Cover
Zacznij teraz za darmo Hoofdstuk 5.pdf
Summary
# Het alternatieve kritische paradigma in de communicatiewetenschap
Het alternatieve kritische paradigma stelt macht en machtsongelijkheid centraal in het communicatieproces, in tegenstelling tot functionalistische benaderingen [2](#page=2).
### 1.1 Kernconcepten en focus
In tegenstelling tot mainstream- en functionalistische benaderingen, die zich richten op de functies van media en de bijdrage aan informatievariëteit, legt het kritische paradigma de nadruk op:
* **Macht en machtsongelijkheid** [2](#page=2).
* **Strijd en verzet** [2](#page=2).
* **Ideologie** [2](#page=2).
* **Structuren en klassentegenstellingen** [2](#page=2).
Maatschappelijke ontwikkeling en de rol van media daarin worden niet gezien als op een consensus afstevenend, maar als een proces van strijd en ongelijke machtsverhoudingen [2](#page=2).
### 1.2 Marxistische wortels
Het alternatieve, kritische, paradigma vindt zijn oorsprong grotendeels in een marxistisch kader. Hierbij wordt verwezen naar het marxisme als sociaalwetenschappelijke denkrichting, niet zozeer als politiek leerstelsel. Diverse theorieën en theoretische scholen binnen dit paradigma laten zich inspireren door het marxisme, door het verder uit te werken of door kritiek te leveren op bestaande marxistische modellen [2](#page=2).
---
# Marxistische benaderingen van media en communicatie
Dit deel verkent de kernconcepten van het marxisme, zoals productiemiddelen, arbeidskracht, meerwaarde en klassentegenstellingen, en past deze toe op de analyse van media en communicatie, inclusief het onderbouw-bovenbouwmodel.
### 2.1 Basiselementen van het marxisme
Karl Marx' gedachtegoed stelt het arbeidsproces centraal, wat relevant is voor het analyseren van media en communicatie. De sociaal-economische organisatie van arbeid heeft invloed op de media-industrie en de inhoud die zij voortbrengt [3](#page=3).
#### 2.1.1 Productiemiddelen en arbeidskracht
* **Productiemiddelen:** Verwijzen naar grondstoffen, kapitaal en arbeidsmiddelen zoals gereedschap en machines [3](#page=3).
* **Arbeidskrachten:** Omvatten zowel de mentale als fysieke capaciteiten van personen die ingezet worden bij het voortbrengen van gebruikswaarde [3](#page=3).
* **Productiekrachten:** Ontstaan uit de omzetting van productiemiddelen door menselijke arbeid en worden ingezet in het productieproces [3](#page=3).
* **Productieverhoudingen:** Specifieke sociaal-economische relaties die bepalen hoe verschillende groepen mensen zich verhouden tot de productiemiddelen. Bijvoorbeeld, het verschil tussen een grootgrondbezitter en een loontrekker [3](#page=3).
#### 2.1.2 De kapitalistische productiewijze
In de kapitalistische organisatievorm, dominant geworden na de industriële revolutie, bezit een kleine groep de productiemiddelen, terwijl de meerderheid enkel over arbeidskracht beschikt. Arbeiders verkopen hun arbeidskracht in ruil voor loon om te overleven. Dit leidt tot vervreemding, waarbij de arbeider zich loskoppelt van zijn werk [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Meerwaarde:** Er wordt meer waarde gecreëerd dan het loon dat aan de arbeider wordt betaald. Een deel van de werkdag wordt 'gratis' gewerkt, wat leidt tot surplus of meerwaarde. Dit surplus wordt omgezet in winst voor de kapitalist of herinvesteerd [4](#page=4).
* **Klassenstrijd:** De kapitalistische productiewijze impliceert een fundamenteel antagonistische en exploitatieve verhouding tussen kapitalisten (bourgeoisie) en arbeiders (proletariaat) [4](#page=4).
> **Tip:** Het is cruciaal te onthouden dat kapitalistische organisaties dynamisch, contradictorisch en contextafhankelijk zijn [4](#page=4).
### 2.2 Onderbouw en bovenbouw
Het onderbouw-bovenbouwmodel (substructuur-superstructuur) beschrijft de relatie tussen de economische basis en de niet-direct economische maatschappelijke sferen.
* **Onderbouw (Substructuur):** De economische basis van de maatschappelijke organisatie, gevormd door de specifieke productieverhoudingen. Dit omvat de productiemiddelen en de relaties daartussen [5](#page=5).
* **Bovenbouw (Superstructuur):** Omvat maatschappelijke domeinen zoals politiek, recht, religie, familie, cultuur en media. Deze hebben een politiek-juridisch niveau (organisatie van staat en gerecht) en een ideologisch niveau (maatschappelijk bewustzijn) [5](#page=5).
Volgens Williams omvat de bovenbouw :
* Juridische en politieke instituties die de heersende productierelaties weerspiegelen [5](#page=5).
* Vormen van bewustzijn die een specifieke klassenvisie uitdrukken [5](#page=5).
* Politieke en culturele praktijken waarin economische basisconflicten worden uitgevochten [5](#page=5).
> **Belangrijk:** De ideeën van de heersende klasse zijn de heersende ideeën, omdat deze klasse controle heeft over zowel de materiële als de mentale productiemiddelen. Dit betekent dat de ideeën van de ondergeschikte klassen aan de dominante ideeën onderhevig zijn [6](#page=6).
#### 2.2.1 Ideologie en vals bewustzijn
Ideologie vormt de verbinding tussen onder- en bovenbouw. Het is een georganiseerd geloofssysteem of waardenstelsel dat verspreid wordt door communicatieprocessen [6](#page=6).
* Kennis over de samenleving en ieders plaats daarin wordt gevormd door de ideeën, waarden en belangen van de heersende klassen [6](#page=6).
* Het sociale zijn bepaalt het bewustzijn, niet andersom [7](#page=7).
* **Vals bewustzijn:** Door de werking van ideologie beseffen mensen vaak niet dat de sociale orde veranderlijk is. Ongelijkheid wordt als natuurlijk en vanzelfsprekend ervaren [7](#page=7).
* Instellingen in de bovenbouw, inclusief media, legitimeren en verbergen exploitatie ten gunste van de economische onderbouw [7](#page=7).
#### 2.2.2 Complexiteit en kritiek op het model
De relatie tussen onderbouw en bovenbouw is complex en leidt tot diverse interpretaties:
* **Vulgaire marxistische analyses:** Leggen de nadruk sterk op de onderbouw als determinerend. De bovenbouw wordt gezien als een loutere reflectie van de economische basis, wat leidt tot ahistorische en simplistische verklaringen [7](#page=7).
* **Meer genuanceerde benaderingen:** Zien een complexere wisselwerking, waarbij de bovenbouw een zekere autonomie kan hebben. De onderbouw stelt grenzen en voorwaarden, maar de bovenbouw is geen directe reflectie en er is ruimte voor actie en verandering [7](#page=7).
### 2.3 Media vanuit marxistisch perspectief
Het onderbouw-bovenbouwmodel nodigt uit tot diverse analyses van media en communicatie:
#### 2.3.1 Economische organisatie en media-eigendom
* De economische organisatie van media, inclusief productieverhoudingen en materieel-economische structuren, is cruciaal [8](#page=8).
* Wie media bezit en controleert, bepaalt wie toegang heeft tot en een stem kan laten horen in het maatschappelijk debat [8](#page=8).
* De analyse van media-imperia zoals dat van Silvio Berlusconi illustreert de verstrengeling van economische macht en media-invloed, waarbij kritische geluiden mogelijk worden gemarginaliseerd [8](#page=8).
* Ongelijke sociale relaties beïnvloeden hoe de samenleving in media-inhouden wordt gerepresenteerd en via welke ideologische beelden [8](#page=8).
#### 2.3.2 Manufacturing Consent en propaganda
* Veel marxistisch geïnspireerde analyses focussen op hoe de status quo wordt gereproduceerd ten gunste van dominante belangen [9](#page=9).
* **Manufacturing Consent (Herman & Chomsky):** Media fungeren als instrumenten om de waarden en ideeën van machtige sociale actoren te legitimeren. Aanvaarding door het publiek wordt gefabriceerd door middel van propaganda en persuasieve communicatie [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De berichtgeving rond massavernietigingswapens in Irak in 2002-2003, die grotendeels de positie van economische en politieke belangen in de VS en het VK volgde, en kritische stemmen marginaliseerde [9](#page=9).
#### 2.3.3 De Power Elite
* **C. Wright Mills en Ralph Miliband:** Beschreven hoe een 'power elite' in de naoorlogse maatschappij, via media, de belangen van een dominante klasse vertegenwoordigt in staatsinstellingen en andere maatschappelijke sferen [9](#page=9).
* Staats- en marktactoren zijn direct verbonden; elites uit politiek, bedrijfsleven en media convergeren en bewegen zich soepel tussen deze sferen [10](#page=10).
* Media spelen een cruciale rol in het onder controle houden van het publiek, het reproduceren, legitimeren en naturaliseren van elite-macht [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Het News of the World-schandaal in het Verenigd Koninkrijk, waarbij telefoonafpersing en omkoping aan het licht kwamen, toonde de nauwe banden tussen mediabaron Rupert Murdoch, premier David Cameron en politiefunctionarissen, wat duidt op een systemisch probleem van machtsconcentratie [10](#page=10).
### 2.4 Kritieken op marxistische benaderingen
De belangrijkste kritieken op marxistische benaderingen zijn:
* **Economisme en economisch determinisme/reductionisme:** De neiging om enkel economische relaties centraal te stellen en andere maatschappelijke factoren (geslacht, leeftijd, ras) daaraan ondergeschikt te maken. Dit leidt tot de simplistische opvatting dat media en cultuur slechts een afspiegeling zijn van de economische onderbouw [11](#page=11).
* **Rigiditeit:** Marxistische analyses kunnen te rigide zijn om de complexiteit van media en communicatieprocessen, zeker in het digitale tijdperk, adequaat te vatten [11](#page=11).
* **Complottheorieën:** Sommige analyses lijken op complottheorieën, waarin kleine elites het publiek brainwashen via propaganda en dominante ideologie, wat weinig ruimte laat voor oppositie of sociale verandering [12](#page=12).
> **Tip:** Hoewel kritieken gerechtvaardigd zijn, is het belangrijk de kernideeën van Marx over de relatie tussen basisconflicten en maatschappelijk functioneren niet zomaar te verwerpen. Alternatieve theorieën die geïnspireerd zijn door het marxisme, proberen deze beperkingen te overwinnen door de contradicties en het dynamisme van kapitalistische systemen opnieuw centraal te stellen [12](#page=12).
---
# Kritische Theorie en de Frankfurter Schule
Dit gedeelte behandelt de Frankfurter Schule, die vanuit een marxistisch kader media en culturele processen analyseert, met focus op de cultuurindustrie, de dialectiek van de verlichting en de teloorgang van de publieke sfeer, met het oog op emancipatie.
### 3.1 Origine en onderzoeksprogramma
De Frankfurter Schule ontleent zijn naam aan het Institut für Sozialforschung, opgericht in 1923 aan de Universiteit van Frankfurt. Vele Joodse leden emigreerden in de jaren 1930 naar de VS vanwege de opkomst van fascisme en nazisme. De theoretici van de Frankfurter Schule waren multidisciplinair en opereerden op gebieden als filosofie, kunsttheorie, muzieksociologie en mediatheorie, sterk beïnvloed door het marxisme. Zij gebruikten het marxisme als theoretisch kader om de veranderingen in de context van het opkomende fordisme – een economische en maatschappelijke organisatie gericht op massaproductie en -consumptie – en de ontwikkeling van een consumptiemaatschappij te analyseren. Twee hoofdlijnen in hun omvangrijke werk behandelen respectievelijk een culturele en een politieke dimensie [13](#page=13).
Gemeenschappelijk was de ambitie om een algemene theorie te ontwikkelen over dominante maatschappelijke tendensen, die zij als fundamenteel contradictorisch en antagonistisch ervoeren. Deze algemene kritische theorie is expliciet normatief; zij weegt menselijke basiswaarden zoals vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid en zelfontplooiing af tegen actuele maatschappelijke trends. Media-uitingen professeren bijvoorbeeld de waarde van individuele vrijheid, maar blijken in de praktijk het individu te binden aan voorgeschreven attitudes, gedachten en koopgedrag. Op basis van deze analyse formuleerden zij een sociale kritiek gericht op emancipatie en bevrijding van de massa, met name de arbeidersklasse, en op sociale veranderingen ten gunste van een vrije en rechtvaardige samenleving [13](#page=13) [14](#page=14).
De doelstellingen van het verlichtingsproject leken echter niet te zijn bereikt in het begin van de twintigste eeuw. De ratio en de ontwikkelingen voortkomend uit de industriële revolutie leidden niet tot een vrije en rechtvaardige samenleving. In plaats daarvan werden middelen weliswaar rationeel aangewend, maar de onderliggende doelstellingen werden steeds irrationeler. In plaats van gelijkheid en bevrijding, werd het individu onderdrukt en gemanipuleerd. Sleutelbegrippen in de analyse van deze zelfvernietiging van de verlichting zijn winstbejag, eigenbelang, economische exploitatie en de dominantie van een beperkt aantal groepen. De Frankfurter School focust in dit verband sterk op de rol van media en cultuur [14](#page=14).
### 3.2 De culturele dimensie en het functioneren van de cultuurindustrie
Theoretici als Theodor W. Adorno, Max Horkheimer en Walter Benjamin hechten grote waarde aan traditionele cultuurvormen en kunsten (hoge cultuur). Deze hebben een eigen integriteit en waarde die niet door elites voor machtsdoeleinden kan worden gebruikt en dragen bij aan onafhankelijk denken en kritiek op de kapitalistische samenleving. De opkomst van massacultuur, die kunstvormen reproduceert en misbruikt, draagt echter bij aan de degeneratie van kritiek. De Frankfurter School is doorgaans pessimistisch over culturele ontwikkeling [14](#page=14).
In Adorno's en Horkheimers werk *Dialektik der Aufklärung* wordt het begrip **cultuurindustrie** geïntroduceerd. Dit begrip dient om de misleidende democratische connotaties van massacultuur te doorbreken en een kritiek te leveren op de **commodificatie** of vermarkting van cultuur. Commodificatie verwijst naar de transformatie van culturele expressies met artistieke waarde tot loutere handelswaren, waarbij ruilwaarde primeert. Industrialiseringsprocessen worden toegepast op culturele sectoren, wat de commodificatie intensifieert. Hierdoor verliest cultuur haar potentieel als utopische kritiek; de verlichting leidde niet tot vrije ontwikkeling, maar tot onderdrukking en manipulatie. Massacultuur is geen cultuur van de massa, maar cultuur gebruikt door machtscentra om de massa te domineren [15](#page=15) .
Het begrip cultuurindustrie richt zich voornamelijk op film, radio, populaire muziek en reclame. Het benadrukt de paradoxale link tussen cultuur en industrie en de commodificatie van kunst. Cultuur wordt niet spontaan en bottom-up gecreëerd, maar top-down en berekend opgelegd. Het wordt een systeem dat gestuwd wordt door het industriële ritme, wat resulteert in gestandaardiseerde en voorspelbare producten, vaak rond gepersonaliseerde merken [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** De Fast & Furious-reeks is een voorbeeld van standaardisering in de filmindustrie [15](#page=15).
Entertainment is een belangrijk voorbeeld van de alomtegenwoordigheid van het industriële ritme. Mensen consumeren mediaproducten om werk te ontvluchten, maar werken tegelijkertijd in hun vrije tijd door de consumptie van geformatteerd en uniform entertainment, wat individueel denken elimineert. De afstompende mediaconsumptie is vergelijkbaar met werken aan een lopende band. Er is geen verschil tussen de cultuurindustrie en de traditionele industrie van consumentengoederen; beide streven naar massaproductie en winsten [15](#page=15).
> **Tip:** Breng je eigen mediadieet in kaart om te analyseren hoeveel diversiteit (of juist uniformiteit) daarin aanwezig is, qua geografische/culturele oorsprong, genre, taal, aanbieders en onderwerpen [16](#page=16).
De rol van media, vanuit de cultuurpessimistische benadering van de Frankfurter Schule, is gericht op het aanpassen van de massa aan heersende maatschappelijke verhoudingen. Media hebben een ideologische functie. De behoeften van consumenten worden door de cultuurindustrie zelf gecreëerd, geassocieerd met consumptiegoederen, wat kritisch en spontaan denken beteugelt. Producten van de cultuurindustrie worden louter waren, entertainment en middelen om te ontvluchten. Populaire cultuur is zelf gedetermineerd door mechanisering en wordt een eenheidsworst. Het individu is een illusie en verdwijnt in het collectieve, resulterend in een pseudo-individualiteit [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** De aria 'L'amour est un oiseau rebelle' uit Carmen, gebruikt in een commercial voor Pepsi-cola gezongen door Beyoncé, illustreert de commodificatie van kunst [18](#page=18).
Kunst, begrepen als uitzonderlijke individuele creativiteit, staat ook onder druk door commodificatie en verliest autonomie, intrinsieke waarde en het vermogen tot utopische kritiek. Niet alle theoretici binnen de Frankfurter Schule waren even negatief over technologische reproductie; Walter Benjamin evalueerde het verlies van het aura van kunstwerken door reproductie positief, omdat het de kunst democratiseert [17](#page=17) [18](#page=18).
De wereldwijde box office-cijfers van de afgelopen jaren laten een reeks films zien die deel uitmaken van franchises, bewerkingen zijn of bestaande verhalen recupereren, vaak met gelijkaardige verhaallijnen en geproduceerd door grote mediabedrijven met megabudgetten en geavanceerde special effects. Dit roept vragen op over de originaliteit en uniformiteit van het aanbod. Het jaar 2020, met een Chinese oorlogsdrama op de toppositie, plaatst mogelijk vraagtekens bij een extreem pessimistische analyse. Kranten kunnen ook tot de cultuurindustrie gerekend worden, waarbij vragen gesteld kunnen worden over de berichtgeving over bijvoorbeeld de Brexit, en of deze genuanceerd en veelzijdig was, of juist gericht op verkoopcijfers door simplismen en leugens [18](#page=18).
### 3.3 De politieke dimensie en de teloorgang van de publieke sfeer
Het denken van Jürgen Habermas, een belangrijk lid van de Frankfurter Schule, sluit aan bij de politieke dimensie van media en communicatie, met name via het concept van de **publieke sfeer**. Habermas beschreef in 1962 vanuit een historisch perspectief verschillende vormen van openbaarheid. Hoewel zijn notie van de publieke sfeer een normatief model is, blijft het concept een gevestigde waarde in communicatiewetenschappelijk onderzoek [19](#page=19).
Volgens Habermas werd voor de industriële revolutie macht in de openbaarheid gerepresenteerd door feodale heersers en adel, die openbaarheid bewerkstelligden door middel van theatraal spektakel. De publieke sfeer viel samen met de heerser die "het publieke" belichaamde, waarbij het gewone volk slechts toeschouwer was en het private leven gericht op overleven centraal stond. Het publiek of de publieke opinie bestond toen nog niet [19](#page=19) [20](#page=20).
In de loop van de achttiende eeuw, met de opkomst van een kapitalistische en bureaucratische maatschappelijke organisatie, veranderde de vorm van openbaarheid fundamenteel. Onder invloed van de verlichting eiste de burgerij vertegenwoordiging op, en kreeg openbaarheid een ander karakter. De grenzen tussen publiek en privaat werden voor de burgerij fluïder. Tussen de publieke autoriteit van de staat en het private dagelijkse leven ontstond een ruimte die Habermas de **bourgeois publieke sfeer** noemt [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** De ontwikkeling van kranten, magazines en literatuur was cruciaal voor de burgerij om haar zelfbegrip te articuleren. Romans, de klassieke burgerlijke vorm, verkenden interpersoonlijke relaties, familiezaken, seks en geld, en maakten zo voorheen private zaken openbaar [21](#page=21).
De bourgeois publieke sfeer, vooral op cultureel vlak, ontwikkelde eigen regels en gewoonten die het private overstegen. Het concept publieke sfeer verwijst echter primair naar Habermas' beschrijving van de politieke publieke ruimte die in dezelfde periode ontstond. Industrialisering, liberalisme, parlementaire democratie en de ontwikkeling van de pers leidden tot nieuwe machtsverdelingen en wijzigingen in openbaarheid. Politieke overtuigingen van de burgerij borrelden vanuit de private sfeer op en werden in de (politieke) publieke sfeer bediscussieerd [21](#page=21).
De **publieke sfeer** wordt gedefinieerd als een autonome sociale ruimte tussen staat en samenleving waar de publieke opinie wordt gevormd. Sleutelelementen zijn de toegang voor alle burgers, grondwettelijke vrijheden (meningsuiting, pers), en gelijkheid van individuen. Via open debat, gericht op rationele discussie en consensus, kunnen burgers de staatsactiviteiten controleren vanuit het algemeen belang. De publieke sfeer is de ruimte tussen het private en het openbare domein waar een diversiteit aan meningen over maatschappelijke organisatie aan bod kan komen [22](#page=22).
> **Rol van media:** Media dragen bij aan dit maatschappelijke debat door een forum voor publiek debat te bieden en op evenwichtige wijze verschillende meningen en argumenten weer te geven, zodat burgers geïnformeerd raken en de controlerende functie ten opzichte van staatsactiviteiten kunnen uitoefenen [22](#page=22).
Deze vorm van de publieke sfeer en de rol van de pers als forum voor discussie en strijd voor vrijheden bleef echter slechts kort bestaan. Met de vestiging van liberale democratieën in de negentiende eeuw veranderden zowel de publieke sfeer als de aard van de pers grondig. De burgerlijke openbaarheid raakte in verval. In de massamaatschappij van de negentiende en twintigste eeuw begonnen sociale groepen met private belangen de staat aan te roepen voor ondersteunend beleid. Het liberale model, gedreven door de burgerij, kon in een industriële samenleving en massademocratie niet langer worden toegepast [23](#page=23).
De publieke sfeer raakte vertroebeld door de afbrokkelende scheiding tussen staat en samenleving, en tussen openbaar en privaat. In plaats van rationeel-kritische discussie gericht op consensus en het algemeen belang, ontstond concurrentie tussen private belangen, met name rond de ontwikkeling van de welvaartsstaat. De cultuur van kritische discussie maakte plaats voor een consumptiecultuur. De opkomst van massamedia ging gepaard met de terugtrekking van mensen in de privésfeer, waardoor deelname aan het publieke leven verminderde. Massamedia berichtten voornamelijk over individuele belangen (human interest), waardoor het algemeen belang niet langer de prioriteit was. Rationaliteit, een basiselement van de oorspronkelijke publieke sfeer, was ver te zoeken in de twintigste-eeuwse westerse samenleving; individualisme en emotionaliteit kwamen meer op de voorgrond. De pers werd steeds afhankelijker van reclame, gericht op verkoop, met gevolgen voor de inhoud. De politieke discussiefunctie van de pers werd vervangen door een commerciële manipulatiefunctie. Publieke opinie werd niet langer spontaan en bottom-up gegroeid, maar gemanaged en gemanipuleerd door spindoctors en public-relations-organisaties ten dienste van private belangen [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** De berichtgeving over de Brexit in Britse media, met name tabloids, wordt bekritiseerd omdat deze inspeelde op emoties, simplistische voorstellingen gaf en zelfs leugens gebruikte om verkoopcijfers te verhogen. De bewering dat het Verenigd Koninkrijk 350 miljoen pond per week naar de EU stuurde, was foutief maar werd door een aanzienlijk deel van de Britten nog steeds als waar aangenomen. Zelfs de BBC werd ervan beschuldigd propaganda en onwaarheden van beide kampen onvoldoende te corrigeren [23](#page=23) [24](#page=24).
De publieke sfeer wordt bijgevolg een loos begrip en een schijnvertoning. Politiek gaat minder om inhoud en meer om uiterlijk vertoon, wat doet denken aan een representatieve publieke sfeer. De publieke sfeer is in zekere zin geherfeodaliseerd, waarbij grote organisaties politieke compromissen sluiten met de staat en de publieke sfeer uitsluiten wanneer mogelijk, terwijl ze tegelijkertijd de schijn van openheid ophouden. Het algemene belang en de gewone burger worden buitenspel gezet, deels met hun eigen goedkeuring omdat ze geconditioneerd en gemanipuleerd zijn tot eendimensionaal denken [24](#page=24).
Volgens Herbert Marcuse zijn de middelen voor massale communicatie, de 'irresistible output' van de entertainment- en informatie-industrie, gericht op het opleggen van attitudes en gewoonten die consumenten binden aan producenten en het sociale systeem. Deze producten indoctrineren en manipuleren, en bevorderen een valse bewustwording die immuun is voor haar valsheid, wat leidt tot een patroon van eendimensionaal denken en gedrag. In de kapitalistische organisatie van de twintigste eeuw zijn productie, consumptie, cultuur en denken deel van een systeem gedefinieerd door heersende machtsstructuren, waaraan individuen zich conformeren. Consumentenkapitalisme integreert individuen door hen het dominante denken en gedrag te laten overnemen, ten koste van hun vrijheid en individualiteit (one-dimensional man). Massamedia definiëren hoe mensen over de samenleving denken, verlammen kritisch denken en ontnemen hen het zicht op maatschappelijke alternatieven [25](#page=25).
### 3.4 Kritieken
Het pessimisme van de Frankfurter Schule is onderwerp van kritiek. Net als in andere marxistische benaderingen worden het inherente economisme, reductionisme en determinisme als te rigide beschouwd. Onderzoek in de politieke economie van communicatie wijst bijvoorbeeld op de complexiteit en ambivalenties van kapitalistische organisaties en cultuurindustrieën; financiële eigenaren blijken niet de volledige controle te hebben over het denken en zijn van mediaconsumenten. De vaak nostalgische en geïdealiseerde visie op pre-industriële culturele productie of rationele discussie in achttiende-eeuwse burgerlijke salons strookt niet altijd met de werkelijkheid. Het mensbeeld van een gemakkelijk manipuleerbare massa van passieve individuen, gedomineerd door een kleine groep machthebbers, wordt genuanceerd, met name door cultural studies-onderzoek dat actieve interpretatieprocessen en mogelijkheden van tegenmacht identificeert [25](#page=25).
Ondanks deze kritieken is de Frankfurter Schule essentieel geweest. Haar expliciet – en deels bedoeld overdreven – pessimistische benadering heeft andere theoretische scholen sterk geïnspireerd. De politieke economie van communicatie en de cultural studies, net als de Frankfurter Schule, behoren tot de kritische theorieën die de status quo ter discussie willen stellen en sociale verandering nastreven. Op basis van wetenschappelijke analyse reflecteren zij over hoe het anders kan en welke alternatieven er bestaan voor de ontwikkeling van massamedia [25](#page=25).
---
# Politieke Economie van Communicatie
De politieke economie van communicatie biedt een kritische benadering die zich richt op machtsverhoudingen, commodificatie en standaardisering binnen media-industrieën, waarbij de nadruk ligt op actoren, factoren en processen in productie, distributie en consumptie [26](#page=26).
### 4.1 Kritische politieke economie
De politieke economie van communicatie, geworteld in de negentiende-eeuwse marxistische politieke economie en beïnvloed door neomarxistische benaderingen en de Frankfurter Schule, is een kritische traditie die ethische en normatieve vragen centraal stelt. Deze benadering koppelt de analyse van de politieke en economische organisatie van communicatie expliciet aan humanistische idealen zoals rechtvaardigheid, gelijkheid, emancipatie en democratie. Onderzoekers in deze school bestuderen hoe economische en sociale relaties de productie, distributie en consumptie van communicatiemiddelen vormgeven, met macht als centraal analyse-element. Er wordt uitgegaan van een onevenwichtige machtsverdeling die maatschappelijke ongelijkheid bestendigt. Processen als commodificatie, standaardisering en de ideologische functie van massamedia zijn cruciaal, maar kritische politiek economen distantiëren zich van al te pessimistische marxistische analyses en benadrukken de specifieke historische omstandigheden en contradicties van kapitalistische ontwikkeling [26](#page=26).
### 4.2 Focus en onderzoeksdomeinen
Voor politiek economen zijn media en communicatieprocessen integraal onderdeel van het kapitalistische systeem, geanalyseerd vanuit het marxistische onderbouw-bovenbouwmodel. De focus ligt op hoe de politieke en economische organisatie van media-industrieën de productie van betekenis beïnvloedt, en hoe mediaproducten en symbolische betekenissen circuleren en gedistribueerd worden. Dit omvat de studie van actoren, factoren en processen in productie, distributie en consumptie van culturele en mediagoederen, met nadruk op machtsverhoudingen en ongelijkheden [27](#page=27).
De belangrijkste onderzoeksdomeinen, volgens Hardy (2014, p. 9), zijn:
* **Functioneren van communicatie-industrieën:** Analyse van economische functies zoals de accumulatie- en circulatiefunctie, eigendomsvraagstukken, financiering, en sociale verhoudingen in culturele productie (bijvoorbeeld arbeidsprocessen, creatieve autonomie versus commerciële belangen). Ook overheidsbeleid en ingrepen op mediastructuren vallen hieronder [27](#page=27).
* **Invloeden en gevolgen van mediaconfiguratie:** Onderzoek naar de effecten van verschillende mediacollegiale modellen (commercieel, publiek, staatsgestuurd) en hun verandering over tijd. Structurele invloeden zijn dynamisch en onderhevig aan politieke, sociale en culturele contexten. Veranderingen zoals de concurrentie van online media voor traditionele pers beïnvloeden financiering en nieuwsbereik [28](#page=28).
* **Normatieve evaluatie:** Het verbinden van communicatiesystemen en media-inhoud met de bredere maatschappelijke structuur en dominante geledingen, met vragen over de bijdrage van media aan politieke en sociale ongelijkheid, de representatie van stemmen en belangen, de kwaliteit en beschikbaarheid van informatie, en de voorwaarden voor democratie. Media worden gezien als instrumenten van controle door en voor heersende klassen, waarbij concentratie van eigendom leidt tot beperktere en mogelijk vervormde mediaboodschappen. Media-industrieën worden verondersteld kapitalistische exploitatiemechanismen te reproduceren en legitimeren door dominante ideologieën en belangen meer gewicht toe te kennen en een conservatieve, systeembevestigende inhoud te ontwikkelen [28](#page=28).
### 4.3 Onderzoeksprogramma
De politieke economie van communicatie onderscheidt zich door een kritisch-realistische aanpak, die zowel theoretische interpretatie als empirische studie en verificatie van feiten benadrukt. In tegenstelling tot de Frankfurter Schule, die de volatiliteit en dynamiek van het kapitalistische systeem onderschatte, spreken politiek economen zoals Miège en Mattelart over "culturele industrieën" om de complexiteit en diverse logica's binnen media aan te duiden. Ze verwerpen het nostalgische perspectief op pre-industriële vormen en de lineaire analyse van de Frankfurter, erkennen de ambivalentie van commodificatie, innovatie, standaardisering en afwijking, en de ruimte voor contestatie en weerstand. Het doel is een niet-reductionistische en genuanceerde analyse van machtsrelaties in productie, distributie en consumptie, met het normatieve doel structurele onevenwichtigheden te identificeren en aan te pakken [28](#page=28) [29](#page=29).
Mosco (2010, pp. 28-36) identificeert vier essentiële componenten in het onderzoeksprogramma:
1. **Historische invalshoek:** Begrijpen van sociale verandering en historische transformaties, zoals de overgang van agrarische naar industriële of informatiesamenlevingen, en de toepassing hiervan op media en communicatie. Dit impliceert een historisch en contextueel onderzoek naar actoren, factoren en processen die mediaproblematieken vormgeven [29](#page=29).
> **Example:** De analyse van het huidige succes van de Vlaamse film wordt historisch gecontextualiseerd door terug te kijken op de ontwikkeling van het Vlaams filmbeleid en de rol van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) in een door Hollywood gedomineerde sector [30](#page=30).
2. **Sociale totaliteit:** Een holistische benadering die mediaproblematieken kadert binnen diverse interagerende processen op politiek, economisch, technologisch, cultureel, historisch en ethisch vlak. Dit vereist een inclusieve, niet-reductionistische en interdisciplinaire aanpak om de complexe structureel-dialectische relaties te ontrafelen en empirisch feitenmateriaal te verklaren met theoretische inzichten [30](#page=30) [31](#page=31).
> **Example:** Het succes van de Vlaamse film vereist een analyse van de interactie tussen financiële middelen, subsidies (VAF, Europese programma's), het politieke klimaat, de symbiose tussen economische en politieke actoren in de VS (Hollywood), en de repercussies voor de culturele dimensie en kwaliteit, mede door nieuwe technologieën [31](#page=31).
3. **Morele filosofie:** Een sociaal-kritische en humanistische benadering die normen zoals rechtvaardigheid en gelijkheid verdedigt en deze vertaalt naar de mediasfeer (bv. pluriformiteit, culturele kwaliteit, diversiteit, toegang). Deze benadering neemt stelling en engageert zich om misstanden te verbeteren, waarbij een kritische blik op het eigen onderzoek essentieel is [31](#page=31).
> **Example:** De analyse van het succes van de Vlaamse film wordt afgewogen tegenover normen van kwaliteit versus commercie, culturele diversiteit, de noodzaak van subsidies, de breedte van het gedragen succes, en de bescherming tegen de dominantie van Hollywood [32](#page=32).
4. **Praxis:** De praktische vertaling van onderzoeksresultaten naar voorschriften en alternatieven voor verandering. Onderzoek moet leiden tot actie, zoals het lanceren van beleidsvoorstellen om problemen aan te pakken, machtsonevenwichtigheden te corrigeren en voordelen te genereren voor diverse groepen. Dit maakt de politieke economie een belangrijke traditie in mediabeleidsonderzoek [32](#page=32).
> **Example:** Indien de analyse van het Vlaamse filmsucces kritische punten identificeert, moet dit resulteren in voorstellen ter ondersteuning van zowel economische duurzaamheid als culturele kwaliteit, via investeringskanalen, versterking van bestaande structuren (VAF, tax shelter), aandacht voor onderwijs, en internationale samenwerking [32](#page=32).
### 4.4 Kritieken
Ondanks de brede aanpak wordt de politieke economie van communicatie bekritiseerd om verschillende redenen [33](#page=33).
* **Maakbaarheid en reductionisme:** Het onderzoeksprogramma gaat er deels van uit dat de samenleving maakbaar is en veranderingen rationeel kunnen worden bewerkstelligd, wat in de praktijk moeilijk te realiseren is. Soms vervalt de analyse in een economisch reductionistische verklaring, wat indruist tegen de oorspronkelijke ambitie [33](#page=33).
* **Gebrek aan analyse aan ontvangstzijde:** De focus op de macrodimensie van macht aan de communicatorzijde gaat vaak ten koste van de analyse aan de ontvangstzijde; hoe individuen mediaboodschappen accepteren of niet. Soms wordt te simplistisch aangenomen dat machtsconcentratie aan de ene kant leidt tot beïnvloeding aan de andere kant [33](#page=33).
* **Complotdenken en simplisme:** Sommige analyses neigen naar complotdenken, vergelijkbaar met de pessimistische kijk op media van Adorno en Horkheimer, en bieden geen genuanceerde analyse van de complexiteit, ambiguïteit en dialectische interacties van media [33](#page=33).
* **Beschrijving versus prescriptie:** De politiek-economische analyse blijft vaak steken in beschrijving met een moraliserende toon over wat er misgaat, zonder voldoende concrete alternatieven of prescripties te formuleren voor verbetering [33](#page=33).
---
# Cultural Studies
Cultural studies is a diverse theoretical approach that broadly studies culture, emphasizing popular culture and the active role of audiences, with core concepts including ideology, hegemony, and the encoding/decoding model [34](#page=34).
### 5.1 Oorsprong
Cultural studies, influenced by Marxism, emerged as a critique of earlier approaches to media and culture that were often elitist and focused on "high culture". It sought to analyze popular and everyday cultural expressions, moving beyond traditional academic confines. This approach challenged the linear transmission models of communication by opening up "black boxes," particularly concerning the media message and its reception. Cultural studies researchers focus on the micropolitics of power, recognizing that media consumers actively interpret messages within their own contexts, a process not easily explained by traditional Marxist base-superstructure models. This tradition also advocates for qualitative research methods due to the complexity of media content and consumption [34](#page=34).
Stuart Hall is a key figure, whose encoding/decoding model posits that meaning is encoded into media texts within specific production contexts and decoded by receivers in potentially different contexts. Hall identified two foundational paradigms in cultural studies: structuralism and culturalism [35](#page=35).
### 5.2 Twee paradigma's
#### 5.2.1 Structuralisme
The structuralist approach builds upon Marxism, with a central focus on ideology, as reinterpreted by Louis Althusser. Althusser viewed ideology not as false consciousness, but as a framework through which individuals interpret and experience their reality. This perspective aligns with Ferdinand de Saussure's semiotics, suggesting that individuals are unconsciously constrained by language and ideology, famously summarized as "It is not I who speak the language, but the language that speaks me" [35](#page=35).
Media are considered Ideological State Apparatuses (ISAs) that, alongside institutions like the church, education, family, and government, reproduce submission to prevailing production relations through ideology. While media may appear to present neutral representations, dominant ideologies are often disguised as natural. This approach acknowledges a limited space for resistance against dominant ideologies through alternative movements or subcultures, implying an ideological struggle between dominant and subordinate classes. Ideology, in this view, has limited autonomy from the economic base, yet still largely determines class reconciliation [35](#page=35) [36](#page=36).
Roland Barthes' work on denotation and connotation is crucial here, particularly his concept of myth, which signifies deeper, often hidden ideological layers. Myths are value-laden ideas transmitted through communication, appearing natural and serving to legitimize the dominant ideology by simplifying complex realities. They transform dynamic history into seemingly fixed nature, making dominant values and beliefs appear normal and objective [36](#page=36) [37](#page=37).
> **Example:** Blockbuster films like *Armageddon* or *Independence Day* often employ myths that reinforce American exceptionalism, technological superiority, and the idealized "American dream." Denotatively, they show American flags and military might. Connotatively, they evoke courage, sacrifice, and the triumph of good over evil. At the mythic level, they suggest the US is the world's protector, overlooking issues of social inequality, racism, or the negative impacts of military actions [37](#page=37).
#### 5.2.2 Culturalisme
In the 1950s, British authors like Richard Hoggart, Raymond Williams, and E.P. Thompson introduced new ideas, critiquing the elite-dominated concept of culture and validating popular and everyday cultural forms. Raymond Williams, influenced by Hoggart, proposed an expanded concept of culture, viewing it as "ordinary" – not reducible to high art but encompassing the "whole way of life" of ordinary people. This perspective emphasizes that culture is learned, shared, and constantly evolving through everyday experiences and meaning-making practices [38](#page=38) [39](#page=39).
E.P. Thompson's "history from below" examined the formation of the British working class, arguing that classes are not static but are actively shaped by their members. Individuals, while influenced by dominant structures, act reflexively and can change their social circumstances. Analyzing culture therefore involves uncovering meanings and values within a specific "way of life," including institutions and ordinary behavior [39](#page=39) [40](#page=40).
Instead of solely using the concept of ideology, culturalist thinkers favor **hegemony**, introduced by Antonio Gramsci. Hegemony describes a complex system of economic, political, and ideological forces where a dominant group attempts to build and reproduce meanings and practices, gaining the "consent" of other groups to make sense of their world. This relationship is dynamic, and hegemonic ideas must be constantly maintained and renegotiated. Popular culture is seen as a prime site for this ideological struggle, where dominant ideas are disseminated, but where space exists for challenging the status quo and forming counter-hegemonic forces [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42).
> **Example:** The unequal pay between male and female presenters at the BBC, or the underrepresentation of women in professorships and corporate boards, can be analyzed through the lens of hegemonic masculinity. This concept suggests that a specific notion of "manliness" (strong, competitive, rational) has historically been assigned more power and is implicitly accepted by various groups, including women, thus perpetuating inequality [41](#page=41).
Stuart Hall's encoding/decoding model incorporates the idea of resistance during the decoding phase. Receivers can produce at least three types of "readings" [42](#page=42):
1. **The dominant-hegemonic reading:** The receiver accepts the intended message and its underlying ideologies [43](#page=43).
2. **The negotiated reading:** The receiver partially accepts the message but rejects or modifies certain points based on their own context and interpretation [43](#page=43).
3. **The aberrant or counter-hegemonic reading:** The receiver understands the intended message but actively rejects it, potentially reinforcing resistance to the dominant ideology [43](#page=43).
### 5.3 Onderzoeksprogramma
The Birmingham Centre for Contemporary Cultural Studies (BCCCS), founded by Hoggart and later directed by Hall, aimed to unify the structuralist and culturalist paradigms. Cultural studies broadly defines culture as a "whole way of life," examining shared social meanings and how individuals make sense of their environment. Language is not a neutral medium; meaning is produced through signifying practices and social representations [43](#page=43).
This approach emphasizes the textual aspects of meaning and its production in various contexts, aligning with political economy but also advocating for a "cultural materialism" where culture is relatively autonomous. It expands the concept of culture to include issues of gender, sexuality, ethnicity, and age, recognizing their specificity beyond capitalist exploitation. The concept of **articulation** is used to theorize the relationships between elements of a social formation, emphasizing their temporary, context-specific nature. Power is central, not just as coercion but as processes enabling or limiting social action, with consent and struggle playing key roles in ideological submission [44](#page=44).
> **Example:** While soap operas might reproduce traditional gender roles, subcultures can challenge and subvert these established norms and meanings. This demonstrates that the dissemination of elite ideology is not a straightforward or inevitable process [45](#page=45).
The concept of **text** is broadened in cultural studies to include all meaningful artifacts in a culture, such as images, sounds, objects, and activities. Structuralism analyzes these texts to reveal underlying structures and ideologies, aiming to liberate subjects from oppression. However, culturalism emphasizes that the meaning inscribed in a text is not necessarily the same as the meaning produced by the reader due to **polysemy** – the possibility of multiple meanings realized by actual readers. Meaning is negotiated in the interaction between text and reader, making the consumption phase a moment of productive meaning-making. This shift focuses research on interpretation and meaning construction, viewing the audience as active participants [45](#page=45).
Methodologically, cultural studies employs textual analysis alongside ethnographic research and reception studies, using qualitative methods like in-depth interviews, focus groups, and participant observation for "thick description". Reception studies acknowledge that meaning is shaped by the decoding framework of the audience, with the text guiding but not fixing meaning. Despite the active and interpretive nature of consumption, the initial generation of cultural studies still saw the communicator as significantly directing the communication process during encoding, meaning polysemy is structured rather than completely pluralistic [45](#page=45) [46](#page=46).
> **Tip:** Consider a group discussion after watching a film with friends. While you might agree on the filmmakers' intended message, individual interpretations will likely vary, illustrating both consensus and individual "readings" of the text.
### 5.4 Kritieken
Critiques of cultural studies are varied due to its diverse nature. A common criticism of the structuralist approach is its overemphasis on textual analysis, potentially neglecting the institutional and practical aspects of cultural activities and becoming overly theoretical and jargon-filled [47](#page=47).
The culturalist approach is criticized for focusing too heavily on reception and micropolitics, potentially overlooking the underlying structures and institutions that shape the communication process. An excessive focus on particularistic micropolitics might lead to a relativistic view where all interpretations are deemed valid, potentially obscuring power dynamics exercised by economic and political elites. This can lead to the romanticization of everyday practices, inadvertently legitimizing the existing order and capitalist organization rather than challenging it [47](#page=47).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kritisch paradigma | Een benadering binnen de sociale wetenschappen die zich richt op de analyse van machtsstructuren en sociale ongelijkheid, en streeft naar maatschappelijke verandering en emancipatie. Het plaatst machtsverhoudingen centraal in plaats van de functionaliteit van systemen. |
| Marxisme | Een sociaalwetenschappelijke denkrichting die Karl Marx' analyses van het kapitalisme, klassentegenstellingen en historische materialisme als uitgangspunt neemt, en de economische basis van de samenleving als bepalend beschouwt voor andere maatschappelijke sferen. |
| Productiemiddelen | De materiële en immateriële middelen die nodig zijn voor het productieproces, zoals grondstoffen, kapitaal, machines, technologie en kennis. In een marxistisch kader zijn deze vaak in het bezit van de heersende klasse. |
| Arbeidskracht | De mentale en fysieke capaciteiten van personen die worden ingezet in het productieproces. Volgens Marx verkopen arbeiders hun arbeidskracht aan de bezitters van de productiemiddelen in ruil voor loon. |
| Meerwaarde | Het verschil tussen de waarde die door arbeid wordt gecreëerd en het loon dat de arbeider hiervoor ontvangt. Dit surplus, gecreëerd door de arbeider, wordt door de kapitalist toegeëigend als winst. |
| Onderbouw (substructuur) | In het marxistische onderbouw-bovenbouwmodel verwijst dit naar de economische basis van de samenleving, bestaande uit de productiemiddelen en productieverhoudingen. Deze basis bepaalt volgens dit model de bovenbouw. |
| Bovenbouw (superstructuur) | In het marxistische onderbouw-bovenbouwmodel verwijst dit naar de maatschappelijke sferen die niet direct economisch van aard zijn, zoals politiek, recht, religie, cultuur en media. De bovenbouw wordt beïnvloed door en weerspiegelt de onderbouw. |
| Ideologie | Een systeem van ideeën, overtuigingen en waarden dat de werkelijkheid, maatschappelijke verhoudingen en de plaats van individuen daarin vormgeeft. In marxistische theorieën wordt ideologie vaak gezien als een middel om de heersende klasse haar macht te laten behouden en als een vorm van vals bewustzijn. |
| Frankfurter Schule | Een groep theoretici verbonden aan het Institut für Sozialforschung in Frankfurt, die met een marxistisch georiënteerde kritische theorie maatschappelijke tendensen, met name op het gebied van cultuur en media, analyseerde. Bekend van concepten als de cultuurindustrie. |
| Cultuurindustrie | Een concept geïntroduceerd door Adorno en Horkheimer, dat verwijst naar de industrialisering en commodificatie van cultuurproducten (zoals film, muziek, en media) door de kapitalistische economie, wat leidt tot standaardisering, passieve consumptie en de onderdrukking van kritisch denken. |
| Publieke sfeer | Een concept, met name door Habermas uitgewerkt, dat verwijst naar een sociale ruimte tussen staat en samenleving waar publieke opinie gevormd wordt door middel van rationeel debat. Het model beschrijft een historisch verval van deze sfeer naar een representatieve of commerciële vorm. |
| Politieke economie van communicatie | Een kritische benadering die de politieke en economische organisatie van media-industrieën onderzoekt, met focus op machtsverhoudingen, commodificatie, standaardisering en de ideologische functie van media, en streeft naar democratische idealen. |
| Commodificatie | Het proces waarbij culturele goederen, diensten of ideeën worden omgezet in handelswaar, met een nadruk op ruilwaarde boven intrinsieke of artistieke waarde, vaak gedreven door kapitalistische markten. |
| Cultural Studies | Een interdisciplinaire academische discipline die cultuur in brede zin bestudeert, met nadruk op populaire cultuur, media, en de processen van betekenisgeving, ideologie en macht. Het benadrukt de actieve rol van ontvangers en verzet tegen dominante structuren. |
| Hegemonie | Een concept van Antonio Gramsci dat verwijst naar het proces waarbij een dominante groep haar culturele, politieke en ideologische invloed vestigt en handhaaft door middel van overreding en consent, in plaats van louter dwang. Het is een voortdurend proces van onderhandeling en strijd. |
| Encoding/Decoding-model | Een communicatiemodel, ontwikkeld door Stuart Hall, dat de productie (encoding) en interpretatie (decoding) van mediaboodschappen analyseert. Het erkent dat de bedoelde boodschap door de ontvanger op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd, variërend van dominante tot contrahegemonische lezingen. |
| Polysemie | De eigenschap van teksten (inclusief media) om meerdere, potentieel verschillende betekenissen te kunnen dragen, afhankelijk van de context en interpretatie van de ontvanger. |
| Structuralisme | Een theoretische benadering die zich richt op de onderliggende structuren en systemen die betekenis creëren, met name binnen taal en cultuur. In de context van cultural studies wordt het vaak geassocieerd met de analyse van ideologie en symbolische systemen, zoals bij Althusser en Barthes. |
| Culturalisme | Een benadering binnen cultural studies die de nadruk legt op de studie van alledaagse cultuur, populaire cultuur en de levende ervaringen van mensen, in tegenstelling tot een elitaire focus op 'hoge' cultuur. Het benadrukt de actieve rol van individuen in betekenisconstructie. |