Cover
Zacznij teraz za darmo fiscaal deel 3 personenbelasting.pdf
Summary
# Basisbegrippen van de personenbelasting
Dit hoofdstuk behandelt de fundamentele concepten van de personenbelasting, inclusief wie belastbaar is, de aard van het wereldwijde inkomen, en de verschillende inkomsten categorieën [1](#page=1).
### 1.1 Belastingplichtigen onderworpen aan de personenbelasting
#### 1.1.1 Rijksinwoners
Een rijksinwoner is een natuurlijk persoon die in België zijn/haar 'woonplaats' heeft gevestigd, of, indien geen woonplaats in België, de zetel van fortuin in België heeft gevestigd [1](#page=1).
* **Woonplaats:**
* Er bestaat een weerlegbaar vermoeden van woonplaats als het gezin elders verblijft en naar school gaat, waarbij men ervan uitgaat dat de belastingplichtige daar woont [1](#page=1).
* De plaats van inschrijving in het bevolkingsregister (plaats van domicilie) geldt als een onweerlegbaar vermoeden [1](#page=1).
* **Belasting van niet-rijksinwoners:** Personen die geen rijksinwoner zijn, betalen belasting als niet-rijksinwoner [1](#page=1).
#### 1.1.2 Echtgenoten/Gehuwden en wettelijk samenwonenden
* **Gemeenschappelijke aangifte:** Echtgenoten en wettelijk samenwonenden dienen in beginsel één gemeenschappelijke aangifte in. Sinds AJ 2023 geldt voor gehuwden van verschillend geslacht dat de linkerkolom voor de man en de rechterkolom voor de vrouw is, of, aangepast, de linkerkolom voor de oudste partner en de rechterkolom voor de jongste partner [2](#page=2).
* **Aangifte versus aanslag:** De aangifte is wat de belastingplichtige indient, terwijl de aanslag is wat de fiscus berekent aan belasting die moet worden betaald of teruggekregen [2](#page=2).
* **Feitelijk samenwonenden:** Worden belast als alleenstaande [2](#page=2).
* **Huwelijk en wettelijke samenwoning:** In het jaar van huwelijk wordt men, tenzij men reeds wettelijk samenwonend was in het jaar X-1, afzonderlijk belast [2](#page=2).
* **Weduwnaar/weduwe:** In het jaar waarin een partner overlijdt, moeten er afzonderlijke aangiftes worden ingediend, maar er is een keuze om de aanslag afzonderlijk of gemeenschappelijk te laten behandelen [2](#page=2).
#### 1.1.3 Feitelijke scheiding
Het jaar volgend op de feitelijke scheiding worden de personen als alleenstaande belast [3](#page=3).
#### 1.1.4 Overzicht fiscale situatie: Aanslag vs. Aangifte
| Fiscale situatie | Aangifte | Aanslag |
| :--------------------------------------------------- | :--------- | :---------------------- |
| Nooit gehuwd of wettelijk samenwonend / feitelijk samenwonend | Afzonderlijk | Afzonderlijk | [2](#page=2).
| Gehuwd of wettelijk samenwonend | Gezamenlijk | Gezamenlijk | [1](#page=1).
| Jaar van wettelijke samenwoning | Afzonderlijk | Afzonderlijk | [2](#page=2).
| Jaar van huwelijk (zonder wettelijke samenwoning jaar X-1) | Afzonderlijk | Afzonderlijk | [2](#page=2).
| Jaar van huwelijk (met wettelijke samenwoning jaar X-1) | Gezamenlijk | Gezamenlijk | [1](#page=1).
| Jaar van overlijden | Keuze: afzonderlijk of gezamenlijk | Afzonderlijk | [1](#page=1) [2](#page=2).
| Jaar van overschrijving van echtscheiding of scheiding van tafel en bed | Afzonderlijk | Afzonderlijk | [2](#page=2).
#### 1.1.5 Voordelen van gemeenschappelijke aanslag
* **Huwelijksquotient:** Dit is enkel van toepassing bij een gemeenschappelijke aanslag en zorgt ervoor dat een partner zonder of met beperkt beroepsinkomen minstens 30% van het gezamenlijk beroepsinkomen verwerft, met een maximum van 13.050 euro (AJ 25). Dit voordeel ontstaat doordat een deel van het inkomen van de ene partner fictief wordt overgedragen aan de andere partner, waardoor het in lagere belastingschijven terechtkomt. De computer past deze berekening automatisch toe [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Voorbeeld Huwelijksquotient:**
> Jan: Netto beroepsinkomen 50.000 EUR
> Mieke: Netto beroepsinkomen 0 EUR
>
> Huwelijksquotient (30%):
> Jan: - 13.050 EUR (ipv 15.000 EUR)
> Mieke: + 13.050 EUR
>
> Belastbaar netto beroepsinkomen:
> Jan: 36.950 EUR
> Mieke: 13.050 EUR
> [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Verhoging belastingvrije som:** Alleenstaanden met kinderen ten laste genieten van een stijging van de belastingvrije som [4](#page=4).
#### 1.1.6 Volledige decumul
Bij een gemeenschappelijke aanslag worden de beroepsinkomsten per partner apart berekend en vervolgens samengevoegd, wat resulteert in een gesplitste belastbare grondslag [4](#page=4).
### 1.2 Wereldwijd inkomen
Het wereldwijde inkomen omvat zowel Belgische als buitenlandse inkomsten [1](#page=1).
### 1.3 Categorieën van inkomsten
De personenbelasting kent vier hoofdcategorieën van inkomsten [1](#page=1):
1. **Onroerende inkomsten:** Denk aan het verhuren van vastgoed of vakantiewoningen. Eigen woningen zijn vrijgesteld [1](#page=1).
2. **Roerende inkomsten:** Hieronder vallen dividenden en interesten [1](#page=1).
3. **Beroepsinkomsten:** Inkomsten verkregen in het kader van arbeid of een beroep [1](#page=1).
4. **Diverse inkomsten:** Bijvoorbeeld inkomsten uit cryptomunten of vrijwilligerswerk [1](#page=1).
* Onroerende en beroepsinkomsten worden samengevoegd en belast volgens een progressief tarief [1](#page=1).
* Roerende en diverse inkomsten worden apart belast met afzonderlijke, niet-progressieve tarieven [1](#page=1).
### 1.4 Belastbaar tijdperk en aanslagjaar
* **Belastbaar tijdperk (BT):** Het jaar waarin de belastingplichtige belastbare inkomsten heeft verkregen. Dit is in beginsel gelijk aan het kalenderjaar (KJ) en kent geen gebroken jaren [1](#page=1).
* **Aanslagjaar (AJ):** In beginsel het jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk. Voorbeeld: BT 2024 (kalenderjaar) leidt tot AJ 2025 [1](#page=1).
### 1.5 Berekening van de belasting
#### 1.5.1 Aftrekbare bestedingen en belastingverminderingen
* Er is nog slechts één federale aftrekbare besteding: betaalde onderhoudsuitkeringen. Deze gaan af van de inkomsten en verlagen zo de belastbare basis [4](#page=4).
* **Belastingvermindering:** Gaat af van de te betalen belastingen. Indien er geen belastingen verschuldigd zijn, kan men geen belastingvermindering krijgen, tenzij er sprake is van een negatieve belastingvermindering (belastingkrediet) [4](#page=4).
* **Gewestelijke opcentiemen:** De gewesten zijn bevoegd voor de gewestelijke opcentiemen, gebaseerd op de werkelijke woonplaats op 1 januari van het aanslagjaar [4](#page=4).
> **Tip:** Een aftrekbare besteding verlaagt het belastbaar inkomen, waardoor men in lagere belastingschijven kan komen. Een belastingvermindering verlaagt rechtstreeks de te betalen belasting [4](#page=4).
#### 1.5.2 Progressieve belasting
Het tarief van de belasting stijgt naarmate het inkomen groter wordt [5](#page=5).
* **AJ 2025 Tarieven:**
* Eerste schijf tot 15.820 EUR: 25%
* Tweede schijf van 15.820 tot 27.920 EUR: 40%
* Derde schijf van 27.920 tot 48.320 EUR: 45%
* Vierde schijf boven 48.320 EUR: 50%
> **Voorbeeld progressieve belasting:**
> Gezamenlijk belastbaar tarief van 53.000 EUR.
>
> * 25% op 15.820 EUR = 3.955,00 EUR
> * 40% op (27.920 - 15.820) EUR = 4.840,00 EUR
> * 45% op (48.320 - 27.920) EUR = 9.180,00 EUR
> * 50% op (53.000 - 48.320) EUR = 2.340,00 EUR
> * **Totaal:** 20.315,00 EUR
>
> Hierbij wordt enkel de progressieve basisbelasting berekend, exclusief bijvoorbeeld de belastingvrije som [5](#page=5).
#### 1.5.3 Afzonderlijke tarieven
Afzonderlijke tarieven worden toegepast op bepaalde inkomsten, zoals opzegvergoedingen of vervroegd vakantiegeld. Het tarief kan gebaseerd zijn op de gemiddelde aanslagvoet van het laatste jaar waarin de belastingplichtige 12 maanden beroepsinkomsten heeft gehad, of op de gemiddelde aanslagvoet van het huidige jaar [6](#page=6).
#### 1.5.4 Buitenlandse inkomsten
* **Landen met Dubbel Belastingverdrag (DBV):** Inkomsten uit deze landen worden samengevoegd en vrijgesteld met progressievoorbehoud. Dit betekent dat de inkomsten bij het totale inkomen worden geteld om de belastingschijven te bepalen, maar dat de belasting op die specifieke inkomsten wordt verminderd [6](#page=6).
* **Landen zonder DBV:** Inkomsten uit deze landen worden toegevoegd aan het inkomen, maar voor de helft vrijgesteld. Dit kan leiden tot dubbele belasting [6](#page=6).
#### 1.5.5 Stappen in de belastingberekening
De algemene berekening van de belasting omvat diverse stappen, waaronder de samenstelling van het belastbaar inkomen, de berekening van de belasting op afzonderlijk belaste inkomsten, de basisbelasting op gezamenlijk belastbaar inkomen, en diverse verminderingen en verrekeningen [7](#page=7) [8](#page=8).
* **Belastbaar inkomen:** Bestaat uit netto onroerende, roerende, beroeps- en diverse inkomsten, verminderd met aftrekbare bestedingen zoals onderhoudsuitkeringen [7](#page=7).
* **Belastingberekening:**
1. Opsplitsing van inkomsten voor afzonderlijke en progressieve tarieven [6](#page=6).
2. Berekening van de belasting op de afzonderlijk belaste inkomsten [7](#page=7).
3. Berekening van de basisbelasting op de progressief belastbare inkomsten [7](#page=7).
4. Toepassing van de belastingvrije som: het bedrag waarop geen belastingen worden gehoffen. Dit bedrag wordt eerst door de belastingschijven gejaagd om een belastingvermindering te bekomen die van de hoofdsom kan worden afgetrokken [8](#page=8).
5. Samenvoeging van de belasting op afzonderlijke en progressieve inkomsten tot de 'hoofdsom' [7](#page=7).
6. Verdere verrekeningen, inclusief de aftrek van de roerende inkomstenbox (interesten, dividenden) [7](#page=7) [8](#page=8).
7. Verdeling van de belasting tussen federaal (75%) en gewesten (25%) [7](#page=7) [8](#page=8).
8. Eventuele overflow-mechanismen waarbij negatieve bedragen tussen het federale en gewestelijke deel kunnen worden overgedragen [8](#page=8).
9. Berekening van de gemeentebelasting (opcentiemen) [7](#page=7) [8](#page=8).
10. Verrekening van de bedrijfsvoorheffing (BV) [7](#page=7) [8](#page=8).
11. Eindresultaat: verschuldigde of terug te storten personenbelasting [7](#page=7).
> **Tip:** De belastingvrije som is een bedrag waarop geen belastingen worden geheven, niet een bedrag dat direct van de inkomsten mag worden afgetrokken. De vermindering hiervoor wordt berekend aan het laagste tarief van 25% [8](#page=8).
#### 1.5.6 Fiscale bevoegdheid van de gewesten
De bevoegdheid van de gewesten voor belastingheffing wordt bepaald door de werkelijke woonplaats van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar [4](#page=4).
> **Voorbeeld fiscale bevoegdheid:**
> 1. Wout woont sinds 1 augustus 2024 in Brussel, maar is nog officieel gedomicilieerd in Gent. Voor inkomstenjaar 2024 (AJ 2025) is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd, aangezien de werkelijke woonplaats in Brussel is [5](#page=5).
> 2. Marie en François woonden tot augustus 2024 in Luik (Vlaams Gewest) en verhuisden in september 2024 naar Hasselt. Voor inkomstenjaar 2024 (AJ 2025) is het Vlaams Gewest bevoegd [5](#page=5).
#### 1.5.7 Tariefschijven en berekening
De berekening van de belasting is complex en omvat de toepassing van verschillende tariefschijven op de belastbare inkomsten, verminderingen en verrekeningen. Het is essentieel om de verschillende inkomsten correct te categoriseren en de toepasselijke regels voor elke categorie toe te passen [5](#page=5) [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** Werk de berekeningen nauwkeurig uit en let op de specifieke instructies in de opgaven, zoals het enkel berekenen van de progressieve som wanneer gevraagd. Bij de verdeling van de belasting tussen federaal en gewesten wordt vaak afgerond op 25% voor de gewesten op het examen [5](#page=5) [8](#page=8).
---
# Belastingvrije som en toeslagen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de berekening van de belastingvrije som (BVS) en de verschillende verhogingen en toeslagen die hierop van toepassing zijn, met speciale aandacht voor personen ten laste, handicaps en specifieke gezinssituaties zoals wettelijk samenwonenden en fiscale co-ouderschap.
### 2.1 Introductie tot de Belastingvrije Som
De belastingvrije som (BVS) is een deel van het inkomen dat vrijgesteld is van belastingheffing. Het doel ervan is om een basisinkomen te beschermen tegen belasting [9](#page=9).
### 2.2 Basisbedrag van de Belastingvrije Som
Voor aanslagjaar (AJ) 2025 bedraagt het basisbedrag van de belastingvrije som EUR 10.570 [9](#page=9).
### 2.3 Verhogingen en Toeslagen op de Belastingvrije Som
Er zijn diverse verhogingen en toeslagen die de basisbelastingvrije som kunnen verhogen.
#### 2.3.1 Verhoging voor zware handicap van de belastingplichtige
Indien de belastingplichtige zelf zwaar gehandicapt is, wordt de belastingvrije som verhoogd met EUR 1.920. Deze verhoging is persoonsgebonden en komt toe aan de belastingplichtige zelf [13](#page=13) [9](#page=9).
#### 2.3.2 Verhoging voor kinderen ten laste
De belastingvrije som wordt verhoogd op basis van het aantal kinderen ten laste. De bedragen voor AJ 2025 zijn als volgt:
* **1 kind:** EUR 1.920 [9](#page=9).
* **2 kinderen:** EUR 4.950 [9](#page=9).
* **3 kinderen:** EUR 11.090 [9](#page=9).
* **4 kinderen:** EUR 17.940 [9](#page=9).
* **Meer dan 4 kinderen:** EUR 17.940 plus EUR 6.850 voor elk bijkomend kind [9](#page=9).
**Belangrijke opmerkingen:**
* Gehandicapte kinderen tellen voor de berekening van de verhoging voor kinderen ten laste steeds voor twee. Dit betekent dat het aantal kinderen wordt verdubbeld, niet het toegekende bedrag. Bijvoorbeeld, één kind zonder handicap en één gehandicapt kind telt als drie fictieve kinderen [9](#page=9).
* De toekenning van de toeslag voor kinderen ten laste bij gezamenlijke aangifte wordt door de fiscus geoptimaliseerd voor het meest voordelige resultaat, wat meestal neerkomt op toekenning aan de partner met het hoogste inkomen [13](#page=13).
##### 2.3.2.1 Kinderen die fiscaal ten laste kunnen worden genomen
De volgende categorieën kinderen kunnen fiscaal ten laste worden genomen:
* **Afstammelingen:** Eigen kinderen en kleinkinderen [10](#page=10).
* **Andere kinderen:** Kinderen die volledig of hoofdzakelijk ten laste zijn, zoals pleegkinderen en adoptiekinderen [10](#page=10).
##### 2.3.2.2 Voorwaarden om fiscaal ten laste te kunnen worden genomen
1. **Deel uitmaken van het gezin op 1 januari van het AJ:** De gezinssituatie op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend [9](#page=9).
* Een kind dat tijdens het inkomstenjaar overlijdt, telt nog mee voor dat jaar [10](#page=10).
* Een doodgeboren kind na een miskraam van minstens 180 dagen telt mee voor dat ene jaar [10](#page=10).
* Ontvoerde of vermiste kinderen blijven ten laste totdat ze zijn teruggevonden of doodverklaard [10](#page=10).
* Studerende kinderen blijven ten laste, zelfs als ze op kot zitten [10](#page=10).
2. **Netto bestaansmiddelen:** De netto bestaansmiddelen van het kind mogen een bepaalde grens niet overschrijden. (Berekening hiervan dient niet gekend te worden) [12](#page=12).
3. **Geen aftrekbare bezoldigingen:** Het kind mag geen bezoldigingen genieten die door de belastingplichtige als beroepskosten kunnen worden afgetrokken [10](#page=10) [12](#page=12).
4. **Geen student-zelfstandige:** Voor student-zelfstandigen gelden specifieke voorwaarden met betrekking tot bedrijfsbezoldigingen die niet gekend dienen te worden [12](#page=12).
##### 2.3.2.3 Fiscale co-ouderschap
In geval van co-ouderschap kan de verhoging voor kinderen ten laste in principe slechts aan één ouder toekomen. Onder bepaalde voorwaarden kan deze echter voor de helft aan elke ouder worden toegekend (fiscale co-ouderschap) [10](#page=10).
**Voorwaarden fiscale co-ouderschap:**
* Gelijkmatige verdeling van de huisvesting van de kinderen [10](#page=10).
* Andere voorwaarden (zoals afspraken over toezicht) moeten voldaan zijn [10](#page=10).
**Belangrijke consequenties van fiscale co-ouderschap:**
* Betaalde onderhoudsgelden kunnen niet meer afgetrokken worden in de personenbelasting (PB) door de betaler. Dit is een cruciale afweging, aangezien deze aftrek deels vermindert voor AJ 2025 (80%), AJ 2026 (70%), AJ 2027 (60%) en AJ 2028 (50%) [10](#page=10) [11](#page=11).
**Stappenplan fiscale co-ouderschap:**
1. Bepaal bij wie de gemeenschappelijke kinderen gedomicilieerd zijn. Deze ouder telt alle kinderen samen (volledig ten laste + co-ouderschapskinderen) en trekt vervolgens de helft van de toeslag voor de gemeenschappelijke kinderen af [11](#page=11).
2. De ouder bij wie de gemeenschappelijke kinderen niet gedomicilieerd zijn, ontvangt de andere helft van de toeslag voor de gemeenschappelijke kinderen, plus de toeslag voor kinderen die volledig fiscaal ten laste zijn [11](#page=11).
> **Tip:** Bij fiscale co-ouderschap moet steeds gesimuleerd worden wat het meest voordelig is: de aftrek van onderhoudsgelden of de toekenning van de helft van de toeslag voor kinderen ten laste.
#### 2.3.3 Verhoging voor kinderen jonger dan drie jaar
Er is een toeslag op de belastingvrije som van EUR 720 voor kinderen jonger dan drie jaar (op 1 januari AJ) voor wie geen belastingvermindering voor kinderoppaskosten wordt ingebracht. Indien het een gehandicapt kind betreft, wordt dit bedrag verdubbeld [12](#page=12).
> **Tip:** Analyseer in casus goed of de aftrek van oppaskosten voordeliger is dan deze toeslag.
#### 2.3.4 Verhoging voor ten laste hebben van ascendent of broer/zus
* **Ascendenten (ouders, grootouders) en zijverwanten tot en met de tweede graad (broers, zussen):**
* Per persoon een verhoging van EUR 5.770 indien zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt én zorgbehoevend zijn. Het puntensysteem voor zorgbehoevendheid hoeft niet gekend te worden; de status zal op het examen vermeld worden [12](#page=12).
#### 2.3.5 Andere personen ten laste
Voor personen die onder de categorieën van ascendenten of zijverwanten tot en met de tweede graad vallen, maar die niet aan de leeftijdscriteria (65+) of zorgbehoevendheid voldoen, is er een verhoging van EUR 1.920. Dit geldt ook voor pleegouders. Echtgenoten of wettelijk samenwonende partners komen hier nooit voor in aanmerking [12](#page=12).
#### 2.3.6 Verhoging voor alleenstaande met kinderlast
Alleenstaande belastingplichtigen met kinderlast komen in aanmerking voor een verhoging van de belastingvrije som met EUR 1.920. Bijkomende toeslagen zijn mogelijk voor werkelijke alleenstaande ouders met een laag inkomen [12](#page=12).
### 2.4 Aanrekening van de Belastingvrije Som
Het berekende bedrag van de belastingvrije som, inclusief alle toeslagen, wordt niet zomaar afgetrokken van de belastbare basis. In plaats daarvan wordt het aangewend via aparte tariefschijven met specifieke tarieven. Sinds AJ 2017 worden deze schijven als volgt toegepast [13](#page=13):
| Inkomstenschijf van de belastingvrije som | Tarief |
| :--------------------------------------- | :----- |
| EUR 0 tot EUR 15.820 | 25% |
| EUR 15.820 tot EUR 27.920 | 40% |
| EUR 27.920 tot EUR 48.320 | 45% |
| Boven EUR 48.320 | 50% |
Elke partner heeft recht op het basisbedrag van de belastingvrije som (EUR 10.570). De toeslag wegens zware handicap komt de betreffende belastingplichtige zelf toe. Bij een gezamenlijke aangifte optimaliseert de fiscus de toekenning van de overige verhogingen, wat meestal ten gunste komt aan de partner met het hoogste inkomen [13](#page=13).
#### 2.4.1 Berekening van de belastingvermindering op de BVS
De belastingvermindering die voortvloeit uit de belastingvrije som wordt berekend aan de hand van de progressieve tariefschijven van de personenbelasting, maar toegepast op het bedrag van de belastingvrije som zelf [13](#page=13).
> **Voorbeeld:**
> Stel een BVS van EUR 21.660.
>
> * EUR 11.120 aan 25% = EUR 2.780
> * EUR 4.700 aan 30% = EUR 1.410
> * EUR 5.840 aan 40% = EUR 2.336
>
> Totale belastingvermindering = EUR 2.780 + EUR 1.410 + EUR 2.336 = EUR 6.526 [16](#page=16).
#### 2.4.2 Beperkingen en overwegingen
* **Gezinsinkomen:** Het totale gezinsinkomen en de verdeling ervan over de partners is cruciaal voor de uiteindelijke belastingberekening, zeker bij toepassing van het huwelijksquotiënt [18](#page=18).
* **Kosten aftrekken vs. toeslag ontvangen:** Bij kinderen jonger dan drie jaar of bij fiscale co-ouderschap moet een afweging gemaakt worden tussen het aftrekken van specifieke kosten (bv. kinderopvang) en het ontvangen van een toeslag op de BVS [12](#page=12).
---
# Onroerende inkomsten en hun belasting
Deze sectie behandelt de fiscale aspecten van inkomsten uit onroerende goederen, met inbegrip van het kadastraal inkomen (KI), de berekening van brutohuur, en de behandeling van onroerende inkomsten onder verschillende huwelijksvermogensstelsels [19](#page=19).
### 3.1 Inkomsten uit onroerende goederen in België en het buitenland
België belast zijn inwoners op hun wereldwijd inkomen, ongeacht de locatie van het onroerend goed. De behandeling van buitenlandse onroerende inkomsten hangt af van de aanwezigheid van een dubbelbelastingverdrag [19](#page=19):
* **Met verdrag:**
* Als België heffingsbevoegd is, worden de inkomsten volledig bij het belastbaar inkomen gevoegd en progressief belast [19](#page=19).
* Als België niet heffingsbevoegd is, geniet het inkomen vrijstelling onder voorbehoud van progressie. Dit betekent dat het inkomen niet belast wordt, maar wel in rekening wordt gebracht bij het bepalen van de schijven en tarieven voor andere inkomsten [19](#page=19).
* **Zonder verdrag:** Er wordt een belastingvermindering van 50% toegepast [19](#page=19).
### 3.2 Kadastraal inkomen (KI)
Het kadastraal inkomen vertegenwoordigt het gemiddelde normale netto-inkomen van een onroerend goed per jaar. Sinds 1975 is het KI niet meer aangepast aan de werkelijke waarde en wordt het jaarlijks geïndexeerd. Voor AJ 2025 bedraagt de indexatiecoëfficiënt 2,1763 [19](#page=19).
**Belangrijke aandachtspunten bij het KI:**
* **Afronding:** Een geïndexeerd KI moet altijd eerst naar de eenheid worden afgerond alvorens het in verdere berekeningen te gebruiken [19](#page=19).
* **Aangifte:** In de aangifte wordt het niet-geïndexeerde KI opgenomen [19](#page=19).
* **Berekening per dag:** Het KI wordt proportioneel berekend op basis van het aantal dagen dat de belastingplichtige eigenaar is van het onroerend goed gedurende het belastbare tijdperk [19](#page=19).
> **Tip:** Bij de aankoop of verkoop van een onroerend goed gedurende het belastbare jaar, is het cruciaal om de KI-aangifte correct te verdelen tussen de oude en de nieuwe eigenaar op basis van het aantal dagen eigendom.
**Voorbeeld:** Een woning met een niet-geïndexeerd KI van 1.000 euro wordt op 6 maart 2024 gekocht en vervolgens particulier verhuurd.
* De oude eigenaar geeft KI aan voor 64 dagen (31 jan + 28 feb + 5 mrt): `1000 * 64/366 = 174,86` euro, afgerond tot 178 euro [19](#page=19).
* De nieuwe eigenaar geeft KI aan voor 302 dagen (366 - 64): `1000 * 302/366 = 825,14` euro [19](#page=19).
* **Eigen woning:** Sinds AJ 2015 is het inkomen van de eigen woning vrijgesteld van personenbelasting, hoewel de onroerende voorheffing wel verschuldigd blijft [19](#page=19).
* Een woning is een eigen woning indien deze zelf betrokken wordt of indien de belastingplichtige deze niet zelf betrekt omwille van beroeps-, sociale, wettelijke/contractuele redenen, of de stand van (ver)bouwwerkzaamheden (enkel indien de belastingplichtige geen andere woning bezit die hij zelf betrekt) [23](#page=23).
* **Nieuwbouw:** Het KI wordt berekend vanaf de eerste dag van ingebruikname of eerste verhuring. De onroerende voorheffing is pas belastbaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de ingebruikname [19](#page=19).
> **Tip:** Bij de ingebruikname van een woning op 1 januari is men voorbij het referentietijdstip voor de onroerende voorheffing van dat jaar, waardoor men voor dat jaar geen OV betaalt.
**Gewijzigd KI tijdens belastbaar tijdperk:** Indien het KI tijdens het belastbare tijdperk wordt gewijzigd (bv. na verbouwingen), wordt het nieuwe KI van toepassing vanaf de eerste dag van de voltooiing van de werken [20](#page=20).
**Voorbeeld:** Een woning met KI 1.250 wordt verbouwd, met werken beëindigd op 4 juni 2024. KI na verbouwing is 1.750.
* Te aangeven: `1.250 + (500 * 211/366) = 1.538,25` euro, afgerond tot 1.538 euro [20](#page=20).
* **Vermindering KI wegens onproductiviteit of niet-bewoning:** Het KI kan proportioneel verminderd worden bij minstens 90 dagen niet-gebruik (onbewoond, niet-gemeubileerd gebouw) of wanneer een gebouw/materieel voor minstens 25% vernield is of voor minstens 90 dagen voor minstens 25% buiten werking is [20](#page=20).
* **Onroerende goederen in onverdeeldheid:** Elke mede-eigenaar geeft het niet-geïndexeerde KI aan dat overeenkomt met zijn aandeel in de onverdeeldheid [20](#page=20).
### 3.3 Brutohuur
Brutohuur omvat de werkelijk ontvangen huurprijs plus huurvoordelen. Huurvoordelen zijn kosten die normaal door de huurder gedragen worden, maar door de eigenaar betaald worden [20](#page=20).
**Berekening:**
* Indien de huurprijs per maand wordt gegeven, dient deze vermenigvuldigd te worden met 12 om de jaarlijkse brutohuur te verkrijgen [20](#page=20).
**Voorbeeld:** Huurprijs van 1.000 euro per maand voor een volledig jaar: `12 x 1000 = 12.000` euro brutohuur [21](#page=21).
### 3.4 Huwelijksvermogensstelsel
Het huwelijksvermogensstelsel heeft invloed op de toerekening van onroerende inkomsten:
| Inkomstensoort | Scheiding van goederen / Wettelijk samenwonenden | Wettelijk stelsel |
| :---------------------- | :------------------------------------------------ | :----------------------------------------------------- |
| Beroepsinkomsten | Elk belast op eigen deel na huwelijksquotient | Elk belast op eigen deel na huwelijksquotient |
| **Onroerende inkomsten** | **Belastbaar bij eigenaar van het goed** | **Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot** |
| Inkomsten v. kapitaal | Belastbaar bij eigenaar | Belastbaar voor de helft bij elke echtgenoot (niet altijd) |
**Voorbeelden van aangifteverdeling:**
* **Wettelijk stelsel:**
* Gezinswoning: niet meer aan te geven [21](#page=21).
* Appartement met KI 1.000, 50/50 eigendom: partner 1 geeft 500 aan (code 1106-58), partner 2 geeft 500 aan (code 2106-28) [21](#page=21).
* Fabriekspand met KI 2.500, 100% eigendom partner 1, huur 12.000: partner 1 geeft 1.250 aan (code 1109-55), partner 2 geeft 1.250 aan (code 2109-25) [21](#page=21).
* **Scheiding van goederen:**
* Gezinswoning: niet meer aan te geven [21](#page=21).
* Appartement met KI 1.000, 50/50 eigendom: partner 1 geeft 1.000 aan (code 1106-58), partner 2 geeft 0 aan (code 2106-28) [21](#page=21).
* Fabriekspand met KI 2.500, 100% eigendom partner 1, huur 12.000: partner 1 geeft 2.500 aan (code 1109-55), partner 2 geeft 12.000 aan (code 2110-24) [21](#page=21).
> **Belangrijk:** Wettelijk samenwonenden worden fiscaal gelijkgesteld met gehuwden onder het stelsel van scheiding van goederen. Feitelijk samenwonenden dienen aparte aangiften in, zonder gemeenschappelijke codes [21](#page=21) [22](#page=22).
### 3.5 Aangifte van onroerende inkomsten
**Wie moet KI aangeven?**
* Eigenaar [22](#page=22).
* Vruchtgebruiker (niet de blote eigenaar) [22](#page=22).
* Opstalhouder [22](#page=22).
* Erfpachter [22](#page=22).
* Onverdeelde eigenaar [22](#page=22).
#### 3.5.1 Eigen woning
Sinds AJ 2015 wordt de eigen woning niet meer aangegeven in de personenbelasting (PB), omdat deze vrijgesteld is. De definitie van een eigen woning is hierboven vermeld onder 3.2 [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 3.5.2 Beroepsmatig gebruik (niet verhuurd)
Het beroepsmatig gebruikte deel van een pand, waarvoor geen huurgelden worden betaald, wordt aangegeven in code 1105/2105. Dit deel is niet belastbaar als onroerend inkomen, omdat het wordt geacht reeds in het beroepsinkomen aanwezig te zijn onder de vorm van uitgespaarde huur. De verhouding van het beroepsmatig gebruikte deel moet getoetst worden aan de realiteit. Bij gemengd gebruik wordt eerst het beroepsmatige deel bepaald en aangegeven, het resterende deel wordt fiscaal behandeld volgens het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel [23](#page=23) [31](#page=31).
**Voorbeeld:** KI = 1.000, 50% eigendom van partner 1, 50% van partner 2. 50% beroepsmatig gebruikt door partner 2.
* Beroepsmatig gebruik door partner 2: `500` euro (code 2105-29) [23](#page=23).
* Particulier gebruik door partner 1: niet vermelden [23](#page=23).
* Particulier gebruik door partner 2: niet vermelden [23](#page=23).
#### 3.5.3 Niet verhuurd of privé verhuurd
* **Gebouwd OG:** KI (niet-geïndexeerd) in code 1106/2106 [24](#page=24).
* **Ongebouwd OG (grond):** KI (niet-geïndexeerd) in code 1107/2107 [24](#page=24).
**Belastbaar inkomen:** Geïndexeerd KI x 1,40 [24](#page=24).
> **Tip:** Vergeet niet het KI eerst af te ronden op de eenheid alvorens te indexeren en vervolgens met 1,40 te vermenigvuldigen [24](#page=24).
**Verhuring aan VZW of OCMW:** Wordt gelijkgesteld met een privé verhuur [24](#page=24).
**Voorbeeld:** Appartement met KI 800, volledig privé verhuurd.
* Te aangeven KI: 800 [24](#page=24).
* Belastbaar inkomen: `800 x 2,1763 = 1.741`, afgerond tot 1.741 euro, vervolgens `1.741 x 1,40 = 2.437,40` euro [31](#page=31).
#### 3.5.4 Beroepsmatig verhuurd
Hierbij worden twee bedragen aangegeven: het KI en de brutohuur [26](#page=26).
* **Aangifte:**
* Gebouwd: Code 1109/2109 (KI) of 1112/2112 (ongebouwd) [26](#page=26).
* Gebouwd: Code 1110/2110 (Brutohuur) of 1113/2113 (ongebouwd) [26](#page=26).
* **Belastbaar inkomen:** Brutohuur (inclusief huurvoordelen) min kosten [26](#page=26).
**Kosten:**
* Ongebouwde OG: minimum 10% kosten [26](#page=26).
* Gebouwde OG: minimum 40% kosten, beperkt tot het niet-geïndexeerde KI x 2/3 x 5,46 (revalorisatiecoëfficiënt AJ 2025) [26](#page=26).
**Minimum belastbaar inkomen:**
* Ongebouwde OG: Geïndexeerd KI [26](#page=26).
* Gebouwde OG: Geïndexeerd KI x 1,40 [26](#page=26).
> **Tip:** Het belastbare inkomen is het resultaat na kosten, maar mag niet lager zijn dan het minimumbedrag bepaald door de fiscus.
**Formules voor beroepsmatig verhuurde gebouwde OG:**
1. **Bereken brutohuur:** Huurprijs per maand x 12 + huurvoordelen [26](#page=26).
2. **Bereken kosten:**
* Optie 1: 40% van de brutohuur [27](#page=27).
* Optie 2: KI x 2/3 x 5,46. De kosten mogen niet hoger zijn dan dit bedrag [26](#page=26) [27](#page=27).
* Te gebruiken kosten = min(40% brutohuur, KI x 2/3 x 5,46).
3. **Bereken netto inkomen (voorlopig):** Brutohuur - gebruikte kosten [27](#page=27).
4. **Bereken minimum belastbaar inkomen:** KI x 2,1763 x 1,40 [27](#page=27).
5. **Belastbaar inkomen:** max(voorlopig netto inkomen, minimum belastbaar inkomen) [28](#page=28).
**Voorbeeld (Situatie 1):** KI 1.250, jaarlijkse huur 8.000 EUR.
1. Brutohuur = 8.000 [27](#page=27).
2. Kosten:
* 40% van 8.000 = 3.200 [27](#page=27).
* `2/3 x 1.250 x 5,46 = 4.550` [27](#page=27).
* Te gebruiken kosten = min(3.200, 4.550) = 3.200 [27](#page=27).
3. Voorlopig netto inkomen: `8.000 - 3.200 = 4.800` [27](#page=27).
4. Minimum belastbaar inkomen: `1.250 x 2,1763 = 2.720,38` afgerond tot 2.720. `2.720 x 1,40 = 3.808` [27](#page=27).
5. Belastbaar inkomen: max(4.800, 3.808) = 4.800 euro [27](#page=27).
**Gemengd gebruik (privé en beroepsmatig) met geregistreerde huurovereenkomst:**
Indien er geen geregistreerde huurovereenkomst is met een opsplitsing van de bedragen voor privé en beroepsgedeelte, wordt het geheel belast als beroepsmatig gebruik [30](#page=30).
* **Privé gedeelte:** Belastbaar volgens de regels voor privé verhuurde woningen (geïndexeerd KI x 1,4) [29](#page=29).
* **Beroepsmatig gedeelte:** Belastbaar volgens de regels voor beroepsmatig verhuurde gebouwde OG [29](#page=29).
#### 3.5.5 Ontvangen erfpacht / opstalvergoeding
* **Aangifte:** De vergoeding wordt aangegeven in code 1114/2114 [30](#page=30).
* **Belastbaar:** De werkelijk ontvangen vergoeding, met als minimum de waarde van het recht dat voor registratierechten in aanmerking is genomen [30](#page=30).
* **Tijdelijkheid:** De vergoeding is integraal belastbaar in het jaar van ontvangst of toekenning, zelfs indien deze betrekking heeft op de gehele duur van het recht. Uitgaven zijn niet aftrekbaar. De vergoeding wordt progressief mee belast [30](#page=30).
**Voorbeeld:** Eenmalige erfpachtvergoeding van 270.000 EUR voor een recht van 27 jaar.
* Aangifte: 270.000 in code 1114 [30](#page=30).
* Belastbaar: 270.000 euro, progressief belast [30](#page=30).
---
# Bezoldigingen van werknemers en beroepskosten
Dit onderwerp behandelt de verschillende aspecten van de bezoldigingen die werknemers ontvangen, inclusief diverse voordelen en de aftrekbaarheid van beroepskosten.
### 4.1 Bezoldigingen van werknemers
Bezoldigingen van werknemers omvatten alle vergoedingen die een werknemer ontvangt voor arbeid geleverd onder leiding van een werkgever. Dit kan zowel materiële als immateriële voordelen betreffen. Het tijdstip van belastbaarheid is het jaar waarin de bezoldigingen zijn betaald of toegekend [33](#page=33).
#### 4.1.1 Indeling van bezoldigingen
Bezoldigingen van werknemers kunnen worden onderverdeeld in:
* Eigenlijke bezoldigingen: Dit zijn de directe betalingen voor geleverde prestaties, zoals lonen, wedden, vakantiegeld en eindejaarspremies. Deze worden vermeld onder code 250 op de loonfiche 281.10 [33](#page=33).
* Voordelen van alle aard (VAA): Dit zijn niet-monetaire voordelen die de werknemer ontvangt [43](#page=43).
* Vergoedingen verkregen bij stopzetting van de arbeidsovereenkomst of na beëindiging ervan [33](#page=33).
* Vergoedingen ter compensatie van tijdelijke derving van bezoldigingen [33](#page=33).
* Eerder verworven bezoldigingen die na stopzetting van de werkzaamheid worden betaald of toegekend [33](#page=33).
#### 4.1.2 Vrijgestelde bestanddelen van eigenlijke bezoldigingen
Sommige kosten die normaal ten laste van de werkgever vallen, maar door de werknemer zijn voorgeschoten, kunnen als 'kosten eigen aan de werkgever' worden beschouwd. Deze zijn voor de werknemer niet belastbaar, hoewel het bedrag wel op de loonfiche verschijnt ter controle. De fiscus kan proberen aan te tonen dat het om een 'verdoken bezoldiging' gaat, waarbij de bewijslast bij de fiscus ligt. Er zijn drie mogelijkheden voor de afhandeling [34](#page=34):
* **Zelf bewijzen via bewijsstukken:** Dit wordt toegepast wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan een forfaitair bedrag [34](#page=34).
* **Forfait volgens ernstige normen:** Dit zijn door de wetgever opgelegde forfaits [34](#page=34).
* **Forfait niet volgens ernstige normen:** De werkgever hanteert eigen forfaits zonder onderbouwing, wat een hoger risico op herkwalificatie tot loon inhoudt [34](#page=34).
#### 4.1.3 Forfaitaire vergoedingen volgens ernstige normen
De wet voorziet in specifieke forfaits voor diverse kosten die werknemers maken.
##### 4.1.3.1 Kilometervergoeding voor verplaatsingen met eigen wagen (niet woon-werkverkeer)
De kilometervergoeding varieert per kwartaal en jaar. Deze vergoeding dekt alle kosten verbonden aan het voertuig, zoals brandstof, slijtage, onderhoud en verzekeringen [34](#page=34).
##### 4.1.3.2 Dagvergoeding voor binnenlandse dienstreizen
Deze vergoeding dekt kosten voor maaltijden en dranken tijdens dienstreizen die minimaal 6 uur duren. Er is geen minimale afstand vereist. Ontvangen maaltijdcheques moeten in mindering worden gebracht op dit forfait. Er is een maximum van 16 dagvergoedingen per maand toegelaten [35](#page=35).
##### 4.1.3.3 Maandelijkse forfaitaire vergoeding voor binnenlandse dienstreizen
Voor werknemers die regelmatig binnenlandse dienstreizen maken, kan een maandelijkse forfaitaire vergoeding toegekend worden, zonder de vereiste van een minimale duur van 6 uur [35](#page=35).
##### 4.1.3.4 Huisvestingskosten tijdens dienstreizen
Indien een werknemer buiten zijn woonplaats moet overnachten, kan een aanvullende dagelijkse forfaitaire vergoeding worden toegekend, mits de werkgever de kost niet op zich heeft genomen en de huisvesting daadwerkelijk betaald moest worden door de werknemer. De bedragen variëren afhankelijk van de aard van de dienstreis en de periode [35](#page=35).
> **Tip:** Dienstreizen worden gedefinieerd als verplaatsingen naar een andere bestemming dan de vaste plaats van tewerkstelling, in opdracht van de werkgever. De 40-dagen regel is hierop van toepassing, wat betekent dat als men meer dan 40 dagen per jaar naar dezelfde plaats reist, dit geen dienstreis meer is [35](#page=35).
##### 4.1.3.5 Dagvergoeding voor buitenlandse dienstreizen
Deze vergoeding dekt kosten voor maaltijden en kleine uitgaven. De dagvergoeding voor de dagen van vertrek en terugkeer wordt voor de helft toegekend. Huisvestingskosten en verplaatsingskosten naar het buitenland en terug zijn hier niet in begrepen en vereisen werkelijke bewijsstukken. De bedragen van de dagvergoeding variëren per land en duur van de dienstreis [36](#page=36).
> **Tip:** Als de factuur van het hotel zowel overnachting als maaltijden dekt en er geen opsplitsing is, worden er percentages afgetrokken van de forfaitaire verblijfsvergoeding voor ontbijt (15%), middagmaal (35%) en avondmaal (45%). Sinds 15 februari 2023 worden ontbijtkosten niet langer geacht begrepen te zijn in de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding [36](#page=36).
##### 4.1.3.6 Forfaitaire kantoorvergoeding voor thuiswerk
Voor werknemers die regelmatig thuiswerken (minimaal 5 dagen per maand) kan een forfaitaire kantoorvergoeding toegekend worden. Er zijn maximumbedragen per maand vastgesteld die variëren per periode. Dit dekt kosten zoals huur, afschrijvingen van de ruimte, gebruik van materiaal, nutsvoorzieningen, onderhoud, en kantoorbenodigdheden [37](#page=37).
##### 4.1.3.7 Mogelijke extra forfaitaire vergoedingen voor thuiswerk
Bovenop de kantoorvergoeding kunnen volgende bijkomende forfaits toegekend worden:
* Maximaal 20 euro per maand voor professioneel gebruik van privé-internetaansluiting en abonnement [37](#page=37).
* Maximaal 20 euro per maand voor professioneel gebruik van privé-computer met randapparatuur [37](#page=37).
* Maximaal 10 euro per maand voor professioneel gebruik van een eigen tweede computerscherm [37](#page=37).
##### 4.1.3.8 Vrijstelling woon-werkverkeer
Woon-werkverkeer is privéverkeer en in principe belastbaar. Echter, de wet voorziet in een vrijstelling indien de werkgever tussenkomt in deze kosten. Een cruciale voorwaarde hiervoor is dat de werknemer zijn werkelijke beroepskosten niet vraagt [37](#page=37).
> **Tip:** Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de forfaitaire tussenkomst van de werkgever in het woon-werkverkeer (die deels vrijgesteld kan zijn) en de aftrek van werkelijke beroepskosten inzake woon-werkverkeer (waarvoor men de kosten moet bewijzen). Dit zijn twee verschillende regelingen met bijhorende codes [37](#page=37).
* **Openbaar gemeenschappelijk vervoer (OGV):** Dit betreft vervoer georganiseerd door een openbare vervoersmaatschappij (trein, tram, bus, metro). Volledige tussenkomst van de werkgever is vrijgesteld. Een derdebetalersysteem, waarbij de werkgever direct een deel of de volledige abonnementskosten betaalt, kan de tussenkomst aantrekkelijker maken. Indien de werkgever voor minimaal 71,8% tussenkomt, betaalt de federale overheid nog eens 7,5% extra tussen 1 januari 2024 en 31 december 2027 [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (GGV):** Dit omvat gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden, georganiseerd door de werkgever of een groep werkgevers, ongeacht het vervoermiddel (ook carpooling kan hieronder vallen). De vrijstelling is gelijk aan de prijs van een treinabonnement eerste klas voor de afgelegde afstand. Het aantal maandtreinkaarten wordt bepaald door het aantal dagen te delen door 20 [39](#page=39).
* **Andere vervoerswijzen:** Hieronder vallen onder andere de eigen personenwagen, motorfiets, te voet gaan, (elektrische) step. De vrijstelling is gemaximeerd op 490 euro per jaar (AJ 2025). Deze vrijstelling geldt op voorwaarde dat de kosten niet bewezen worden [40](#page=40).
> **Tip:** De vrijstellingen per vervoerswijze mogen worden samengevoegd. Bij een globale vergoeding gebeurt de aanrekening in de volgende volgorde: eerst op 'andere vervoerswijze', dan op openbaar gemeenschappelijk vervoer, en tenslotte op georganiseerd gemeenschappelijk vervoer. De belastingplichtige moet de vrijstelling zelf vermelden in code 1255 van de aangifte [40](#page=40).
#### 4.1.4 Loonbonus (niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen)
Loonbonussen zijn gebonden aan collectieve resultaten en het behalen van vooraf bepaalde doelstellingen. De referentieperiode moet minimaal 3 maanden bedragen. Er is een maximum van 3.496 euro vrijgesteld. De werkgever betaalt een bijzondere sociale bijdrage van 33% en de werknemer 13,07%. Deze zijn aftrekbaar voor de werkgever [40](#page=40).
#### 4.1.5 Winstpremie
Winstpremies zijn geen collectieve doelstellingen maar vloeien voort uit de winst van de onderneming. Er geldt een bevrijdende roerende voorheffing van 7% voor de werknemer, die ook een solidariteitsbijdrage van 13,07% verschuldigd is. Uitkeringen zijn niet aftrekbaar voor de werkgever [41](#page=41).
#### 4.1.6 PC-bonus
Dit betreft tussenkomsten van de werkgever in de aankoopprijs van een pc (inclusief randapparatuur) door de werknemer. Dit kan slechts één keer per drie belastbare tijdperken. De vrijstelling bedraagt maximaal 1.070 euro, op voorwaarde dat de bruto belastbare bezoldigingen van de werknemer 42.090 euro niet overschrijden. Dit is aftrekbaar voor de werkgever [41](#page=41).
#### 4.1.7 Sociale voordelen
Sociale voordelen zijn voordelen die moeilijk te koppelen zijn aan een individuele prestatie en waarvoor het moeilijk is een bedrag op te plakken. Deze zijn niet belastbaar bij de werknemer en niet aftrekbaar bij de werkgever. Er is echter een lijst van sociale voordelen die wel aftrekbaar zijn bij de werkgever als een tolerantie van de fiscus. Voorbeelden hiervan zijn gezelschapsreizen van één dag, occasionele terbeschikkingstelling van accommodatie voor sport/cultuur/vrije tijd, en kosteloze soep, koffie of frisdrank tijdens kantooruren [41](#page=41).
> **Tip:** Maaltijdcheques, eco-cheques, geschenk- en cultuurcheques zijn sociale voordelen, maar moeten aan specifieke voorwaarden voldoen om als zodanig te worden beschouwd. Momenteel bedraagt de werkgevers tussenkomst maximaal 6,91 euro per maaltijdcheque, met een minimale werknemersbijdrage van 1,09 euro. De werkgevers tussenkomst is slechts voor 2 euro per maaltijdcheque aftrekbaar [41](#page=41) [42](#page=42).
### 4.2 Voordelen van alle aard (VAA)
Voordelen van alle aard zijn belastbaar bij de werknemer, op voorwaarde dat er een verband is met de beroepsactiviteit. De administratie vermoedt dat elk voordeel dat de werkgever aan zijn werknemers toestaat, voortkomt uit de beroepswerkzaamheid [43](#page=43).
#### 4.2.1 Vaststelling van de waarde van VAA
* Indien het voordeel in geld is, is de waarde gelijk aan de ontvangen geldsom [43](#page=43).
* Indien het voordeel in natura is, is de waarde gelijk aan de werkelijke waarde die de verkrijger normaal zou betalen. Als de werkgever het goed weggeeft, kan het voordeel belast worden tegen kostprijs inclusief btw onder bepaalde voorwaarden (goederen voor dagelijks of duurzaam gebruik met kleine waarde, bestemd voor persoonlijk gebruik, niet te frequent weggegeven) [43](#page=43).
* Voor specifieke voordelen heeft de wetgever de waarde forfaitair geraamd [43](#page=43).
De te belasten VAA moet steeds verminderd worden met de door de werknemer betaalde bijdrage [43](#page=43).
#### 4.2.2 Forfaitaire raming van VAA
##### 4.2.2.1 Forfait leningen
Als een onderneming een lening verstrekt aan een werknemer zonder uitdrukkelijk terugbetalingstijdstip (rekening-courant), wordt het voordeel berekend op basis van de gemiddelde maandstand of, onder voorwaarden, de gemiddelde debetjaarstand. Het is voordeliger om een rekening-courant om te zetten naar een lening met vaste looptijd omdat de debetrente op een rekening-courant hoog kan zijn. De forfaitaire rentevoeten voor 2021 tot 2024 zijn vermeld [44](#page=44).
##### 4.2.2.2 Forfait kosteloze beschikking ongebouwd/gebouwd onroerend goed (OG)
* **Ongebouwd OG:** Voordeel = Geïndexeerd Kadastraal Inkomen (KI) x 100/90 [45](#page=45).
* **Gebouwd OG:** Voordeel = Geïndexeerd KI x 100/60 x 2 [45](#page=45).
* Indien gemeubeld: voordeel x 5/3 [45](#page=45).
* De indexeringscoëfficiënt voor AJ 2025 is 2,1763 [45](#page=45).
Indien OG slechts gedeeltelijk ter beschikking wordt gesteld, wordt het belastbaar bedrag pro rata berekend op basis van het aantal dagen [45](#page=45).
##### 4.2.2.3 Forfait elektriciteit en verwarming
Dit forfait kan enkel worden toegepast indien de werkgever samen met het voordeel ook de woning ter beschikking stelt. De bedragen voor leidinggevend en niet-leidinggevend personeel voor verwarming en elektriciteit zijn gespecificeerd voor inkomstenjaar 2024 en 2025 [45](#page=45).
##### 4.2.2.4 Forfait firmawagen
Het voordeel voor privégebruik van een firmawagen wordt berekend met de volgende formule:
VAA = Cataloguswaarde × % (CO2-percentage) × 6/7 × % leeftijd voertuig [46](#page=46).
Deze berekening omvat zowel woon-werkverplaatsingen als andere privéverplaatsingen [46](#page=46).
* **Cataloguswaarde:** De catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat, inclusief opties en btw, zonder kortingen [46](#page=46).
* **Leeftijdsfactor:** Per volledig jaar sinds de eerste inschrijving wordt de cataloguswaarde met 6% verminderd, met een maximumvermindering van 30% (dus tot 70%). Een begonnen maand telt voor een volle maand [46](#page=46).
* **CO2-uitstoot:** Elk jaar worden percentages voor CO2 vastgelegd. Het basispercentage van 5,5% geldt bij 65g/km voor diesel en 71g/km voor benzine (AJ 2025). Dit percentage stijgt of daalt met 0,1% per gram CO2 boven of onder de referentiewaarde, met minimum 4% en maximum 18%. Bij gebreke van CO2-gegevens worden de uitstootwaarden 205g/km voor diesel en 195g/km voor benzine gehanteerd. Het minimumbedrag voor het VAA is 1.600 euro per jaar (AJ 2025) [47](#page=47).
> **Belangrijk:** De eigen bijdrage van de werknemer wordt in mindering gebracht op het berekende voordeel. Indien de firmawagen slechts een gedeelte van het jaar ter beschikking is, wordt het voordeel pro rata berekend op basis van het aantal kalenderdagen [47](#page=47).
* **Elektrische wagens:** Privéverplaatsingen geven in principe aanleiding tot een bijkomend VAA, tenzij de werkgever naast de elektrische wagen ook een slimme laadpaal ter beschikking stelt, de elektriciteitskosten terugbetaalt op basis van werkelijke kosten, en de car policy dit voorziet [47](#page=47).
* **Loonfiche:** Het voertuig wordt gemengd gebruikt (woon-werkverkeer + privéverplaatsingen). Maximaal 490 euro wordt in rubriek 14c geplaatst, en het saldo in rubriek 6b, op voorwaarde dat de werknemer zijn beroepskosten niet bewijst [47](#page=47).
##### 4.2.2.5 Telefonie, internet en PC
Er zijn forfaitaire jaarlijkse bedragen vastgesteld voor deze voordelen, die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2018. Deze bedragen worden pro rata berekend indien het voordeel slechts een gedeelte van het jaar ter beschikking is. Een 'split bill'-regeling kan een VAA voorkomen indien privételefoons rechtstreeks aan de werknemer worden gefactureerd [48](#page=48).
### 4.3 Beroepskosten
Belastingplichtigen (BP) mogen van hun brutoberoepsinkomsten beroepskosten aftrekken. Zij hebben de keuze tussen de aftrek van werkelijke of forfaitaire beroepskosten [50](#page=50).
#### 4.3.1 Werkelijke beroepskosten
De werknemer moet een bijlage toevoegen aan de aangifte waarin de beroepskosten worden gespecificeerd. De kosten moeten voldoen aan vier voorwaarden [50](#page=50):
1. Noodzakelijk verband met de beroepswerkzaamheid [50](#page=50).
2. Gedaan of gedragen tijdens het belastbare tijdperk [50](#page=50).
3. Gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden [50](#page=50).
4. De echtheid en het bedrag moeten worden verantwoord [50](#page=50).
Individuele akkoorden zijn mogelijk voor kosten waarvan de echtheid, maar niet het bedrag, kan worden bewezen. Dit is niet mogelijk voor inkomsten (en VAA). De werknemer moet facturen bijhouden [50](#page=50).
##### 4.3.1.1 Werkelijke beroepskosten inzake woon-werkverkeer
Dit betreft de meest normale weg, niet noodzakelijk de kortste. Er is een keuze tussen het volledig zelf bewijzen van de kosten of het gebruikmaken van forfaits binnen de werkelijke beroepskosten [50](#page=50).
* **Eigen wagen:** Een forfait van 0,15 euro per kilometer kan worden afgetrokken [50](#page=50).
* Aftrekbaar bedrag = Aantal werkdagen × Afstand woon-werk × 2 (heen en terug) × EUR 0,15 [50](#page=50).
* Dit is enkel van toepassing op het traject naar de vaste plaats van tewerkstelling. De EUR 0,15 omvat alle autokosten (verkeersbelasting, verzekering, onderhoud, brandstofkosten) [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Andere vervoersmiddelen dan eigen wagen:** De keuze is tussen EUR 0,15/km of EUR 0,35/km indien het om een fiets gaat. Dit is beperkt tot 100 km enkel. Ook de werkelijk bewezen kosten kunnen worden ingebracht zonder limiet [51](#page=51).
* Indien men kosten bewijst en een fietskilometervergoeding ontvangt, zal deze fietsvergoeding belastbaar zijn. Indien men een fiets ter beschikking krijgt gesteld, zal er een VAA aangerekend worden zodra men de kosten gaat bewijzen [51](#page=51).
* **Carpooling:** Het forfait van EUR 0,15 per km is ook van toepassing voor meerijdende passagiers (beperkt tot 100 km enkel) [51](#page=51).
> **Belangrijk:** Combinaties van verschillende vervoerswijzen zijn mogelijk (bv. eigen wagen gecombineerd met fiets), maar de 'andere vervoersmiddelen dan eigen wagen' kunnen niet gecombineerd worden met de werkelijk bewezen beroepskosten [52](#page=52).
##### 4.3.1.2 Werkelijke beroepskosten - Huur/aankoop van een tweede verblijf
Dit is enkel aftrekbaar indien de kosten noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid, bijvoorbeeld om een abnormaal lange pendel te vermijden of omdat men buiten werkuren kan worden teruggeroepen. Privémotieven zijn niet aftrekbaar [54](#page=54).
##### 4.3.1.3 Werkelijke beroepskosten - Andere voorbeelden
* Vakbondbijdrage [54](#page=54).
* Kosten voor bureau (indien een deel van de woning als bureau dient) [54](#page=54).
* Vakliteratuur [54](#page=54).
* Studiekosten, op voorwaarde dat deze betrekking hebben op de huidige uitgeoefende beroepswerkzaamheid en leiden tot grotere vakbekwaamheid. Toegang tot een nieuw beroep is niet toegestaan [54](#page=54).
#### 4.3.2 Niet-aftrekbare kosten
Volgende kosten zijn niet aftrekbaar als beroepskosten:
* Persoonlijke uitgaven [55](#page=55).
* Belastingen [55](#page=55).
* Geldboetes [55](#page=55).
* Niet specifieke beroepskledij [55](#page=55).
* Kosten van jacht [55](#page=55).
* Kosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoefte overtreffen [55](#page=55).
#### 4.3.3 Forfaitaire beroepskosten
Indien de werknemer zijn werkelijke kosten niet kan of wil bewijzen, heeft hij recht op een kostenforfait. Het gewone kostenforfait bedraagt 30% van de relevante inkomsten, met een absoluut maximum van 5.750 euro. Dit forfait moet niet apart worden ingevuld in de aangifte [55](#page=55).
> **Tip:** Forfaitaire beroepskosten worden berekend op het totaal van de brutobezoldiging, het niet-vrijgestelde gedeelte van de woon-werkverkeervergoeding, het niet-vrijgestelde gedeelte van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen, en het niet-vrijgestelde gedeelte van de werkgevers tussenkomst in pc-privé [55](#page=55).
##### 4.3.3.1 Aanvullend forfait verre verplaatsingen
Bij een forfaitaire kostenberekening kan een aanvullend forfait verkregen worden indien de woonplaats ver van de plaats van tewerkstelling ligt. Dit moet zelf worden aangevraagd [56](#page=56).
### 4.4 Bedrijfsvoorheffing
Bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting. Dit wordt maandelijks door de werkgever ingehouden [56](#page=56).
### 4.5 Inhouding bijzondere bijdrage sociale zekerheid (BBSZ)
Dit is een voorlopige inhouding die later wordt verrekend. De bijdrage is afhankelijk van het gezamenlijk belastbaar netto-inkomen van het gezin (beroepsinkomen + netto onroerend inkomen + roerend inkomen + divers inkomen). Pensioenen zijn hiervan uitgesloten, maar gepensioneerden met andere inkomsten zijn wel onderworpen aan de bijdrage op die inkomsten [56](#page=56).
---
# Uitgaven die recht geven op belastingvermindering en -krediet
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt diverse federale en gewestelijke uitgaven die in aanmerking komen voor een belastingvermindering of -krediet, waaronder giften, kosten voor kinderopvang, pensioensparen en investeringen in startende en groeiende ondernemingen.
### 5.1 Federale belastingverminderingen
Federale belastingverminderingen kunnen betrekking hebben op verschillende soorten uitgaven, elk met specifieke voorwaarden en percentages.
#### 5.1.1 Giften
Giften aan erkende instellingen komen in aanmerking voor een federale belastingvermindering van 45%. De gift kan zowel in geld als in de vorm van een kunstwerk zijn. Sinds kort kunnen ook hogescholen en vergelijkbare instellingen binnen de EER giften ontvangen die fiscaal voordeel opleveren [60](#page=60).
**Voorwaarden en limieten:**
* Een attest van de erkende instelling is vereist [60](#page=60).
* Er geldt een minimumgift van 40 euro per jaar per instelling [60](#page=60).
* De totale giften die recht geven op belastingvermindering zijn beperkt tot maximaal 10% van het totale netto-inkomen [60](#page=60).
* Er geldt een absolute maximumlimiet van 408.130 euro voor het bedrag waarover de vermindering berekend kan worden [60](#page=60).
* Alle grenzen en voorwaarden worden per belastingplichtige beoordeeld [60](#page=60).
* Het is niet van belang op wiens naam de attesten staan; alle stortingen door echtgenoten worden samengevoegd [60](#page=60).
* Voor de 10% limiet van het netto-inkomen wordt dit per echtgenoot afzonderlijk beoordeeld, waarna een evenredige verdeling plaatsvindt op basis van het belastbaar inkomen van elke partner [60](#page=60).
**Datum van de gift:**
De ontvangstdatum van de gift op de financiële rekening van de erkende vereniging is bepalend. Giften die op het einde van een jaar worden gestort, mogen als giften van datzelfde jaar worden beschouwd indien de rekening van de instelling binnen de eerste drie werkdagen van het volgende jaar is gecrediteerd, mits akkoord van de schenker [60](#page=60).
**Aangifte:**
Het totaalbedrag van de giften wordt ingevuld in code 1394 [60](#page=60).
#### 5.1.2 Kosten voor kinderopvang
Kosten voor kinderopvang komen in aanmerking voor een federale belastingvermindering van 45% [61](#page=61).
**Voorwaarden:**
* De kosten moeten betaald zijn voor kinderen ten laste tot 14 jaar [61](#page=61).
* Voor zwaar gehandicapte kinderen geldt deze leeftijdsgrens tot 21 jaar [61](#page=61).
* Het gaat om opvang buiten de normale lesuren, zoals voor en na schooltijd, over de middag, op woensdagnamiddagen, tijdens vakantiedagen en weekends [61](#page=61).
* Internaten en vakantiekampen van jeugdbewegingen komen in aanmerking [61](#page=61).
* Niet inbegrepen zijn bijlessen, kosten voor syllabi, bosklassen, sneeuwklassen en andere schoolreizen tijdens normale schooldagen [61](#page=61).
* De opvang moet plaatsvinden bij erkende instellingen [61](#page=61).
* De belastingplichtige (BP) en/of zijn echtgenoot moeten tijdens het belastbaar tijdperk beroepsinkomsten hebben gehad [61](#page=61).
* Een attest (model 281.86) is vereist [61](#page=61).
* Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met de verhoging van de belastingvrije som voor kinderen jonger dan 3 jaar [61](#page=61).
**Limieten:**
* Er is een beperking tot maximaal 16,40 euro per opvangdag en per kind [61](#page=61).
**Bijzonderheden:**
* De belastingvermindering voor kinderoppas wordt verhoogd voor alleenstaande ouders met een laag inkomen [61](#page=61).
* In de aangifte moet het totale maximumbedrag van de aftrekbare uitgaven voor kinderopvang worden vermeld, welk zelf uit te rekenen is [61](#page=61).
**Aangifte:**
Het te vermelden bedrag wordt ingevuld in code 1384-71 [61](#page=61).
#### 5.1.3 Pensioensparen
Voor pensioensparen bestaan er twee systemen naast elkaar, met verschillende belastingverminderingen afhankelijk van het gestorte bedrag [61](#page=61).
* **Systeem 1:** Stortingen tot een maximum van 1.020 euro geven recht op een federale belastingvermindering van 30% [61](#page=61).
* **Systeem 2:** Stortingen boven 1.020 euro, met een maximum van 1.310 euro, geven recht op een federale belastingvermindering van 25% [61](#page=61).
**Belangrijke overweging:**
Het fiscaal voordeel is niet altijd groter bij een verhoogde inbreng. Met de 25% vermindering is het fiscaal voordeel slechts groter dan in de oude regeling indien er meer dan 1.224 euro gestort wordt [61](#page=61).
**Voorwaarden:**
* De belastingplichtige (BP) moet aan de personenbelasting onderworpen zijn [61](#page=61).
* De BP moet minstens 18 jaar oud zijn en mag maximaal 65 jaar zijn [61](#page=61).
* De spaarrekening of -verzekering moet een minimumlooptijd van 10 jaar hebben [61](#page=61).
* De bedragen moeten definitief in de EER worden betaald [61](#page=61).
* De voordelen zijn: bij leven ten gunste van de BP zelf, en bij overlijden ten gunste van de echtgenoot of bloedverwanten tot de tweede graad [61](#page=61).
* Niet cumuleerbaar met werkgeversaandelen [61](#page=61).
**Aangifte:**
Bedragen die in het kader van pensioensparen werkelijk worden gestort en in aanmerking komen voor belastingvermindering, worden ingevuld in code 1361-94 / 2361-64 [62](#page=62).
#### 5.1.4 Werkgeversaandelen
Deze belastingvermindering betreft aandelen van de werkgever waar de belastingplichtige tewerkgesteld is en kan niet gecombineerd worden met pensioensparen [62](#page=62).
**Voorwaarden:**
* Het gaat enkel om nieuwe aandelen, verkregen bij oprichting of kapitaalverhoging [62](#page=62).
* De aandelen moeten op 31 december van het jaar van betaling nog in het bezit zijn van de werknemer [62](#page=62).
* De aandelen moeten gedurende 5 jaar in bezit blijven, behoudens overlijden [62](#page=62).
* Er is een maximum van 820 euro (aanslagjaar 2024) voor de aanschaffingsprijs die in aanmerking komt [62](#page=62).
**Belastingvermindering:**
De belastingvermindering bedraagt 30% op de aanschaffingsprijs [62](#page=62).
**Aangifte:**
De aanschaffingsprijs van de aandelen die voor belastingvermindering in aanmerking komt, moet worden ingevuld in codes 1362-93 / 2362-63 [62](#page=62).
**Terugname bij vervreemding:**
Wanneer de betrokken aandelen anders dan bij overlijden worden overgedragen binnen de 5 jaar na de aanschaffing, wordt de federale belastingvermindering in het jaar van vervreemding als volgt bepaald: de genoten belastingvermindering voor verwerving van werkgeversaandelen x 1/60 x het aantal volle maanden vanaf de vervreemdingsdatum tot het einde van de periode van 60 maanden vanaf verwerving van die aandelen. Dit bedrag wordt ingevuld in code 1366/2366 [62](#page=62).
#### 5.1.5 Investeringen in startende ondernemingen
Er zijn drie fiscale incentives voor startende ondernemingen: de tax shelter, de vrijstelling van interesten voor particulieren die leningen toekennen via crowdfunding, en de gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van bedrijfsvoorheffing door startende ondernemingen. De tax shelter voor startende ondernemingen richt zich op natuurlijke personen (NP) die inschrijven op nieuwe aandelen uitgegeven door een startende kmo of op rechten van deelneming in een erkend startersfonds [62](#page=62).
**Definitie starters:**
Starters zijn ondernemingen die minder dan 48 maanden actief zijn, gerekend vanaf de datum van inschrijving in het KBO [62](#page=62).
**Manieren van inschrijving:**
1. **Rechtstreekse inschrijving:** De belastingplichtige schrijft zelf in op aandelen van de betreffende kmo [63](#page=63).
* **Voorwaarden:** Inschrijving op nieuwe aandelen die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal; inschrijving naar aanleiding van oprichting of kapitaalverhoging binnen 4 jaar na oprichting; aandelen volledig volstort; al dan niet via een crowdfundingplatform [63](#page=63).
2. **Onrechtstreekse inschrijving:** Inschrijving op rechten van deelneming van een erkend startersfonds, private privaks of financieringsvehikels [63](#page=63).
* **Voorwaarden:** Erkend zijn door de FSMA, een vast aantal rechten van deelneming bezitten, rechten van deelneming op naam, fonds met een vast aantal rechten van deelneming, aandelen uitgegeven bij oprichting of kapitaalverhoging binnen 4 jaar na oprichting, aandelen volledig volstort, en minstens 80% van de ingebrachte middelen belegd in aandelen van startende ondernemingen [63](#page=63).
**Voorwaarden m.b.t. de vennootschap:**
* Binnenlandse vennootschap, niet opgericht in kader van fusie of splitsing [63](#page=63).
* Kleine vennootschap, niet-beursgenoteerd [63](#page=63).
* Nog geen kapitaalvermindering doorgevoerd of dividenden uitgekeerd [63](#page=63).
* Geen collectieve insolventieprocedure [63](#page=63).
* Maximum 500.000 euro maatschappelijk kapitaal [63](#page=63).
* Geen beleggings-, vastgoed- of managementvennootschap [63](#page=63).
* Sommen niet gebruiken voor uitkering van dividenden [63](#page=63).
**Voorwaarden kapitaalinbreng:**
* Inbreng in geld, geen inbreng in natura [63](#page=63).
* Aandelen moeten volledig volstort zijn [63](#page=63).
* Bedrijfsleiders die aandelen verwerven in hun eigen vennootschap zijn uitgesloten [63](#page=63).
* De participatie van de investeerder mag niet meer bedragen dan 30% van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap [63](#page=63).
**Fiscaal voordeel:**
* Kleine vennootschappen: 30% belastingvermindering [64](#page=64).
* Micro vennootschappen: 45% belastingvermindering [64](#page=64).
* Maximum 100.000 euro per jaar per belastingplichtige. De belastingvermindering bedraagt dus maximaal (100.000 euro x 45%) 45.000 euro [64](#page=64).
* Dit maximum is samen met de belastingvermindering voor groeibedrijven [64](#page=64).
**Aangifte:**
Codes 1318/2318 en 1320/2320 worden gebruikt [64](#page=64).
**Bezitsduur:**
De belastingvermindering is definitief indien de investeerder de aandelen of rechten van deelneming gedurende 4 belastbare tijdperken behoudt. Terugname van de genoten belastingvermindering is niet te kennen voor het examen [64](#page=64).
#### 5.1.6 Investeringen in groeibedrijven
Dit betreft vennootschappen die reeds 5 jaar bestaan en kapitaal nodig hebben voor groei, maar niet ouder zijn dan 10 jaar [64](#page=64).
**Fiscaal voordeel:**
Burgers die investeren in deze vennootschappen krijgen een belastingvermindering van 25% van het geïnvesteerde bedrag [64](#page=64).
**Voorwaarden en limieten:**
* Indien de voorwaarden niet worden nageleefd gedurende de 48 maanden volgend op de volstorting van de aandelen, zal een belastingvermeerdering worden toegepast [64](#page=64).
* Bedrijfsleiders kunnen geen belastingvermindering krijgen voor investeringen in vennootschappen waarin zij rechtstreeks of onrechtstreeks activiteit als bedrijfsleider uitoefenen [64](#page=64).
* De belastingvermindering is gelijk aan 25% van het in aanmerking te nemen bedrag [64](#page=64).
* Maximum 100.000 euro per jaar per belastingplichtige. Dit maximum is samen met de belastingvermindering voor startende bedrijven [64](#page=64).
**Aangifte:**
Code 1334 / 2334 wordt gebruikt [64](#page=64).
### 5.2 Federale belastingkredieten
Belastingverminderingen worden afgetrokken van de verschuldigde belasting en kunnen de belasting enkel tot nul herleiden, zonder terugbetaling. Een belastingkrediet kan echter onder nul gaan en is terugbetaalbaar indien het voordeel groter is dan de belasting waarop het aangerekend kan worden [64](#page=64).
#### 5.2.1 Winwinlening
Een Winwinlening is een lening tussen een particulier (kredietgever) en een kmo (kredietnemer) [65](#page=65).
**Voorwaarden kredietnemer (kmo):**
* Kmo status [65](#page=65).
* Inschrijving in KBO [65](#page=65).
* Exploitatiezetel in het Vlaams Gewest [65](#page=65).
* Middelen moeten voor ondernemingsdoeleinden worden gebruikt [65](#page=65).
**Voorwaarden kredietgever (particulier):**
* Natuurlijke persoon [65](#page=65).
* Geen werknemer van de kredietnemer [65](#page=65).
* Niet de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer [65](#page=65).
* Geen bestuurder in de kredietnemer [65](#page=65).
* Beperking in aandelenparticipatie in de kredietnemer (max 5%) [65](#page=65).
* Mag geen kredietnemer zijn bij een andere Winwinlening [65](#page=65).
**Voorwaarden Winwinlening:**
* Looptijd tussen 5 en 10 jaar [65](#page=65).
* Terugbetaling via aflossingen of in één keer [65](#page=65).
* Kredietgever kan maximaal 75.000 euro uitlenen (samen met vriendenaandeel), niet noodzakelijk bij dezelfde kmo [65](#page=65).
* Kredietnemer kan maximaal 300.000 euro ontlenen van kredietgevers (samen met vriendenaandeel) [65](#page=65).
* Intresten volgens vastgelegde formule - RV 30% inhouden [65](#page=65).
**Belastingkrediet:**
* **Jaarlijks:** 2,5% op het rekenkundig gemiddelde van alle uitgeleende openstaande saldi volgens de aflossingstabellen op 1 januari en 31 december van het belastbare tijdperk [65](#page=65).
* **Eenmalig:** Wanneer de kredietnemer failliet gaat, de lening niet kan terugbetalen, of de kredietgever de lening opeisbaar stelt. Het verloren bedrag, met een maximum van 75.000 euro, wordt als grondslag genomen (maximaal 30% van dit bedrag). Een oefening op de berekening zal niet gevraagd worden op het examen [65](#page=65).
#### 5.2.2 Vriendenaandeel
* Trad in werking op 11 februari 2021 [65](#page=65).
* Dit betreft inschrijven op nieuwe aandelen, geen lening [65](#page=65).
* Plafonds worden gedeeld met de Winwinlening [65](#page=65).
* Indien voldaan aan de voorwaarden voor de kredietnemer, kredietgever en de inbreng zelf, wordt een jaarlijks belastingkrediet van 2,5% verleend voor maximaal 5 jaar [65](#page=65).
* Geen waarborg bij faillissement [65](#page=65).
### 5.3 Oefeningen en Toepassingen
De documentatie bevat enkele oefeningen die de toepassing van deze regels illustreren.
#### Oefening 1: Kinderopvang stagekosten
Een 13-jarig meisje volgt een 10-daagse balletstage van 300 euro en een 5-daagse turnstage van 50 euro. De kosten werden betaald in 2024.
* Balletstage: beperkt tot 16,40 euro per dag x 10 dagen = 164 euro.
* Turnstage: 50 euro.
* Totaal aftrekbare kosten: 164 euro + 50 euro = 214 euro.
* Belastingvermindering: 214 euro x 45% = 96,30 euro.
* In aangifte: Code 1384-71: 207 euro (dit bedrag is het totaal van de uitgaven die in aanmerking komen, dus 214 euro, vermeld als 207 in de oefening, wat kan duiden op een afronding of specifieke instructie in het document dat niet verder is uitgewerkt in dit fragment) [66](#page=66).
#### Oefening 2: Kinderopvang internaat
Een gezin met een 19-jarig kind met verhoogde kinderbijslag waarvan de kosten voor opvang forfaitair vastgesteld zijn op 25 euro per dag. Het gezin betaalde 220 dagen x 25 euro in 2024 (van 1 december 2023 tot 30 november 2024). De opvangkosten voor december 2024 (20 dagen x 25 euro) werden pas in 2025 betaald.
* **Aanslagjaar 2024 (belastbaar tijdperk 2023):** 220 dagen x 16,40 euro (maximum per dag) = 3.608 euro. In te vullen in code 1384-71 [66](#page=66).
* **December 2024:** Deze kosten vallen onder aanslagjaar 2026 (belastbaar tijdperk 2025) omdat ze in 2025 betaald werden [66](#page=66).
#### Oefening 3: Werkgeversaandelen
Een alleenstaande werknemer schreef op 15 maart 2023 in op nieuwe aandelen van zijn werkgever voor 780 euro, effectief gestort in 2023. Hij genoot een belastingvermindering van 234 euro voor aanslagjaar 2024. Op 20 juli 2024 verkoopt hij de aandelen voor 930 euro.
* Terugname van de belastingvermindering: 234 euro x (aantal resterende maanden / 60 maanden). De aandelen werden gekocht op 15 maart 2023. De verkoop is op 20 juli 2024. De periode van 5 jaar (60 maanden) loopt tot 15 maart 2028. Van 20 juli 2024 tot 15 maart 2028 zijn er 43 volle maanden.
* Bedrag in code 1366: 234 euro x 43/60 = 167,70 euro [66](#page=66).
#### Oefening 4 + 5
Verwijzen naar oefening 1 in het handboek [66](#page=66).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Belastbaar tijdperk (BT) | De periode waarin een belastingplichtige belastbare inkomsten heeft verkregen. In beginsel is dit gelijk aan het kalenderjaar. |
| Aanslagjaar (AJ) | Het jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk, waarin de belasting wordt geheven. Bijvoorbeeld, inkomsten uit 2024 worden belast in aanslagjaar 2025. |
| Rijksinwoner | Een natuurlijk persoon die in België zijn woonplaats heeft gevestigd, of, indien geen woonplaats in België, de zetel van fortuin in België heeft gevestigd. |
| Wereldwijd inkomen | Alle inkomsten, zowel Belgische als buitenlandse, die een persoon verkrijgt en die onderworpen zijn aan de personenbelasting. |
| Onroerende inkomsten | Inkomsten die voortvloeien uit de verhuur of het gebruik van onroerende goederen, zoals huurinkomsten van een woning of een vakantiewoning. |
| Roerende inkomsten | Inkomsten die voortkomen uit kapitalen en goederen, zoals dividenden, intresten, en royalty's. |
| Beroepsinkomsten | Inkomsten die verkregen worden in het kader van arbeid of een beroep, zoals lonen, wedden, en winst uit zelfstandige activiteiten. |
| Diverse inkomsten | Een categorie van inkomsten die niet onder de andere hoofdcategorieën vallen, zoals winsten uit crypto-activa of vergoedingen voor vrijwilligerswerk. |
| Kadastraal inkomen (KI) | Het gemiddelde normale netto-inkomen van een onroerend goed per jaar, dat dient als basis voor de berekening van de onroerende voorheffing en de personenbelasting. Het KI wordt geïndexeerd en afgerond naar de eenheid. |
| Brutohuur | De totale huurinkomsten die een eigenaar ontvangt, inclusief huurprijs en eventuele huurvoordelen, vóór aftrek van kosten. |
| Huwelijksquotient | Een fiscaal mechanisme dat bij een gemeenschappelijke aanslag kan worden toegepast om het inkomen van een echtpaar met een onevenwichtige inkomensverdeling fiscaal voordeliger te belasten, door een deel van het inkomen van de partner met het hoogste inkomen fictief toe te rekenen aan de partner met het laagste inkomen. |
| Belastingvrije som | Een bedrag van het inkomen waarop geen belastingen worden geheven. Dit bedrag kan worden verhoogd op basis van persoonlijke of gezinslasten. |
| Voordeel van alle aard (VAA) | Elk voordeel dat een werknemer ontvangt van zijn werkgever dat niet in geld is, maar wel een economische waarde vertegenwoordigt en belastbaar is als inkomen. |
| Forfaitaire beroepskosten | Een wettelijk vastgesteld bedrag dat werknemers kunnen aftrekken van hun bruto-inkomsten als beroepskosten, zonder dat zij specifieke uitgaven hoeven te bewijzen. Dit bedrag bedraagt 30% van bepaalde inkomsten, met een maximum. |
| Werkelijke beroepskosten | De daadwerkelijk gemaakte en bewijsbare kosten die een werknemer heeft gemaakt ten behoeve van zijn beroepswerkzaamheid en die hij kan aftrekken van zijn bruto-inkomsten. |
| Belastingvermindering | Een korting op de verschuldigde belasting die de belastingplichtige kan genieten op basis van specifieke uitgaven of situaties, zoals giften of kosten voor kinderopvang. Deze vermindering kan de belasting tot nul herleiden. |
| Belastingkrediet | Een fiscaal voordeel dat, indien het groter is dan de verschuldigde belasting, kan leiden tot een terugbetaling aan de belastingplichtige. |
| Bedrijfsvoorheffing (BV) | Een voorschot op de uiteindelijke personenbelasting dat maandelijks door de werkgever wordt ingehouden op het loon van de werknemer. |
| Dubbelbelastingverdrag (DBV) | Een overeenkomst tussen twee landen om dubbele belasting van hetzelfde inkomen te voorkomen en de fiscale samenwerking te bevorderen. |
| Gemiddelde aanslagvoet | De gemiddelde belastingvoet die wordt toegepast op bepaalde inkomsten, zoals opzeggingsvergoedingen, en die gebaseerd is op de aanslagvoet van het voorgaande jaar of het jaar zelf. |