Cover
Zacznij teraz za darmo 4 Fonologie - relevantie logopedie 2025-26.pptx
Summary
# Fonologie en taalverwerving bij kinderen
Dit onderwerp behandelt de universele aspecten van klankverwerving bij baby's en jonge kinderen, inclusief de aanpassingen van het brein aan taalklanken en de verwervingsvolgorde van medeklinkers en klinkers, aangevuld met de vereenvoudigingsprocessen in de kinderlijke fonologie.
### 1.1 Universele aspecten van klankverwerving
#### 1.1.1 De baby als polyglot
* Pasgeborenen zijn in staat om een breed scala aan taalklanken te produceren en te onderscheiden, waardoor ze effectief als 'polyglotten' kunnen worden beschouwd.
* Het babybrein is initieel gevoelig voor alle mogelijke klanken die in de omgeving voorkomen.
* Vanaf ongeveer zes maanden begint het brein zich aan te passen aan de specifieke klanken van de taalomgeving die het kind ervaart.
* Taalverwerving is een complex samenspel tussen 'nature' (aangeboren aanleg) en 'nurture' (omgevingsinvloeden).
#### 1.1.2 Taalproductie en vroege klankontwikkeling
* Schreien, initieel een fysiologisch verschijnsel, speelt een belangrijke rol in de vroege fase van het leren van klanken.
* Er is een relatief consequente volgorde waarin medeklinkers (C) en klinkers (V) worden verworven door jonge kinderen.
* Rond de leeftijd van twee jaar zijn nasalen (zoals $/n/$ en $/m/$) en plosieven (zoals $/p/, /b/, /t/, /d/, $/k/$) doorgaans verworven.
#### 1.1.3 Child-directed speech (CDS)
* Volwassenen passen hun spraak aan wanneer zij met jonge kinderen praten, de zogenaamde 'child-directed speech' of 'kindgerichte spraak'.
* Deze aanpassing omvat:
* Overdreven gebruik van intonatievariatie.
* Het wegselecteren van onbeklemtoonde lettergrepen.
* Veelvuldig gebruik van reduplicaties (bv. 'mama', 'papa', 'kaka', 'pipi', 'boeboe', 'woefwoef').
* Een voorkeur voor bepaalde klanken zoals $/p/, /t/, /k/, /d/, $/b/$.
* CDS toont de gevoeligheid van het kind voor nuances en intonatie, en volwassenen variëren in toonhoogte en luidheid.
#### 1.1.4 Prosodie
* Kinderen verwerven prosodische kenmerken van taal (zoals intonatie, ritme en klemtoon) eerder dan individuele medeklinkers en klinkers.
* Taalspecifieke prosodie kan bijdragen aan een buitenlands accent wanneer deze niet correct wordt toegepast.
* Prosodie kan zelfs intact blijven bij aandoeningen zoals afasie, terwijl woordvinding en begrip verloren gaan.
### 1.2 Vereenvoudigingsprocessen in de kinderlijke fonologie
Kinderlijke fonologie vertoont tal van afwijkingen van de fonologische regels die volwassenen hanteren. Deze vereenvoudigingsprocessen zijn universeel en worden door elk kind doorlopen. Ze kunnen worden onderverdeeld in syllabestructuurprocessen en substitutieprocessen.
#### 1.2.1 Syllabestructuurprocessen
Deze processen beïnvloeden de structuur van lettergrepen.
* **Weglaten van de finale medeklinker:** Een medeklinker aan het einde van een woord wordt weggelaten.
* Voorbeeld: 'boom' wordt 'boo'.
* **Clustervereenvoudiging:** Een medeklinkercluster in een woord wordt vereenvoudigd tot één klank.
* Voorbeeld: 'school' wordt 'sjoool'.
* **Weglaten van de onbeklemtoonde lettergreep:** Onbeklemtoonde lettergrepen worden uit een woord verwijderd.
* Voorbeeld: 'telefoon' wordt 'tefoon'.
#### 1.2.2 Substitutieprocessen
Bij deze processen wordt een klank vervangen door een andere klank.
* **Fronting:** Een klank die achterin de mond wordt gevormd, wordt vooraan in de mond gevormd.
* Voorbeeld: 'kind' wordt 'tind'.
* **Backing:** Een klank die vooraan in de mond wordt gevormd, wordt achterin de mond gevormd.
* Voorbeeld: 'tafel' wordt 'kafel'.
* **Stopping:** Een fricatief of affricaat wordt vervangen door een plosief.
* Voorbeeld: 'soep' wordt 'toep'.
* **Gliding:** Een liquidae (/r/, $/l/$) wordt vervangen door een glide ($/j/$ of $/w/$).
* Voorbeeld: 'rood' wordt 'jood'.
> **Tip:** Stoornissen op fonologisch niveau kunnen zich ook voordoen bij volwassenen, wat duidt op het belang van een goed functionerend fonologisch systeem voor taalbegrip en -productie.
### 1.3 Taalverwerkingsmodel van Ellis & Young
Het taalverwerkingsmodel van Ellis & Young, gebaseerd op cognitieve neuropsychologie en casestudies van personen met hersenletsel, beschrijft taal in modules en hun onderlinge interactie. Uitval van een specifieke module kan leiden tot taalpathologie.
#### 1.3.1 Mondeling woordbegrip
Dit proces omvat verschillende modules:
* **Auditieve analyse:** Het distilleren van spraakklanken uit geluidsgolven, het onderscheiden, herkennen en vaststellen van de volgorde van klanken. Het vermogen om Nederlandse klanken te onderscheiden van klanken uit andere talen is hierin cruciaal.
* **Fonologische input buffer:** Een tijdelijke opslag van spraakklanken in het werkgeheugen om ze na analyse te kunnen herinneren.
* **Fonologisch input lexicon:** Het samenstellen van een reeks gehoorde klanken tot een woord en het kunnen identificeren of het een bestaand woord is. Hieraan wordt vervolgens betekenis gekoppeld.
> **Tip:** De auditieve analyse vereist cognitieve kennis en vaardigheden; bij uitval hiervan kan men de boodschap niet begrijpen. De fonologische input buffer is essentieel om klanken te onthouden; zonder deze buffer stopt het proces ook.
#### 1.3.2 Mondelinge woordproductie
Dit proces verloopt via de volgende modules:
* **Semantisch systeem:** Activatie van een concept.
* **Fonologisch output lexicon:** Activatie van de woordvorm.
* **Fonologische output buffer:** Selectie, ordening en tijdelijke opslag van de fonemen van de woordvorm.
* **Fonologische codering:** Het invullen van de juiste fonemen in de juiste positie en het toepassen van fonologische regels (bv. stemhebbende eindklanken worden stemloos).
* **Fonetisch motorische realisatie:** De uitvoering van de spraakbewegingen.
#### 1.3.3 Schriftelijk woordbegrip
Dit proces omvat:
* **Abstracte letteridentificatie:** Het herkennen van letters, onafhankelijk van het lettertype.
* **Orthografisch input lexicon:** Het koppelen van een reeks letters aan een bestaand of gekend woord.
* **Letter- naar klankregels (grafeem-foneemkoppeling):** Het omzetten van geschreven letters naar klanken.
* **Semantisch systeem:** Het koppelen van betekenis aan geschreven woorden.
#### 1.3.4 Schriftelijke woordproductie
Dit proces omvat:
* **Semantisch systeem:** Activatie van een concept.
* **Orthografisch output lexicon:** Opslag van geschreven woordvormen in grafemen.
* **Orthografische output buffer:** Het vasthouden van de woordvorm om grafemen in de juiste volgorde te schrijven.
* **Allografische conversie:** Het invullen van de juiste grafemen in de juiste positie en het grafisch coderen van de grafeemreeks.
* **Grafomotorische programmatie:** De uitvoering van de schrijf- of typbewegingen.
#### 1.3.5 Bypass-routes en feedbackroutes
* **Bypass-routes:** Deze routes laten informatie toe om 'langs' een module te stromen in plaats van 'door' de module. Ze maken bijvoorbeeld het herhalen van niet-bestaande woorden mogelijk, of het hardop lezen van onbekende woorden door directe koppeling van abstracte letteridentificatie naar de fonologische output buffer.
* **Feedbackroutes:** Deze routes zorgen voor terugkoppeling van het spraakproductieproces naar het woordselectieproces. Woorden worden pas klaargemaakt voor articulatie als voorgaande woorden succesvol zijn uitgesproken.
> **Voorbeeld:** Het herhalen van pseudo-woorden, zoals in de 'Klepel' test, dwingt gebruik te maken van de fonologische route om woorden te ontcijferen, wat de technische leesvaardigheid test.
#### 1.3.6 Factoren die woordophaalsnelheid beïnvloeden
De snelheid en het gemak waarmee woorden worden gevonden, worden beïnvloed door linguïstische en non-linguïstische variabelen:
* **Linguïstische variabelen:**
* Woordlengte: Langere woorden belasten het geheugen meer.
* Woordfrequentie: Hoe vaker een woord wordt gebruikt, hoe makkelijker en sneller het op te halen is.
* Leeftijd van acquisitie (AoA): Vroeger verworven woorden zijn makkelijker op te halen.
* **Non-linguïstische variabelen:**
* Woordvoorstelbaarheid: Beïnvloedt het semantisch systeem.
* Conceptuele AoA: Beïnvloedt het semantisch systeem.
> **Tip:** De bepaling van AoA kan complex zijn: is het de leeftijd waarop het concept geleerd werd, of de leeftijd waarop het woord geleerd werd? Er is een verband tussen woordfrequentie (WF) en AoA, maar dit is niet altijd strikt. Vroeg geleerde woorden zijn vaak frequent, maar er zijn uitzonderingen (bv. exotische dieren die vroeg geleerd worden maar relatief laag frequent zijn).
---
# Prosodie en taalstoornissen
Prosodie speelt een cruciale rol in taal, met taalspecifieke kenmerken die bij afwijkingen kunnen leiden tot accenten of pathologische aandoeningen zoals het Foreign Accent Syndrome, terwijl het bij afasie intact kan blijven.
### 2.1 De rol van prosodie in taal
Prosodie verwijst naar de suprasegmentele kenmerken van gesproken taal, zoals intonatie, ritme, tempo en klemtoon. Deze elementen zijn essentieel voor het correct overbrengen en interpreteren van betekenis.
#### 2.1.1 Taalspecifieke kenmerken van prosodie
Elke taal kent specifieke patronen in de prosodie. Dit wordt duidelijk wanneer sprekers hun moedertaal kunnen herkennen uit gefilterde, onverstaanbare uitingen. Afwijkingen in deze taalspecifieke prosodische kenmerken kunnen bijdragen aan een buitenlands accent.
> **Tip:** De ontwikkeling van prosodie bij kinderen verloopt sneller dan de verwerving van individuele medeklinkers en klinkers. Kinderen kennen en gebruiken prosodische patronen eerder dan de fonemen die ze vormen.
#### 2.1.2 Pathologische afwijkingen in prosodie
Afwijkingen in prosodie kunnen ook pathologisch van aard zijn. Een bekend voorbeeld hiervan is het Foreign Accent Syndrome (FAS), een zeldzame aandoening waarbij de prosodie van iemands spraak verandert, waardoor het klinkt alsof de persoon een buitenlands accent heeft, terwijl er geen sprake is van een daadwerkelijke verhuizing of contact met een andere taal. Dit syndroom ontstaat meestal na hersenletsel, zoals een beroerte of een traumatisch hersenletsel.
#### 2.1.3 Prosodie en afasie
Opmerkelijk is dat bij bepaalde taalstoornissen, zoals afasie (verworven taalstoornis na hersenletsel), de prosodie van de spraak intact kan blijven, zelfs wanneer woordvinding en begrip van gesproken taal ernstig zijn aangetast. Dit illustreert de relatieve onafhankelijkheid van prosodische verwerkingsmechanismen van andere taalmodules.
### 2.2 Vereenvoudigingsprocessen in kindertaalontwikkeling
De fonologische ontwikkeling bij kinderen kent tal van processen waarbij de regels die volwassenen hanteren worden afgeweken. Dit zijn vereenvoudigingsprocessen die universeel zijn, wat betekent dat vrijwel elk kind deze processen doorloopt.
#### 2.2.1 Syllabestructuurprocessen
Deze processen beïnvloeden de structuur van de lettergreep:
* **Weglaten van finale consonant:** Een woord als 'boom' wordt uitgesproken als 'boo'.
* **Clustervereenvoudiging:** Een opeenvolging van medeklinkers wordt vereenvoudigd, bijvoorbeeld 'school' wordt 'sjool'.
* **Weglaten van onbeklemtoonde lettergreep:** Een woord als 'telefoon' kan worden gereduceerd tot 'tefoon'.
#### 2.2.2 Substitutieprocessen
Hierbij wordt een klank vervangen door een andere klank:
* **Fronting:** Een achterin de mond gevormde klank wordt voorin de mond gevormd, bijvoorbeeld 'kind' wordt 'tind'.
* **Backing:** Een voorin de mond gevormde klank wordt achterin de mond gevormd, bijvoorbeeld 'tafel' wordt 'kafel'.
* **Stopping:** Een fricatief (wrijfklank) wordt vervangen door een plosief (knijpklank), bijvoorbeeld 'soep' wordt 'toep'.
* **Gliding:** Een liquidae (zoals de 'r') wordt vervangen door een glide (zoals de 'j'), bijvoorbeeld 'rood' wordt 'jood'.
> **Tip:** Hoewel deze vereenvoudigingsprocessen kenmerkend zijn voor kinderlijke fonologie, kunnen ze bij volwassenen wijzen op fonologische stoornissen. Het taalverwerkingsmodel van Ellis & Young biedt hierbij een kader om stoornissen op fonologisch niveau te situeren.
### 2.3 Taalverwerkingsmodel van Ellis & Young
Het taalverwerkingsmodel van Ellis & Young, gebaseerd op cognitieve neuropsychologie, beschrijft taal als een systeem van modules waarvan de werking en interactie onderzocht worden. Uitval in een specifieke module kan leiden tot taalpathologie. Het model is opgebouwd uit verschillende modules voor receptie (luisteren, lezen) en productie (spreken, schrijven), en omvat ook begripsmodules (begrijpen).
#### 2.3.1 Mondeling woordbegrip
Het proces van mondeling woordbegrip, zoals beschreven in het model, omvat de volgende stappen:
1. **Auditieve analyse:** Het destilleren van spraakklanken uit geluidsgolven, het onderscheiden, herkennen en vaststellen van de volgorde van klanken. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen spraakklanken en andere geluiden.
2. **Fonologische input buffer:** Een tijdelijke opslag van de spraakklanken/fonemen in het werkgeheugen om analyse en herinnering mogelijk te maken.
3. **Fonologisch input lexicon:** Het herkennen of een reeks gehoorde klanken een bestaand woord vormt. Hieraan wordt vervolgens betekenis gekoppeld via het semantisch systeem.
4. **Semantisch systeem:** Het koppelen van betekenis aan het gehoorde woord.
#### 2.3.2 Mondelinge woordproductie
De outputroute voor mondelinge woordproductie kent de volgende modules:
1. **Semantisch systeem:** Activatie van het concept dat uitgedrukt moet worden.
2. **Fonologisch outputlexicon:** Activatie van de woordvorm.
3. **Fonologische outputbuffer:** Selecteren, ordenen en vasthouden van de fonemen van de woordvorm.
4. **Fonologische codering:** Invullen van de juiste fonemen in de juiste positie en toepassen van fonologische regels (bv. stemhebbende eindklank wordt stemloos).
5. **Fonetisch-motorische realisatie:** Het uitvoeren van de spraakbewegingen.
#### 2.3.3 Bypass-routes
Het model kent ook bypass-routes die informatie laten 'omzeilen' in plaats van 'door' een module te laten stromen. Deze routes zijn belangrijk voor bijvoorbeeld het herhalen van niet-bestaande of niet-gekende woorden, of het hardop lezen van woorden zonder begrip.
#### 2.3.4 Feedbackroutes
Feedbackroutes zorgen voor terugkoppeling van het spraakproductieproces naar het woordselectieproces. Woorden worden pas klaargemaakt voor articulatie als de voorgaande woorden succesvol zijn uitgesproken. Dit draagt bij aan de vloeiendheid en correctheid van de spraak.
#### 2.3.5 Factoren die woordvinding beïnvloeden
De snelheid en het gemak waarmee woorden worden gevonden, worden beïnvloed door linguïstische en non-linguïstische variabelen:
* **Linguïstische variabelen:** Woordlengte, woordfrequentie (hoe vaker een woord wordt gebruikt, hoe makkelijker het op te halen is) en age of acquisition (de leeftijd waarop een woord is verworven).
* **Non-linguïstische variabelen:** Woordvoorstelbaarheid (hoe goed een woord een bepaald concept oproept) en de age of acquisition van het concept.
> **Tip:** Het is niet altijd eenvoudig om de invloed van verschillende factoren, zoals woordfrequentie en age of acquisition, van elkaar los te koppelen, omdat deze vaak met elkaar correleren.
---
# Taalverwerkingsmodel van Ellis & Young
Het taalverwerkingsmodel van Ellis & Young, geworteld in de cognitieve neuropsychologie, beschrijft taal als een systeem van onderling verbonden modules voor zowel begrip als productie, zowel mondeling als schriftelijk.
### 3.1 Algemene principes van het model
Het model visualiseert taalverwerking door middel van modules die samenwerken en interactie vertonen. Verstoringen in specifieke modules kunnen leiden tot taalpathologieën, zoals afasie. Het model is ontwikkeld op basis van casestudies van personen met hersenletsel en versprekingen bij gezonde proefpersonen.
### 3.2 Mondeling woordbegrip
De inputroute voor mondeling woordbegrip bestaat uit de volgende modules:
* **Auditieve analyse:** Dit proces destilleert spraakklanken uit geluidsgolven. Het omvat klankdiscriminatie (onderscheid maken tussen spraakklanken en niet-spraakklanken, wat cognitieve kennis en vaardigheid vereist) en het vaststellen van de volgorde van klanken. Het stelt ook het onderscheid tussen klanken uit verschillende talen mogelijk.
* **Fonologisch input buffer:** Dit is een werkgeheugencomponent dat de geanalyseerde spraakklanken tijdelijk vasthoudt voor verdere verwerking en herkenning. Zonder deze buffer kunnen de klanken niet worden teruggehaald en stopt de verwerking.
* **Fonologisch input lexicon:** Hier wordt de reeks gehoorde klanken geëvalueerd om te bepalen of het een bestaand woord is. Er vindt auditieve lexicale besluitvorming plaats, waarbij wordt vastgesteld of het een Nederlands woord is en er een betekenis aan gekoppeld kan worden.
* **Semantisch systeem:** Dit systeem koppelt de betekenis aan het gehoorde woord.
> **Tip:** Problemen met de auditieve analyse, zoals het niet kunnen onderscheiden van spraakklanken, of met de fonologische input buffer, kunnen reeds vroeg in het proces leiden tot een falen van mondeling woordbegrip, zelfs als latere modules intact zijn.
### 3.3 Mondelinge woordproductie
De outputroute voor mondelinge woordproductie omvat de volgende modules:
* **Semantisch systeem:** Dit systeem activeert het concept dat uitgedrukt moet worden.
* **Fonologisch output lexicon:** Hier wordt de woordvorm geactiveerd, inclusief de reeks van fonemen.
* **Fonologische output buffer:** Deze module selecteert, ordent en houdt de fonemen van de geactiveerde woordvorm vast.
* **Fonologische codering:** De juiste fonemen worden in de juiste positie geplaatst en fonologische regels worden toegepast (bijvoorbeeld de stemloze realisatie van een stemhebbende eindklank).
* **Fonetisch motorische realisatie:** Dit is de uiteindelijke uitvoer van de spraakbewegingen om het woord te articuleren.
### 3.4 Geschreven woordbegrip
De inputroute voor geschreven woordbegrip omvat:
* **Abstracte letteridentificatie:** Herkenning van letters, onafhankelijk van het lettertype waarin ze gepresenteerd worden.
* **Orthografisch input lexicon:** Koppeling van de reeks letters aan een bestaand, gekend woord.
* **Letter-naar-klankregels (grafeem-foneemkoppeling):** Regels die de koppeling leggen tussen geschreven letter(s) en de corresponderende klank(en).
* **Semantisch systeem:** Koppelingssysteem van betekenis aan geschreven woorden.
### 3.5 Geschreven woordproductie
De outputroute voor geschreven woordproductie omvat:
* **Semantisch systeem:** Activatie van het concept dat geschreven moet worden.
* **Orthografisch output lexicon:** Opslag van geschreven woordvormen in grafemen.
* **Orthografische output buffer:** Vasthouden van de woordvorm om grafemen correct in de juiste volgorde te schrijven.
* **Allografische conversie:** Invulling van de juiste grafemen in de juiste posities, waarbij een specifieke letter (allograaf) wordt toegekend aan een abstract grafeem.
* **Grafomotorische programmatie:** De uitvoer van de schrijfhandelingen.
### 3.6 Bypass-routes
Bypass-routes maken het mogelijk dat informatie 'langs' in plaats van 'door' een module stroomt. Dit faciliteert specifieke taalhandelingen:
* **Auditieve analyse naar fonologische output buffer:** Deze route maakt het mogelijk om niet-bestaande of onbekende woorden te imiteren of te herhalen zonder begrip.
* **Abstracte letteridentificatie naar fonologische output buffer:** Deze route maakt het mogelijk om niet-bestaande of onbekende woorden luidop te lezen door direct de grafeem-foneemkoppeling te maken.
> **Voorbeeld:** Bij de 'Klepel' test, die gebruik maakt van pseudowoorden, wordt deze bypass-route geactiveerd. Kinderen worden gedwongen om via de fonologische route woorden te ontcijferen, aangezien de woorden niet in hun orthografisch lexicon aanwezig zijn.
### 3.7 Feedbackroutes
Feedbackroutes zorgen voor terugkoppeling van het spraakproductieproces naar het woordselectieproces. Woorden worden pas klaargemaakt voor articulatie als eerdere uitgesproken woorden succesvol zijn verlopen. Dit suggereert een continue monitoring en aanpassing tijdens de spraakproductie.
### 3.8 Factoren die woordvinding beïnvloeden
De snelheid en het gemak waarmee woorden gevonden worden, worden beïnvloed door diverse linguïstische en non-linguïstische variabelen:
* **Linguïstische variabelen:**
* **Woordlengte:** Langere woorden belasten het geheugen meer en zijn moeilijker op te halen.
* **Woordfrequentie:** Woorden die vaker gebruikt worden, zijn gemakkelijker en sneller op te halen uit het mentale lexicon.
* **Age of Acquisition (AoA) woord:** Woorden die op jonge leeftijd geleerd zijn, zijn doorgaans makkelijker op te halen.
* **Non-linguïstische variabelen:**
* **Woordvoorstelbaarheid:** De mate waarin een woord geassocieerd kan worden met andere concepten (beïnvloedt het semantisch systeem).
* **AoA concept:** De leeftijd waarop een concept is verworven.
> **Tip:** Het is niet altijd eenvoudig om factoren zoals AoA en woordfrequentie van elkaar te scheiden, aangezien vroeg geleerde woorden vaak ook hoogfrequent zijn. Echter, er zijn uitzonderingen, zoals woorden die vroeg geleerd worden (lage AoA) maar relatief laag frequent zijn, of vice versa.
* **Morfemen:** Dit zijn de kleinste grammaticale eenheden binnen een taal met een specifieke betekenis. De verwerking van morfeenstructuren kan ook van invloed zijn op taalverwerking.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fonologie | De studie van de klanksystemen van talen, inclusief de regels die de organisatie en interactie van spraakklanken bepalen. Dit omvat ook de analyse van fonemen en hun distributie binnen een taal. |
| Universalia | Kenmerken of principes die in alle menselijke talen voorkomen, ongeacht de specifieke taal. Dit kan betrekking hebben op grammaticale structuren, fonologische systemen of semantische categorieën. |
| Klanken | De basiseenheden van spraak die onderscheiden kunnen worden. Fonetisch verwijzen klanken naar de fysieke eigenschappen van spraakgeluid, terwijl fonologisch klanken worden georganiseerd in distinctieve eenheden (fonemen). |
| Taalverwerving | Het proces waarbij een kind een taal leert, zowel passief (begrijpen) als actief (spreken). Dit omvat de verwerving van woordenschat, grammatica, fonologie en pragmatiek. |
| Nature – Nurture | Een debat over de relatieve invloed van aangeboren eigenschappen (nature) en omgevingsfactoren (nurture) op de ontwikkeling van menselijke eigenschappen, waaronder taalvaardigheid. |
| Taalreceptie | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te begrijpen. Dit proces omvat auditieve analyse, lexicale toegang, syntactische analyse en semantische interpretatie. |
| Taalproductie | Het vermogen om gesproken of geschreven taal te genereren. Dit omvat het selecteren van woorden, het construeren van zinnen en het articuleren van spraak of het schrijven van tekst. |
| Verwervingsvolgorde van klanken | De relatief consistente volgorde waarin kinderen verschillende spraakklanken leren produceren tijdens hun taalontwikkeling. Deze volgorde is vaak voorspelbaar en gerelateerd aan de fonetische eigenschappen van de klanken. |
| Nasalen | Medeklinkers die worden geproduceerd met een gesloten mondholte, waarbij de luchtstroom via de neus ontsnapt, zoals /m/, /n/, /ŋ/. |
| Plosieven | Medeklinkers die worden geproduceerd door de luchtstroom tijdelijk volledig te blokkeren en vervolgens plotseling vrij te laten, zoals /p/, /b/, /t/, /d/, /k/, /g/. |
| Polyglot | Een persoon die meerdere talen vloeiend spreekt. In de context van zuigelingen verwijst het naar de aangeboren capaciteit om klanken uit diverse talen te onderscheiden. |
| Child directed speech | De specifieke manier waarop volwassenen spreken tegen jonge kinderen, vaak gekenmerkt door een hogere toonhoogte, variatie in intonatie, vereenvoudigde woordenschat en herhalingen. |
| Prosodie | Het ritme, de intonatie, de nadruk en het tempo van gesproken taal. Prosodie is cruciaal voor het overbrengen van betekenis, emotie en grammaticale informatie. |
| Foreign Accent Syndrome (FAS) | Een zeldzame spraakstoornis waarbij een persoon na een hersenletsel plotseling een "vreemd" accent krijgt in zijn moedertaal. De articulatie en prosodie veranderen. |
| Afasie | Een taalstoornis die wordt veroorzaakt door hersenletsel, resulterend in moeilijkheden met spreken, begrijpen, lezen of schrijven. |
| Vereenvoudigingsproces | Een fonologisch proces dat veelvuldig voorkomt bij jonge kinderen, waarbij complexe spraakklanken of lettergreepstructuren worden vereenvoudigd om de productie te vergemakkelijken. |
| Substitutieprocessen | Fonologische processen waarbij een bepaalde klank wordt vervangen door een andere klank. Voorbeelden zijn fronting (bv. /k/ vervangen door /t/) en backing (bv. /t/ vervangen door /k/). |
| Fronting | Een fonologische substitutie waarbij een achterklank (velair, bv. /k/) wordt vervangen door een voorste klank (alveolair, bv. /t/). |
| Backing | Een fonologische substitutie waarbij een voorste klank (alveolair, bv. /t/) wordt vervangen door een achterste klank (velair, bv. /k/). |
| Stopping | Een fonologische substitutie waarbij een fricatief of affricaat wordt vervangen door een plosief. Bijvoorbeeld, /s/ wordt vervangen door /t/. |
| Gliding | Een fonologisch proces waarbij een fricatief of een liquida wordt vervangen door een approximant (bv. /r/ wordt /j/ of /w/). |
| Taalverwerkingsmodel van Ellis & Young | Een cognitief neuropsychologisch model dat taal beschrijft in termen van afzonderlijke, maar interagerende modules die verantwoordelijk zijn voor verschillende aspecten van taalverwerking (lezen, luisteren, spreken, schrijven). |
| Auditieve analyse | Het proces waarbij gesproken geluid wordt omgezet in akoestische signalen en de basale kenmerken van spraakklanken worden geïdentificeerd. |
| Fonemisch niveau | Het niveau waarop de onderscheidende spraakklanken (fonemen) van een taal worden georganiseerd en verwerkt. Dit niveau is cruciaal voor het herkennen van woorden. |
| Lexicon | Het mentale woordenboek van een individu, waarin informatie over woorden is opgeslagen, zoals hun klankvorm, betekenis, grammaticale eigenschappen en spelling. |
| Grafeem-foneem conversie | Het proces waarbij een geschreven letter (grafeem) wordt omgezet in een corresponderende spraakklank (foneem), en omgekeerd. Dit is essentieel voor lezen en spellen. |
| Auditieve lexicale decisie | Het vermogen om te bepalen of een gehoorde reeks klanken een bestaand woord vormt in de lexicon. Dit proces is onderdeel van woordbegrip. |
| Semantisch systeem | Het deel van de taalverwerking dat verantwoordelijk is voor het koppelen van woorden aan hun betekenis. Het omvat de organisatie van conceptuele kennis. |
| Fonologische outputbuffer | Een tijdelijke opslagruimte voor fonemen die worden gebruikt om een woord te produceren. Deze buffer helpt bij het ordenen en vasthouden van de klanken in de juiste volgorde. |
| Fonologische outputlexicon | Het lexicon dat wordt geraadpleegd bij woordproductie om de klankvorm van een te produceren woord te activeren. |
| Fonetisch-motorische realisatie | Het proces waarbij de motorische commando's voor spraak worden gegenereerd om de articulatieorganen (tong, lippen, stembanden) te bewegen en een woord uit te spreken. |
| Abstracte letteridentificatie | Het vermogen om letters te herkennen, onafhankelijk van het specifieke lettertype of de grootte. Dit is een initiële stap in geschreven woordbegrip. |
| Orthografisch inputlexicon | Het deel van het lexicon dat de spelling van bekende woorden opslaat. Het wordt gebruikt om geschreven woorden te herkennen door de reeks grafemen te koppelen aan een bekend woordbeeld. |
| Grafeemreeks grafisch coderen | Het proces waarbij abstracte grafemen worden omgezet in specifieke, zichtbare lettervormen die kunnen worden geschreven. |
| Grafomotorische programmatie | De motorische planning en uitvoering van schrijfhandelingen, waarbij de volgorde en de vorm van de letterbewegingen worden bepaald. |
| Bypass-routes | Alternatieve paden in het taalverwerkingsmodel die het mogelijk maken om informatie rechtstreeks van de ene module naar een andere te sturen, zonder tussenliggende modules te passeren. |
| Feedbackroutes | Verbindingslijnen in het taalverwerkingsmodel die informatie terugsturen van een latere module naar een eerdere module. Dit helpt bij het verfijnen van de verwerking en het corrigeren van fouten. |
| Linguïstische variabelen | Factoren die de efficiëntie van taalverwerking beïnvloeden en gerelateerd zijn aan de kenmerken van de taal zelf, zoals woordlengte en woordfrequentie. |
| Woordlengte | Het aantal fonemen of lettergrepen in een woord. Langere woorden kunnen meer cognitieve inspanning vereisen voor verwerking en opname. |
| Woordfrequentie | Hoe vaak een woord wordt gebruikt in een taal. Frequentere woorden worden over het algemeen sneller en gemakkelijker herkend en geproduceerd. |
| Age of acquisition (AoA) | De leeftijd waarop een woord of concept voor het eerst wordt geleerd. Woorden die vroeg worden verworven, zijn vaak gemakkelijker op te halen uit het mentale lexicon. |
| Non-linguïstische variabelen | Factoren die de taalverwerking beïnvloeden maar niet direct gerelateerd zijn aan de taal zelf, zoals de voorspelbaarheid van een woord in een context of de leeftijd waarop een concept wordt geleerd. |
| Woordvoorstelbaarheid | Hoe waarschijnlijk het is dat een bepaald woord wordt gebruikt in een specifieke context. Hoge voorspelbaarheid kan het opzoeken en begrijpen van woorden vergemakkelijken. |
| Morfeem | De kleinste betekenisdragende eenheid in een taal. Een woord kan uit één of meerdere morfemen bestaan (bv. "kat" is één morfeem, "katten" bestaat uit twee morfemen: "kat" en "-en"). |