4.13 'Eros' en archetypische gestalten
'Eros' verwijst naar de scheppende oerkracht in de mens, verbonden met leven en dood, en de drang naar transformatie. De drang van de seksen wordt gezien als een participatie in het heil van de goden, een drang naar vruchtbaarheid. In veel religieuze tradities worden de volgende gestalten met een kosmische dimensie geassocieerd [14](#page=14) [15](#page=15):
* **De vader:** Symbool voor de bron, voortbrenger, beschermer, metafysische krijger. Hij kosmiseert chaos, is wetgever en beslist over leven en dood. Vader is niet gelijk aan 'kameraad' of fysiologische verwekker [15](#page=15).
* **De moeder:** Staat symbool voor het moederschap, de initiële voedster, vruchtbaar en zorgend. De moeder is de heilige figuur waaruit men geboren wordt [15](#page=15).
* **Het kind:** Symbool voor het wezen dat uit het mysterie is opgedoken, het vleesgeworden mysterie en de ontmoetingsplaats met het levenwekkende mysterie van het heilige [15](#page=15).
Deze gestalten krijgen kosmische dimensies: vader staat voor hemel, moeder voor aarde. Hun verbinding brengt geordend leven tot stand. De kalender is een sacralisatie van de tijd. Maatschappelijke vertalingen zijn de koning/koningin (heilige vader-/moederfiguren) en steden (gekosemizeerde ruimtes) [16](#page=16).
#### 1.4.14 Visies op religie: functioneel versus substantieel
* **Functionele benadering:** Focust op wat religie doet, het nut en de betekenis voor het leven van mensen. Religie helpt problemen aan te kunnen en kan sociale cohesie en integratie bevorderen. Alain de Botton pleit voor het terugbrengen van religieuze thema's (gemeenschap, rituelen) in het seculiere leven [16](#page=16).
* **Substantiële benadering:** Focust op wat religie is, het inhoudelijke. Het mens-, wereld- en godsbeeld zijn gefundeerd in iets dat boven de menselijke werkelijkheid uitgaat, het 'transcendente' of 'heilige'. Deze inhoud vindt ook zijn weg naar de praktijk van het leven. Een voorbeeld is de definitie van Edward Burnett Tylor: religie is het geloof in spirituele zijnden [17](#page=17).
---
# René Girards theorie over mimesis en het zondebokmechanisme
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over René Girards theorie over mimesis en het zondebokmechanisme, gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 2. René Girards theorie over mimesis en het zondebokmechanisme
René Girards theorieën bieden een fundamenteel inzicht in de oorsprong van menselijke cultuur, geweld en religie, geworteld in het concept van mimetisch verlangen en het zondebokmechanisme.
### 2.1 Mimesis: de drijvende kracht achter menselijk verlangen en cultuur
Mimesis, afgeleid van het Griekse woord voor nabootsing, is een fundamenteel menselijk instinct dat aan de basis ligt van zowel onze leerprocessen als onze conflicten. Girard onderscheidt verschillende vormen van mimesis, maar legt specifieke nadruk op de **toeëigeningsmimesis** [18](#page=18).
#### 2.1.1 Definitie van mimesis
Mimesis verwijst naar elke vorm van menselijk nabootsend handelen [18](#page=18).
#### 2.1.2 Toeëigeningsmimesis
Dit is de nabootsing van het grijpen of verlangen naar iets, het graag hebben van iets. Het is een uitzonderlijk sterk instinct bij de mens en een hoeksteen van menselijke cultuur en het mens-zijn zelf [18](#page=18).
#### 2.1.3 Het leerproces via mimesis
Kinderen leren door na te doen, wat zichtbaar is in spel, rituelen en literatuur [18](#page=18).
#### 2.1.4 De mimetische driehoek
Girard introduceert de concepten van subject, model en object om de dynamiek van toeëigeningsmimesis te verklaren:
* **Subject:** Degene die imiteert [19](#page=19).
* **Model:** Degene die geïmiteerd wordt [19](#page=19).
* **Object:** Het voorwerp waarnaar het subject verlangt, gedreven door de imitatie van het model [19](#page=19).
#### 2.1.5 Driehoeksverlangen en rivaliteit
Het kernidee is dat het subject het object begeert *via* het model. Dit leidt tot rivaliteit wanneer het model het object niet zomaar wil afstaan. Het object krijgt daardoor een hogere waarde, en subject en model worden elkaars rivalen en modellen, waardoor het object soms uit het oog verloren kan worden [19](#page=19).
#### 2.1.6 De rol van mimesis bij volwassenen en in primitieve culturen
Girard stelt dat deze mimesis niet alleen bij kinderen, maar ook bij volwassenen een grotere rol speelt dan vaak wordt aangenomen. In primitieve culturen is het mimetisch geweld nog duidelijker zichtbaar en verdwijnt het niet na de kindertijd, wat leidt tot voortdurende conflictsituaties. Deze observatie vormt de basis voor Girards theorie over het ontstaan van menselijke cultuur, religie en de mens zelf [19](#page=19).
### 2.2 Het zondebokmechanisme en hominisatie: de oorsprong van cultuur en menselijkheid
Girard ontdekt een eenheid in primitieve riten en mythen die leidt tot zijn theorie over het ontstaan van de mens en cultuur, met het zondebokmechanisme als centrale component [20](#page=20).
#### 2.2.1 Evolutie van primaat naar Homo Sapiens en de rol van hersengroei
De mens is geëvolueerd uit primaten, zoals de Australopithecus Africanus, via Homo Habilis en Homo Erectus, naar Homo Sapiens. Een beslissend aspect van deze evolutie was de toename van het hersenvolume, wat leidde tot een grotere leer- en imitatielcapaciteit [20](#page=20).
#### 2.2.2 Toenemende mimesis en escalerend geweld
Meer hersenen betekenen niet alleen meer leervermogen, maar ook een toenemende toeëigeningsmimesis. Dit resulteert in toenemende rivaliteit en geweld binnen de groep. De instinctieve gedragsregels en remmingen verdwijnen naarmate mimesis toeneemt, wat leidt tot escalatie [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 2.2.3 Mimetische crisis
Wanneer het geweld in de groep de controle overstijgt en de hiërarchie instort, ontstaat een **mimetische crisis**. Deze crisis wordt gekenmerkt door wederzijdse aantrekking tot het gevecht, waardoor iedereen wordt meegesleurd. Zonder controlemechanismen kan dit leiden tot uitsterving van de groep [21](#page=21).
#### 2.2.4 De oorsprong van de zondebok
In een mimetische crisis, wanneer een primaat (bijvoorbeeld door het hanteren van objecten zoals stenen) per toeval wordt gedood, ontstaat er een moment van stilstand. De andere primaten vormen een kring rond de dode, een situatie die nieuw en onbegrijpelijk is. Door de herhaling van dit patroon – geweld/wanorde, een dode, een kring, stilstand, nieuwe orde – leren de primaten dat het vermoorden van een individu de agressie en crisis kan stoppen [21](#page=21) [22](#page=22).
> **Tip:** De beschreven situatie van geweld, een dode, en een kring rond de dode, vertoont gelijkenissen met saloongevechten in westernfilms, waar een gevecht stilvalt na een dood, en de rust hersteld wordt [22](#page=22).
#### 2.2.5 De functie van de zondebok
* **Oorzaak van einde geweld:** De zondebok wordt vermoord om de mimetische crisis te stoppen. Zijn dood brengt de val van alle geweld en angst met zich mee [22](#page=22).
* **Belichaming van geweld en vrede:** De zondebok belichaamt zowel het geweld (zolang hij leeft is er geweld) als de nieuwe vrede (zijn dood brengt rust). Hij wordt gezien als de oorzaak van het kwaad en tegelijkertijd als brenger van rust en orde [22](#page=22).
* **Metafysisch verschijnsel:** De zondebok wordt het eerste metafysische fenomeen, een wezen dat de bovennatuurlijke macht over goed en kwaad, oorlog en vrede, chaos en rust bezit. Hierdoor ontstaat het sacrale en het goddelijke [23](#page=23).
#### 2.2.6 Het ontstaan van cultuur en de godheid
Met de zondebok ontstaat het eerste betekenisgevende verschijnsel dat fysische realiteit overstijgt, wat leidt tot het metafysische en het sacrale. De zondebok wordt de primitieve godheid, die vereerd en gevreesd wordt. De praktijken rondom de zondebok, zoals het eten van zijn vlees of het begraven ervan, vormen de basis voor vroege culturele uitingen. Het **zondebokmechanisme** is een structuur die zorgde voor het ontstaan van de mens en functioneel blijft tot op heden [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** Het kannibalisme bij de Tupinamba, waar krijgsgevangenen ritueel gedood en opgegeten werden, kan in dit licht worden begrepen als een complex ritueel waarbij zowel de zondebokken hun gelijkheid met de gemeenschap moesten tonen als hun uitzonderlijke rol als brengers van geweld en tegelijk vrede [29](#page=29).
#### 2.2.7 De leugen van de cultuur
De cultuur is gebaseerd op een moord, maar tegelijkertijd ook op een leugen, omdat de zondebok onterecht met al het kwaad wordt belast [24](#page=24).
### 2.3 De oorsprong van menselijke cultuur: ritueel, taboe en instellingen
Girards theorie verklaart hoe mimesis, de mimetische crisis en het zondebokmechanisme leidden tot de vorming van cultuur en sociale structuren.
#### 2.3.1 Het ritueel: van spontane oermoord naar gesimuleerde crisis
Het ritueel ontstond toen de mens ontdekte dat hij een mimetische crisis kon vermijden of stoppen door een **gesimuleerde oermoord** [24](#page=24).
* **Fasen van het ritueel:**
1. **Geweldfase:** Begint met een schijngevecht dat escaleert tot collectieve deelname [24](#page=24).
2. **Collectieve moord:** De groep richt zich tegen één individu, die vermoord en verscheurd wordt. Iedereen krijgt een deel om van de 'goedaardige' aspecten van de godheid te genieten [25](#page=25).
3. **Vrede:** Na de moordpartij is de vrede in de groep hersteld [25](#page=25).
* **Sacraal karakter:** De zondebok wordt gezien als de godheid die zowel geweld als vrede brengt. Elke vorm van geweld wordt geassocieerd met de godheid, die snel geëlimineerd moet worden door middel van een nieuw offer [25](#page=25).
* **Miskenning:** Slachtoffers komen zelden in opstand omdat iedereen gelooft in hun totale schuld, inclusief het slachtoffer zelf [25](#page=25).
* **Diversificatie van rituelen:** De ambivalente ervaring van de oermoord leidt tot diverse rituelen waarbij specifieke aspecten van de zondebok worden benadrukt (bijvoorbeeld het verdwijnen van verschillen, het gewelddadige aspect, of het vredebrengende aspect) [26](#page=26).
#### 2.3.2 Het taboe: het markeren van geweld en orde
Tegelijk met het ritueel ontstond het taboe, gebaseerd op de associatie van bepaalde handelingen met geweld [26](#page=26).
* **Taboes rondom de vrouw:** Het **incesttaboe** is een krachtig voorbeeld, ontstaan uit de strijd om reproductieve partners en het vermijden van rivaliteit binnen de directe familiekring [27](#page=27).
* **Taboes rondom voedsel:** De noodzaak om voedsel te delen, om mimetisch geweld te voorkomen, leidde tot een giftcultuur. Niets mocht overblijven, anders betekende dit onheil [27](#page=27).
* **Taboes rondom bloed:** Bloed wordt onlosmakelijk geassocieerd met geweld, wat leidt tot taboes op menstruatie en andere bloedige aangelegenheden [27](#page=27).
* **Taboes rondom tweelingen:** Tweelingen vertegenwoordigen twee identieke individuen, wat de mimetische rivaliteit enorm kan versterken [28](#page=28).
* **Taboes rondom spiegels:** Jezelf bekijken in een spiegel creëert een ‘double’, een mimetische rivaal [28](#page=28).
* **Taboes rondom godennamen:** Het uitspreken van de naam van de godheid kan haar toorn oproepen en geweld uitlokken [28](#page=28).
* **Taboes rondom wijzen:** Naar iemand wijzen is gevaarlijk omdat het de aandacht op die persoon vestigt, wat doet denken aan het uitkiezen van een zondebok [28](#page=28).
> **Tip:** During the mimetische crisis (ritual) specific taboos could be broken (e.g., incest, looking in mirrors, touching menstruating women) to fully reenact the crisis and prepare for the sacrifice [28](#page=28).
#### 2.3.3 Culturele instellingen: structuur en orde
Culturele instellingen en maatschappelijke structuren vloeien voort uit de oermoord en het zondebokmechanisme [29](#page=29).
* **De koning:** De zondebok werd steeds meer gesacraliseerd door voorbereidingsrituelen, waardoor hij een levende god werd. Deze figuur, die de hoogste sacrale macht bezat, werd de vertegenwoordiger van de godheid op aarde en vormde de eerste culturele instelling: de koning, priester of tovenaar. Hij waakte over taboes en vaardigde wetten uit [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Domesticatie van dieren:** Dieren konden ook als zondebok dienen. Dieren die geassocieerd werden met geweld kregen een sacraal karakter. Dierenoffers werden uitgevoerd met rituelen waarbij het dier zich menselijk moest gedragen en de priester zich dierlijk, ter vervanging van mensenoffers [30](#page=30).
* **Het inwijdingsritueel:** Dit ritueel is essentieel voor de overdracht van geleerde sacrale betekenissen en associaties die niet langer door directe ervaring ontstaan, maar aangeleerd moeten worden [31](#page=31).
#### 2.3.4 Moderne rituelen
Veel hedendaagse gebruiken en rituelen, zoals Sinterklaas en carnaval, vinden hun oorsprong in oeroude sacrale rituelen rond het zondebokmechanisme (#page=31, 32). Deze rituelen reguleren en kanaliseren geweld en structureren de maatschappij [31](#page=31) [32](#page=32).
### 2.4 Het moderne individu, verlangen en de economische orde
Girard analyseert hoe mimesis en het wegvallen van sacrale structuren leiden tot het moderne verlangen en het moderne individu, met de economie als dominante ordenende kracht.
#### 2.4.1 Het verlangen: van mimesis naar consumptie
Naarmate maatschappelijke structuren minder sacraal worden, krijgt de **toeëigeningsmimesis** meer ruimte om zich te ontwikkelen tot **verlangen** (#page=33, 34). In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, verlangde de mens niet altijd naar zoveel dingen; dit moderne verlangen ontstaat pas wanneer de sacrale remmingen op mimetisch gedrag wegvallen [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 2.4.2 Evolutie van verlangen en desacralisatie
* **Primitieve culturen:** Remming van toeëigeningsmimesis door taboes, waardoor het model een antimodel wordt [34](#page=34).
* **Ontstaan van verlangen:** Naarmate taboes verzwakken, wordt de fascinatie voor het model sterker. De toeëigeningsmimesis wordt gecultiveerd en leidt tot verlangen. Dit gebeurt wanneer menselijke relaties minder onderhevig zijn aan sacrale controle [34](#page=34) [35](#page=35).
* **De mimetische driehoek en de economie:** In een economisch gestructureerde samenleving met een veelvoud aan identieke consumptiegoederen, kan het verlangen zich richten op objecten zonder direct conflict [39](#page=39).
#### 2.4.3 Het ik: de illusie van autonomie
Het ontstaan van het moderne verlangen is gekoppeld aan het ontstaan van het **moderne individu (het ik)** [36](#page=36).
* **Opbouw van het ‘ik’:** Het ‘ik’ is opgebouwd uit nagebootste verlangens van modellen [36](#page=36).
* **Vergeten van het model:** Het ‘ik’ vergeet dat zijn verlangens gemodelleerd zijn en denkt dat ze autonoom en origineel zijn [36](#page=36).
* **Liefde-haat relatie:** Tussen subject en model ontstaat een paradoxale liefde-haat verhouding, waarbij beide partijen elkaar nodig hebben voor bevestiging en superioriteit [37](#page=37).
* **Mythe van het ik:** In de moderne wereld staat het ‘ik’ centraal, gedreven door de behoefte aan sociale erkenning en het streven om zichzelf als model te stellen. Dit leidt tot een cultuur van narcisme, vluchtigheid en een dwang tot gelijkheid [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 2.4.4 De economische orde: neutralisatie van mimetisch conflict
De economie vervangt de sacrale structuren als ordenende kracht en neutraliseert potentieel mimetisch geweld door middel van consumptiegoederen [39](#page=39).
* **Consumptiegoed als uitweg:** Het meervoudige aanbod van identieke consumptiegoederen maakt het mogelijk om zich aan modellen gelijk te maken zonder direct conflict [39](#page=39).
* **Metafysische waarde van objecten:** Verlangde objecten krijgen een metafysische waarde, ontleend aan het prestige van het model, die losstaat van hun werkelijke nutswaarde. De voldoening na het verkrijgen van een begeerd object is echter van korte duur, omdat het model en daarmee de waarde van het object verdwijnt [39](#page=39) [40](#page=40).
* **De dwang van de gelijkheid:** Het wegvallen van sacrale taboes leidt tot een eenheidscultuur en een dwang tot gelijkheid, waarin het uiterlijk vertoon en de ‘look’ centraal staan [41](#page=41).
* **De dwang van het verschil:** Paradoxaal genoeg, ondanks de gelijkheid, leeft de mens met de illusie van uniciteit en uniciteit, gedreven door het verlangen zich als model te profileren. Dit leidt tot een nieuwe hiërarchie, gebaseerd op bezit en geld, dat de metafysische waarde van objecten uitdrukt (#page=42, 43) [42](#page=42) [43](#page=43).
#### 2.4.5 Geld als metafysische bliksemafleider
Geld heeft een metafysische waarde en fungeert als een bliksemafleider die potentieel geweld opvangt. Het sublimeert het mimetisch verlangen naar objecten, die op hun beurt hun waarde ontlenen aan het gemodelleerde object. Net zoals de sacrale godheid de primitieve cultuur ordende, zo ordent geld de moderne economisch gestructureerde cultuur. Wanneer de economie faalt, kan de samenleving terugvallen op primitievere structuren zoals het zondebokmechanisme [43](#page=43).
---
# Verdieping in zingeving en levensbeschouwing
Dit gedeelte verkent de fundamentele vraag naar wat het leven de moeite waard maakt, de aard van zingeving en de rol van mens-, wereld- en godsbeelden binnen diverse levensbeschouwingen [44](#page=44).
### 3.1 Zingeving: wat maakt het leven de moeite waard?
Zin is nauw verbonden met het hebben en geven van betekenis aan het leven, door middel van doelen die het bestaan waardevol maken. Deze doelen kunnen worden onderverdeeld in concrete en abstracte doelen [44](#page=44).
#### 3.1.1 Concrete doelen
Concrete doelen zijn specifiek en meetbaar. Voorbeelden hiervan zijn economische doelen (zoals winst maken), ecologische doelen (een positief effect op het klimaat), biologische doelen (een gezond leven leiden), ludieke doelen (plezier maken), wetenschappelijke doelen (een oplossing vinden) en materiële doelen (een eigen huis bezitten) [44](#page=44).
#### 3.1.2 Abstracte doelen
Abstracte doelen zijn vager en moeilijker te realiseren en af te vinken, omdat ze een continu proces zijn. Ze zijn vaak minder zichtbaar en kunnen mensen ertoe aanzetten zich er niet op te richten. Voorbeelden zijn ethische doelen (een goed mens worden), sociale doelen (iets betekenen voor anderen), filosofische doelen (inzicht krijgen in het menselijk wezen), levensbeschouwelijke doelen (aandacht voor het innerlijke) en religieuze doelen (het transcendente een plaats geven) [44](#page=44).
#### 3.1.3 Overlapping tussen doelen
Concrete en abstracte doelen kunnen elkaar overlappen. Een abstract doel kan gekoppeld worden aan concrete acties, zoals een islamiet die het transcendente integreert door de vijf zuilen te volgen. Omgekeerd kunnen concrete doelen voortkomen uit abstracte overwegingen, zoals het sorteren van huisafval om toekomstige generaties een kwaliteitsvolle toekomst te bieden [44](#page=44).
#### 3.1.4 Nuttigheid versus zinvolheid
Een belangrijk onderscheid is dat tussen nuttigheid en zinvolheid. Concrete doelen worden vaak geassocieerd met nuttigheid, terwijl abstracte doelen meer met zinvolheid. Dingen die niet per se nuttig zijn, kunnen door de persoon zelf als zinvol worden ervaren, zoals het intreden in een klooster. Zonder deze zinvolle, niet-nuttige activiteiten zouden we veel missen [45](#page=45).
#### 3.1.5 Waarom de zinvraag stellen?
De zinvraag is complex omdat er geen definitief antwoord op bestaat. Toch zijn er argumenten om erbij stil te staan [45](#page=45):
* **De mens wil meer dan sleur:** Mensen willen meer dan de dagelijkse routine (metro-metro-boulot-boulot) en zoeken zinvolheid die verder gaat dan louter bestaan. Er is een drang naar meer inhoud, betekenis en zin [45](#page=45).
* **Confrontatie met onzin:** Wanneer onzin zich aandient, zoals door menselijk lijden of de confrontatie met de dood, kan de zinvraag niet worden ontweken [45](#page=45).
* **Zingeving als houvast:** Het idee dat het leven geen betekenis heeft, is moeilijk te accepteren. Dit stimuleert het geven van eigen zin aan het bestaan [45](#page=45).
#### 3.1.6 Zin is richtinggevend
Doelen, waarden en zin geven richting aan het leven. De keuzes die iemand maakt op basis van zijn doelen, onthullen zijn mens-, wereld- en eventueel godsbeeld, wat leidt tot het domein van levensbeschouwing [46](#page=46).
### 3.2 Levensbeschouwing
#### 3.2.1 Definitie van levensbeschouwing
Een levensbeschouwing is een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden die een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven en de wereld. Het drukt uit wat uiteindelijke waarde en zin geeft in het leven. Een levensbeschouwing is een dynamisch verhaal dat zich ontvouwt in samenspraak met anderen en stuurt gedrag en keuzes [47](#page=47).
#### 3.2.2 Kenmerken van een levensbeschouwing
* **Samenhangend verhaal:** Het creëren van een samenhangend verhaal over het leven, de anderen en de plaats in de wereld [47](#page=47).
* **Bewuste manier van leven:** Een bewuste manier van in het leven staan of een authentieke grondhouding [47](#page=47).
* **Religieuze of seculiere kleur:** Kan religieus gekleurd zijn, waarbij het transcendente een rol speelt (bijvoorbeeld het heilige, het oneindige, God), of seculier zijn [47](#page=47).
* **Totaalbeeld:** Reikt een totaalbeeld aan en spreekt het hele mens-zijn aan (verstand, emotie, intuïtie) [47](#page=47).
* **Reactie op levensvragen:** Probeert antwoorden te bieden op fundamentele levensvragen [47](#page=47).
#### 3.2.3 Diversiteit en contemplatie
Er is een grote diversiteit aan levensbeschouwingen, gebaseerd op filosofische principes, wetenschappelijke ideeën, ideologieën of geloof in een god. Het woord 'levensbeschouwing' omvat het 'schouwen' van het leven, wat contemplatie en aandachtig stil staan bij het leven impliceert [48](#page=48).
#### 3.2.4 Religieuze dimensie
Echte levensbeschouwelijke vorming is altijd religieus van aard, in de oorspronkelijke betekenis van het woord 're-ligare' (opnieuw verbonden raken). Het gaat om de religieuze dimensie van het bestaan, die ruimte schept voor het ervaren van het geheimvolle en bijdraagt aan openheid, verwondering en respect [49](#page=49).
#### 3.2.5 Synthese van beelden
Levensbeschouwing vormt de synthese van mens-, wereld- en godsbeelden [49](#page=49).
### 3.3 Fundamentele concepten binnen levensbeschouwingen
#### 3.3.1 Mensbeeld
Een mensbeeld omvat opvattingen over het mens-zijn, goed en kwaad, de betekenis van leven en dood, en hoe de mens zich hoort te gedragen. Het is dynamisch en evolueert met ervaringen. Een mensbeeld heeft consequenties voor hoe men met anderen omgaat, bijvoorbeeld in een onderwijscontext [50](#page=50).
* **Materialistisch mensbeeld:** De mens wordt gereduceerd tot materie of lichaam. Voorbeelden zijn R. Dawkins die de mens ziet als middel voor DNA-voortplanting en Dick Swaab die de mens beschrijft als een samenspel van chemicaliën in het brein [50](#page=50).
* **Behavioristisch mensbeeld:** De mens is een organisme dat reageert op prikkels [50](#page=50).
* **Spiritueel mensbeeld (Boeddhisme):** De non-identiteit van het individu staat centraal; het 'ik' is tijdelijk. Het doel is bevrijding van verlangens en eenwording met het al [50](#page=50).
* **Pessimistische mensbeelden:** De mens wordt gezien als egocentrisch, onbetrouwbaar en vals (bv. Sartre: "l'enfer c'est les autres") [51](#page=51).
* **Positieve mensbeelden:** De mens wordt gezien als in staat tot het goede en mildheid [51](#page=51).
* **Christelijk mensbeeld:** De mens is een persoon met onvervreemdbare rechten, met extra zorg voor de kwetsbaren [51](#page=51).
* **Islamitisch mensbeeld:** De mens is vertegenwoordiger van Allah op aarde, dient zorg te dragen voor de schepping vanuit vrije wil en heeft een natuurlijke aanleg tot het goede [51](#page=51).
> **Tip:** Mensbeelden zijn geen vrijblijvende bespiegelingen; ze functioneren als een bril waarmee de wereld wordt bekeken en beïnvloeden de kijk, gedachten, gevoelens en beslissingen [51](#page=51).
#### 3.3.2 Wereldbeeld
Een wereldbeeld is het algemene idee over de wereld, inclusief het eigen bestaan en de samenhang van de werkelijkheid. Het wordt gevormd door zintuiglijke ervaringen, opvoeding, contacten en kennis. Het wereldbeeld gaat vooraf aan waarneming en geeft duiding [52](#page=52).
* **Aspecten van een wereldbeeld:**
1. **Subjectieve waarneming:** Hoe de wereld vanuit een persoonlijk standpunt wordt waargenomen en geïnterpreteerd (bv. een appel door een botanist, kunstenaar of kind) [52](#page=52).
2. **Persoonlijke visie:** De wereld wordt gezien door een 'persoonlijke bril', waarbij selectie plaatsvindt op basis van interesses of angsten [52](#page=52).
3. **Ideaalbeeld van de wereld:** Hoe de wereld zou moeten zijn en hoe men daarnaar handelt [52](#page=52).
> **Voorbeeld:** De missie van hogeschool VIVES om een menselijke wereld te bouwen en duurzaamheid te bevorderen, reflecteert een bepaald wereldbeeld [52](#page=52).
Een wereldbeeld omvat ethiek, politiek, economie, theologie, psychologie, recht, wetenschap, filosofie en kunst [53](#page=53).
#### 3.3.3 Godsbeeld
Een godsbeeld drukt uit hoe men God ziet of voorstelt, en waarin men gelooft. In een plurale wereld bestaan er veel verschillende godsbeelden. Het eigen godsbeeld heeft concrete impact op levenskeuzes [53](#page=53).
* **Achtergrond bij godsbeelden:**
* **Agnosticisme:** Men erkent het gebrek aan overtuigend wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van God, maar ook voor het tegengestelde. Een definitieve uitspraak is niet mogelijk [54](#page=54).
* **Niet-theïstische levensbeschouwingen (atheïsme):** Gaan ervan uit dat er geen god is en verklaren het leven binnenwerelds (bv. vrijzinnig humanisme, positivisme) [54](#page=54).
* **Theïstische levensbeschouwingen:** Geloven in een god of goden [54](#page=54).
* **Monotheïsme:** Geloof in één god (bv. Christendom, Islam, Jodendom) [54](#page=54).
* **Polytheïsme:** Geloof in meerdere goden [54](#page=54).
* **Pantheïsme:** God is één met de aarde en immanent aanwezig in de natuur [55](#page=55).
* **Deïsme:** God is de transcendente oorzaak van de natuurwetten, maar grijpt sindsdien niet meer in (bv. de 'horlogemaker'-metafoor). Populair tijdens de Verlichting [55](#page=55).
* **Ietsisme:** Geloof in een onbepaalde metafysische kracht of 'iets meer' tussen hemel en aarde, zonder een specifieke religie aan te hangen [55](#page=55).
> **Tip:** Terrorisme kan een projectie zijn van innerlijke boosheid en frustratie, in plaats van het ware beeld van Allah te weerspiegelen. Een kind dat een godsbegrip baseert op cartoons, heeft een beperkt godsbeeld [54](#page=54).
#### 3.3.4 Godsbeelden zijn antropomorf en cultuurgebonden
Godsvoorstellingen, zoals een oude man met baard, zijn antropomorf (menselijke kenmerken) en cultuurgebonden. De Griekse filosoof Xenophanes verwierp dit al in de 6e eeuw voor Christus. Feuerbach noemde dit 'projectie': de mens stelt zich God voor naar zijn eigen beeld. Een godsvoorstelling kan niet 'juist' zijn, omdat transcendentie niet te verifiëren is. Wel kan een voorstelling 'goed' zijn als de betekenis duidelijk is [56](#page=56) [57](#page=57).
#### 3.3.5 Transcendentie
Transcendentie is een filosofisch begrip dat 'datgene wat de mens overstijgt' betekent [57](#page=57).
#### 3.3.6 De wereld is meer dan de wereld
Objecten, fenomenen en wezens ontsnappen aan ons volledige begripsvermogen en reductie. We zien een tafel, een zonsondergang, een mens, maar niet 'DE' tafel, etc. De essentie overstijgt het concrete [58](#page=58).
#### 3.3.7 Een ethisch appel
Volgens E. Levinas houdt transcendentie een ethische verplichting in: de ander zien als 'De Ander', onherleidbaar, en ethisch met hem omgaan. Dit is een geloof in het mens-overstijgende. De Talmoed stelt: "Wie één leven redt, redt de hele wereld". Dit impliceert dat het handelen voor een individu ook voor de mensheid is. Om dit te doen, moet de mens zichzelf overstijgen en handelen tegen biologische impulsen in [58](#page=58).
#### 3.3.8 De Gans Andere
God is de totale 'alteriteit', de Gans Andere, die menselijke en culturele voorstellingen overstijgt. Thomas van Aquino stelde: "al wat we over God kunnen zeggen zegt eerder wat Hij niet is". Spreken over God krijgt daardoor vaak een abstract karakter [58](#page=58).
* **Voorbeelden van abstracte godsbegrippen:**
* Christendom: "God is Liefde" [59](#page=59).
* Hindoeïsme: "Brahman is de bron van het al" [59](#page=59).
* Islam: "Allah is de ondefinieerbare" (99 namen, geen afbeeldingen) [59](#page=59).
* Jodendom: Geloven dat God niet lichamelijk is en van Hem generlei voorstelling mogelijk is [59](#page=59).
* Boeddhisme: Heeft geen godsbegrip, maar godsvoorstellingen kunnen wel een plaats krijgen [59](#page=59).
#### 3.3.9 Levensvragen
Levensvragen zijn paradoxale en prikkelende vragen die de manier waarop we de wereld en het leven interpreteren, uitdagen [59](#page=59).
---
# Ethiek, kwaad, vergeving en interreligieuze dialoog
Dit deel van de cursus verkent ethische theorieën, het fenomeen van het kwaad, de betekenis van vergeving en verzoening, en de interreligieuze dialoog tussen verschillende godsdiensten.
## 4. Ethiek, kwaad, vergeving en interreligieuze dialoog
Ethiek is de studie die zich bezighoudt met het meest wenselijke handelen, met "het goede" als criterium. Het woord 'ethos' daarentegen beschrijft morele praktijken en gewoonten binnen een samenleving, waar ethiek kritische bedenkingen bij kan hebben. Ethiek kan worden onderverdeeld in toegepaste ethiek (casussen en ethische theorieën), fundamentele ethiek (levensbeschouwing en ethiek, waarden en normen) en meta-ethiek (betekenis en rechtvaardiging van morele begrippen) [78](#page=78).
### 4.1. Levensbeschouwing en ethiek
De opvattingen over goed en kwaad worden mede bepaald door levensbeschouwelijke vooronderstellingen. Ethiek is niet louter gebaseerd op technische rationaliteit, maar ook op mens- en wereldbeelden. Verschillende levensbeschouwingen leiden tot verschillende morele visies, wat soms leidt tot meningsverschillen die niet met rationele argumenten overbrugd kunnen worden. Hoewel er vaak overeenstemming is over het morele handelen tussen verschillende levensbeschouwingen, kunnen er op een dieperliggend niveau fundamentele verschillen bestaan in de motivatie en betekenis van dat handelen. Levensbeschouwing bepaalt zowel de aanzet tot ethisch handelen als de betekenis die eraan wordt verleend. De invloed van levensbeschouwing uit zich ook in de interpretatie van feiten en de waarde die aan bepaalde waarden wordt toegekend [78](#page=78) [80](#page=80) [81](#page=81) [83](#page=83).
### 4.2. Enkele ethische theorieën
Verschillende ethische theorieën bieden kaders voor morele besluitvorming, waarbij de focus kan liggen op de handeling zelf, de gevolgen, de handelende persoon of de menselijke relaties.
#### 4.2.1. De handeling zelf centraal: plichtsethiek
Plichtsethiek, of deontologie, stelt de handeling zelf centraal, los van context, intentie of gevolgen. Moreel juist handelen betekent het uitvoeren van voorgeschreven regels, verboden en/of geboden. Een bekend voorbeeld is de deontologie van Immanuel Kant, gebaseerd op menselijke rede en autonomie, met de universele geldigheid van principes als criterium. Andere grondslagen kunnen de natuurlijke wet of menselijke waardigheid zijn. Deontologische plichten zijn vaak abstract en kunnen in de praktijk tot interpretatieproblemen leiden of conflicteren met andere plichten [90](#page=90) [91](#page=91).
#### 4.2.2. Ethische responsiviteit: het denken van Emmanuel Levinas
Emmanuel Levinas (1906-1995) zag ethiek als de basis van elke filosofie, voortkomend uit de ethische ervaring van de mens. Hij beschreef de mens als egocentrisch ('le Même'), geneigd tot 'totalisering' van de wereld door begrip en onderwerping. De confrontatie met de 'Ander' (de medemens) is transcendent en roept op tot respect en verantwoordelijkheid. De Ander wordt gezien als 'Gelaat' ('Visage') en is heilig, een oproep tot onvoorwaardelijke erkenning. Levinas' ethiek is een plichtsethiek waarbij de Ander een absolute waarde vertegenwoordigt. Hij stelde dat de menselijke verantwoordelijkheid asymmetrisch is en dat we 'meer dan alle anderen' verantwoordelijk zijn voor de Ander. Pogingen om aan deze verantwoordelijkheid te ontsnappen, zoals door fragmentatie of zelfbedrog, zijn volgens Levinas vruchteloos. Zijn visie benadrukt het geweten dat "van buiten" komt en de ethiek als de grondslag van filosofie [92](#page=92) [93](#page=93) [94](#page=94) [97](#page=97) [98](#page=98).
#### 4.2.3. De gevolgen centraal: consequentialisme en utilitarisme
Consequentialisme beoordeelt de morele kwaliteit van een handeling aan de hand van de gevolgen. Het doel heiligt de middelen. Utilitarisme, een variant hiervan, streeft naar "het grootste nut voor het grootste aantal". Sterke punten zijn de mogelijkheid om in complexe situaties beslissingen te nemen rekening houdend met diverse gevolgen, maar het vergelijken van niet-vergelijkbare zaken en het onzeker zijn van alle gevolgen zijn beperkingen .
#### 4.2.4. De handelende persoon centraal: deugdethiek
Deugdethiek legt de focus op de persoon die de handeling uitvoert en stelt de vraag "Wie moet ik worden?". Een moreel juist oordeel komt van een moreel persoon met een deugdzaam karakter. Het belang van gemeenschap en de vorming van karakter door verhalen en symbolen, zoals in de christelijke ethiek, worden benadrukt. Deugdethiek erkent de complexiteit van situaties en neemt afstand van abstracte regels, maar legt een grote last op het individu, aangezien de deugden idealen zijn die nooit volledig bereikt kunnen worden .
#### 4.2.5. Menselijke relaties centraal: zorgethiek
Zorgethiek, oorspronkelijk ontwikkeld vanuit de studie van vrouwen, benadrukt het zelf in relatie tot anderen en de concrete verantwoordelijkheid die hieruit voortvloeit. Het mensbeeld is dat van een persoon die fundamenteel in relatie tot anderen staat. De zorgethiek focust op de concrete context en de persoonlijke betrokkenheid van alle betrokken partijen, en vindt aansluiting bij de christelijke antropologie .
#### 4.2.6. De menselijke persoon centraal: personalisme
Personalisme verschuift het criterium voor ethisch handelen naar de menselijke persoon, met een concept van de menselijke persoon als norm. Het benadrukt een holistisch mensbeeld met aandacht voor lichaam, relaties en spiritualiteit. Louis Janssens speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het christelijk personalisme, met de nadruk op het relationele aspect van het huwelijk en seksualiteit .
### 4.3. Christendom en ethiek
De specificiteit van christelijke ethiek ligt niet zozeer in het uiterlijke handelen, maar in de betekenis die eraan wordt verleend: het realiseren van het Rijk Gods en de navolging van Christus, gegrond in liefde tot God en de mens. Hoewel er inhoudelijke parallellen zijn met seculiere ethiek, creëert de christelijke betekenis – de ontmoeting met God – een fundamenteel verschil. De Bijbel speelt een belangrijke rol, zij het met verschillende interpretaties per christelijke stroming. Het kerkelijk leergezag, met de Bijbel, traditie en rede als bronnen, heeft ook een invloed op de ethiek binnen het katholicisme [83](#page=83) [84](#page=84) [85](#page=85) [87](#page=87).
### 4.4. Reflecties over het kwaad
Het kwaad, met name in de context van de Holocaust, kan worden geanalyseerd via drie paradigma's: diabolisering, banalisering en ethisering. Didier Pollefeyt stelt hiernaast de concepten fragmentatie en zelfbedrog centraal.
#### 4.4.1. Diabolisering
Diabolisering verklaart het kwaad door de dader als inherent slecht en sadistisch voor te stellen, waardoor het goede zich aan de andere kant van de scheidingslijn kan positioneren. Dit kan leiden tot een spiraal van wraak en geweld .
#### 4.4.2. Banalisering
De banaliteit van het kwaad, zoals beschreven door Hannah Arendt, duidt erop dat grootschalig kwaad kan voortkomen uit de plichtsbewuste naleving van wetten en taken zonder veel rekenschap te geven van de gevolgen. Mensen worden gereduceerd tot onderdelen van een machine, wat depersonalisatie bevordert. Deze visie benadrukt de permanente mogelijkheid van kwaad, niet door enkelingen, maar door het collectief, zonder de persoonlijke vrijheid volledig te miskennen .
#### 4.4.3. Ethisering
Ethisering ziet het kwaad als een alternatieve visie op het goede, waarbij dader en slachtoffer elkaar niet kunnen begrijpen. Schuld en inkeer ontbreken, wat leidt tot een totaal relativisme waarin het onderscheid tussen goed en kwaad vervaagt .
#### 4.4.4. Fragmentatie en zelfbedrog
Dit paradigma erkent de mogelijkheid van kwaad bij elke mens zonder de persoonlijke verantwoordelijkheid los te laten. Fragmentatie, het opwerpen van innerlijke barrières tussen lijden en persoonlijke sfeer, kan psychische veiligheid bieden, maar vergemakkelijkt ook het ontstaan van kwaad wanneer men zich niet laat raken door het leed van anderen. Dit gaat gepaard met zelfbedrog, waarbij ethische argumenten worden gebruikt om zich als ethische wezens te blijven beschouwen. Dit model erkent de grijstinten tussen goed en kwaad en de mogelijkheid van elke mens tot zowel goed als kwaad .
### 4.5. Vergeving
Vergeving wordt vaak gepresenteerd als een christelijke deugd, maar kan ook als eenmorele plicht worden ervaren, wat slachtoffers onder druk kan zetten. Vergeving is geen ontkenning van het kwaad, noch staat het haaks op rechtvaardigheid; het betekent afzien van haat en wraak, maar niet van straf. Vergeving is geen af te dwingen plicht en kan niet worden afgedwongen, zelfs niet met spijtbetuigingen .
#### 4.5.1. Vergeving en de paradigma's van kwaad
* **Diabolisering:** Sluit vergeving uit omdat de dader als inherent slecht wordt gezien en niet tot inkeer kan komen .
* **Banalisering:** Maakt vergeving onmogelijk doordat de dader alle schuld wordt ontnomen en zelf tot slachtoffer wordt gemaakt .
* **Ethisering:** Maakt vergeving onmogelijk doordat dader en slachtoffer een andere ethische taal spreken en schuld en inkeer ontbreken .
* **Fragmentatie en zelfbedrog:** Laat ruimte voor vergeving, omdat schuld en verantwoordelijkheid worden erkend, terwijl de uiteindelijke gerichtheid op het goede behouden blijft. De dader wordt losgekoppeld van de daad, niet de misdaad zelf .
Vergeving heft de last van schuld op, niet de misdaad zelf. Het is een kwestie van de dader vergeven, niet de misdaad. Rechtvaardigheid gaat daarbij voor aan vergeving. Vergeving kan als genade, een gave van God, worden beleefd, en speelt een centrale rol in de christelijke leer .
### 4.6. Verzoening
Verzoening omvat het herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer, wat niet altijd volgt op vergeving. De relatie, hoewel getekend door de kwetsuur, kan vernieuwd worden. De ernst van de kwetsuren kan verzoening echter onmogelijk of onwenselijk maken .
### 4.7. De islam en de andere godsdiensten: Jezus in de Koran
De Koran stelt Jezus als een menselijke profeet, een boodschapper van God, die wonderen deed met Gods verlof. Jezus is niet als Gods zoon te beschouwen en stierf niet aan het kruis, maar werd door God verhoogd. De Koran erkent de maagdelijke geboorte en noemt Jezus 'het woord van God' als teken van Gods almacht .
### 4.8. Interreligieuze dialoog
Interreligieuze dialoog (IRD) is vanaf het Tweede Vaticaans Concilie (Vaticanum II) een belangrijk thema geworden. Nostra Aetate erkende de waarheid en heiligheid in niet-christelijke godsdiensten, met een bijzondere waardering voor de islam en het jodendom. De pauselijke reizen en de oprichting van een Secretariaat voor de Niet-christenen (later Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog) hebben de dialoog bevorderd .
#### 4.8.1. Vormen van interreligieuze dialoog
* **Exclusief model:** Nadruk op Jezus Christus als enige redder, weinig aanknopingspunten met andere religies .
* **Inclusief model:** Gods universele heilswil erkent de reddende kracht van Jezus voor iedereen. De andere wordt gezien in het verlengde van de eigen identiteit, wat tot hermeneutische geslotenheid kan leiden .
* **Pluralistisch model:** Alle religies worden gezien als interpretaties van één goddelijke realiteit. Dit model kan leiden tot het neutraliseren van conflicterende waarheidsuitspraken .
* **Cultureel-linguïstisch model:** Focust op de traditie-eigen karakteristieken en de radicale verschillen tussen religies, met de nadruk op het binnenperspectief .
* **Hermeneutisch model:** Vertrekt vanuit de kwetsbaarheid van God en de mens, en zoekt naar raakvlakken en verstaanshorizonten in de dialoog, met aandacht voor gastvrijheid en openheid naar de ander .
#### 4.8.2. Bouwstenen voor IRD
Vanuit het jodendom benadrukt Ephraïm Meir het belang van de religieuze praktijk, de ontmoeting met de ander en een grondhouding van nederigheid en respect voor de soteriologische functie van religie. Vanuit de islam erkennen geleerden dat de Koran religieus pluralisme erkent en de opdracht geeft om te wedijveren in het goede doen. Kernprincipes zijn de goddelijk geopenbaarde Schrift, de eenheid van God, geloof in God en het Oordeel, en een rechtvaardig leven .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Religie | Het geheel van gevoelens, belevingen, bewustzijnstoestanden en daarbij horende handelingen van een subject in zoverre dat subject overtuigd is in relatie te staan tot een aanwezige transcendente werkelijkheid. |
| Zingeving | Het proces van het vinden van betekenis en doel in het leven, vaak ondersteund door zingevende modellen die helpen de waarde van het leven te ervaren. |
| Levensbeschouwing | Een persoonlijke visie op het leven, gevormd door mensbeelden, wereldbeelden en godsbeelden, en de filosofische implicaties daarvan binnen de samenleving. |
| Horizontale dimensie (van religie) | De dimensie van religie die zich richt op het ondermaanse, de natuur, de fysica en de zintuiglijke werkelijkheid, inclusief de relatie van de mens met andere mensen en de wereld. |
| Verticale dimensie (van religie) | De dimensie van religie die zich richt op het bovenmaanse, het bovennatuurlijke, het transcendente en de niet-zintuiglijke werkelijkheid, en de menselijke relatie hiermee. |
| Religieuze ervaring | Een adembenemende of piekervaring, vaak beschreven als een gebeurtenis die van buitenaf komt en voortkomt uit een overtuiging van verbondenheid met het transcendente of het heilige. |
| Secularisatie | Een proces waarbij verschillende sectoren binnen een cultuur worden onttrokken aan de sfeer van het heilige of religieuze, leidend tot een "onttovering" van de wereld. |
| Mysterium tremendum | Het huiveringwekkende aspect van de religieuze ervaring, dat angst, ontzag en afstand oproept ten opzichte van het heilige. |
| Mysterium fascinans | Het gelukzaligmakende aspect van de religieuze ervaring, dat aantrekking, diepgaande vreugde en fascinatie oproept ten opzichte van het heilige. |
| Contrastharmonie | De schijnbare tegenstrijdigheid binnen de religieuze ervaring, waarbij zowel afstoting (angst) als aantrekking (gelukzaligheid) tegelijkertijd aanwezig zijn. |
| Taboe (als houding t.a.v. religie) | Een houding waarbij het religieuze als krachtigs, dreigends en vreeswekkend wordt ervaren, wat leidt tot afscherming, bijzondere rituelen en een vergroting van afstand tot het heilige. |
| Magisch (als houding t.a.v. religie) | Een houding waarbij het heilige wordt ervaren als een bron van kracht, welzijn en geluk, met een reflex om dit te bezitten of te manipuleren. |
| "Gij" (als houding t.a.v. religie) | Een houding waarbij het heilige wordt ervaren als een aanspreekbare, gepersonaliseerde aanwezigheid, wat de overgang van religie naar godsdienst markeert en een relatie en dialoog mogelijk maakt. |
| Geprivilegieerde plaatsen van religieuze ervaring | Plekken in de literatuur of in het menselijk leven die vaak worden geassocieerd met het zich openbaren van het heilige, hoewel religieuze ervaringen niet gebonden zijn aan specifieke locaties. |
| Numen | Een term die de onbenoemde, nog ongedefinieerde bovennatuurlijke werkelijkheid aanduidt, die een centrale rol speelt in de religieuze ervaring en vergelijkbaar is met het Goddelijke. |
| Symbool | Iets dat gestalte geeft aan een aanwezige transcendente werkelijkheid en betekenis draagt, waarbij de transcendente werkelijkheid tastbaar aanwezig wordt gemaakt. |
| Mythe | Een pre-wetenschappelijke poging van de mens om uitdrukking te geven aan het incommensurabele, vaak in de vorm van verhalen over de heiligheid van dingen die men heeft gezien, gekend en ervaren. |
| Eros | In klassieke betekenis verwijst dit naar de beleving van de scheppende oerkracht in de mens, verbonden met leven, dood, overgang en transformatie, en wordt het gezien als een deelname aan het heil van de goden. |
| Functionele benadering (van religie) | Een definitie van religie die zich richt op wat religie doet, namelijk het bieden van een omvattend systeem van opvattingen en geloofspraktijken die mensen helpt bij het aangaan van levensproblemen, het zorgen voor sociale cohesie en integratie. |
| Substantiële benadering (van religie) | Een definitie van religie die zich richt op de inhoud van religie/godsdienst, waarbij het mens-, wereld- en godsbeeld gefundeerd is in iets of iemand die boven de menselijke werkelijkheid uitgaat, en samenhangt met ervaringen van het transcendente of heilige. |
| Mimesis | Een term die verwijst naar een vorm van nabootsing of imitatie, essentieel voor het leerproces en menselijk gedrag. Girard onderscheidt verschillende vormen, waaronder de 'toeëigeningsmimesis'. |
| Toeëigeningsmimesis | De specifieke vorm van mimesis waarbij het subject hetzelfde voorwerp wil bezitten als het model dat hij imiteert. Dit is een fundamenteel instinct dat volgens Girard aan de basis ligt van menselijke cultuur en conflicten. |
| Mimetische driehoek | Een concept dat de relatie beschrijft tussen het subject (degene die imiteert), het model (degene die geïmiteerd wordt) en het object (het begeerde voorwerp). Deze driehoek vormt de kern van Girards theorie over verlangen. |
| Mimetische crisis | Een situatie waarin mimetisch gedrag, met name toeëigeningsmimesis, escaleert tot algehele wanorde en geweld binnen een groep, waarbij de hiërarchie instort en de groep dreigt uit te sterven. |
| Zondebokmechanisme | Het proces waarbij, tijdens een mimetische crisis, een individu uit de groep wordt aangewezen als oorzaak van alle problemen. Dit individu wordt vervolgens collectief vermoord, wat leidt tot het stoppen van het geweld en het herstellen van de orde. |
| Hominisatie | Het proces van de evolutie van primaten tot de moderne mens (Homo Sapiens), waarbij een toename van hersenvolume leidde tot grotere leervermogens, maar ook tot een toename van mimetisch gedrag en geweld. |
| Associatief denken | De primitieve vorm van denken waarbij betekenissen ontstaan door het koppelen van gelijktijdige of opeenvolgende waarnemingen en ervaringen, zonder analyse of interpretatie. Dit ligt aan de basis van het ontstaan van nieuwe betekenissen en later cultuur. |
| Sacraal | Dat wat te maken heeft met het goddelijke, metafysische of bovennatuurlijke. In Girards theorie speelt het sacrale een centrale rol in het ontstaan en structureren van primitieve culturen en religie. |
| Ritueel | Een gestructureerde reeks handelingen, vaak gebaseerd op de oorspronkelijke oermoord, die bedoeld is om mimetische crises te voorkomen of te beheersen en zo de orde te handhaven. |
| Taboe | Een heilige of sacrale verbodsbepaling die bepaald gedrag of objecten aan banden legt, vaak om geweld te voorkomen. Taboes zijn nauw verbonden met het zondebokmechanisme en de ordening van de samenleving. |
| Metafysisch verschijnsel | Een fenomeen dat de puur fysieke werkelijkheid overstijgt. De zondebok, als belichaming van zowel al het kwade als alle goeds, wordt beschouwd als het eerste metafysische verschijnsel. |
| Culturele instellingen | Maatschappelijke structuren en organisaties die voortkomen uit het zondebokmechanisme en de oermoord, zoals het koningschap, de priesterschap en het ritueel van het dierenoffer, die helpen bij het reguleren van geweld. |
| Modern verlangen | Een door mimesis gecultiveerd verlangen dat ontstaat wanneer sacrale remmingen en taboes wegvallen. Het is een verlangen dat grotendeels losstaat van het oorspronkelijke model en object, en een eigen leven gaat leiden. |
| Ego / Ik | Het zelfbewuste individu dat, volgens Girard, voortkomt uit het verlangen. Het 'ik' is opgebouwd uit nagebootste verlangens die later als origineel worden beschouwd, wat leidt tot een illusie van autonomie. |
| Economische orde | De hedendaagse maatschappelijke structuur die, door de overvloed aan consumptiegoederen, het mimetisch verlangen kanaliseert zonder noodzakelijkerwijs tot geweld te leiden. Het geld fungeert als een metafysisch gezag dat de vrede handhaaft. |
| Dwang van de gelijkheid | Een paradoxale situatie in de moderne samenleving waarin, ondanks de drang naar individualiteit en uniciteit, mensen steeds meer gelijk worden aan elkaar door convergentie naar dominante modellen en consumptiepatronen. |
| Dwang van het verschil | De noodzaak die het moderne individu voelt om zich te onderscheiden van anderen, als gevolg van het illusie van autonoom verlangen en de drang om als model te fungeren, wat leidt tot het creëren van nieuwe onderscheidingen. |
| Concrete doelen | Specifieke, nauwkeurig te omschrijven ambities die gericht zijn op tastbare resultaten, zoals winst maken, een huis bezitten, of plezier beleven. |
| Abstracte doelen | Minder concreet en moeilijker te omschrijven ambities, zoals het streven naar een goed mens zijn, inzicht krijgen in het menselijk wezen, of het transcendente een plaats geven. |
| Nuttigheid | De praktische waarde of bruikbaarheid van iets, vaak geassocieerd met concrete doelen die direct meetbare voordelen opleveren. |
| Zinvolheid | De subjectieve ervaring van betekenis en waarde in het leven, die niet noodzakelijk verbonden is aan praktische nuttigheid, maar voortkomt uit persoonlijke beleving. |
| Mensbeeld | Het geheel van opvattingen dat iemand heeft over de essentie van het mens-zijn, inclusief ideeën over goed en kwaad, gedrag, en de betekenis van leven en dood. |
| Wereldbeeld | De algemene voorstelling die een individu heeft opgebouwd van de werkelijkheid, de samenhang van de wereld, en hoe deze eruit zou moeten zien, beïnvloed door ervaringen en overtuigingen. |
| Godsbeeld | De manier waarop mensen of groepen God voorstellen of waarin zij geloven, wat concrete impact kan hebben op levenskeuzes en het begrijpen van het goddelijke. |
| Agnosticisme | De opvatting dat er geen overtuigende wetenschappelijke bewijzen bestaan voor het bestaan of niet-bestaan van een godheid, waardoor definitieve uitspraken onmogelijk zijn. |
| Niet-theïstische levensbeschouwing | Een levensbeschouwing die ervan uitgaat dat er geen god bestaat en die het leven binnenwerelds probeert te verklaren, zoals het vrijzinnig humanisme. |
| Theïstische levensbeschouwing | Een levensbeschouwing die gebaseerd is op het geloof in een god of goden, met uiteenlopende voorstellingen van het goddelijke. |
| Monotheïsme | Het geloof in één god, kenmerkend voor monotheïstische levensbeschouwingen. |
| Polytheïsme | Het geloof in meerdere goden, wat voorkomt in polytheïstische levensbeschouwingen. |
| Pantheïsme | De opvatting die een eenheid ziet tussen god en de natuur, waarbij god immanent aanwezig is in alle dingen. |
| Deïsme | Een religieus-filosofische opvatting die God beschouwt als de transcendente oorzaak van de natuurwetten, maar die niet ingrijpt in de wereld na de schepping. |
| Ietsisme | Het geloof in een onbepaalde metafysische kracht of een "iets meer" tussen hemel en aarde, zonder een welbepaalde religie aan te hangen. |
| Antropomorf | Het toekennen van menselijke kenmerken aan dieren, planten of objecten, wat ook van toepassing kan zijn op godsvoorstellingen. |
| Cultuurgebonden | De opvatting dat voorstellingen, inclusief godsvoorstellingen, vorm krijgen vanuit de specifieke culturele context waarin ze ontstaan. |
| Transcendentie | Datgene wat de mens en de waarneembare wereld overstijgt, een concept dat in verschillende filosofische en religieuze tradities een rol speelt. |
| Ethisch appel | Een morele oproep tot verantwoordelijkheid, waarbij de ander altijd gezien moet worden als De Ander, onherleidbaar en met respect te behandelen. |
| De Gans Andere | Een concept dat verwijst naar het goddelijke als volkomen anders en onkenbaar, dat elke menselijke of antropomorfe voorstelling overstijgt. |
| Levensvragen | Fundamentele, vaak paradoxale vragen over het bestaan, de wereld en menselijke ervaringen, die tot nadenken stemmen over de zin van het leven. |
| Ethiek | De studie die nagaat wat het meest wenselijke handelen is, waarbij het "goede" als criterium wordt gebruikt. Ethiek is normatief en verwijst naar wat zou moeten zijn. |
| Kwaad | Moreel kwaad is kwaad dat wordt veroorzaakt door de mens, en kan zowel op grote als op kleine schaal voorkomen, voortkomend uit verschillende paradigma's zoals diabolisering, banalisering en ethisering. |
| Vergeving | Het proces waarbij een slachtoffer afstand neemt van haat en wraak jegens de dader, zonder noodzakelijk de misdaad zelf te vergeven of de straf op te heffen; het is een complex gebeuren dat de ethiek overstijgt en niet als een plicht kan worden afgedwongen. |
| Interreligieuze dialoog (IRD) | Communicatie en uitwisseling tussen mensen van verschillende religieuze achtergronden, met als doel het bevorderen van wederzijds begrip, vrede en samenwerking, en het overstijgen van vooroordelen en conflicten. |
| Meta-ethiek | Een tak van de ethiek die vragen stelt naar de betekenis, de rechtvaardiging en de aard van morele begrippen en oordelen, zoals de betekenis van termen als "goed" en "kwaad", en de mogelijkheid van objectieve morele oordelen. |
| Deontologische ethiek (Plichtsethiek) | Een ethische theorie waarbij de morele kwaliteit van een handeling wordt bepaald door de handeling zelf, los van de context, intentie of gevolgen, en die zich richt op het naleven van algemene morele regels, verboden en geboden. |
| Consequentialisme | Een ethische theorie waarbij de morele kwaliteit van een handeling wordt afgemeten aan de gevolgen ervan, waarbij het doel de middelen heiligt, met als bekendste variant het utilitarisme dat streeft naar "het grootste nut voor het grootste aantal". |
| Deugdethiek | Een ethische benadering die de focus legt op de persoon die een handeling uitvoert, waarbij een moreel juist oordeel voortkomt uit een deugdzaam karakter, en de centrale vraag is "Wie moet ik worden?". |
| Zorgethiek | Een ethische benadering die het zelf in relatie tot anderen benadrukt, met oog voor concrete verantwoordelijkheden en de concrete situatie, en die de relationaliteit tussen personen centraal stelt bij morele oordeelsvorming. |
| Diabolisering | Een visie op het kwaad waarbij de dader volledig samenvalt met zijn of haar boze daad en wordt voorgesteld als een intrinsiek slecht en sadistisch wezen, wat kan leiden tot wraak en geweld en geen ruimte laat voor vergeving. |
| Banalisering van het kwaad | Het idee dat immens kwaad kan ontstaan uit alledaagse motieven en handelingen, vaak door bureaucratische efficiëntie en depersonalisatie, waarbij individuen hun verantwoordelijkheid ontlopen door zich te verschuilen achter bevelen of omstandigheden. |
| Ethisering | Een interpretatie van het kwaad waarbij het wordt gezien als een alternatieve visie op het goede, waarbij daders handelen vanuit de overtuiging dat ze bijdragen aan het goede, wat het onderscheid tussen goed en kwaad vervaagt en kan leiden tot relativisme. |
| Fragmentatie en zelfbedrog | Een visie die stelt dat kwaad ontstaat door het opwerpen van innerlijke barrières tussen het lijden en de eigen psyche, gepaard gaande met zelfbedrog, wat de mogelijkheid tot inkeer en vergeving openlaat, maar ook de mogelijkheid van kwaad benadrukt. |
| Verzoening | Het herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer, wat een stap verder gaat dan vergeving en een vernieuwing van de relatie vereist die getekend is door de kwetsuur, maar wat niet altijd mogelijk of wenselijk is. |
| Nostra Aetate | Een verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie die de houding van de Katholieke Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten vernieuwde door waardering uit te spreken voor wat waar en heilig is in deze religies, en daarmee de basis legde voor interreligieuze dialoog. |
| Fratelli Tutti | Een encycliek van Paus Franciscus die een oproep doet tot universele broederschap en dialoog, met een focus op naastenliefde, inclusie en het overwinnen van angst en wantrouwen, waarbij de parabel van de barmhartige Samaritaan centraal staat. |
| Soterologie | De leer die zich bezighoudt met de verlossing of redding van de mens; in de context van interreligieuze dialoog verwijst het naar de mogelijkheid voor niet-christenen om deel te hebben aan het uiteindelijke heil. |
| Exclusivisme | Een theologische positie binnen de interreligieuze dialoog die stelt dat redding alleen mogelijk is via Jezus Christus en dat andere religies weinig aanknopingspunten bieden voor dialoog, met een focus op het ontbrekende in andere geloven. |
| Inclusivisme | Een theologische positie binnen de interreligieuze dialoog die, vanuit Gods universele heilswil, stelt dat redding voor ieder mens mogelijk is, ongeacht religie, en waarbij de nadruk ligt op gemeenschappelijke raakvlakken, hoewel de waarheid van andere religies slechts waarde heeft voor zover deze overeenkomt met de christelijke waarheid. |
| Pluralisme | Een theologische positie binnen de interreligieuze dialoog die stelt dat alle religies historische en culturele interpretaties zijn van één ultieme goddelijke realiteit, waarbij het eigen religieuze perspectief als beperkt en relatief wordt beschouwd, wat een dialogische ontmoeting noodzakelijk maakt. |
| Cultureel-linguïstisch model | Een benadering binnen de interreligieuze dialoog die de nadruk legt op de traditie-eigen karakters en de radicale verschillen tussen religies, waarbij vertalingen naar een gemeenschappelijke grond worden afgewezen en de klemtoon ligt op het begrijpen van de eigen terminologie en het binnenperspectief. |
| Hermeneutisch model | Een benadering binnen de interreligieuze dialoog die uitgaat van de kwetsbaarheid als theologische categorie en de openheid voor de andersheid van de ander, waarbij het eigen geloof wordt uitgelegd door te zoeken naar raakvlakken in de eigen leefwereld en waarbij "treurarbeid" (het verzaken aan perfecte vertaling) en gastvrijheid centraal staan. |