Cover
Start nu gratis 1AT 2 Wielgeometrie en uitlijnen - Ppt in.pdf
Summary
# Wielgeometrie en de basisbegrippen
Dit onderwerp introduceert de fundamentele concepten van wielgeometrie, die essentieel zijn voor het begrijpen van de uitlijning van voertuigen en hun dynamische gedrag.
### 1.1 Definitie en componenten van wielgeometrie
Wielgeometrie omvat het geheel van wielstanden en fuseestanden. Deze standen worden statisch gemeten bij een stilstaand voertuig met de voorgeschreven belasting. Het is belangrijk op te merken dat deze hoeken tijdens het rijden continu veranderen en een significante invloed hebben op het weggedrag [2](#page=2) [3](#page=3).
De belangrijkste componenten van wielgeometrie zijn:
* **Wielstanden:**
* Wielvlucht (camber) [2](#page=2).
* Sporing (individueel spoor en totaal spoor) [2](#page=2).
* **Fuseestanden:**
* Fuseedwarshelling (KPI - King Pin Inclination) [2](#page=2).
* Fuseelangshelling (caster of naloop) [2](#page=2).
De fusee is het wielscharnier waaromheen het wiel draait. De stuurinrichting zorgt voor uitspoor in bochten, terwijl asparallelliteit de geometrische rijlijn bepaalt [2](#page=2).
**Tip:** Een veelvoorkomende examenvraag vraagt naar de definitie van een van deze termen, met de eis deze te illustreren met een schets en twee redenen voor de toepassing ervan te geven [8](#page=8).
### 1.2 Wielvlucht of camber
* **Definitie:** Camber is de hoek die het wielmiddenvlak maakt met de loodlijn op het wegdek [9](#page=9).
* **Expressie:** Wielvlucht wordt uitgedrukt in hoekgraden en minuten [9](#page=9).
* **Toepassing:** Komt voor bij zowel vooras- als achteraswielen [9](#page=9).
### 1.3 Sporing (toespoor en uitspoor)
* **Individueel spoor:** Dit is de hoek, gemeten in graden en minuten, tussen het wielmiddenvlak en het langsvlak van het voertuig, gezien van bovenaf. Het komt voor bij zowel voor- als achterassen [19](#page=19).
* **Totaal spoor:** Dit is de som van het individuele spoor van het linker- en het rechterwiel van een as [19](#page=19).
**Soorten sporing:**
* **Toespoor (+)** of positieve sporing: Een voorbeeld hiervan is $+ 0^{\circ}05'$ [20](#page=20).
* **Uitspoor (-)** of negatieve sporing: Een voorbeeld hiervan is $- 0^{\circ}05'$ [20](#page=20).
* **Nul spoor:** Dit is $0^{\circ}00'$ [20](#page=20).
### 1.4 Fuseedwarshelling of KPI
* **Definitie:** KPI staat voor King Pin Inclination. Het is de hoek die gevormd wordt door de fuseehartlijn met de loodrechte op het wegdek, gemeten in een dwarsvlak van het voertuig [25](#page=25).
* **Toepassing:** Deze hoek is relevant enkel bij gestuurde wielen [25](#page=25).
* **Expressie:** De KPI wordt uitgedrukt in hoekgraden en minuten [25](#page=25).
### 1.5 Fuseelangshelling, naloop(hoek) of caster
* **Definitie:** Dit is de hoek die gevormd wordt door de fuseehartlijn met de loodrechte op het wegdek, gemeten in een langsvlak van het voertuig [42](#page=42).
* **Toepassing:** Ook deze hoek is enkel van toepassing bij gestuurde wielen [42](#page=42).
* **Expressie:** De fuseelangshelling wordt uitgedrukt in graden en minuten [42](#page=42).
* **Gerelateerd concept:** De naloopafstand is de afstand op het wegdek tussen het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek en het snijpunt van de wielmiddellijn met het wegdek [42](#page=42).
**Figuur 1:** Een schematische weergave van naloop is beschikbaar op pagina 42 van het document [42](#page=42).
---
# Gevolgen van afwijkende wielgeometrie en wanneer deze aan te passen
Dit deel van het document behandelt de negatieve effecten van een onjuiste wieluitlijning op de rijstabiliteit, bandenslijtage en het brandstofverbruik, en geeft aan wanneer een aanpassing noodzakelijk is.
### 2.1 Gevolgen van afwijkende wielgeometrie
Een afwijkende wielgeometrie kan leiden tot diverse negatieve effecten die de rijervaring en de levensduur van voertuigonderdelen beïnvloeden. Deze gevolgen tasten de stabiliteit, de efficiëntie en uiteindelijk de veiligheid van het voertuig aan [4](#page=4).
#### 2.1.1 Stabiliteitsaspecten
* **Slechtere rechtuitrijstabiliteit**: Het voertuig heeft de neiging om scheef te trekken tijdens het rijden op een rechte weg [4](#page=4).
* **Slechtere koersstabiliteit**: Dit refereert aan de richtingsstabiliteit of wegligging van het voertuig, die verminderd is [4](#page=4).
* **Slechtere baanvastheid**: Het contact van de banden met de weg, ook wel wegcontact genoemd, wordt negatief beïnvloed [4](#page=4).
* **Slechtere stabiliteit bij het remmen**: De beheersbaarheid van het voertuig tijdens remmanoeuvres neemt af [4](#page=4).
* **Fladderen van de wielen (wheel shimmy)**: De wielen kunnen een oscillerende beweging gaan vertonen, ook wel bekend als 'shimmyen' [4](#page=4).
#### 2.1.2 Efficiëntie en levensduur
* **Ongelijkmatige bandenslijtage**: Banden slijten sneller en onregelmatiger af, wat leidt tot vroegtijdige vervanging [4](#page=4).
* **Hoger brandstofverbruik**: De verhoogde rolweerstand door een verkeerde uitlijning resulteert in een hoger brandstofverbruik [4](#page=4).
* **Grotere krachten op wielgeleiding en stuurinrichting**: De ophangingscomponenten en stuurmechanismen worden extra belast, wat kan leiden tot snellere slijtage van deze onderdelen [4](#page=4).
#### 2.1.3 Veiligheid
De som van deze gevolgen kan de algemene veiligheid van het voertuig in het gedrang brengen [4](#page=4).
### 2.2 Wanneer een wieluitlijning aanpassen?
Een wieluitlijning dient niet enkel te gebeuren bij problemen, maar ook preventief na bepaalde werkzaamheden aan het voertuig.
#### 2.2.1 Symptomen en bestuurdersklachten
* **Bij klachten van de bestuurder**: Dit omvat onder andere het waarnemen dat het voertuig scheef trekt tijdens het rijden [5](#page=5).
* **Vroegtijdige of abnormale bandenslijtage**: Als banden sneller afslijten dan verwacht of op een ongebruikelijke manier, is dit een duidelijk signaal [5](#page=5).
#### 2.2.2 Na werkzaamheden aan het voertuig
* **Bij werkzaamheden aan de stuurinrichting**: Dit geldt na het vervangen van componenten zoals stuurkogels of spoorstangen [5](#page=5).
* **Bij werkzaamheden aan de ophanging**: Na het vervangen van onderdelen zoals schokdempers of ophangingsrubbers is een controle noodzakelijk [5](#page=5).
* **Na de herstelling van een ongeval**: Schade aan het chassis of de wielophanging na een ongeval vereist een controle van de wieluitlijning [5](#page=5).
* **Na het plaatsen van nieuwe banden**: Hoewel niet strikt noodzakelijk, is het aan te raden om na het monteren van nieuwe banden de uitlijning te controleren om een gelijkmatige slijtage vanaf het begin te garanderen [5](#page=5).
> **Tip:** Het is raadzaam om de frequentie van controles van de wieluitlijning te baseren op de aanbevelingen van de fabrikant en de rijomstandigheden, met name bij intensief gebruik of rijden op slechte wegen.
---
# Specifieke wiel- en fuseestanden en hun belang
Dit onderwerp behandelt de specifieke geometrische hoeken van de wielen en fusees, zoals wielvlucht, sporing, fuseedwarshelling en fuseelangshelling, en hun invloed op het rijgedrag, de stabiliteit en de bandenslijtage.
### 3.1 Wielstanden
#### 3.1.1 Wielvlucht (camber)
Wielvlucht, ook wel camber genoemd, is de hoek die het wiel maakt ten opzichte van de verticale as, gezien vanaf de voorkant van het voertuig [14](#page=14).
* **Positieve wielvlucht**: Het bovenste deel van het wiel staat naar buiten. Deze stand wordt tegenwoordig niet meer toegepast hoewel het binnenwiel in een bocht wel een positieve wielvlucht aanneemt [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Negatieve wielvlucht**: Het bovenste deel van het wiel staat naar binnen. Dit vergroot de stabiliteit in bochten, maakt hogere bochtsnelheden mogelijk en vermindert het omkantelgevaar. Negatieve wielvlucht voor de voorwielen vermindert onderstuur, en achteraan vermindert het overstuur [12](#page=12) [18](#page=18).
**Belang van wielvlucht**:
De wielvlucht heeft als doel de richtingsstabiliteit te verhogen en fladderen (wheel shimmy) tegen te gaan. Bij positieve en negatieve wielvlucht ontstaan er krachten die de wielen willen sturen, wat speling in de stuurdraai- en fuseepunten compenseert en fladderen voorkomt. Een nadeel van te grote wielvlucht is eenzijdige, rondom bandenslijtage [10](#page=10) [11](#page=11) [14](#page=14).
**Afstelling van wielvlucht**:
Wielvlucht kan worden afgesteld, bijvoorbeeld via het bovenste steunlager [15](#page=15).
**Voorbeelden van wielvlucht**:
* Citroën C6 2.7 HDi: Voorwielvlucht -0°24’ ± 0°30’, achterwielvlucht -1°27’ ± 0°30’. Deze zijn niet afstelbaar [18](#page=18).
* Mercedes-Benz W220 S-class: Voorwielvlucht -0°50’, achterwielvlucht -0°58’. De voorwielvlucht is afstelbaar, de achterwielvlucht niet [18](#page=18).
#### 3.1.2 Sporing (toe-in/toe-out)
Sporing is de hoek die de wielen maken ten opzichte van de lengteas van het voertuig, gezien vanaf boven [21](#page=21).
* **Toespoor**: De voorwielen staan iets naar binnen gericht. Dit bevordert het bochtengedrag, omdat de buitenwielen zwaarder belast worden en mee insturen in de bocht [21](#page=21) [22](#page=22).
* **Uitspoor**: De voorwielen staan iets naar buiten gericht [22](#page=22).
**Belang van sporing**:
Constructeurs kiezen vrijwel altijd voor toespoor, zowel op de voor- als achteras, omdat dit het bochtengedrag ten goede komt. Te veel spoor, zowel toespoor als uitspoor, kan leiden tot zaagtandvormige bandenslijtage [21](#page=21) [22](#page=22).
**Afstelling van sporing**:
Sporing is op de vooras altijd mogelijk door de spoorstang langer of korter te maken. Op de achteras is dit soms mogelijk [24](#page=24).
**Voorbeelden van sporing**:
* Volvo S40 T5 AWD: Vooras sporing 0°12’ ± 0°06’ (afstelbaar), achteras sporing 0°18’ ± 0°06’ (niet afstelbaar) [23](#page=23).
* BMW 3 series E90: Vooras sporing 0°14’ ± 0°10’ (afstelbaar), achteras sporing 0°18’ ± 0°06’ (niet afstelbaar) [23](#page=23).
### 3.2 Fuseestanden
#### 3.2.1 Fuseedwarshelling (kingpin inclination - KPI)
De fuseedwarshelling is de hoek van de fuseepen (of de denkbeeldige as van de fuseekogels) ten opzichte van de verticale as, gezien vanaf de voorkant van het voertuig. Tegenwoordig wordt de fuseepen vaak vervangen door twee ophangpunten, zoals fuseekogels bij een dubbele dwarsgeleiding. Bij een McPherson-ophanging is de fuseehartlijn de verbinding tussen het druklager en de onderste fuseekogel [26](#page=26) [28](#page=28) [29](#page=29).
**Belang van fuseedwarshelling**:
De fuseedwarshelling bevordert de stuurwielterugdraaiing na een bocht en de rechtuitrijstabiliteit. Wanneer de vooras wordt opgetild en het stuurwiel wordt gedraaid, beweegt het wiel naar beneden. Op de grond wordt de bovenbouw omhoog geduwd, waardoor het zwaartepunt hoger komt te liggen en na een bocht het wiel weer in de rechtuitpositie wordt geduwd. Een grotere fuseedwarshelling zorgt voor een groter terugstelmoment en dus grotere rechtuitrijstabiliteit [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 3.2.2 Stuurrolradius (schuurstraal of scrub radius)
De stuurrolradius is de afstand tussen de snijlijn van het wielmiddenvlak met het wegdek en het snijpunt van het verlengde van de fuseehartlijn met het wegdek. De fuseedwarshelling bepaalt samen met de wielvlucht de grootte van de schuurstraal [32](#page=32).
**Positieve, negatieve en nul schuurstraal**:
* **Positieve schuurstraal**: Het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek ligt buiten het midden van het bandenoppervlak. Dit verbetert de koersstabiliteit en de terugstelling na een bocht [32](#page=32) [34](#page=34).
* **Negatieve schuurstraal**: Het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek ligt binnen het midden van het bandenoppervlak. Dit heeft voordelen bij ongelijke remkrachten [32](#page=32) [35](#page=35) [36](#page=36).
* **Nul schuurstraal (centerpoint steering)**: Het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek valt samen met het midden van het bandenoppervlak [32](#page=32).
**Belang van schuurstraal**:
De schuurstraal helpt fladderen van de wielen tegen te gaan en verbetert de koersstabiliteit en de terugstelling na een bocht. Zonder fuseedwarshelling zou de schuurstraal te groot zijn. Een kleine rolstraal is wenselijk om de belasting op de fuseekogels en spoorstangen te minimaliseren [34](#page=34).
**Invloed van velgbreedte en bolling**:
De velgbreedte en de bolling (ET-waarde) van de velg beïnvloeden de schuurstraal. Een bredere velg met een kleinere ET-waarde kan de normaalkracht verplaatsen, waardoor deze niet meer door het grootste lager gaat [37](#page=37) [38](#page=38).
**Voorbeelden van fuseedwarshellingen**:
De fuseedwarshelling ligt meestal tussen 7 en 15 graden. De ingesloten hoek is de som van wielvlucht en fuseedwarshelling. De fuseedwarshelling is op zich niet afstelbaar, maar de wielvlucht kan worden aangepast, wat de ingesloten hoek beïnvloedt. De ingesloten hoek moet links en rechts gelijk zijn om vervorming in de wielgeleiding te voorkomen [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 3.2.3 Fuseelangshelling (caster)
De fuseelangshelling, vaak geassocieerd met de naloopafstand, is de hellingshoek van de fuseepen (of de fuseehartlijn) ten opzichte van de verticale as, gezien vanaf de zijkant van het voertuig. Bij fietsen en motorfietsen spreekt men hierbij over de balhoofdhoek [44](#page=44) [47](#page=47).
**Belang van fuseelangshelling (naloop)**:
De fuseelangshelling zorgt voor rechtuitrijstabiliteit en terugstelling van het stuurwiel na een bocht. Hoe groter de naloop, hoe sterker het terugstelmoment en hoe groter de rechtuitrijstabiliteit. Een nadeel van een grote naloop is zwaarder sturen en een grotere gevoeligheid voor zijwind [47](#page=47).
**Wielvluchtverandering bij bochten**:
De fuseelangshelling zorgt ervoor dat de voorwielen beter meesturen in een bocht. Door de toepassing ervan verandert de wielvlucht bij het verdraaien van de wielen: het buitenwiel krijgt negatieve vlucht en het binnenwiel positieve [49](#page=49).
**Balhoofdhoek bij fietsen en motoren**:
Een grote balhoofdhoek (rond 27 graden) zorgt voor grote stabiliteit (tourmodellen), terwijl een kleine balhoofdhoek (rond 20 graden) goede wendbaarheid biedt (racemotoren) [48](#page=48).
**Voorbeelden van fuseelangshellingen (naloop)**:
* BMW 3 series E90: Naloop 7°05’ ± 0°30’ (niet afstelbaar) [50](#page=50).
* Citroën C6 2.7 HDi: Naloop 5°30’ ± 0°30’ (niet afstelbaar) [50](#page=50).
* Mercedes-Benz W220 S-class: Naloop 9°00’ ± 0°30’ (afstelbaar) [50](#page=50).
**Afstelling van de fuseelangshelling (naloop)**:
Bij onafhankelijke wielgeleiding met McPherson veerpoten kan de fuseelangshelling (en wielvlucht) worden afgesteld door het bevestigde steunlager excentrisch te plaatsen [51](#page=51).
### 3.3 Invloed op rijgedrag en stabiliteit
De specifieke wiel- en fuseestanden (wielvlucht, sporing, fuseedwarshelling, fuseelangshelling) spelen een cruciale rol in het bepalen van het rijgedrag en de stabiliteit van een voertuig [10](#page=10) [12](#page=12) [21](#page=21) [31](#page=31) [34](#page=34) [47](#page=47).
* **Stabiliteit in bochten**: Negatieve wielvlucht en een grotere spoorbreedte vooraan verminderen onderstuur. Een grotere spoorbreedte achteraan vermindert overstuur [12](#page=12).
* **Rechtuitrijstabiliteit**: Fuseedwarshelling en fuseelangshelling (naloop) bevorderen de rechtuitrijstabiliteit en zorgen voor stuurwielterugstelling na een bocht [31](#page=31) [47](#page=47).
* **Bochtengedrag**: Toespoor bevordert het bochtengedrag [21](#page=21).
* **Bandenslijtage**: Te grote wielvlucht kan leiden tot eenzijdige slijtage. Te veel spoor (toespoor of uitspoor) kan zaagtandvormige slijtage veroorzaken [14](#page=14) [22](#page=22).
### 3.4 Invloed op bandenslijtage
Onjuiste instellingen van wiel- en fuseestanden kunnen leiden tot verhoogde en/of abnormale bandenslijtage [14](#page=14) [22](#page=22).
* **Wielvlucht**: Te grote positieve of negatieve wielvlucht kan leiden tot eenzijdige slijtage aan de binnen- of buitenkant van het loopvlak [14](#page=14).
* **Sporing**: Te veel toespoor of uitspoor kan resulteren in zaagtandvormige slijtage, waarbij de randen van de band afwisselend aan één zijde worden afgesleten. Dit wordt veroorzaakt doordat het wiel zich probeert aan te passen aan de verkeerde sporinginstelling tijdens het rijden [22](#page=22).
### 3.5 Tuning en aanpassing van rijgedrag
De onderstaande tabel toont hoe aanpassingen aan verschillende wiel- en fuseestanden het rijgedrag kunnen beïnvloeden, met name de mate van onderstuur en overstuur [13](#page=13).
| Aanpassing | Meer onderstuur | Meer overstuur |
| :------------------------ | :--------------- | :------------- |
| Bandenspanning voor | Lager | Hoger |
| Bandenspanning achter | Hoger | Lager |
| Breedte band voor | Smaller | Breder |
| Breedte band achter | Breder | Smaller |
| Spoorbreedte voor | Kleiner | Groter |
| Spoorbreedte achter | Groter | Kleiner |
| Camber voor | Meer positief | Meer negatief |
| Camber achter | Meer negatief | Meer positief |
| Veren voor | Stugger / sterker| Slapper |
| Veren achter | Slapper | Stugger / sterker|
| Stabilisatorstang voor | Dikker / stugger | Dunner / slapper|
| Stabilisatorstang achter | Dunner / slapper | Dikker / stugger|
| Gewichtsverdeling | Meer voor | Meer achter |
| Wiellastvariatie voor | Groter | Kleiner |
| Wiellastvariatie achter | Kleiner | Groter |
---
# Sporing in de bocht en geometrische rijlijn
Dit onderdeel behandelt de dynamische aspecten van sporing tijdens bochten (Ackermann-sturing) en de concepten van de geometrische rijlijn en stuwhoek, met specifieke aandacht voor de achteras.
### 4.1 Sporing in de bocht (hoekverschil in de bocht)
Om ervoor te zorgen dat de wielen tijdens het nemen van een bocht zo wrijvingsarm mogelijk rollen, is het essentieel dat deze een gemeenschappelijk draaipunt hebben. Om dit te bereiken, wordt gebruik gemaakt van een aangepast spoorstangenstelsel, ook wel bekend als een stuurtrapezium. Motorvoertuigen passen hiervoor fuseesturing toe, ook wel Ackermann-sturing genoemd [53](#page=53).
#### 4.1.1 Het principe van Ackermann-sturing
In de rechtuitstand snijden de verlengden van de fuseearmen elkaar op de achteras. Wanneer een bocht wordt genomen, hebben de voorwielen een gemeenschappelijk draaipunt. De voorwielen gaan in de bocht in uitspoor, wat betekent dat het hoekverschil tussen beide voorwielen wordt aangeduid als het uitspoor in de bocht [55](#page=55).
> **Tip:** Een correcte geometrie van het stuurtrapezium is cruciaal voor een optimale handling en minimale bandenslijtage [56](#page=56).
#### 4.1.2 Controleren van het stuurtrapezium
De correcte geometrie van het stuurtrapezium wordt gecontroleerd door het meten van het hoekverschil, oftewel het uitspoor in de bocht. Dit uitspoor is het verschil tussen het uitspoor wanneer de wielen naar links zijn gedraaid en het uitspoor wanneer de wielen naar rechts zijn gedraaid [56](#page=56).
Als dit hoekverschil, het uitspoor in de bocht, meer dan 50 boogminuten (50’) bedraagt, duidt dit op een afwijking in het stuurtrapezium. Het meten van dit hoekverschil gebeurt doorgaans tijdens het uitlijnen van de wielen, waarbij het spoor wordt gemeten bij een wieluitslag van meestal 20 graden. Sommige geavanceerde wieluitlijnapparaten beschikken over specifieke programma's om het Ackermann-stuurtrapezium nauwkeurig te meten [57](#page=57).
De beoordeling van het stuurtrapezium wordt dus gedaan door het hoekverschil te meten. Door het spoorhoekverschil bij zowel een linker- als een rechterinslag te vergelijken, kan men de instelling en de algehele toestand van het stuurtrapezium bepalen [58](#page=58).
### 4.2 De geometrische rijlijn en stuwhoek
#### 4.2.1 Definitie en berekening van de stuwhoek
De stuwhoek wordt gedefinieerd als het gemiddelde van de individuele sporing van het linker- en rechterachterwiel. De formule hiervoor is [61](#page=61):
$$ \text{Stuwhoek} = \frac{\text{Individueel spoor LA} - \text{Individueel spoor RA}}{2} $$ [61](#page=61).
#### 4.2.2 De geometrische rijlijn en de hartlijn
De geometrische rijlijn is de richting waarin de achterwielen het voertuig voortduwen. Als de geometrische rijlijn zich links van de hartlijn van het voertuig bevindt, wordt de stuwhoek als negatief beschouwd; bevindt deze zich rechts, dan is de stuwhoek positief [61](#page=61).
Een algemene regel stelt dat de geometrische rijlijn maximaal 15 boogminuten (15’) mag afwijken van de hartlijn van het voertuig. Dit betekent dat de gemiddelde sporing van de achterwielen maximaal 15’ mag afwijken [61](#page=61).
> **Tip:** Het nauwkeurig meten van de stuwhoek is van belang om ervoor te zorgen dat het voertuig rechtuit rijdt en niet onnodig bandenslijtage veroorzaakt [62](#page=62).
#### 4.2.3 Meten van de stuwhoek
Het meten van de stuwhoek is een essentiële stap bij het correct afstellen van de wielophanging. Dit kan worden gedaan met behulp van specifieke meetapparatuur die de sporing van de achterwielen kan vaststellen [62](#page=62).
---
# Specifieke afwijkingen en de wieluitlijningsprocedure
Dit onderwerp behandelt specifieke afwijkingen in de wieluitlijning, zoals wiel- of asverzet en dwarsverschuiving, en beschrijft de procedure voor het uitvoeren van een nauwkeurige wieluitlijning in een laboratoriumomgeving [63](#page=63).
### 5.1 Specifieke afwijkingen in de wieluitlijning
Naast de standaard afwijkingen van wielstanden (vlucht en spoor), fuseestanden (fuseelangs- en dwarshelling), asparallelliteit (geometrische rijlijn) en uitspoor in de bocht, kunnen specifieke fouten optreden [63](#page=63).
#### 5.1.1 Wiel- of asverzet (set-back)
Wiel- of asverzet treedt op wanneer een wiel of een gehele as in de lengterichting is verplaatst. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een aanrijding, waarbij het rechter voorwiel in lengterichting verschoven is. Hoewel de sporing hierdoor kan afwijken en gecorrigeerd kan worden, zal een afwijking bij het opmeten van het uitspoor in de bocht (hoekverschil in de bocht) wel zichtbaar zijn [64](#page=64).
**Opsporen van wiel- of asverzet:**
* **Door wielbasis te meten:** De wielbasis aan de linker- en rechterzijde van de wagen dient te worden opgemeten. Een verschil in deze metingen duidt op wiel- of asverzet [65](#page=65) [66](#page=66).
* **Op achteras:** Soms kan er op de achteras wielverzet optreden door het toepassen van torsievering [67](#page=67).
#### 5.1.2 Dwarsverschuiving
Dwarsverschuiving houdt in dat een starre as of een wiel zijdelings is verschoven ten opzichte van de normale positie. In dit geval staat de hartlijn van de wagen schuin [68](#page=68).
### 6 De wieluitlijning (in labo)
Het uitvoeren van een wieluitlijning in een laboratoriumomgeving vereist een gestructureerde aanpak en nauwkeurigheid [69](#page=69).
#### 6.1 Procedure voor wieluitlijning in het labo
De gedetailleerde stappen voor het correct uitvoeren van een wieluitlijningsmeting zijn te vinden in de handleiding van het specifieke wieluitlijnapparaat [69](#page=69).
**Belangrijke aandachtspunten en voorbereiding:**
* **Nooit de wagen verrijden** met gemonteerde reflectoren [69](#page=69).
* Uitlijngegevens die gemarkeerd zijn met een steeksleuteltje zijn afstelbaar. Het klikken op dit icoon toont een animatie van de specifieke afstelling [69](#page=69).
* **Inspectie van het voertuig:** Na herstelwerkzaamheden aan een voertuig moet eerst de chassisgeometrie grondig worden gecontroleerd. Dit omvat [69](#page=69):
* Correcte bandenspanning [69](#page=69).
* Geen speling in de wiellagers [69](#page=69).
* Geen speling in de wielophanging, stuurinrichting en spoorstangkogels [69](#page=69).
* Correcte wagenhoogte en wagenbelasting [69](#page=69).
#### 6.2 Resultaten en afstelling
Pas nadat de inspectie en eventuele correcties zijn uitgevoerd, worden de meetresultaten bekeken en indien nodig de wagen afgesteld. Een uitlijnrapport kan na de uitlijning worden afgedrukt [69](#page=69) [70](#page=70).
Het uitvoeren van een wieluitlijning in het labo is een vaardigheid die studenten in het tweede jaar ontwikkelen [70](#page=70).
> **Tip:** Een algemeen filmpje over wielophanging en uitlijning kan helpen om de basisprincipes te begrijpen [72](#page=72).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wielgeometrie | De geometrie van de wielen omvat de stand van de wielen en de fusees ten opzichte van het voertuig en de weg. Dit geheel van hoeken en afstanden beïnvloedt het rijgedrag en de stabiliteit van het voertuig aanzienlijk. |
| Wielvlucht (Camber) | Dit is de hoek die het wielmiddenvlak maakt met de loodlijn op het wegdek, gemeten vanuit de voorkant van het voertuig. Het kan positief (bovenkant wiel naar buiten) of negatief (bovenkant wiel naar binnen) zijn en beïnvloedt de richtingsstabiliteit en bandenslijtage. |
| Sporing (Toe-in/Toe-out) | Sporing is de hoek tussen het wielmiddenvlak en het langsvlak van het voertuig, gezien van bovenaf. Positieve sporing (toespoor) betekent dat de voorkant van de wielen iets naar binnen wijst, terwijl negatieve sporing (uitspoor) betekent dat ze naar buiten wijzen. |
| Totaal spoor | De som van de individuele sporing van het linker en rechter wiel van dezelfde as. |
| Fuseedwarshelling (KPI) | King Pin Inclination is de hoek die de fuseehartlijn (de denkbeeldige as waar het wiel om draait) maakt met de loodrechte op het wegdek, gemeten in een dwarsvlak van het voertuig. Dit is van belang voor de stuurterugloop en rechtuitstabiliteit. |
| Fuseelangshelling (Caster) | Caster of naloop is de hoek gevormd door de fuseehartlijn met de loodrechte op het wegdek, gemeten in een langsvlak van het voertuig. Deze hoek draagt bij aan de rechtuitrijstabiliteit en de terugstelkracht van het stuurwiel na een bocht. |
| Ackermann-sturing | Een stuursysteem, ook wel fuseesturing genoemd, waarbij de voorwielen zo worden aangepast dat ze in bochten een gemeenschappelijk draaipunt hebben. Dit zorgt voor een wrijvingsarme bocht en voorkomt dat de banden slippen. |
| Geometrische rijlijn (Thrustline) | Dit is de lijn die loodrecht op de achteras staat en door het midden ervan loopt. De geometrische rijlijn wordt gebruikt om de parallelliteit van de assen te controleren en afwijkingen te detecteren. |
| Stuwhoek | De stuwhoek is het verschil tussen de individuele sporing van het linker en rechter voorwiel, gedeeld door twee. Het geeft aan hoe de geometrische rijlijn van de achteras zich verhoudt tot de hartlijn van het voertuig. |
| Wiel- of asverzet (Set-back) | Dit is een afwijking waarbij een wiel of een hele as in de lengterichting van het voertuig is verplaatst, vaak als gevolg van een ongeval. Dit kan leiden tot afwijkende sporing en rijgedrag. |
| Dwarsverschuiving | Een afwijking waarbij een starre as of een wiel zijdelings is verschoven, waardoor de hartlijn van de wagen schuin komt te staan ten opzichte van de dwarsas. |
| Stuurrolradius (Scrub radius) | De stuurrolradius, ook wel schuurstraal of rolstraal genoemd, is de afstand tussen het snijpunt van het wielmiddenvlak met het wegdek en het snijpunt van de verlengde fuseehartlijn met het wegdek. Het beïnvloedt de stabiliteit en het tegengaan van fladderen. |