Cover
Start nu gratis 5.pdf
Summary
# Fundamentele beginselen van de Belgische staatsstructuur
De Belgische staatsstructuur, gevormd in de negentiende eeuw rond het liberale democratische model, is gebaseerd op de kernbegrippen rechtsstaat, democratie en scheiding der machten, zoals vastgelegd in de Grondwet van 1831 en sindsdien geëvolueerd [1](#page=1).
### 1.1 Rechtsstaat
De rechtsstaat is geworteld in de liberale rechtsfilosofie, waarbij de overheid primair de persoonlijke rechten van burgers respecteert en beschermt. Dit uit zich in de Belgische Grondwet door de opsomming van fundamentele rechten zoals gelijkheid voor de wet, persoonlijke vrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van eredienst en vrijheid van onderwijs. Daarnaast impliceert de rechtsstaat dat de overheid zelf haar democratisch tot stand gekomen wetgeving naleeft en burgers niet willekeurig van hun vrijheid mag beroven [1](#page=1).
De overheid dient burgers ook te beschermen, zowel tegen externe bedreigingen als tegen aantasting van rechten door medeburgers. Hiervoor zijn onafhankelijke rechtscolleges nodig die rechten beschermen en sancties opleggen bij schendingen. Executieve structuren zoals de politie waarborgen de openbare rust, orde en veiligheid. De wettigheid van overheidsbeslissingen wordt gecontroleerd door organen zoals de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Sinds 1989 kan het Grondwettelijk Hof wetgeving toetsen aan het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel en aan fundamentele grondrechten [1](#page=1).
### 1.2 Democratie
Volgens de liberale politieke filosofie moet overheidsactiviteit gericht zijn op het beschermen en dienen van de rechten en belangen van alle burgers waarbij deelname van alle burgers aan het staatsbestuur via het kiesrecht als de beste waarborg wordt gezien. In de negentiende eeuw was het kiesrecht in België echter een privilege voor de meer gegoede klassen, gebaseerd op het idee dat alleen welgestelde en ontwikkelde burgers politieke beslissingen konden overzien en belastingen betaalden [1](#page=1) [2](#page=2).
De grondwetsherzieningen van 1893 en 1921 introduceerden geleidelijk het algemeen stemrecht voor mannen, en in 1947 kregen vrouwen stemrecht. Dit algemeen stemrecht versterkte het democratisch stelsel aanzienlijk door de kloof tussen overheidsbeleid en de bevolking te verkleinen. Het leidde ook tot een toename van sociale wetgeving, staatsinterventie in het economische leven, de uitbreiding van openbare diensten en een grotere rol voor sociale organisaties en belangengroepen [2](#page=2).
### 1.3 Scheiding der machten
Het concept van de rechtsstaat koppelt de liberale rechtsfilosofie aan de "trias politica", een driedeling van overheidsfuncties: de wetgevende functie (recht formuleren), de rechterlijke functie (recht interpreteren en toepassen) en de uitvoerende functie (bestuur van de overheid). Om machtsconcentratie en misbruik te voorkomen, worden deze functies idealiter door onafhankelijke instanties uitgeoefend: een verkozen parlement, onafhankelijke rechters en de Koning als hoofd van de uitvoerende macht [2](#page=2).
De Belgische Grondwet voerde de scheiding der machten echter niet strikt door. De wetgever heeft een volheid van bevoegdheid en kan ook uitvoerende en administratieve zaken regelen. De Koning en de regering spelen een rol in het wetgevend proces met een initiatiefrecht en de bekrachtiging en afkondiging van wetten. De Koning en de regering benoemen ook rechters, wat een rol in de samenstelling van de rechterlijke macht impliceert [2](#page=2).
De politieke evolutie heeft de scheiding der machten verder beïnvloed. De regering evolueerde van persoonlijke medewerkers van de Koning naar een afspiegeling van een parlementaire meerderheid, en wordt de facto samengesteld door politieke partijen die een meerderheid vormen via coalities. Dit maakt de uitvoerende macht afhankelijk van de wetgevende macht voor haar samenstelling. Anderzijds is de regering de belangrijkste motor van wetgevende activiteit geworden, waarbij de meeste en belangrijkste wetten voortkomen uit wetsontwerpen uit de ministeriële kabinetten. Parlementsleden keuren wetsontwerpen vaak goed, zelfs met bezwaren, om de regering niet in diskrediet te brengen, waardoor de rol van het parlement zich meer beperkt tot goedkeuring, beperkte correcties via amendementen en controle via vragen en interpellaties [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.4 Eenheidsstaat en federalisering
De negentiende-eeuwse politieke filosofie legde de nadruk op gecentraliseerd gezag als reactie op feodale structuren. In België, met een traditioneel sterk particularisme, werd een compromis bereikt door een sterk centraal gezag te combineren met ruime autonomie voor gemeentelijke instellingen, terwijl de bevoegdheden van de provincies beperkt bleven. Het overwegend Franstalige politieke en culturele elite voerde een verfransingspolitiek. De Vlaamse beweging eiste aanvankelijk vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen en later eigen politieke instellingen. Deze eis voor regionalisering vond ook weerklank in Wallonië en Brussel, wat leidde tot de omvorming van de Belgische eenheidsstaat tot een complexe federale staatsstructuur [3](#page=3).
Grondwetsherzieningen in 1970, 1980, 1988-1989 en 1993 introduceerden en breidden de bevoegdheden van cultuur- en gewestraden (later gemeenschaps- en gewestraden genoemd), en de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. België werd in 1993 expliciet een federale staat, waarbij de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten verder werden uitgebreid, de Senaat werd hervormd en gemeenschaps- en gewestraden afzonderlijk werden verkozen. De federale overheid zag haar bevoegdheden aanzienlijk afnemen [3](#page=3).
De staatshervormingen in de jaren negentig en recenter, waaronder de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde de verlenging van de federale legislatuur naar vijf jaar, de hervorming van de Senaat en verdere overdracht van bevoegdheden naar de deelstaten hebben België verder gevormd tot een volwaardige federale staat [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.5 Monarchie
België is een monarchie met een Koning als staatshoofd. Na de onafhankelijkheid in 1830 werd gekozen voor een koninkrijk en Leopold van Saksen-Coburg werd in 1831 de eerste Koning der Belgen. De grondwettelijke rol van de Koning is het verzekeren en handhaven van de eenheid tussen de Belgen en het waarborgen van het voortbestaan van het koninkrijk [4](#page=4).
De Koning is lid van de federale wetgevende macht (samen met Kamer en Senaat) en staat aan het hoofd van de federale uitvoerende macht (de federale regering). Echter, de Koning heeft weinig tot geen reële politieke macht door de ministeriële verantwoordelijkheid en de geleidelijke evolutie van het overheidsgebeuren. Sinds 1830 moeten alle politieke handelingen van de Koning gedekt worden door minstens één minister, die de politieke verantwoordelijkheid draagt. De Koning is politiek onbekwaam en onverantwoordelijk, wat betekent dat hij geen persoonlijke inbreng heeft in het politieke leven [4](#page=4).
De rol van het parlement ten opzichte van de uitvoerende macht is verzwakt, en het belang van de Koning ten opzichte van zijn ministers is afgenomen. Door de federalisering zijn veel bevoegdheden overgeheveld naar de deelstaten, waar de Koning geen politieke rol speelt. De enige strikt juridische link tussen deelstaten en de Koning is de eedaflegging van de minister-presidenten van elke deelregering in handen van de Koning [4](#page=4).
Ondanks zijn beperkte politieke rol, heeft de Koning een belangrijke symbolische en representatieve functie. Hij is het symbool van de nationale eenheid en een bemiddelaar in het politieke veld. De Koning vertegenwoordigt de natie, zowel nationaal als internationaal [4](#page=4) [5](#page=5).
Om zijn neutrale functie uit te kunnen oefenen, is de Koning onschendbaar, zowel juridisch als politiek. Hij kan zolang hij Koning is niet voor een rechtbank gedaagd of veroordeeld worden. Om zijn functie onafhankelijk te kunnen uitoefenen, beschikt de Koning over voldoende financiële middelen via de civiele lijst, die bij wet wordt bepaald en gekoppeld is aan de index. De koninklijke domeinen, het privévermogen van de Koning en de civiele lijst worden beheerd door de administrateur van de civiele lijst, tegen wie wel gerechtelijke procedures gericht kunnen worden [5](#page=5).
---
# Evolutie van de democratie en kiesrecht in België
Dit deel onderzoekt de historische ontwikkeling van het kiesrecht in België, van een privilege voor de welgestelden naar algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen, en de impact daarvan [1](#page=1) [2](#page=2).
### 2.1 Democratie en kiesrecht in de negentiende eeuw
De liberale politieke filosofie beschouwt de bescherming en behartiging van de rechten en belangen van alle burgers als kerntaak van de overheid. Het laten deelnemen van alle burgers aan het staatsbestuur via het kiesrecht wordt gezien als de beste waarborg hiervoor. Echter, gedurende de negentiende eeuw bleef het kiesrecht in België een privilege, beperkt tot de meer gegoede klassen. De redenering was dat enkel welgestelde en "opgevoede" burgers in staat geacht werden politieke beslissingen te beoordelen. Bovendien hadden zij, als degenen die de belastingen betaalden, exclusieve inspraak in de besteding ervan. Dit systeem belette de meerderheid van de bevolking om deel te nemen aan de politiek [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Tip:** Begrijp de economische en sociale criteria die in de negentiende eeuw het kiesrecht bepaalden. Dit verklaart de ongelijke toegang tot politieke macht.
### 2.2 De evolutie naar algemeen stemrecht
De invoering van het algemeen stemrecht voor de mannelijke bevolking vond geleidelijk plaats door de grondwetsherzieningen van 1893 en 1921. In 1947 verkregen ook vrouwen het stemrecht [2](#page=2).
De gevolgen van de invoering van algemeen stemrecht waren significant:
* **Toename van invloed van arbeiderspartijen:** Partijen die banden hadden met arbeidersorganisaties wonnen aanzienlijk aan invloed [2](#page=2).
* **Uitbreiding van sociale wetgeving:** Dit leidde tot meer sociale wetgeving [2](#page=2).
* **Staatsinterventie in de economie:** Er kwam meer staatsinmenging in het economische leven, onder andere ter bescherming van de consument [2](#page=2).
* **Verbreding van openbare diensten:** De openbare diensten werden uitgebreid [2](#page=2).
* **Rol van belangengroepen:** Sociale organisaties en belangengroepen kregen een semi-politieke rol [2](#page=2).
Over het algemeen versterkte de algemene stemrechtverlening het democratische stelsel aanzienlijk, omdat de kloof tussen het overheidsbeleid en grote delen van de bevolking hierdoor verkleind werd [2](#page=2).
> **Example:** Denk aan de oprichting van een sociaal vangnet of verbeterde arbeidsomstandigheden als direct gevolg van de verhoogde politieke vertegenwoordiging van werknemers na de invoering van algemeen stemrecht.
### 2.3 De scheiding der machten
De liberale rechtsfilosofie koppelde het begrip rechtsstaat aan de 'trias politica', het principe van de scheiding van overheidsfuncties in drie delen: wetgevend, rechterlijk en uitvoerend. Om machtsconcentratie en -misbruik te voorkomen, werden deze functies toegewezen aan verschillende, onafhankelijke instanties: de wetgevende functie aan een verkozen parlement, de rechterlijke functie aan onafhankelijke en onafzetbare rechters, en de uitvoerende functie aan de Koning [2](#page=2).
Hoewel de Belgische Grondwet beïnvloed werd door dit principe, werd de scheiding der machten niet strikt doorgevoerd. De wetgever heeft een volle bevoegdheid en kan ook uitvoerende en administratieve zaken regelen. De Koning en de regering hebben initiatiefrecht in de wetgeving en de Koning bekrachtigt en kondigt wetten af. Tevens spelen de Koning en de regering een rol in de samenstelling van de rechterlijke macht door rechters te benoemen [2](#page=2).
De politieke evolutie heeft de scheiding der machten verder uitgedund. De regering, oorspronkelijk de persoonlijke medewerkers van de Koning, evolueerde tot de afspiegeling van een parlementaire meerderheid en wordt de facto samengesteld door politieke partijen die een meerderheid vormen in Kamer en Senaat. Hierdoor is de uitvoerende macht afhankelijk van de wetgevende macht. Anderzijds is de regering door haar steun op een parlementaire meerderheid de belangrijkste motor van de wetgevende activiteit geworden, waarbij de meeste en belangrijkste wetten voortkomen uit door de regering voorbereide wetsontwerpen [2](#page=2).
---
# Scheiding der machten en de Belgische staatsinrichting
Dit onderwerp onderzoekt hoe het principe van de scheiding der machten, of trias politica, functioneert binnen de Belgische staatsinrichting en de relaties tussen de verschillende machten.
### 3.1 Het concept van trias politica
Het principe van de scheiding der machten, ook wel trias politica genoemd, is een fundamenteel concept binnen de liberale rechtsfilosofie en nauw verbonden met het idee van de rechtsstaat. Dit principe onderscheidt drie essentiële overheidsfuncties [2](#page=2):
1. **De wetgevende functie**: Het formuleren van rechtsregels in duidelijke wetteksten, inclusief de bijbehorende sancties [2](#page=2).
2. **De rechterlijke functie**: Het interpreteren en toepassen van de wet op concrete situaties, zoals bij inbreuken op de wet of het oplossen van conflicten tussen burgers [2](#page=2).
3. **De uitvoerende functie**: Het besturen van de overheidsadministratie [2](#page=2).
Om machtsconcentratie en het daaruit voortvloeiende machtsmisbruik te voorkomen, zoals dit in het ancien régime het geval was, wordt bepleit dat deze drie functies worden uitgeoefend door onafhankelijke instanties. Traditioneel wordt gedacht aan een verkozen parlement voor de wetgevende macht, onafhankelijke en onafzetbare rechters voor de rechterlijke macht, en de Koning voor de uitvoerende macht [2](#page=2).
### 3.2 De toepassing van de trias politica in België
Hoewel de Belgische Grondwet is beïnvloed door de leer van de trias politica, is de scheiding der machten hier niet strikt doorgevoerd [2](#page=2).
* **De wetgevende macht**: De wetgever is niet uitsluitend bevoegd voor het formuleren van algemene rechtsregels betreffende de persoonlijke rechten van burgers. In principe heeft de wetgever een volheid van bevoegdheid en kan hij bij wet ook uitvoerende en administratieve zaken regelen [2](#page=2).
* **Interactie tussen machten**:
* De Koning en de regering spelen een rol in het wetgevend proces door hun initiatiefrecht om wetsontwerpen in te dienen. De Koning bekrachtigt en maakt wetten bekend [2](#page=2).
* De Koning en de regering beïnvloeden ook de samenstelling van de rechterlijke macht door hun bevoegdheid om rechters te benoemen [2](#page=2).
* **Politieke evolutie en de uitholling van de scheiding der machten**:
* De regering, oorspronkelijk gezien als de persoonlijke medewerkers van de Koning, evolueerde tot de afspiegeling van de politieke meerderheid in het parlement. De samenstelling van de uitvoerende macht is daardoor de facto afhankelijk van de politieke partijen die een parlementaire meerderheid vormen [2](#page=2).
* Tegelijkertijd is de regering, dankzij de parlementaire meerderheid, de belangrijkste motor van de wetgevende activiteit geworden. De meeste en belangrijkste wetten komen voort uit wetsontwerpen die zijn voorbereid en uitgewerkt op de ministeriële kabinetten. Parlementsleden van de meerderheid durven wetontwerpen soms niet af te keuren uit vrees de regering in diskrediet te brengen [2](#page=2).
* De rol van het parlement is hierdoor steeds meer beperkt tot het goedkeuren van wetsontwerpen, het aanbrengen van beperkte correcties via amendementen, en het uitoefenen van controle op de regering via parlementaire vragen en interpellaties [3](#page=3).
### 3.3 Eenheidsstaat en de weg naar federalisering
De negentiende-eeuwse politieke filosofie, met name op het Europese continent, legde de nadruk op gecentraliseerd gezag als reactie op de ingewikkelde feodale structuren. In België, waar het particularisme sterk geworteld was, werd een compromis gesloten door naast een sterk centraal gezag ook ruime autonomie te verlenen aan gemeentelijke instellingen, terwijl de bevoegdheden van de provincies beperkt bleven [3](#page=3).
* **Verfransing en de Vlaamse en Waalse roep om autonomie**:
* Gedurende de negentiende eeuw voerde het Belgische gezag een verfransende politiek, omdat de culturele en politieke elite overwegend Franstalig was [3](#page=3).
* De Vlaamse beweging eiste aanvankelijk een vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen, en later ook eigen politieke instellingen voor Vlaanderen. Deze eis voor regionalisering vond later ook weerklank in Wallonië en Brussel [3](#page=3).
* **De omvorming tot een federale staat**:
* Dit proces leidde tot de geleidelijke omvorming van de Belgische eenheidsstaat tot een complexe, federale staatsstructuur [3](#page=3).
* **Grondwetsherzieningen en staatshervormingen**:
* De grondwetsherziening van 1970 richtte cultuur- en gewestraden op [3](#page=3).
* De grondwetsherziening en bijzondere wetten van 1980 breidden de bevoegdheden van de cultuurraden (nadien gemeenschapsraden) uit en installeerden de gewestraden [3](#page=3).
* De grondwetsherzieningen van 1988 en 1989 breidden de bevoegdheden van gemeenschaps- en gewestraden aanzienlijk uit en regelden de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [3](#page=3).
* Bij de grondwetsherziening van 1993 werd expliciet vastgelegd dat België een federale staat is. De bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten werden verder uitgebreid, de Senaat hervormd, en de leden van de gemeenschaps- en gewestraden werden afzonderlijk verkozen [3](#page=3).
* De bevoegdheid van de federale overheid is sindsdien sterk afgeslankt, en de regionale raden worden nu parlementen genoemd. België is uitgegroeid tot een volwaardige federale staat [3](#page=3).
* **Recente staatshervormingen**:
* De roep om meer Vlaamse autonomie is na de staatshervorming van de jaren negentig niet verstomd [3](#page=3).
* De zesde staatshervorming gebeurde in twee fases: in 2012 werd onder meer het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst, en in 2014 werd de federale legislatuur op vijf jaar gebracht (was vier jaar), en de Senaat hervormd [3](#page=3).
---
# Van eenheidsstaat naar federale staat: regionalisering in België
Dit deel beschrijft de transformatie van de Belgische eenheidsstaat naar een federale staat, met de oprichting en uitbreiding van bevoegdheden van gemeenschaps- en gewestinstellingen.
### 4.1 Historische context en de overgang naar federalisme
De negentiende-eeuwse politieke filosofie benadrukte de noodzaak van een gecentraliseerd gezag, als reactie op de complexe feodale structuren. In België, waar particularisme sterk aanwezig was, werd een compromis gesloten door naast een sterk centraal gezag ook een ruime autonomie aan gemeentelijke instellingen te verlenen, terwijl de bevoegdheden van provincies beperkt bleven [3](#page=3).
#### 4.1.1 De verfransingspolitiek en de Vlaamse roep om autonomie
Gedurende de negentiende eeuw voerde het Belgische gezag, mede door de Franstalige meerderheid binnen de politieke en culturele elite, een verfransingspolitiek door in de administratie, het gerecht, het parlement en het onderwijs. De Vlaamse beweging reageerde hierop door eerst te eisen dat het publieke leven in Vlaanderen vernederlandst werd. Later, met name na de Eerste Wereldoorlog, groeide de eis voor eigen politieke instellingen voor Vlaanderen [3](#page=3).
#### 4.1.2 De evolutie naar een federale staat
De roep om regionalisering vond later ook weerklank in Wallonië en Brussel, wat leidde tot een geleidelijke omvorming van de Belgische eenheidsstaat tot een complexe federale staatsstructuur [3](#page=3).
* **Grondwetsherziening van 1970:** Oprichting van cultuur- en gewestraden [3](#page=3).
* **Grondwetsherziening en bijzondere wetten van 1980:** Uitbreiding van de bevoegdheden van de cultuurnaden (nu gemeenschapsraden) en installatie van de gewestraden [3](#page=3).
* **Grondwetsherziening van 1988-1989:** Aanzienlijke uitbreiding van de bevoegdheden van de gemeenschaps- en gewestraden en regeling van de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest [3](#page=3).
* **Grondwetsherziening van 1993:** Expliciete opname in de Grondwet dat België een federale staat is. Verder uitgebreide bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten, hervorming van de Senaat en afzonderlijke verkiezing van de leden van de gemeenschaps- en gewestraden. De bevoegdheid van de federale overheid werd hierdoor sterk afgeslankt, en de regionale raden worden nu parlementen genoemd [3](#page=3).
#### 4.1.3 Verdere staatshervormingen
De staatshervorming in de jaren negentig deed de roep om meer Vlaamse autonomie niet verstommen. De zesde staatshervorming, die in twee fasen plaatsvond [3](#page=3):
* **2012:** Splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde [3](#page=3).
* **2014:** Verlenging van de federale legislatuur naar vijf jaar (voorheen vier), hervorming van de Senaat (geen rechtstreeks verkozen senatoren meer, enkel gecoöpteerde) en verdere overdracht van bevoegdheden van het federale niveau naar de deelstaten [4](#page=4).
> **Tip:** De geleidelijke overdracht van bevoegdheden van de federale overheid naar de gemeenschappen en gewesten is een cruciaal kenmerk van de Belgische federalisering. Let goed op de opeenvolgende grondwetsherzieningen en de specifieke wijzigingen in bevoegdheden.
### 4.2 De monarchie in een federale staat
België is een monarchie met de Koning als staatshoofd. De rol van de Koning als staatshoofd is het verzekeren en handhaven van de eenheid tussen alle Belgen en het waarborgen van het voortbestaan van het koninkrijk [4](#page=4).
#### 4.2.1 De constitutionele rol van de Koning
De Koning is lid van de federale wetgevende macht (samen met de Kamer en de Senaat) en staat aan het hoofd van de federale uitvoerende macht (de federale regering) [4](#page=4).
#### 4.2.2 Beperkte politieke macht van de Koning
Ondanks zijn constitutionele rol, heeft de Koning weinig tot geen echte politieke macht. Dit is het gevolg van twee principes [4](#page=4):
* **Ministeriële verantwoordelijkheid:** Sinds 1830 moeten alle politieke handelingen van de Koning gedekt worden door minstens één minister, die de verantwoordelijkheid hiervoor op zich neemt. De Koning is politiek onbekwaam (niet zelfstandig handelend) en politiek onverantwoordelijk (de minister draagt de volledige verantwoordelijkheid) [4](#page=4).
* **Evolutie van het overheidsgebeuren:** Sinds 1830 is de rol van het parlement verzwakt ten opzichte van de uitvoerende macht, en het belang van de Koning ten opzichte van zijn ministers is sterk afgenomen [4](#page=4).
#### 4.2.3 De rol van de Koning in de deelstaten
In de deelstaten heeft de Koning geen politieke rol. De enige juridische link tussen de deelstaten en de Koning is dat de minister-president van elke deelregering de eed aflegt in handen van de Koning [4](#page=4).
#### 4.2.4 Symbolische en representatieve functie
Ondanks zijn beperkte politieke betekenis, behoudt de Koning een belangrijke symbolische en representatieve functie. Hij blijft het symbool van nationale eenheid en instandhouding, en fungeert als een discrete bemiddelaar in het politieke veld [4](#page=4).
---
# De rol en symboliek van de monarchie in België
België is een monarchie waarbij de Koning fungeert als staatshoofd, met een constitutionele rol die voornamelijk symbolisch en representatief van aard is, ondanks zijn formele positie binnen de wetgevende en uitvoerende macht [4](#page=4).
### 5.1 Constitutionele rol van de Koning
Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 werd gekozen voor een constitutionele monarchie, met Leopold van Saksen Coburg als de eerste Koning der Belgen in 1831 [4](#page=4).
#### 5.1.1 Staatshoofd en eenheid
De grondwettelijke rol van de Koning is primair gericht op het waarborgen en handhaven van de eenheid onder alle Belgen, wat essentieel is voor het voortbestaan van het koninkrijk [4](#page=4).
#### 5.1.2 Lid van de wetgevende en uitvoerende macht
Formeel is de Koning een lid van de federale wetgevende macht, samen met de Kamer en de Senaat, en staat hij aan het hoofd van de federale uitvoerende macht, de federale regering [4](#page=4).
### 5.2 Beperkte politieke macht
Ondanks zijn formele posities, beschikt de Koning over weinig tot geen reële politieke macht. Dit is het gevolg van twee belangrijke factoren: de ministeriële verantwoordelijkheid en een geleidelijke evolutie van het politieke landschap [4](#page=4).
#### 5.2.1 Ministeriële verantwoordelijkheid
Sinds 1830 is het principe van ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd. Dit betekent dat alle politieke handelingen van de Koning gedekt moeten worden door minstens één minister, die de volledige politieke verantwoordelijkheid draagt [4](#page=4).
* **Politiek onbekwaam:** De Koning alleen is politiek onbekwaam; elke akte van hem vereist medeondertekening door een of meerdere ministers [4](#page=4).
* **Politiek onverantwoordelijk:** De minister die een akte medeondertekent, draagt de volledige politieke verantwoordelijkheid, waardoor de Koning in principe geen persoonlijke inbreng heeft in het politieke leven [4](#page=4).
#### 5.2.2 Evolutie van het overheidsgebeuren en federalisering
Verschillende ontwikkelingen hebben de politieke invloed van de Koning verder doen afnemen:
* **Verzwakking van het parlement:** Sinds 1830 is de rol van het parlement verzwakt ten opzichte van de uitvoerende macht [4](#page=4).
* **Afname belang Koning:** Het belang van de Koning ten opzichte van zijn ministers is sterk afgenomen [4](#page=4).
* **Federalisering:** De overdracht van bevoegdheden naar de deelstaten heeft ertoe geleid dat de Koning in de deelstaten geen enkele politieke rol meer speelt. De enige constitutionele band tussen de deelstaten en de Koning is de eedaflegging van de minister-presidenten van elke deelregering in handen van de Koning [4](#page=4).
### 5.3 Symbolische en representatieve functie
Ondanks zijn beperkte politieke rol, bekleedt de Koning een belangrijke symbolische en representatieve functie [4](#page=4).
* **Symbool van eenheid:** De Koning is het symbool van de eenheid en instandhouding van de natie [4](#page=4).
* **Bemiddelaar:** Hij fungeert als bemiddelaar in het politieke veld, een rol die voorzichtigheid en discretie vereist [4](#page=4).
* **Vertegenwoordiger van de natie:** De Koning vertegenwoordigt de natie (de bevolking, niet de staat) zowel nationaal als internationaal, wat ook een politiek/diplomatiek aspect inhoudt [5](#page=5).
### 5.4 Onschendbaarheid en financiële middelen
Om zijn neutrale functie vrij van druk te kunnen uitoefenen, geniet de Koning van een absolute onschendbaarheid [5](#page=5).
#### 5.4.1 Koninklijke onschendbaarheid
* **Absoluut:** In tegenstelling tot parlementsleden of ministers, is de koninklijke onschendbaarheid absoluut [5](#page=5).
* **Juridisch en politiek:** Ze geldt zowel op juridisch vlak (burgerrechtelijk, strafrechtelijk, etc.) als op politiek gebied. De Koning kan tijdens zijn ambtsperiode niet voor een rechtbank gedaagd of veroordeeld worden [5](#page=5).
#### 5.4.2 Financiële autonomie
Om zijn functie onafhankelijk te kunnen uitoefenen, moet de Koning over voldoende financiële middelen beschikken [5](#page=5).
* **Civiele lijst:** Bij aanvang van zijn ambtsperiode wordt bij wet bepaald welk jaarlijks bedrag de Koning ontvangt (de civiele lijst), dat sinds 1963 gekoppeld is aan de index [5](#page=5).
* **Beheer:** De koninklijke domeinen (kroongoederen), het privévermogen van de Koning en de civiele lijst worden beheerd door de administrateur van de civiele lijst [5](#page=5).
* **Verantwoordelijkheid beheerder:** Hoewel de Koning zelf onschendbaar is, kunnen gerechtelijke procedures gericht worden tegen de administrateur van de civiele lijst, die eventueel door een rechtbank veroordeeld kan worden tot betaling van schulden van de Koning [5](#page=5).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtsstaat | Een staatsinrichting waarbij overheidsactiviteiten gebonden zijn aan de wet en de rechten van burgers worden gerespecteerd en beschermd door onafhankelijke rechtscolleges. |
| Democratie | Een bestuursvorm waarbij de macht bij het volk ligt en burgers deelnemen aan het staatsbestuur, meestal via het kiesrecht, om hun rechten en belangen te beschermen en te dienen. |
| Scheiding der machten | Het principe van de trias politica, waarbij de staatsfuncties (wetgevend, rechterlijk, uitvoerend) gescheiden worden uitgeoefend door onafhankelijke instanties om machtsconcentratie en misbruik te voorkomen. |
| Eenheidsstaat | Een staatsvorm waarbij het gezag centraal is georganiseerd en er geen constitutioneel erkende deelgebieden zijn met eigen wetgevende bevoegdheden. |
| Federalisering | Het proces waarbij een eenheidsstaat wordt omgevormd tot een federale staat, met de overdracht van bevoegdheden van het centrale niveau naar deelstaten of regio's die eigen bestuursstructuren hebben. |
| Algemeen stemrecht | Het recht van alle volwassen burgers, ongeacht hun sociale status of geslacht, om te stemmen bij verkiezingen, wat een cruciaal element is voor een democratische vertegenwoordiging. |
| Ministeriële verantwoordelijkheid | Het principe waarbij ministers politiek verantwoordelijk zijn voor de handelingen van de vorst of staatshoofd, en ervoor zorgen dat de vorst politiek onbekwaam en onverantwoordelijk is. |
| Onschendbaarheid | Een juridische bescherming die ervoor zorgt dat een persoon, zoals de Koning, niet vervolgd of veroordeeld kan worden door een rechtbank gedurende zijn ambtstermijn. |
| Civiele lijst | Een wettelijk vastgesteld jaarlijks bedrag dat de Koning ontvangt om zijn functie uit te oefenen en de kosten verbonden aan het koningschap te dekken, vaak gekoppeld aan de index. |
| Grondwettelijk Hof | Een rechterlijk orgaan dat toeziet op de grondwettelijkheid van wetgeving en overheidsbeslissingen, met name ter bescherming van fundamentele rechten en het gelijkheidsbeginsel. |