Cover
Zacznij teraz za darmo H5 cardiovasculair fysiologie.pdf
Summary
# De hartcyclus: algemene principes en fasen
De hartcyclus beschrijft de opeenvolgende gebeurtenissen van contractie (systole) en relaxatie (diastole) van het hart, waardoor bloed continu door het lichaam wordt gepompt op basis van drukverschillen en de functionering van hartkleppen [1](#page=1).
### 1.1 Algemene werking van het hart als pomp
Het hart functioneert als een pomp die discontinu bloed uitpompt naar de bloedvaten. Deze pompactiviteit is verdeeld in twee hoofdfasen: de diastole, waarin het hart wordt gevuld met bloed terwijl de hartspiercellen relaxeren en de hartkamers uitzetten, en de systole, waarin het hart wordt geleegd en bloed naar de slagaders wordt gepompt door contractie van de hartspiercellen. Samen vormen diastole en systole één complete hartcyclus [1](#page=1).
#### 1.1.1 Tijdspad van de hartcyclus
Bij een normale hartfrequentie van 75 slagen per minuut duurt een hartcyclus 0,8 seconden (800 milliseconden) [1](#page=1).
* **Ventrikels:** De diastole duurt hierin 500 milliseconden en de systole 300 milliseconden [1](#page=1).
* **Atria:** De totale hartcyclus is even lang (800 milliseconden), maar de systole is korter (ongeveer 150 milliseconden), bekend als de atriale systole of "atrial kick". Dit vindt plaats vlak voor de ventrikelsystole, mede door de vertraging ter hoogte van de atrioventriculaire (AV) knoop. De overige 650 milliseconden worden gebruikt voor de atriale diastole, waarin het atrium wordt gevuld [1](#page=1).
#### 1.1.2 Analogie tussen linker- en rechterhart
De hartcyclus in het rechterhart is analoog aan die in het linkerhart. Er zijn echter verschillen in druk en timing [1](#page=1):
* De drukontwikkeling in het rechterventrikel is ongeveer 5-6 maal lager dan in het linkerventrikel [1](#page=1).
* Kleine faseverschuivingen tussen de harthelften treden op omdat het rechteratrium iets vroeger contrasteert dan het linkeratrium, terwijl het linkerventrikel iets vroeger begint te contraheren dan het rechter. Dit is gerelateerd aan de geleiding van de elektrische prikkel [1](#page=1).
* Ondanks de grotere drukverschillen in het linkerhart, pompen linker- en rechterventrikel per hartslag evenveel bloed weg [1](#page=1).
> **Tip:** Bij een pasgeborene met een septumdefect stroomt bloed van het linker- naar het rechterhart vanwege de hogere druk in het linkerhart. Hierdoor is het arteriële bloed niet gedesoxygeneerd, wat betekent dat er geen sprake is van het 'blauwe baby' syndroom [1](#page=1).
#### 1.1.3 Rol van drukverschillen en hartkleppen
De bloedstroom wordt volledig bepaald door drukveranderingen in het hart, die ontstaan door afwisselende contractie en relaxatie. Bloed stroomt langs elke beschikbare opening volgens het drukgradiënt. Hartkleppen zijn essentieel omdat ze bloedstroom slechts in één richting toestaan en open of dicht gaan afhankelijk van het drukverschil aan beide zijden van de klep [1](#page=1).
### 1.2 Hartcyclus in het ventrikel
De ventrikelcyclus wordt onderverdeeld in diastole en systole.
#### 1.2.1 Ventrikel diastole (vulling van het ventrikel)
De ventrikel diastole begint na de ventrikelsystole en wordt gekenmerkt door relaxatie en vulling [2](#page=2).
##### 1.2.1.1 Snelle relaxatiefase
* Na het wegpompen van bloed vindt een korte fase plaats (< 100 milliseconden) van actieve ventrikelrelaxatie. Dit vereist energie voor de heropname van calciumionen in het sarcoplasmatisch reticulum [2](#page=2).
* Gedurende deze fase kan het ventrikelvolume niet toenemen; het is een isovolumetrische fase omdat alle hartkleppen gesloten zijn [2](#page=2).
* De druk in het ventrikel daalt hierbij zeer snel [2](#page=2).
* Wanneer de ventrikeldruk lager wordt dan de atriale druk, opent de mitralisklep, wat het begin markeert van de vullingsfase [2](#page=2).
##### 1.2.1.2 Vullingsfase
Deze fase duurt ongeveer 400 milliseconden en kan verder worden onderverdeeld [2](#page=2).
* **Snelle vullingsfase:**
* Het ventrikel wordt gevuld met bloed uit het atrium omdat de atriale druk hoger is dan de ventrikeldruk, en de mitralisklep open is [2](#page=2).
* De aortaklep is gesloten omdat de aortadruk (ongeveer 80 mm Hg) veel hoger is dan de ventrikeldruk [2](#page=2).
* Het ventrikelvolume neemt toe zonder significante toename van de ventrikeldruk; de druk daalt zelfs enigszins [2](#page=2).
* Gedurende deze fase wordt ongeveer 90% van het ventriculair einddiastolisch volume (VEDV) bereikt [2](#page=2).
* **Trage vullingsfase (Diastase):**
* Het ventrikel ontspant passief verder en zet uit [4](#page=4).
* Naarmate het ventrikel voller raakt, vermindert het atriaal-ventriculaire drukverschil [4](#page=4).
* Deze fase zorgt voor een beperkte vulling (ongeveer de resterende 10% van het VEDV) [4](#page=4).
* De vulling tijdens diastase hangt af van de diastolische compliantie ("soepelheid") van het ventrikel en de veneuze terugstroom [4](#page=4).
* Bij een hogere hartfrequentie wordt de diastole korter, voornamelijk ten koste van de diastase, die zelfs kan verdwijnen [4](#page=4).
* **Atriale systole:**
* Aan het einde van de diastole depoliseert de SA-knoop, verspreidt zich over de atria, en veroorzaakt atriale contractie [4](#page=4).
* Deze contractie is relatief zwak door de dunne atriumwand, wat leidt tot een geringe drukstijging in het atrium [4](#page=4).
* De invloed op de ventrikelfunctie is afhankelijk van de hartfrequentie. Bij een trage hartfrequentie is het ventrikel al bijna maximaal gevuld, waardoor de atriale systole voornamelijk bloed terugstuwt naar de venen en weinig extra vulling in het ventrikel bewerkstelligt. Bij een snelle hartfrequentie is de vulling tijdens de korte diastase onvoldoende, waardoor de atriale systole (de "atrial kick") voornamelijk bloed naar de ventrikels pompt, wat zorgt voor een adequate vulling [4](#page=4).
* De atriale kick wordt belangrijker bij pathologische omstandigheden waarbij de ventrikelcompliance verminderd is [4](#page=4).
#### 1.2.2 Ventrikel systole (uitpompen van bloed)
De ventrikelsystole wordt geïnitieerd door de depolarisatiegolf die zich via de bundel van His en Purkinje vezels verspreidt, waardoor de ventrikels synchroon contraheren. De systole bestaat uit twee fasen: de snelle aanspanningsfase en de ejectiefase [4](#page=4).
##### 1.2.2.1 Snelle aanspanningsfase (isovolumetrische contractie)
* Dit is een korte periode (< 100 milliseconden) waarin de gevulde ventrikels contraheren [5](#page=5).
* De ventrikeldruk stijgt snel en wordt hoger dan de atriale druk, waardoor de mitralisklep sluit [5](#page=5).
* De papillaire spieren voorkomen dat de klep doorslaat [5](#page=5).
* Het sluiten van de mitralisklep is hoorbaar als de eerste harttoon [5](#page=5).
* Zowel de mitralis- als de aortaklep zijn gesloten (aortaklep sluit omdat de aortadruk hoger is dan de ventrikeldruk), wat leidt tot een isovolumetrische contractie: het ventrikelvolume blijft constant terwijl de druk zeer sterk toeneemt [5](#page=5).
* Wanneer de ventrikeldruk de (diastolische) aortadruk (70-80 mm Hg) overschrijdt, opent de aortaklep en begint de ejectiefase [5](#page=5).
* De maximale snelheid van de drukstijging (dP/dtmax) is een index voor de contractiliteit van het hart [5](#page=5).
##### 1.2.2.2 Ejectiefase
* Zodra de aortaklep opengaat, wordt bloed de aorta ingepompt tegen de totale perifere weerstand (afterload) [5](#page=5).
* Het grootste deel van het slagvolume wordt tijdelijk opgevangen door de elastische arteriën, wat de druk verhoogt naar de systolische bloeddruk [5](#page=5).
* De ventrikeldruk stijgt tijdens deze fase verder, van de diastolische aortadruk (70-90 mm Hg) tot de systolische aortadruk (110-130 mm Hg). De ventrikeldruk is tijdens de ejectiefase gelijk aan de aortadruk [5](#page=5).
* Aan het einde van de ejectiefase vertraagt de ejectiesnelheid [5](#page=5).
* Hoewel de ventrikeldruk iets lager wordt dan de arteriële druk, stroomt bloed nog steeds weg op basis van kinetische energie (inertie), wat het onmiddellijk sluiten van de aortaklep verhindert [5](#page=5).
* Een korte terugvloei van bloed veroorzaakt uiteindelijk het sluiten van de aortaklep [5](#page=5).
* De "dicrotic notch" is een kleine toename in arteriële druk direct na het sluiten van de aortaklep, veroorzaakt door de rebound van bloed, en is een herkenningsteken bij hartcatheterisatie [5](#page=5).
> **Tip:** Na de systole blijft een deel bloed achter in het ventrikel, het ventriculair eind-systolisch volume (VESV). Dit resterende volume kan worden aangesproken om het slagvolume te verhogen, bijvoorbeeld tijdens inspanning [6](#page=6).
#### 1.2.3 Post-systolische relaxatie en heropening van de mitralisklep
* Na de systole contraheert het ventrikel niet meer [6](#page=6).
* De duur van de systole wordt bepaald door de duur van de plateau fase van de actiepotentiaal in de hartspiercellen [6](#page=6).
* Tijdens de repolarisatiefase daalt de cytosolische calciumconcentratie, waardoor het ventrikel ontspant [6](#page=6).
* De ventrikeldruk daalt hierdoor snel en wordt lager dan de aortadruk, wat leidt tot het sluiten van de aortaklep (en de pulmonalisklep in het rechterhart). Dit sluiten is hoorbaar als de tweede harttoon [6](#page=6).
* Zolang de mitralisklep ook gesloten is, relaxeert het ventrikel isovolumetrisch [6](#page=6).
* Wanneer de ventrikeldruk uiteindelijk lager wordt dan de atriale druk, opent de mitralisklep, de ventrikel vult zich opnieuw en de hartcyclus begint opnieuw [6](#page=6).
### 1.3 De druk-volume lus
* Wanneer de ventrikeldruk wordt uitgezet tegen het ventrikelvolume, ontstaat een lus [6](#page=6).
* De vorm van deze lus geeft informatie over de contractiliteit en compliantie van het ventrikel. Een steilere curve aan de onderzijde wijst op een verminderde compliantie (bv. door fibrose na een infarct) [6](#page=6).
* De oppervlakte binnen de lus (gedefinieerd als $ \Delta P \times \Delta V $) is een maat voor de arbeid die het hart verricht tijdens één hartslag (slagarbeid) [6](#page=6).
#### 1.3.1 Belangrijke volumes en fracties
* **Ventriculair einddiastolisch volume (VEDV):** Het volume bloed in het ventrikel aan het einde van de diastole [2](#page=2).
* **Ventriculair eind-systolisch volume (VESV):** Het volume bloed dat achterblijft in het ventrikel na de systole [6](#page=6).
* **Slagvolume (SV):** Het volume bloed dat per hartslag uit het ventrikel wordt gepompt; $ SV = VEDV - VESV $ [6](#page=6).
* **Ejectiefractie (EF):** Het deel van het VEDV dat per hartslag wordt uitgepompt; $ SV = VEDV \times EF $. Normaal blijft ongeveer 1/3 van het VEDV over na systole [6](#page=6).
---
# Ventrikelactiviteit tijdens de hartcyclus
De ventrikelactiviteit tijdens de hartcyclus omvat de diastole, de relaxatie en vulling van het ventrikel, en de systole, de contractie en ejectie van bloed uit het ventrikel, inclusief de bijbehorende druk- en volumeveranderingen [2](#page=2) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
### 2.1 Diastole: relaxatie en vulling van het ventrikel
De diastole is de fase waarin het ventrikel ontspant en zich vult met bloed. Deze fase kan worden onderverdeeld in de snelle relaxatiefase en de vullingsfase [2](#page=2) [4](#page=4).
#### 2.1.1 Snelle relaxatiefase
Na het wegpompen van bloed ondergaat het ventrikel een korte periode van actieve relaxatie die energie vereist voor de heropname van calciumionen in het sarcoplasmatisch reticulum. Gedurende deze fase, die minder dan 100 milliseconden duurt, kan het ventrikelvolume niet toenemen omdat alle hartkleppen gesloten zijn; dit wordt de isovolumetrische relaxatie genoemd. De druk in het ventrikel daalt hierbij zeer snel. Zodra de ventrikeldruk lager wordt dan de atriale druk, opent de mitralisklep, wat het begin markeert van de vullingsfase [2](#page=2).
#### 2.1.2 Vullingsfase
Deze fase duurt ongeveer 400 milliseconden en omvat drie subfasen: de snelle vullingsfase, de trage vullingsfase (diastase) en de atriale systole [2](#page=2) [4](#page=4).
##### 2.1.2.1 Snelle vullingsfase
In deze subfase vult het ventrikel zich met bloed uit het atrium, aangedreven door een iets hogere atriale druk en de open mitralisklep. De aortaklep blijft gesloten omdat de aortadruk (ongeveer 80 mm Hg) veel hoger is dan de ventrikeldruk. Het ventrikelvolume neemt toe, terwijl de ventrikeldruk licht daalt. Gedurende deze fase wordt ongeveer 90% van het ventriculair einddiastolisch volume (VEDV) bereikt [2](#page=2).
##### 2.1.2.2 Trage vullingsfase (diastase)
Hierbij ontspant het ventrikel passief en zet het verder uit. Het atriaal-ventriculaire drukverschil neemt af naarmate het ventrikel voller raakt. De diastase zorgt voor een beperkte aanvullende vulling (ongeveer de resterende 10% van het VEDV). De vulling tijdens de diastase hangt af van de diastolische compliantie (soepelheid) van het ventrikel en de veneuze terugkeer. Bij een toenemende hartfrequentie verkort de hartcyclus, voornamelijk ten koste van de diastole en in het bijzonder de diastase, die bij een hoog hartritme zelfs kan verdwijnen [4](#page=4).
##### 2.1.2.3 Atriale systole
Aan het einde van de diastole depolariseert de SA-knoop, wat leidt tot contractie van de atria (atriale systole). Deze contractie is relatief zwak vanwege de dunne atriumwand, wat resulteert in een geringe drukstijging in het atrium. De impact van atriale systole op de ventrikelvulling is afhankelijk van de hartfrequentie. Bij een langzaam hartritme, waarbij het ventrikel al bijna volledig gevuld is tijdens de diastase, duwt de atriale systole voornamelijk bloed terug in de venen. Bij een snel hartritme is het ventrikel tijdens de korte diastase niet maximaal gevuld; de atriale systole stuwt dan voornamelijk bloed anterograad naar de ventrikels ("atriale kick"), wat zorgt voor voldoende vulling ondanks de korte diastase. De atriale kick wordt belangrijker bij pathologische omstandigheden met verminderde ventrikelcompliantie [4](#page=4).
### 2.2 Systole: aanspanning en ejectie van het ventrikel
De systole wordt geïnitieerd door een depolarisatiegolf die via de AV-knoop, de bundel van His en de Purkinjevezels het ventrikel bereikt, waardoor het gehele ventrikel synchroon depolariseert en contraheert. De systole wordt opgesplitst in de snelle aanspanningsfase en de ejectiefase [4](#page=4).
#### 2.2.1 Snelle aanspanningsfase
In deze korte periode (minder dan 100 milliseconden) contraheren de gevulde ventrikels. De ventrikelcontractie verhoogt de ventrikeldruk snel, tot boven de atriale druk, waardoor de mitralisklep sluit. De papillaire spieren voorkomen dat de klep terugklapt. Het sluiten van de mitralisklep is hoorbaar als de eerste harttoon. Aangezien de aortaklep nog gesloten is en de ventrieldruk hoger is dan de aortadruk, contraheert het ventrikel isovolumetrisch, wat leidt tot een zeer snelle en sterke drukstijging. Wanneer de ventrikeldruk de aortadruk (70-80 mm Hg) overschrijdt, opent de aortaklep en start de ejectiefase. De maximale snelheid van de drukstijging ($ \frac{dP}{dt}_{max} $) is een veelgebruikte index voor de contractiliteit van het hart [5](#page=5).
#### 2.2.2 Ejectiefase
Zodra de aortaklep opent, wordt bloed de aorta ingeperst tegen de totale perifere weerstand (afterload). Omdat het bloed sneller wordt weggepompt dan het via de perifere bloedvaten kan wegstromen, wordt een aanzienlijk deel van het slagvolume tijdelijk opgevangen door de uitzetting van elastische arteriën. De spanning in de arteriële wand drijft de druk op tot de systolische bloeddruk. De ventrikeldruk blijft tijdens de ejectiefase stijgen, van de diastolische aortadruk (70-90 mm Hg) tot de systolische aortadruk (110-130 mm Hg). Tegen het einde van de ejectiefase vertraagt de ejectiesnelheid, waardoor de bloedstroomsnelheid in de aorta afneemt. Hoewel de ventrikeldruk 2 tot 3 mm Hg lager wordt dan de arteriële druk, blijft bloed wegstromen op basis van kinetische energie (traagheid). Een korte terugvloei van bloed veroorzaakt uiteindelijk het sluiten van de aortaklep, wat leidt tot de "dicrotic notch", een kleine stijging van de arteriële druk direct na het sluiten van de aortaklep [5](#page=5).
Aan het einde van de systole blijft er een restvolume bloed in het ventrikel achter, het ventriculair eind-systolisch volume (VESV) [6](#page=6).
Het volume bloed dat per hartslag uit het ventrikel wordt gepompt, is het slagvolume (SV), gedefinieerd als $ SV = VEDV - VESV $. Het slagvolume is een fractie van het VEDV, aangeduid als de ejectiefractie (EF), waarbij $ SV = VEDV \times EF $. Na de systole blijft ongeveer een derde van het VEDV in het ventrikel achter, wat aangewend kan worden bij verhoogde inspanning [6](#page=6).
De contractie van het ventrikel wordt bepaald door de duur van de plateau-fase van het actiepotentiaal. Tijdens de repolarisatiefase daalt de cytosolische calciumconcentratie, waardoor het ventrikel ontspant. De resulterende snelle daling van de ventrikeldruk tot onder de aortadruk veroorzaakt het sluiten van de aortaklep (en pulmonalisklep in het rechterhart), hoorbaar als de tweede harttoon. Zolang de mitralisklep gesloten blijft, ontspant het ventrikel isovolumetrisch. Wanneer de ventrikeldruk onder de atriale druk daalt, opent de mitralisklep, het ventrikel vult zich weer, en de hartcyclus herstart [6](#page=6).
### 2.3 De druk-volume lus
De druk-volume lus visualiseert de relatie tussen ventrikeldruk en ventrikelvolume tijdens de hartcyclus. De vorm van de lus geeft informatie over de contractiliteit en compliantie van het ventrikel. Een verminderde compliantie maakt de curve steiler. De oppervlakte binnen de lus ($ \Delta P \times \Delta V $) vertegenwoordigt de arbeid van het hart per hartslag (slagarbeid) [6](#page=6).
---
# Harttonen, hartgeruisen en drukgolven
Dit onderdeel behandelt de hoorbare geluiden van het hart, de oorzaken van afwijkende hartgeluiden, en het drukverloop in de atria met de bijbehorende golven in de centraal veneuze druk.
### 3.1 Harttonen en hartgeruisen
#### 3.1.1 Harttonen
Harttonen zijn de geluiden die hoorbaar zijn bij luisteren met een stethoscoop. Normaal gesproken hoort men een "lub-dub" ritme [7](#page=7).
* **Eerste harttoon ("lub"):** Deze wordt veroorzaakt door het sluiten van de atrio-ventriculaire kleppen (mitralis- en tricuspidalisklep) en markeert het begin van de systole [7](#page=7).
* **Tweede harttoon ("dub"):** Deze ontstaat door het sluiten van de semilunaire kleppen (aortaklep en pulmonalisklep) en markeert het begin van de diastole [7](#page=7).
Normaal gesproken sluiten de gepaarde kleppen synchroon. Echter, met gespecialiseerde apparatuur kan men vaststellen dat de mitralisklep iets eerder sluit dan de tricuspidalisklep, en de aortaklep iets eerder dan de pulmonalisklep. Dit verschil wordt veroorzaakt door hogere drukgradiënten [7](#page=7).
In specifieke fysiologische en pathologische situaties kunnen, met behulp van gespecialiseerde apparatuur zoals bij fonocardiografie (continue registratie van harttonen), een derde en vierde harttoon worden waargenomen [8](#page=8).
* **Derde harttoon:** Hoorbaar tijdens de diastolische vulling [8](#page=8).
* **Vierde harttoon:** Hoorbaar tijdens de atriale systole [8](#page=8).
#### 3.1.2 Hartgeruisen
Hartgeruisen ontstaan door een turbulente bloedstroom [8](#page=8).
* **Fysiologische hartgeruisen:** Deze komen vaak voor bij jonge mensen tijdens de ejectiefase en worden als goedaardig beschouwd [8](#page=8).
* **Pathologische hartgeruisen:** Deze kunnen wijzen op klepdefecten.
**Oorzaken van pathologische hartgeruisen:**
* **Stenose:** Een vernauwde klep leidt tot een verhoogde bloedsnelheid, wat turbulentie en dus een geruis veroorzaakt [8](#page=8).
* Stenose van de aorta- of pulmonalisklep: Geruis tijdens de systole [8](#page=8).
* Stenose van de mitralis- of tricuspidalisklep: Geruis tijdens de diastole [8](#page=8).
* **Insufficiëntie (regurgitatie):** Een lekkende klep, die niet goed sluit, zorgt ervoor dat bloed terugstroomt. Deze regurgitatie wordt als geruis gehoord [8](#page=8).
* Insufficiëntie van de aorta- of pulmonalisklep: Geruis tijdens de diastole [8](#page=8).
* Insufficiëntie van de mitralis- of tricuspidalisklep: Geruis tijdens de systole [8](#page=8).
Aortaklepinsufficiëntie leidt tot een geruis tijdens de diastole en een verzwakking en verlenging van de tweede harttoon. De vier hartkleppen zijn het best te ausculteren op specifieke plaatsen op de borstkas [8](#page=8).
### 3.2 Drukverloop in de atria en de golven in de centraal veneuze druk
De druk in de atria is erg laag, maar vertoont een karakteristiek patroon van drukveranderingen die zich manifesteren als golven in de centraal veneuze druk: de a-, c-, en v-golf [8](#page=8).
* **a-golf (atria):** Een toename van de druk tijdens de atriale systole. Dit veroorzaakt een lichte reflux van bloed naar de veneuze circulatie, wat resulteert in een stijging van de centraal veneuze druk tot een maximum [8](#page=8).
* **c-golf (carotis):** Een plotselinge druktoename in het atrium. Dit wordt veroorzaakt doordat de mitralis- en tricuspidaliskleppen uitpuilen onder invloed van de verhoogde druk in de ventrikels na het sluiten ervan. In de vena jugularis interna is de c-golf mede het gevolg van de expansie van de carotisarterie, die langs de vene loopt en erop drukt tijdens de systole [8](#page=8).
* **v-golf (ventrikel):** Een geleidelijke druktoename in het atrium als gevolg van veneuze vulling, terwijl de mitralisklep gesloten is. De v-golf begint wanneer het ventrikel zich in systole bevindt [8](#page=8).
Tijdens de ejectiefase van de ventrikels treedt er een drukdaling op in de voorkamer, de zogenaamde "x-descent". Dit komt doordat de bindweefselschijf tussen de atria en ventrikels naar beneden wordt getrokken door de samentrekkende ventrikelspieren (het "piston effect"). Gedurende deze periode is de veneuze terugkeer van bloed naar het hart het grootst [9](#page=9).
Vervolgens neemt de atriale druk progressief toe door de instroom van bloed vanuit de venen. Een tweede drukdaling, de steile "y-descent", treedt op wanneer de atrio-ventriculaire kleppen openen en de atria zich snel ledigen in de ventrikels [9](#page=9).
Deze drukgolven zijn ook zichtbaar ter hoogte van de venae jugularis, omdat deze rechtstreeks in verbinding staan met het rechteratrium. Bij een achteroverliggend persoon kunnen deze pulsaties in de halsvenen klinisch worden beoordeeld. Sterk zichtbare pulsen in de venae jugularis wijzen op een verhoogde druk in het rechteratrium. Bepaalde hartaandoeningen leiden tot karakteristieke afwijkingen van deze pulsaties. Bij tricuspidalisinsufficiëntie bijvoorbeeld, wordt een zeer uitgesproken V-golf waargenomen doordat bloed tijdens de ventriculaire systole terug naar het rechteratrium en de nekvenen wordt gestuwd door de lekkende klep [9](#page=9).
### 3.3 De arteriële puls
Het pulseren van de arteriële vaatwand is het gevolg van een longitudinale golf die zich voortplant door de wand van de aorta en arteriën met een snelheid van ongeveer 10 meter per seconde [9](#page=9).
De vorm van de arteriële puls wordt beïnvloed door de compliantie en de grootte van de arterie. Een stijvere arterie, bijvoorbeeld door ouderdom of atherosclerose, resulteert in een scherpere puls. Ook wanneer de arterie kleiner wordt, wordt de puls scherper. Reflecties van de golven vanaf punten met hoge weerstand, zoals arteriële vertakkingen, kunnen extra pieken in de puls veroorzaken [9](#page=9).
De arteriële puls kan waardevolle klinische informatie verschaffen. Een kleine, langzaam oplopende puls kan duiden op een aortaklepstenose. Aortaklepinsufficiëntie kan leiden tot een sterk kloppend gevoel, omdat de druk na elke slag snel daalt (een zogenaamde collaberende puls) [9](#page=9).
---
# De arteriële puls en druk-volume lus
De arteriële puls en de druk-volume lus bieden cruciale inzichten in de mechanische functie van het hart en de bloedcirculatie, waarbij de eerste de dynamiek van de arteriële wand weerspiegelt en de tweede de contractiliteit en arbeid van het ventrikel kwantificeert.
### 4.1 De druk-volume lus
Wanneer de druk in het ventrikel wordt uitgezet tegenover het ventrikelvolume, ontstaat een lus die waardevolle informatie verschaft over de contractiliteit en compliantie van het ventrikel [6](#page=6).
#### 4.1.1 Interpretatie van de druk-volume lus
* **Compliantie:** Het onderste deel van de curve, dat de vulling van het ventrikel weergeeft, is indicatief voor de compliantie. Een verminderde compliantie, zoals bij fibrose na een infarct, resulteert in een steilere curve [6](#page=6).
* **Arbeid van het hart:** De oppervlakte binnen de druk-volume lus vertegenwoordigt de arbeid die het hart per hartslag verricht (slagarbeid). Deze arbeid kan worden uitgedrukt als het product van de drukverandering ($\Delta P$) en de volumeverandering ($\Delta V$) [6](#page=6).
$$ \text{Slagarbeid} = \Delta P \times \Delta V $$
* **Contractiliteit:** Hoewel niet expliciet gedefinieerd in de verstrekte tekst, kan een verandering in de steilheid van de opgaande (contractie) of neergaande (relaxatie) fase van de lus, bij gelijkblijvend slagvolume, worden geïnterpreteerd als een indicatie van veranderde contractiliteit.
### 4.2 De arteriële puls
De arteriële puls is de palpabele golfbeweging in de arteriële vaatwand, veroorzaakt door de voortplanting van een longitudinale golf met een snelheid van ongeveer 10 meter per seconde in de aorta en arteriën [9](#page=9).
#### 4.2.1 Factoren die de vorm van de arteriële puls beïnvloeden
* **Compliantie en grootte van de arterie:** Een stijvere arteriële wand, zoals bij ouderdom of atherosclerose, resulteert in een scherpere puls. Ook een kleinere arteriediameter leidt tot een scherpere puls [9](#page=9).
* **Reflecties:** Reflecties van drukgolven vanuit gebieden met hoge weerstand, zoals splitsingen van arteriën, kunnen aanvullende pieken in de puls veroorzaken [9](#page=9).
#### 4.2.2 Klinische informatie verkregen uit de arteriële puls
De arteriële puls kan waardevolle klinische informatie verschaffen:
* **Aortaklepstenose:** Een kleine, traag oplopende puls kan duiden op een vernauwde aortaklep [9](#page=9).
* **Aortaklepinsufficiëntie:** Een sterk kloppend gevoel, of collaberende puls, ontstaat wanneer de druk na elke hartslag snel daalt door lekkage van de aortaklep [9](#page=9).
#### 4.2.3 De veneuze puls (jugularis pulsatie)
Drukvariaties in de rechtervoorkamer manifesteren zich ook als pulsaties in de vena jugularis, met name zichtbaar bij een achteroverliggend persoon [9](#page=9).
* **X-descent:** Een drukdaling in de voorkamer tijdens de ventrikel-systole, veroorzaakt door het naar beneden trekken van de atrioventriculaire kleppen door de ventrikelspieren (piston-effect). Dit is tevens de periode van de grootste veneuze terugstroom [9](#page=9).
* **Y-descent:** Een steile drukdaling die optreedt wanneer de atrioventriculaire kleppen openen, wat leidt tot een snelle lediging van de atria in de ventrikels [9](#page=9).
* **Klinische betekenis:** Goed zichtbare jugularis pulsaties wijzen op een verhoogde druk in het rechteratrium [9](#page=9).
* **Tricuspidalis insufficiëntie:** Een sterk uitgesproken V-golf wordt waargenomen omdat bloed tijdens de ventrikel-systole terugstroomt naar het rechteratrium en de nekvenen door een lekkende tricuspidalisklep [9](#page=9).
> **Tip:** Het begrijpen van de druk-volume lus is essentieel voor het evalueren van de hartfunctie. De oppervlakte van de lus geeft direct de energie weer die het hart per slag verbruikt.
> **Tip:** Let op de scherpte en stijgtijd van de arteriële puls. Een snelle, krachtige puls suggereert een goede aortaklepfunctie en een elastische aorta, terwijl een vertraagde of zwakke puls kan wijzen op pathologie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hartcyclus | De opeenvolgende reeks gebeurtenissen die plaatsvinden wanneer het hart bloed rondpompt, bestaande uit diastole (ontspanning en vulling) en systole (contractie en ejectie). |
| Diastole | De fase van de hartcyclus waarin de hartspiercellen ontspannen en de hartholten zich vullen met bloed. |
| Systole | De fase van de hartcyclus waarin het hart samentrekt en bloed uitpompt naar de bloedvaten. |
| Isovolumetrische relaxatie | Een korte fase aan het begin van de diastole waarin het ventrikel ontspant met gesloten kleppen, waardoor de druk snel daalt zonder dat het volume verandert. |
| Vullingsfase | Het deel van de diastole waarin bloed vanuit het atrium het ventrikel binnenstroomt, onderverdeeld in snelle en trage vulling. |
| Atriale systole | De contractie van de atria, die plaatsvindt net vóór de ventrikel systole en helpt bij de laatste vulling van de ventrikels. |
| Isovolumetrische contractie | Een korte fase aan het begin van de systole waarin het ventrikel contraheert met gesloten kleppen, waardoor de druk snel stijgt zonder dat het volume verandert. |
| Ejectiefase | Het deel van de systole waarin het bloed vanuit het ventrikel naar de aorta (of pulmonalis) wordt gepompt nadat de aortaklep zich heeft geopend. |
| Ventriculair einddiastolisch volume (VEDV) | Het maximale volume bloed dat zich in het ventrikel bevindt aan het einde van de diastole, net voordat de contractie begint. |
| Ventriculair eindsystolisch volume (VESV) | Het minimale volume bloed dat in het ventrikel achterblijft aan het einde van de systole, na het uitpompen van het grootste deel van het bloed. |
| Slagvolume (SV) | De hoeveelheid bloed die per hartslag uit het ventrikel wordt gepompt. |
| Ejectiefractie (EF) | Het percentage van het VEDV dat tijdens elke systole wordt uitgepompt, een maat voor de contractiliteit van het hart. |
| Druk-volume lus | Een grafische weergave van de relatie tussen de druk in het ventrikel en het ventrikelvolume gedurende een hartcyclus, die informatie geeft over de mechanische eigenschappen van het hart. |
| Harttonen | De geluiden die worden geproduceerd door het sluiten van de hartkleppen tijdens de hartcyclus, met de eerste harttoon (lub) en de tweede harttoon (dub). |
| Hartgeruisen | Abnormale geluiden die worden veroorzaakt door turbulente bloedstroom door defecte hartkleppen of andere structurele afwijkingen. |
| Centraal veneuze druk | De druk in de grote aderen die het bloed naar het hart terugvoeren, gemeten als een golfpatroon (a, c, v golven) dat verband houdt met de atriale activiteit. |
| Arteriële puls | De ritmische uitzetting en contractie van de arteriële wand als gevolg van de ejectie van bloed vanuit het ventrikel tijdens de systole. |