Cover
Zacznij teraz za darmo H9 cardiovasculaire fysiologie.pdf
Summary
# Regulatie van de regionale doorbloeding
De verdeling van het hartdebiet over de verschillende vaatgebieden wordt continu aangepast aan de behoeften van de weefsels door middel van arteriolen, die fungeren als regelbare "kranen". De doorgankelijkheid van deze arteriolen wordt bepaald door de tonus van hun gladde spiercellen, welke wordt beïnvloed door diverse regelmechanismen [1](#page=1).
### 1.1 Determinanten van de regionale doorbloeding
De doorbloeding van een vaatgebied is recht evenredig met de perfusiedrukgradiënt ($\Delta P$) en omgekeerd evenredig met de lokale weerstand (W) van het vaatgebied. De formule hiervoor luidt [1](#page=1):
$$ \text{Debiet (L/min)} = \frac{\Delta P}{W_{\text{weefsel}}} $$ [1](#page=1).
#### 1.1.1 Perfusiedrukgradiënt ($\Delta P$)
De perfusiedrukgradiënt is het verschil tussen de gemiddelde arteriële bloeddruk (circa 100 mm Hg) en de centraal veneuze druk (circa 3 mm Hg). Onder normale omstandigheden blijft deze gradiënt relatief constant [1](#page=1).
#### 1.1.2 Lokale weerstand (W) in de weefsels
De lokale weerstand is primair afhankelijk van de openingsgraad van de arteriolen, die wordt bepaald door de contractiegraad (tonus) van hun gladde spiercellen [1](#page=1).
### 1.2 Tonus van de vasculaire gladde spiercellen
De contractiegraad van vasculaire gladde spiercellen, en daarmee de vaatdiameter (vasoconstrictie bij verkorting, vasodilatatie bij ontspanning), wordt gereguleerd door de cytosolische calciumconcentratie ($[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$) [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.1 Mechanisme van contractie
Een toename in $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$ leidt tot binding met calmoduline. Dit activeert myosin light chain kinase (MLCK), die de lichte ketens van myosine fosforyleert. Gefosforyleerd myosine vormt bruggen met actine, wat contractie veroorzaakt met ATP als energiebron. De graad van fosforylatie hangt af van de balans tussen MLCK-activiteit en myosine light chain phosphatase (MLCP) activiteit [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.2 Mechanismen voor calciumverwijdering
* **SERCA (smooth endoplasmic reticulum Ca$^{2+}$ ATPase):** Pompt $\text{Ca}^{2+}$ vanuit het cytoplasma naar het sarcoplasmatisch reticulum (ca-sequestratie) [3](#page=3).
* **PMCA (plasma membrane Ca$^{2+}$ ATPase):** Pompt $\text{Ca}^{2+}$ vanuit het cytoplasma naar de extracellulaire ruimte (ca-extrusie) [3](#page=3).
* **Na$^{+}$/$\text{Ca}^{2+}$ antiport:** In het celmembraan [3](#page=3).
Deze mechanismen houden de basale $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$ laag [3](#page=3).
> **Tip:** Vasculaire gladde spiercellen vertonen in vivo een tonische, partiële contractie die fluctueert onder invloed van vasoconstrictieve en vasodilaterende factoren [4](#page=4).
### 1.3 Mechanismen van vasoconstrictie
Vasoconstrictie wordt veroorzaakt door een verhoging van de $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$. Belangrijke fysiologische vasoconstrictoren zijn noradrenaline, endotheline, tromboxaan A2, angiotensine II en vasopressine [4](#page=4).
Mechanismen die leiden tot verhoogde $[\text{Ca}^{2+}]$:
* **Activatie van voltage-operated $\text{Ca}^{2+}$-channels:** Openen bij membraandepolarisatie, waardoor $\text{Ca}^{2+}$ de cel instroomt [4](#page=4).
* **Activatie van stretch-operated $\text{Ca}^{2+}$-channels:** Openen bij mechanische uitrekking van het membraan, wat betrokken is bij de autoregulatie van hersen- en nierdoorbloeding [4](#page=4).
* **Activatie van receptor-operated $\text{Ca}^{2+}$-channels:** Activatie van G-proteïne gekoppelde receptoren (bv. $\alpha_1$-receptoren met noradrenaline) leidt tot $\text{Ca}^{2+}$-instroom of mobilisatie uit het sarcoplasmatisch reticulum via IP3 [4](#page=4).
Daarnaast leiden vasoconstrictoren tot $\text{Ca}^{2+}$-sensitisatie door inhibitie van MLCP, wat de krachtontwikkeling verhoogt [4](#page=4).
### 1.4 Mechanismen van vasodilatatie
Vasodilatatie wordt veroorzaakt door een verlaging van de $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$. Fysiologische vasodilatoren werken vaak via activatie van cGMP (NO, ANF) of cAMP (adenosine, prostacycline, $\beta$-agonisten). Deze activeren kinasen die relaxatie veroorzaken door [5](#page=5):
* Openen van $\text{K}^+$-kanalen (bv. $\text{K}_{\text{ATP}}$), wat leidt tot hyperpolarisatie en sluiting van spanningsgevoelige $\text{Ca}^{2+}$-kanalen [5](#page=5).
* Activatie van SERCA en PMCA [5](#page=5).
* Activatie van MLCP [5](#page=5).
Vasodilaterende mechanismen worden benut door antihypertensiva, zoals $\alpha_1$-lytica, $\text{Ca}^{2+}$-kanaalblokkers, $\text{K}^+$-kanaalopeners, en middelen die cAMP of cGMP verhogen [5](#page=5).
* **cAMP:** Activeert cAMP-afhankelijke proteïnen die leiden tot een daling van $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$ [5](#page=5).
* **cGMP:** Activeert cGMP-afhankelijke proteïnen die leiden tot een vermindering van $[\text{Ca}^{2+}]_{\text{cytosol}}$ en relaxatie. NO verhoogt cGMP-concentraties; nitrovasodilatoren worden gemetaboliseerd tot NO [5](#page=5).
Fosfodiësterase-remmers verhogen cAMP- en cGMP-concentraties, wat vasodilatatie veroorzaakt, maar ook een positief inotroop effect heeft [6](#page=6).
### 1.5 Determinanten van de vaatwandtonus
Arteriolen en venen hebben een basale tonus, deels myogeen en deels systemisch via het zenuwstelsel (orthosympathicus). Deze basale tonus bepaalt de "vasculaire reserve". Lokale mechanismen, afkomstig uit het bloedvat zelf of de omliggende weefsels, reguleren de doorbloeding om aan metabole behoeften te voldoen (metabole vasodilatatie) en de doorbloeding constant te houden bij drukvariaties (autoregulatie) [6](#page=6).
#### 1.5.1 Metabole vasodilatatie
Verhoogd weefselmetabolisme leidt tot een stijging van vasodilaterende metabolieten, wat metabole vasodilatatie veroorzaakt om de verhoogde vraag naar voedingsstoffen te dekken. Als de doorbloeding stopt, accumuleren deze metabolieten, wat na herstel van de doorbloeding leidt tot reactieve hyperemie [6](#page=6).
Belangrijke vasodilaterende metabolieten zijn adenosine, $\text{K}^+$, en hypercapnie (verhoogde $P_{\text{CO}_2}$). Anorganische fosfaten, hyperosmolariteit en melkzuur worden soms ook genoemd. Lokale hypoxie ($P_{\text{O}_2}$ verminderd) kan ook relaxatie veroorzaken via $\text{K}_{\text{ATP}}$-kanalen. In de longcirculatie treedt echter vasoconstrictie op bij hypoxie [6](#page=6).
#### 1.5.2 Autoregulatie
Autoregulatie zorgt ervoor dat de doorbloeding van organen (vooral hart, nieren en hersenen) relatief constant blijft ondanks veranderingen in de arteriële bloeddruk [7](#page=7).
Mechanismen:
* **Myogene respons:** Stretch-activated cation channels reageren op drukveranderingen. Verhoogde druk leidt tot influx van $\text{Na}^+$ en $\text{Ca}^{2+}$, depolarisatie, opening van spanningsgevoelige $\text{Ca}^{2+}$-kanalen, $\text{Ca}^{2+}$ influx en vasoconstrictie. Daling van de druk veroorzaakt het omgekeerde [7](#page=7).
* **Invloed van vasodilaterende metabolieten:** Verhoogde doorbloeding spoelt vasodilaterende metabolieten sneller weg, waardoor vasodilatatie vermindert. Verminderde doorbloeding leidt tot accumulatie van metabolieten, wat homeostatische vasodilatatie veroorzaakt [7](#page=7).
Autoregulatie is aanwezig in arteriën en arteriolen, maar vrijwel afwezig in venen [7](#page=7).
#### 1.5.3 Andere lokale mechanismen
Verschillende factoren kunnen vasodilatatie of vasoconstrictie uitlokken:
* **Ontstekingsreacties, infecties, trauma:** Vrijstelling van vasodilaterende autocoïden zoals histamine, prostaglandine E2, bradykinine, en platelet activating factor [7](#page=7).
* **Bradykinine:** Vrijgesteld door zweetklieren, verhoogt huidvasodilatatie [8](#page=8).
* **Prostacycline (PGI$_2$):** Wordt gesynthetiseerd in de renale cortex bij verminderde nierdoorbloeding; heeft een vasodilaterende invloed. NSAID's kunnen nierinsufficiëntie veroorzaken door remming van prostacyclinevorming [8](#page=8).
* **Serotonine en tromboxaan A2:** Vrijgesteld uit bloedplaatjes tijdens hemostase, veroorzaken lokale vasoconstrictie [8](#page=8).
* **Temperatuur:** Lokale opwarming geeft vasodilatatie, afkoeling vasoconstrictie [8](#page=8).
* **Weefseldruk:** Toename van weefseldruk (bv. spiercontractie) comprimeert bloedvaten en vermindert flow [8](#page=8).
#### 1.5.4 Regeling door endotheel
Het endotheel produceert zowel constrictieve als dilaterende substanties [8](#page=8).
##### a) Endotheliale relaxerende factoren
* **Stikstofmonoxyde (NO):** De belangrijkste vasodilatator, vrijgesteld uit L-arginine onder invloed van eNOS. eNOS wordt geactiveerd door receptoren, intracellulaire $\text{Ca}^{2+}$-verhoging en shear stress. NO diffundeert naar gladde spiercellen en activeert guanylaat cyclase, wat leidt tot cGMP-productie en relaxatie. NO is een reactief radicaal met een korte halfwaardetijd [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Tip:** Tonische vrijstelling van NO door eNOS reduceert de totale perifere weerstand [9](#page=9).
* **Prostacycline (PGI$_2$):** Wordt ook vrijgesteld als vasodilator en remt bloedplaatjesaggregatie [10](#page=10).
* **Endotheliale hyperpolariserende factor (EDHF):** Een nog niet geïdentificeerde factor die hyperpolarisatie van gladde spiercellen veroorzaakt, vooral belangrijk bij arteriolen [10](#page=10).
##### b) Endotheliale vasoconstrictorische factoren
* **Endotheline-1:** Een krachtige endogene vasoconstrictor, die continu bijdraagt aan het handhaven van de bloeddruk [10](#page=10).
* **Prostanoïden:** Tromboxaan A2 en prostaglandine H2 [11](#page=11).
* **Superoxide anionen:** Breken de vasodilaterende invloed van NO af [11](#page=11).
* **Angiotensine-conversie enzym (ACE):** Aan het oppervlak van endotheelcellen, zet angiotensine I om in angiotensine II en breekt bradykinine af [11](#page=11).
##### c) Het endotheel bij cardiovasculaire aandoeningen
Endotheliale dysfunctie is betrokken bij atherosclerose, trombosevorming, hypertensie, neuropathie bij diabetes en pre-eclampsie [11](#page=11).
### 1.6 Besluit
Hoewel arteriolen structureel identiek zijn, verschilt hun regeling van de openingsgraad sterk per vaatgebied. Deze regionale verschillen maken het organisme adequaat om te reageren op extreme situaties, zoals het prioriteren van de doorbloeding naar vitale organen bij bloeddrukdaling ten koste van minder vitale organen [11](#page=11).
---
# Mechanismen van vasoconstrictie en vasodilatatie
De contractiegraad van de gladde spiercellen in de media van bloedvaten bepaalt of een bloedvat vernauwt (vasoconstrictie) of verwijdt (vasodilatatie). Deze contractiegraad wordt primair gereguleerd door veranderingen in de intracellulaire calciumconcentratie ($Ca^{2+}$) [2](#page=2).
### 2.1 Tonus van vasculaire gladde spiercellen
De contractie van vasculaire gladde spiercellen wordt geïnitieerd door een toename van de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie. Deze $Ca^{2+}$ ionen binden aan het cytoplasmatische regelproteïne calmoduline. Wanneer een calmoduline molecuul vier $Ca^{2+}$ ionen heeft gebonden, wordt het enzym myosin light chain kinase (MLCK) geactiveerd. MLCK fosforyleert twee lichte ketens in het kopje van elke myosine molecule. Gefosforyleerd myosine kan een brug vormen met actine, waarbij ATP als energiebron voor contractie wordt gebruikt [2](#page=2).
De mate van fosforylatie van de myosine lichte ketens is afhankelijk van de balans tussen de activiteit van MLCK en myosine light chain phosphatase (MLCP), die de lichte keten defosforyleert. Een afname van de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie leidt tot verminderde MLCK activiteit en ontspanning van de gladde spiercel, omdat fosfatases de fosforylatie van de lichte ketens terugbrengen naar een basaal niveau [3](#page=3).
Om de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie laag te houden, zijn er verschillende mechanismen actief:
* **Smooth endoplasmic reticulum $Ca^{2+}$-ATPase (SERCA):** Pompt $Ca^{2+}$ vanuit het cytoplasma naar het sarcoplasmatisch reticulum (ca-sequestratie) [3](#page=3).
* **Plasma membrane $Ca^{2+}$-ATPase (PMCA):** Pompt $Ca^{2+}$ vanuit het cytoplasma naar de extracellulaire ruimte (ca-extrusie) [3](#page=3).
* **Na+/Ca2+-antiport in het celmembraan:** Draagt bij aan ca-extrusie [3](#page=3).
Deze mechanismen zijn continu actief en handhaven de basale cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie op een laag niveau. In vivo vertonen vasculaire gladde spiercellen een tonische graad van partiële contractie die fluctueert onder invloed van vasoconstrictorische en vasodilaterende invloeden [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 2.1.1 Mechanismen van vasoconstrictie
Vasoconstrictie wordt fysiologisch gemedieerd door substanties zoals noradrenaline, endotheline, tromboxaan A2, angiotensine II en vasopressine. Het mechanisme berust op een verhoging van de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie, wat op verschillende manieren kan gebeuren [4](#page=4):
* **Activatie van "voltage-operated $Ca^{2+}$-channels":** Depolarisatie van de celmembraan opent deze spanningsgevoelige kanalen, waardoor $Ca^{2+}$ ionen volgens hun concentratiegradiënt de cel instromen [4](#page=4).
* **Activatie van "stretch-operated $Ca^{2+}$-channels":** Deze kanalen openen bij mechanische uitrekking van de membraan. Dit mechanisme is belangrijk voor de autoregulatie van de doorbloeding in de hersenen en nieren; een toename in bloeddruk leidt tot verhoogde rek, opening van deze kanalen en vasoconstrictie, wat de doorbloeding constant houdt [4](#page=4).
* **Activatie van "receptor-operated $Ca^{2+}$-channels":** Activering van bepaalde G-proteïne gekoppelde receptoren (zoals $\alpha1$-receptoren door noradrenaline) leidt tot het openen van $Ca^{2+}$ kanalen of mobilisatie van $Ca^{2+}$ uit het sarcoplasmatisch reticulum (via inositoltrifosfaat, IP3), wat contractie veroorzaakt [4](#page=4).
Naast een verhoging van $Ca^{2+}$, leiden vasoconstrictoren ook tot ca-sensitisatie door inhibitie van MLCP. Dit verhoogt de myosine-lichte keten fosforylatie en dus de krachtontwikkeling, zelfs bij een geringe $Ca^{2+}$ toename en MLCK activiteit [4](#page=4).
#### 2.1.2 Mechanismen van vasodilatatie
Vasodilatatie vindt plaats door een verlaging van de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie, wat leidt tot verminderde tonus. De meeste fysiologische vasodilatoren, zoals NO, atriale natriuretische factor, adenosine, prostacycline en $\beta$-agonisten, werken via activatie van cyclisch guanosinemonofosfaat (cGMP) of cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP). Deze tweede boodschappers activeren kinasen die relaxatie veroorzaken door [5](#page=5):
* **Openen van K+-kanalen (o.a. $K_{ATP}$):** Dit leidt tot hyperpolarisatie, waardoor spanningsgevoelige $Ca^{2+}$ kanalen sluiten [5](#page=5).
* **Activatie van SERCA en PMCA:** Verhoogt de $Ca^{2+}$ verwijdering uit het cytosol [5](#page=5).
* **Activatie van MLCP:** Bevordert de defosforylatie van myosine lichte ketens [5](#page=5).
Veel bloeddrukverlagende geneesmiddelen maken gebruik van vasodilaterende mechanismen:
* **$\alpha1$-lytica:** Blokkeren $\alpha1$-receptoren, waardoor noradrenaline geen werking meer heeft op de gladde spiercellen, wat leidt tot relaxatie [5](#page=5).
* **$Ca^{2+}$-kanaal blokkers (of "Ca2+-entry blockers"):** Verhinderen het openen van $Ca^{2+}$ kanalen [5](#page=5).
* **K+-kanaal openers:** Verhogen de efflux van $K^{+}$ ionen, wat leidt tot hyperpolarisatie en het sluiten van spanningsgevoelige $Ca^{2+}$ kanalen, waardoor de instroom van $Ca^{2+}$ wordt geblokkeerd [5](#page=5).
* **Toename van cAMP:** cAMP activeert cAMP-afhankelijke proteïnen die processen activeren die leiden tot een daling van de cytosolische $Ca^{2+}$ concentratie (bv. $\beta2$-agonisten) [5](#page=5).
* **Toename van cGMP:** cGMP activeert cGMP-afhankelijke proteïnen die leiden tot een vermindering van cytosolische $Ca^{2+}$ en dus relaxatie. Nitrovasodilatoren zoals nitroglycerine worden gemetaboliseerd tot NO, wat de cGMP concentratie verhoogt en voornamelijk de venen (preload) maar ook arteriën en coronaria dilateert [5](#page=5).
Zowel cAMP als cGMP worden afgebroken tot hun inactieve vormen (AMP en GMP) door fosfodiësterase-enzymen. Fosfodiësterase-remmers verhogen de cAMP en cGMP concentraties en lokken vasodilatatie uit. Ze hebben ook een positief inotroop effect en worden daarom niet als antihypertensiva gebruikt, maar wel bij specifieke gevallen van hartinsufficiëntie (bv. inodilatoren, Viagra) [6](#page=6).
### 2.2 Determinanten van de vaatwandtonus
Arteriolen en venen vertonen een basale tonus in rust. Deze tonus is deels myogeen en deels systemisch, gemedieerd door het zenuwstelsel (continue lichte orthosympathische stimulatie). De basale tonus van de arteriolen bepaalt de "vasculaire reserve", de mate waarin het bloeddebiet door een orgaan kan toenemen [6](#page=6).
De doorbloeding van vaatgebieden wordt ook sterk bepaald door lokale mechanismen, die twee hoofddoelen hebben: aanpassing van de doorbloeding aan lokale metabole behoeften (metabole vasodilatatie) en constant houden van de doorbloeding bij variaties in de bloeddruk (autoregulatie) [6](#page=6).
#### 2.2.1 Metabole vasodilatatie
Bij toename van het metabolisme in een weefsel (bv. hart, skeletspieren) stijgen de weefselconcentraties van vasodilaterende metabolieten, zoals adenosine, $K^+$ en hypercapnie ($PCO_2$ verhoogd). Dit leidt tot metabole vasodilatatie, waardoor de bloedtoevoer toeneemt om te voldoen aan de verhoogde vraag naar voedingsstoffen. Bij het stoppen van de doorbloeding (bv. door trombose) stapelen vasodilaterende metabolieten op, wat bij het verdwijnen van de occlusie resulteert in reactieve hyperemie (een sterke transiënte toename in doorbloeding). Lokale hypoxie (verminderde $PO_2$) kan ook vasculaire gladde spiercellen relaxeren, deels via activatie van ATP-gevoelige $K^{+}$ kanalen. In de longcirculatie treedt echter vasoconstrictie op bij hypoxie [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 2.2.2 Autoregulatie
Autoregulatie zorgt voor een relatief constante doorbloeding ondanks veranderingen in de systemische bloeddruk. Wanneer de druk in bepaalde vaatgebieden toeneemt, rekt het bloedvat uit, maar zal binnen een minuut een vasoconstrictie optreden om de weerstand te verhogen en de doorbloeding gelijk te houden. Het omgekeerde gebeurt bij een drukdaling [7](#page=7).
Twee homeostatische negatieve terugkoppelingsmechanismen zijn betrokken bij autoregulatie: de myogene respons en de invloed van vasodilaterende metabolieten [7](#page=7).
* **Myogene respons:** Sensoren in de celmembraan van gladde spiercellen reageren op druk- en stretchveranderingen. Stretch-activated cation channels reageren op verhoogde druk met een influx van $Na^{+}$ en $Ca^{2+}$, wat leidt tot depolarisatie en het openen van spanningsgevoelige $Ca^{2+}$ kanalen, waardoor $Ca^{2+}$ instroomt en contractie optreedt. Bij een drukdaling gebeurt het omgekeerde (vasodilatatie) [7](#page=7).
* **Invloed van vasodilaterende metabolieten:** Verhoogde doorbloeding leidt tot snellere uitspoeling van vasodilaterende metabolieten, waardoor minder vasodilatatie optreedt en de doorbloeding vermindert. Verminderde doorbloeding leidt tot lokale accumulatie van metabolieten, wat vasodilatatie veroorzaakt [7](#page=7).
Autoregulatiemechanismen zijn voornamelijk aanwezig in arteriën en arteriolen, maar vrijwel afwezig in venen [7](#page=7).
#### 2.2.3 Andere lokale mechanismen
Verschillende andere lokale mechanismen kunnen vasodilatatie of vasoconstrictie uitlokken:
* **Ontstekingsreacties, infecties, allergische reacties, trauma:** Vrijkomen van vasodilaterende autocoïden zoals histamine, prostaglandine E2, bradykinine en platelet activating factor [7](#page=7).
* **Bradykinine:** Vrijgesteld door zweetklieren, verhoogt huidvasodilatatie [8](#page=8).
* **Prostacycline ($PGI_2$):** Gesynthetiseerd in de renale cortex bij verminderde nierdoorbloeding door vasoconstrictoren; heeft een vasodilaterende invloed. Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs) die de vorming ervan blokkeren, kunnen nierinsufficiëntie veroorzaken [8](#page=8).
* **Serotonine en tromboxaan A2:** Vrijkomen uit bloedplaatjes tijdens hemostase veroorzaken lokale vasoconstrictie [8](#page=8).
* **Temperatuur:** Lokale opwarming veroorzaakt vasodilatatie, lokale afkoeling vasoconstrictie. Dit is belangrijk voor thermoregulatie in huidbloedvaten en voor de functie-flow koppeling in skeletspieren [8](#page=8).
* **Weefseldruk:** Verhoogde weefseldruk (bv. tijdens spiercontractie) veroorzaakt compressie van bloedvaten met verminderde flow [8](#page=8).
#### 2.2.4 Regeling door endotheel
Het endotheel, de binnenwand van bloedvaten, reguleert de vaattonus door de afgifte van constrictorische en dilaterende substanties [8](#page=8).
**a/ Endotheliale relaxerende factoren**
* **Stikstofmonoxyde (NO):** De belangrijkste endotheelafgeleide vasodilator. NO wordt gevormd uit L-arginine en zuurstof onder invloed van NO-synthase (NOS). Endotheliaal NOS (eNOS) is fysiologisch het belangrijkst en zorgt voor continue productie en vrijlating van NO. NO diffundeert naar gladde spiercellen, activeert guanylaat cyclase, wat leidt tot verhoogd cGMP en relaxatie. eNOS wordt geactiveerd door substanties die de intracellulaire $Ca^{2+}$ concentratie verhogen, zoals bradykinine, adenosine en histamine. Schuifkrachten van bloedstroming activeren ook eNOS en zijn verantwoordelijk voor basale NO-vrijlating en lokale doorbloedingsregulatie. NO is een vrije radicaal en heeft een korte overlevingstijd. Het kan reageren met superoxide tot peroxynitriet, wat schadelijk kan zijn. Bij ontstekingen wordt induceerbaar NOS (iNOS) tot expressie gebracht, wat massale NO-productie kan veroorzaken en leiden tot hypotensie en septische shock. Organische nitraten (bv. nitroglycerine) worden omgezet tot NO en worden gebruikt bij de behandeling van angina pectoris. Natriumnitroprusside vormt ook NO en is een krachtige vasodilator [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Prostacycline ($PGI_2$):** Wordt ook als vasodilator door het endotheel vrijgesteld en remt de aggregatie van bloedplaatjes [10](#page=10).
* **Endotheliale hyperpolariserende factor (EDHF):** Een factor met nog onbekende identiteit die zorgt voor hyperpolarisatie van gladde spiercellen, voornamelijk belangrijk in arteriolen [10](#page=10).
**b/ Endotheliale vasoconstrictorische factoren**
* **Endotheline-1:** Een krachtige endogene vasoconstrictor die bijdraagt aan het onderhouden van de bloeddruk [10](#page=10).
* **Prostanoïden:** Tromboxaan A2 en prostaglandine H2 worden door endotheelcellen vrijgesteld [11](#page=11).
* **Superoxide anionen:** Breken NO af, waardoor de vasodilaterende invloed ervan wordt verminderd [11](#page=11).
* **Angiotensine-conversie enzym (ACE):** Bevindt zich aan het oppervlak van endotheelcellen (voornamelijk in de longen) en zet angiotensine I om in angiotensine II, en breekt bradykinine af [11](#page=11).
#### 2.2.5 Het endotheel bij cardiovasculaire aandoeningen
Endotheliale dysfunctie is geassocieerd met atherosclerose, trombusvorming, diabetes en pre-eclampsie. Bij diabetes is endotheliale dysfunctie een oorzaak van verhoogd risico op atherosclerose, hypertensie en neuropathie. Bij pre-eclampsie is de protectieve functie van het endotheel aangetast, mogelijk door placentale moleculen die endotheelcellen beschadigen [11](#page=11).
### 2.3 Besluit
Hoewel arteriolen structureel identiek zijn, verschillen ze sterk in hun regulatie van de openingsgraad. Het relatieve belang van vaatwandtonusregulerende factoren varieert per vaatgebied, wat het organisme in staat stelt adequaat te reageren op extreme situaties, zoals bloeddrukdalingen. Bij een sterke bloeddrukdaling wordt de doorbloeding van vitale organen (hersenen, hart) behouden ten koste van minder vitale organen (huid, nieren, splanchnische gebied, skeletspieren), waar vasoconstrictie optreedt [11](#page=11).
---
# Lokale regulatiemechanismen van de vaatwandtonus
Dit onderwerp behandelt de lokale factoren die de tonus van de vaatwand beïnvloeden, met een focus op metabole vasodilatatie, autoregulatie, en de rol van het endotheel in de productie van zowel constrictieve als dilaterende stoffen.
### 3.1 Determinanten van de vaatwandtonus
Arteriolen en venen bezitten een basale tonus, die deels berust op een myogeen mechanisme en deels op een systemisch mechanisme via het zenuwstelsel. Deze basale tonus van de arteriolen is cruciaal voor de "vasculaire reserve", wat de mate bepaalt waarin het bloeddebiet door een orgaan kan toenemen. De lokale mechanismen hebben twee hoofddoelen: de doorbloeding aanpassen aan lokale metabole behoeften (metabole vasodilatatie) en de doorbloeding constant houden bij variaties in de bloeddruk (autoregulatie) [6](#page=6).
#### 3.1.1 Metabole vasodilatatie
Een toename in het metabolisme van een weefsel leidt tot stijgende weefselconcentraties van vasodilaterende metabolieten. Dit resulteert in metabole vasodilatatie, waardoor de bloedtoevoer kan toenemen om de verhoogde vraag naar voedingsstoffen te dekken. Wanneer de doorbloeding stopt, accumuleren vasodilaterende metabolieten, wat na herstel van de doorbloeding leidt tot reactieve hyperemie [6](#page=6).
Belangrijke factoren die bijdragen aan metabole vasodilatatie zijn adenosine, kaliumionen ($K^+$), en hypercapnie (verhoogde $PCO_2$). Anorganische fosfaten, hyperosmolariteit, en melkzuur worden ook soms als metabole vasodilatoren vermeld. Lokale hypoxie (verminderde $PO_2$) kan gladde spiercellen relaxeren, deels via activatie van ATP-gevoelige $K^+$-kanalen. In tegenstelling hiertoe treedt in de longcirculatie vasoconstrictie op bij hypoxie, wat functioneel belangrijk is voor gasuitwisseling [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** De reactie op hypoxie is cruciaal verschillend in de systemische circulatie (vasodilatatie) versus de longcirculatie (vasoconstrictie) vanwege hun verschillende fysiologische functies.
#### 3.1.2 Autoregulatie
Autoregulatie zorgt ervoor dat de doorbloeding van organen (met name hart, nier en hersenen) constant blijft ondanks variaties in de systemische bloeddruk. Bij een drukstijging treedt een vasoconstrictie op, en bij een drukdaling een vasodilatatie. Dit mechanisme is belangrijk bij bijvoorbeeld arteriële stenose, waar het bloeddebiet distaal van de vernauwing binnen bepaalde grenzen constant blijft [7](#page=7).
Twee negatieve terugkoppelingsmechanismen zijn betrokken bij autoregulatie: de myogene respons en de invloed van vasodilaterende metabolieten [7](#page=7).
* **Myogene respons:** Sensoren in de celmembraan van gladde spiercellen reageren op druk- en stretchveranderingen. Verhoogde druk leidt via stretch-activated cation channels tot een influx van $Na^+$ en $Ca^{2+}$, depolarisatie en activatie van spanningsgevoelige $Ca^{2+}$-kanalen, resulterend in vasoconstrictie. Drukdalingen leiden tot het omgekeerde effect (vasodilatatie) [7](#page=7).
* **Invloed van vasodilaterende metabolieten:** Verhoogde doorbloeding leidt tot snellere uitwassing van vasodilaterende metabolieten, waardoor vasodilatatie afneemt en de doorbloeding beperkt blijft. Omgekeerd leidt verminderde doorbloeding tot accumulatie van metabolieten, wat homeostatische vasodilatatie veroorzaakt [7](#page=7).
Autoregulatiemechanismen zijn prominent aanwezig in arteriën en arteriolen, maar praktisch afwezig in venen, waardoor deze grote bloedvolumes kunnen opslaan [7](#page=7).
#### 3.1.3 Andere lokale mechanismen
Diverse andere mechanismen kunnen in specifieke vaatgebieden vasodilatatie of vasoconstrictie uitlokken [7](#page=7):
* **Ontstekingsreacties, infecties, allergische reacties, trauma:** Vrijstelling van vasodilaterende autocoïden zoals histamine, prostaglandine $E_2$, bradykinine en platelet activating factor. Deze verhogen de lokale doorbloeding en de postcapillaire permeabiliteit in venulen, wat de toegang van leukocyten en antilichamen naar beschadigde weefsels bevordert [8](#page=8).
* **Bradykinine:** Vrijgesteld door zweetklieren, verhoogt de huidvasodilatatie [8](#page=8).
* **Prostacycline (Prostaglandine $I_2$):** Gesynthetiseerd in de renale cortex bij verminderde nierdoorbloeding, zorgt voor vasodilatatie om de doorbloeding te helpen onderhouden. NSAID's, die prostacyclinevorming remmen, kunnen nierinsufficiëntie veroorzaken [8](#page=8).
* **Serotonine en tromboxaan $A_2$:** Vrijgesteld uit bloedplaatjes tijdens hemostase, veroorzaken lokale vasoconstrictie om bloeding te reduceren [8](#page=8).
* **Temperatuur:** Lokale opwarming leidt tot vasodilatatie, lokale afkoeling tot vasoconstrictie. Dit is fysiologisch relevant voor huidbloedvaten (thermoregulatie) en skeletspierbloedvaten [8](#page=8).
* **Weefseldruk:** Een toename, zoals tijdens spiercontractie, veroorzaakt compressie van bloedvaten en verminderde flow, wat fysiologisch belangrijk is in skelet- en hartspierweefsel [8](#page=8).
### 3.2 Regeling door endotheel
Het endotheel, de binnenwand van bloedvaten, speelt een significante rol in de regulatie van de vaattonus. Endotheelcellen stellen, gestimuleerd door bloedsubstanties of schuifspanning, zowel constrictieve als dilaterende substanties vrij [8](#page=8).
#### 3.2.1 Endotheliale relaxerende factoren
* **Stikstofmonoxyde (NO):** De belangrijkste door het endotheel vrijgestelde vasodilator. NO wordt gesynthetiseerd uit L-arginine en moleculaire zuurstof door het enzym NO-synthase (NOS). Er bestaan verschillende isoenzymen: endotheliaal NOS (eNOS), induceerbaar NOS (iNOS) en neuronaal NOS (nNOS). eNOS is fysiologisch het belangrijkst in het cardiovasculaire systeem en verantwoordelijk voor de continue productie van NO [9](#page=9).
NO diffundeert door de gladde spiercelmembraan en activeert cytosolisch guanylaat cyclase, wat leidt tot een verhoging van cyclisch GMP (cGMP) en relaxatie van de gladde spiercel. eNOS wordt geactiveerd door diverse substanties die de intracellulaire $Ca^{2+}$-concentratie in endotheelcellen verhogen, zoals bradykinine, adenosine, adenosine nucleotiden (ADP, ATP), histamine, serotonine en substantie P. Ook acetylcholine kan eNOS activeren. Schuifkrachten van de bloedstroom langs endotheelcellen activeren eveneens eNOS, wat bijdraagt aan basale NO-vrijstelling en lokale bloeddoorstromingsregulatie [10](#page=10) [9](#page=9).
NO is een zeer reactieve vrije radicaal met een korte levensduur (enkele seconden), waardoor zijn effecten lokaal en afhankelijk van continue productie zijn. NO kan reageren met superoxide, wat leidt tot peroxynitriet, een molecule zonder vasodilaterende werking die bij hoge concentraties schadelijk is [10](#page=10).
Bij ontstekingsreacties wordt iNOS geactiveerd, wat leidt tot massale NO-productie. Dit kan helpen bij het vernietigen van vreemde elementen, maar overproductie kan ernstige hypotensie veroorzaken en is verantwoordelijk geacht voor septische shock [10](#page=10).
Farmaceutische organische nitraten zoals nitroglycerine en isosorbidedinitraat werken via omzetting tot NO, vooral op venen, en worden gebruikt bij angina pectoris. Natriumnitroprusside vormt ook NO en is een krachtige vasodilator van zowel arteriën als venen [10](#page=10).
* **Prostacycline:** Naast NO stelt het endotheel ook prostacycline vrij, wat de aggregatie van bloedplaatjes remt [10](#page=10).
* **Endotheliale hyperpolariserende factor (EDHF):** Het endotheel oefent ook een hyperpolariserende invloed uit op onderliggende gladde spiercellen via EDHF, waarvan de identiteit nog onbekend is. EDHF lijkt voornamelijk belangrijk te zijn ter hoogte van arteriolen en kan daar zelfs belangrijker zijn dan NO [10](#page=10).
#### 3.2.2 Endotheliale vasoconstrictorische factoren
* **Endotheline-1:** Een peptide van 21 aminozuren, een van de krachtigste endogene vasoconstrictoren. Toediening van endotheline-receptor antagonisten vermindert de totale perifere weerstand, wat suggereert dat endotheline continu bijdraagt aan het onderhouden van de bloeddruk [10](#page=10).
* **Andere vasoconstrictoren:** Endotheelcellen stellen ook prostanoïden (tromboxaan $A_2$ en prostaglandine $H_2$) en superoxide anionen vrij. Superoxide anionen verminderen de vasodilaterende werking van NO door het af te breken [11](#page=11).
* **Angiotensine-conversie enzym (ACE):** Bevindt zich aan het oppervlak van endotheelcellen, voornamelijk in de longen. ACE is verantwoordelijk voor de omzetting van angiotensine I naar angiotensine II en voor de afbraak van bradykinine [11](#page=11).
#### 3.2.3 Het endotheel bij cardiovasculaire aandoeningen
Vele vasculaire aandoeningen gaan gepaard met endotheliale dysfunctie, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van atherosclerose en trombusvorming. Bij diabetes wordt ook endotheliale dysfunctie waargenomen, geassocieerd met een verhoogd risico op atherosclerose, hypertensie en neuropathie [11](#page=11).
Endotheliale dysfunctie is ook betrokken bij pre-eclampsie, een zwangerschapsaandoening met hypertensie en verhoogde bloedstolling. Het endotheel speelt een belangrijke rol in de bloeddrukregulatie tijdens de zwangerschap; deze beschermende functie is aangetast bij pre-eclampsie, mogelijk door placenta-moleculen die endotheelcellen beschadigen [11](#page=11).
### 3.3 Besluit
Hoewel arteriolen structureel identiek zijn, verschillen ze sterk in de regulatie van hun openingsgraad. Het relatieve belang van de vaatwandtonusregulerende factoren varieert per vaatgebied. Deze regionale verschillen stellen het organisme in staat adequaat te reageren op extreme situaties, zoals bloeddrukdalingen of extreme hitte. Bij een ernstige bloeddrukdaling tracht het organisme eerst de doorbloeding van vitale organen (hersenen, hart) te behouden door vasodilatatie, ten koste van minder vitale organen waar vasoconstrictie optreedt [11](#page=11).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hartdebiet | De hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt, cruciaal voor de oxygenatie en voeding van weefsels door het lichaam. |
| Arteriolen | Kleine, gespierde bloedvaten die de arteriën vertakken en de bloeddruk reguleren door hun diameter aan te passen, fungerend als controle "kranen" voor de doorbloeding. |
| Vasoconstrictie | Het vernauwen van bloedvaten, veroorzaakt door contractie van de gladde spiercellen in de vaatwand, wat resulteert in een verhoogde weerstand en verminderde bloedtoevoer. |
| Vasodilatatie | Het verwijden van bloedvaten, veroorzaakt door relaxatie van de gladde spiercellen in de vaatwand, wat resulteert in een verlaagde weerstand en verhoogde bloedtoevoer. |
| Tonus | De mate van aanspanning van gladde spiercellen in de vaatwand, die continu aanwezig is en de diameter van het bloedvat beïnvloedt. |
| Perfusiedrukgradiënt (∆ P) | Het drukverschil tussen het begin en het einde van een vaatgebied, essentieel voor de bloedstroom; het is gelijk aan de gemiddelde arteriële bloeddruk minus de centraal veneuze druk. |
| Cytosolische Ca2+-concentratie | De concentratie van calciumionen in het cytoplasma van een cel; veranderingen hierin reguleren de contractie van gladde spiercellen. |
| Calmoduline | Een cytoplasmatisch regelproteïne dat calciumionen bindt en zo enzymen activeert die essentieel zijn voor spiercontractie, zoals myosin light chain kinase (MLCK). |
| Myosin light chain kinase (MLCK) | Een enzym dat de lichte ketens van myosine fosforyleert, een cruciale stap in het contractiemechanisme van gladde spiercellen, waarbij ATP als energiebron wordt gebruikt. |
| Myosin light chain phosphatase | Een enzym dat de fosforylatie van myosine lichte ketens ongedaan maakt, wat leidt tot relaxatie van gladde spiercellen. |
| SERCA (smooth endoplasmic reticulum Ca2+-ATPase) | Een enzym dat actief calciumionen vanuit het cytoplasma naar het sarcoplasmatisch reticulum pompt, wat bijdraagt aan het verlagen van de cytosolische Ca2+-concentratie en celrelaxatie. |
| PMCA (plasma membrane Ca2+-ATPase) | Een enzym dat actief calciumionen vanuit het cytoplasma naar de extracellulaire ruimte pompt, essentieel voor het handhaven van een lage cytosolische Ca2+-concentratie. |
| Na+/Ca2+-antiport | Een transportmechanisme in het celmembraan dat natriumionen uitwisselt voor calciumionen, wat helpt bij het reguleren van de intracellulaire calciumconcentratie. |
| Voltage-operated Ca2+-channels | Spanningsgevoelige ionenkanalen in het celmembraan die openen bij depolarisatie en calciumionen de cel binnenlaten, leidend tot contractie. |
| Stretch-operated Ca2+-channels | Mechanisch gevoelige ionenkanalen in het celmembraan die openen bij uitrekking van de vaatwand, wat bijdraagt aan autoregulatie. |
| Receptor-operated Ca2+-channels | Ionankalen die openen of Ca2+-mobilisatie veroorzaken via de activatie van G-proteïne gekoppelde receptoren, zoals de α1-receptoren. |
| Inositoltrifosfaat (IP3) | Een intracellulaire boodschapper die vrijkomt na receptoractivatie en de mobilisatie van Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum stimuleert, wat contractie veroorzaakt. |
| cGMP (cyclisch guanosine monophosphate) | Een cyclisch nucleotide dat een rol speelt bij vasodilatatie door kinasen te activeren die leiden tot relaxatie van gladde spiercellen. |
| cAMP (cyclisch adenosine monophosphate) | Een cyclisch nucleotide dat een rol speelt bij vasodilatatie door kinasen te activeren die leiden tot relaxatie van gladde spiercellen. |
| K+-kanalen (o.a. K ATP) | Kaliumkanalen die, wanneer geopend, leiden tot hyperpolarisatie van de celmembraan, waardoor spanningsgevoelige Ca2+-kanalen sluiten en vasodilatatie optreedt. |
| α1-lytica | Geneesmiddelen die α1-receptoren blokkeren, waardoor de werking van noradrenaline wordt tegengewerkt en vasodilatatie optreedt. |
| Ca2+-kanaal blokkers | Geneesmiddelen die de opening van calciumkanalen verhinderen, wat leidt tot verminderde intracellulaire calciumconcentratie en vasodilatatie. |
| K+-kanaal openers | Geneesmiddelen die kaliumkanalen openen, wat leidt tot hyperpolarisatie en sluiting van calciumkanalen, met vasodilatatie als gevolg. |
| NO (Stikstofmonoxyde) | Een belangrijke endogene vasodilator die door endotheelcellen wordt geproduceerd en leidt tot relaxatie van gladde spiercellen via activering van guanylaat cyclase. |
| cGMP-afhankelijke proteïnen | Proteïnen die worden geactiveerd door cGMP en processen initiëren die leiden tot een vermindering van intracellulaire Ca2+-concentraties en dus relaxatie. |
| cAMP-afhankelijke proteïnen | Proteïnen die worden geactiveerd door cAMP en processen initiëren die leiden tot een vermindering van intracellulaire Ca2+-concentraties en dus relaxatie. |
| Fosfodiësterase-remmers | Geneesmiddelen die de afbraak van cAMP en cGMP remmen, waardoor hun concentraties stijgen en vasodilatatie optreedt. |
| Myogeen mechanisme | Een intrinsiek mechanisme in gladde spiercellen dat reageert op veranderingen in de transmurale druk, leidend tot vasoconstrictie bij verhoogde druk en vasodilatatie bij verlaagde druk. |
| Autoregulatie | Een mechanisme dat zorgt voor een relatief constante bloeddoorstroming ondanks variaties in de systemische bloeddruk, voornamelijk in organen zoals hersenen en nieren. |
| Metabole vasodilatatie | Vasodilatatie die optreedt als reactie op een verhoogd metabolisme in een weefsel, waarbij de ophoping van metabolieten leidt tot verwijding van de bloedvaten om aan de verhoogde vraag te voldoen. |
| Reactieve hyperemie | Een tijdelijke, sterke toename van de bloeddoorstroming na een periode van occlusie of verminderde doorbloeding, bedoeld om opgebouwde metabolieten weg te spoelen en energiereserves aan te vullen. |
| Hypocapnie | Een verlaagde partiële druk van koolstofdioxide (PCO2) in het bloed, wat kan leiden tot vasoconstrictie. |
| Hypercapnie | Een verhoogde partiële druk van koolstofdioxide (PCO2) in het bloed, wat kan leiden tot vasodilatatie. |
| Hypoxie | Een toestand van zuurstoftekort in weefsels of organen, die in de meeste vaatgebieden vasodilatatie veroorzaakt, behalve in de longcirculatie. |
| Myogene respons | Het vermogen van gladde spiercellen om direct te reageren op veranderingen in mechanische rek, wat bijdraagt aan autoregulatie van de bloeddoorstroming. |
| Endotheel | De binnenste laag van bloedvaten, bestaande uit endotheelcellen, die niet alleen een glad oppervlak vormt voor bloedstroming, maar ook een cruciale rol speelt in de regulatie van vaattonus. |
| Endotheliale relaxerende factoren (ERF) | Stoffen die door endotheelcellen worden vrijgegeven en leiden tot vasodilatatie, zoals stikstofmonoxyde (NO) en prostacycline. |
| Endotheel (eNOS) | Het enzym dat verantwoordelijk is voor de fysiologisch belangrijke continue productie van stikstofmonoxyde (NO) door endotheelcellen. |
| Endotheliale vasoconstrictorische factoren (EVF) | Stoffen die door endotheelcellen worden vrijgegeven en leiden tot vasoconstrictie, zoals endotheline-1. |
| Endotheline-1 | Een krachtige endogene vasoconstrictor die door endotheelcellen wordt geproduceerd en bijdraagt aan het handhaven van de bloeddruk. |
| Angiotensine-conversie enzym (ACE) | Een enzym dat zich op het oppervlak van endotheelcellen bevindt en angiotensine I omzet in angiotensine II, een krachtige vasoconstrictor, en bradykinine afbreekt. |
| Endotheliale dysfunctie | Een aandoening waarbij de normale functies van endotheelcellen zijn aangetast, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van cardiovasculaire aandoeningen zoals atherosclerose en hypertensie. |
| Prostacycline | Een vasodilator die door endotheelcellen wordt geproduceerd en ook de aggregatie van bloedplaatjes remt. |
| EDHF (endotheliale hyperpolariserende factor) | Een nog niet volledig geïdentificeerde factor die door endotheelcellen wordt vrijgegeven en leidt tot hyperpolarisatie van de onderliggende gladde spiercellen, met vasodilatatie als gevolg. |
| Vasculaire reserve | De mate waarin het bloeddebiet door een orgaan kan toenemen boven de basale doorbloeding, mede bepaald door de basale tonus van de arteriolen. |
| Orthosympathisch zenuwstelsel | Een deel van het autonome zenuwstelsel dat betrokken is bij de regulatie van de vaattonus en de arteriële bloeddruk. |
| Splanchnisch gebied | Het gebied van het lichaam dat de organen in de buikholte omvat, zoals de lever, milt, alvleesklier en darmen. |
| Serotonine | Een neurotransmitter die ook door bloedplaatjes wordt vrijgegeven en lokale vasoconstrictie kan veroorzaken. |
| Tromboxaan A2 | Een stof die wordt vrijgegeven door bloedplaatjes en een krachtige vasoconstrictor is, ook betrokken bij bloedstolling. |
| Autocoïden | Lokale hormonen of mediatoren die vrijkomen bij ontstekingsreacties, infecties of allergische reacties en de bloeddoorstroming beïnvloeden. |
| Histamine | Een stof die vrijkomt bij allergische reacties en ontstekingen, en die vasodilatatie en verhoogde capillaire permeabiliteit veroorzaakt. |
| Prostaglandine E2 | Een prostaglandine die deelneemt aan ontstekingsreacties en vasodilatatie kan veroorzaken. |
| Bradykinine | Een peptide dat vrijkomt bij ontstekingsreacties en vasodilatatie en verhoogde capillaire permeabiliteit kan veroorzaken; het wordt ook door ACE afgebroken. |
| Platelet activating factor (PAF) | Een fosfolipide die vrijkomt bij verschillende cellulaire processen en betrokken is bij ontstekingsreacties, aggregatie van bloedplaatjes en vasodilatatie/vasoconstrictie. |
| Atriale natriuretische factor (ANF) | Een hormoon dat vrijkomt uit de boezems van het hart in reactie op drukverhoging en zorgt voor vasodilatatie en natriumuitscheiding. |
| β-agonisten | Stoffen die β-receptoren stimuleren en leiden tot diverse effecten, waaronder vasodilatatie (bv. β2-agonisten). |
| Nitrovasodilatoren | Geneesmiddelen, zoals nitroglycerine, die worden omgezet in stikstofmonoxyde (NO) en leiden tot vasodilatatie, vooral van venen. |
| Inodilatoren | Geneesmiddelen die zowel een positief inotroop effect (versterking van de hartcontractie) als een vasodilaterend effect hebben. |
| Septische shock | Een levensbedreigende aandoening die wordt veroorzaakt door een ernstige infectie, waarbij een gegeneraliseerde vasodilatatie en bloeddrukdaling optreden. |
| L-arginine | Een aminozuur dat de precursor is voor de synthese van stikstofmonoxyde (NO) door het enzym NO-synthase. |
| Peroxynitriet | Een molecuul gevormd door de reactie van NO met superoxide, dat vasodilaterende activiteit mist en bij hoge concentraties schadelijk kan zijn. |
| iNOS (induceerbaar NO-synthase) | Een isovorm van NO-synthase die tot expressie komt bij ontstekingsreacties en grote hoeveelheden NO produceert. |
| Vasopressine | Een hormoon dat vasoconstrictie veroorzaakt en de wateruitscheiding door de nieren vermindert. |
| Angiotensine II | Een krachtige vasoconstrictor die een rol speelt bij de regulatie van de bloeddruk en de vochtbalans. |
| Tromboxaan A2 | Een krachtige vasoconstrictor en agens voor bloedplaatjesaggregatie, geproduceerd door bloedplaatjes en macrofagen. |
| Vasculaire aandoeningen | Ziekten die de bloedvaten aantasten, zoals atherosclerose, hypertensie en trombose. |
| Atherosclerose | Een ziekte waarbij plaque zich ophoopt aan de binnenwanden van de slagaders, wat leidt tot vernauwing en verstijving van de bloedvaten. |
| Pre-eclampsie | Een zwangerschapscomplicatie gekenmerkt door hoge bloeddruk en proteïnurie, geassocieerd met endotheliale dysfunctie. |