Cover
Zacznij teraz za darmo Les 21 oktober - Labro - motor controle_2024_copy.pdf
Summary
# Zenuwstelsel en spiercontractie controle
Dit onderwerp behandelt de fundamentele aspecten van het zenuwstelsel en de controle van spiercontractie, inclusief reflexen en proprioceptie.
### 1.1 Proprioceptie: informatie over de toestand van ledematen en spieren
Proprioceptie omvat de informatie over de positie van ledematen en de kracht die ze uitvoeren, wat essentieel is voor het aanleren van gecontroleerde bewegingen. Twee belangrijke receptoren zijn hierbij betrokken [3](#page=3):
* **Spierlengte en snelheid van verkorting:** Gedetecteerd door het spierspoeltje (muscle spindle), dat intrafusale spiervezels bevat. Deze spoeltjes detecteren rekspanning. Ze versturen informatie via afferente vezels en ontvangen tevens informatie via efferente g-motorneuronen die de lengte instellen [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Spier TENSie:** Gedetecteerd door het Golgi-peesorgaan (Golgi tendon organ) [3](#page=3).
#### 1.1.1 Spierspoeltjes (Muscle Spindles)
Spierspoeltjes bestaan uit intrafusale spiervezels en zijn cruciaal voor het detecteren van rekspanning. Ze zijn omgeven door extrafusale spiervezels, die de bulk van de spierkracht leveren [4](#page=4).
* **Kernkettingvezels (Nuclear chain fibers):** Verbonden met type II sensoriële zenuwvezels en leveren statische informatie (#page=4, 5) [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Kernzakvezels (Nuclear bag fibers):** Verbonden met type Ia sensoriële zenuwvezels en leveren dynamische informatie (#page=4, 5) [4](#page=4) [5](#page=5).
Beide vezeltypes verbinden met het ruggenmerg via afferente vezels [5](#page=5).
#### 1.1.2 Golgi-peesorganen
Golgi-peesorganen registreren de TENSie in de spierpezen. Ze veroorzaken een inverse rekreflex, die de spiercontractie vermindert om overmatige TENSie te beperken [18](#page=18).
### 1.2 Reflexen: eenvoudige, stereotiepe reacties
Reflexen zijn snelle, automatische reacties op stimuli, gecoördineerd door circuits in het ruggenmerg [6](#page=6).
#### 1.2.1 De motor-rekreflex (Myotatische reflex)
Dit is een monosynaptische reflex waarbij rekstimulatie van een spier leidt tot contractie van diezelfde spier en relaxatie van de tegenovergestelde spier (antagonist) (#page=2, 6) [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Extensor:** Spier die de hoek vergroot.
* **Flexor:** Spier die de hoek verkleint.
Bij de kniepeesreflex, bijvoorbeeld, leidt het aantikken van de pees tot een uitrekking van de quadricepsspier, wat de spierspoeltjes activeert. Deze sturen signalen via Ia-afferenten naar het ruggenmerg, waar ze direct de α-motorneuronen van de quadriceps exciteren, wat leidt tot contractie. Tegelijkertijd remmen deze afferenten de α-motorneuronen van de antagonistische hamstringsspier via een interneuron, wat zorgt voor relaxatie [14](#page=14) [6](#page=6).
#### 1.2.2 Gamma-loop en servoschakeling
Gamma-motorneuronen (γ-efferenten) spelen een cruciale rol in het reguleren van de gevoeligheid van de spierspoeltjes en de controle van spiercontractie (#page=11, 13) [11](#page=11) [13](#page=13).
* **Corticale commando's:** Hogere hersengebieden sturen zowel α- als γ-activatie naar de spieren (#page=11, 12) [11](#page=11) [12](#page=12).
* **α-activatie:** Een feed-forward commando dat spierkracht mobiliseert [12](#page=12).
* **γ-activatie:** Een commando dat de spierlengte instelt en de gevoeligheid van de spierspoeltjes aanpast aan de lengte van de extrafusale vezels (#page=11, 12, 13) [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Servoschakeling:** De spierspoeltjes vormen samen met de γ-efferenten en α-motorneuronen een feedback servosysteem dat de spierlengte constant houdt, zelfs bij uitwendige krachten (#page=12, 14). Dit zorgt ervoor dat de actuele spierbeweging overeenkomt met de gewilde spierbeweging [12](#page=12) [14](#page=14) [15](#page=15).
* **Gamma-loop:** Activatie van γ-motorneuronen spant de spierspoeltjes op, wat leidt tot activiteit in Ia en II afferenten. Deze activeren vervolgens de α-motorneuronen, wat spiercontractie veroorzaakt [13](#page=13).
#### 1.2.3 Reflex controle van de benen en CPG's
Reflexen kunnen zorgen voor alternerende contracties en relaxaties in linker- en rechterbeen, wat een basis vormt voor gangpatronen. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door "central pattern generators" (CPG's), neurale circuits die ritmische activiteit kunnen genereren zonder continue sensorische input [19](#page=19).
### 1.3 Elektrofysiologische metingen van reflexen
#### 1.3.1 Reflectijd en vertragingen
De tijd tussen een stimulus en de daaropvolgende spiercontractie (reflextijd) is een belangrijke indicator van de snelheid van zenuwgeleiding en spierrespons (#page=7, 8, 9) [7](#page=7) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Zenuwgeleidingsnelheid:** Gemiddeld rond de 57 meter per seconde [7](#page=7).
* **Tijd tot twitch (contractie):** Gemiddeld rond de 110 milliseconden [7](#page=7).
* **Tijd tot EMG signaal:** Gemiddeld rond de 25 milliseconden [9](#page=9).
* **Tijd tot spierbeweging:** Gemiddeld rond de 150 milliseconden [9](#page=9).
De grootste vertraging in de reflextijd van stimulus tot spiercontractie is voornamelijk te wijten aan het mechanisme van de spiercontractie zelf, en niet aan de neurale geleiding (#page=8, 9 [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.3.2 H-, M- en F-responsen
Deze elektro-myografische (EMG) responsen worden gebruikt om de activiteit van motorneuronen en spieren te bestuderen:
* **H-respons:** Stimulatie van Ia-afferenten leidt tot activatie van α-motorneuronen en vervolgens α-efferenten [10](#page=10).
* **M-respons (Motor respons):** Directe stimulatie van α-efferenten [10](#page=10).
* **F-respons:** Back-propagatie van actiepotentialen in α-efferenten naar de axonheuvel, leidend tot nieuwe actiepotentialen [10](#page=10).
Bij toenemende stimulatiesterkte treden deze responsen sequentieel op [10](#page=10).
### 1.4 Centrale rol van het ruggenmerg
Het ruggenmerg bevat lokale circuits die input verwerken en output genereren [29](#page=29).
* **Input:** Sensorische informatie komt binnen via de dorsale wortel [29](#page=29).
* **Verwerking:** Interneuronen spelen een centrale rol in de signaalverwerking [29](#page=29).
* **Output:** Motorische commando's verlaten het ruggenmerg via de ventrale wortel [29](#page=29).
De circuits in het ruggenmerg ontvangen diverse inputs en hebben meerdere output neuronen, waarbij interneuronen de input- en outputneuronen overtreffen [29](#page=29).
### 1.5 Invloeden op de controle van spiercontractie
#### 1.5.1 Decerebratie en Decorticatie
* **Decerebratie:** Sectie aan de overgang van de pons en het mesencefalon. Dit leidt tot extensor rigiditeit door γ-hyperactiviteit [17](#page=17).
* **Decorticatie:** Sectie boven het mesencefalon, waarbij de verbinding met de nucleus ruber intact blijft. Dit stuurt flexoren aan, wat leidt tot flexie in de bovenste ledematen [17](#page=17).
* **Decerebellatie:** Sectie van de vestibulo-cerebellaire invloed [17](#page=17).
Deze ingrepen tonen de invloed van hogere hersencentra aan op de tonische reflexen en spierspanning [17](#page=17).
#### 1.5.2 Dalende remming
Gamma-efferente neuronen ontvangen dalende, netto remmende invloeden vanuit diverse hersengebieden. Onderbrekingen in spinale letsels kunnen deze remming wegnemen, wat leidt tot verhoogde rigiditeit [17](#page=17).
---
# Central pattern generators en bewegingspatronen
Dit onderwerp onderzoekt hoe central pattern generators (CPG's) ritmische bewegingen genereren en hun rol bij neurologische aandoeningen.
### 2.1 Het concept van Central Pattern Generators (CPG's)
Central pattern generators zijn neurale netwerken die in staat zijn om ritmische bewegingspatronen te genereren zonder continue sensorische input. Deze CPG's spelen een cruciale rol in de spinale cord voor het uitvoeren van basisbewegingen zoals wandelen [19](#page=19) [20](#page=20).
#### 2.1.1 Mechanismen van CPG's
De activiteit van CPG's wordt gekenmerkt door ritmische oscillaties en synchronisatie van neuronen. Twee belangrijke mechanismen dragen bij aan deze ritmische pacing [20](#page=20):
* **Hyperpolarized-cyclic-nucleotide (HCN) kanalen:** Deze ionkanalen, vergelijkbaar met die in hartritmeregulatie, beïnvloeden de pacing van neurale activiteit. Veranderingen in cyclisch AMP (cAMP) concentraties kunnen de pacing snelheid moduleren [20](#page=20).
* **Calcium (Ca2+) waves:** Bursts van neuronale activiteit kunnen ontstaan als gevolg van Ca2+-waves, die worden gegenereerd door inactiverende spanningsgevoelige Ca2+-kanalen [20](#page=20).
#### 2.1.2 De rol van sensorische input en reflexen
Hoewel CPG's intrinsiek ritmische activiteit kunnen genereren, wordt de fijne afstemming van bewegingspatronen beïnvloed door sensorische feedback [19](#page=19).
* **Reflexcontrole van ledematen:** Afferente nociceptieve (pijn) sensorische neuronen kunnen de spieren in de ledematen beïnvloeden. Een dergelijke stimulatie leidt tot relaxatie van de extensoren (die een gewricht strekken) en contractie van de flexoren (die een gewricht buigen) in hetzelfde been. Tegelijkertijd veroorzaakt dit de tegenovergestelde reactie in het andere been [19](#page=19).
* **Basispatroon voor wandelen:** Deze alternerende stimulatie van linker- en rechterledematen vormt een basispatroon voor de beweging van wandelen [19](#page=19).
> **Tip:** Begrijp dat CPG's de *basis* voor ritmische bewegingen leggen, maar dat sensorische input essentieel is voor aanpassing en precisie.
#### 2.1.3 CPG's in supraspinale regio's
Naast spinale CPG's bestaan er ook CPG's in supraspinale regio's. Afwijkingen in deze hogere CPG's kunnen zich manifesteren in pathologische tremoren, zoals de 6 Hz tremor die geassocieerd wordt met de ziekte van Parkinson [20](#page=20).
> **Voorbeeld:** De tremor bij Parkinson's patiënten, die vaak op een specifieke frequentie optreedt (bijvoorbeeld 6 Hz), is een voorbeeld van hoe dysfunctie in supraspinale CPG's zich kan uiten in motorische stoornissen.
---
# Neurologische aandoeningen en neurotransmitters
Dit onderwerp onderzoekt specifieke neurologische aandoeningen, zoals Parkinson, en de cruciale rol van neurotransmitters bij motorische controle en andere hersenfuncties.
### 3.1 Parkinson en de rol van dopamine
Parkinson wordt gekenmerkt door de neurodegeneratie van neuronen in de substantia nigra, een deel van de basale ganglia dat essentieel is voor de regulatie van motoriek vanuit de cortex. Dit leidt tot een ontregeling van het motorische circuit [22](#page=22) [26](#page=26).
**Medicatie bij Parkinson:**
Behandelingen omvatten dopamine precursors, dopamine-receptor agonisten (die de receptoren activeren), en catecholamine-reuptake inhibitors [22](#page=22).
**Dopamine en overstimulatie:**
Een slechte werking van het dopaminerge netwerk in de basale ganglia beïnvloedt de motorische controle. Medicatie die gericht is op het compenseren van het verlies aan dopaminerge neuronen kan leiden tot een toename van dopamine, wat paradoxaal genoeg kan resulteren in overstimulatie van het modulerende dopaminerge netwerk. Dit kan een neveneffect hebben zoals schizofrenie [22](#page=22).
**Cerebellum:**
Het cerebellum speelt ook een rol bij motorische functies, met name bij pathologische tremor die optreedt met een frequentie van ongeveer 6 Hz [22](#page=22).
### 3.2 Belangrijke modulerende neurotransmittersystemen
Vier belangrijke modulerende systemen in de hersenen maken gebruik van neurotransmitters die divergente netwerken beïnvloeden en de algemene exciteerbaarheid van de hersenen moduleren: noradrenaline, serotonine, dopamine en acetylcholine [23](#page=23).
* **Noradrenaline:** Wordt geproduceerd in de locus coeruleus en reguleert aandacht, arousal, de slaap-waakcyclus, leren en geheugen, angst en pijn, stemming, en hersenmetabolisme [23](#page=23).
* **Dopamine:** Wordt geproduceerd in de substantia nigra en de ventrale tegmentale area. De substantia nigra projecteert naar de basale ganglia en faciliteert willekeurige bewegingen. De ventrale tegmentale area innerveert de frontale cortex en delen van het limbische systeem, en speelt een rol bij beloningsmechanismen. Dopamine is betrokken bij schizofrenie en Parkinson. Hallucinogene effecten van LSD en Parkinson medicijnen zoals pramipexol en ropinirol (dopamine agonisten) illustreren deze link [23](#page=23).
* **Serotonine:** Wordt geproduceerd in de raphe-kernen en reguleert arousal, de slaap-waakcyclus (inclusief verschillende slaapstadia), stemming en emotioneel gedrag. Problemen met het serotonerge systeem worden geassocieerd met depressie en burn-out. Medicijnen zoals Prozac blokkeren de serotoninetransporter, waardoor de heropname van serotonine wordt geremd en de concentratie ervan in de synaptische spleet toeneemt [23](#page=23).
* **Acetylcholine:** Is betrokken bij de slaap-waakcyclus en mogelijk bij leer- en geheugenvorming. Het wordt geproduceerd in de basale voorhersenen en het ponto-mesencephalo-tegmentale complex. Acetylcholine speelt een rol bij de ziekte van Alzheimer [23](#page=23).
Alle bovengenoemde modulerende systemen maken gebruik van metabotrope receptoren [23](#page=23).
> **Tip:** Het is belangrijk te onthouden dat medicijnen die gericht zijn op het moduleren van één neurotransmittersysteem onbedoelde effecten kunnen hebben op andere systemen, vanwege de verwevenheid van deze netwerken.
### 3.3 Oscillaties en motorische controle
Beta-band golven, met frequenties tussen 12-30 Hz, spelen een rol in hersenoscillaties [24](#page=24) [25](#page=25).
**Verstoring van fysiologische oscillaties:**
Een fysiologische spindle oscillatie vindt plaats met ongeveer 8 Hz. Wanneer er beta-band input (depolarisaties) optreedt, kan deze superponeren op de fysiologische 8 Hz oscillatie, wat leidt tot doublet-vorming en een verhoogde twitch met toenemende spindle afferente signalering. Dit verhoogde twitch-gedrag en een vertraagde feedbackloop kunnen de oscillatie vertragen tot ongeveer 6 Hz, wat zichtbaar kan zijn bij pathologische tremor [24](#page=24) [25](#page=25).
### 3.4 HCN-kanalen en actiepotentiaalgeneratie
Down-regulatie van HCN-kanalen (Hyperpolarization-activated cyclic nucleotide-gated channels) kan leiden tot een verminderde generatie van actiepotentialen en een onregelmatig vuurpatroon [28](#page=28).
### 3.5 Dopaminerge receptoren en neurale circuits
* **D1 GPCR:** Activeert Gs, wat via cAMP/PKA leidt tot activatie van onder andere de Na-stroom. Een vermindering van dopamine leidt tot minder actiepotentialen die door neuronen worden afgevuurd [26](#page=26).
* **D2 GPCR:** Activeert Gi, wat via vermindering van cAMP/PKA leidt tot inhibitie van de Na-stroom. Een vermindering van dopamine leidt tot meer actiepotentialen die door neuronen worden afgevuurd [26](#page=26).
Het circuit van de basale ganglia functioneert als een versterker voor de GO/NO-GO output [26](#page=26).
> **Voorbeeld:** Bij Parkinson leidt een tekort aan dopamine tot een ontregeling van dit circuit. De medicatie probeert deze balans te herstellen door het stimuleren van dopaminerge receptoren of het aanvullen van dopamine.
---
# Reactietijd en sensorische verwerking
Hieronder volgt een gedetailleerd studiemateriaal over Reactietijd en sensorische verwerking, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 4 Reactietijd en sensorische verwerking
Dit onderwerp behandelt de reactietijd op visuele en auditieve stimuli, de bijbehorende neurale paden, en hoe de complexiteit van circuits de reactietijd beïnvloedt.
### 4.1 Reactietijd op visuele stimuli
De reactietijd op een visuele stimulus is de tijd die verstrijkt tussen de waarneming van een visuele prikkel en de daaropvolgende motorische reactie. Dit proces omvat een complex neuraal pad van sensorische input tot motorische output [30](#page=30).
#### 4.1.1 Visueel sensorisch pad en vertraging
Het visuele pad begint met de stimulus die wordt verwerkt door verschillende hersengebieden voordat een motorische reactie plaatsvindt. Een vereenvoudigd voorbeeld van dit pad bevat de volgende gebieden [30](#page=30):
* **Receptor** (oog)
* **LGN** (Corpus geniculatum laterale) [30](#page=30).
* **V1** (Primaire visuele cortex) [30](#page=30).
* **V2** (Secundaire visuele cortex) [30](#page=30).
* **V4** (Visueel gebied V4) [30](#page=30).
* **PIT** (Posterior Inferior Temporal cortex) [30](#page=30).
* **AIT** (Anterior Inferior Temporal cortex) [30](#page=30).
* **PFC** (Prefrontale cortex) [30](#page=30).
* **PMC** (Premotorische cortex) [30](#page=30).
* **MC** (Motorische cortex) [30](#page=30).
* **Sp. cord** (Ruggenmerg) [30](#page=30).
* **Muscle** (Spier) [30](#page=30).
#### 4.1.2 Factoren die visuele reactietijd beïnvloeden
* **Complexiteit van het circuit:** Hoe meer input en informatieverwerking er plaatsvindt, hoe complexer het neurale circuit wordt, wat resulteert in een langere reactietijd. Dit is in contrast met een simpele stretch reflex, die trager is dan een visuele reactie omdat er meer verwerking van sensorische input tot motorische reactie nodig is [30](#page=30).
* **Conditionering:** Het conditioneren van een reactie kan de reactietijd versnellen. Lokale circuits in de cortex vereisen dan minder informatieverwerking [30](#page=30).
* **Afleiding/extra informatie:** Verwerking van extra informatie, zoals afleiding, zal leiden tot een vertraagde reactietijd [30](#page=30).
#### 4.1.3 Richtlijnen voor reactietijd op visuele stimulus
* De gemiddelde reactietijd op een visuele stimulus in een practicum werd geschat op ongeveer 217 milliseconden [30](#page=30).
### 4.2 Reactietijd op auditieve stimuli
De reactietijd op een auditieve stimulus is de tijd die verstrijkt tussen de waarneming van een auditieve prikkel en de daaropvolgende motorische reactie [31](#page=31).
#### 4.2.1 Vergelijking met visuele reactietijd
* De reactie op een auditieve stimulus is sneller dan op een visuele stimulus [31](#page=31).
#### 4.2.2 Richtlijnen voor reactietijd op auditieve stimulus
* De gemiddelde reactietijd op een auditieve stimulus in een practicum werd geschat op ongeveer 169 milliseconden [31](#page=31).
### 4.3 Algemene principes van reactietijd
#### 4.3.1 Relatie tussen complexiteit en reactietijd
Het centrale principe is dat de reactietijd direct afhangt van de complexiteit van het neurale circuit dat betrokken is bij de verwerking van de stimulus tot aan de motorische respons. Een eenvoudigere, directere pathway leidt tot een kortere reactietijd [30](#page=30) [32](#page=32).
#### 4.3.2 Richtcijfers voor reactietijden
Het is belangrijk om de richtlijnen voor reactietijden bij zowel visuele als auditieve stimuli te kennen [32](#page=32).
* **Visuele stimulus:** ~ 217 ms [30](#page=30).
* **Auditieve stimulus:** ~ 169 ms [31](#page=31).
> **Tip:** Onthoud dat auditieve stimuli over het algemeen sneller worden verwerkt dan visuele stimuli, wat resulteert in kortere reactietijden.
### 4.4 Verplichte kennis over reactietijd en sensoren
Naast reactietijden op visuele en auditieve stimuli, zijn er andere gerelateerde concepten die je dient te kennen voor het examen [32](#page=32):
1. **Receptoren voor proprioceptie:** Ken de mechanismen voor het instellen van spierlengte via $\alpha$- en $\gamma$-efferenten, en het feedbackcircuit (servoschakeling) [32](#page=32).
2. **Rekreflex:** Ken de reflexboog met de kniepeesreflex als voorbeeld, inclusief de schakeling van afferente, inter- en efferente neuronen, en hun respectieve vertragingstijden [32](#page=32).
3. **EMG metingen:** Ken de H-, M- en F-responsen zoals gemeten met een elektromyogram (EMG) [32](#page=32).
4. **Central Pattern Generators (CPG):** Begrijp het principe van CPG's en hun toepassing bij processen zoals wandelen [32](#page=32).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Proprioceptie | Het vermogen om de positie en beweging van lichaamsdelen te waarnemen, wat essentieel is voor het aanleren van gecontroleerde bewegingen en het handhaven van evenwicht. |
| Golgi peesorgaan | Een sensorisch receptor die zich in de pezen van spieren bevindt en gespecialiseerd is in het detecteren van spierspanning. Bij verhoogde spanning veroorzaakt het een remmende reflex om de spier te beschermen. |
| Spierspoeltje (Muscle spindle) | Een zintuiglijke receptor in spieren die de lengte en de snelheid van veranderingen in de lengte van de spier detecteert. Het bevat intrafusale spiervezels die reageren op rek. |
| Intrafusale spiervezels | Kleine spiervezels die zich binnen het spierspoeltje bevinden en gevoelig zijn voor rek. Ze worden aangestuurd door gamma-motorneuronen en beïnvloeden de gevoeligheid van het spierspoeltje. |
| Extrafusale spiervezels | De hoofdspiermassavezels die verantwoordelijk zijn voor de contractiekracht van de spier. Deze worden aangestuurd door alfa-motorneuronen. |
| Motorische eenheid (Motor unit) | Een enkel motorneuron en alle spiervezels die het innerveert. De activatie van een motorische eenheid leidt tot contractie van de bijbehorende spiervezels. |
| Monosynaptische reflex | Een reflex waarbij slechts één synaps betrokken is tussen de afferente (sensorische) en de efferente (motorische) neuron, zoals de rekreflex. |
| Afferente vezels | Sensorische zenuwvezels die informatie van receptoren naar het centrale zenuwstelsel geleiden. |
| Efferente vezels | Motorische zenuwvezels die signalen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren geleiden. |
| Alfa-motorneuron | Motorneuronen die de extrafusale spiervezels innerveren en verantwoordelijk zijn voor de krachtontwikkeling van de spier. |
| Gamma-motorneuron | Motorneuronen die de intrafusale spiervezels innerveren en de gevoeligheid van de spierspoeltjes reguleren. |
| Myotatische reflex (rekreflex) | Een reflex die optreedt als reactie op een snelle rek van een spier, wat resulteert in contractie van die spier om de rek tegen te gaan en de spierlengte constant te houden. |
| Elektromyografie (EMG) | Een diagnostische techniek die elektrische activiteit in spieren meet. Het wordt gebruikt om de activiteit van motorische eenheden en de snelheid van zenuwgeleiding te beoordelen. |
| Reflex tijd | De totale tijd die verstrijkt tussen de toediening van een stimulus en de daaropvolgende reactie, zoals spiercontractie of een meetbaar signaal zoals EMG. |
| H-respons | Een reflectie in een EMG-meting die wordt opgewekt door stimulatie van de Ia-afferenten, wat leidt tot activatie van alfa-motorneuronen en vervolgens de spier. |
| M-respons | Een directe motorische respons op stimulatie van de alfa-efferente zenuwvezels, waarbij de spier direct wordt geactiveerd. |
| F-respons | Een respons die optreedt bij hogere stimulatiesterktes, veroorzaakt door terugwaartse propagatie van actiepotentialen in de alfa-efferente neuronen en het genereren van nieuwe actiepotentialen in de axonheuvel. |
| Servoschakeling | Een feedbackmechanisme dat ervoor zorgt dat de werkelijke spierlengte overeenkomt met de gewenste spierlengte, door voortdurend de spierlengte te monitoren en aan te passen. |
| Decerebratie | Een chirurgische procedure waarbij de hersenen worden doorgesneden tussen het mesencephalon en de pons, wat leidt tot verhoogde spierspanning en rigiditeit van de extensoren. |
| Decorticatie | Een chirurgische procedure waarbij de cerebrale cortex wordt verwijderd of doorgesneden, wat resulteert in flexie van de bovenste ledematen en extensie van de onderste ledematen. |
| Nociceptief neuron | Een sensorisch neuron dat pijnstimuli detecteert en signalen naar het centrale zenuwstelsel stuurt. |
| Central pattern generator (CPG) | Neurale netwerken in het ruggenmerg of de hersenstam die ritmische motorische patronen kunnen genereren, zoals die nodig zijn voor lopen, zonder voortdurende sensorische input. |
| Neurotransmitters | Chemische boodschappers die worden vrijgegeven door neuronen om signalen over te dragen aan andere neuronen, spieren of klieren. |
| Dopamine | Een neurotransmitter die betrokken is bij motorische controle, beloning en motivatie. Tekorten worden geassocieerd met Parkinson, en een teveel met schizofrenie. |
| Serotonine | Een neurotransmitter die invloed heeft op stemming, slaap, eetlust en angst. Veranderingen in serotoninespiegels worden geassocieerd met depressie en burn-out. |
| Norepinephrine | Een neurotransmitter en hormoon dat betrokken is bij de stressrespons, aandacht, arousal en stemming. |
| Acetylcholine | Een neurotransmitter die een rol speelt bij spiercontractie, leren, geheugen en de slaap-waakcyclus. |
| Basale ganglia | Een groep subcorticale hersenkernen die betrokken zijn bij de regulatie van motorische controle, leren en emotie. |
| Substantia nigra | Een gebied in de middenhersenen dat dopamine produceert en cruciaal is voor motorische controle. Neurodegeneratie hiervan veroorzaakt Parkinson. |
| Cortex | De buitenste laag van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals waarneming, denken, taal en motorische controle. |
| Beta-band golven | Neuronaal activiteitspatroon in de hersenen met een frequentie tussen 12 en 30 Hz, vaak geassocieerd met actieve aandacht en motorische planning. |
| HCN kanalen | Hyperpolarized-cyclic-nucleotide gated ionkanalen die een rol spelen bij het genereren van actiepotentialen en ritmische activiteit in neuronen, onder andere in het hart en de hersenen. |
| Circuit | Een netwerk van onderling verbonden neuronen die informatie verwerken en doorgeven binnen het zenuwstelsel. |