Cover
Zacznij teraz za darmo 25-26_ faalangst en selectief mutisme_studenten.pptx
Summary
# Wat is faalangst?
Faalangst is de letterlijke angst om te falen, waarbij de persoon bang is dat er ondanks goede voorbereiding een mislukking zal volgen. Dit kan zich uiten in gedachten die lang van tevoren al spelen, zoals "Het zal wel niet gaan lukken, ik krijg vast een black-out."
### 1.1 Positieve faalangst
De term "positieve faalangst" wordt soms gebruikt om de nuttige rol van angst of spanning bij een taak te beschrijven. Dit kan een vorm van "plankenkoorts" zijn waarbij angst nuttig is voor:
* Het vermijden van bepaalde risico's.
* Een betere voorbereiding.
* Het waarborgen van veiligheid.
Volgens de wet van Yerkes-Dodson kan angst helpen om beter te presteren. Stress kan leiden tot betere concentratie en focus, wat resulteert in beter functioneren. Het fungeert als een extra prikkel en zorgt voor spanning en gedrevenheid.
### 1.2 Negatieve faalangst
Negatieve faalangst kent drie hoofdvormen:
#### 1.2.1 Cognitieve faalangst
Dit type faalangst richt zich op intellectuele taken en leerprestaties.
#### 1.2.2 Sociale faalangst
Hierbij ervaart het kind angstgevoelens in de omgang met anderen, met de overtuiging dat anderen hen negatief beoordelen.
#### 1.2.3 Motorische faalangst
Dit leidt tot onderpresteren bij motorische taken. Hoewel fysiek in staat tot de uitvoering, zorgt de angst om te falen ervoor dat de handeling niet (goed) lukt.
#### 1.2.4 Combinatie
Vaak manifesteert faalangst zich als een combinatie van deze onderdelen, waardoor een faalangstig kind in verschillende omstandigheden onzeker en bang overkomt.
**Herkennen van negatieve faalangst:**
Hoewel uitspraken als "ik kan dat niet" normaal gedrag kunnen zijn, wordt faalangst problematisch wanneer dit aanhoudt. Kenmerken kunnen zijn:
* Verdoken uitspraken.
* Ontwijkend gedrag.
* Lichamelijke reacties.
> **Voorbeeld:** Een kind dat toetsen uitstelt naar de zomer, zich uitdصف om examens af te leggen, of zichzelf depressief voelt en niet meer durft te gaan naar een examen, toont kenmerken van negatieve faalangst. Het gevoel een mislukkeling te zijn, kan leiden tot een gebrek aan energie en de absurde gedachte dat anderen falen zien.
#### 1.3 Is faalangst een stoornis?
Faalangst wordt niet beschouwd als een aparte stoornis in de DSM-V. Het kan echter wel deel uitmaken van andere angststoornissen:
* **Gegeneraliseerde angststoornis:** Ongeveer 2,5% van de bevolking wordt hierdoor getroffen, meestal beginnend rond de leeftijd van twintig jaar.
* **Sociale angststoornis:** Komt voor bij 5 tot 15% van de bevolking en ontstaat vaak in de adolescentie.
**Prevalentie van faalangst:**
* Ongeveer 8% van de 10- en 11-jarigen en 10 tot 13% van de 12- tot 14-jarigen ervaart faalangst. Het komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens, en ook bij bovengemiddeld presterende kinderen.
* Bij studenten is de prevalentie hoger dan vaak wordt gedacht; onderzoek toont aan dat 25% van de studenten een relatief sterke mate van faalangst vertoont.
**Oorzaken van faalangst:**
Faalangst kan voortkomen uit diverse factoren:
* **Het gezin:** Opgroeien in een gezin waar sprake is van aangeleerde hulpeloosheid, grote veranderingen, of waar ouders een sterke voorbeeldfunctie hebben op het gebied van prestaties.
* **School:** De cultuur op school, veelvuldig falen, of het niet leren omgaan met falen.
**In standhoudende factoren: Vicieuze cirkel van faalangst**
Faalangst kan zichzelf in stand houden door een vicieuze cirkel. Bijvoorbeeld, een kind dat uitstelt, piekert, spanning ervaart, probeert keihard te studeren wat ten koste gaat van andere taken, alsnog een "black-out" krijgt, zichzelf dom vindt, wat leidt tot meer uitstelgedrag. Zelfs bij een succeservaring kan de faalangstige gedachte ("Dat is gewoon toeval") de vicieuze cirkel in stand houden.
**Gevolgen van faalangst:**
De gevolgen van faalangst kunnen zich manifesteren op:
* Cognitief niveau (denkpatronen, faalattributies).
* Lichamelijk niveau (spanningsklachten).
* Sociaal niveau (angst in omgang met anderen).
* Emotioneel niveau (negatief zelfbeeld).
Hierbij spelen concepten als de attributietheorie en de fixed versus growth mindset een rol.
**Begeleiding bij faalangst:**
De aanpak van faalangst richt zich op verschillende doelen, waaronder preventie, het verminderen van symptomen, en het voorkomen of beperken van secundaire problemen. Dit kan omvatten:
* **Preventieve aanpak:** Een visie en houding gericht op positieve ervaringen, zelfstandigheid, structuur, duidelijkheid, evenwicht tussen inspanning en ontspanning, en acceptatie.
* **Basiszorg en verhoogde zorg:** Leerkrachten spelen een rol in het signaleren en bieden van eerste hulp. Scholen kunnen een zorgbeleid opzetten.
* **Doorverwijzing:** Indien nodig kan er worden doorverwezen naar het CLB, een psycholoog, een motorisch therapeut, logopedist of orthopedagoog.
**Individuele aanpak van faalangst:**
De begeleiding kan individueel plaatsvinden en focussen op:
* Psycho-educatie.
* Functie- en vaardigheidstraining.
* Psycho-sociale begeleiding.
* Contextbegeleiding.
**Psycho-sociale begeleiding omvat:**
* Het accepteren en erkennen van faalangst.
* Het probleem samen bespreken.
* Het beperken van angst.
* Het stimuleren van een groeimindset.
* Het toepassen van affirmaties en relaxatie- of ademhalingsoefeningen.
* Het uitdagen van gedachten en het ontwikkelen van strategieën en vaardigheden.
**Aanpak faalangst bij examen:**
* Samen bespreken met medestudenten.
* Maken van een plan van aanpak.
* Koppelen aan de groep.
* Nabespreking.
* De gedachte dat fouten het bewijs zijn dat er geprobeerd wordt.
---
# Oorzaken en gevolgen van faalangst
Faalangst is de angst om te falen, waarbij de persoon vreest dat ondanks goede voorbereiding een mislukking zal volgen, wat vaak gepaard gaat met angstgedachten lang voor de taak.
### 2.1 In stand houdende factoren: de vicieuze cirkel
Faalangst kan ontstaan en in stand worden gehouden door diverse factoren, met name in het gezin en op school, wat kan leiden tot een vicieuze cirkel.
#### 2.1.1 Factoren in het gezin
Het opgroeien in een bepaald gezin kan bijdragen aan faalangst. Dit kan te maken hebben met aangeleerde hulpeloosheid, grote veranderingen binnen het gezin, of de voorbeeldfunctie die ouders vervullen.
#### 2.1.2 Factoren op school
Ook de schoolomgeving speelt een rol. Cultuurinvloeden op school, het veelvuldig ervaren van falen, en het niet leren omgaan met falen kunnen de faalangst in stand houden.
#### 2.1.3 De vicieuze cirkel van faalangst
De vicieuze cirkel van faalangst kenmerkt zich door een opeenvolging van negatieve ervaringen en reacties. Een kind dat bijvoorbeeld steeds uitstelt, ondervindt dan meer spanning, wat leidt tot piekeren. Pogingen om dit op te lossen door extra hard te studeren, kunnen leiden tot overbelasting en een "black-out" tijdens de taak. Dit bevestigt het kind in de gedachte dat het niet kan falen, wat vervolgens weer leidt tot meer uitstelgedrag of vermijding, en zo de cirkel rondmaakt. Zelfs bij een succeservaring kan twijfel blijven bestaan, waarbij men het toeschrijft aan toeval in plaats van eigen capaciteiten.
> **Tip:** Het is cruciaal om te herkennen hoe negatieve denkpatronen en vermijdingsgedrag faalangst kunnen versterken, zelfs wanneer er pogingen worden gedaan om het te overwinnen.
### 2.2 Gevolgen van faalangst
Faalangst kan leiden tot aanzienlijke gevolgen op verschillende gebieden:
#### 2.2.1 Cognitieve component
Dit omvat onder andere een negatief zelfbeeld, waarbij de persoon zichzelf als minderwaardig of incapabel beschouwt. Concepten zoals de attributietheorie en het onderscheid tussen een fixed mindset (geloof dat capaciteiten vastliggen) en een growth mindset (geloof dat capaciteiten ontwikkeld kunnen worden) zijn hierbij relevant. Een fixed mindset kan faalangst in de hand werken, omdat mislukkingen worden gezien als bewijs van inherente tekortkomingen.
#### 2.2.2 Lichamelijke component
Faalangst kan zich uiten in diverse lichamelijke reacties, zoals zweten, hoofdpijn, verhoogde hartslag, misselijkheid, of slaapproblemen.
#### 2.2.3 Sociale component
Op sociaal gebied kan faalangst leiden tot angst in de omgang met anderen, het gevoel bekritiseerd te worden, terugtrekking uit sociale situaties, of moeite met het aangaan van nieuwe relaties.
#### 2.2.4 Emotionele component
Emotioneel kan faalangst zich manifesteren als piekeren, somberheid, depressieve gevoelens, frustratie, of een algemeen gevoel van onzekerheid en angst.
> **Example:** Een student die bang is om te falen voor een examen kan last krijgen van slapeloze nachten, een onrustige maag tijdens het examen, en na afloop denken: "Ik ben gewoon niet slim genoeg", in plaats van te analyseren welke studiemethodes beter gewerkt hadden.
Faalangst is geen op zichzelf staande stoornis volgens de DSM-V, maar kan wel deel uitmaken van andere angststoornissen zoals gegeneraliseerde angststoornis of sociale angststoornis. De prevalentie van faalangst is aanzienlijk, met name onder jongeren en studenten.
---
# Aanpak en begeleiding van faalangst
Dit gedeelte behandelt de aanpak en begeleiding van faalangst, inclusief preventieve strategieën, de rol van de omgeving en het kind, en verwijzingsmogelijkheden.
### 3.1 Wat is faalangst?
Faalangst is de angst om te falen, waarbij een kind vreest dat ondanks goede voorbereiding een mislukking zal volgen. Gedachten zoals "Het zal wel niet gaan lukken" of "Ik krijg vast een black-out" kunnen lang van tevoren al opspelen.
#### 3.1.1 Positieve faalangst
Deze term wordt soms gebruikt om de nuttige rol van angst of spanning bij een taak te beschrijven, ook wel bekend als "plankenkoorts". Angst kan nuttig zijn om risico's te vermijden, betere voorbereiding te stimuleren en veiligheid te waarborgen. Volgens de wet van Yerkes-Dodson kan angst helpen bij betere prestaties, stress kan zorgen voor betere concentratie en focus, wat leidt tot beter functioneren, een extra prikkel, spanning en gedrevenheid.
#### 3.1.2 Negatieve faalangst
Negatieve faalangst kent drie vormen:
* **Cognitieve faalangst:** Betreft angst gerelateerd aan denk- en leerprocessen.
* **Sociale faalangst:** Kind is bang voor de omgang met anderen en is ervan overtuigd dat anderen hem of haar stom vinden.
* **Motorische faalangst:** Kind presteert ondermaats bij motorische taken ondanks fysieke capaciteit, door angst om te falen.
Faalangst kan zich ook uiten in een combinatie van deze vormen, waardoor het kind in verschillende omstandigheden onzeker en bang lijkt.
##### 3.1.2.1 Uitingen van negatieve faalangst
Problematische faalangst kan zich uiten in:
* Uitspraken als "ik kan dat niet".
* Verdoken uitspraken.
* Ontwijkend gedrag.
* Lichamelijke reacties.
##### 3.1.2.2 Faalangst als stoornis
Faalangst is geen aparte stoornis volgens de DSM-V, maar kan wel deel uitmaken van gegeneraliseerde angststoornissen of sociale angststoornissen.
* **Prevalentie:** Ongeveer 8% van de 10- en 11-jarigen en 10-13% van de 12- tot 14-jarigen ervaart faalangst. Het komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens, en ook bij bovengemiddeld presterende kinderen. Onderzoek onder meer dan 6000 studenten toonde aan dat 25% een relatief sterke mate van faalangst vertoont.
### 3.2 Oorzaken van faalangst
Oorzaken van faalangst kunnen liggen in:
* **Het gezin:** Aangeleerde hulpeloosheid, grote veranderingen, en de voorbeeldfunctie van ouders.
* **School:** Cultuurinvloeden, veelvuldig falen, en het niet leren falen.
#### 3.2.1 In stand houdende factoren: vicieuze cirkel van faalangst
Faalangst kan in stand worden gehouden door een vicieuze cirkel. Bijvoorbeeld: een kind stelt studeren uit na een negatieve ervaring, ontwikkelt spanning en piekert, probeert keihard te studeren wat leidt tot overbelasting en een black-out, wat de overtuiging "ik kan het niet" bevestigt. Dit kan leiden tot verder uitstelgedrag of een negatieve interpretatie van successen.
### 3.3 Gevolgen van faalangst
Faalangst kan leiden tot:
* **Cognitieve component:** Problemen met concentratie, geheugen en leerprocessen.
* **Lichamelijke component:** Zweten, hoofdpijn, misselijkheid, slaapproblemen.
* **Sociale component:** Vermijding van sociale situaties, sociaal isolement.
* **Emotionele component:** Negatief zelfbeeld, gevoelens van hopeloosheid, angst, depressie.
Het kan ook leiden tot een negatief zelfbeeld, beïnvloed door attributietheorie en de overtuiging van een *fixed mindset* in plaats van een *growth mindset*.
### 3.4 Aanpak en begeleiding
De aanpak van faalangst richt zich op preventie en het verminderen van symptomen, evenals het voorkomen of beperken van secundaire problemen.
#### 3.4.1 Preventieve aanpak
Een preventieve aanpak omvat:
* Een visie en houding die fouten toelaat en succeservaringen vooropstelt.
* Positiviteit bevorderen.
* Zelfstandigheid, structuur en duidelijkheid bieden.
* Aandacht beperken tot essentiële punten.
* Een evenwicht tussen inspanning en ontspanning.
* Affectie en aanvaarding tonen.
* Het zelfbeeld en sociale vaardigheden versterken.
#### 3.4.2 Verwijzing
Indien de basiszorg door leerkrachten (opmerken, signaleren, eerste hulp) onvoldoende is, kan er binnen het zorgbeleid van de school verhoogde zorg worden ingeschakeld. Indien dit niet volstaat, kan er worden doorverwezen naar het CLB, een psychologisch consulent, een (motorisch) therapeut, een logopedist of een orthopedagoog.
#### 3.4.3 Individuele aanpak kind en ouders
Een individuele aanpak kan verschillende vormen aannemen, vaak uitgevoerd door een psychologisch consulent in een schoolpsychologisch centrum (SPP) of schoolpastoraal centrum (SPC). Dit omvat:
* **Functie- en vaardigheidstraining:** Aanleren van specifieke vaardigheden om met faalangst om te gaan.
* **Psycho-educatie:** Informatie verstrekken over faalangst aan het kind en de ouders.
* **Psycho-sociale begeleiding:** Kind en/of ouders begeleiden bij het omgaan met de psychologische en sociale aspecten van faalangst.
* **Contextbegeleiding:** Werken met het gezin en/of de schoolomgeving om de faalangst te verminderen.
##### 3.4.3.1 Psycho-sociale begeleiding
Dit kan bestaan uit:
* **Groeimindset stimuleren:** Het kind leren dat vaardigheden ontwikkeld kunnen worden.
* **Affirmaties:** Positieve zelfbevestigingen gebruiken.
* **Relaxatie- en ademhalingsoefeningen:** Technieken aanleren om angst te beheersen.
* **Strategieën en vaardigheden aanleren:** Concrete methoden voor taakuitvoering en omgang met tegenslag.
* **Gedachten uitdagen:** Het kind leren om negatieve gedachten te herkennen en te weerleggen.
##### 3.4.3.2 Contextbegeleiding
Bij contextbegeleiding wordt het probleem met de ouders besproken, vertrekkend vanuit de zorg. Beschuldigingen worden vermeden en er wordt gekeken naar wat goed loopt en wat moeilijkheden oplevert.
##### 3.4.3.3 Tips voor ouders
* **Aanvaarden en erkennen:** Faalangst van het kind serieus nemen.
* **Probleem samen bespreken:** Open communicatie stimuleren.
* **Angst beperken:** Ondersteuning bieden bij het hanteren van angst.
* **Stimuleren:** Positieve bekrachtiging geven.
* **Niet uitgaan van algemene verwachtingen:** Individuele vooruitgang waarderen.
* **Evalueren!**
##### 3.4.3.4 Faalangst bij examen
Tijdens een examen kan men omgaan met faalangst door:
* Het probleem te bespreken met medestudenten.
* Een plan van aanpak of stappenplan te maken.
* De ervaringen na het examen te delen met de groep.
> **Tip:** Fouten zijn het bewijs dat ik probeer!
### 3.5 Selectief mutisme
Hoewel niet direct faalangst, wordt selectief mutisme (deels) geclassificeerd onder angststoornissen en kent het overlap in de aanpak. Het kenmerkt zich door het consequent niet kunnen praten in sociale situaties, terwijl het kind in andere situaties wel spreekt. Dit remt de ontwikkeling van het kind en is niet te wijten aan communicatiestoornissen, onvoldoende taalbeheersing, autisme spectrum stoornis, etc.
#### 3.5.1 Kenmerken van selectief mutisme
* Consequent niet praten in specifieke sociale situaties (bv. school).
* Wel spreken in andere situaties (bv. thuis).
* Remming van de ontwikkeling door het zwijgen.
* Niet te wijten aan communicatiestoornissen, taalbeheersing, ASS, etc.
Zwijgen kan moeilijk te begrijpen zijn en de angst is niet altijd zichtbaar. Het kind is niet dom of koppig. Non-verbale communicatie (knikken, aanwijzen) is wel aanwezig. Soms wordt het foutief geïnterpreteerd als koppigheid.
#### 3.5.2 Prevalentie en oorzaken
Selectief mutisme komt voor bij ongeveer 7 op 1000 kinderen en vaker bij meisjes en meertalige kinderen. Oorzaken kunnen zijn: angst en onzekerheid, genetische kwetsbaarheid, anderstaligheid, of trauma.
#### 3.5.3 Prognose en behandeling
De prognose is beter bij vroege diagnose en behandeling. Vaak is er een natuurlijke positieve evolutie. Ongeveer 84% herstelt binnen 3 jaar na intensieve therapie. Cognitieve gedragstherapie wordt toegepast.
#### 3.5.4 Aanpak op school
* **Tijdig hulp zoeken:** Na meer dan 1 maand zwijgen, of 6 maanden bij anderstaligheid.
* **Professionele hulp zoeken:** Diagnose en behandeling door een professional.
* **Kind niet onder druk zetten:** Niet dreigen met straf of verplichten te praten. Het kind is bang om te spreken, niet om de leerkracht.
* **Eenvoudige, tijdigde aanpassingen:** Gebruik maken van ja/nee-vragen, laten schrijven in plaats van praten, opnemen van mondelinge opdrachten thuis, een buddy die in de plaats kan praten.
* **Geduld:** Wees geduldig.
* **Psycho-educatie bij de klas:** Bewustzijn creëren bij klasgenoten.
* **Alert zijn voor pestgedrag.**
* **Neutrale reactie bij het beginnen met praten:** Een klein complimentje kan gepast zijn.
---
# Selectief mutisme
Dit gedeelte introduceert selectief mutisme, belicht de kenmerken, prevalentie, oorzaken, prognose en behandeling, met specifieke aandacht voor de aanpak op school.
### 4.1 Kenmerken van selectief mutisme
Selectief mutisme wordt in de DSM-V geclassificeerd onder angststoornissen en wordt gekenmerkt door de volgende criteria:
* **Consequent niet kunnen praten in sociale situaties:** Dit uit zich met name in situaties zoals op school of in winkels.
* **Wel spreken in andere situaties:** Het kind spreekt wel in andere omgevingen, zoals thuis.
* **Belemmering in de ontwikkeling:** Het zwijgen remt de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld op school.
* **Uitsluitingscriteria:** De klachten zijn niet te wijten aan een communicatiestoornis, onvoldoende beheersing van de taal, autisme spectrum stoornis (ASS), of andere factoren.
Het zwijgen kan soms moeilijk te begrijpen zijn en de angst die eraan ten grondslag ligt, is niet altijd zichtbaar. Het is belangrijk te onthouden dat kinderen met selectief mutisme niet dom, koppig of slecht opgevoed zijn.
**Manieren van communicatie:**
* **Non-verbale communicatie:** Dit kan bestaan uit ja-nee knikken, aanwijzen, schrijven of sms'en.
* **Angst is niet altijd zichtbaar:** Soms wordt het zwijgen onterecht geïnterpreteerd als koppigheid.
> **Tip:** Selectief mutisme betekent niet dat het kind niet *wil* praten, maar dat het in specifieke sociale situaties *niet kan* praten door de angst die het ervaart.
### 4.2 Prevalentie en oorzaken van selectief mutisme
Selectief mutisme komt naar schatting voor bij 7 op de 1000 personen. Het komt vaker voor bij meisjes en bij meertalige kinderen.
**Mogelijke oorzaken zijn:**
1. **Angst en onzekerheid:** Een verhoogde mate van angst en onzekerheid speelt een centrale rol.
2. **Genetische kwetsbaarheid:** Er kan een genetische aanleg zijn voor het ontwikkelen van angststoornissen.
3. **Anderstaligheid:** Kinderen die meertalig opgroeien, kunnen soms extra kwetsbaar zijn.
4. **Trauma:** Ingrijpende gebeurtenissen kunnen een trigger zijn.
### 4.3 Prognose en behandeling van selectief mutisme
De prognose voor selectief mutisme is beter bij een vroege diagnose en behandeling. Vaak is er een natuurlijke positieve evolutie waar te nemen. Onderzoek suggereert dat 84% van de kinderen herstelt binnen drie jaar na intensieve therapie.
### 4.4 Aanpak op school
Een effectieve aanpak op school vereist een tijdige en professionele interventie.
**Belangrijke aandachtspunten voor de aanpak op school:**
1. **Tijdig hulp zoeken:** Het is cruciaal om tijdig hulp in te schakelen, idealiter binnen een maand na signalering. Bij kinderen die anderstalig zijn, is een termijn van 6 maanden een richtlijn.
2. **Professionele hulp inschakelen:** De diagnose en behandeling moeten plaatsvinden door professionals. Cognitieve gedragstherapie is een veelgebruikte en effectieve behandelvorm.
3. **Focus op angst, niet op de leerkracht:** Kinderen met selectief mutisme zijn vaak bang om te spreken in de specifieke sociale context, niet zozeer bang voor de leerkracht zelf.
4. **Niet onder druk zetten:**
* Zet de leerling niet onder druk om te praten.
* Dreig niet met straf.
* Verplicht het kind niet te praten.
5. **Eenvoudige, tijdelijke aanpassingen:**
* Stel ja-nee vragen.
* Communiceer via "lippen" (verwijzend naar non-verbale aanwijzingen).
* Laat mondelinge opdrachten thuis opnemen.
* Sta toe dat het kind schrijft in plaats van spreekt.
* Wijs een "buddy" aan die in plaats van het kind kan spreken.
6. **Geduld:** Een langdurig proces vereist veel geduld van alle betrokkenen.
7. **Psycho-educatie voor de klas:** Het informeren van de klasgenoten kan helpen bij het creëren van een begripvolle omgeving.
* Wees alert voor pestgedrag en onderneem direct actie.
8. **Reageren op beginnend spreken:**
* Indien de leerling begint te praten, reageer dan neutraal.
* Geef een klein, gepast complimentje.
> **Tip:** Een succesvolle aanpak vereist samenwerking tussen ouders, school en professionals. Het creëren van een veilige en ondersteunende omgeving is essentieel voor het herstel van het kind.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Faalangst | De angst om te falen, waarbij een kind bang is dat er ondanks een goede voorbereiding een mislukking volgt, wat zich kan uiten in gedachten van "het zal wel niet gaan lukken" of "ik krijg vast een black-out". |
| Positieve faalangst | Een term die soms wordt gebruikt om de nuttige rol van angst of spanning bij het uitvoeren van een taak te beschrijven, waarbij deze spanning kan leiden tot betere prestaties, concentratie en voorzichtigheid. |
| Negatieve faalangst | Faalangst die leidt tot onderprestatie en belemmering, en die zich kan uiten in cognitieve, sociale of motorische vormen, zowel actief als passief. |
| Cognitieve faalangst | Angst die specifiek gericht is op intellectuele taken, zoals toetsen en examens, en die kan leiden tot concentratieproblemen en een "black-out". |
| Sociale faalangst | Angstgevoelens die optreden in de omgang met anderen, waarbij men bang is om negatief beoordeeld te worden door leeftijdsgenoten of volwassenen. |
| Motorische faalangst | Angst die zich manifesteert bij motorische taken, waardoor iemand fysiek in staat is een handeling uit te voeren, maar de angst om te falen ervoor zorgt dat het niet goed lukt. |
| Aangeleerde hulpeloosheid | Een psychologisch fenomeen waarbij iemand, na herhaaldelijk te hebben ondervonden dat inspanningen geen positief resultaat opleveren, stopt met proberen en een passieve houding aanneemt. |
| Vicieuze cirkel van faalangst | Een negatief proces waarbij faalangst leidt tot vermijdingsgedrag of onderprestatie, wat vervolgens de faalangst versterkt, waardoor een cyclus ontstaat die moeilijk te doorbreken is. |
| Attributietheorie | Een theorie die onderzoekt hoe mensen oorzaken toeschrijven aan gebeurtenissen, in het bijzonder aan eigen succes en falen, wat invloed heeft op zelfbeeld en motivatie. |
| Fixed mindset | Een denkstijl waarbij men gelooft dat capaciteiten en intelligentie vastliggen en niet veranderbaar zijn, wat kan leiden tot vermijding van uitdagingen en angst voor falen. |
| Growth mindset | Een denkstijl waarbij men gelooft dat capaciteiten en intelligentie ontwikkeld kunnen worden door inspanning, leren en doorzettingsvermogen, wat juist uitdagingen en leren stimuleert. |
| Selectief mutisme | Een angststoornis waarbij een persoon consequent niet kan praten in specifieke sociale situaties (zoals school), terwijl in andere situaties (zoals thuis) wel gesproken wordt. |
| Prognose | De voorspelling van het waarschijnlijke verloop en de uitkomst van een stoornis of ziekte, gebaseerd op de huidige situatie en beschikbare behandelingsopties. |
| Psycho-educatie | Het informeren en voorlichten van patiënten en hun naasten over een specifieke stoornis, de symptomen, oorzaken, behandeling en prognose, om begrip en coping te bevorderen. |