Cover
Zacznij teraz za darmo WC 1_Inleiding en modellen voor gedragsverandering _Student.pptx
Summary
# Inleiding tot gezondheidspsychologie en het biomedisch versus biopsychosociaal ziektemodel
Dit studieonderwerp introduceert de gezondheidspsychologie en verklaart de verschuiving van het biomedische naar het biopsychosociale ziektemodel, waarbij de focus ligt op de holistische interactie tussen lichaam, geest en sociale omgeving.
## 1. Inleiding tot gezondheidspsychologie en het biomedisch versus biopsychosociaal ziektemodel
### 1.1 Wat is gezondheidspsychologie?
Gezondheidspsychologie is een interdisciplinair veld dat psychologie integreert met gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. Het richt zich op het begrijpen van de impact van psychologische, sociale en biologische factoren op de bevordering en het behoud van gezondheid, de preventie en behandeling van ziekte, en de verbetering van de gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid.
**Centrale vragen binnen de gezondheidspsychologie omvatten:**
* Waarom vertonen mensen gezond of ongezond gedrag?
* Is de invloed van demografische factoren zoals geslacht, leeftijd en sociaaleconomische status direct of indirect op gezondheid?
* Waarom worden sommige individuen steeds ziek terwijl anderen gezond blijven?
**Doelen van de gezondheidspsychologie:**
* Begrip vergroten van de invloed van biopsychosociale factoren op gezondheid.
* Strategieën ontwikkelen voor de bevordering en het behoud van gezondheid.
* Bijdragen aan de verbetering van de gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid.
* Ondersteunen bij de preventie en behandeling van ziekte.
* Identificeren van de oorzaken van ziekte en risicofactoren.
### 1.2 Het concept van gezondheid
De definitie van gezondheid is geëvolueerd van louter de afwezigheid van ziekte naar een meer holistisch concept.
#### 1.2.1 Definitie van gezondheid volgens de WHO
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert gezondheid als:
> ‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit.’ (WHO 1947)
**Kritische overwegingen op deze definitie:**
* Het concept van 'volledig' welzijn is uitdagend, vooral gezien de vergrijzing en de toename van chronische aandoeningen.
* De definitie legt veel nadruk op gedrag en levensstijl, met minder aandacht voor sociaaleconomische status (SES) en culturele invloeden.
* De interpretatie van 'normale' gezondheid kan aanzienlijk verschillen per cultuur.
#### 1.2.2 Positieve gezondheid
Een modern concept dat gezondheid ziet als het vermogen van mensen om zich aan te passen en zelfregie te voeren in de fysieke, sociale en emotionele uitdagingen van het leven. Het gaat verder dan de afwezigheid van ziekte en focust op veerkracht, zelfmanagement en participatie.
### 1.3 Modellen van ziekte: biomedisch versus biopsychosociaal
De manier waarop we naar ziekte kijken, heeft een grote impact op hoe we gezondheid en zorg benaderen.
#### 1.3.1 Het biomedisch ziektemodel
Dit model stelt dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische verklaring hebben. Genezing wordt gezien als een mechanisch en rechtlijnig proces dat gericht is op het aanpakken van de specifieke ziekteverwekker of het symptoom.
* **Definitie van gezondheid:** Afwezigheid van ziekte.
* **Diagnose-receptmodel:** Ziekte is het gevolg van een aandoening die zijn oorsprong vindt buiten het lichaam (bv. bacteriële infecties) of interne veranderingen (bv. celmutaties).
* **Medische interventies:** Gericht op het wegnemen van de oorzaak of het verlichten van symptomen.
* **Kritiek:** Dit model is reductionistisch, omdat het zich voornamelijk concentreert op lichaamscellen en biochemische processen, en psychologische en sociale factoren negeert.
#### 1.3.2 Het biopsychosociaal ziektemodel
Dit model erkent dat ziekten en symptomen worden verklaard door een complexe interactie van biologische, psychologische en sociale factoren. Het stelt dat gezondheid en ziekte meer zijn dan de som van hun delen en dat de subjectieve beleving van ziekte cruciaal is.
* **Definitie van gezondheid:** Meer dan de afwezigheid van ziekte; bepaald door de interactie van biologische, psychologische en sociale factoren.
* **Subjectiviteit en beleving:** Ziekte wordt ook als een subjectieve beoordeling ervaren, beïnvloed door de beleving, omgeving, cultuur en persoonlijkheid.
* **Toepassingen:** Fantoompijn en het placebo-effect zijn voorbeelden die de wisselwerking tussen lichaam en geest illustreren.
* **Discussiepunten:** Het model kan als tijdsintensief worden ervaren en de brede definitie kan als te ruim worden beschouwd.
#### 1.3.3 De wisselwerking tussen lichaam en geest
Het biopsychosociale model benadrukt de continue interactie tussen lichamelijke processen (bv. hormonen, zenuwstelsel) en psychologische factoren (bv. gedachten, emoties, stress). Deze interactie beïnvloedt zowel het ontstaan, het verloop als het herstel van ziekten.
> **Tip:** Wanneer je de wisselwerking tussen lichaam en geest bestudeert, denk dan aan hoe stress (psychologisch) kan leiden tot lichamelijke klachten zoals hoofdpijn of een verzwakt immuunsysteem (biologisch). Omgekeerd kan chronische pijn (biologisch) leiden tot depressie en angst (psychologisch).
### 1.4 Crossculturele perspectieven op gezondheid
Cultuur beïnvloedt de perceptie van gezondheid, ziekte en behandelingsmethoden.
#### 1.4.1 Ziekteattributie
* **Westerse culturen:** Scheiding tussen geest, lichaam en ziel; medische zorg is gespecialiseerd.
* **Afrikaanse en sommige Aziatische culturen:** Holistische benadering; integratie van spirituele, sociale en lichamelijke welzijn.
#### 1.4.2 Benaderingen van gezondheid
* **Holistische benadering:** Kijkt naar het gehele wezen, niet alleen naar het lichamelijke of waarneembare.
* **Collectivistische benadering:** Het individu als deel van een groter geheel, waarbij de gemeenschap centraal staat.
* **Individualistische benadering:** Verantwoordelijkheid voor gezondheid ligt primair bij het individu.
#### 1.4.3 Traditionele en alternatieve geneeskunde
Terwijl reguliere geneeskunde dominant blijft in westerse culturen, wordt het belang van alternatieve geneeskunde steeds meer erkend.
### 1.5 Gedrag, dood en ziekte
De evolutie van ziektepatronen toont een verschuiving van infectieziekten naar chronische ziekten, waarbij gedrag een significante rol speelt in de mortaliteit. Preventieve maatregelen en gedragsverandering zijn daarom cruciaal in de gezondheidspsychologie.
**Voorbeelden van gedragscomponenten als doodsoorzaken:**
* Diabetes door obesitas (voeding en beweging).
* Hart- en vaatziekten door ongezonde leefstijl.
* Kanker door roken.
### 1.6 Relevantie van gezondheidspsychologie in de praktijk
Kennis van gezondheidspsychologie is toepasbaar in diverse contexten, waaronder:
* Gezondheidsbevordering en preventieprogramma's.
* Gedragsverandering bij individuen met chronische aandoeningen.
* Ontwikkeling van patiëntgerichte zorg.
* Beleid op het gebied van volksgezondheid.
> **Voorbeeld:** Gezondheidspsychologen werken aan campagnes om roken te ontmoedigen, het belang van vaccinatie te benadrukken, of mensen te motiveren tot regelmatige lichaamsbeweging, door inzicht te bieden in de psychologische en sociale determinanten van dit gedrag.
---
# Sociale en culturele verschillen in gezondheid en ziekte
Dit onderwerp onderzoekt hoe sociaaleconomische status, geslacht, culturele achtergrond en gezondheidsvaardigheden (health literacy) bijdragen aan gezondheidsverschillen en ongelijkheden.
### 2.1 Gezondheidsverschillen
Gezondheidsverschillen verwijzen naar de ongelijke verdeling van gezondheid over populaties. Deze verschillen kunnen optreden op basis van diverse sociaal-culturele factoren.
#### 2.1.1 Belangrijkste doodsoorzaken en SES
In ontwikkelingslanden worden de belangrijkste doodsoorzaken gevormd door kindersterfte door diarree, luchtweginfecties en ondervoeding, evenals tuberculose, malaria en ondergewicht bij volwassenen. In welvarende landen is armoede een belangrijke factor die toegang tot gezonde voeding, goede huisvesting, scholing en zorg beperkt. Een lager inkomen correleert met meer ziekte, meer stress en een kortere levensduur. Er is een lineair verband tussen sociaaleconomische status (SES) en gezondheid: hoe hoger de SES, hoe beter de gezondheid. Zo leven hoogopgeleide mannen significant langer en in betere gezondheid dan lager opgeleiden.
#### 2.1.2 Verklaringen voor gezondheidsongelijkheden tussen SES
Er zijn verschillende verklaringen voor de gezondheidsongelijkheden tussen verschillende SES-groepen:
1. **Het debat: Sociaal causaliteitsmodel versus sociaal drift model:**
* **Sociaal causaliteitsmodel:** Stelt dat een lage SES leidt tot gezondheidsproblemen. Longitudinale studies ondersteunen dit door aan te tonen dat personen met een lagere SES vaker ongezond gedrag vertonen, zoals meer roken en alcoholconsumptie, en minder gezonde voeding en beweging. Dit kan te wijten zijn aan de sociale context, praktische factoren en coping-mechanismen (bijvoorbeeld roken tegen stress).
* **Sociaal drift model:** Stelt dat gezondheidsproblemen leiden tot een lagere SES.
2. **Verschillen in gezondheidsgedrag:** Personen met een lagere SES vertonen vaker ongezond gedrag. De oorzaken hiervan zijn niet per se een gebrek aan kennis, maar eerder de impact van de sociale context, bewuste keuzes, praktische factoren en coping-strategieën.
3. **Toegang tot de gezondheidszorg:** Ondanks een toegankelijk zorgsysteem kunnen armoede, schulden, angst voor kosten (eigen risico, medicijnen) en culturele/sociale factoren het zorggebruik belemmeren. Culturele overtuigingen kunnen toegang beperken, bijvoorbeeld wanneer moslimvrouwen mannelijke artsen vermijden. Persoonlijke eigenschappen zoals health literacy spelen ook een rol.
> **Tip:** Denk na over hoe de sociale en economische realiteit van iemand met een lage SES de keuzes en mogelijkheden beïnvloedt in relatie tot gezondheid.
#### 2.1.3 Health literacy (gezondheidsvaardigheden)
Health literacy is gedefinieerd als "De kennis, motivatie en competenties van mensen om toegang te krijgen tot gezondheidsinformatie, deze te begrijpen, te beoordelen en toe te passen om oordelen te vellen en beslissingen te nemen in het dagelijks leven met betrekking tot gezondheidszorg, ziektepreventie en gezondheidsbevordering om de kwaliteit van leven gedurende de levensloop te behouden of te verbeteren."
* **Demografische verschillen:** Vooral 18-24-jarigen en 75-plussers hebben vaker een beperkt niveau van gezondheidsvaardigheden. Een beperkt niveau komt het minst voor bij 45-54-jarigen en 55-64-jarigen.
* **Opleidingsniveau:** Mensen met een laag opleidingsniveau hebben bijna tweemaal zoveel kans op beperkte gezondheidsvaardigheden vergeleken met hoogopgeleiden. Echter, ook een aanzienlijk percentage hoogopgeleiden heeft beperkte of onvoldoende gezondheidsvaardigheden.
* **Gevolgen van lage health literacy:** Dit kan leiden tot slechtere gezondheidsresultaten, zoals meer ziekenhuisopnames, lagere therapietrouw, slechtere ziektecontrole en een hogere mortaliteit.
> **Example:** Iemand met beperkte health literacy kan moeite hebben met het begrijpen van de bijsluiter van medicijnen, het navigeren door het zorgsysteem of het interpreteren van gezondheidsadviezen, wat kan leiden tot verkeerde beslissingen en een slechtere gezondheid.
#### 2.1.4 Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren kunnen zowel fysieke als mentale gezondheid beïnvloeden, bijvoorbeeld door de frequentie van luchtweginfecties of de mate van depressiviteit te verhogen.
### 2.2 Geslacht en gezondheid
Er zijn verschillen in gezondheidsgedrag tussen mannen en vrouwen, die zowel biologisch als gedragsmatig verklaard kunnen worden.
* **Mannen:** Vertonen vaker ongezond gedrag, zoals het eten van meer rood vlees en junkfood, meer binge drinken en hasjgebruik, een groter aantal sekspartners, een hogere BMI en slechtere mondhygiëne. Ze zoeken ook minder snel medische hulp.
* **Vrouwen:** Vertonen minder vaak ongezond gedrag en roken minder vaak.
### 2.3 Culturele verschillen in gezondheid en ziekte
#### 2.3.1 Crossculturele perspectieven op gezondheid
Culturele perspectieven op gezondheid en ziekte variëren sterk.
* **Ziekteattributie:**
* **Westerse culturen:** Kenmerken zich door een scheiding van geest, lichaam en ziel, met gespecialiseerde medische zorg.
* **Afrikaanse en sommige Aziatische culturen:** Hanteren een holistische en collectivistische benadering, waarbij spiritueel, sociaal en lichamelijk welzijn geïntegreerd worden.
* **Individualistische versus collectivistische benadering:**
* **Individualistisch:** Verantwoordelijkheid voor gezondheid ligt primair bij het individu.
* **Collectivistisch:** Het individu wordt gezien als deel van een groter geheel, met gedeelde verantwoordelijkheid.
* **Traditionele en alternatieve geneeskunde:** In Westerse culturen blijft reguliere geneeskunde dominant, hoewel het belang van alternatieve geneeskunde wordt erkend.
#### 2.3.2 Holistische benadering
De holistische benadering kijkt verder dan het puur lichamelijke of waarneembare en beschouwt het gehele wezen, inclusief psychologische, sociale en spirituele aspecten.
#### 2.3.3 Definities van gezondheid in verschillende culturen
De definitie van gezondheid kan cultureel bepaald zijn. De WHO-definitie van 1947, die gezondheid definieert als "een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of invaliditeit", stuit op kritiek vanwege de universaliteit die moeilijk te realiseren is, zeker met de toename van chronische aandoeningen en vergrijzing. Minder aandacht wordt besteed aan de invloed van SES en culturele achtergronden, en de definitie van 'normale' gezondheid kan per cultuur verschillen.
### 2.4 Factoren die gezondheidsgedrag beïnvloeden
Verschillende modellen proberen gezondheidsgedrag te voorspellen door middel van determinanten, die kunnen worden onderverdeeld in distale en proximale factoren.
* **Distale invloeden (moeilijker te beïnvloeden):**
* **Demografische factoren:** Geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status (SES).
* **Health Locus of Control (HLoC):**
* **Intern:** Mensen met een hoge interne HLoC geloven dat zij zelf controle hebben over hun gezondheid, wat vaak leidt tot gezonder gedrag en hogere eigen-effectiviteit.
* **Extern/toeval:** Geloof dat gezondheid afhangt van externe factoren zoals geluk of het lot.
* **Gezaghebbende anderen:** Geloof dat gezondheid bepaald wordt door artsen of voorlichters.
* **Zelfbeschikkingstheorie (zelfdeterminatietheorie):** Richt zich op de bron van motivatie. Interne motivatie (gedrag vanuit interne voldoening) leidt tot duurzamer gedrag dan externe motivatie (gedrag door externe druk of beloningen).
* **Normen:**
* **Descriptieve norm:** Percepties over welk gedrag populair is (wat men denkt dat anderen doen).
* **Injunctieve norm:** Normen die beschrijven wat gedaan zou moeten worden (wat men denkt dat anderen goed- of afkeuren).
* **Proximale invloeden (makkelijker te beïnvloeden):**
* **Kennis:** Informatie over gezondheid en ziekte.
* **Attitude:** Positieve of negatieve evaluatie van bepaald gedrag. Er kan sprake zijn van dissonantie tussen cognities, emoties en gedragsintenties.
* **Eigen-effectiviteit:** Het geloof in het eigen vermogen om bepaald gedrag uit te voeren.
* **Sociale invloed:** Druk of steun vanuit de sociale omgeving.
* **Risico-inschatting:** De perceptie van de waarschijnlijkheid van negatieve gezondheidsgevolgen.
* **Onrealistisch optimisme (bias voor optimisme):** De neiging te denken dat men minder kans heeft dan anderen om een negatieve gebeurtenis mee te maken. Dit kan gebaseerd zijn op een gebrek aan persoonlijke ervaring, de opvatting dat het probleem vermeden kan worden door individuele handelingen, de opvatting dat het onwaarschijnlijk is dat het probleem zich voordoet, of de opvatting dat het probleem zelden voorkomt.
* **Risicoperceptie neemt toe met volwassenheid:** Adolescenten vertonen vaak meer risicogedrag door een lagere risicoperceptie, mede doordat executieve functies pas volledig ontwikkeld zijn rond het 25e levensjaar.
#### 2.4.1 Intention-behaviour gap
Een significant deel van de gezonde intenties wordt niet omgezet in daadwerkelijk gedrag. Dit fenomeen, de "intention-behaviour gap", wordt onderzocht door modellen voor gefaseerde gedragsverandering.
#### 2.4.2 Transtheoretisch model (Stages of Change Model)
Dit model beschrijft gedragsverandering als een proces in verschillende fasen:
* Precontemplatie: geen overweging tot verandering.
* Contemplatie: overwegen van verandering.
* Preperatie: voorbereiden op verandering.
* Actie: actief gedrag veranderen.
* Onderhoud: gedrag volhouden.
* Terugval: terugvallen naar ongezond gedrag.
#### 2.4.3 Verklarende modellen: Gedragswiel
Het gedragswiel is een ander verklaringsmodel dat verschillende componenten van gedrag analyseert om gedragsverandering te faciliteren. Het model onderscheidt zes determinanten van gedrag: gedrag, omgeving, en vier psychologische processen (instinctief, emotioneel, rationeel en fictief).
---
# Modellen voor het voorspellen en verklaren van gezondheidsgedrag
Dit hoofdstuk introduceert diverse theoretische modellen die worden gebruikt om gezondheidsgedrag te voorspellen, te begrijpen en te beïnvloeden.
### 3.1 Determinanten van gezondheidsgedrag
Gezondheidsgedrag wordt beïnvloed door verschillende factoren, die onderscheiden kunnen worden in distale en proximale determinanten.
#### 3.1.1 Distale determinanten
Distale determinanten zijn factoren die minder direct beïnvloedbaar zijn, maar wel een grote impact hebben op gezondheidsgedrag. Enkele belangrijke distale determinanten zijn:
* **Geslacht:** Verschillen in gedrag en biologische factoren tussen mannen en vrouwen beïnvloeden de gezondheid. Mannen vertonen vaker ongezond gedrag zoals meer rood vlees en junkfood consumptie, meer binge-drinking en een groter aantal sekspartners, resulterend in een hogere BMI en slechtere mondhygiëne. Ze zoeken ook minder snel medische hulp. Vrouwen vertonen minder vaak ongezond gedrag en roken minder frequent.
* **Leeftijd:** De ontwikkeling van het brein, met name de executieve functies die volledig ontwikkeld zijn rond het 25e levensjaar, speelt een rol in risicoperceptie en gedragskeuzes.
* **Socio-economische status (SES):** Een lagere SES correleert sterk met slechtere gezondheid. Armoede beperkt de toegang tot gezonde voeding, goede huisvesting, scholing en zorg. Er is een lineair verband: hoe hoger de SES, hoe beter de gezondheid. Dit wordt deels verklaard door verschillen in gezondheidsgedrag (meer ongezond gedrag bij lagere SES, deels als copingmechanisme of door praktische factoren) en door verschillen in toegang tot gezondheidszorg, ondanks universele systemen.
* **Kennis:** Kennis over gezondheid en ziekte is een factor, hoewel niet altijd doorslaggevend voor gedragsverandering.
* **Attitude:** De houding ten opzichte van gezond gedrag beïnvloedt de intentie en het daadwerkelijk vertonen van dit gedrag.
* **Eigen-effectiviteit (Self-efficacy):** Het geloof in het eigen vermogen om bepaald gedrag succesvol uit te voeren, is een belangrijke voorspeller van gedragsverandering.
* **Sociale invloed:** De normen en het gedrag van de sociale omgeving (descriptieve normen en injunctieve normen) spelen een rol.
* **Persoonlijkheid:** Individuele persoonlijkheidskenmerken kunnen van invloed zijn op gezondheidsgedrag.
#### 3.1.2 Proximale determinanten
Proximale determinanten zijn factoren die dichter bij het gedrag staan en gemakkelijker te beïnvloeden zijn.
##### 3.1.2.1 (Health) Locus of Control (LoC)
Locus of Control verwijst naar de perceptie van een individu over de mate waarin het controle heeft over gebeurtenissen die zijn leven beïnvloeden. Het **Multidimensional Health Locus of Control (MHLC)** model onderscheidt drie dimensies:
* **Intern (interne oriëntatie):** Personen met een hoge score op deze schaal geloven dat zij zelf controle hebben over hun gezondheid. Dit hangt samen met een hogere mate van eigen-effectiviteit en leidt vaker tot gezonder gedrag.
* **Extern/toeval (kans-oriëntatie):** Personen die hier hoog op scoren, geloven dat hun gezondheid afhangt van externe factoren zoals geluk, het lot of toeval.
* **Gezaghebbende anderen (arts oriëntatie):** Personen met een hoge score op deze schaal geloven dat hun gezondheid bepaald wordt door gezaghebbende figuren zoals artsen en gezondheidsvoorlichters.
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat deze dimensies niet wederzijds exclusief zijn en dat individuen op verschillende dimensies kunnen scoren.
##### 3.1.2.2 Zelfbeschikkingstheorie (Zelfdeterminatietheorie)
Deze theorie richt zich op de bron van motivatie voor gedrag en maakt een onderscheid tussen:
* **Interne motivatie:** Gedrag dat wordt uitgevoerd vanuit interne voldoening. Dit leidt tot duurzaam en autonoom gezond gedrag.
* **Externe motivatie:** Gedrag dat wordt gestuurd door externe druk of beloningen, zoals de goedkeuring van groepsgenoten.
##### 3.1.2.3 Attitudemodel
Het attitudemodel beschouwt drie componenten: cognities (gedachten), emoties en gedrag/gedragsintenties. Deze componenten zijn niet altijd in overeenstemming, wat kan leiden tot dissonantie.
> **Voorbeeld:** Iemand weet dat roken schadelijk is (cognitie), voelt zich er ongemakkelijk bij (emotie), maar rookt toch door (gedrag/gedragsintentie). Deze dissonantie kan leiden tot gedragsverandering om de consistentie te herstellen.
##### 3.1.2.4 Onrealistisch optimisme
Dit fenomeen, ook wel de 'bias voor optimisme' genoemd, houdt in dat mensen denken dat ze minder kans hebben dan vergelijkbare anderen om een ziekte te krijgen of een negatieve gebeurtenis mee te maken. Dit is niet altijd een slechte inschatting, maar kan ook een uiting van hoop zijn. Factoren die bijdragen aan onrealistisch optimisme, zoals geïdentificeerd door Weinstein (1987), zijn:
* Een gebrek aan persoonlijke ervaring met het betreffende gedrag of probleem.
* De opvatting dat het probleem door individuele handelingen voorkomen kan worden (gedragscontrole).
* De opvatting dat het onwaarschijnlijk is dat het probleem zich in de toekomst zal voordoen als het nog niet eerder is gebeurd.
* De opvatting dat het probleem zelden voorkomt, waardoor de kans klein is dat het bij het individu optreedt.
##### 3.1.2.5 Risicoperceptie
Dit is de inschatting van het risico op ziekte bij ongezond gedrag. Het wordt beïnvloed door gezondheidsvaardigheden (health literacy), sociale en culturele context. De risicoperceptie neemt toe met volwassenheid.
> **Voorbeeld:** Adolescenten vertonen vaak meer risicogedrag door een lagere risicoperceptie, mede omdat hun hersenen nog in ontwikkeling zijn.
##### 3.1.2.6 Zelfeffectiviteit
Dit concept, reeds genoemd onder distale determinanten, is ook een proximale factor. Het verwijst naar het geloof in het eigen vermogen om succesvol bepaald gedrag te vertonen.
### 3.2 Modellen voor gefaseerde gedragsverandering
Veel modellen erkennen de zogenaamde 'intention-behaviour gap', het verschil tussen intentie en daadwerkelijk gedrag. Om dit te overbruggen, zijn er modellen ontwikkeld die gedragsverandering als een proces in fasen beschouwen.
#### 3.2.1 Transtheoretisch model (Stages of Change Model)
Dit model beschrijft gedragsverandering als een proces dat door verschillende stadia loopt:
* **Precontemplatie:** Geen intentie om gedrag te veranderen.
* **Contemplatie:** Overwegen van gedragsverandering binnen 6 maanden.
* **Voorbereiding:** Concrete plannen om gedrag binnen 1 maand te veranderen.
* **Actie:** Actieve uitvoering van gedragsverandering.
* **Onderhoud:** Gedrag is gedurende minstens 6 maanden volgehouden.
* **Beëindigen/Terugval:** Gevolg van het proces.
> **Tip:** Het is essentieel om de interventies af te stemmen op het specifieke stadium waarin iemand zich bevindt om de kans op succesvolle gedragsverandering te vergroten.
#### 3.2.2 Verklarend model: Gedragswiel
Het gedragswiel is een ander raamwerk dat helpt bij het begrijpen en verklaren van gedrag, waarbij verschillende componenten van gedrag worden uitgelicht.
### 3.3 Verband tussen modellen en interventies
De verschillende modellen bieden inzicht in de determinanten van gezondheidsgedrag en de stadia van gedragsverandering. Deze kennis is cruciaal voor het ontwikkelen van effectieve, evidence-based interventies gericht op preventie en bevordering van gezondheid.
> **Voorbeeld:** Om iemand te helpen stoppen met roken, kan men eerst onderzoeken in welk stadium van het transtheoretisch model de persoon zich bevindt. Daarna kunnen, rekening houdend met hun Locus of Control en eigen-effectiviteit, gerichte strategieën worden ingezet.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Biomedisch ziektemodel | Het model dat stelt dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische verklaring hebben en dat genezing mechanisch en rechtlijnig werkt, waarbij de focus ligt op lichaamscellen en biochemische processen zonder veel aandacht voor psychologische en sociale factoren. |
| Biopsychosociaal ziektemodel | Het standpunt dat ziekten en symptomen worden verklaard door een combinatie van lichamelijke, psychologische en sociale factoren, waarbij subjectiviteit, beleving, omgeving, cultuur en persoonlijkheid de perceptie van ziekte beïnvloeden. |
| Positieve gezondheid | Een breder concept van gezondheid dan enkel de afwezigheid van ziekte, waarbij de nadruk ligt op het vermogen van mensen om zich aan te passen aan fysieke, mentale en sociale uitdagingen in het leven en het participeren in het dagelijks leven. |
| Gezondheidsverschillen | Ongelijkheden in gezondheidstoestand die voorkomen tussen verschillende groepen in de bevolking, vaak gerelateerd aan sociaaleconomische status, opleidingsniveau, geslacht, etniciteit of geografische locatie. |
| Sociaaleconomische status (SES) | Een maatstaf die de sociale en economische positie van een individu of huishouden weergeeft, vaak gebaseerd op inkomen, opleiding en beroep, en die sterk gecorreleerd is met gezondheidsuitkomsten. |
| Health literacy (gezondheidsvaardigheden) | De kennis, motivatie en competenties die nodig zijn om toegang te krijgen tot gezondheidsinformatie, deze te begrijpen, te beoordelen en toe te passen om oordelen te vellen en beslissingen te nemen met betrekking tot gezondheidszorg, ziektepreventie en gezondheidsbevordering. |
| Locus of Control (LoC) | Een psychologisch concept dat verwijst naar de mate waarin individuen geloven dat ze controle hebben over de uitkomsten van gebeurtenissen in hun leven; een interne LoC betekent dat men gelooft controle te hebben, terwijl een externe LoC betekent dat men gelooft dat externe factoren de controle hebben. |
| Zelfbeschikkingstheorie (Zelfdeterminatietheorie) | Een theorie die stelt dat menselijk gedrag gemotiveerd wordt door drie fundamentele psychologische behoeften: autonomie, competentie en verbondenheid, en die onderscheid maakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie voor gedrag. |
| Onrealistisch optimisme | De neiging van mensen om te denken dat ze minder kans hebben dan anderen om negatieve gebeurtenissen mee te maken, zoals ziekte, ongeacht de objectieve risico's. |
| Transtheoretisch model (Stages of Change Model) | Een model dat gedragsverandering beschrijft als een proces dat plaatsvindt in verschillende fasen, waaronder voorbeschouwing, beschouwing, voorbereiding, actie, onderhoud en terugval, en dat verschillende strategieën vereist voor elke fase. |
| Attitudemodel | Een model dat de relatie tussen attitudes, gedragsintenties en daadwerkelijk gedrag onderzoekt, waarbij attitudes worden gezien als evaluaties van objecten of gedragingen die gedragsintenties beïnvloeden. |
| Distale determinanten | Factoren die indirect van invloed zijn op gezondheidsgedrag en gezondheid, zoals demografische kenmerken (leeftijd, geslacht) en sociaaleconomische status, die moeilijker direct te beïnvloeden zijn. |
| Proximale determinanten | Factoren die directer van invloed zijn op gezondheidsgedrag en gezondheid, zoals kennis, attitudes, zelfeffectiviteit en sociale invloed, die makkelijker te beïnvloeden zijn. |
| Crossculturele perspectieven op gezondheid | De studie van hoe culturele achtergronden de opvattingen, praktijken en ervaringen met betrekking tot gezondheid en ziekte beïnvloeden, inclusief verschillen in benaderingen van geneeskunde en gezondheidszorg. |