Cover
Zacznij teraz za darmo Mediatechnologie-syllabus-deel2a-v10.pdf
Summary
# Het optische pad in videotechnologie
Dit onderwerp behandelt de fundamentele principes van hoe licht wordt geregistreerd, gericht en gevormd door lenzen en objectieven, inclusief concepten als breking, brandpuntsafstand, diafragma, focus en scherptediepte.
### 2.1 Licht als elektromagnetische golf
Licht is een elektromagnetische golf met een bepaalde golflengte ($\\lambda$) en frequentie (f). De combinatie hiervan bepaalt de kleur en energie van het licht. Het zichtbare spectrum voor het menselijk oog ligt tussen ongeveer 380 en 750 nanometer, van violet tot rood. Licht kan ook worden beschreven als een stroom van fotonen, wat de dualiteit van licht verklaart: golven voor richting en breking, en deeltjes voor energieoverdracht op een sensor [13](#page=13).
### 2.2 Breking van licht
Wanneer licht van het ene medium naar het andere gaat (bijvoorbeeld van lucht naar glas), verandert de snelheid van het licht, wat resulteert in breking. Deze buiging is essentieel voor hoe lenzen beelden vormen. De wet van Snellius beschrijft dit fenomeen: licht buigt zo dat het de snelste weg tussen twee punten kiest. De mate van buiging hangt af van de optische dichtheid van het materiaal; een groter verschil in dichtheid leidt tot sterkere buiging. Verschillende golflengtes (kleuren) van licht breken anders, wat leidt tot het ontstaan van regenboogkleuren wanneer wit licht door een prisma of waterdruppel gaat [13](#page=13) [14](#page=14).
### 2.3 Lens en brandpunt
Een lens is een transparant materiaal met een gebogen oppervlak dat lichtstralen bundelt of spreidt. Parallelle lichtstralen die door een bolle lens gaan, worden geconcentreerd in het brandpunt. De afstand van het midden van de lens tot dit brandpunt is de brandpuntsafstand (f). Een korte brandpuntsafstand (bijv. 24 mm) resulteert in een brede kijkhoek, terwijl een lange brandpuntsafstand (bijv. 200 mm) details vergroot en een smallere uitsnede toont. Lenzen met een variabele brandpuntsafstand worden zoomlenzen genoemd, terwijl lenzen met een vaste brandpuntsafstand prime lenzen zijn. De brandpuntsafstand is een kernparameter die het gezichtsveld van de camera bepaalt [15](#page=15) [16](#page=16).
### 2.4 Van lens naar objectief
In camera's worden objectieven gebruikt, die bestaan uit meerdere lenzen die samen het licht optimaal richten. Dit complexe ontwerp is nodig om sferische en chromatische aberraties te corrigeren, scherp te kunnen stellen, en te kunnen zoomen. Sferische aberratie treedt op wanneer lichtstralen aan de rand van de lens niet in hetzelfde brandpunt samenkomen als die in het midden. Chromatische aberratie ontstaat doordat verschillende kleuren anders breken, wat kleurfouten veroorzaakt. Professionele objectieven hebben aparte mechanische groepen voor focus en zoom, terwijl goedkopere lenzen deze functies kunnen beïnvloeden [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.5 Focus en scherptediepte
Een scherp beeld ontstaat wanneer lichtstralen van een voorwerp samenkomen in één punt op de sensor. Dit samenvallen gebeurt op het brandvlak van de lens. De scherptediepte is het gebied waarin objecten als 'voldoende scherp' worden ervaren, ondanks kleine afwijkingen van het ideale brandpunt [18](#page=18) [19](#page=19).
De scherptediepte wordt beïnvloed door drie factoren [19](#page=19):
1. **Afstand tot het onderwerp**: Hoe dichterbij het onderwerp, hoe kleiner de scherptediepte.
2. **Brandpuntsafstand van de lens**: Een telelens heeft een kleinere scherptediepte dan een groothoeklens.
3. **Opening van het diafragma**: Een grote opening (klein F-getal) verkleint de scherptediepte, terwijl een kleine opening (hoog F-getal) deze vergroot.
#### 2.5.1 Het diafragma en de betekenis van het F-getal
Het diafragma regelt de hoeveelheid licht die de lens doorlaat naar de sensor via een regelbare opening. Het werkt vergelijkbaar met de pupil van het menselijk oog. De grootte van de opening wordt uitgedrukt met het F-getal (of F-stop), wat de verhouding is tussen de brandpuntsafstand (f) van de lens en de effectieve diameter (D) van het diafragma [19](#page=19) [20](#page=20):
$$F = \\frac{f}{D}$$ [20](#page=20).
Een kleiner F-getal (bv. f/2.8) betekent een grotere opening en dus meer licht, terwijl een groter F-getal (bv. f/16) een kleinere opening en dus minder licht betekent [20](#page=20).
De hoeveelheid licht is evenredig met de oppervlakte van de opening ($A = \\pi r^2$). Echter, het F-getal is gestandaardiseerd om het vergelijken van verschillende lenzen mogelijk te maken, ongeacht hun brandpuntsafstand [20](#page=20) [21](#page=21).
Fotografen en cineasten drukken lichtverschillen uit in 'stops'. Eén stop vertegenwoordigt een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht. Om één stop verschil te krijgen, moet de diameter van de opening met $\\sqrt{2}$ (ongeveer 1.414) worden vermenigvuldigd [21](#page=21):
$$r\_2 = r\_1 \\times \\sqrt{2}$$ [21](#page=21).
De standaardreeks van F-getallen die één stop verschil vertegenwoordigen, is als volgt [21](#page=21):
* f/1.0
* f/1.4 (½ licht)
* f/2.0 (¼ licht)
* f/2.8 (⅛ licht)
* f/4.0 (1/16 licht)
* f/5.6 (1/32 licht)
* f/8.0 (1/64 licht)
* f/11 (1/128 licht)
* f/16 (1/256 licht)
Een lens met een grote maximale opening wordt een lichtsterke lens genoemd [22](#page=22).
Het diafragma heeft twee hoofdfuncties [22](#page=22):
1. **Belichting regelen**: Het bepaalt de helderheid van het beeld.
2. **Scherptediepte beïnvloeden**: Een groot diafragma (klein F-getal) zorgt voor een kleine scherptediepte, terwijl een klein diafragma (hoog F-getal) zorgt voor een grote scherptediepte.
In filmproductie wordt ook de T-stop (Transmission Stop) gebruikt, die rekening houdt met lichtverlies binnenin het objectief [23](#page=23).
#### 2.5.2 Focus in fotografie en film
Bij fotografie wordt de focus één keer ingesteld voor het moment van de opname. Bij film kan de focus dynamisch worden aangepast tijdens de opname, een techniek genaamd 'focus pulling'. De focuspuller is verantwoordelijk voor het nauwkeurig verleggen van het scherpstelpunt, waardoor focus een expressief instrument wordt dat het verhaal ondersteunt [23](#page=23) [24](#page=24).
### 2.6 Fotolenzen versus videolenzen
Hoewel ze optisch vergelijkbaar werken, zijn foto- en videolenzen ontworpen voor verschillende doeleinden. Fotolenzen zijn geoptimaliseerd voor snelle autofocus met een korte focusringslag (ongeveer 90°). Videolenzen (cine-lenzen) zijn ontworpen voor manuele controle met een langere focusringslag (vaak meer dan 200°) voor precieze scherpstelling. Videolenzen hebben ook een traploos regelbaar diafragma voor subtiele belichtingsaanpassingen, en zijn mechanisch robuuster gebouwd, met kenmerken als tandringen voor follow-focus-systemen en minimale focus breathing. Anamorfe lenzen vormen een speciale categorie die het beeld comprimeert voor breedbeeldformaten, wat resulteert in een karakteristieke filmische look [25](#page=25).
### 2.7 Sluiter en sluitertijd
De sluiter regelt hoe lang licht op de sensor mag vallen. De duur dat de sluiter openstaat, is de sluitertijd of belichtingstijd, uitgedrukt in seconden of fracties daarvan [26](#page=26).
De sluitertijd heeft twee functies [26](#page=26):
1. **Beheersen van de lichtinval**: Samen met diafragma en ISO vormt het de belichtingsdriehoek.
2. **Beïnvloeden van de weergave van beweging**: Een korte sluitertijd bevriest beweging, terwijl een lange sluitertijd beweging doet vervagen (motion blur).
In videoproductie wordt vaak de 180°-regel gehanteerd: de sluitertijd is ongeveer de helft van de tijdsduur van één frame (bij 25 fps rond 1/50 s) om natuurlijke bewegingsvloeiendheid te garanderen [27](#page=27).
Er zijn twee soorten sluiters in digitale camera's [27](#page=27):
* **Mechanische sluiter**: Een fysiek mechanisme met lamellen.
* **Elektronische sluiter**: De sensor wordt elektronisch ingeschakeld voor een bepaalde tijd.
### 2.8 ISO en lichtgevoeligheid
De ISO-waarde geeft de lichtgevoeligheid van de film of sensor aan. Vroeger waren er aparte standaarden (ASA en DIN) die werden samengevoegd tot de ISO-standaard [28](#page=28).
In digitale fotografie verwijst de ISO-instelling naar de versterking van het elektrische signaal dat de sensor opwekt. Een hogere ISO versterkt het signaal, wat leidt tot meer helderheid in donkere omstandigheden, maar ook tot meer ruis. Dit kan vergeleken worden met het volume van een radio: luider zetten verhoogt het signaal, maar ook het achtergrondruis. Een lage ISO (100-200) levert de hoogste beeldkwaliteit, terwijl een hoge ISO (1600-6400 en hoger) meer ruis introduceert en het dynamisch bereik verkleint [29](#page=29) [30](#page=30).
### 2.9 De belichtingsdriehoek
De belichtingsdriehoek bestaat uit drie parameters die de juiste hoeveelheid licht op de sensor regelen [31](#page=31):
* **Diafragma**: Bepaalt hoeveel licht tegelijk binnenvalt en beïnvloedt de scherptediepte.
* **Sluitertijd**: Bepaalt hoe lang het licht binnenvalt en beïnvloedt de weergave van beweging.
* **ISO**: Bepaalt hoe sterk het lichtsignaal wordt versterkt en beïnvloedt het ruisniveau.
Deze parameters zijn creatieve hefbomen die samen de sfeer van een beeld bepalen. Het veranderen van één parameter vereist vaak compensatie in een andere om dezelfde belichting te behouden, maar het zijn geen strikt gekoppelde variabelen. Ervaren filmmakers bepalen eerst hun artistieke prioriteit (bewegingsgevoel, scherptediepte of ruisniveau) en passen vervolgens de andere parameters aan [31](#page=31) [32](#page=32) [33](#page=33).
### 2.10 Van foto naar video
Video is een reeks stilstaande beelden die snel na elkaar worden getoond, waardoor ons brein ze als één vloeiende beweging ervaart. Dit fenomeen berust op het phi-fenomeen en de persistentie van het netvlies [34](#page=34).
* **Phi-fenomeen**: Het brein verbindt afzonderlijke prikkels die snel na elkaar verschijnen tot een doorlopend geheel.
* **Persistentie van het netvlies**: Een beeld blijft een fractie van een seconde 'hangen' op het netvlies.
Ongeveer 12 tot 16 beelden per seconde (fps) zijn nodig om de indruk van continue beweging te wekken [34](#page=34).
#### 2.10.1 Het probleem van flikkering
Bij projectie kan een lage frequentie van lichtflitsen leiden tot storende flikkering. Om dit te vermijden, moet de frequentie van lichtflitsen ongeveer 40 per seconde zijn [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 2.10.2 De geboorte van 24 beelden per seconde
Om flikkering te elimineren zonder de filmlengte (en dus kosten) te verhogen, werd elk beeld twee keer geprojecteerd. Dit leidde tot de standaard van 24 fps, een compromis tussen visuele waarneming, technische mogelijkheden en kosten. Met de introductie van geluid werd 24 fps ook ideaal voor het stabiel coderen van het geluidsspoor. 24 fps blijft de esthetische norm in cinema voor een filmische look [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 2.10.3 Van film naar televisie
Televisiebeeldfrequenties werden gekoppeld aan de frequentie van het elektriciteitsnet:
* **Europa**: 50 Hz netfrequentie, 25 fps (PAL, SECAM) [37](#page=37).
* **Noord-Amerika**: 60 Hz netfrequentie, 30 fps (NTSC) [37](#page=37).
Deze analoge normen leefden voort in moderne digitale standaarden, en 24, 25 en 30 fps blijven veelgebruikte snelheden [37](#page=37).
### 2.11 Hogere framerates: snelheid, data en warmte
Moderne camera's kunnen filmen met 60, 120, 240 fps of zelfs duizenden beelden per seconde voor slow motion of scherpe weergave van snelle bewegingen. Hogere framerates vereisen meer dataopslag, verbruiken meer stroom en genereren meer warmte, wat professionele koelingssystemen noodzakelijk maakt [37](#page=37).
### 2.12 De 180° -regel – hoe sluitertijd en framerate samenwerken
De 180°-regel stelt dat de sluitertijd ongeveer de helft van de frametijd moet zijn om natuurlijke motion blur te creëren. Bij 25 fps komt dit overeen met ongeveer 1/50 seconde. Deze regel zorgt voor een visueel aangename weergave van beweging en helpt technische problemen zoals flikkering door kunstlicht te vermijden. Filmmakers gebruiken ND-filters om deze regel te handhaven bij fel daglicht [38](#page=38).
#### 2.13 De shutter angle bij digitale camera's
In analoge filmcamera's bepaalde de shutter angle de belichtingstijd. In digitale camera's wordt dit virtueel geregeld door de sensor, maar de term 'shutter angle' wordt nog steeds gebruikt om consistentie in bewegingsgevoel te waarborgen. Korter belichten dan de framerate (bijv. 1/100s bij 25 fps) leidt tot een scherper beeld met minder bewegingsonscherpte, wat typisch is voor actiefilms of sportbeelden [39](#page=39).
**Vergelijking analoog en digitaal**
AspectAnaloge filmcameraDigitale cameraSluiterRoterende schijfElektronisch (virtueel)EenheidShutter angle (°)Shutter speed (s) of virtuele angleBelichtingstijdBepaald door openingshoekInstelbaar via sensorKorter dan framerateNeeJaLanger dan framerateNeeNeeConsistentie bij wisselende frameratevia shutter anglevia virtuele shutter angle
### 2.14 Filters en lichtcontrole vóór het objectief
Filters en optische accessoires kunnen het licht beïnvloeden voordat het de lens binnendringt [39](#page=39).
#### 2.14.1 Neutral Density (ND)-filters
ND-filters verminderen de hoeveelheid licht zonder de kleur te veranderen, vergelijkbaar met een zonnebril voor de lens. Ze zijn essentieel om bij fel licht open diafragma's of lange sluitertijden te gebruiken, zonder overbelichting te riskeren, wat cruciaal is voor het behoud van scherptediepte en motion blur. ND-filters zijn verkrijgbaar in vaste sterktes (ND2, ND4, etc.) of als variabele ND-filters [40](#page=40).
#### 2.14.2 Polarisatiefilters
Polarisatiefilters laten alleen licht door dat in één trillingsrichting beweegt. Ze verwijderen storende reflecties op glas of water en verdiepen de blauwe kleur van luchten door verstrooid licht te filteren. Ze kunnen ook contrast en kleurverzadiging verhogen [40](#page=40).
#### Artistieke en optische effectenfilters
Diffusiefilters verzachten het beeld, color-grad filters kleuren de lucht donkerder, en star-filters creëren sterren rond puntlichtjes [42](#page=42).
#### 2.14.3 De mattebox
Een mattebox is een houder die aan de voorkant van de lens wordt bevestigd om filters praktisch te gebruiken en strooilicht tegen te houden. Het is een functioneel en artistiek onderdeel van professionele filmopstellingen [42](#page=42) [43](#page=43).
#### Lens-adapters en optische concentratie
Lens-adapters maken lenzen uitwisselbaar met verschillende sensor- of filmformaten. Optische adapters kunnen het licht concentreren om het effectieve diafragmagetal van een lens te verhogen, zoals de speed-booster-adapter [44](#page=44).
**Samenvatting van filters en adapters:** Met filters, matteboxen en optische adapters kan het licht vormgegeven worden voordat het de camera binnengaat. Deze pre-optische fase is cruciaal voor een goede beeldkwaliteit, omdat wat optisch al goed is, minder digitale correctie vereist [44](#page=44).
* * *
# Het elektrische en digitale pad van beeldvorming
Hier is een gedetailleerd studiegidsfragment over "Het elektrische en digitale pad van beeldvorming".
## 3\. Het elektrische pad van beeldvorming
Het elektrische pad van beeldvorming beschrijft het proces waarbij lichtsignalen worden omgezet in elektrische signalen door de camerasensor, wat de basis vormt voor het digitale beeld [45](#page=45).
### 3.1 Van licht naar elektrisch signaal
De sensor, het elektronische hart van de camera, vervangt de film en zet licht om in een meetbaar signaal. Dit gebeurt via het foto-elektrisch effect: fotonen die op een halfgeleidermateriaal vallen, maken elektronen vrij, wat resulteert in een elektrische lading recht evenredig met de lichtintensiteit. De sensor verzamelt deze ladingen en zet ze om in elektrische spanningen, waardoor een elektrisch beeld ontstaat: een raster van spanningswaarden die de helderheid per punt vertegenwoordigen [45](#page=45).
### 3.2 CCD en CMOS
Er zijn twee hoofdtypen sensortechnologieën:
* **CCD (Charge Coupled Device):** Ladingen worden rij voor rij uitgelezen aan de rand van de chip. Dit resulteert in een gelijkmatig beeld, maar is energie-intensief en traag [46](#page=46).
* **CMOS (Complementary Metal-Oxide Semiconductor):** Elke fotocel heeft transistoren die de lading direct kunnen omzetten en uitlezen. Deze sensoren zijn energiezuiniger, sneller en goedkoper te produceren, en worden daarom in de meeste moderne camera's gebruikt. Het individueel uitlezen van fotocellen kan leiden tot een "rolling shutter" fenomeen [46](#page=46).
### 3.3 Resolutie en fotocellen
Resolutie wordt uitgedrukt in megapixels (MP), maar een fotocel komt niet noodzakelijk overeen met een pixel in het uiteindelijke beeld. Pixelbinning, waarbij meerdere fotocellen worden samengevoegd, kan resulteren in een lager aantal megapixels met minder ruis en hogere lichtgevoeligheid. Een hogere resolutie bepaalt hoeveel detail kan worden vastgelegd, niet hoe goed het wordt weergegeven. Belangrijker voor beeldkwaliteit is de grootte van de individuele fotocellen, aangezien grotere cellen meer licht kunnen vangen en een schoner signaal produceren [46](#page=46).
### 3.4 Sensorformaten
De afmetingen van de sensor hebben invloed op lichtopvang, scherptediepte en gezichtsveld [46](#page=46).
Type sensorAfmetingen (mm)ToepassingKenmerkFull Frame36 × 24 mmprofessionele foto & videostandaardreferentie, groot dynamisch bereikAPS-C± 24 × 16 mmsemi-professioneeliets kleiner beeldveld, goed compromisMicro Four Thirds (MFT)17 × 13 mmcompacte camera’slichter, grotere scherptediepteSmartphone6 × 4 mm of kleinermobiele toestellenminiatuurformaat, sterke softwarecorrectieMedium Format44 × 33 mm tot 53 × 40 mmhigh-end fotografie, cinemaextreem veel detail, smalle scherptediepte
De term "Full Frame" verwijst naar het formaat van een 35 mm filmnegatief [47](#page=47).
#### 3.4.1 Cropfactor
De cropfactor is de verhouding tussen de diagonaal van een full-framesensor en die van een kleinere sensor. Bij gebruik van een lens op een kleinere sensor wordt slechts een deel van de beeldcirkel benut, wat resulteert in een uitsnede (crop) [47](#page=47).
* **Effecten:** Kleiner beeldveld (alsof er ingezoomd wordt), grotere scherptediepte bij gelijke instellingen, en een lagere totale lichtopbrengst. Een 50 mm lens op een APS-C camera met een cropfactor van 1,5 gedraagt zich als een 75 mm lens op een full-frame camera [48](#page=48).
> **Tip:** Een kleinere sensor vergroot het beeld niet, maar snijdt het kleiner bij, wat de indruk wekt van een langere brandpuntsafstand.
### 3.5 ISO, versterking en signaal-ruisverhouding
Het zwakke elektrische signaal van de sensor moet worden versterkt om een bruikbaar beeld te vormen. De ISO-instelling op een digitale camera simuleert de gevoeligheid van film door het elektrische signaal elektronisch te versterken. Een hogere ISO betekent een hogere versterking, wat donkere beelden helderder maakt, maar ook het ruissignaal versterkt [51](#page=51).
* **Signaal-ruisverhouding (SNR):** De verhouding tussen het nuttige signaal en storingen (ruis). Een hogere SNR betekent een zuiverder beeld; een lagere SNR resulteert in een korreliger beeld. Grotere sensoren en fotocellen hebben doorgaans een betere SNR [51](#page=51).
### 3.6 Kleurregistratie en reconstructie
Fotocellen meten enkel lichtintensiteit, geen kleur. Om kleur te registreren, wordt een Bayer-filter bovenop de sensor geplaatst [52](#page=52).
#### 3.6.1 De Bayer-filter
Dit filter verdeelt de sensor in een patroon van rode (R), groene (G) en blauwe (B) filters, waarbij elke fotocel slechts één kleurcomponent waarneemt. Omdat het menselijk oog gevoeliger is voor groen, bevat het patroon twee keer zoveel groene cellen als rode of blauwe [52](#page=52).
> **Belangrijk:** Door de Bayer-filter ontbreekt informatie voor elke fotocel. Deze ontbrekende informatie wordt digitaal aangevuld door de waarden van naburige cellen te berekenen, een proces genaamd **demosaicing** [53](#page=53).
#### 3.6.2 Spectrale gevoeligheid en IR-filter
Fotocellen reageren ook op infrarood (IR) en ultraviolet licht. Een IR-cutfilter blokkeert deze onzichtbare golflengtes om kleurvervorming te voorkomen [54](#page=54).
#### 3.6.3 Alternatieve systemen
Naast de Bayer-filter bestaan er sensoren met drie aparte lagen (bv. Foveon) of met drie afzonderlijke sensoren die het licht opsplitsen met een prisma. Smartphones gebruiken soms Quad-Bayer-sensoren met pixelbinning [55](#page=55) [56](#page=56).
### 3.7 Witbalans en kleurtemperatuur
Elke lichtbron heeft een eigen kleurkarakter (kleurtemperatuur). Witbalans (white balance) is het proces waarbij de camera leert wat wit is in een bepaalde lichtsituatie om beelden natuurgetrouw te maken [56](#page=56).
* **Kleurtemperatuur:** Gemeten in Kelvin (K), gebaseerd op het gedrag van een ideaal zwart lichaam [56](#page=56).
* Lage K: Roodachtig licht (bv. gloeilamp).
* Hoge K: Blauwachtig licht (bv. bewolkte hemel).
Camera's compenseren automatisch door kleuren toe te voegen (bv. blauw bij warm licht) om wit neutraal te maken. Camera's bieden diverse witbalansinstellingen (bv. Gloeilamp, Daglicht, Automatisch) [58](#page=58).
> **Tip:** Gebruik een referentiekaart (grijskaart) om de camera te helpen de juiste witbalans te bepalen, vooral in scènes met een overheersende kleur [58](#page=58).
Witbalans is de technische correctie; **color correction** en **color grading** zijn post-productietechnieken voor respectievelijk het herstellen van natuurlijke kleuren en het creëren van een specifieke sfeer [59](#page=59).
### 3.8 Autofocus
Autofocus automatiseert de scherpstelling door de elektrische signalen van de sensor te gebruiken om het punt van maximale scherpte te berekenen en de lensmotor aan te sturen [59](#page=59).
#### 3.8.1 Contrasterkende autofocus (Contrast Detection AF)
Meet het contrast in het beeld; een scherp beeld heeft meer contrast. De lens beweegt stap voor stap totdat het contrast maximaal is [59](#page=59).
* **Voordeel:** Zeer precies.
* **Nadeel:** Relatief traag.
#### 3.8.2 Fase-detectie autofocus (Phase Detection AF)
Meet de richting van de onscherpte door lichtgolven te vergelijken [60](#page=60).
* **Voordeel:** Zeer snel, ideaal voor bewegende onderwerpen.
* **Nadeel:** Minder nauwkeurig bij weinig licht of lage contrasten.
#### 3.8.3 Hybride autofocus
Combineert fase-detectie (voor snelheid) met contrastdetectie (voor precisie) [60](#page=60).
#### 3.8.4 Geavanceerde autofocus met herkenning
Gebruikt AI om gezichten, ogen, dieren of voertuigen te herkennen en te volgen (tracking AF) [60](#page=60).
#### 3.8.5 Autofocus bij filmopnames
In professionele filmproducties wordt vaak handmatig scherpgesteld door een focus puller. Autofocus wordt wel steeds vaker gebruikt in situaties waar handmatige bediening moeilijk is [60](#page=60).
> **Tip:** Begrijp de actieve autofocusmethode om te achterhalen of onscherpte optisch, elektrisch of digitaal van aard is [61](#page=61).
### 3.9 Rolling shutter en global shutter
CMOS-sensoren lezen het beeld lijn per lijn uit, wat leidt tot een "rolling shutter" effect [61](#page=61).
* **Rolling Shutter:** Kan leiden tot vervorming bij snelle bewegingen, zoals scheve verticale lijnen of ovale ronddraaiende objecten [61](#page=61).
* **Global Shutter:** (Bij oudere CCD-sensoren) Verzamelt de lading van alle fotocellen tegelijk en stuurt deze dan door naar uitleescircuits. Alle beeldpunten worden op hetzelfde moment belicht [62](#page=62).
Hybride CMOS-sensoren met een ingebouwde global shutter zijn duurder maar voorkomen deze vervormingen [62](#page=62).
## 4\. Het digitale pad van beeldvorming
Het digitale pad omvat de omzetting van analoge elektrische signalen naar gedigitaliseerde beeldinformatie, enabling opslag, bewerking en verzending [63](#page=63).
### 4.1 Van analoog naar digitaal
Analoge elektrische signalen van de sensor worden door een A/D-converter (Analog-to-Digital Converter) omgezet in binaire getallen (nullen en enen) [63](#page=63).
### 4.2 Resolutie
De initiële resolutie wordt bepaald door het aantal fotocellen op de sensor (bv. een 12 MP sensor heeft ongeveer 4000x3000 fotocellen). Dit is de maximale resolutie voor digitalisering. Beelden kunnen achteraf worden bewerkt naar geschikte toon-resoluties (bv. 8K, 4K) [63](#page=63) [64](#page=64).
### 4.3 Bitdiepte: hoeveel nuances kan je zien?
De bitdiepte bepaalt het aantal verschillende helderheidsniveaus per kleurkanaal. Hoe meer bits, hoe meer mogelijke waarden en hoe subtieler de overgangen tussen donker en licht [65](#page=65).
* **8-bit per kanaal:** 256 waarden per kleur → ± 16,7 miljoen kleuren. Standaard voor JPEG en SDR-video [66](#page=66).
* **10-bit per kanaal:** 1024 waarden per kleur → ± 1 miljard kleuren. Gebruikt in professionele camera's en HDR-video [66](#page=66).
* **12-bit / 14-bit:** Typisch voor RAW-foto's [66](#page=66).
* **16-bit:** High-end workflows, postproductie [66](#page=66).
> **Tip:** Hogere bitdiepte resulteert in vloeiendere kleurverlopen, minder kleurbanding en meer bewerkingsruimte [66](#page=66).
### 4.4 Dynamisch bereik – het verschil tussen licht en donker
Het dynamisch bereik beschrijft het verschil in helderheid dat een camera tegelijk kan vastleggen, uitgedrukt in 'stops'. Eén stop staat voor een verdubbeling of halvering van de lichtintensiteit. Een camera met 12 stops kan een contrast van $2^{12} = 4096:1$ weergeven. Het menselijk oog kan tot 24 stops halen [67](#page=67).
Onze ogen nemen licht niet lineair waar, maar logaritmisch, wat betekent dat we gevoeliger zijn voor relatieve verschillen in donkere zones. Camera's benaderen dit met technieken als HDR of log-profielen [68](#page=68).
#### 4.4.1 Relatie tussen bitdiepte en dynamisch bereik
Bitdiepte bepaalt hoe fijn het dynamisch bereik wordt verdeeld, wat zorgt voor meer nuance en vloeiendere overgangen. Meer bits zorgen niet voor meer stops, maar wel voor meer precisie binnen hetzelfde bereik. Digitale waarden worden vaak niet-lineair gecodeerd met een gamma-curve of logaritmisch profiel om natuurgetrouwer weer te geven [69](#page=69).
> **Tip:** Gebruik EV-instellingen om het dynamisch bereik van de camera te positioneren ten opzichte van het contrast in de scène, waarbij je prioriteit geeft aan details in schaduwen of hooglichten [70](#page=70).
#### 4.4.2 HDR – High Dynamic Range
HDR combineert meerdere belichtingen (bracketing) om een beeld te creëren met meer detail in zowel donkere als lichte zones. Bij video registreren moderne camera's meer bits per pixel voor een uitgebreidere helderheidsinformatie [71](#page=71).
#### 4.4.3 Moiré en aliasing – wanneer de digitale wereld te weinig pixels heeft
Wanneer een fijn of herhalend patroon in de werkelijkheid botst met het sensorraster, ontstaan er interferentiepatronen: moiré (zichtbaar gevolg) en aliasing (het technische principe van foutieve frequentie-interpretatie) [71](#page=71).
#### 4.4.4 Anti-aliasing en OLPF – het verminderen van moiré
Een anti-aliasingfilter (Optical Low-Pass Filter, OLPF) vervaagt het beeld subtiel vóór de sensor om te fijne patronen te onderdrukken en moiré te verminderen, ten koste van iets minder scherpte. Digitale methoden zoals oversampling en softwarematige correctie worden ook gebruikt [72](#page=72).
### 4.5 Digitale beeldverwerking in de camera
De Image Signal Processor (ISP) in de camera zet ruwe sensorgegevens om in een bruikbaar beeld door middel van een verwerkingsketen. Deze keten omvat onder andere [72](#page=72):
1. Bayer-filter en demosaicing [73](#page=73).
2. Witbalans [73](#page=73).
3. Ruisonderdrukking [73](#page=73).
4. Verscherping en contrastaanpassing [73](#page=73).
5. Tooncurve en kleurprofiel [73](#page=73).
6. Compressie en codering [73](#page=73).
#### 4.5.2 RAW versus JPEG en HEIF
* **RAW:** Bevat alle ruwe sensordata, biedt maximale bewerkingsruimte, hogere bitdiepte, grotere bestandsgrootte [73](#page=73).
* **JPEG / HEIF:** Volledig intern verwerkt, gecomprimeerd, lagere bitdiepte, kleinere bestandsgrootte, beperkte bewerkingsruimte [73](#page=73).
KenmerkRAWJPEG / HEIFVerwerkingminimaal (ruwe data van sensor)volledig intern verwerktBitdiepte12–16 bit8–10 bitKleurprofiellineair of log-profielsRGB of Rec.709BestandsgroottegrootkleinBewerkingsruimtezeer grootbeperktGebruikprofessionele fotografie, postproductiesnelle workflow, directe weergave
> **Tip:** RAW-bestanden bieden maximale flexibiliteit in postproductie, terwijl JPEG/HEIF direct bruikbaar zijn voor snelle workflows [73](#page=73).
Kleurprofielen (bv. sRGB, AdobeRGB, Rec.709) bepalen het kleurbereik dat wordt weergegeven, terwijl tooncurves de verdeling van helderheidsniveaus bepalen (bv. lineair, gamma, log) [74](#page=74).
#### 4.5.3 Metadata en EXIF-informatie
Metadata, zoals diafragma, sluitertijd, ISO en lensinstellingen, worden opgeslagen in het EXIF-formaat en zijn essentieel voor archivering en nabewerking [75](#page=75).
### 4.6 Videoformaten, codecs en compressie
Video's gebruiken codecs (coder-decoder) om beelden te comprimeren en containers (bv. MP4, MOV) om beeld, geluid en metadata op te slaan [75](#page=75).
#### 4.6.1 Lossy en lossless compressie
* **Lossless compressie:** Alle oorspronkelijke informatie blijft behouden (bv. RAW, TIFF). Resultaat: perfecte kwaliteit, grote bestanden [76](#page=76).
* **Lossy compressie:** Een deel van de informatie wordt permanent verwijderd (bv. JPEG, H.264). Resultaat: kleinere bestanden, mogelijke kwaliteitsvermindering bij herhaald opslaan [76](#page=76).
### 4.7 Van verwerking naar opslag
Na alle digitale verwerking worden beelden en video's opgeslagen op geheugenkaarten. Hoge resolutie en bitrate vereisen snelle kaarten (bv. V90 SDXC, CFexpress) om opnameonderbrekingen te voorkomen [77](#page=77).
### 4.8 Samenvatting
De digitale beeldverwerking is het sluitstuk van de beeldketen, waarbij ruwe sensordata worden omgezet in kleur, contrast en helderheid, en vervolgens worden aangepast met tooncurves, kleurprofielen en compressie. Het resultaat wordt opgeslagen als RAW, JPEG, of gecomprimeerde video, wat de natuurgetrouwheid en bewerkbaarheid van de opname bepaalt [77](#page=77).
* * *
# Basisprincipes van videotechnologie
Videotechnologie bouwt voort op fotografie door de illusie van beweging te creëren via snelle opeenvolgingen van stilstaande beelden, wat resulteert in een vloeiende visuele ervaring door neurologische perceptie [6](#page=6).
### 3.1 De oorsprong van bewegend beeld
#### 3.1.1 De illusie van beweging
De ervaring van bewegend beeld is een gevolg van het phi-fenomeen en de persistentie van het netvlies. Ons brein behoudt een beeld gedurende een fractie van een seconde, waardoor opeenvolgende prikkels in dit tijdsvenster als een continuüm worden waargenomen. Deze illusie van beweging is dus een mentale constructie van ons zenuwstelsel [6](#page=6).
#### 3.1.2 Vroege experimenten met bewegende beelden
Eadweard Muybridge wordt erkend als een van de eersten die deze illusie technisch wist vast te leggen. In 1878 gebruikte hij twaalf fototoestellen om de beweging van een galopperend paard te documenteren. Door deze foto's op een ronde schijf te monteren en ze snel na elkaar te tonen, creëerde hij de eerste bewegende beelden, wat een voorbode was van cinema. Wetenschappers en uitvinders bouwden hierop voort met apparaten zoals draaischijven en cilinders, waarop opeenvolgende beelden werden geplaatst. Wanneer deze cilinders roteerden en men erdoorheen keek via kleine spleten, vloeiden de afzonderlijke beelden samen tot een continue beweging. Een bekend voorbeeld hiervan was de kinescoop (zoetrope/kinetoscope), een soort carrousel van beelden. Deze optische speeltuigen toonden aan dat beweging ontstaat door de opeenvolging van beelden en de onderbrekingen ertussen, wat de basis legde voor film en video [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** De illusie van beweging is niet inherent aan de beelden zelf, maar een interpretatie van ons brein die mogelijk wordt gemaakt door technologische middelen [7](#page=7).
#### 3.1.3 Technologische en economische overwegingen
Voor één seconde vloeiende beweging zijn minimaal twaalf beelden nodig. Een hoger aantal beelden per seconde resulteert in realistischere beweging, maar vereist ook meer data voor opname, opslag en weergave. Video is daarom een compromis tussen kwaliteit, kosten en verwerkingssnelheid. Een ander cruciaal verschil met fotografie is de integratie van geluid, wat extra technische complexiteit met zich meebrengt, met name op het gebied van synchronisatie [8](#page=8).
### 3.2 De evolutie naar publieke vertoning
#### 3.2.1 De gebroeders Lumière en de Cinématographe
Terwijl Eadweard Muybridge en Étienne-Jules Marey zich richtten op wetenschappelijke analyse, zetten Auguste en Louis Lumière de stap naar film als publiek medium. In 1895 presenteerden zij hun uitvinding, de cinématographe, een apparaat dat tegelijk diende als camera, printer en projector. Dit maakte niet alleen de opname, maar ook de vertoning van bewegende beelden aan een publiek mogelijk. Hun film "La Sortie de l’Usine Lumière à Lyon" wordt beschouwd als de eerste publieke filmvertoning. De maatschappelijke betekenis van de illusie van beweging werd hiermee gevestigd; mensen zagen zichzelf en hun wereld in beweging op een scherm. De draagbaarheid en economische haalbaarheid van de Cinématographe maakten filmproductie toegankelijker, wat leidde tot het begin van de filmindustrie en de audiovisuele cultuur [8](#page=8).
> **Tip:** De gebroeders Lumière transformeerde videotechnologie van een wetenschappelijk experiment naar een communicatiemiddel [8](#page=8).
### 3.3 De fundamenten van fotografie
#### 3.3.1 Etymologie en concept
Het woord "fotografie" komt van het Oudgriekse "phōs" (licht) en "graphein" (schrijven). Sir John Herschel introduceerde de term in 1839 om de techniek te beschrijven waarbij het vluchtige beeld van de camera obscura op een lichtgevoelige plaat werd vastgelegd. Een fotograaf "schrijft met licht", waarbij licht als grondstof dient om visuele informatie vast te leggen [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 3.3.2 Visuele waarneming en het proces van beeldvorming
Wat wij zien, zijn gereflecteerde elektromagnetische golven die door onze ogen via de lens op het netvlies worden geprojecteerd. Daar zetten staafjes en kegeltjes het licht om in elektrische signalen. Om beelden te bewaren, werd dit proces kunstmatig nagebootst, aanvankelijk met pinhole-openingen die het principe van de camera obscura vormden [10](#page=10) [11](#page=11).
#### 3.3.3 Het registratieproces
De stap van projectie naar het bewaren van het beeld werd mogelijk gemaakt door een lichtgevoelig medium, oorspronkelijk glasplaten, later film en nu digitale sensoren. Een foto is het resultaat van twee processen: een optisch proces waarin licht wordt gevangen en gericht, en een registratieproces waarin dit licht wordt omgezet in elektrische en vervolgens digitale signalen. Deze processen kunnen worden opgedeeld in drie paden [11](#page=11):
* Het optisch pad: van licht naar sensor [12](#page=12).
* Het elektrisch pad: hoe de sensor licht in elektriciteit omzet [12](#page=12).
* Het digitale pad: hoe de camera elektrische signalen omzet in digitale beeldinformatie [12](#page=12).
* * *
# Perifere technologieën in video-opname
Dit gedeelte verkent de technologische ecosystemen rondom de videocamera die cruciaal zijn voor de uiteindelijke beeldkwaliteit en toepassingen.
### 5.1 Lichttechnologie
Licht vormt de fundamentele basis voor alle visuele opnames; zonder licht zijn er geen beelden. Het begrijpen en beheersen van licht is daarom essentieel voor beeldmakers [79](#page=79).
#### 5.1.1 Belangrijkste concepten
* **Key light:** De primaire lichtbron die richting, contrast en de algehele sfeer van een scène bepaalt [79](#page=79).
* **Fill light:** Wordt gebruikt om de schaduwen die door de key light worden gecreëerd aan te vullen, wat resulteert in een meer gebalanceerd beeld [79](#page=79).
* **Back light (rim light):** Accentueert de contouren van het onderwerp, waardoor het effectief wordt gescheiden van de achtergrond [79](#page=79).
#### 5.1.2 Kleurtemperatuur
De kleur van licht wordt gemeten in Kelvin (K) [79](#page=79).
* **Warm licht:** Rond 3200 K, kenmerkend voor gloeilampen of kaarslicht [79](#page=79).
* **Neutraal daglicht:** Ongeveer 5500 K [79](#page=79).
* **Koel licht:** Rond 6500 K, zoals dat van een bewolkte hemel [79](#page=79).
Het combineren van verschillende lichttemperaturen kan leiden tot kleurzweem of onnatuurlijke huidtinten. Om dit te voorkomen, is **witbalans** cruciaal: het proces waarbij de camera wordt ingesteld op de kleur van het omgevingslicht [79](#page=79).
#### 5.1.3 Accessoires en lichtvormers
Hulpmiddelen zoals diffusers, reflectoren, softboxes en grids worden gebruikt om de lichtbron te vormen en te verzachten. Deze accessoires beïnvloeden de hardheid of zachtheid van schaduwen en daarmee de sfeer van het beeld [79](#page=79) [80](#page=80).
### 5.2 Kunstmatige intelligentie (AI) in foto en video
Kunstmatige intelligentie transformeert de productie en bewerking van beelden. Hoewel de technologie nog in ontwikkeling is, zijn er drie belangrijke toepassingsgebieden [80](#page=80) [81](#page=81).
#### 5.2.1 AI als vervanger van klassieke opnames
* **Generatieve AI:** Systemen zoals text-to-image en text-to-video kunnen beelden creëren zonder traditionele camera-opnames [81](#page=81).
* **Automatische bewerking:** Neural filters, automatische retouchering en achtergronduitwisseling vervangen handmatige bewerkingen [81](#page=81).
* **Realistische scènes:** AI wordt ingezet voor het genereren van fotorealistische scènes, met name in reclame en virtuele productie [81](#page=81).
#### 5.2.2 AI als creatieve hefboom
* **Onmogelijke beelden:** AI maakt beelden mogelijk die in de realiteit niet kunnen bestaan, zoals morphing, fantasiewerelden of fysiek onmogelijke camerabewegingen [81](#page=81).
* **VFX en post-productie:** In film- en videoproductie wordt AI gebruikt voor visual effects (VFX), motion retargeting en automatische kleurcorrectie [81](#page=81).
* **Nieuwe verbeelding:** De technologie biedt nieuwe mogelijkheden voor creatieve expressie, in plaats van het ambacht te vervangen [81](#page=81).
#### 5.2.3 AI als productie-assistent
* **Organisatie en aanvulling:** AI helpt bij het organiseren of aanvullen van beeldmateriaal, zoals het genereren van inserts, stockbeelden of alternatieve camerastandpunten [81](#page=81).
* **Montage en kleur:** AI-algoritmes nemen steeds meer taken over bij montage, ruisonderdrukking en kleurmatching [81](#page=81).
### 5.3 Camerabedieningstechnologie
Diverse hulpmiddelen ondersteunen camerabewegingen, een belangrijk expressiemiddel in video. Deze technologieën zijn compacter en toegankelijker geworden, mede door de ontwikkeling van kleinere en lichtere camera's [81](#page=81).
#### 5.3.1 De gimbal
De gimbal is een revolutionaire houder die met motoren de camera (of smartphone) actief in balans houdt tijdens bewegingen, wat resulteert in vloeiende opnames [81](#page=81).
#### 5.3.2 Overzicht van hulpmiddelen
HulpmiddelFunctieToepassingDollyhorizontale verplaatsing op railsfilmische beweging, gevoel van ruimteCrane / jibverticale of gebogen bewegingdynamisch overzicht, dramatisch perspectiefSteadicam / gimbalstabilisatie bij handheld-opnamesvloeiende beweging zonder schokkenDroneluchtbeeldenoverzicht, ruimtelijkheid, symbolische afstandSliderkorte gecontroleerde verplaatsingproductshots, close-ups
### 5.4 Narrowcasting en digital signage
Narrowcasting, ook wel digital signage genoemd, is een groeiend toepassingsgebied van videotechnologie naast traditionele broadcasting. In tegenstelling tot broadcasting, dat zich richt op een breed publiek, stuurt narrowcasting gerichte boodschappen naar specifieke locaties. Dit gebeurt via schermen in winkels, scholen, stations of bedrijven [82](#page=82).
#### 5.4.1 Kerntechnologie van narrowcasting
Een typisch narrowcasting-systeem omvat:
* **Displays:** Een of meerdere professionele schermen ontworpen voor 24/7 gebruik [82](#page=82).
* **Mediaplayer:** Een apparaat (bv. BrightSign, NUC, Android-player) dat video en afbeeldingen afspeelt [82](#page=82).
* **Netwerkverbinding:** Essentieel voor centrale contentbeheer [82](#page=82).
* **Content Management System (CMS):** Een systeem waarmee de boodschap op afstand kan worden geprogrammeerd [82](#page=82).
De mediaplayer ontvangt instructies of bestanden van het CMS, speelt deze lokaal af en synchroniseert periodiek met de server, wat flexibele aanpassing van content mogelijk maakt op basis van locatie, doelgroep of tijdstip [82](#page=82).
#### 5.4.2 Distributie en beheer
Er zijn twee hoofdmodellen voor contentdistributie:
* **Bestandsdistributie (file-based):** Video's en beelden worden vooraf naar de player gedownload [83](#page=83).
* **Streaming (live of semi-live):** De inhoud wordt real-time weergegeven via een netwerkstroom [83](#page=83).
Moderne systemen combineren deze modellen, waardoor berichten snel kunnen worden aangepast zonder de lokale player volledig te herstarten [83](#page=83).
#### 5.4.3 Toepassingen van narrowcasting
Narrowcasting wordt ingezet voor diverse doeleinden:
* **Commerciële communicatie:** In winkels, horeca en op evenementen [83](#page=83).
* **Interne communicatie:** Binnen bedrijven, scholen en campussen [83](#page=83).
* **Informatieve displays:** In openbaar vervoer en wachtruimtes [83](#page=83).
Digital signage biedt concrete werkdomeinen voor mediaprofessionals, inclusief contentplanning, ontwerp, technische installatie en beheer van mediaplayers. Kennis van videocompressie, netwerktechnologie en bestandsbeheer is hierbij essentieel, wat de opgedane kennis uit deze cursus direct relevant maakt [83](#page=83).
**Samenvatting narrowcasting:**
* Gerichte videocommunicatie [83](#page=83).
* Belangrijkste componenten: display, player, netwerk, CMS [83](#page=83).
* Distributie kan file-based of streaming zijn [83](#page=83).
* Relevante toepassingen: interne communicatie en retailmedia [83](#page=83).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Phi-fenomeen | Een psychologisch effect waarbij het menselijk brein snelle opeenvolgingen van afzonderlijke beelden interpreteert als één continue beweging, wat de basis vormt voor film en video. |
| Persistentie van het netvlies | Het fysiologische verschijnsel waarbij een waargenomen beeld nog een fractie van een seconde op het netvlies "hangt" voordat het vervaagt, waardoor het samensmelt met volgende beelden en de illusie van beweging creëert. |
| Elektromagnetische golf | Een golf die bestaat uit oscillerende elektrische en magnetische velden die zich voortplanten door de ruimte. Licht is een voorbeeld van een elektromagnetische golf met specifieke golflengtes en frequenties die de kleur bepalen. |
| Breking van licht | Het verschijnsel waarbij licht van richting verandert wanneer het van het ene medium naar het andere gaat, zoals van lucht naar glas. Dit gebeurt doordat de snelheid van het licht verandert in verschillende media. |
| Lens | Een transparant stuk materiaal, meestal glas of plastic, met gebogen oppervlakken dat lichtstralen bundelt of spreidt om beelden te vormen of te vergroten. |
| Brandpuntsafstand | De afstand tussen het optische centrum van een lens en het brandpunt, waar parallelle lichtstralen samenkomen. Dit bepaalt de kijkhoek en de mate van vergroting van een lens. |
| Objectief | Een complexe constructie van meerdere lenzen die samenwerken om licht optimaal te richten, optische aberraties te corrigeren en scherpstelling en zoom mogelijk te maken. |
| Scherptediepte | Het gebied vóór en achter het scherpgestelde punt waarin objecten nog als acceptabel scherp worden waargenomen in een beeld. Deze wordt beïnvloed door de diafragma-opening, de brandpuntsafstand en de afstand tot het onderwerp. |
| Diafragma | Een mechanisme in een objectief dat de grootte van de opening regelt waar het licht doorheen valt, vergelijkbaar met de pupil van het oog. Het beïnvloedt zowel de hoeveelheid licht als de scherptediepte. |
| F-getal | Een getal dat de verhouding tussen de brandpuntsafstand van een lens en de diameter van de diafragma-opening weergeeft. Een lager F-getal betekent een grotere opening en meer lichtinval. |
| Belichtingsdriehoek | Een concept in fotografie en videografie dat de relatie beschrijft tussen de drie belangrijkste parameters die de belichting van een beeld bepalen: diafragma, sluitertijd en ISO. |
| Sluitertijd | De tijdsduur dat het licht op de beeldsensor valt. Dit beïnvloedt zowel de hoeveelheid licht als de weergave van beweging in een beeld. |
| ISO | Een gestandaardiseerde maat voor de lichtgevoeligheid van een film of digitale sensor. In digitale camera's verwijst ISO naar de mate van elektronische versterking van het sensorsignaal, wat ruis kan introduceren. |
| Sensor | Het elektronische hart van een digitale camera dat licht omzet in elektrische signalen. De belangrijkste types zijn CCD en CMOS. |
| Resolutie | De mate van detail in een digitaal beeld, uitgedrukt in megapixels (aantal fotocellen). Een hogere resolutie betekent meer ruimtelijke informatie. |
| Bitdiepte | Bepaalt het aantal helderheidsniveaus dat per kleurkanaal kan worden onderscheiden. Een hogere bitdiepte resulteert in subtielere kleurovergangen en meer detail, vooral bij nabewerking. |
| Dynamisch bereik | Het verschil tussen het donkerste en helderste detail dat een camerasysteem tegelijk kan vastleggen. Dit wordt vaak uitgedrukt in "stops" en bepaalt het contrastbereik van een beeld. |
| Aliasing | Een artefact dat ontstaat wanneer een digitaal systeem een te fijne of herhalende structuur in het onderwerp verkeerd interpreteert ten opzichte van het sensorraster, wat leidt tot valse patronen en vervormingen. |
| Moiré | Het zichtbare interferentiepatroon dat ontstaat als gevolg van aliasing, waarbij patronen in het onderwerp en de pixels van de sensor elkaar overlappen en versterken of uitdoven, wat resulteert in golvende of kleurige rastereffecten. |
| Demosaicing | Het proces waarbij de camera de kleurinformatie van naburige fotocellen combineert om voor elk beeldpunt een volledige kleur te reconstrueren, nodig vanwege het Bayer-filterpatroon. |
| Kleurtemperatuur | Een concept uit de natuurkunde dat de kleur van een lichtbron beschrijft, uitgedrukt in Kelvin (K). Hogere temperaturen correleren met koeler, blauwachtig licht, terwijl lagere temperaturen geassocieerd worden met warmer, roodachtig licht. |
| Witbalans | Het proces waarbij een camera wordt ingesteld om de kleurtemperatuur van het omgevingslicht te compenseren, zodat witte objecten er wit uitzien, ongeacht de kleur van de lichtbron. |
| Autofocus (AF) | Een technologie die de lens automatisch aanpast om een scherp beeld te verkrijgen. Verschillende methoden zoals contrastdetectie, fase-detectie en hybride systemen worden gebruikt. |
| Rolling shutter | Een methode waarbij een CMOS-sensor het beeld lijn per lijn uitleest, wat bij snelle bewegingen of camerabewegingen kan leiden tot vervorming. |
| Global shutter | Een methode waarbij een sensor het hele beeld tegelijkertijd belicht en uitleest, waardoor de vervormingseffecten van een rolling shutter worden vermeden. |
| Codec | Een afkorting voor coder-decoder, een technologie die bepaalt hoe digitale beelden of video's worden gecomprimeerd om de bestandsgrootte te verkleinen en later weer worden uitgepakt voor weergave. |
| Lossy compressie | Een compressiemethode waarbij een deel van de beeldinformatie permanent wordt verwijderd om de bestandsgrootte te reduceren. Dit kan leiden tot kwaliteitsverlies bij herhaald opslaan. |
| Lossless compressie | Een compressiemethode waarbij alle oorspronkelijke beeldinformatie behouden blijft. De data wordt efficiënter verpakt, maar resulteert in grotere bestanden. |
| Narrowcasting | Gerichte videocommunicatie die zich richt op specifieke locaties en doelgroepen, in tegenstelling tot broadcasting dat een breed publiek bereikt. Wordt ook wel digital signage genoemd. |