Cover
Zacznij teraz za darmo samenvatting-semester-1-business-english-notities.pdf
Summary
# Kennismaking met een nieuwe baan en introductie op de werkplek
Dit onderwerp behandelt de initiële stappen en benodigdheden bij het starten van een nieuwe baan, inclusief de rol van introductieprogramma's en hoe nieuwe medewerkers zich welkom kunnen voelen.
### 1.1 Belangrijke begrippen bij de start van een nieuwe baan
Bij het starten van een nieuwe baan komen diverse termen kijken die de rol en status van de nieuwe medewerker aanduiden.
* **Graduate trainee**: Een afgestudeerde die nog opleiding krijgt [2](#page=2).
* **New recruit**: Een nieuwe aanwerving [2](#page=2).
* **Employee**: Een medewerker [2](#page=2) [3](#page=3).
* **Employer**: De werkgever [2](#page=2).
* **Staff**: Personeel [3](#page=3).
* **Colleagues**: Collega's [3](#page=3).
* **Boss**: Baas [3](#page=3).
#### 1.1.1 Woordcombinaties en hun betekenis
Een *collocation* is een veelgebruikte woordcombinatie, waarbij de keuze van woorden vaak conventioneel is. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen uitgangen op "-ee" en "-er" [2](#page=2):
* **-ee**: Geeft aan 'degene die wordt...'-d [2](#page=2).
* Voorbeelden: *interviewee* (degene die geïnterviewd wordt), *payee* (begunstigde van een betaling) [2](#page=2).
* **-er**: Geeft aan 'degene die...'-t [2](#page=2).
* Voorbeelden: *interviewer* (degene die interviewt), *payer* (betaler) [2](#page=2).
### 1.2 De introductie van nieuwe medewerkers
Een effectieve introductie op de werkplek is cruciaal voor het welzijn en de productiviteit van nieuwe medewerkers.
#### 1.2.1 Ondersteuning door de werkgever
Een bedrijf kan nieuwe medewerkers op de eerste dag helpen door:
* Iemand te regelen die de nieuwe medewerker rondleidt in het bedrijf [3](#page=3).
* Een inwijdingsprogramma (induction programme) op te zetten [3](#page=3).
* Een ervaren medewerker aan te wijzen om te helpen bij eventuele problemen [3](#page=3).
* Een informatiepakket (information pack) te verstrekken [4](#page=4).
* Een kennismakingsspel (acquaintance game) te organiseren [4](#page=4).
* Lunch of versnaperingen aan te bieden [4](#page=4).
#### 1.2.2 De belangrijke elementen van een introductie
Een goede introductie omvat meer dan alleen de basis:
* **Rondleiding**: Een rondleiding (guided tour) door het gebouw kan helpen om de weg te vinden. Belangrijke locaties kunnen zijn: een parkeerterrein (car park), een magazijn (warehouse), een kantine (canteen), een productieruimte (production area), het kantoor van de financieel directeur (finance manager’s office), en de afdelingen verkoop en marketing (sales and marketing) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Routebeschrijvingen**: Het is handig om de nieuwe medewerker wegwijs te maken met basisroutebeschrijvingen zoals: 'on the left' (links), 'turn right' (rechtsaf slaan), 'go straight on/ahead' (rechtdoor gaan), 'on the right' (rechts), 'opposite' (tegenover), 'next door to/next to' (naast), 'between' (tussen), 'past' (voorbij), 'behind' (achter) [3](#page=3).
* **Verdere navigatie-termen**: Bijvoorbeeld: 'down the corridor' (door de gang), 'third door on the left' (derde deur links), 'on the third floor' (op de derde verdieping), 'out (of) the door' (buiten de deur), 'into the lift' (in de lift), 'out of the lift' (uit de lift), 'on your left' (aan je linkerkant), 'on the door' (op de deur), 'back here' (terug hier) [4](#page=4).
#### 1.2.3 Het belang van een goed inwijdingsprogramma
Een goed inwijdingsprogramma is essentieel omdat nieuwe medewerkers moeten weten wat ze moeten doen om zich gelukkig en nuttig te voelen en hun interesse niet te verliezen [4](#page=4).
#### 1.2.4 Verschillen tussen kleine en grote bedrijven
* **Grote bedrijven**: Hebben doorgaans meer formele inwijdingsprogramma's [4](#page=4).
* **Kleine bedrijven**: Hebben minder formele programma's, maar zijn vaak gastvrijer [4](#page=4).
### 1.3 Potentiële problemen en oplossingen bij introductie
Er kunnen diverse problemen optreden tijdens de introductie van een nieuwe medewerker, waarvoor oplossingen bestaan.
#### 1.3.1 Problemen en mogelijke oplossingen
* **Probleem**: De nieuwe medewerker is niet geïntroduceerd aan collega's en leidinggevenden.
* **Oplossing**: De werkgever had een feest kunnen organiseren en een medewerker kunnen vragen om voor de nieuwe aanwinst te zorgen. De nieuwe medewerker had ook de baas kunnen vragen om hem/haar mee uit lunchen te nemen. Er hadden foto's en namen van medewerkers op het mededelingenbord moeten staan [5](#page=5).
* **Probleem**: Gebrek aan informatie en oriëntatie.
* **Oplossing**: De werkgever had de nieuwe medewerker op een rondleiding kunnen meenemen. Het informatiepakket had een kaart moeten bevatten [5](#page=5).
* **Probleem**: Onvoldoende voorbereiding door de werkgever.
* **Oplossing**: Werkgevers moeten, voordat nieuwe medewerkers arriveren, ruimte en een werkplek regelen en het personeel informeren over hun komst [5](#page=5).
* **Probleem**: Gebrek aan verantwoordelijkheid en toekomstperspectief.
* **Oplossing**: Werkgevers moeten nieuwe medewerkers vanaf het begin enige verantwoordelijkheid geven en een loopbaanplan voor de toekomst opstellen, zodat zij weten wanneer zij training zullen ontvangen en aan moeilijkere taken zullen beginnen [5](#page=5).
### 1.4 Het belang van de eerste indruk
De eerste indruk is zeer belangrijk, omdat men nooit een tweede kans krijgt. Een slechte indruk kan zelden worden hersteld, en het is wenselijk om professioneel over te komen [6](#page=6).
#### 1.4.1 Informatie vergaren over het bedrijf
Om meer te weten te komen over een bedrijf, collega's, enz., kan men:
* De website raadplegen [6](#page=6).
* Praten met mensen die het bedrijf kennen [6](#page=6).
* Brochures bekijken [6](#page=6).
* Sociale media zoals Facebook en LinkedIn gebruiken [6](#page=6).
* Referenties bellen (andere bedrijven die producten of diensten van het bedrijf hebben gebruikt en positief kunnen spreken) [6](#page=6).
#### 1.4.2 Online profiel
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat het online profiel een positief en waarheidsgetrouw beeld promoot [6](#page=6).
---
# Communicatievaardigheden voor de werkomgeving
Dit onderdeel introduceert essentiële communicatievaardigheden voor de werkomgeving, waaronder zelfintroductie, het voeren van gesprekken over iemands beroep en persoonlijke achtergrond, en de basisprincipes van e-mailcommunicatie [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 2.1 Zelfintroductie en gesprekken voeren
Het correct introduceren van jezelf en het voeren van gesprekken over je achtergrond en beroep zijn fundamentele vaardigheden in de werkomgeving [7](#page=7).
#### 2.1.1 Groeten en jezelf voorstellen
* **Begroetingen:** Gebruik gepaste begroetingen zoals "Good morning/ evening/ afternoon". Andere veelgebruikte uitingen zijn "How do you do", "Hi", en "Welcome" [7](#page=7).
* **Naam noemen:** Je kunt je naam op verschillende manieren introduceren: "I am [naam]", "My name is [naam]" [7](#page=7).
* **Voornaam vs. achternaam:** Wees je bewust van de context bij het gebruik van een voornaam of achternaam [7](#page=7).
* **Andermans naam vragen:** Vraag naar iemands naam met "And what’s your name?", "And you are Mr...?", of "And you must be Ms...?" [7](#page=7).
* **Uitingen van plezier:** Toon je genoegen om iemand te ontmoeten met zinnen als "I’m pleased to have met you", "Nice/ pleased to meet you", "It is/ was nice to meet you", of "It’s a pleasure to meet you" [7](#page=7).
* **Afscheid nemen:** Gebruik "Good afternoon", "Have a good day – you too", of "Bye/ goodbye" [7](#page=7).
#### 2.1.2 Praten over leeftijd en geboortejaar
* **Leeftijd uitdrukken:** Je kunt je leeftijd op diverse manieren aangeven: "I’m 24", "I’m 24 years old", "I’m 24 years of age", of "I’m 24 years" [8](#page=8).
* **Geboortejaar:** Vraag naar iemands geboortejaar met "In what year were you born?" en antwoord met "I was born in [jaar]" [8](#page=8).
#### 2.1.3 Nationaliteiten
Het correct benoemen van nationaliteiten en de bijbehorende bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden is belangrijk [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Voorbeelden van nationaliteiten:**
* IJsland: Icelandic / Icelander [8](#page=8).
* Verenigd Koninkrijk: Briton/ Brit/ British [8](#page=8).
* Ierland: Irishman/ woman/ Irish [8](#page=8).
* Frankrijk: Frenchman/ woman/ French [8](#page=8).
* Spanje: Spaniard/ Spanish [8](#page=8).
* Nederland: Dutchman/ woman/ Dutch [8](#page=8).
* België: Belgian/ Belgian [8](#page=8).
* Duitsland: German/ German [8](#page=8).
* Italië: Italian / Italian [9](#page=9).
* Griekenland: Greek/ Greek [9](#page=9).
#### 2.1.4 Burgerlijke staat
De burgerlijke staat kan op verschillende manieren worden beschreven [9](#page=9).
* **In a relationship:** Als je een relatie hebt [9](#page=9).
* **Married:** Als je getrouwd bent [9](#page=9).
* **Widowed:** Als je echtgenoot of echtgenote is overleden [9](#page=9).
* **Divorced:** Als de relatie wettelijk is beëindigd [9](#page=9).
* **Separated:** Als je niet meer samenwoont met je partner [9](#page=9).
* **Single:** Als je geen partner hebt [9](#page=9).
* **Cohabiting:** Als je samenwoont met je partner zonder getrouwd te zijn [9](#page=9).
#### 2.1.5 Praten over je beroep
* **Vragen naar iemands beroep:** Gebruik vragen als "What’s your line of work?", "What do you do (for a living)?", of "What’s your work?" [10](#page=10).
* **Praten over je beroep:** Zeg bijvoorbeeld "I work in the... business" of "I’m a lawyer". Je kunt ook je taken beschrijven: "My job involves..." [10](#page=10).
* **Bedrijfslocatie:** Vraag naar de locatie van het bedrijf met "Where do you work exactly?" [10](#page=10).
* **Verantwoordelijkheden:** Specificeer je taken met "What does your job involve?" of "I’m responsible for...". Rapporteer aan je leidinggevende met "I report to..." [10](#page=10).
* **Verwijzen naar de baas:** Je kunt zeggen "I work for [naam van de baas/bedrijf]" [10](#page=10).
* **Belangrijke termen:**
* CEO: chief executive officer [10](#page=10).
* CFO: chief financial officer [10](#page=10).
* Brand: merk [10](#page=10).
* PA: personal assistant [10](#page=10).
* Help someone out: iemand helpen omdat diegene het druk heeft of problemen heeft [10](#page=10).
* Agenda: lijst van onderwerpen om te behandelen [10](#page=10).
* Intermediary: tussenpersoon [10](#page=10).
* Draw up: een schriftelijk document, een contract opstellen [10](#page=10).
* Be in charge of: verantwoordelijk zijn voor [10](#page=10).
* To carry out: uitvoeren, doen [10](#page=10).
* To keep track of: aandacht besteden aan, bijhouden [10](#page=10).
* Competition: concurrentie [10](#page=10).
* First and foremost: vooral [10](#page=10).
* To take to heart: iets ter harte nemen, iets serieus overwegen [10](#page=10).
#### 2.1.6 Voorbeelden van functieomschrijvingen
* **Commercieel directeur:** Verantwoordelijk voor product- en serviceontwikkeling, bepaalt de productreclame strategie en volgt productie en marketing op [11](#page=11).
* **Productmanager:** Adresseert behoeften en problemen van medewerkers, van aanwerving tot ontslag, inclusief salarisadministratie en geschillenbeheer. Regelt ook alle stages [11](#page=11).
* **HR-manager:** Managet een team van bedrijfsvertegenwoordigers die verantwoordelijk zijn voor een bepaald geografisch gebied. Bezoekt soms zelf belangrijke klanten [11](#page=11).
* **Salesmanager:** Verantwoordelijk voor de inkoop van goederen en grondstoffen. Onderhandelt met leveranciers en kiest ze zelf [11](#page=11).
* **Inkoopmanager/ Purchasing manager/ procurement specialist:** Combineert verschillende functies: financieel, HR en juridisch manager, en is ook verantwoordelijk voor IT [11](#page=11).
* **Administratief en financieel manager van een KMO:** Combineert verschillende functies [11](#page=11).
#### 2.1.7 Studierichting en loopbaanperspectieven
* **Studierichting noemen:** "I am studying [studierichting at [naam onderwijsinstelling in [stad]" [11](#page=11).
* **Toekomstplannen:** "Later I would like to join an accounts office" of "I have just finished a degree in..." [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Vooropleiding:** "Before this I went to..." of "Before this, I worked for [bedrijf]" [12](#page=12).
* **Huidige functie:** "I’m joining the... department" [12](#page=12).
* **Bijbaantjes:** "During the holidays/ weekends I have a student job as..." [12](#page=12).
* **Diploma's/ graden:** "I hope to get a Bachelor diploma/ degree in..." [12](#page=12).
* Voorbeelden van studierichtingen: Accountancy and tax law, finance, Insurance, Sports and Culture management, Global Business management [12](#page=12).
* **Toekomstige loopbaandoelen:**
* Een advocatenkantoor [12](#page=12).
* De juridische afdeling van een multinational [12](#page=12).
* Een accountantskantoor [12](#page=12).
* Een verzekeringsmaatschappij [12](#page=12).
* Een grote onderneming [12](#page=12).
* Zelfstandig ondernemerschap [12](#page=12).
* Juridisch adviseur [12](#page=12).
* Werken bij de rechtbank, als griffier [12](#page=12).
#### 2.1.8 Persoonlijke voorkeuren
Dit onderdeel raakt ook aan persoonlijke voorkeuren, hoewel de details hiervan niet gespecificeerd zijn in het verstrekte document [12](#page=12).
### 2.2 Basisprincipes van e-mailcommunicatie
E-mail is een belangrijk communicatiemiddel op de werkvloer, zowel synchroon als asynchroon [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.2.1 E-mailvocabulaire en functionaliteit
* **Gevonden e-mails:**
* Verzonden e-mails: 'sent items' [13](#page=13).
* Ontvangen e-mails: 'inbox' [13](#page=13).
* E-mails naar derden doorsturen: 'forward command' [13](#page=13).
* Contactgegevens: 'contacts' [13](#page=13).
* Niet voltooide e-mails: 'concepts' (ook wel 'drafts' genoemd) [13](#page=13).
* Bijlagen: 'attachment' [13](#page=13).
* **Belangrijke commando's en elementen:**
* Onderwerpregel: 'subject line' [13](#page=13) [15](#page=15).
* Hoge prioriteit: 'high priority command' [13](#page=13).
* Mappenstructuur: inbox, Outbox, Sent items, Drafts, Deleted items [13](#page=13).
* Acties: Reply, Reply to all, Forward, Send/ receive [13](#page=13).
* Contacten: Contacts [13](#page=13).
* Bijlage: Attachment [13](#page=13).
#### 2.2.2 E-mailstructuur
Effectieve e-mails hebben een duidelijke, logische structuur om een snelle reactie of directe actie te bevorderen [14](#page=14).
* **Onderwerpregel (Subject line):**
* Moet kort, bondig en informatief zijn [15](#page=15).
#### 2.2.3 Register (Formeel vs. informeel)
Het register van een e-mail hangt af van het doel van de boodschap en de ontvanger [16](#page=16).
* **Indicatoren van formaliteit:**
* **Aanhef en afsluiting:** Formele aanheffen en afsluitingen wijzen op een formele toon [16](#page=16).
* **Colloquiale uitdrukkingen:** Informele uitdrukkingen zoals "how is it going, how are you" vermijden in formele e-mails [16](#page=16).
* **Woordenschat:**
* Meer formeel: to receive, to inform, to assist, to contact [16](#page=16).
* Minder formeel: to get, to tell, to help, to get in touch [16](#page=16).
* **Afkortingen en samentrekkingen:** Informeel gebruik zoals "he’s", "I’m", "you’re" [16](#page=16).
* **Emoticons:** Over het algemeen niet geschikt voor formele zakelijke e-mails [16](#page=16).
* **Phrasal verbs:** Kunnen variëren in formaliteit [16](#page=16).
* **Hedges (verzachters):** Gebruik van woorden als "please" en "can" kan de toon verzachten [16](#page=16).
> **Tip:** Wees altijd voorzichtig met het gebruik van informele elementen in zakelijke communicatie. Het is beter om iets te formeel te zijn dan te informeel.
> **Tip:** Een duidelijke en beknopte onderwerpregel is cruciaal voor de efficiëntie van e-mailcommunicatie. Het helpt de ontvanger direct de inhoud van het bericht te begrijpen.
---
# Bedrijven, organisaties en e-mailopdrachten
Dit onderwerp behandelt de verschillende soorten bedrijven en hun structuren, afdelingen, en de essentie van het schrijven en beantwoorden van e-mailaanvragen.
### 3.1 Bedrijven en organisaties
#### 3.1.1 Kernconcepten en terminologie
* **Produceren/produceren** kan ook worden omschreven als **maken** [17](#page=17).
* **Leveren/aanbieden** kan ook worden omschreven als **aanbieden** [17](#page=17).
* **Specialiseren** betekent zich richten op een specifiek gebied of product [17](#page=17).
* Een **werknemer** is iemand die voor een bedrijf werkt [17](#page=17).
* **Gebaseerd** verwijst naar de locatie van het hoofdkantoor [17](#page=17).
* Een **dochteronderneming** is een bedrijf dat deel uitmaakt van een grotere groep [17](#page=17).
* **Verkoop** verwijst naar situaties waarin veel producten worden verkocht [17](#page=17).
* Een **concurrent/rivaal** is een ander bedrijf dat in dezelfde markt opereert [17](#page=17).
#### 3.1.2 Bedrijfsprofiel
Het is belangrijk om informatie over een bedrijf te kennen voordat men zaken gaat doen [18](#page=18).
* Als een bedrijf in een slechte financiële situatie verkeert, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de zakenrelatie [18](#page=18).
* Als een bedrijf een slechte reputatie heeft op het gebied van ethisch zakendoen, kan dit de reputatie van uw eigen bedrijf beïnvloeden [18](#page=18).
Belangrijke elementen van een bedrijfsprofiel zijn:
* **Marktlijn:** Het land of de landen waar producten worden verkocht [17](#page=17).
* **Unieke verkooppropositie (USP):** Iets dat een product onderscheidt van andere vergelijkbare producten. Een USP is een kenmerk van een product dat geen enkel ander soortgelijk product heeft [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Oprichting:** De datum of periode waarin het bedrijf is gestart [17](#page=17).
* **Vindt:** Waar het bedrijf zijn grondstoffen of producten vandaan haalt [17](#page=17).
* **Impact:** Het effect dat het bedrijf of zijn producten hebben [17](#page=17).
* **Groeide:** Beschrijft hoe het bedrijf groter is geworden [17](#page=17).
* **Beheerd:** Hoe het bedrijf wordt geleid of bestuurd [17](#page=17).
* **CEO (Chief Executive Officer):** Het hoofd van een bedrijf [17](#page=17).
#### 3.1.3 Bedrijfsstructuur
Verschillende onderdelen van een bedrijf hebben specifieke functies:
* **Callcenter (AE: center):** Een kantoor waar mensen vragen beantwoorden en verkopen plegen via de telefoon [18](#page=18).
* **Distributiecentrum:** Een gebouw van waaruit goederen of leveringen naar fabrieken, winkels of klanten worden verzonden [18](#page=18).
* **Outlet:** Een plaats waar producten worden verkocht [18](#page=18).
* **Servicecentrum:** Een plaats waar defecte producten worden gerepareerd [18](#page=18).
* **Dochteronderneming:** Een bedrijf dat voor minstens de helft eigendom is van een ander bedrijf [18](#page=18).
* **Hoofdkantoor (Headquarters):** Het hoofdgebouw of kantoor van een bedrijf [18](#page=18).
* **Magazijn (Warehouse):** Een gebouw voor het opslaan van goederen in grote hoeveelheden [18](#page=18).
* **Fabriek/installatie:** Een groot gebouw of groep gebouwen waar goederen worden geproduceerd [19](#page=19).
#### 3.1.4 Bedrijfsafdelingen
Afdelingen binnen een bedrijf hebben specifieke taken:
* **Verkoop:** Verkoopt producten [19](#page=19).
* **Marketing:** Doet de reclame en communicatie [19](#page=19).
* **Onderzoek en ontwikkeling (R&D):** Creëert nieuwe producten [19](#page=19).
* **Technische ondersteuning:** Beantwoordt technische vragen van klanten [19](#page=19).
* **Klantenservice:** Beantwoordt alle andere vragen van klanten [19](#page=19).
* **Juridische/pro sé afdeling:** Biedt juridische diensten en advies aan het bedrijf [19](#page=19).
* **Public relations:** Geeft persberichten uit [19](#page=19).
#### 3.1.5 Bedrijfscultuur
Bedrijfscultuur verwijst naar de kwaliteiten van een organisatie.
**Goede eigenschappen van een organisatie:**
* Gedecentraliseerd [19](#page=19).
* Zorgzaam [19](#page=19).
* Democratisch [19](#page=19).
* Marktgedreven [19](#page=19).
* Dynamisch [19](#page=19).
* Professioneel [19](#page=19).
* Progressief [19](#page=19).
**Slechte eigenschappen van een organisatie:**
* Bureaucratisch [19](#page=19).
* Gedecentraliseerd [19](#page=19).
* Impersoonlijk [19](#page=19).
* Gecentraliseerd [19](#page=19).
* Conservatief [19](#page=19).
* Hiërarchisch [19](#page=19).
### 3.2 E-mailopdrachten (enquêtes)
#### 3.2.1 Definitie en doel
Een **e-mailopdracht** (of e-mail van navraag) is een vraag bedoeld om informatie te verkrijgen [19](#page=19).
Redenen waarom een bedrijf navraag doet bij een leverancier:
* Een brochure aanvragen [19](#page=19).
* Vragen over een product [19](#page=19).
* Een prijslijst aanvragen [19](#page=19).
* Een bestelling controleren, plaatsen, annuleren of een klacht indienen [19](#page=19).
#### 3.2.2 Communicatie bij navraag
* **Voorbeelden van objecten:** Dit zijn de items waarover informatie wordt gevraagd of aangeboden [20](#page=20).
* **Samples:** Voorbeelden van producten die aan klanten getoond kunnen worden [20](#page=20).
* **Keten (chain):** Winkels met dezelfde naam die dezelfde producten verkopen [20](#page=20).
* **Op voorraad:** Goederen die in een winkel aanwezig zijn, klaar om te verkopen [20](#page=20).
* **Productaanbod (product range):** De keuze aan artikelen die beschikbaar zijn [20](#page=20).
> **Tip:** Gebruik 'could' en 'would' om verzoeken beleefder te maken. Bijvoorbeeld, in plaats van "I want to stock these items," zegt men "I would like to stock these items" [20](#page=20).
**Hedges (om beleefder te formuleren):**
* Can
* Could
* Will
* Would
* I’d like
* I’d welcome
* **Handelsbeurs:** Een grote evenement waar bedrijven hun producten tonen en verkopen en proberen hun zaken te vergroten [20](#page=20).
* **Bedrijfspand (Business premises):** Het land en gebouw dat eigendom is van een bedrijf [20](#page=20).
#### 3.2.3 Organisatie van een e-mailopdracht
Een gestructureerde e-mailopdracht bevat doorgaans de volgende elementen:
1. Hoe u over de leverancier weet [20](#page=20).
2. Beschrijving van uw bedrijf [20](#page=20).
3. Uw specifieke vraag of verzoek [20](#page=20).
4. Verzoek om een reactie [20](#page=20).
5. Een beleefde afsluiting [20](#page=20).
#### 3.2.4 Antwoorden op een e-mailopdracht
Bij het beantwoorden van een e-mailopdracht is het belangrijk om de afzender correct te begroeten en snel te reageren. Een gebruikelijke openingszin is: "Many thanks for getting back to me so quickly". Het antwoord moet de vragen in de e-mail van de afzender adresseren, bijvoorbeeld "In order to your question..." [20](#page=20).
---
# Nummergebruik en financiële terminologie in zakelijke contexten
Dit gedeelte behandelt de correcte toepassing van kardinale en ordinale getallen, breuken, valuta's en prijsaanduidingen in een zakelijke communicatie.
### 4.1 Kardinale getallen (hoofdtelwoorden)
Kardinale getallen geven een hoeveelheid aan, zoals 'één', 'twee', 'drie', 'tweehonderd'. Bij het uitspreken van grotere getallen wordt vaak het woord 'and' gebruikt in het Brits-Engels [21](#page=21):
* 647 wordt uitgesproken als "six hundred **and** forty-seven" [22](#page=22).
* 5.463 wordt uitgesproken als "five thousand four hundred **and** sixty-three" [22](#page=22).
* 73.921 wordt uitgesproken als "seventy-three thousand nine hundred **and** twenty-one" [22](#page=22).
#### 4.1.1 Decimale breuken en duizendtallen
In het Brits-Engels wordt een punt gebruikt voor decimale breuken en een komma om duizendtallen aan te geven:
* 3.5 wordt uitgesproken als "three point five" [22](#page=22).
* 2.400 wordt uitgesproken als "two thousand four hundred" [22](#page=22).
#### 4.1.2 De weergave van het cijfer nul
* In het Brits-Engels wordt nul vaak "nought" genoemd [23](#page=23).
* In het Amerikaans-Engels wordt nul "zero" genoemd. "Zero" wordt specifiek gebruikt bij metingen [23](#page=23).
* "Nil" wordt gebruikt om een score van nul aan te geven bij sportwedstrijden, bijvoorbeeld "our team won by two goals to nil" [23](#page=23).
* Het cijfer 0 wordt uitgesproken als "oh" wanneer jaartallen worden genoemd, zoals "nineteen oh nine" [23](#page=23).
#### 4.1.3 Nauwkeurigheid bij aantallen
* "A" is gebruikelijker dan "one" in informele contexten, terwijl "one" wordt gebruikt voor preciezere specificaties [23](#page=23).
* Wanneer een exact getal wordt genoemd, wordt geen meervoud ('s') gebruikt: "we spent exactly five thousand dollars" [23](#page=23).
* Voor benaderende hoeveelheden wordt wel het meervoud gebruikt: "we spent hundreds/thousands of dollars" [23](#page=23).
* Afkortingen voor grote getallen zijn:
* Thousand wordt afgekort als 'k' (bv. 1k) [23](#page=23).
* Million wordt afgekort als 'm' (bv. 1m) [23](#page=23).
* Billion wordt afgekort als 'bn' (bv. 1bn) [23](#page=23).
* "Eleven hundred" kan gebruikt worden in plaats van "one thousand one hundred" voor ronde getallen tussen 1100 en 1900 [23](#page=23).
#### 4.1.4 Verschil in de betekenis van 'billion'
* In het Brits-Engels betekent "billion" traditioneel een miljoen maal een miljoen ($10^{12}$) [23](#page=23).
* In het Amerikaans-Engels betekent "billion" duizend maal een miljoen ($10^9$) [23](#page=23).
### 4.2 Ordinale getallen (rangtelwoorden)
Ordinale getallen geven een volgorde of rang aan, zoals 'eerste', 'tweede', 'derde' [21](#page=21).
#### 4.2.1 Gebruik bij namen en data
* Ordinale getallen worden gebruikt na namen van koningen en koninginnen, zoals "Henry the Eighth" (Henry VIII) [24](#page=24).
* Bij het uitspreken van data:
* 1 juni 2015 wordt uitgesproken als "the first of June" [24](#page=24).
* Jaartallen worden vaak in twee delen uitgesproken:
* 1042 wordt "ten forty-two" [24](#page=24).
* 1682 wordt "sixteen eighty-two" [24](#page=24).
* 963 wordt "nine sixty-three" [24](#page=24).
* Uitzondering hierop zijn jaartallen met honderden, zoals 1000 ("one thousand") en 2009 ("twenty oh nine") [25](#page=25).
#### 4.2.2 Afkortingen van ordinale getallen
De afkorting wordt gevormd door het getal te combineren met de laatste twee letters van het geschreven woord: 1st, 2nd, 3rd, 4th, etc. [25](#page=25).
### 4.3 Breuken
Breuken worden in een zakelijke context op de volgende manieren uitgesproken:
* 1/8: "one eighth" [25](#page=25).
* 1/5: "one fifth" [25](#page=25).
* 1/4: "one quarter" of "one fourth" [25](#page=25).
* 3/4: "three quarters" [25](#page=25).
* 1/3: "one third" [25](#page=25).
* 2/3: "two thirds" [25](#page=25).
* 1/2: "one half" [25](#page=25).
* 8/10: "eight tenths" [25](#page=25).
* 5/1000: "five thousandths" [25](#page=25).
### 4.4 Berekeningen
* Kleine vermenigvuldigingen kunnen als volgt worden uitgedrukt:
* 2 x 4 = 8: "two times four are eight" [25](#page=25).
* 3 x 9 = 27: "three nines are twenty-seven" [25](#page=25).
* Het resultaat van een vermenigvuldiging kan ook worden aangeduid met de uitgang "-fold": "threefold" (drievoudig) [26](#page=26).
* Delingen kunnen als volgt worden uitgedrukt:
* "3 into 9 goes 3 (times)" [26](#page=26).
* Een breuk zoals 392/621 kan worden voorgelezen als "three hundred and ninety-two over six hundred and twenty one" [26](#page=26).
### 4.5 Prijsaanduidingen en gerelateerde terminologie
* Prijzen worden in volle letters uitgedrukt, zonder valutatekens:
* 30 dollars [26](#page=26).
* 100 pounds [26](#page=26).
* 4 euros [26](#page=26).
* 50 cents [26](#page=26).
#### 4.5.1 Woordenschat gerelateerd aan kamers en reizen
* **A double room**: Een kamer met één tweepersoonsbed. Het tegenovergestelde is "a single room" (een kamer met één eenpersoonsbed) [26](#page=26).
* **A twin room**: Een kamer met twee eenpersoonsbedden [26](#page=26).
* **Round trip**: Een heen- en terugreis of een rondreis [26](#page=26).
* **Apex fare**: Een ticket dat van tevoren moet worden gekocht tegen een gereduceerd tarief, vaak voor trein- of vliegreizen ("Advanced purchase excursion") [26](#page=26).
* **Set meal**: Een vast menu. Het tegenovergestelde is "à la carte", waarbij gerechten apart worden besteld [26](#page=26).
* **One-way ticket**: Een enkelt ticket. Ook wel "single ticket" genoemd. Het tegenovergestelde is "return ticket" [27](#page=27).
#### 4.5.2 Woordenschat gerelateerd aan prijzen
* **To overcharge**: Te veel geld vragen voor iets. Het tegenovergestelde is "undercharge" (te weinig geld vragen) [27](#page=27).
### 4.6 Britse valuta: Pound Sterling (GBP)
* De officiële munteenheid van het Verenigd Koninkrijk is de pound sterling, met ISO-code GBP [27](#page=27).
* De pound wordt informeel ook wel "quid" genoemd (meervoud: quid) [27](#page=27).
* Er zitten 100 pence in een pound [27](#page=27).
* **Voorbeelden van prijzen en notatie:**
* Een munt van GBP 1: "a one-pound coin" [27](#page=27).
* Een biljet van GBP 5: "a five-pound note" [27](#page=27).
* 1 p: "1 penny" [27](#page=27).
* 5 p: "5 pence" [27](#page=27).
* GBP 2.46: "two pounds forty-six" [27](#page=27).
* Het pond-symbool (GBP) wordt vóór de cijfers geplaatst [27](#page=27).
* Pounds en pence worden gescheiden door een punt (GBP 2.50) [27](#page=27).
### 4.7 Amerikaanse valuta: United States Dollar (USD)
* De officiële munteenheid van de Verenigde Staten is de United States dollar, met ISO-code USD [27](#page=27).
* In informele spreektaal wordt "buck" vaak gebruikt in plaats van dollar [28](#page=28).
* Amerikanen gebruiken het woord "bill" om papieren geld aan te duiden [28](#page=28).
* De dollar is onderverdeeld in honderd cents [28](#page=28).
* **Voorbeelden van prijzen en notatie:**
* One dollar bill [28](#page=28).
* Five dollar bill [28](#page=28).
* Ten dollar bill [28](#page=28).
* Twenty dollar bill [28](#page=28).
* Fifty dollar bill [28](#page=28).
* One hundred dollar bill [28](#page=28).
* USD 5.39: "five dollars thirty-nine" [28](#page=28).
* USD 200: "two hundred dollars" [28](#page=28).
* 50c: "fifty cents" [28](#page=28).
* USD 2.50: "two dollars fifty (cents)" [28](#page=28).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Afgestudeerde stagiaire (graduate trainee) | Een nieuwe werknemer die recentelijk is afgestudeerd en nog een opleidingsprogramma volgt om de vaardigheden voor zijn of haar functie te ontwikkelen. |
| Nieuwe aanwerving (new recruit) | Een persoon die recentelijk is aangenomen door een bedrijf en deel gaat uitmaken van het personeel, vaak met een specifieke rol of in een bepaalde afdeling. |
| Informatiepakket (information pack) | Een verzameling documenten of materialen die nieuwe medewerkers ontvangen om hen te informeren over het bedrijf, hun rol, beleid en procedures. |
| Rondleiding (guided tour) | Een begeleide wandeling door het bedrijfspand om nieuwe medewerkers wegwijs te maken in de faciliteiten, zoals kantoren, magazijnen en kantines. |
| Inwijdingsprogramma (induction programme) | Een gestructureerd programma dat nieuwe werknemers helpt integreren in de organisatie, inclusief training, introducties en informatie over de bedrijfscultuur. |
| Collocatie (collocation) | Een veelvoorkomende combinatie van twee of meer woorden die van nature bij elkaar horen, zoals 'sterke koffie' of 'een beslissing nemen'. |
| Personeel (staff) | De werknemers van een organisatie, inclusief zowel hoger management als operationeel personeel. |
| Rekruten (recruits) | Nieuw aangenomen personen die nog niet volledig geïntegreerd zijn in het bedrijf en mogelijk nog training nodig hebben. |
| Carrière (career) | Het pad dat iemand bewandelt gedurende zijn of haar werkzame leven, inclusief de verschillende banen, posities en ervaringen die men opdoet. |
| Sollicitatiegesprek ((job) interview) | Een formeel gesprek tussen een kandidaat en een potentiële werkgever om te beoordelen of de kandidaat geschikt is voor een openstaande functie. |
| Bedrijf (company) | Een commerciële organisatie die goederen of diensten produceert of verkoopt met als doel winst te maken. |
| Uitdaging (challenge) | Een moeilijke taak of situatie die iemands vaardigheden en capaciteiten op de proef stelt en ontwikkeling stimuleert. |
| Medewerker (employee) | Een persoon die in dienst is bij een bedrijf en tegen betaling arbeid verricht. |
| Afgestudeerd (graduate) | Iemand die succesvol een opleiding aan een hogeschool of universiteit heeft afgerond en een diploma heeft behaald. |
| Diploma (degree) | Een officieel certificaat dat wordt uitgereikt aan iemand die een studie of opleiding met succes heeft voltooid. |
| Ervaring (experience) | Kennis of vaardigheid die men heeft opgedaan door iets te doen of mee te maken, met name relevant voor de werkomgeving. |
| Kennismakingsspel (acquaintance game) | Een activiteit of spel ontworpen om nieuwe medewerkers met elkaar en met hun collega's te laten kennismaken op een informele manier. |
| Solvabiliteit (financial situation) | De mate waarin een bedrijf in staat is om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. |
| Reputatie (reputation) | De algemene mening of het beeld dat mensen hebben van een persoon of organisatie, gebaseerd op hun gedrag en prestaties. |
| Bedrijfscultuur (company culture) | De collectieve waarden, normen, overtuigingen en gedragingen die de manier waarop medewerkers binnen een organisatie opereren, bepalen. |
| Bureaucratisch (bureaucratic) | Gekenmerkt door een complex systeem van regels en procedures dat vaak leidt tot vertraging en inefficiëntie. |
| Hiërarchisch (hierarchical) | Een structuur waarbij macht en verantwoordelijkheid zijn georganiseerd in opeenvolgende niveaus, van hoog naar laag. |
| Emailvocabulaire (email vocabulary) | Specifieke termen en uitdrukkingen die gebruikt worden in de context van het schrijven en versturen van e-mails. |
| Verzonden items (sent items) | Een map in een e-mailprogramma die een kopie bevat van alle e-mails die de gebruiker heeft verzonden. |
| Concepten (drafts) | Een map waar e-mails worden opgeslagen die nog niet voltooid of verzonden zijn. |
| Hoge prioriteit (high priority) | Een aanduiding voor een e-mail die als urgent wordt beschouwd en onmiddellijke aandacht vereist. |
| Bijlage (attachment) | Een bestand dat samen met een e-mail wordt verzonden, zoals een document, afbeelding of spreadsheet. |
| Onderwerpregel (subject line) | De korte tekst die het hoofdonderwerp van een e-mail samenvat en de ontvanger helpt te bepalen waar de e-mail over gaat. |
| Register (register) | De mate van formaliteit in taalgebruik, afhankelijk van de relatie tussen de zender en de ontvanger en de context van de communicatie. |
| Emoticons (emoticons) | Kleine afbeeldingen of symbolen die worden gebruikt in tekstuele communicatie om emotie of toon over te brengen, zoals :) of :(. |
| Negaties (hedges) | Woorden of zinsneden die de zekerheid van een uitspraak verminderen of verzachten, vaak om beleefder te klinken. |
| Kardinale getallen (cardinal numbers) | Getallen die worden gebruikt om hoeveelheden aan te duiden, zoals één, twee, drie. |
| Ordinale getallen (ordinal numbers) | Getallen die een volgorde of rang aangeven, zoals eerste, tweede, derde. |
| Komma (comma) | Een leesteken dat in veel talen wordt gebruikt om duizendtallen aan te geven, en in het Brits-Engels als scheidingsteken in decimale breuken. |
| Punt (point) | In het Brits-Engels gebruikt als scheidingsteken in decimale breuken (bijvoorbeeld 3.5); in Amerikaans-Engels wordt dit een 'decimal point' genoemd. |
| Nul (nought) | De Britse uitspraak voor het cijfer 0, vooral in decimale getallen of als score in sportwedstrijden. |
| Nil | Een term die in sportuitslagen wordt gebruikt om aan te geven dat een team geen punten heeft gescoord, bijvoorbeeld 'twee tegen nil'. |
| Miljoen (million) | Een getal gelijk aan duizend keer duizend, oftewel $1.000.000$. |
| Miljard (billion) | In Amerikaans-Engels een getal gelijk aan duizend keer een miljoen, oftewel $1.000.000.000$. In Brits-Engels was dit traditioneel een miljoen maal een miljoen ($1.000.000.000.000$). |
| Breuken (fractions) | Getallen die een deel van een geheel voorstellen, uitgedrukt als een teller boven een streep en een noemer eronder. |
| Bewerkingen (calculations) | Wiskundige handelingen zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. |
| Prijsstelling (quoting prices) | Het proces van het aangeven van de kosten van goederen of diensten. |
| Pond sterling (pound sterling) | De officiële munteenheid van het Verenigd Koninkrijk, onderverdeeld in 100 pence. |
| Cent (cent) | Een honderdste deel van een dollar, de munteenheid van de Verenigde Staten en andere landen. |
| Enkele reis ticket (one-way ticket) | Een vervoersbewijs dat alleen geldig is voor de reis in één richting, zonder recht op terugkeer. |
| Terugreis ticket (return ticket) | Een vervoersbewijs dat geldig is voor zowel de heen- als de terugreis. |
| Te veel vragen (to overcharge) | Meer geld vragen voor een product of dienst dan de werkelijke waarde of de afgesproken prijs. |
| Te weinig vragen (to undercharge) | Minder geld vragen voor een product of dienst dan de werkelijke waarde of de afgesproken prijs. |