Cover
Zacznij teraz za darmo MSK4 - HC13 - knieaandoeningen - Deel 1.pdf
Summary
# Artrose van de knie
Knieartrose is een degeneratieve aandoening van het kniegewricht die gekenmerkt wordt door pijn, stijfheid en beperkte mobiliteit, en die een aanzienlijke impact heeft op de levenskwaliteit van patiënten [5](#page=5).
## 1. Artrose van de knie (gonartrose)
### 1.1 Typische presentatie
Knieartrose (gonartrose) ontwikkelt zich typisch gradueel, met pijn die vaak mediaal gelokaliseerd is, wat suggereert dat het mediale compartiment van de knie het meest getroffen is (60% van de gevallen). Andere kenmerken zijn een afwijkende beenstand (genu varum), startstijfheid die minder dan 30 minuten aanhoudt (voornamelijk 's ochtends), en pijn die verergert bij belasting en vermindert in rust. Patiënten kunnen ook crepitaties ervaren, een beperkte mobiliteit en spierzwakte, met name van de quadriceps. Soms treedt er een hydrops op bij overbelasting. De mobiliteitsbeperking volgt doorgaans een kapsulair patroon, met meer beperking in flexie dan extensie, en rotatie die relatief gelijk blijft [5](#page=5).
### 1.2 Epidemiologie
In Vlaanderen treft artrose 3.6% van de patiëntenpopulatie, en in België leidt het tot 26.000 ziekenhuisopnames per jaar. Het levenslange risico op knieartrose is hoog, met 45% van de bevolking die het ontwikkelt. De aandoening komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (60/40) en het risico stijgt met leeftijd en body mass index (BMI). De knie is het gewricht dat het vaakst door artrose wordt getroffen, en het komt vaak voor in meerdere gewrichten tegelijkertijd [5](#page=5).
### 1.3 Diagnostiek
De klinische diagnose van heup- en/of knieartrose wordt gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek, gebruikmakend van de klinische classificatiecriteria van het ‘American College of Rheumatology’ (ACR). Deze klinische criteria kunnen als medische diagnostische criteria worden gebruikt. Het maken van een röntgenfoto is voor het stellen van de klinische diagnose niet geïndiceerd, maar kan wel nuttig zijn voor differentiaaldiagnostiek en het uitsluiten van andere pathologieën, of als voorbereiding op een chirurgische procedure in de eindfase van conservatieve behandeling. Het gaat bij de ACR-criteria specifiek om pijn bij endorotatie zonder bewegingsbeperking [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.4 Risicofactoren
De belangrijkste risicofactoren voor artrose zijn leeftijd, obesitas, eerdere blessures zoals meniscusresectie of voorste kruisbandletsel, malalignement en spierzwakte [10](#page=10).
### 1.5 Management
Het management van knieartrose omvat een gefaseerde aanpak, het zogenaamde 'stepped-care principe'. Dit houdt in dat gestart wordt met eenvoudige modaliteiten, waarna meer complexe, intensieve of invasieve zorg wordt geïntroduceerd, in overleg met de patiënt [18](#page=18).
#### 1.5.1 Conservatieve behandeling
##### 1.5.1.1 Educatie en leefstijladvies
Educatie en leefstijladvies zijn essentieel in zowel de conservatieve als de pre- en postoperatieve fase. Informatie kan mondeling worden gegeven, maar dient schriftelijk en/of digitaal ondersteund te worden, afhankelijk van de wensen en gezondheidsvaardigheden van de patiënt [22](#page=22).
**Belangrijke aspecten van educatie:**
* **Over de aandoening:** Artrose tast het hele gewricht aan (kraakbeen, bot, spieren, banden). Het is geen onvermijdelijk onderdeel van veroudering. Een röntgenfoto is niet altijd nodig voor diagnose, en de ernst op de foto correleert niet altijd met de klachten. De ernst en beloop van klachten variëren sterk per individu [24](#page=24).
* **Over de operatie:** Patiënten moeten geïnformeerd worden over de operatie, revalidatie, mogelijke externe hulp, het belang van spierkracht en fitheid vooraf, en leefregels na de operatie [24](#page=24).
* **Over behandelmogelijkheden:** Conservatieve opties zoals zelfmanagement (bewegen, gezonde leefstijl), oefentherapie, pijnmedicatie (met mogelijke bijwerkingen) en gewichtsverlies bij overgewicht kunnen de klachten aanzienlijk verminderen. Een gewrichtsvervangende operatie is een optie in een eindstadium bij onvoldoende resultaat van conservatieve behandeling [25](#page=25).
* **Over het belang van bewegen en een gezonde leefstijl (zelfmanagement):** Regelmatige fysieke activiteit, individueel afgestemde oefeningen voor spierversterking, conditieverbetering en dagelijkse activiteiten kunnen pijn verminderen en functioneren verbeteren. Kleine aantallen oefeningen, dagelijks uitgevoerd, kunnen al effectief zijn. Sedentair gedrag kan klachten verergeren en het risico op leefstijlgerelateerde aandoeningen verhogen. Het verlagen van mechanische belasting (korte rustpauzes, hulpmiddelen) kan nodig zijn. Gewichtsverlies en behoud van een gezond gewicht door aangepaste voeding en verhoogde fysieke activiteit zijn cruciaal bij overgewicht/obesitas [25](#page=25).
> **Tip:** Patiëntgerichte zorg en het betrekken van de patiënt bij het opstellen van doelen en behandelplannen is cruciaal voor therapietrouw en succes [19](#page=19) [27](#page=27).
##### 1.5.1.2 Oefentherapie
Oefentherapie, gebruikmakend van de FITT-factoren (Frequentie, Intensiteit, Tijd, Type), wordt aanbevolen in de conservatieve fase van heup- en knieartrose, en postoperatief bij heupprothesen. Het kan overwogen worden preoperatief bij heup- en knieprothesen, en postoperatief bij knieprothesen [26](#page=26).
**Bouwstenen van een sterk oefenprogramma:**
* **Algemene aspecten:** Oefentherapie dient aangeboden te worden ongeacht patiëntkarakteristieken zoals leeftijd, ernst van pijnklachten of gewrichtsschade. Het moet gecombineerd worden met voorlichting/advies en een beweegplan met korte- en langetermijndoelen, samen met de patiënt opgesteld. Een combinatie van begeleide en zelfstandige uitvoering (blended care) is aan te raden, waarbij de verhouding bepaald wordt op basis van zelfstandigheid, motivatie en praktische overwegingen [27](#page=27).
* Overweeg boostersessies op lange termijn om therapietrouw te verbeteren [28](#page=28).
* Overweeg eHealth-toepassingen voor ondersteuning bij zelfstandige uitvoering of om begeleiding te verminderen [28](#page=28).
* Overweeg groepsverband voor oefentherapie indien weinig individuele begeleiding nodig is [28](#page=28).
* **Specifieke aanbevelingen:** Bied aerobe, weerstands-, prestatie- of neuromusculaire oefeningen aan, afgestemd op individuele behoeften en voorkeuren. Streef naar minimaal 12 begeleide oefensessies van 30-60 minuten per sessie gedurende zes weken (twee sessies per week). Moedig 1-2 extra sessies per week aan voor optimale resultaten, met name voor kracht. Geef voorlichting over het omgaan met pijnaanvallen en ontstekingen, en hoe oefeningen aangepast kunnen worden voor continue deelname. Overweeg oefeningen in water bij patiënten die te veel pijn hebben voor oefeningen op het land. Breid initiële oefentherapieprogramma's eventueel uit tot 12 weken of langer voor optimale resultaten, met name voor kracht [29](#page=29) [30](#page=30).
##### 1.5.1.3 Medicatie en infiltraties
Medicatie en infiltraties worden ook ingezet als onderdeel van een multidisciplinaire aanpak. NSAID's verhogen echter het risico op hart- en vaatproblemen, vooral bij oudere patiënten met bestaande cardiovasculaire aandoeningen of hypertensie. Comorbiditeiten kunnen de medicatiekeuze en de veiligheid van pijnbestrijding beïnvloeden [10](#page=10) [35](#page=35).
##### 1.5.1.4 Hulpmiddelen
Hulpmiddelen zoals braces en wandelstokken kunnen ondersteuning bieden [10](#page=10).
#### 1.5.2 Chirurgie
Chirurgie, meestal een totale knieprothese (TKA), is een optie bij falen van het conservatieve beleid [10](#page=10).
##### 1.5.2.1 Totale knieprothese (TKA) en revalidatie
Bij een TKA ligt de focus van de revalidatie op drie kerngebieden: pijn en psychosociale context, mobiliteit (Range of Motion - ROM), en spierkracht van de quadriceps [33](#page=33).
* **Pijn en psychosociale context:** Pijn is de voornaamste reden voor een operatie, en pijnvermindering wordt bereikt bij 66-98% van de patiënten. Ernstige preoperatieve pijn correleert met ernstige postoperatieve pijn. Sociale steun verbetert de outcome, terwijl een fragiele geestelijke gezondheid en catastrofering leiden tot een slechtere outcome. De Pain Catastrofizing Scale (PCS) kan angst en depressie in kaart brengen [36](#page=36).
* **Mobiliteit (ROM):** Beperkte ROM is naast pijn een belangrijke indicatie voor een prothese. Een extensiebeperking van meer dan 5 graden en een flexiebeperking van minder dan 90 graden ('stijve knie') of minder dan 50 graden ('zeer stijve knie') zijn relevant. Preoperatieve ROM is voorspellend voor postoperatieve ROM, maar er is nog geen consensus over de relatie tussen ROM en functie. Er worden geen verschillen gezien tussen agressieve en progressieve ROM-technieken [37](#page=37).
* **Kracht (quadriceps):** Quadricepszwakte, die bij artrose ongeveer 20% lager is dan bij gezonde personen van dezelfde leeftijd, kan ontstaan door preoperatieve atrofie (sarcopenie) of postoperatieve neuromusculaire inhibitie (Arthrogenic Muscle Inhibition - AMI). Sarcopenie neemt toe met leeftijd. AMI leidt tot minder spiergebruik en vervolgens atrofie. Een verlies van 10% spiermassa van de quadriceps wordt binnen een maand na TKA waargenomen. Atrofie en inhibitie verklaren 85% van het krachtverlies in de eerste maand na TKA. Het contralaterale been is niet "normaal". Het duurt tot 6 maanden postoperatief om het preoperatieve niveau te bereiken, en vaak blijft er sprake van minder kracht. Aandacht is nodig voor de dynamische spierkracht van het niet-geopereerde been. Functionele taken zoals trappen en opstaan zijn sterk gerelateerd aan quadricepskracht. Quadricepskracht is gerelateerd aan vallen en stapsnelheid, waarbij TKA-patiënten 50% langzamer kunnen zijn. Na 2-3 jaar kan er vooruitgang zijn, gevolgd door een achteruitgang. Een "intensief programma" direct na TKA leidt tot betere resultaten [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 1.5.2.2 Arthrogenic Muscle Inhibition (AMI)
Arthrogenic muscle inhibition (AMI) of artrogene spierremming is neuromusculaire inhibitie na een ingreep zoals een totale knieprothese. Hierbij heeft de quadriceps een verminderd samentrekkingsvermogen als gevolg van veranderde zenuwsignalen vanuit het beschadigde gewricht [41](#page=41).
**Oorzaken van neuromusculaire remming:**
* **Veranderde sensorische feedback:** Schade en zwelling van de kniegewrichtstructuren sturen abnormale sensorische signalen naar het centrale zenuwstelsel [41](#page=41).
* **Veranderingen in spinale en corticale reflexen:** Deze feedback leidt tot een afname van de prikkelbaarheid van motorneuronen en disfunctie in de motorische cortex, waardoor de quadriceps niet goed geactiveerd kan worden [41](#page=41).
* **Ontsteking en zwelling:** Lokale zwelling en ontsteking verstoren de communicatie tussen het gewricht en de spieren [41](#page=41).
**Behandeling van AMI:**
* Specifieke spieractivatieoefeningen (bv. biofeedback, motor imagery), neuromusculaire elektrische stimulatie (NMES), en modaliteiten ter vermindering van zwelling (indien relevant) [41](#page=41).
### 1.6 Valpreventie en comorbiditeiten
Patiënten met artrose hebben een verhoogd valrisico door pijn (leidend tot bewegingsvermijding, spierzwakte en verminderde stabiliteit), verminderde functie (stijfheid, aangepaste loopstijl, balansproblemen) en medicatie (bv. opioïden, antidepressiva). Preventieve maatregelen omvatten valrisicobeoordeling, medicatierevisie, aanpassing van de omgeving, specifieke oefeningen (krachttraining, tai chi, aerobics), voorzichtigheid met pijnstillers, vitamine D-suppletie bij tekort, geschikt schoeisel, en gebruik van hulpmiddelen zoals een stok of rollator [34](#page=34).
Veelvoorkomende comorbiditeiten bij artrose zijn hart- en vaatziekten, hypertensie, diabetes, metabool syndroom, obesitas, depressie en angst. Deze treden vaak op door leeftijd, fysieke inactiviteit (door artrose-gerelateerde pijn en beperkingen), obesitas (biomechanische belasting en metabole effecten), en de vicieuze cirkel van beperkingen, pijn, obesitas en andere ziekten. Bij de behandeling dient rekening gehouden te worden met comorbiditeiten, met name de interactie met medicatie zoals NSAID's [35](#page=35).
> **Tip:** De risico's op heroperatie (revisie) zijn hoger bij mannen en jongere patiënten, en de kans op verdere revisies neemt toe met kortere intervallen tussen operaties. Het levenslange risico op revisie na een primaire knieprothese is 5% voor patiënten ouder dan 70 jaar, maar kan oplopen tot 35% voor mannen in de vroege vijftigers [15](#page=15).
---
# Revalidatie na totale knieprothese
De revalidatie na een totale knieprothese (TKA) focust op het herstellen van pijnvrijheid, mobiliteit, spierkracht en de psychosociale welzijn van de patiënt om optimale functionele uitkomsten te bereiken [32](#page=32) [33](#page=33).
### 2.1 Pijn en psychosociale context
Pijn is de voornaamste reden waarom patiënten een knieprothese laten plaatsen. Bij 66-98% van de patiënten wordt een significante pijnvermindering bereikt na de ingreep. Ernstige preoperatieve pijn is een voorspeller van ernstige postoperatieve pijn. De psychosociale context speelt een cruciale rol in de revalidatie-uitkomst; meer sociale steun leidt tot betere resultaten. Een fragiele geestelijke gezondheid en neiging tot 'pain catastrophizing' worden geassocieerd met een slechtere uitkomst. De 'Pain Catastrofizing Scale' (PCS) kan angst en depressie meten [36](#page=36).
### 2.2 Mobiliteit (Range of Motion - ROM)
Beperkte mobiliteit, naast pijn, is een belangrijke indicatie voor het plaatsen van een knieprothese. Een extensiebeperking van meer dan 5 graden en een flexiebeperking van minder dan 90 graden (wat resulteert in een 'stijve knie') of minder dan 50 graden (wat leidt tot een 'zeer stijve knie') zijn klinisch relevante beperkingen. De preoperatieve ROM is voorspellend voor de postoperatieve ROM. Er is echter nog geen consensus over de precieze relatie tussen ROM en functie. Onderzoek toont aan dat er geen significant verschil is in uitkomst tussen agressieve en progressieve ROM-technieken [37](#page=37).
### 2.3 Spierkracht (quadriceps)
Quadricepszwakte, die bij artrose (OA) reeds met ongeveer 20% verminderd kan zijn ten opzichte van gezonde personen van dezelfde leeftijd, is een belangrijk aandachtspunt na een TKA. De verminderde kracht kan twee oorzaken hebben: preoperatieve atrofie (sarcopenie) of postoperatieve neuromusculaire inhibitie. Sarcopenie, het verlies van spiermassa, neemt toe met de leeftijd. Arthrogene Muscle Inhibition (AMI) is een fenomeen waarbij het verminderde gebruik van de quadriceps leidt tot atrofie. Na een TKA kan een verlies van wel 10% van de quadricepsspiermassa binnen een maand optreden. Atrofie en inhibitie samen verklaren ongeveer 85% van het krachtverlies in de eerste maand na een TKA. Het is belangrijk te beseffen dat het niet-geopereerde been na een TKA ook niet altijd "normaal" presteert [38](#page=38).
Het kan tot 6 maanden postoperatief duren voordat het preoperatieve krachts niveau is bereikt, en vaak blijft de kracht daarna nog steeds verminderd. Er dient ook aandacht te worden besteed aan de dynamische spierkracht van het niet-geopereerde been [39](#page=39).
Functionele taken zoals trappen lopen en opstaan zijn sterk gerelateerd aan de quadricepskracht. Quadricepskracht is een belangrijke factor voor valpreventie en stapsnelheid, waarbij TKA-patiënten gemiddeld 50% langzamer lopen. Na 2 tot 3 jaar kan er aanvankelijk sprake zijn van verbetering, gevolgd door een achteruitgang. Intensieve revalidatieprogramma's direct na de TKA leiden tot betere resultaten [40](#page=40).
#### 2.3.1 Arthrogenic muscle inhibition (AMI)
Neuromusculaire inhibitie na een ingreep zoals een totale knieprothese (TKP) staat bekend als arthrogenic muscle inhibition (AMI) of artrogene spierremming. Hierbij heeft de quadriceps een verminderd samentrekkingsvermogen als gevolg van veranderde zenuwsignalen vanuit het beschadigde gewricht [41](#page=41).
**Oorzaken van neuromusculaire remming:**
* **Veranderde sensorische feedback:** Schade en zwelling van de kniegewrichtsstructuren na een TKP sturen abnormale sensorische signalen naar het centrale zenuwstelsel [41](#page=41).
* **Veranderingen in de spinale en corticale reflexen:** Deze veranderde feedback leidt tot een afname van de prikkelbaarheid van spinale motorneuronen en een disfunctie in de motorische cortex, waardoor de quadriceps niet goed kan worden geactiveerd [41](#page=41).
* **Ontsteking en zwelling:** Lokale zwelling en ontsteking spelen een belangrijke rol bij het verstoren van de normale communicatie tussen het gewricht en de spieren [41](#page=41).
**Behandeling van AMI:**
Specifieke spieractivatieoefeningen (bv. biofeedback, motor imagery), neuromuscular electrical stimulation (NMES), en modaliteiten ter vermindering van zwelling (indien relevant) worden ingezet [41](#page=41).
### 2.4 Revalidatieprotocol
De revalidatie na een totale knieprothese kan worden opgedeeld in verschillende fasen, met specifieke doelstellingen en oefeningen.
#### 2.4.1 Deel 1: week 1 post-operatief
**Algemene doelstellingen:**
* Patiënt kan veilige en onafhankelijke transfers uitvoeren tussen bed en stoel op verschillende ondergronden [43](#page=43).
* Patiënt kan zich veilig en onafhankelijk verplaatsen met aangepaste hulpmiddelen [43](#page=43).
* Patiënt kan trappen nemen met een kruk (eventueel een driepoot) [43](#page=43).
* Patiënt bezit een goed statisch en dynamisch evenwicht met hulpmiddel [43](#page=43).
* Patiënt bereikt een ROM van 0 tot 100 graden flexie [43](#page=43).
* Patiënt kan thuisoefeningen uitvoeren [43](#page=43).
**Dag van de ingreep:**
* Mobilisaties van 0 tot 100 graden zo snel mogelijk starten [44](#page=44).
* Bij pijn of zwelling: ijs applicatie gedurende 20 minuten per uur tot twee uur [44](#page=44).
* Een opgerolde handdoek onder de enkel kan worden gebruikt voor volledige extensie wanneer er geen mobilisaties of Continuos Passive Motion (CPM) in gebruik zijn. Dit punt is echter discussieerbaar en dient altijd in overleg met de chirurg te gebeuren [44](#page=44).
> **Tip:** De nadruk kan mogelijk liggen op gerichte passieve mobilisaties en het stimuleren van actieve participatie van de patiënt [45](#page=45).
**Dagen na de ingreep:**
* Regelmatig de ROM met 5-10 graden opdrijven tot de patiënt 100 graden flexie bereikt [46](#page=46).
* Ijsbehandeling gedurende 15-20 minuten, driemaal daags of meer indien nodig [46](#page=46).
* Actieve oefeningen starten in lig: 'ankle pumps', 'quadriceps settings', 'gluteal settings' en 'heel slides' [46](#page=46).
* Zitten op de rand van het bed (eventueel met assistentie) [46](#page=46).
* Gang oefenen met een looprek, met maximale assistentie gedurende 15 minuten [46](#page=46).
* Vaak is onmiddellijk volledige belasting toegestaan, eventueel met krukken of rollator voor stabiliteit [46](#page=46).
* Zitten op een stoel gedurende 15 minuten [46](#page=46).
* Actieve knieflexie tot 0-70 graden [46](#page=46).
**Dagen na de ingreep (progressie):**
* Patiënt voert de oefeningen in bed 5 keer per dag uit [47](#page=47).
* Transfers van bed naar stoel met afnemende assistentie [47](#page=47).
* Duur van de gang met looprek opbouwen, gevolgd door gang met krukken tot 1 uur [47](#page=47).
* Transfer naar toilet en badkamer [47](#page=47).
* Twee sessies van 30 minuten zitten op een stoel [47](#page=47).
* Actieve knieflexie opdrijven tot 90 graden [47](#page=47).
* Trappen oefenen [47](#page=47).
Ontslag uit het ziekenhuis vindt plaats wanneer de patiënt zelfstandig en veilig trappen kan lopen en zich veilig kan verplaatsen [47](#page=47).
#### 2.4.2 Deel 2: functionaliteit
**Algemene doelstellingen:**
* Overgang van een driepoot of looprek naar één kruk [48](#page=48).
* Verbetering van spierkracht en proprioceptie [48](#page=48).
* Verbetering van statisch en dynamisch evenwicht [48](#page=48).
* Maximalisatie van de functie binnenshuis [48](#page=48).
* Actieve flexie tot 120 graden [48](#page=48).
* Functionaliteit wordt voornamelijk getraind met gesloten keten oefeningen, wat gunstig is voor de prothese [48](#page=48).
**Tot +/- 3 weken:**
* Aandacht voor het litteken (zwelling, hechtingen) [49](#page=49).
* Voortzetten van thuisoefeningen [49](#page=49).
* Progressief vermeerderen van de loopafstand met steunname (tot 50-100 meter per dag) [49](#page=49).
* Hometrainer onder begeleiding gedurende 5-10 minuten [49](#page=49).
* 'Wall slides' (knie niet voorbij de tenen) [49](#page=49).
* Evenwichtsoefeningen [49](#page=49).
* Actieve ROM (Range of Motion) tot 115 graden [49](#page=49).
**Tot +/- 5 weken:**
* Gebruik van één kruk binnenshuis [50](#page=50).
* Hometrainer gedurende 10-15 minuten, tweemaal daags [50](#page=50).
* Oefenen van unipodale stand en 'side stepping' tot 'carioca' [50](#page=50).
* Halve squats (eventueel met steun in het begin), met nadruk op controle van de excentrische fase [50](#page=50).
* Quadriceps oefeningen [50](#page=50).
* AROM tot 120 graden [50](#page=50).
#### 2.4.3 Deel 3: "advanced" functionaliteit
**Algemene doelstellingen:**
* Gang zonder kruk (na ongeveer 6 weken) [51](#page=51).
* Verdere verbetering van de dynamische stabiliteit [51](#page=51).
* Volledige AROM tot 135 graden [51](#page=51).
* Zonder problemen uitvoeren van functionele taken binnenshuis [51](#page=51).
* Verbetering van participatieve elementen [51](#page=51).
**Tot +/- 8-10 weken:**
* Buitenshuis lopen zonder kruk [52](#page=52).
* Krachtoefeningen met focus op excentrische controle. Het gebruik van gewichtsmanchetten wordt bij voorkeur vermeden zonder goedkeuring van de chirurg [52](#page=52).
* Accent op bilaterale stand [52](#page=52).
* Volledige ROM [52](#page=52).
* Streven naar een symmetrisch gangpatroon (normalisatie) [52](#page=52).
* Goede resultaten zijn te verwachten tussen 3 en 6 maanden na de ingreep [52](#page=52).
### 2.5 Behandelplan en doelstellingen maken
Het opstellen van behandelplannen met specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdsgebonden (SMART) doelstellingen is essentieel voor een gestructureerde revalidatie [53](#page=53).
> **Voorbeeld SMART doelstelling:** 'Binnen 6 weken zal de patiënt autonoom 500 meter kunnen wandelen op vlak terrein zonder loophulpmiddel, met een pijnscore van maximaal 3 op 10 tijdens en na het stappen, om de functionele mobiliteit te verbeteren en dagelijkse activiteiten opnieuw te kunnen opnemen.'
>
> * **S**pecifiek: 500 m wandelen, zonder loophulpmiddel, pijn ≤ 3/10.
> * **M**eetbaar: Afstand, gebruik van loophulpmiddel, pijnscore (NPRS).
> * **A**cceptabel: Haalbaar binnen 6 weken postoperatief, in overleg met patiënt.
> * **R**ealistisch/Relevant: Draagt direct bij aan functionele zelfstandigheid, past binnen de context.
> * **T**ijdsgebonden: Binnen 6 weken.
### 2.6 Meetinstrumenten
De subjectieve perceptie van de patiënt correleert niet altijd nauwkeurig met de objectieve quadricepskracht. Eerder is er een correlatie met pijn en de subjectieve indruk van functionaliteit dan met daadwerkelijk gemeten functionele taken. Daarom is het aan te raden om functieschalen te gebruiken voor het meten van uitkomsten, in plaats van enkel krachtmetingen [54](#page=54).
**Meetinstrumenten kunnen worden onderverdeeld in:**
* **Functies/anatomische eigenschappen:**
* Pijn (VAS - Visual Analogue Scale) [55](#page=55).
* KOOS (Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score) [55](#page=55).
* Goniometrie [55](#page=55).
* Handheld Dynamometer [55](#page=55).
* **Activiteiten/participatie:**
* KOOS (Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score) [55](#page=55).
* WOMAC (Western Ontario and McMaster Universities Osteoarthritis Index) [55](#page=55).
* TUGT (Timed Up and Go test) [55](#page=55).
* 6MWT (6-Minuten Wandeltest) [55](#page=55).
### 2.7 Prevalidatie
Er is discussie over de effectiviteit van prevalidatie vanwege tegenstrijdige publicaties, heterogeniteit in behandelinhoud, variërende patiëntprofielen en de ideale inhoud van het programma. Een studie beschrijft een prevalidatieprogramma dat 12 weken voor de operatie startte en bestond uit educatie (over artrose, gewrichtsbescherming, thuisveiligheid en TKA) en thuisoefeningen (enkelpompjes, knie-ROM, gestrekte beenspanning, isometrische quadriceps, rekken en versterken). Hoewel deze studie aangaf dat prevalidatie niet superieur was aan alleen chirurgische behandeling, veranderde ongeveer 20% van de patiënten hun beslissing om een operatie te ondergaan, wat het belang van uitstel benadrukt, met name in de vroege periode [57](#page=57) [58](#page=58).
### 2.8 Manuele therapie
Manuele therapie kan beschouwd worden als een aanvullende behandeling en geen noodzakelijkheid; het gebruik ervan dient afgestemd te worden op de karakteristieken en voorkeuren van de patiënt [61](#page=61).
### 2.9 Dieet
Specifieke informatie over dieet als interventie is niet verder uitgewerkt in de verstrekte tekst [62](#page=62).
### 2.10 Alternatieven in revalidatie
Er zijn diverse alternatieve benaderingen en interventies die gebruikt kunnen worden binnen de revalidatie na een TKA:
* **Aquatherapie:** Deel van de mogelijke alternatieven [63](#page=63).
* **Gait retraining:** Een alternatief voor revalidatie [64](#page=64).
* **Pilates, yoga, etc.:** Andere mogelijke alternatieve oefenvormen [65](#page=65).
* **Specifieke wandelvormen:** Kunnen worden ingezet [66](#page=66).
> **Belangrijke Noot:** Bij de behandeling van patiënten met heup- en/of knieartrose door de therapeut dienen voorlichting/adviezen en oefentherapie centraal te staan. De toepassing van andere, niet-oefentherapeutische interventies wordt in principe afgeraden [67](#page=67).
### 2.11 Actief zijn buiten de therapiesessie
De vraag wordt gesteld wat betreft de rol van actieve deelname van patiënten buiten de reguliere therapiesessies. Een conceptuele opbouw van een vragenlijst voor fysieke activiteit wordt beschreven, verdeeld over categorieën zoals fysieke activiteiten tijdens werk, vervoer, huishoudelijk werk, sport, ontspanning, vrije tijd en zittende tijd. Deze vragenlijst bevat gesloten vragen en meet het niveau van fysieke activiteit op ordinaal niveau, of continu in METS [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71).
> **Algemene opvatting:** De stelling "Joggen is gevaarlijk voor je heupen/knieën!" wordt ter discussie gesteld [72](#page=72).
>
> **Onderzoek ondersteunt:** Er is consistent bewijs dat veelvoorkomende vormen van fysieke activiteit (wandelen, hardlopen en bepaalde recreatieve sporten) het risico op structurele progressie van knieartrose niet verhogen. Deze vormen van fysieke activiteit kunnen zelfs gunstig zijn voor het kniegewricht, hoewel meer studies nodig zijn om dit te onderbouwen. Zorgverleners kunnen de richtlijnen van de WHO raadplegen voor algemene aanbevelingen inzake fysieke activiteit voor patiënten met, of met risico op, knieartrose [73](#page=73).
>
> Er zijn geen directe gegevens die dit soort activiteiten inherent als problematisch bestempelen. Wel dient rekening te worden gehouden met de individuele context en voorgeschiedenis van de patiënt [75](#page=75).
---
# Artritis van de knie
Dit deel behandelt artritis, inclusief de typische presentatie, epidemiologie, het mechanisme van ontsteking en het management, met specifieke aandacht voor de rol van kinesitherapie en de behandeling van opflakkeringen.
### 3.1 Typische presentatie, epidemiologie en mechanisme
#### 3.1.1 Typische presentatie
Artritis kenmerkt zich door acute ontstekingspijn, roodheid, warmte en zwelling. Patiënten ervaren vaak pijn in rust en nachtelijke pijn, wat leidt tot mobiliteitsbeperking, typisch volgens een kapsulair patroon [78](#page=78).
#### 3.1.2 Epidemiologie
Artritis kan ontstaan door directe belasting van het gewricht, maar ook door aandoeningen zoals reumatoïde artritis (RA), jicht of infectieuze artritis. De prevalentie van reumatoïde artritis bedraagt ongeveer 0,5–1% van de bevolking. Jicht komt vaker voor bij mannen ouder dan 40 jaar en presenteert zich vaak unilateraal, hoewel het vaker voorkomt in de extremiteiten [78](#page=78).
#### 3.1.3 Mechanisme
Het ontstekingsproces begint in het synovium, wat leidt tot synoviale hypertrofie, vochtophoping en kraakbeenschade. Oorzaken kunnen trauma, auto-immuunreacties (zoals bij RA), metabole stoornissen (zoals bij jicht) of infecties (zoals bij sepsis) zijn [79](#page=79).
### 3.2 Management van artritis
#### 3.2.1 Algemene principes
Het management van artritis omvat verschillende benaderingen. In de acute fase ligt de nadruk op rust en ontlasting. Medisch management richt zich op ontstekingscontrole met medicatie zoals NSAIDs, corticosteroïden en, bij infectie, antibiotica. Kinesitherapie speelt een cruciale rol bij het behouden van mobiliteit, spierkracht, gewrichtsprotectie en het aanbieden van laag-impact training. De belasting wordt geleidelijk opgebouwd zodra de aandoening stabiel is [79](#page=79).
#### 3.2.2 Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs (DMARDs)
DMARDs zijn medicijnen die ontstekingen remmen, pijn verminderen en gewrichts- en weefselschade vertragen of voorkomen door het overactieve immuunsysteem te kalmeren [83](#page=83).
### 3.3 Management van opflakkeringen (flares)
#### 3.3.1 Definitie en heterogeniteit
Het is belangrijk om opflakkeringen (flares) van artritis te managen. Er bestaat echter geen universeel gestandaardiseerde definitie van een flare, wat leidt tot verschillen in interpretatie tussen patiënten en artsen. De Outcome Measures in Rheumatology Clinical Trials (OMERACT)-groep heeft een werkdefinitie voorgesteld: "een opflakkering is een verergering van de ziekteactiviteit die, indien aanhoudend, zou leiden tot het starten, wijzigen of intensiveren van de behandeling" [84](#page=84).
> **Tip:** De conceptualisering en meting van RA-flares in de literatuur vertoont opvallende heterogeniteit. Hoewel kwalitatief bewijs het aanzienlijke effect van flares op het welzijn van patiënten benadrukt, zijn de meeste gemelde flare-definities niet gebaseerd op patiëntrapportages. Er is behoefte aan een brug tussen de perspectieven van patiënten en zorgverleners om te bepalen wat een flare onderscheidt van acceptabele symptoomvariabiliteit bij het leven met RA [85](#page=85).
#### 3.3.2 Soorten flares
Flares kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën [85](#page=85):
* **Voorspelbare flares:** Deze hebben een bekende uitlokkende factor, zoals overmatige inspanning, slechte slaap, stress of een infectie. De symptomen verbeteren doorgaans vanzelf weer [85](#page=85).
* **Onvoorspelbare flares:** Deze hebben minder duidelijkheid rondom een specifieke trigger en mogelijk niet vanzelf herstellen [85](#page=85).
#### 3.3.3 Uitdagingen bij definitie
Het definiëren van flares is complex omdat artsen en patiënten vaak niet overeenstemmen, en zelfs individuele patiënten verschillende definities hanteren. Moeilijkheden liggen in de onduidelijke afbakening van duur, de primaire uitkomstmaat en de combinatie van objectieve en subjectieve scores [85](#page=85).
### 3.4 Therapie doelen en oefentherapie
#### 3.4.1 Doelen van therapie
De therapeutische doelen bij artritis omvatten pijnbestrijding (met name tijdens opflakkeringen), het voorkomen of beheersen van gewrichtsschade, en het verbeteren van diverse aspecten zoals kennis van ziektebeheer, functionaliteit in dagelijkse activiteiten, gewrichtsstijfheid (bewegingsbereik), kracht, vermoeidheidsniveau, levenskwaliteit, aerobe conditie, stabiliteit en coördinatie [87](#page=87).
#### 3.4.2 Oefentherapie als primaire strategie
Beweging wordt beschouwd als veilig en gunstig voor de meeste mensen met RA, omdat het pijn kan verminderen, functie kan verbeteren en gewrichten kan beschermen. Het oefenprogramma moet individueel worden aangepast, rekening houdend met ziekteactiviteit, gewrichtsschade, pijnniveau, vermoeidheid en comorbiditeiten [88](#page=88).
> **Tip:** Observeer de reactie van de gewrichten na training. Als pijn of zwelling in de knie langer dan 2 uur aanhoudt na de inspanning, dient de belasting of intensiteit in de volgende sessie te worden verminderd [88](#page=88).
Tijdens opflakkeringen wordt de oefentherapie aangepast met nadruk op zachte range of motion (ROM) en isometrische oefeningen, waarbij hoge belasting of impact wordt vermeden [88](#page=88).
### 3.5 Aanvullende therapieën bij RA
#### 3.5.1 Hulpmiddelen en manuele therapie
Reumatoïde artritis kan leiden tot gewrichtsmisvormingen en pijn, wat het vermogen om zelfstandig ADL-taken uit te voeren kan belemmeren. Spalken en orthesen worden vaak gebruikt om het bewegingsapparaat te ondersteunen en te corrigeren, de gewrichtsuitlijning te verbeteren en aangetaste gewrichten te beschermen. Manuele therapie kan een effectieve aanvulling zijn op oefentherapie bij patiënten met RA [91](#page=91).
> **Let op:** Manuele therapie mag niet worden toegepast op gewrichten met actieve ontsteking. Bij de cervicale wervelkolom is dit een contra-indicatie, met name bij cervicale instabiliteit [91](#page=91).
---
# Meniscusletsel
Dit gedeelte behandelt meniscusletsel, inclusief de functie van de meniscus, diagnostiek, mechanismen van letsel en managementopties, met nadruk op revalidatieprotocollen na verschillende ingrepen.
### 4.1 Rol van de meniscus
De meniscus speelt een cruciale rol in de knie en functioneert voor "load bearing, load transmission, shock absorption, joint stability, joint lubrication, and joint congruity". Bij normale activiteiten dragen de menisci 1 tot 5 keer het lichaamsgewicht. Bij activiteiten zoals een sprong kan dit oplopen tot meer dan 15 keer het lichaamsgewicht. De menisci dragen 50% van de compressieve belasting over via de achterste hoorns in extensie, oplopend tot 85% bij 90 graden flexie. Verwijdering van de mediale meniscus leidt tot een afname van 50% tot 70% van het contactoppervlak van de femurcondylus en een toename van 100% in contactspanning. Totale laterale meniscectomie vermindert het contactoppervlak met 40% tot 50% en verhoogt de contactspanning in de laterale component tot 200% tot 300% van de normale waarde, wat versnelde beschadiging en degeneratie van het gewrichtskraakbeen kan veroorzaken. De vascularisatie van de meniscus bepaalt de helingsmogelijkheden [94](#page=94) [95](#page=95) [97](#page=97).
### 4.2 Epidemiologie en typische presentatie
Meniscusletsel komt frequent voor bij sporters, maar ook bij personen ouder dan 40 jaar door degeneratie. Het meest voorkomende letsel is een scheur in de posterieure hoorn van de mediale meniscus (80%). Vaak is meniscusletsel geassocieerd met letsels van de voorste kruisband (VKB) en de mediale collaterale ligamenten (LCM), bekend als de 'unhappy triad' [100](#page=100) [93](#page=93).
De typische presentatie omvat:
* Een draai- of kniebuigtrauma of degeneratief letsel [93](#page=93).
* Gellokaliseerde pijn (mediaal of lateraal) [93](#page=93).
* Slotverschijnselen of klikken, hoewel de diagnostische waarde hiervan discutabel is [93](#page=93).
* Zwelling binnen 24-48 uur [93](#page=93).
* Positieve McMurray- of Thessaly-test, maar voorzichtigheid is geboden [93](#page=93).
De prevalentie van niet-pathologische meniscusletsels is significant [99](#page=99).
### 4.3 Mechanismen van meniscusletsel
Meniscusletsel kan ontstaan door verschillende mechanismen :
* **Acuut letsel:** Ontstaat door diepe knieflexie gecombineerd met compressie (al dan niet onder gewichtsbelasting) en rotatie .
* **Degeneratief letsel:** Meestal mediaal gelokaliseerd en ontstaat door repetitieve belasting en kraakbeenveranderingen .
Krachtverdeling door axiale belasting en radiale extrusie is relevant .
### 4.4 Diagnostiek
Klinische examinatie en diagnostische tests zijn cruciaal en hebben invloed op de criteria binnen revalidatie [98](#page=98).
### 4.5 Management van meniscusletsel
Het management van meniscusletsel hangt af van het type letsel en de symptomen .
#### 4.5.1 Conservatief management
Conservatieve behandeling is geïndiceerd bij niet-mechanische klachten. Dit omvat oefentherapie gericht op het verbeteren van kracht, proprioceptie en bewegingsbereik (Range of Motion, ROM). Succesvolle klinische uitkomsten met conservatieve revalidatie variëren van 70% tot 94%. Recentere studies met versnelde revalidatieprotocollen, inclusief volledige gewichtsbelasting en vroege ROM, laten goede resultaten zien (64% tot 96%). Beide protocollen, zowel met beperkte als met directe gewichtsbelasting, leveren vergelijkbare goede tot uitstekende resultaten op .
#### 4.5.2 Chirurgisch management
Chirurgie (partiële meniscectomie of repair) wordt overwogen bij slotklachten of bij falen van conservatieve behandeling .
**Operatieve mogelijkheden:**
* **Acuut letsel:**
* (Partiële) meniscectomie .
* Meniscushechting/repair .
* Meniscustransplantatie .
* **Degeneratief letsel:**
* Infiltraties (symptomatische behandeling) .
* (Partiële) meniscectomie .
Een meniscushechting/repair heeft over het algemeen een betere prognose voor de knie dan een meniscectomie .
### 4.6 Revalidatieprotocollen na ingrepen
De focus van de revalidatie ligt op vier pijlers: pijn, ROM, spierkracht/gewrichtsbelasting/stabiliteit, en sporthervatting .
#### 4.6.1 Fasen van revalidatie
* **Pijn:** Pijn is vaak de grootste klacht pre-operatief en in de eerste dagen post-operatief. Het hanteren van de PEACE & LOVE principes is belangrijk. Na de eerste week, indien pijn en zwelling acceptabel zijn, kan de actieve revalidatie starten. Kniepijn en effusie kunnen leiden tot dysfunctie en atrofie van de quadriceps. Het herstellen van de quadricepsspierkracht en -omvang kan lastig zijn bij het beschermen van een meniscustransplantatie. Blood flow restriction (BFR) kan hierbij helpen door anaerobe omgevingen te stimuleren met lagere belastingen dan traditioneel, wat stress op de meniscusreparatie minimaliseert .
* **ROM (Range of Motion):**
* **Partiële meniscectomie:**
* Aanzienlijk sneller revalidatieproces (4-6 weken) .
* ROM-oefeningen kunnen onmiddellijk pijnvrij gestart worden .
* Hurkverbod voor 4 weken .
* Volledige flexie rond 4 weken is een voorwaarde voor sporthervatting .
* Volledige extensie rond 1 week .
* **Meniscushechting/repair:**
* Langer revalidatieproces (>6 maanden) .
* Postoperatieve brace voor controle ROM .
* Volledige extensie rond week 1 .
* Vaak krukkengang de eerste 4 weken .
* Flexie: Week 2: 60 graden, Week 4: 90 graden, Week 6: 110 graden .
* Volledige (onbelaste) flexie rond 8 weken .
* Hurkverbod voor 4-6 maanden .
Factoren die buiging faciliteren of tegenhouden zijn onder andere de ernst en locatie van de scheur, zwelling en ontsteking, de tijd sinds het letsel, en individuele reactie op het letsel .
* **Spierkracht, gewrichtsbelasting, stabiliteit:**
* **Eerste week:** Weinig kinesitherapie nodig, wel ROM onderhouden (pijnvrij) .
* **Week 2 (meniscectomie) - Week 4 (hechting):** Veel bewegen, weinig gewrichtscompressie .
* **Tot week 6:** Vermijden van lang staan .
* Oefentypes zoals water vs. land zijn van belang .
* **Sporthervatting:**
* **Na hechting:**
* **0-6 weken:** Geleidelijke opbouw van onbelaste oefeningen, gedeeltelijk gewicht dragen met krukken en kniebrace. Beperking van diepe buigingen (bv. squats) tot 90 graden .
* **6-12 weken:** Start met aquatraining, zwemmen (geen schoolslag i.v.m. draaibeweging), en fietsen op hometrainer met lage weerstand. Opbouw van progressieve krachttraining. Vermijden van activiteiten met hoge impact of draaibewegingen .
* **3 maanden:** Starten met looptraining, lichte plyometrische en functionele training. Voorzichtig met plotselinge wendingen en sprongen .
* **6 maanden:** Geleidelijke hervatting van sportspecifieke trainingen en lichte impactactiviteiten. Vermijden van competitieve belasting tot 8-9 maanden .
* **8-9 maanden:** Volledige sporthervatting, inclusief contactsporten en competitie, mits kracht, balans en uithoudingsvermogen optimaal zijn .
#### 4.6.2 Oefenprotocollen
Voorbeelden van oefenprotocollen zijn beschikbaar, bijvoorbeeld gebaseerd op Lennon & Totlis .
#### 4.6.3 Kniebrace
Het gebruik van een kniebrace heeft geen effect op de kniefunctie of laxiteit, volgens bewijs van gemiddelde zekerheid .
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat de algemene bewijslast voor revalidatie na een meniscus- of VKB-letsel laag is .
> **Tip:** Hoewel zowel conservatieve als versnelde revalidatieprotocollen goede resultaten opleveren, maakt het gebrek aan consistente objectieve criteria tussen chirurgische technieken en studies directe vergelijking moeilijk. Dit biedt potentieel om protocollen te werken naar de voorkeuren en noden van de patiënt .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gonartrose | De term 'gonartrose' is een synoniem voor artrose van de knie, wat een degeneratieve aandoening is die het kraakbeen en het onderliggende bot van het kniegewricht aantast. |
| Loading | In de context van artrose verwijst 'loading' naar de belasting of druk die op het gewricht wordt uitgeoefend, wat symptomen zoals pijn kan verergeren, met name in het mediale deel van de knie. |
| Genu varum | Genu varum, ook wel "kromme benen" genoemd, is een standsafwijking van de benen waarbij de knieën naar buiten wijzen wanneer de enkels tegen elkaar staan. Dit kan de biomechanica van de knie beïnvloeden en bijdragen aan artrose. |
| Startstijfheid | Startstijfheid is een veelvoorkomend symptoom van artrose, gekenmerkt door stijfheid en ongemak in een gewricht na een periode van inactiviteit, zoals 's ochtends na het slapen, die meestal na korte tijd afneemt met beweging. |
| Crepitaties | Crepitaties zijn voelbare of hoorbare knappende, krakende of schurende geluiden die optreden bij beweging van een gewricht, vaak veroorzaakt door ruw kraakbeen of botfragmenten. |
| Hydrops | Hydrops is de abnormale ophoping van vocht in een lichaamskaviteit, in de context van de knie is dit een verhoogde hoeveelheid gewrichtsvocht, vaak als reactie op ontsteking of overbelasting. |
| Kapsulair patroon | Een kapsulair patroon beschrijft de karakteristieke volgorde en mate van beperking van de beweging in een gewricht die wordt veroorzaakt door beperking van het gewrichtskapsel, wat typisch is voor artrose en artritis. |
| Anamnese | Anamnese is het systematisch verzamelen van informatie over de medische geschiedenis van een patiënt door middel van een gesprek, inclusief de huidige klachten, eerdere aandoeningen en levensstijl. |
| Differentiaaldiagnose | Differentiaaldiagnose is het proces waarbij artsen verschillende mogelijke oorzaken van een patiënt's symptomen overwegen en uitsluiten om tot een definitieve diagnose te komen. |
| Subchondraal bot | Subchondraal bot is het botweefsel dat zich direct onder het kraakbeen in een gewricht bevindt. Bij artrose kan dit bot verdikt, verhard of misvormd raken. |
| Whole joint disease | 'Whole joint disease' is een concept dat aangeeft dat bij bepaalde aandoeningen zoals artrose, niet alleen het kraakbeen is aangetast, maar het hele gewricht, inclusief het bot, de synoviale membraan en de omliggende weefsels. |
| Malalignement | Malalignement verwijst naar een verkeerde uitlijning van botten of gewrichten, wat kan leiden tot ongelijke belastingspatronen en de ontwikkeling van aandoeningen zoals artrose. |
| Total knee arthroplasty (TKA) | Total knee arthroplasty (TKA) is een chirurgische ingreep waarbij het beschadigde kniegewricht wordt vervangen door een kunstgewricht (prothese), vaak toegepast bij ernstige artrose. |
| Stepped-care principe | Het stepped-care principe is een zorgmodel waarbij behandelingen stapsgewijs worden geïntroduceerd, beginnend met de minst invasieve en eenvoudigste opties en pas overgaand op meer complexe of intensieve methoden indien nodig. |
| Patient-centered care | Patient-centered care is een benadering van gezondheidszorg waarbij de patiënt centraal staat en diens individuele behoeften, voorkeuren en waarden leidend zijn bij het maken van behandelbeslissingen. |
| FITT-factoren | De FITT-factoren (Frequentie, Intensiteit, Type, Tijd) zijn richtlijnen die worden gebruikt om oefenprogramma's te structureren en aan te passen aan individuele doelen en condities. |
| Blended care | Blended care is een zorgmodel dat online en face-to-face interacties combineert, bijvoorbeeld door digitale middelen te gebruiken ter ondersteuning van persoonlijke consulten en therapie. |
| EHealth-toepassingen | EHealth-toepassingen zijn digitale technologieën die worden gebruikt in de gezondheidszorg, zoals apps, online platforms en telemonitoring, om patiënten te ondersteunen bij hun zorgtraject. |
| Neuromusculaire oefeningen | Neuromusculaire oefeningen zijn trainingen die gericht zijn op het verbeteren van de coördinatie en communicatie tussen het zenuwstelsel en de spieren, vaak ter verbetering van balans en stabiliteit. |
| Arthrogenic muscle inhibition (AMI) | Arthrogenic muscle inhibition (AMI), of artrogene spierremming, is een fenomeen waarbij de spieractiviteit wordt onderdrukt als reactie op pijn, ontsteking of schade in een nabijgelegen gewricht, wat leidt tot verminderde spierkracht. |
| Biofeedback | Biofeedback is een techniek waarbij patiënten leren hun eigen fysiologische processen (zoals spierspanning) te controleren door middel van feedback via apparatuur, wat helpt bij het verbeteren van controle over onbewuste lichaamsfuncties. |
| Neuromuscular electrical stimulation (NMES) | Neuromuscular electrical stimulation (NMES) is een therapeutische techniek waarbij elektrische pulsen worden gebruikt om spiercontracties op te wekken, vaak ingezet bij spierzwakte of om herstel te bevorderen. |
| ROM (Range of Motion) | ROM staat voor 'Range of Motion' en verwijst naar de mate van beweging die mogelijk is in een gewricht, gemeten in graden van flexie, extensie, abductie, adductie, rotatie, etc. |
| Sarcopenie | Sarcopenie is een leeftijdgerelateerd verlies van spiermassa en spierkracht, wat kan leiden tot verminderde functionaliteit en een verhoogd risico op vallen. |
| Pain Catastrofizing Scale (PCS) | De Pain Catastrofizing Scale (PCS) is een vragenlijst die de neiging van een persoon meet om negatief en catastrofaal te denken over pijn, wat geassocieerd wordt met verhoogde pijnervaring en handicap. |
| Goniometrie | Goniometrie is de meting van hoeken, met name de bewegingsuitslag van gewrichten, met behulp van een goniometer. |
| Handheld Dynamometer | Een handheld dynamometer is een draagbaar apparaat dat wordt gebruikt om spierkracht te meten door middel van weerstand. |
| Functional Performance | Functional performance verwijst naar de vaardigheid van een persoon om dagelijkse taken en activiteiten uit te voeren, vaak gemeten door middel van specifieke tests en observaties. |
| TUGT (Timed Up and Go test) | De Timed Up and Go test (TUGT) is een korte functionele test die de mobiliteit en het valrisico van een persoon beoordeelt door de tijd te meten die nodig is om op te staan uit een stoel, 3 meter te lopen, te draaien en weer te gaan zitten. |
| 6MWT (6-Minuten wandeltest) | De 6-Minuten wandeltest (6MWT) is een gestandaardiseerde test om de functionele capaciteit van een persoon te meten door de afstand die binnen zes minuten kan worden afgelegd op een vlakke ondergrond te bepalen. |
| KOOS (Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score) | De Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score (KOOS) is een patiëntgerapporteerde vragenlijst die de symptomen en functionele beperkingen bij knieblessures en artrose beoordeelt, onderverdeeld in vijf domeinen. |
| WOMAC (Western Ontario and McMaster Universities Osteoarthritis Index) | De Western Ontario and McMaster Universities Osteoarthritis Index (WOMAC) is een veelgebruikte vragenlijst die pijn, stijfheid en fysieke functie bij patiënten met artrose beoordeelt. |
| Prevalidatie | Prevalidatie is het proces van voorbereiding van een patiënt op een chirurgische ingreep, met als doel het verbeteren van de fysieke conditie en het minimaliseren van postoperatieve complicaties. |
| Opflakkering | Een opflakkering, vooral in de context van reumatische aandoeningen zoals artritis, is een periode van verhoogde ziekteactiviteit en symptomen die kan leiden tot aanpassing van de behandeling. |
| DMARD (Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drug) | DMARDs (Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs) zijn medicijnen die worden gebruikt om de progressie van auto-immuunziekten zoals reumatoïde artritis te vertragen door het immuunsysteem te beïnvloeden. |
| Synovium | Het synovium, of gewrichtsslijmvlies, is het weefsel dat de binnenkant van een gewricht bekleedt en gewrichtsvocht produceert, wat essentieel is voor smering en voeding van het kraakbeen. |
| Reumatoïde artritis (RA) | Reumatoïde artritis (RA) is een chronische auto-immuunziekte die voornamelijk de gewrichten aantast, leidend tot ontsteking, pijn, zwelling en mogelijke gewrichtsschade en misvorming. |
| Jicht | Jicht is een vorm van artritis die wordt veroorzaakt door de ophoping van urinezuurkristallen in de gewrichten, wat leidt tot acute, hevige pijn, roodheid en zwelling. |
| Meniscusletsel | Een meniscusletsel verwijst naar schade aan een van de twee C-vormige kraakbeenstructuren in de knie, de mediale en laterale meniscus, die dienen als schokdempers en stabilisatoren. |
| Slotverschijnsel | Een slotverschijnsel in de knie is het plotselinge, onverwachte blokkeren van de beweging van het gewricht, vaak veroorzaakt door een los stukje kraakbeen of meniscus dat vast komt te zitten. |
| McMurray test | De McMurray-test is een klinische manoeuvre die wordt gebruikt om meniscusletsels te diagnosticeren door de knie te roteren en te buigen, waarbij een klikkend geluid kan wijzen op een scheur. |
| Thessaly-test | De Thessaly-test is een diagnostische test voor meniscusletsels die de patiënt vraagt om op één been te staan en het lichaam te roteren, waarbij pijn of een klik kan duiden op een beschadiging. |
| VKB (Voorste Kruisband) | De Voorste Kruisband (VKB) is een belangrijke ligament in de knie dat de tibia stabiliseert ten opzichte van het femur, en letsels hieraan zijn veelvoorkomend, vooral bij sportblessures. |
| LCM (Laterale Collaterale Ligament) | Het Laterale Collaterale Ligament (LCM) is een ligament aan de buitenkant van de knie dat stabiliteit biedt en vaak betrokken is bij knieblessures, soms samen met VKB- en meniscusletsels ('unhappy triad'). |
| Unhappy triad | De 'unhappy triad' is een combinatie van drie knieblessures: een gescheurde voorste kruisband (VKB), een gescheurd mediaal collateraal ligament (MCL) en een gescheurde mediale meniscus. |
| Partiele meniscectomie | Een partiële meniscectomie is een chirurgische ingreep waarbij een beschadigd deel van de meniscus wordt verwijderd. |
| Meniscushechting/repair | Meniscushechting of -repair is een chirurgische procedure waarbij een gescheurde meniscus wordt gehecht om de genezing te bevorderen en het gewricht te behouden. |
| Meniscustransplantatie | Een meniscustransplantatie is een chirurgische procedure waarbij een beschadigde of ontbrekende meniscus wordt vervangen door donorweefsel. |
| Bloedstroomrestrictie (Blood flow restriction - BFR) | Bloedstroomrestrictie (BFR) is een techniek waarbij de bloedtoevoer naar een ledemaat tijdelijk wordt beperkt tijdens training om spiergroei en -kracht te stimuleren met lagere belastingen, wat nuttig kan zijn bij het beschermen van herstellende weefsels zoals menisci. |
| Knie brace | Een kniebrace is een ondersteunend hulpmiddel dat rond de knie wordt gedragen om stabiliteit te bieden, pijn te verminderen, bescherming te bieden of de beweging te beperken na een blessure of operatie. |