Summary
# De rol en werking van slachtofferhulp in België
Dit onderwerp beschrijft de verschillende diensten en hun werking ter ondersteuning van slachtoffers van misdrijven, inclusief de methoden en principes die gehanteerd worden, de historische context, de doelstellingen en de samenwerking tussen verschillende instanties.
## 1. Inleiding tot slachtofferhulp in België
In België zijn er drie hoofdrolspelers in de slachtofferzorg: de politionele slachtofferbejegening, de Dienst Slachtofferonthaal (DSO) en de Dienst Slachtofferhulp van het CAW. Deze diensten werken elk op hun eigen manier, maar onderling overleg en samenwerking zijn cruciaal om slachtoffers optimaal te ondersteunen en secundaire victimisering te voorkomen. Het principe van de hulpverlening is onafhankelijkheid, professionaliteit en een aanbod op maat, vaak gratis en binnen een specifiek werkingsgebied.
## 2. Historische context en doelstellingen van slachtofferhulp
### 2.1 Ontstaan en evolutie
De aandacht voor slachtoffers is in de jaren '90 sterk toegenomen, mede onder invloed van gebeurtenissen zoals het Dutroux-schandaal. De Dienst Slachtofferonthaal (DSO) werd in 1993 opgestart met als doel justitie efficiënter, humaan en toegankelijker te maken door een brug te slaan tussen het gerechtelijk apparaat en het slachtoffer. Artikel 3 bis van het Strafvorderingsrecht benadrukt het algemene recht op informatie en correcte bejegening voor slachtoffers en hun verwanten.
### 2.2 Doelstellingen van slachtofferbeleid
Het slachtofferbeleid heeft een dubbele doelstelling:
1. Vermijden dat de gerechtelijke tussenkomst aanleiding geeft tot secundaire victimisering.
2. Het slachtoffer de mogelijkheid bieden om het opgelopen trauma te overwinnen en zo snel mogelijk een nieuw evenwicht te vinden.
## 3. De politionele slachtofferbejegening (PSB)
De PSB staat in voor de eerste opvang van slachtoffers, het verstrekken van informatie en het inschatten van de noodzaak tot doorverwijzing. Dit omvat onder andere het melden van slecht nieuws bij nabestaanden, bijvoorbeeld na een verdacht overlijden of zelfdoding.
## 4. De Dienst Slachtofferonthaal (DSO)
### 4.1 Toegang tot de dienst
Slachtoffers kunnen bij DSO terecht na misdrijven, verkeersongevallen met zwaargekwetsen of doden, of bij nabestaanden van personen die overleden zijn onder verdachte omstandigheden. De plaats van de feiten bepaalt welke DSO-dienst bevoegd is (plaats van de feiten voor meerderjarigen, officiële woonplaats voor minderjarigen).
### 4.2 Aanmeldingen en opdrachtgevers
DSO kan worden ingeschakeld door parketmagistraten, onderzoeksrechters, rechtbanken, slachtoffers zelf, na(ast)bestaanden en externe diensten zoals ZSG (Zorg- en VeiligheidsHuis), SH (Slachtofferhulp) en politie. Om te kunnen tussenkomen, is een "vatting" nodig: een toelatingsdocument ingevuld door de opdrachtgever.
### 4.3 Takenpakket
Het takenpakket van DSO kan worden onderverdeeld in twee hoofdpijlers: individuele en structurele taken.
#### 4.3.1 Individuele opdrachten
* **Informeren:** DSO verstrekt algemene informatie over het verloop van een klacht, de statuten van slachtoffer (benadeelde persoon, burgerlijke partij) en houdt slachtoffers op de hoogte van gebeurtenissen zoals aanhoudingen.
* **Bijstand:** Dit omvat assistentie tijdens het lopende onderzoek, inzage in het dossier, bijstand bij zittingen, teruggave van overtuigingsstukken, en ondersteuning bij strafuitvoering.
* **Inzage van dossiers:** DSO leest dossiers grondig in en bereidt slachtoffers voor op wat ze zullen lezen, waarbij rekening wordt gehouden met hun vragen en de aanwezigheid van potentieel belastend materiaal zoals foto's. Digitale inzages zijn ook mogelijk.
* **Bijstand bij zittingen:** DSO informeert slachtoffers vooraf over de zittingszaal en de rollen van de aanwezigen, en biedt ondersteuning tijdens de zitting zelf. Ook bij de teruggave van in beslag genomen goederen wordt bijstand verleend.
* **Bijstand tijdens strafuitvoering:** Dit kan informatieverstrekking betreffen over contactverboden, regioverboden of andere aspecten van de strafuitvoering.
* **Doorverwijzen:** DSO verwijst slachtoffers door naar gespecialiseerde partners zoals advocaten, de balie voor pro Deo bijstand, het CAW voor psychosociale opvolging, of de politie voor nieuwe feiten.
#### 4.3.2 Structurele taken
* **Sensibiliseren:** DSO bewaakt de aandacht voor het slachtoffer in de samenleving, onder andere door deelname aan de Dag van het Slachtoffer.
* **Signaleren:** Signaleren van knelpunten en behoeften in de slachtofferzorg.
* **Overleg:** Regulier overleg met andere diensten om de werking op elkaar af te stemmen en samenwerking te bevorderen.
## 5. Victimologie: begripsomschrijving en patronen in slachtofferschap
### 5.1 Begripsomschrijving van victimologie
Victimologie is de wetenschappelijke studie van slachtofferschap. De definitie van een "slachtoffer" kan complex zijn en afhangen van verschillende factoren. De EU-richtlijn 2012 definieert een slachtoffer als een natuurlijke persoon die schade heeft geleden als direct gevolg van een strafbaar feit, of familieleden van een persoon wiens overlijden hierdoor is veroorzaakt. De vraag wie bepaalt wie een slachtoffer is, en de contextuele veranderlijkheid hiervan, is een belangrijk thema. Criminaliteit wordt ook gezien als een sociale constructie.
### 5.2 Kwantitatieve en kwalitatieve afbakening van slachtofferschap
* **Kwantitatieve afbakening:** Dit betreft de cirkels van slachtoffers: primair (direct getroffen), secundair (familie, eerste aanwezigen) en tertiair (breder publiek, mensen met gelijkaardige ervaringen).
* **Secundaire victimisering:** Dit is verdere victimisering als reactie op het primaire slachtofferschap, vaak binnen het strafrechtssysteem (blaming the victim, uitsluiting, onbegrijpelijke procedures).
* **Kwalitatieve afbakening:** De term "slachtoffer" roept bepaalde verwachtingen op die niet altijd overeenkomen met de realiteit. De focus op het "ideale slachtoffer" (zwak, geen relatie met dader) contrasteert met de feitelijke vaststellingen. De impact van slachtofferschap wordt beschreven aan de hand van verschillende dimensies, zoals de morele toon (moralization gap), de context, en het tijdsframe.
### 5.3 Patronen in slachtofferschap
#### 5.3.1 Beschrijven van patronen
Criminaliteit kan worden gemeten via officiële statistieken, zelfrapportage en slachtofferenquêtes. De International Crime Victim Survey (ICVS) is een belangrijke internationale enquête die ervaringen met criminaliteit, aangiftebereidheid en ervaringen met slachtofferhulp bevraagt.
#### 5.3.2 Verklaren van patronen
Bepaalde groepen lopen meer risico op slachtofferschap. Factoren zoals leeftijd, geslacht, leefstijl en routineactiviteitentheorieën spelen een rol. Ook herhaald slachtofferschap en risico-heterogeniteit (kwetsbare groepen) zijn relevant. Er is een aanzienlijke overlap tussen daderschap en slachtofferschap, waarbij beide categorieën niet wederzijds exclusief zijn.
#### 5.3.3 Risicogroepen en kwetsbaarheid
* **Kinderen:** Kinderen vormen een significante risicogroep voor slachtofferschap, waarbij dit vaak niet wordt gezien of gemeld. De gevolgen voor hun ontwikkeling en welzijn kunnen enorm zijn. Verschillende typologieën van slachtofferschap bij kinderen bestaan, zoals pandemisch, acuut en buitengewoon slachtofferschap.
* **Fear of Crime:** Angst voor criminaliteit hangt samen met risicoperceptie, de waargenomen gevolgen van slachtofferschap en de (perceptie van) controle. Paradoxaal genoeg zijn zij die het minste risico lopen vaak het meest angstig.
* **Punitiveness:** Er is geen significant verschil vast te stellen tussen slachtoffers en niet-slachtoffers wat betreft de wens naar strengere straffen. Slachtoffers geven vaak de voorkeur aan rehabilitatie en erkenning boven louter leedtoevoeging.
## 6. Het Good Lives Model (GLM)
Het Good Lives Model (GLM) is een sterktegerichte benadering die stelt dat ieder mens streeft naar een "good life", een leven waarin belangrijke doelen op een prosociale manier worden bereikt. Delinquentie wordt gezien als een manier om primaire levensbehoeften te vervullen, zij het op een maladaptieve manier. Het GLM onderscheidt primaire (bv. gezondheid, verbinding, autonomie) en secundaire levensbehoeften, en identificeert obstakels (capaciteit, willen, conflicten, reikwijdte) die de vervulling hiervan belemmeren. De aanpak omvat anamnese, analyse, planning en actie.
## 7. Het Risk-Need-Responsivity (RNR) Model
Het RNR-model is een invloedrijk theoretisch kader voor de behandeling van delinquenten, gericht op het verminderen van recidive. Het model is gebaseerd op de General Personality and Cognitive Social Learning Theory (GPCSL).
### 7.1 Kernprincipes
* **Risicoprincipe:** De intensiteit en duur van de interventie moeten afgestemd zijn op het recidiverisico van de persoon. Laag-risico personen vereisen minimale interventie, hoog-risico personen intensieve interventie. Risico's worden voorspeld met behulp van risk assessments.
* **Need Principle (Criminogene noden):** Interventies moeten gericht zijn op de "central eight risk/need factors", factoren die direct correleren met crimineel gedrag. Deze omvatten: criminele geschiedenis, pro-criminele attitudes, pro-criminele associaties, antisociale persoonlijkheidspatronen, familiale omstandigheden, school/werk omstandigheden, vrije tijd omstandigheden, en middelenmisbruik.
* **Responsivity Principle:** Interventies moeten aangepast zijn aan de individuele kenmerken van de cliënt, zoals cognitief niveau, leerstijl, emotionele intelligentie en taalgebruik (specifieke responsiviteit). Algemene responsiviteit houdt in dat interventies gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie en sociale leertheorie.
### 7.2 Kritieken op het RNR-model
Ondanks de wetenschappelijke onderbouwing, zijn er kritieken op het RNR-model, met name de focus op risicoreductie, de mogelijke vernauwing van de blik op de persoon, en de beperkte motivatie die het model kan genereren. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van alternatieve of aanvullende kaders zoals het GLM.
## 8. Elektronisch Toezicht (ET)
Elektronisch toezicht is een manier van strafuitvoering waarbij de veroordeelde een straf of maatregel buiten de gevangenis ondergaat, met controle op naleving door elektronische middelen. De doelstellingen omvatten re-integratie bevorderen, recidive vermijden, strafuitvoering optimaliseren, en economische redenen.
### 8.1 Technologieën en toepassingen
ET maakt gebruik van technologieën zoals radiofrequentie (RF) en Global Positioning System (GPS). Er zijn diverse ET-mandaten, waaronder thuisdetentie, elektronisch toezicht voor minderjarige delictplegers, en een slachtofferapplicatie.
### 8.2 Cijfers en praktijk
Het aantal aansluitingen van enkelbanden is aanzienlijk, met een groeiend aantal toepassingen. De operationele aanpak van VCET (Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht) omvat een ketenwerking met administratieve opvolging, bijstand, informatieverstrekking en alarmbeheer.
### 8.3 Innovatie en projecten
VCET innoveert met projecten zoals een digitaal portaal (Mijnenkelband.be), risicopredictie met AI, en pilootprojecten voor alcoholmonitoring en een slachtofferapplicatie.
## 9. Forensische psychiatrie en internering
### 9.1 Interneringsmaatregel
De interneringsmaatregel is gericht op het beveiligen van de maatschappij en het behandelen van personen met een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over hun daden ernstig aantast. Dit vereist een psychiatrisch deskundigenonderzoek om het verband tussen de stoornis, de feiten en het herhalingsrisico te bepalen. Internering is een veiligheidsmaatregel van onbepaalde duur.
### 9.2 Forensische behandeling
Forensische behandeling combineert de behandeling van de psychische problematiek met de focus op het wegnemen of beheersen van factoren die tot het strafbaar feit hebben geleid. Het doel is het voorkomen van terugval in delictgedrag en veilige resocialisatie. Het RNR-model en het Good Lives Model (GLM) vormen de basisprincipes voor deze behandeling.
### 9.3 Zorglandschap
Het forensisch zorglandschap kent verschillende niveaus van beveiliging (low, medium, high security) en mobiele/ambulante begeleiding. Samenwerking tussen verschillende partners, waaronder justitieassistenten, is cruciaal.
## 10. De rol van slachtofferhulp in de praktijk
De praktijk van slachtofferhulp wordt gekenmerkt door een behoefte aan duidelijke afspraken, consequent handelen, transparantie en een sociaal-therapeutische benadering. Het teamwerk en vroegsignalering zijn essentieel, waarbij de hulpverlener alert moet zijn voor manipulatiepogingen. De nadruk ligt op het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen gedrag, het stellen van grenzen en het bevorderen van prosociale vaardigheden.
---
# Victimologie: begrip, patronen en angst voor criminaliteit
Dit deel van de studiehandleiding biedt een diepgaande verkenning van victimologie, waarbij de definitie van slachtofferschap, patronen daarin, en de psychologische impact van criminaliteit zoals angst worden behandeld.
## 2 Victimisatie: begrip, patronen en angst voor criminaliteit
### 2.1 Begrip van victimisatie
#### 2.1.1 Definiëring van victimisatie
De definitie van een 'slachtoffer' is complex en kan op verschillende manieren worden afgebakend, zowel kwantitatief als kwalitatief.
* **Europese Richtlijn 2012:** Definieert een slachtoffer als een natuurlijke persoon die rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van een strafbaar feit, inclusief lichamelijke, geestelijke of emotionele schade, of economisch nadeel. Ook familieleden van personen wiens overlijden rechtstreeks door een strafbaar feit is veroorzaakt en die hierdoor schade hebben geleden, vallen onder deze definitie.
* **Complexiteit in definitie:** De vraag wie als slachtoffer wordt bepaald, is mede afhankelijk van maatschappelijke constructies en verandert door de tijd heen. Denk hierbij aan situaties zoals 'spiking' (iemand die zonder weten drugs krijgt toegediend) of de erkenning van slachtofferschap in contexten als prostitutie, of de status van personen die zich verzetten tegen onrecht (zoals Nelson Mandela, Rosa Parks, Martin Luther King). Historisch gezien werd geweld, zoals huiselijk of seksueel geweld, soms anders gedefinieerd, waarbij seksueel geweld vroeger als een misdrijf tegen het eigendom van de man werd beschouwd.
* **'Rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit':** De precieze koppeling tussen een strafbaar feit en de geleden schade is niet altijd eenduidig. De EU-richtlijn erkent dat de rechten van de dader onverlet blijven en dat de term 'dader' ook een verdachte of beklaagde kan omvatten, zonder afbreuk te doen aan het vermoeden van onschuld. Dit roept de vraag op hoe het vermoeden van onschuld kan worden verzoend met de erkenning van slachtofferschap, zeker wanneer de noden van het slachtoffer direct acuut zijn, terwijl een veroordeling lang kan duren.
* **Sociale constructie van criminaliteit:** Victimologie erkent dat criminaliteit en daarmee ook slachtofferschap deels sociale constructies zijn. De vraag wie bepaalt wat als slachtofferschap telt en wie als dader en slachtoffer wordt aangemerkt, is cruciaal.
#### 2.1.2 Kwantitatieve afbakening van slachtofferschap
Dit aspect richt zich op wie er allemaal als slachtoffer beschouwd kan worden, verder dan de direct getroffenen.
* **Primair slachtoffer:** De persoon die direct het slachtoffer wordt van een misdrijf.
* **Secundair slachtoffer:** Dit omvat de directe familieleden van het primaire slachtoffer, maar ook de eerste hulpverleners of getuigen die direct geconfronteerd worden met de gevolgen van het misdrijf.
* **Tertiair slachtoffer:** Een bredere groep mensen die zich identificeert met het slachtofferschap, bijvoorbeeld door gelijkaardige ervaringen of door de impact van een misdrijf op de bredere gemeenschap (zoals bij terrorisme). De 'ambitie' van een terroristische daad is vaak juist om een breed publiek te bereiken en angst te zaaien.
* **Secundaire victimisatie:** Dit is een verdere victimisatie die optreedt als reactie op het primaire slachtofferschap. Dit kan gebeuren binnen het strafrechtssysteem zelf (bijvoorbeeld door 'blaming the victim', het uitsluiten van het slachtoffer, het niet respecteren van hun ervaringen, of het onnodig bemoeilijken van het proces) of door de media en de omgeving. Het verwijzen van de schuld (gedeeltelijk) naar het slachtoffer, het niet serieus nemen van hun verhaal, of het overschrijven van hun ervaringen zijn voorbeelden hiervan.
#### 2.1.3 Kwalitatieve afbakening van victimisatie
Dit gaat over de beleving en verwachtingen rondom het concept 'slachtoffer'.
* **Betekenis van het woord 'slachtoffer':** Het woord 'slachtoffer' (afgeleid van 'victima' of offerdier) impliceert een lot dat aanvaard moet worden en mogelijk zelfs tot vergeving moet leiden. Dit beeld strookt echter niet altijd met de realiteit van slachtoffers en kan leiden tot gevolgen wanneer zij niet aan dit geïdealiseerde beeld voldoen.
* **Veranderend mensbeeld:** Met de tanende invloed van religieuze macht en de toename van secularisatie, groeit de aandacht voor de rechten van slachtoffers. Alternatieve termen zoals 'overlevende', 'benadeelde partij' of 'betrokkene' worden soms gebruikt om de passieve rol van het slachtoffer te vermijden en de nadruk te leggen op eigen kracht en autonomie.
* **Het 'ideale slachtoffer' (Nils Christie):** Dit concept beschrijft een slachtoffer dat voldoet aan bepaalde verwachtingen om als legitiem te worden beschouwd:
* Op een legitieme plaats bevinden.
* Zwak zijn in relatie tot de dader.
* Geen relatie hebben met de dader.
* De dader is groot en sterk.
* Het slachtoffer niets te verwijten valt.
Dit ideale beeld contrasteert sterk met de feitelijke realiteit, waar vaak een grote overlap is tussen daders en slachtoffers (bijvoorbeeld bij daklozen of kinderen) en daders niet altijd groot en sterk zijn.
* **Moralization Gap (Baumeister):** Dit verwijst naar het verschil in morele toon tussen de narratieven van de dader en het slachtoffer.
* **Slachtoffer:** Ervaart het onrecht als totaal onrechtvaardig, ernstig en onherstelbaar, met impact die het moment van het delict overschrijdt. De oorzaak ligt volledig bij de dader.
* **Dader:** Kan verzachtende omstandigheden aanvoeren, de omvang van de schade minimaliseren, en de oorzaak bij contextfactoren leggen. De impact van de daad wordt vaak beperkt tot de specifieke situatie.
Hoewel deze narratieven niet exclusief zijn, benadrukken ze het belang van hoe het conflict wordt beschreven en beleefd.
### 2.2 Patronen in victimisatie
#### 2.2.1 Beschrijven van victimisatiepatronen
Het beschrijven van victimisatiepatronen maakt gebruik van verschillende methoden om criminaliteit te meten.
* **Officiële statistieken:** Gebaseerd op gegevens van politie, parket en rechtbanken. Deze hebben echter te kampen met de 'dark number' (niet-geregistreerde criminaliteit) en variërende aangiftebereidheid en registratieprocedures.
* **Zelfrapportage (self-report):** Enquêtes waarbij individuen zelf hun ervaringen met criminaliteit rapporteren. Dit kan helpen de problemen van officiële statistieken te ondervangen, maar kent ook beperkingen zoals sociale wenselijkheid en methodologische fouten.
* **Slachtofferenquêtes (victim surveys):** Specifieke bevragingen gericht op slachtofferschap. Onderzoek zoals de International Crime Victim Survey (ICVS) bevraagt ervaringen met criminaliteit, aangiftebereidheid, en ervaringen met slachtofferhulp in diverse landen.
#### 2.2.2 Verklaren van victimisatiepatronen
Verschillende theorieën proberen te verklaren waarom bepaalde groepen een hoger risico lopen op victimisatie.
* **Levensstijl- en routineactiviteitentheorie:** Bepaalde levensstijlen vergroten de kans op slachtofferschap door een grotere blootstelling aan potentieel criminogene situaties (bv. uitgaansleven, digitale wereld, bezit van materieel goed). Het CRAVED-principe (Concealable, Removable, Available, Valuable, Enjoyable, Disposable) beschrijft kenmerken van objecten die aantrekkelijk zijn voor criminelen.
* **Herhaald slachtofferschap:** Bestaand slachtofferschap vergroot de kans op herhaald slachtofferschap. Dit kan verklaard worden door:
* **Risico-heterogeniteit:** Slachtoffers behoren vaak tot hogere risicogroepen (bv. bepaalde buurten, of individuen met specifieke gedragingen).
* **Situatie-afhankelijkheid:** Het eerste slachtofferschap kan de dader bewust maken van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en het slachtoffer kan door angst of machteloosheid zijn blootstelling vergroten.
* **Overlap daderschap en slachtofferschap:** Er is een aanzienlijke overlap tussen daders en slachtoffers (soms wel 40-60%). Dit kan situationeel zijn (bv. vechtpartijen in het uitgaansleven waarbij men de ene keer dader, de andere keer slachtoffer is) of temporeel (veel daders kennen een geschiedenis van slachtofferschap).
* **Risicogroepen:**
* **Jongeren:** Zijn een bijzonder kwetsbare groep. Hoewel hun slachtofferschap vaak onderbelicht blijft, kunnen de gevolgen enorm zijn (persoonlijke ontwikkeling, gezondheidsproblemen, verhoogde kans op slachtoffer- en daderschap als volwassene).
* **Kinderen:** Verschillende typologieën van kinder victimisatie bestaan, gaande van "pandemisch" (veelvoorkomende vormen zoals fysieke straffen, verbaal geweld, pesterijen, emotionele verwaarlozing) tot "acuut" (plots zichtbaar geweld, uithuisplaatsing) en "buitengewoon" (kinderontvoering, moord). Vaak krijgt buitengewoon slachtofferschap disproportioneel veel aandacht, terwijl pandemisch slachtofferschap wordt genormaliseerd of geminimaliseerd.
* **Volwassenen:** Risicofactoren zoals jong zijn, mannelijk zijn, single zijn, middenklasse, en jonge vrouwen (bij seksuele misdrijven) worden vaak genoemd.
* **Invloed van de privésfeer:** Situaties van slachtofferschap bij kinderen of binnen gezinsverbanden worden vaak niet ontdekt of gemeld omdat ze zich in de privésfeer afspelen. Normalisatie van gedrag en systeemdynamieken kunnen hierbij een rol spelen. De impact op mogelijk toekomstig daderschap is echter aanzienlijk (cyclus van geweld).
### 2.3 Angst voor criminaliteit (Fear of Crime)
#### 2.3.1 Definiëring en dimensies
Angst voor criminaliteit is een veelvoorkomend fenomeen dat de perceptie van veiligheid beïnvloedt. Het hangt samen met drie dimensies:
* **Risicoperceptie:** De inschatting van de waarschijnlijkheid om slachtoffer te worden.
* **Gevolgen van slachtofferschap:** De inschatting van de ernst van de mogelijke gevolgen.
* **Perceptie van controle:** Het gevoel van controle te hebben over de situatie en mogelijke risico's.
#### 2.3.2 De 'fear of crime paradox'
Er bestaat vaak een paradox: degenen die het minste risico lopen op slachtofferschap, zijn vaak het meest angstig, en omgekeerd. Een verminderde perceptie van risico kan juist leiden tot een verhoogde kwetsbaarheid voor slachtofferschap. Echter, na een daadwerkelijk slachtofferschap neemt de angst en risicoperceptie wel significant toe.
#### 2.3.3 Impact van angst op 'punitiveness'
De angst voor criminaliteit kan de houding ten opzichte van straffen beïnvloeden. Onderzoek (zoals de ICVS) toont echter aan dat er geen significant verschil is tussen slachtoffers en niet-slachtoffers wat betreft de wens voor strengere straffen. Slachtoffers geven vaker de voorkeur aan rehabilitatie en wensen vooral erkenning en preventie dat het misdrijf zich herhaalt. De publieke opinie kan echter wel door angst worden gestuurd richting een verlangen naar strengere straffen, wat als 'penaal populisme' wordt aangeduid.
### 2.4 Conclusie: complexiteit en impact
Victimisatie is een complex fenomeen met diverse definities, patronen en gevolgen. De studie van victimologie is essentieel om de ervaringen van slachtoffers te begrijpen, hun rechten te waarborgen en effectieve preventie- en ondersteuningsstrategieën te ontwikkelen. Angst voor criminaliteit is een belangrijke psychologische impact die zowel individuele als maatschappelijke reacties stuurt, en die niet altijd direct correleert met het daadwerkelijke risico op slachtofferschap. De interactie tussen strafrecht, slachtofferrechten en maatschappelijke percepties blijft een centraal thema binnen de victimologie.
---
# Penologie: straftheorieën, behandelmodellen en recidivepreventie
Hier is een gedetailleerd studieoverzicht van "Penologie: straftheorieën, behandelmodellen en recidivepreventie".
## 3. Penologie: straftheorieën, behandelmodellen en recidivepreventie
Dit onderwerp onderzoekt de theoretische fundamenten en praktische toepassingen binnen de penologie, met een specifieke focus op de redenen voor straffen, de modellen voor behandeling en de strategieën gericht op het verminderen van recidive.
### 3.1 Straftheorieën
Straftheorieën bieden de filosofische en juridische rechtvaardiging voor het opleggen van straffen door de staat. Ze kunnen grofweg worden ingedeeld in retributieve en utilitaristische benaderingen, evenals herstelrecht.
#### 3.1.1 Retributivisme (vergelding)
Het retributivisme, geworteld in metafysische en empirische tradities, stelt dat straf een gerechtvaardigde reactie is op een overtreding van de morele of juridische orde.
* **Metafysisch retributivisme:**
* Gebaseerd op het idee van een hogere morele orde (bv. Kant). Schendingen van deze orde vereisen een proportionele straf om deze te herstellen.
* Leedtoevoeging is noodzakelijk, niet als doel op zich, maar om morele schade te herstellen en gerechtigheid te bewerkstelligen.
* Gaat uit van een rationeel handelend mens.
* Kritiek: benadert delictplegers niet altijd rationeel; negeert selectiviteit in het strafrechtssysteem en de relativiteit van criminaliteit.
* **Empirisch retributivisme:**
* Kanaliseert morele verontwaardiging en wraakgevoelens binnen de samenleving naar een gerechtvaardigde straf.
* Eert het leed van het slachtoffer en erkent het daderschap.
* **Just Deserts:** een meer pragmatische actualisering, die rekening houdt met context en nuance, in plaats van strikte, uniforme straffen.
* Kritiek: onderscheid tussen vergelding en wraak is cruciaal; slachtofferwensen zijn niet altijd de drijfveer; risico op 'penale populisme'.
#### 3.1.2 Utilitarisme (nutstheorie)
Utilitarisme, gebaseerd op het "grootste geluk principe", beschouwt straf als een middel om criminaliteit te beheersen en het welzijn van de samenleving te maximaliseren.
* **Algemene preventie:**
* **Normering:** straf benadrukt het bestaan en de handhaving van normen.
* **Afschrikking:** de straf dient zodanig te zijn dat deze potentiële delinquenten weerhoudt van criminaliteit. De pakkans is hierbij belangrijker dan de hoogte of aard van de straf.
* **Onschadelijkmaking:** het ontmoedigen van potentiële delinquenten.
* Kritiek: afschrikking werkt vaak niet effectief.
* **Speciale preventie:**
* **Afschrikking:** door het strafkarakter van de straf te benadrukken (bv. zwaardere straf bij recidive).
* **Onschadelijkmaking:** beveiliging van de maatschappij.
* **Verbetering delinquent:**
* **Rehabilitatie/Resocialisatie:** herwinnen van rechten en versterken van competenties (persoonlijk), en ondersteuning bij het vinden van werk, huisvesting en vrije tijd (sociaal). Dit omvat ook het aflossen van schuld (moreel).
#### 3.1.3 Herstelrecht
Herstelrecht beschouwt criminaliteit primair als een conflict tussen dader en slachtoffer, met de nadruk op het herstel van schade en het helen van de relatie tussen de betrokken partijen.
* **Kernprincipes:**
* Criminaliteit veroorzaakt schade aan slachtoffers en relaties.
* Het strafrechtssysteem kan dit conflict tussen dader en slachtoffer negeren.
* Stigmatisering van daders kan recidive verhogen.
* Het leed van het slachtoffer wordt niet noodzakelijkerwijs verzacht door leed aan de dader toe te voegen ("twee onrechtvaardigheden maken nog geen rechtvaardigheid").
* Kritiek: de definitie van 'herstel' kan complex zijn; de rol van dwang binnen herstelrecht; de mogelijkheid tot risicovolle herstelpraktijken.
#### 3.1.4 Hybride Modellen en Wettelijke Doelstellingen
In de praktijk combineren strafrechtelijke systemen vaak meerdere strafdoelen. Artikel 27 van het Strafwetboek (België) somt de volgende doelen op:
1. Uiting geven aan maatschappelijke afkeuring.
2. Bevorderen van herstel van maatschappelijk evenwicht en schade.
3. Bevorderen van maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader.
4. Beschermen van de maatschappij.
De rechter moet deze doelen afwegen tegen ongewenste neveneffecten en de proportionaliteit van de straf waarborgen. Gevangenisstraf is de laatste optie indien andere straffen of maatregelen niet volstaan.
#### 3.1.5 Intrinsieke en Organisatorische Doelstellingen
* **Intrinsieke doelstellingen:** Bescherming van de burger tegen mogelijke willekeur van de overheid (rechtsbeschermende functie).
* **Organisatorische doelstellingen:** De context waarin bestraffing plaatsvindt, inclusief budgettaire, personele, infrastructurele en regelgevende kaders.
### 3.2 Behandelmodellen en Recidivepreventie
Behandelmodellen binnen de penologie zijn gericht op het verminderen van recidive door zich te richten op de oorzaken van crimineel gedrag. Twee belangrijke modellen zijn het Risk-Need-Responsivity (RNR) model en het Good Lives Model (GLM).
#### 3.2.1 Het Risk-Need-Responsivity (RNR) Model
Het RNR-model, gebaseerd op de "General Personality and Cognitive Social Learning Theory" (GPCSL), stelt dat gedrag grotendeels is aangeleerd en sterk wordt beïnvloed door cognities, attitudes en overtuigingen.
##### 3.2.1.1 Kernprincipes van het RNR-model
Het model omvat 15 principes, vaak gereduceerd tot drie kernprincipes:
1. **Risicoprincipe (Risk):**
* De intensiteit van interventie moet worden afgestemd op het recidiverisico van de individuele cliënt.
* **Interventiedosering:**
* Laag risico: minimale interventie.
* Medium risico: 3-9 maanden, wekelijks, 150 uur.
* Hoog risico: 1.5 jaar, minstens tweemaal per week, 300 uur.
* **Risico-inschattingen:** Gebruik van gestandaardiseerde instrumenten (bv. LSI-R, HCR-20, SAVRI) om recidiverisico's te voorspellen. De voorspellende validiteit wordt vaak uitgedrukt via de AUC-waarde.
* **Beperkingen:** ecologische fout, predictive shrinkage, programma-integriteit.
2. **Need Principe (Need):**
* Interventies moeten zich richten op **criminogene noden** (factoren die direct verband houden met recidive).
* **'Central Eight' criminogene noden:**
* **Criminele geschiedenis:** (statische factor) geeft indicatie van ernst en relevantie voor andere noden.
* **Procriminele attitudes:** (cognitief) houdingen die crimineel gedrag rechtvaardigen of bagatelliseren. Omvat neutralisatietechnieken, identificatie met criminelen, en verwerping van conventionele waarden. Aanpak: uitdagen van attitudes, inbrengen van prosociale attitudes, en modeling.
* **Procriminele associaties:** invloed van criminele vrienden en kennissen. Versterkt leerprocessen en wederzijdse bekrachtiging.
* **Antisociaal persoonlijkheidspatroon:** kenmerken zoals lage zelfbeheersing, impulsiviteit, agressie, en negatieve emotionaliteit. Kan biologische componenten hebben (bv. prefrontale cortex, temperament).
* **Familiale omstandigheden:** (ouderschap, hechting, gezinssysteem, ACE's - Adverse Childhood Experiences). Negatieve invloeden kunnen leiden tot versterking van criminele attitudes en gedrag.
* **School/Werk:** zwakke academische prestaties of werkloosheid, vaak gerelateerd aan persoonlijkheidskenmerken. Structurele interventies kunnen helpen.
* **Vrije tijd/Buurt:** gestructureerde vrije tijd leidt tot prosociale contacten. Buurt op zich is minder predictief, eerder een uiting van reeds aanwezige risicofactoren.
* **Middelenmisbruik:** alcohol en drugs (sterke correlaties met geweld, levensdelicten, en criminele associaties). Behandeling is cruciaal.
* Niet-criminogene noden kunnen ter ondersteuning van motivatie worden aangepakt.
3. **Responsiviteitsprincipe (Responsivity):**
* **Algemene responsiviteit:** interventies dienen gebaseerd te zijn op cognitieve gedragstherapie en sociale leertheorie (bv. rollenspel, gedragsalternatieven, cognitieve herstructurering, modeling, vaardigheidstraining).
* **Specifieke responsiviteit:** rekening houden met individuele kenmerken zoals cognitief niveau, leerstijl, emotionele intelligentie, extraversie, taalgebruik, en motivatie.
* **Brede benadering:** hoe hoger het risico, hoe meer criminogene noden worden aangepakt.
* **Sterkte-benadering:** ondersteunend binnen specifieke responsiviteit.
* **Gestructureerd werken:** volgens risico-inschatting en programma-integriteit.
* **Professionele beoordelingsvrijheid:** ruimte om af te wijken van structuren indien gemotiveerd.
* **Organisatorische principes:** interventies bij voorkeur in gemeenschapsgerichte contexten; personeel getraind in relationeel en gestructureerd werken; draagvlak van management.
##### 3.2.1.2 Kritieken op het RNR-model
* Focus op risico kan de complexiteit van individuele levens en trauma negeren.
* Een mens is meer dan een optelsom van risico's.
* Risicobenadering motiveert niet altijd.
* Correlaties zijn geen causale verbanden.
#### 3.2.2 Het Good Lives Model (GLM)
Het GLM biedt een alternatief of aanvulling op het RNR-model door zich te richten op het bevorderen van welzijn en het bereiken van een "goed leven" op een prosociale manier.
* **Kernidee:** Iedere mens streeft naar een "goed leven" waarin belangrijke doelen op een prosociale manier worden bereikt. Delinquentie ontstaat wanneer primaire levensbehoeften op een criminele manier worden nagestreefd of wanneer middelen om deze behoeften te vervullen ontbreken.
* **Primaire levensbehoeften:**
* Leven (gezondheid, fysieke veiligheid)
* Verbinding (graag zien, graag gezien worden)
* Deel zijn van een groep/gemeenschap
* Goed zijn in iets (werk, spel)
* Autonomie (zeggenschap over eigen leven)
* Creativiteit
* Geluk en plezier
* Leren en kennis ontwikkelen
* Zingeving (een doel hebben)
* Innerlijke rust
* **Secundaire levensbehoeften:** Middelen om primaire levensbehoeften te vervullen.
* **Obstakels:**
* **Capaciteit:** gebrek aan vaardigheden, cognitie, attitudes, psychologische kenmerken, of fysieke beperkingen.
* **Willen:** ongepaste (illegale) middelen gebruiken om behoeften te vervullen.
* **Conflicten:** primaire levensbehoeften die met elkaar conflicteren.
* **Reikwijdte/Scope:** vernauwde blik op slechts één levensbehoefte, wat problemen veroorzaakt op andere gebieden.
* **Praktische toepassing (4 stappen):**
1. **Anamnese:** inventarisatie van behoeften, obstakels, sterktes en belangrijke levenservaringen.
2. **Analyse:** integratie van informatie met aandacht voor verbanden met delictgedrag.
3. **Planning:** opmaak van een GLM-plan gericht op het vervullen van primaire levensbehoeften.
4. **Actie:** koppelen van activiteiten aan het GLM-plan.
* **Voordelen t.o.v. RNR:**
* Holistische en sterkte-gerichte benadering.
* Focust op "a good life" in plaats van enkel risicoreductie.
* Meer motiverend en cliëntgericht.
#### 3.2.3 Motiverende Gespreksvoering
Gezien veel forensisch werk in een gedwongen context plaatsvindt, is motiverende gespreksvoering essentieel om de cliënt te betrekken bij het behandelproces. Dit omvat technieken zoals engageren, focussen, ontlokken van verandertaal, en plannen.
#### 3.2.4 Neurobiologie in Forensisch Werk
Er is toenemende aandacht voor de impact van neurobiologische factoren (bv. darmgezondheid, voeding, slaap, ontstekingsniveaus) op gedrag, stemming, en impulscontrole. Deze factoren moeten worden meegenomen in risico-inschatting en behandelplannen.
#### 3.2.5 Desistance (Afhaken van Criminaliteit)
Desistance is het proces waarbij daders stoppen met crimineel gedrag. Dit is een gradueel proces waarbij de frequentie, ernst en het type delicten verminderen.
* **Fasen:**
* **Primair:** minder/geen feiten plegen.
* **Secundair:** duurzame gedragsverandering met een nieuwe identiteit.
* **Tertiair:** nieuwe identiteit wordt maatschappelijk erkend.
* **Belangrijke factoren:** 'turning points' (vast werk, woonst, relatie), sociale steun, hoop, en identiteit.
### 3.3 Victimologie en Criminaliteit
Victimologie bestudeert slachtofferschap en de patronen die daarin voorkomen.
#### 3.3.1 Begripsomschrijving Slachtofferschap
* **Definitie:** Een natuurlijke persoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit schade heeft geleden (EU-richtlijn 2012/29/EU). Dit omvat ook familieleden van overledenen.
* **Complexiteit:** wie bepaalt wie slachtoffer is, en wat telt als slachtofferschap, is historisch en sociaal veranderlijk. Het onderscheid tussen slachtoffer, dader, en beide is niet altijd duidelijk (bv. Nelson Mandela, Rosa Parks).
* **Rechtstreeks gevolg:** de directe causale link tussen het feit en de schade kan complex zijn. Veroordeling is niet altijd een voorwaarde voor erkenning van slachtofferschap.
* **Kwantitatieve afbakening:**
* **Primair slachtoffer:** directe betrokkene.
* **Secundair slachtoffer:** directe omgeving (familie, eerste getuigen).
* **Tertiair slachtoffer:** breder publiek, mensen met gelijkaardige ervaringen (bv. terrorisme).
* **Secundaire victimisatie:** verdere victimisatie als reactie op primair slachtofferschap, binnen of buiten het strafrechtssysteem (bv. blaming the victim, uitsluiting, niet serieus genomen worden).
* **Kwalitatieve afbakening:**
* Het woord 'slachtoffer' impliceert een passieve rol. Alternatieven zoals 'overlevende', 'benadeelde partij', of 'betrokkene' worden soms gebruikt.
* **'Ideal victim' (Nils Christie):** een legitiem slachtoffer dat zwak is t.o.v. de dader, geen relatie heeft met de dader, en niets te verwijten valt. Dit contrasteert met de realiteit waar dader en slachtoffer vaak overlappen (bv. daklozen, kinderen).
* **Moralization Gap (Baumeister):** het verschil in morele toon tussen dader en slachtoffer. Het slachtoffer ervaart alles als totaal onrechtvaardig, terwijl de dader verzachtende omstandigheden aanvoert.
#### 3.3.2 Patronen in Slachtofferschap
* **Beschrijven:**
* **Meting:** officiële statistieken, zelfrapportage (self-report), en slachtofferenquêtes (victim surveys).
* **International Crime Victim Survey (ICVS):** wereldwijde bevraging naar ervaringen met criminaliteit, aangiftebereidheid en ervaringen met slachtofferhulp.
* **Aangiftebereidheid:** redenen voor niet-rapportering omvatten o.a. het feit als triviaal beschouwen, schaamte, angst voor gevolgen, of geen vertrouwen in het systeem.
* **Verklaren (Risicofactoren):**
* **Levensstijl- en routineactiviteitentheorie:** bepaalde levensstijlen verhogen blootstelling aan criminogene situaties (bv. uitgaansleven, digitale wereld).
* **CRAVED-principe:** kenmerken van objecten die aantrekkelijk zijn voor daders (concealable, removable, available, valuable, enjoyable, disposable).
* **Herhaald slachtofferschap:** bestaand slachtofferschap vergroot de kans op herhaling.
* **Risico-heterogeniteit:** slachtoffers behoren vaak tot hogere risicogroepen.
* **Situatie-afhankelijkheid:** eerste slachtofferschap kan de dader- en slachtofferrol beïnvloeden.
* **Daderschap en slachtofferschap zijn geen wederzijds exclusieve categorieën; er is een significante overlap.**
* **Kinderen:** een bijzonder kwetsbare groep. Hun slachtofferschap wordt vaak niet gezien of gemeld, met potentieel ernstige gevolgen voor hun ontwikkeling.
* **Typologieën van kinder-slachtofferschap (Finkelhor):**
* **Pandemisch:** veelvoorkomend (fysieke straffen, pesten).
* **Acuut:** plots en zichtbaar (geweld, uithuisplaatsing).
* **Buitengewoon:** zeer zeldzaam (kinderontvoering, moord).
* **Relatie met dader:** veelal binnen de privésfeer, wat ontdekking bemoeilijkt en impact heeft op daderschap (cyclus van geweld).
#### 3.3.3 Fear of Crime (Angst voor Criminaliteit)
* **Factoren (Hale):** risicoperceptie, perceptie van de gevolgen van slachtofferschap, en perceptie van controle.
* **Fear of Crime paradox:** zij die het minste risico lopen op slachtofferschap zijn vaak het meest angstig. Verminderde perceptie van controle kan juist leiden tot slachtofferschap.
* **Punitiveness:** slachtoffers zijn niet per se strenger in hun strafwensen dan niet-slachtoffers; rehabilitatie wordt vaker verkozen. Ze zoeken erkenning en preventie.
### 3.4 Elektronisch Toezicht (ET)
Elektronisch toezicht is een vorm van tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of maatregelen, waarbij de veroordeelde de straf buiten de gevangenis ondergaat onder elektronisch toezicht.
* **Doelstellingen:**
* Bevorderen van re-integratie en vermijden van recidive.
* Optimaliseren van de strafuitvoering (bv. tegengaan van overbevolking).
* Op maat gemaakte begeleiding.
* Economische redenen.
* **Technologieën:** Radiofrequentie (RF) en Global Positioning System (GPS).
* **Mandaten:** Diverse toepassingen, afhankelijk van het type delict, de duur van de straf en de status van de justitiabele (verdachte, veroordeelde, geïnterneerde).
* **Toezichtsmateriaal:** Enkelband, home unit, beacon, tracker.
* **Proces:** Bevat fasen van interventie, activatie, uitvoering (monitoring 24/7), en deactivatie.
* **Innovaties:** Digitale portalen (Mijnenkelband.be), risicopredictie met AI, alcoholmonitoring, en elektronische monitoring van minderjarige delictplegers.
* **Impact van de noodwet (2025):** Vergroot de inzetbaarheid van ET ter bestrijding van gevangenisoverbevolking.
### 3.5 Forensische Psychiatrie en Internering
Forensische psychiatrie richt zich op de overlap tussen psychiatrie en recht, met focus op risicomanagement, diagnose en behandeling van psychische stoornissen bij delictplegers.
* **Interneringsmaatregel:** Indien een persoon een ernstig misdrijf pleegt, lijdt aan een geestesstoornis die het oordeelsvermogen aantast, en er gevaar is op herhaling, kan internering worden bevolen. Dit is een veiligheids- en beschermingsmaatregel van onbepaalde duur.
* **Psychiatrisch Deskundigenonderzoek:** Beoordeelt de aanwezigheid van een geestesstoornis, het oorzakelijk verband met de feiten, het risico op herhaling, en de aangewezen behandeling. Dit is een advies.
* **Kamer ter Bescherming van de Maatschappij (KBM):** Beslist over de concrete uitvoering van de internering, inclusief plaatsing en verlofregelingen.
* **Uitdagingen:** Decennialang een "schandvlek" in België, met veroordelingen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens ontoereikende opvang in gevangenissen. Er is een streven naar aangepaste zorg en re-integratie.
* **Forensische Behandeling:** Combineert behandeling van de psychische problematiek met het aanpakken van factoren die tot het strafbaar feit hebben geleid, met als doel terugvalpreventie en veilige resocialisatie.
### 3.6 Competenties van een Forensische Hulpverlener
Essentieel zijn: het maken en nakomen van afspraken (zeg wat je doet, doe wat je zegt), het hanteren van grenzen, het stimuleren van zelfoefening van vaardigheden en het nemen van verantwoordelijkheid, het werken met groepsdynamiek, transparantie, authenticiteit, consequent handelen, vroegsignalering, en teamwerk. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen regels en afspraken.
---
# Forensische psychiatrie en internering
Dit onderwerp verkent de forensische psychiatrie, die zich bezighoudt met het snijvlak van psychiatrie en recht, met een specifieke focus op risicomanagement en de behandeling van psychische problematiek bij daders, inclusief de interneringsmaatregel en de rol van de Kamer van Bescherming van de Maatschappij.
### 4.1 Forensische psychiatrie: definitie en doelstellingen
De forensische psychiatrie is het raakvlak tussen de psychiatrie en het recht. Het primaire doel is het risicomanagement en de behandeling van psychische problematiek bij personen die strafbare feiten hebben gepleegd. De kernactiviteiten omvatten risicotaxatie en risicomanagement, essentieel voor het begrijpen en beheren van potentiële gevaren.
**Doelstellingen:**
* **Risicomanagement:** Het identificeren, inschatten en beheersen van het risico op recidive of ander schadelijk gedrag.
* **Behandeling:** Het aanpakken van de onderliggende psychische problematiek die bijdraagt aan het strafbaar gedrag, teneinde terugval te voorkomen.
* **Veiligheid:** Het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij door middel van passende maatregelen en behandelingen.
* **Re-integratie:** Het, waar mogelijk en veilig, begeleiden van individuen naar een prosociale re-integratie in de samenleving.
De forensische psychiatrie kent een specifieke psychopathologie, vaak gekenmerkt door ongewone of extreme symptomen en comorbiditeit, wat de complexiteit van behandeling vergroot. Behandeling is gericht op zowel de psychische problematiek als de factoren die tot het strafbaar feit hebben geleid, met als doel delictgedrag te voorkomen, risico's te herkennen en te beheersen, en achterliggende oorzaken aan te pakken. Vaak is er sprake van externe motivatie vanuit het justitiële systeem, en de zorg is "beveiligd", waarbij justitie een cruciale partner is.
### 4.2 Behandelprincipes in de forensische psychiatrie
De behandeling binnen de forensische psychiatrie is gebaseerd op bewezen effectieve principes, met een sterke nadruk op het risico-model en een holistische benadering.
#### 4.2.1 Het Risico-Behoefte-Responsiviteitsmodel (RNR)
Dit model is de hoeksteen van effectieve forensische behandeling en stelt dat interventies gericht moeten zijn op:
* **Risico (Risk):** De intensiteit en duur van interventies moeten worden afgestemd op het individuele recidiverisico. Personen met een laag risico hebben minimale interventie nodig, terwijl personen met een hoog risico intensieve behandeling vereisen. Dit impliceert nauwkeurige risicotaxatie.
* **Behoefte (Need):** Interventies moeten zich richten op "criminogene noden", dat wil zeggen, dynamische risicofactoren die direct verband houden met crimineel gedrag. Deze omvatten onder andere pro-criminele attitudes, pro-criminele associaties, antisociaal persoonlijkheidspatroon, familiale omstandigheden, school/werkproblemen, vrije tijd, en middelengebruik.
* **Responsiviteit (Responsivity):** Behandelmethoden moeten worden aangepast aan de cognitieve vaardigheden, leerstijl, emotionele intelligentie en motivatie van de cliënt. Over het algemeen is cognitieve gedragstherapie (CGT) de meest effectieve benadering, met technieken zoals rollenspel, gedragsalternatieven, cognitieve herstructurering, modellering, bekrachtiging en huiswerkopdrachten.
**Central eight risk/need factors:**
* **Criminele geschiedenis:** De enige statische risicofactor, maar geeft indicatie van ernst en helpt bij het identificeren van dynamische noden.
* **Pro-criminele attitudes:** Gevormd door morele ontwikkeling, maatschappelijke omstandigheden, neutralisatietechnieken, identificatie met criminelen, en het verwerpen van conventionele waarden.
* **Pro-criminele associaties:** Sterk gecorreleerd met crimineel gedrag, beïnvloed door ouders, uitsluiting, en de versterking van leerprocessen en interpersoonlijke bekrachtiging.
* **Antisociaal persoonlijkheidspatroon:** Kenmerkt zich door lage zelfbeheersing (constraint) en hoge negatieve emotionaliteit (negativity).
* **Familiale omstandigheden:** De kwaliteit van hechting, systemische plek in het gezin, en de impact van Adverse Childhood Experiences (ACE's) spelen een cruciale rol.
* **School/werk:** Zwakke academische prestaties en beperkte werkervaring zijn risicofactoren, maar programma's gericht op ondersteuning en succeservaringen kunnen positief effect hebben.
* **Vrije tijd:** Gestructureerde vrije tijd kan leiden tot prosociale contacten en morele cognities.
* **Middelenmisbruik:** Alcohol en drugsgebruik zijn sterk gecorreleerd met geweld, levensdelicten en criminele associaties. Effectieve interventies richten zich op CGT en gemeenschapssteun.
Het RNR-model benadrukt ook organisatorische principes, zoals het belang van gemeenschapsgerichte contexten, getraind personeel, en ondersteuning vanuit het management.
#### 4.2.2 Het Good Lives Model (GLM)
Het Good Lives Model biedt een alternatieve, sterkte-gerichte benadering die complementair kan zijn aan het RNR-model. Het stelt dat delinquente handelingen vaak voortkomen uit het op een negatieve manier nastreven van fundamentele levensbehoeften. Het GLM focust op het bereiken van een "goed leven" op een prosociale manier, door primaire levensbehoeften te vervullen en obstakels te overwinnen.
**Primaire levensbehoeften:**
* Leven (gezondheid, fysieke veiligheid)
* Verbinding (graag zien, graag gezien worden)
* Deel zijn van een groep/gemeenschap
* Goed zijn in iets (werk, spel)
* Autonomie (zeggenschap over eigen leven)
* Creativiteit
* Geluk en plezier
* Leren en kennis ontwikkelen
* Zingeving (een doel hebben)
* Innerlijke rust
**Obstakels:**
* **Capaciteit:** Gebrek aan vaardigheden, cognitieve beperkingen, attitudes, psychologische kenmerken of fysieke beperkingen.
* **Wil:** Ongepaste (illegale) middelen gebruiken om behoeften te vervullen.
* **Conflicten:** Primaire levensbehoeften die met elkaar conflicteren.
* **Reikwijdte:** Een vernauwde blik op één primaire levensbehoefte, wat problemen veroorzaakt in andere gebieden.
Het GLM hanteert een holistische benadering die welzijnsbevordering centraal stelt en motiveert door te focussen op positieve doelen.
### 4.3 De interneringsmaatregel
De interneringsmaatregel is een veiligheidsmaatregel die zowel beveiligt als behandelt. De voorwaarden voor internering zijn:
1. Het plegen van een wanbedrijf of misdaad dat de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt.
2. Op het moment van de beslissing lijden aan een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over eigen daden tenietdoet of ernstig aantast.
3. Het gevaar bestaan dat de persoon, als gevolg van zijn geestesstoornis en eventuele andere risicofactoren, opnieuw feiten zal plegen die aanleiding kunnen geven tot internering.
Een psychiatrisch deskundigenonderzoek, uitgevoerd door een forensisch psychiater (eventueel met bijstand van andere deskundigen), beoordeelt de aanwezigheid van een geestesstoornis, het oorzakelijk verband tussen de stoornis en de feiten, het risico op herhaling, en de meest aangewezen behandeling. Dit leidt tot een advies over toerekeningsvatbaarheid of ontoerekeningsvatbaarheid.
De interneringsmaatregel heeft een onbepaalde duur en is bedoeld om de maatschappij te beschermen en tegelijkertijd zorg op maat te bieden aan de geïnterneerde, teneinde een menswaardig leven en maximale re-integratie mogelijk te maken.
#### 4.3.1 De Kamer van Bescherming van de Maatschappij (KBM)
Na een beslissing tot internering valt de geïnterneerde onder de bevoegdheid van de Kamer van Bescherming van de Maatschappij (KBM). De KBM beslist over de concrete uitvoering van de internering en de meest geschikte zorg, waaronder:
* Uitgaansvergunningen en -verloven
* Beperkte detentie
* Elektronisch toezicht
* Invrijheidsstelling op proef
* Plaatsing in een geschikte afdeling of inrichting (bijvoorbeeld forensisch psychiatrische centra, specifieke afdelingen in gevangenissen, of psychiatrische ziekenhuizen).
De KBM speelt een cruciale rol in het bepalen van het traject van geïnterneerden en zorgt voor een aangepaste omkadering die inspeelt op zorg- en beveiligingsnoden. Historisch gezien heeft België veroordelingen gekregen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wegens het opsluiten van geïnterneerden in gevangenissen zonder aangepaste hulp, wat heeft geleid tot hervormingen.
### 4.4 Het forensisch zorglandschap
Het forensische zorglandschap is divers en omvat verschillende niveaus van beveiliging en zorgvormen, variërend van laag- tot hoog-security.
* **Low-security:** Vaak ambulante programma's (IOP) of plaatsingen in psychiatrische ziekenhuizen (ZH), bijzondere verblijfsafdelingen (BW), of psychiatrische verzorgingsteams (PVT).
* **Medium-security:** Afdelingen in gespecialiseerde centra zoals U.PC. Sint-Kamillus Bierbeek, OPZC Rekem, PC Sint-Jan Baptiste Zelzate, units voor seksueel delinquenten, en forensische VAPH-units.
* **High-security:** Forensische psychiatrische centra (FPC Gent, Antwerpen) en high-risk/security afdelingen.
Daarnaast bestaat er mobiele en ambulante forensische begeleiding door gespecialiseerde teams, CGG/CAW's, en upgrade projecten. Het netwerk internering biedt informatie over het zorgaanbod.
### 4.5 Competenties van een forensische hulpverlener
Forensische hulpverleners dienen specifieke competenties te bezitten:
* **Basisvertrouwen en afspraken nakomen:** Dit is fundamenteel, aangezien het basisvertrouwen bij cliënten vaak ontbreekt. Afspraken moeten consequent worden nagekomen om manipulatie en escalatie te voorkomen.
* **Sociaal-therapeutische benadering:** Werken vanuit gelijkwaardigheid, verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag, en het benutten van groepsdynamiek.
* **Grenzen stellen:** Duidelijke grenzen aangeven en consequenties hanteren.
* **Transparantie en authenticiteit:** Eerlijk en oprecht zijn in de bejegening.
* **Vroegsignalering:** Snel reageren op veranderingen of risicosignalen.
* **Teamwerk:** Goede afstemming en communicatie binnen het team is essentieel.
Hulpverleners moeten zich bewust zijn van de manipulatieve capaciteiten van cliënten en alert zijn op "gevoelige plekken". De samenwerking met justitie is cruciaal, met een belangrijke rol voor justitie-assistenten.
### 4.6 Uitdagingen in het forensisch zorglandschap
Het forensisch zorglandschap kent diverse uitdagingen:
* **Overbevolking in gevangenissen:** Noodwetten en elektronisch toezicht worden ingezet om deze problematiek aan te pakken.
* **Complexiteit van behandeling:** Comorbiditeit, externe motivatie, en de combinatie van beveiliging en zorg vereisen gespecialiseerde aanpakken.
* **Stigmatisering:** Geïnterneerden en forensisch psychiatrische patiënten worden vaak geconfronteerd met stigmatisering.
* **Financiële en personele middelen:** Adequate middelen zijn essentieel voor effectieve zorg en behandeling.
* **Continuïteit van zorg:** Zorgen voor een vloeiende overgang tussen verschillende beveiligingsniveaus en zorgvormen.
Innovaties zoals het Good Lives Model, de focus op neurobiologie, motiverende gespreksvoering en de verdere ontwikkeling van elektronisch toezicht (zoals de slachtofferapplicatie en alcoholmonitoring) trachten deze uitdagingen aan te gaan en de effectiviteit van de forensische zorg te verhogen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Slachtofferhulp | Diensten die psychosociale, praktische en juridische ondersteuning bieden aan slachtoffers van misdrijven en hun naasten, met als doel hun herstel en de verwerking van het trauma te bevorderen. |
| Dienst Slachtofferonthaal | Een gespecialiseerde dienst die slachtoffers en nabestaanden bijstand verleent tijdens de gerechtelijke procedure en informatie verstrekt over hun rechten en de procedure. |
| Dienst Slachtofferhulp (CAW) | Een dienst die psychosociale en praktische hulp biedt aan slachtoffers, gericht op het helpen overwinnen van trauma en het vinden van een nieuw evenwicht na een misdrijf. |
| Victimologie | De wetenschappelijke studie van slachtofferschap, de oorzaken, gevolgen en de behandeling van slachtoffers, en hun relatie tot het strafrechtelijk systeem en de maatschappij. |
| Secundaire victimisatie | Verdere victimisatie die optreedt als reactie op het primaire slachtofferschap, vaak binnen het strafrechtssysteem of door de reacties van de omgeving, wat leidt tot blame the victim of een gebrek aan respect. |
| Ideal victim | Het concept van een 'ideaal slachtoffer' verwijst naar stereotypen die vaak niet overeenkomen met de realiteit van slachtofferschap, waarbij het slachtoffer als zwak, zonder relatie tot de dader en zonder blaam wordt voorgesteld. |
| Fear of crime | De angst voor criminaliteit, die beïnvloed wordt door de perceptie van risico, de gevolgen van slachtofferschap en de perceptie van controle, en die paradoxaal genoeg vaak hoger is bij zij die minder risico lopen. |
| Punitiveness | De mate waarin een samenleving of individu de voorkeur geeft aan strengere straffen en een strafgerichte benadering van criminaliteit, vaak beïnvloed door publieke opinie en media. |
| Penologie | De studie van de toepassing, de effectiviteit en de doelstellingen van straffen en strafsystemen, met inbegrip van de analyse van recidive en de ontwikkeling van interventiestrategieën. |
| RNR-model (Risk-Need-Responsivity) | Een forensisch behandelmodel dat zich richt op het inschatten van het risico op recidive, het aanpakken van criminogene noden en het aanpassen van de behandeling aan de individuele kenmerken van de dader. |
| Good Lives Model (GLM) | Een sterktegerichte benadering in de forensische behandeling die streeft naar welzijnsbevordering door prosociaal tegemoet te komen aan belangrijke levensbehoeften, met als doel recidive te verminderen en een "goed leven" te faciliteren. |
| Recidive | Het opnieuw plegen van strafbare feiten door een persoon die eerder is veroordeeld, wat een belangrijke indicator is voor de effectiviteit van straf- en behandelingsmaatregelen. |
| Elektronisch toezicht (ET) | Een vorm van strafuitvoering die de veroordeelde toestaat een deel of het geheel van de straf buiten de gevangenis uit te zitten, waarbij de naleving wordt gecontroleerd door elektronische middelen. |
| Internering | Een maatregel die gericht is op beveiliging en behandeling van personen die een ernstig misdrijf hebben gepleegd en lijden aan een geestesstoornis, met als doel de maatschappij te beschermen en de geïnterneerde te behandelen. |
| Forensische psychiatrie | Het specialisme dat zich bezighoudt met de raakvlakken tussen psychiatrie en recht, inclusief de diagnostiek en behandeling van psychische stoornissen bij daders en het inschatten van risico's op recidive. |
| Criminogene noden | Factoren die direct verband houden met crimineel gedrag en die, indien aangepakt, de kans op recidive kunnen verkleinen, zoals pro-criminele attitudes, associates en persoonlijkheidskenmerken. |
| Levensstijl- en routineactiviteitentheorie | Theorieën die stellen dat bepaalde levensstijlen en routines de blootstelling aan potentieel criminele situaties vergroten, waardoor de kans op slachtofferschap toeneemt. |
| Moralization Gap | Het verschil in de morele toon tussen de interpretatie van een gebeurtenis door een dader en een slachtoffer, waarbij de dader verzachtende omstandigheden zoekt en het slachtoffer het onrecht benadrukt. |
| Anomie | Een toestand van normatieve onzekerheid binnen een samenleving, die kan leiden tot destabilisatie en een verhoogde kans op afwijkend gedrag, zoals beschreven door Émile Durkheim. |
| Panopticon | Een architectonisch concept van een gevangenisontwerp waarbij een centrale wachttoren een efficiënte bewaking van alle cellen mogelijk maakt, wat leidt tot zelfdisciplinering door het constante gevoel van toezicht. |
| Utilitarisme | Een ethische theorie die stelt dat de beste actie degene is die het grootste geluk voor het grootste aantal mensen oplevert, toegepast op straffen betekent dit dat straffen nuttig moeten zijn voor algemene of speciale preventie. |
| Retributivisme | Een straftheorie die stelt dat straf gerechtvaardigd is als vergelding voor een begane misdaad, gebaseerd op het principe van proportionele leedtoevoeging om de morele orde te herstellen. |