Cover
Start nu gratis S2 Syndromale lessen 2.pdf
Summary
# Huid- en wondinfecties
Dit onderwerp behandelt de klinische aspecten, symptomen, verwekkers, overdracht, pathogenese, diagnose en behandeling van infecties die de huid en bijbehorende structuren aantasten [1](#page=1).
### 1.1 Algemeen beeld en spectrum
Huid- en wondinfecties manifesteren zich door lokale symptomen van inflammatie, zoals roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor) en zwelling (tumor). Koorts kan optreden bij meer uitgebreide letsels. Deze infecties kunnen leiden tot lokale of systemische uitbreiding van de ontsteking. Aanverwante ziekten en syndromen omvatten onder andere exantheem bij infecties en toxische aantasting van de huid [1](#page=1) [2](#page=2).
Verwekkers van huidinfecties zijn onder meer bacteriën, virussen en schimmels. De overdracht vindt meestal plaats via direct contact, of vanuit de lichaamseigen flora wanneer lokale barrières verzwakt zijn. De incubatietijd varieert afhankelijk van de verwekker. De diagnose wordt voornamelijk klinisch gesteld, hoewel afname van kweken soms relevant kan zijn. Behandeling en preventie zijn afhankelijk van de verwekker, waarbij antibiotica of antimycotica soms noodzakelijk zijn [2](#page=2).
Bij gezonden zijn huidinfecties meestal zelflimiterend, maar antibiotica of antimycotica kunnen nodig zijn, evenals het wegnemen van lokale barrièreproblemen zoals huiddefecten of vreemde lichamen. Bij zieke of verzwakte patiënten, zoals bij uitgebreide brandwonden, ontstaan er typisch problemen door grote barrière defecten gecombineerd met verminderde algemene immuniteit. Kiemen worden bij herstel opgeklaard; virussen kunnen chronisch aanwezig blijven [3](#page=3).
#### 1.1.1 Staphylococcus aureus
*Staphylococcus aureus* is een typische verwekker en is bij ongeveer 30% van de bevolking aanwezig in de neusgang, soms ook in de keel en rond de anus, vanwaar contaminatie van de rest van het lichaam kan plaatsvinden. Er bestaan persistente dragers, intermitterende dragers en permanente niet-dragers. *S. aureus* bezit veel virulentiefactoren. Overdracht kan gebeuren via droplets, direct en indirect contact, waarbij de bacterie langdurig in leven blijft in de omgeving [3](#page=3).
Bij schade aan de huid of slijmvliezen kan *S. aureus* de lymfe- en bloedbaan bereiken. Al dan niet ontstaan van een infectie hangt af van het aantal bacteriën, de virulentie, de conditie van het weefsel, de snelheid van de ontstekingsreactie en de persoonlijke afweer, die bescherming kan bieden door abcesvorming (pus, dode en levende *S. aureus*, dode/necrotische weefselcellen, leukocyten) [3](#page=3).
Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) zijn minder virulent dan *S. aureus* en koloniseren massaal de huid van iedereen. Ze kunnen soms infecties veroorzaken wanneer ze de bloedbaan bereiken, bijvoorbeeld via een katheter. Vaak zijn ze een contaminant in culturen, zoals vals positieve hemoculturen met *Staphylococcus epidermidis* [3](#page=3).
#### 1.1.2 Pathogenese
Lokale proliferatie van kiemen veroorzaakt schade en bemoeilijkt de afweer. Virussen infecteren de opperhuid niet gemakkelijk, omdat deze dood is, en hebben een bres in de huidbarrière nodig, soms via discrete defectjes. Vreemde lichamen, zoals straatvuil in een wond, bemoeilijken de genezing, daarom is reiniging van wonden en incisie van abcessen belangrijk [4](#page=4).
#### 1.1.3 Antibioticaresistentie
Vroeger waren alle *S. aureus*-stammen penicillinegevoelig. Tegenwoordig is 90-95% penicilline-resistent door penicillinase, een smal-spectrum bèta-lactamase typisch voor stafylokokken. Daarom worden huidinfecties behandeld met een penicillinase-resistent penicilline, zoals oxacilline, flucloxacilline of methicilline. Dit zijn bèta-lactams die specifiek voor stafylokokken zijn ontwikkeld en geen voordeel bieden tegen bèta-lactamasen van andere bacteriën [4](#page=4).
Methicilline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA) is resistent tegen methicilline en alle bèta-lactam antibiotica, en vaak ook ongevoelig voor andere antibiotica. Ernstige MRSA-infecties worden behandeld met intraveneus vancomycine [4](#page=4).
### 1.2 Specifieke huid- en wondinfecties
#### 1.2.1 Impetigo
* **Verwekker:** *Staphylococcus aureus*, soms in menginfectie met groep A streptokokken, of enkel groep A streptokokken (*S. pyogenes*). *S. aureus* kan exfoliatietoxines produceren die blaarvorming veroorzaken, wat bij uitgebreide infectie kan leiden tot Staphylococcal scalded skin syndrome bij jonge kinderen en neonaten [6](#page=6).
* **Voorkomen:** Infectie van de epidermis met vorming van vesikels/pustels die indrogen en na enkele dagen korstjes vormen. Komt vaker voor bij kinderen en bij beschadigde huid [6](#page=6).
* **Verloop:** Geneest spontaan binnen enkele weken. Inperking door ontsmetten en vermijden van direct contact [6](#page=6).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [6](#page=6).
* **Preventie:** Hygiëne, wondjes ontsmetten [6](#page=6).
* **Behandeling:** Vaak niet nodig, eventueel fusidinezuur zalf; bij uitgebreide infecties antibiotica zoals flucloxacilline [6](#page=6).
#### 1.2.2 Folliculitis/Furunkel
* **Verwekker:** Voornamelijk *Staphylococcus aureus* [7](#page=7).
* **Voorkomen:** Infecties van de haarfollikels, bevorderd door talg [7](#page=7).
* **Folliculitis:** Een puistje met een geel puntje, bevorderd door oliën en corticosteroïden [7](#page=7).
* **Furunkel:** Een lokaal abces (steenpuist) [7](#page=7).
* **Karbunkel:** Vorming van fistels naar de diepte toe wanneer etter subcutaan doorbreekt, met oppervlakkig nog individuele etterkopjes (negenoog) [7](#page=7).
* **Verloop:** Kan spontaan genezen [7](#page=7).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [7](#page=7).
* **Behandeling:**
* Folliculitis: hygiëne, wassen, geen vette crèmes [7](#page=7).
* Furunkel/karbunkel: bij koorts of op gevaarlijke locaties (rond de neus, door mogelijke doorbraak naar de sinus cavernosus) antibiotica (flucloxacilline) [7](#page=7).
#### 1.2.3 Erysipelas en cellulitis
* **Verwekker:** Groep A streptokokken; cellulitis ook *Staphylococcus aureus* [8](#page=8).
* **Voorkomen:** Infectie van de dermis en subcutis, met (hoge) koorts en malaise. Cellulitis is minder scherp begrensd en dieper [8](#page=8).
* **Verloop:** Zelden spontane genezing; ernstige gevallen kunnen hospitalisatie vereisen [8](#page=8).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [8](#page=8).
* **Behandeling:** Antibiotica (flucloxacilline), oedeem inzwachtelen [8](#page=8).
#### 1.2.4 Necrotiserende infectie
* **Verwekker:** Groep A streptokokken, *Staphylococcus aureus*, menginfecties met grampositieve en gramnegatieve anaeroben, *Clostridium perfringens* (gasgangreen) [9](#page=9).
* **Voorkomen:** Hevige pijn en koorts, mogelijk evolutie naar sepsis. Kan optreden na trauma of chirurgie [9](#page=9).
* **Verloop:** Weefsels sterven af door ischemie, met snelle uitbreiding, sepsis en orgaanfalen [9](#page=9).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, eventueel naaldaspiratie [9](#page=9).
* **Preventie:** Cruciaal is het meedogenloos reinigen van vuile wonden door schrobben en het gebruik van zuurstofwater; eventueel profylactische antibiotica [9](#page=9).
* **Behandeling:** Chirurgie plus intraveneuze antibiotica, intensieve opvolging en ondersteuning van vitale functies [9](#page=9).
#### 1.2.5 Bijtwonden
* **Verwekker:** Voornamelijk *Staphylococcus aureus* en de gemengde orale flora van het bijtende dier of mens [10](#page=10).
* **Symptomen:** Roodheid, eventueel etter [10](#page=10).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, anamnese [10](#page=10).
* **Preventie:** Beten vermijden. Reinigen, preventieve antibiotica bij katte- of mensenbeten, postexpositieprofylaxe tegen tetanus [10](#page=10).
* **Behandeling:** Breedspectrum antibiotica, bijvoorbeeld amoxicilline met clavulaanzuur (Augmentin) [10](#page=10).
#### 1.2.6 Gemengde bacteriële wondkolonisatie en -infectie
Veel chronische wonden, zelfs indien niet door infectie ontstaan, worden snel gekoloniseerd door diverse bacteriën (met geringe tot hoge virulentie) uit de huid- en omgevingsflora. Dit is op zich geen infectie, maar vaak wordt hier ten onrechte antibiotica voor toegediend, wat leidt tot kolonisatie met meer resistente bacteriën. Bij een diabetesvoet kan dit leiden tot een progressieve cellulitis, waarbij antibiotica noodzakelijk zijn [11](#page=11).
#### 1.2.7 Gasgangreen
* **Verwekker:** Veroorzaakt door *Clostridium perfringens*. *Clostridium perfringens* en aanverwante soorten komen voor in fecale flora en in aarde en vuil als sporen. Wonden kunnen tijdens chirurgie of ongelukken gecontamineerd raken met deze sporen [12](#page=12).
* **Pathogenese:** De sporen groeien uit tot metabool actieve bacteriën in anaerobe situaties (bijvoorbeeld in dood weefsel waar geen bloed en dus geen zuurstof wordt aangevoerd). Bij actieve groei produceren ze weefseldestructieve enzymen, wat leidt tot snelle destructie van weefsel en verdere groei van de bacteriën [12](#page=12).
* **Kenmerken:** Typisch voor gasgangreen is de aanwezigheid van gas, dat gevoeld kan worden bij palpatie of zichtbaar is op radiografie van het weefsel. Het is frequent aanwezig in oorlogswonden [12](#page=12).
* **Behandeling:** Antibiotica, chirurgie en symptomatische ondersteuning [12](#page=12).
* **Preventie:** Goede chirurgie en wondzorg (en chemoprofylaxie) [12](#page=12).
##### 1.2.7.1 Clostridium spp. (algemeen)
* Anaerobe grampositieve sporevormende staven [13](#page=13).
* Soorten zoals *C. perfringens* produceren weefselvernietigende enzymen (lokaal effect) [13](#page=13).
* Andere soorten, zoals *C. botulinum* en *C. tetani*, produceren zeer potente neurotoxines (effect op afstand) [13](#page=13).
* Ze zijn strikt anaeroob en groeien alleen in anaerobe omstandigheden (in het lichaam: in het darmlumen, of in dood weefsel). Ze veroorzaken geen ziekte van gezond weefsel [13](#page=13).
* Ze vormen sporen die zeer langdurig in de omgeving overleven, wat bijdraagt aan hun besmettelijkheid [13](#page=13).
#### 1.2.8 Herpes labialis
* **Verwekker:** Herpes simplex virus (HSV) [15](#page=15).
* HSV type 1: typisch in de bovenste lichaamshelft (virus in ggl. trigeminale) [15](#page=15).
* HSV type 2: typisch in de onderste lichaamshelft (virus in sacrale ggl.) [15](#page=15).
* **Voorkomen:**
* Primaire infectie: vaak asymptomatisch (incubatietijd ongeveer een week, met veel variatie) [15](#page=15).
* Reactivatie: vesikels met helder vocht (koortsblaasjes) die later korstjes worden. Kan gepaard gaan met lichte koorts en gezwollen submandibulaire klieren. Reactivatie treedt op bij stress, menstruatie, koorts, zonlicht [15](#page=15).
* **Transmissie:** Door direct contact, zolang de blaasjes nog niet verkorst zijn. Seropositiviteit voor HSV-1 is 40-95% [15](#page=15).
* **Verloop:** Het virus blijft definitief aanwezig in neuronen (retrograad via sensibele neuronen naar het ganglion) [15](#page=15).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [15](#page=15).
* **Preventie:** Direct contact vermijden, voor zover haalbaar [15](#page=15).
* **Behandeling:** Afwachten; bij complicaties zinkoxide/zinksulfaat of aciclovir. Bij systemische infecties (eventueel bij immuundeficiëntie) perorale middelen [15](#page=15).
#### 1.2.9 Varicella en zona
* **Verwekker:** Varicella zoster virus (VZV), een herpesvirus [16](#page=16).
* **Voorkomen:**
* Primaire infectie: waterpokken (vlekken met jeukende blaasjes die korstjes worden). Kunnen bacterieel geïnfecteerd raken (*S. aureus*, *S. pyogenes*), wat littekens kan veroorzaken [16](#page=16).
* Reactivatie: gordelroos (herpes zoster) op het bijbehorende dermatoom (eenmalig). Kan leiden tot maandenlange postherpetische pijn [16](#page=16).
* **Complicaties:** Zeldzame complicaties zijn pneumonie, meningitis, encefalitis (zelden bij kinderen) [16](#page=16).
* **Verloop:** 90% wordt besmet bij contact met een zieke, zolang de blaasjes niet verkorst zijn. Incubatietijd is 14 dagen [16](#page=16).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, voornamelijk bij kinderen [16](#page=16).
* **Preventie:** Direct contact vermijden, voor zover haalbaar [16](#page=16).
* **Behandeling:**
* Kinderen worden normaal niet behandeld [16](#page=16).
* Acyclovir kan worden gegeven bij kinderen met een verzwakt immuunsysteem of om de koorts één dag in te korten. Voor >12 jaar is antivirale therapie aangewezen [16](#page=16).
* Bij verzwakten kan het VZV-vaccin worden gebruikt tot 72 uur na blootstelling [16](#page=16).
#### 1.2.10 Verrucae vulgares (wratjes) en Mollusca Contagiosa (waterwratjes)
* **Verrucae vulgares (wratjes):**
* **Verwekker:** HPV (circa 70 genotypen) [17](#page=17).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact; het virus is stabiel buiten het lichaam. Het komt de huid binnen via minimale beschadigingen en vermenigvuldigt zich in differentiërende basale cellen van de epidermis [17](#page=17).
* **Mollusca Contagiosa (waterwratjes):**
* **Verwekker:** Molluscum contagiosum virus (molluscipoxvirus) [17](#page=17).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact, incubatietijd maanden [17](#page=17).
#### 1.2.11 Tinea pedis (atleetvoet) en andere dermatofytosen
* **Verwekker:** Dermatofyten (keratinofiele schimmels). *Tinea pedis* wordt vaak veroorzaakt door *Trichophyton rubrum* [18](#page=18).
* **Voorkomen:** Erythemateuze huid, schilfering, jeuk. Komt voor op de voeten (*tinea pedis*) en andere plaatsen. Factoren die het bevorderen zijn gemeenschappelijke douches, slecht ventilerende schoenen, en maceratie of zweetvoeten [18](#page=18).
* **Verloop:** Geneest moeilijk [18](#page=18).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen. Eventueel kweek van de schimmel [18](#page=18).
* **Preventie:** Goede ventilatie van de voeten [18](#page=18).
* **Behandeling:** Antimycotische zalf [18](#page=18).
**Opmerking:** Athlete’s voet is een manifestatie van dermatofytosen (infecties door dermatofyten, schimmels). Candida kan ook een reeks huidinfecties veroorzaken (gisten) [19](#page=19).
---
# Genitale infecties en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's)
Dit hoofdstuk behandelt infecties van de geslachtsorganen, met specifieke nadruk op seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's), inclusief hun klinische manifestaties, symptomen, verwekkers, transmissie, complicaties, diagnostiek en preventie/behandeling [20](#page=20).
## 2.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de geslachtsorganen omvatten hoofdzakelijk seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's). Soms kunnen SOA's ook andere organen infecteren (bv. lever bij hepatitis B) of symptomen buiten de geslachtsorganen veroorzaken (bv. HIV) [20](#page=20).
De belangrijkste klinische syndromen geassocieerd met genitale infecties zijn:
* Vaginitis [20](#page=20).
* Urethritis [20](#page=20).
* Cervicitis (en opstijgende infecties zoals Pelvic Inflammatory Disease - PID) [20](#page=20).
* Ulcers/vesikels [20](#page=20).
* Tumoren en wratten (bv. HPV) [20](#page=20).
* Niet zelden zijn deze infecties asymptomatisch [20](#page=20).
* SOA's met een niet-genitaal gelokaliseerde infectie (bv. HIV, hepatitis B) [20](#page=20).
### 2.1.1 Complicaties
Complicaties variëren afhankelijk van het type infectie en kunnen omvatten:
* Opstijgende infectie met ontsteking, zoals PID, wat kan leiden tot infertiliteit en een verhoogd risico op extra-uteriene zwangerschap [20](#page=20).
* Systemische of metastatische infecties [20](#page=20).
* Ontwikkeling van kanker, met name geassocieerd met HPV-infecties [20](#page=20).
### 2.1.2 SOA versus niet-SOA
* **SOA:** Gekenmerkt door seksuele overdracht en mogelijke complicaties. Het is essentieel om partner(s) mee te behandelen [20](#page=20).
* **Niet-SOA:** Geen seksuele overdracht en doorgaans weinig tot geen complicaties [20](#page=20).
## 2.2 Vaginitis
De vaginale flora wordt normaal gedomineerd door lactobacillen, die door de afgifte van melkzuur een zure pH handhaven en zo het lokale microbioom stabiliseren. Dit evenwicht kan verstoord worden door diverse factoren, zoals vaginale spoelingen of sperma, wat kan leiden tot dysbacteriose en symptomatische vaginitis [21](#page=21).
Vaginitis kan door drie verschillende oorzaken worden veroorzaakt:
#### 2.2.1 Frequent voorkomende oorzaken
* **Bacteriële vaginose (BV):** Dit is de meest frequente oorzaak van vaginitis en wordt gekenmerkt door een overgroei van bacteriën die normaal tot de vaginale flora behoren. Het wordt veroorzaakt door een overgroei van o.a. *Prevotella spp.* en *Gardnerella vaginalis*. Symptomen omvatten vaak een storend vaginaal verlies met kwalijke geuren. Naast ongemak is BV niet zonder gevaar, aangezien het de transmissie van SOA's kan verhogen en geassocieerd wordt met vroeggeboorte. BV wordt gekenmerkt door de vervanging van lactobacillus-gedomineerde microflora door grote aantallen *Gardnerella vaginalis*, anaeroben, streptococcen en mycoplasmata. Het komt met of zonder symptomen voor, met lokale hinder zoals stinkende fluor. De prevalentie varieert, 5-10% in sommige regio's, maar kan oplopen tot 50% in andere streken (bv. Afrika), mede door culturele en raciale factoren [21](#page=21) [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Symptomen:** Vaak asymptomatisch; stinkende fluor, soms jeuk [24](#page=24).
* **Objectieve tekens (Amsel criteria):** Minimaal drie van de vier criteria zijn aanwezig:
* Stinkend, grijs, homogeen beslag/fluor [24](#page=24).
* Verhoogde pH van de vaginale mucus ($>$ 5) [24](#page=24).
* Hoge concentratie van amines (geur als "dode vis") aantoonbaar met de "sniff test" (toevoegen van KOH aan vaginaal mucus alkaliseert en laat amines vrijkomen) [24](#page=24).
* Clue cells (epitheelcellen bedekt met coccobacillen) zichtbaar op microscopie [24](#page=24).
* **Microscopie:** Lactobacillen worden vervangen door grote aantallen coccobacillen. Weinig inflammatie en neutrofielen, wel clue cells [24](#page=24).
* **Complicaties:** Hoewel klassiek zonder complicaties beschouwd, is nu bekend dat BV het risico op HIV-overdracht, andere SOA's, laag geboortegewicht en prematuriteit verhoogt [24](#page=24).
* **Behandeling:** Metronidazol of clindamycine oraal of lokaal. Zeer frequente recidieven bemoeilijken een definitieve behandeling [24](#page=24).
* **Candida vaginitis:** Overgroei van *Candida albicans* (zie hoofdstuk fungi). Kenmerkend is witverlies en een branderig gevoel. Komt vaker voor na antibioticagebruik en bij diabetes. De meeste vrouwen maken dit ooit mee [21](#page=21).
#### 2.2.2 Minder frequente oorzaken
* **Trichomonas vaginalis vaginitis:** Een echte SOA veroorzaakt door een protozoön [21](#page=21).
> **Tip:** De flora van de penis kan gelinkt zijn aan bacteriële vaginose bij partners, wat suggereert dat de rol van transmissie mogelijk onderschat wordt [22](#page=22).
## 2.3 SOA's strikt genomen
SOA's worden gekenmerkt door seksuele overdracht, lokale symptomen, en soms systemische symptomen [26](#page=26).
### 2.3.1 Symptomen
* Lokale symptomen: ulcera, pijn of branderig gevoel, afscheiding van secreten, tekenen van inflammatie [26](#page=26).
* Systemische symptomen: koorts, eventueel huiduitslag [26](#page=26).
* Complicaties op termijn: lokale tumoren, infertiliteit, infectie op afstand (bv. neurosyfilis) [26](#page=26).
### 2.3.2 Verwekkers
Verwekkers kunnen virussen, bacteriën, protozoa en insecten (schaamluizen) zijn [26](#page=26).
### 2.3.3 Overdracht
Direct contact met de geslachtsorganen is de voornaamste route, soms via de handen. SOA-pathogenen kunnen ook slijmvliezen en lichaamsopeningen infecteren die in contact komen met de geslachtsorganen, zoals HPV-infecties in de nasofarynx of proctitis door syfilis. Occasioneel onveilige seks komt breed voor in de bevolking [26](#page=26).
### 2.3.4 Incubatietijd
De incubatietijd varieert sterk per type infectie, van kort na contact tot jaren later wanneer complicaties optreden [26](#page=26).
### 2.3.5 Diagnose
Bij voorkeur worden directe diagnostische methoden gebruikt, soms aangevuld met serologie. Bepaalde infecties, zoals PID en urethritis, worden syndromaal behandeld door te behandelen voor de klassieke verwekkers zonder deze noodzakelijk aan te tonen. Sommige SOA's zijn aangifteplichtig [26](#page=26).
### 2.3.6 Behandeling en preventie
Behandeling geschiedt met antibiotica, soms ook met antivirale therapie. In principe worden partners meebehandeld. Preventie door veilige seks is cruciaal, en er zijn enkele vaccins beschikbaar [26](#page=26).
## 2.4 Gonorroe door *Neisseria gonorrhoeae*
### 2.4.1 Kenmerken
* Een bacterie die efficiënt aanhecht aan epithelia en intracellulaire replicatie mogelijk maakt [27](#page=27).
* Veroorzaakt urethritis bij mannen: branderig gevoel bij plassen en typisch wit-geel-groen secreet ("druiper") [27](#page=27).
* Vrouwen hebben vaak milde of geen symptomen, of symptomen die lijken op urineweginfecties (UWI); eventueel verhoogde vaginale secretie en tussentijdse vaginale bloedingen [27](#page=27).
* Andere locaties kunnen asymptomatisch zijn, of gepaard gaan met secreties, jeuk anaal, of pijn (rectaal); faryngitis is ook mogelijk [27](#page=27).
* Systemische symptomen kunnen optreden, zoals artritis, tenosynovitis, dermatitis [27](#page=27).
* **Complicaties:** Opstijgende infecties, zoals PID bij vrouwen met risico op infertiliteit of ectopische zwangerschappen; bij mannen kan epididymitis optreden, zelden infertiliteit [27](#page=27).
* Gramkleuring toont gram-negatieve diplokokken [28](#page=28).
### 2.4.2 Overdracht
Contact met besmette geslachtsorganen, anus, of mond. Overdracht tijdens de bevalling kan leiden tot artritis, keratitis of sepsis bij het kind [27](#page=27).
### 2.4.3 Incubatietijd
Enkele dagen tot een week [27](#page=27).
### 2.4.4 Diagnose
Direct: Gramkleuring en kweek, steeds meer vervangen door PCR [27](#page=27).
### 2.4.5 Behandeling en preventie
Behandeling met antibiotica, klassiek als "single shot". De behandeling houdt rekening met hoge resistentie en kans op verdere resistentieontwikkeling, alsook co-infectie met *Chlamydia*. Preventie door veilige seks en partnerbehandeling [27](#page=27).
## 2.5 Chlamydia door *C. trachomatis*
### 2.5.1 Kenmerken
* Een obligaat intracellulair levende bacterie die epitheelcellen prefereert [29](#page=29).
* Kan diverse organen infecteren, waaronder de geslachtsorganen [29](#page=29).
* Verschillende serotypes zijn beschreven en geassocieerd met specifieke klinische beelden, zoals trachoma (chronische conjunctivitis tot blindheid in Afrika/Azië) en lymphogranuloma venereum (pijnlijk verloop met genitale ulcera in tropische gebieden en bij MSM) [29](#page=29).
* **Systemische symptomen:** PID is mogelijk (zie gonokokken); verloop kan asymptomatisch of symptomatisch zijn [29](#page=29).
* **Lokale symptomen:** Vaak afwezig; eventueel mucopurulente urethritis bij mannen; cervicitis bij vrouwen [29](#page=29).
* **Complicaties op termijn:** Infertiliteit; in Nederland is dit een belangrijke oorzaak van infertiliteit [29](#page=29).
### 2.5.2 Overdracht
Contact met besmette geslachtsorganen, anus of mond. Relatief frequent bij jongeren (tot 10%). Cervicale epitheliale ectopie bij jongeren verhoogt de vatbaarheid, naast hun frequenter risicogedrag. Overdracht tijdens de bevalling kan leiden tot conjunctivitis of pneumonie bij het kind [29](#page=29).
### 2.5.3 Incubatietijd
Minstens weken [29](#page=29).
### 2.5.4 Diagnose
Niet zichtbaar op Gramkleuring, niet kweekbaar in routine. PCR is de enige betrouwbare test [29](#page=29).
### 2.5.5 Behandeling en preventie
Behandeling met antibiotica, soms als "single shot" (doxycycline of azithromycine). Indien nodig, kan een intramusculaire injectie met ceftriaxon worden toegevoegd om gonorroe te elimineren. Preventie door veilige seks en partnerbehandeling [29](#page=29).
## 2.6 Genitale Mycoplasmata
Mycoplasmata zijn eenvoudige bacteriën zonder celwand, waardoor ze resistent zijn tegen bèta-lactam antibiotica [31](#page=31).
### 2.6.1 Soorten in de tractus genitalis
* *Mycoplasma hominis*
* *Ureaplasma urealyticum*
* Deze zijn commensalen van de genitale tractus en komen in grote aantallen voor bij bacteriële vaginose. Ze worden vaak onterecht opgezocht en behandeld [31](#page=31).
* *Mycoplasma genitalium*
* Recent ontdekt, vermoedelijk even pathogeen als *C. trachomatis*, met een vergelijkbaar klinisch spectrum [31](#page=31).
* Moeilijk te kweken, diagnose via PCR [31](#page=31).
* Niet primair belangrijk voor therapie, omdat deze infecties syndromaal worden behandeld en de gevoeligheid van *Mycoplasma* en *Chlamydia* vergelijkbaar is. Recent wordt er echter gepleit voor diagnostiek-gedreven behandeling [31](#page=31).
## 2.7 Trichomonas vaginalis
### 2.7.1 Kenmerken
* Een parasitaire protozoön [32](#page=32).
* Bij mannen: urethritis met branderigheid en jeuk [32](#page=32).
* Bij vrouwen: vulvitis, vaginitis met fluor, branderigheid en jeuk [32](#page=32).
* **Complicaties:** PID, premature bevalling [32](#page=32).
### 2.7.2 Overdracht
Seksueel contact. De frequentie is laag in België, maar mogelijk onderschat [32](#page=32).
### 2.7.3 Diagnose
Microscopie met "wet stain" op vers materiaal; niet zichtbaar op Gramkleuring [32](#page=32).
### 2.7.4 Behandeling en preventie
Eenmalige behandeling met metronidazol oraal. Preventie door veilige seks en partnerbehandeling [32](#page=32).
## 2.8 Genitale herpes door HSV
### 2.8.1 Kenmerken
* Een DNA-virus met envelop, met name type 2 is geassocieerd met genitale infecties [33](#page=33).
* De infectie is definitief; het virus kan niet geëlimineerd worden en kan latent verblijven in sensoriële neuronen, van waaruit het kan opflakkeren [33](#page=33).
* **Lokale symptomen:** Typische polycyclische blaasjes/ulcera [33](#page=33).
* **Complicaties op termijn:** Pijnlijke recidieven; overdracht bij bevalling met risico op herpes neonatorum, wat levensbedreigend kan zijn voor pasgeborenen [33](#page=33).
### 2.8.2 Overdracht
Contact met de geslachtsorganen (huid op huid), ook indirect via handen of speeltjes [33](#page=33).
### 2.8.3 Incubatietijd
Tot het ontstaan van vesikels: enkele dagen [33](#page=33).
### 2.8.4 Diagnose
Klinisch, eventueel direct via PCR [33](#page=33).
### 2.8.5 Behandeling en preventie
Acyclovir bij opstoten. Condoomgebruik ter preventie, hoewel dit niet alle oppervlakken dekt [33](#page=33).
## 2.9 Genitale wratten (en carcinoom) door HPV
### 2.9.1 Kenmerken
* Een naakt DNA-virus met een grote reeks types (>100). Het type bepaalt de locatie van de infectie (cervix, genitale wratten, huidwratten) en het risico op carcinogeniteit (bv. HPV16 en 18 zijn hoog-risico types voor cervixkanker) [34](#page=34).
* De infectie is niet altijd definitief; het virus kan geklaard worden na weken/maanden/jaren voordat metaplasie en progressie naar kanker optreden [34](#page=34).
* **Lokale symptomen:** Afwezig [34](#page=34).
* **Systemische symptomen:** Afwezig [34](#page=34).
* **Complicaties op termijn:** Lokale tumoren [34](#page=34).
* Wijdverspreid en frequent; de overgrote meerderheid van de bevolking maakt een infectie door. Er is ook toenemende aandacht voor nasofaryngeale infecties [34](#page=34).
### 2.9.2 Overdracht
Contact met de geslachtsorganen, ook indirect (handen, speeltjes). Een typische piek is zichtbaar bij jonge volwassenen, met een tweede piek op middelbare leeftijd. Mannen ondervinden meestal geen complicaties (uitzonderlijk mond-/keelkanker, peniskanker, anale kanker) en fungeren als vector tussen vrouwen en leeftijdsgroepen [34](#page=34).
### 2.9.3 Incubatietijd
Tot het ontstaan van cervixkanker: meerdere jaren (>5 jaar) [34](#page=34).
### 2.9.4 Diagnose
Direct via PCR, indirect door screening op metaplasie/kanker [34](#page=34).
### 2.9.5 Behandeling en preventie
Er is geen specifieke behandeling voor de infectie zelf. Preventie geschiedt door vaccinatie, waarbij opgemerkt dient te worden dat het vaccin slechts een beperkt aantal types dekt (de hoogste risico types). Intermediair-risico types blijven circuleren, waardoor screening noodzakelijk blijft in het post-vaccinatietijdperk. Condoomgebruik ter preventie dekt niet alle oppervlakken [34](#page=34).
## 2.10 Syfilis, veroorzaakt door *Treponema pallidum*
### 2.10.1 Kenmerken
* Een bacterie die zich systemisch kan verspreiden en levenslang aanwezig kan blijven [36](#page=36).
* **Primaire syfilis:** Lokale infectie met een "ulcus durum" of sjanker: een harde, pijnloze papel die spontaan geneest na weken, maar waarbij de bacterie zich in het lichaam verspreidt [36](#page=36).
* **Secundaire syfilis (na maanden):** *Treponema* is systemisch aanwezig in grote aantallen in andere organen, met huid- en mucosale letsels. Dit kan ook spontaan genezen, maar evolueert vaak na vele asymptomatische jaren naar tertiaire syfilis [36](#page=36).
* **Tertiaire syfilis:** *Treponema* aanwezig in organen in beperkte hoeveelheden, maar met chronische inflammatie die leidt tot onomkeerbare orgaanschade, neurologische/psychiatrische en cardiale complicaties (gummata). Syfilis staat bekend als "the great imitator" [36](#page=36) [39](#page=39).
### 2.10.2 Overdracht
Contact met de geslachtsorganen. Er is recent een toename waargenomen in het Westen, onder andere bij homoseksuele mannen. Congenitale overdracht is mogelijk [36](#page=36).
### 2.10.3 Incubatietijd
Minstens een week [36](#page=36).
### 2.10.4 Diagnose
Microscopie wordt in de praktijk nauwelijks gebruikt. Serologie is de standaardmethode: sommige testen (zoals TPPA) blijven levenslang positief (screening op contact), terwijl andere (bv. VDRL) negatief worden na efficiënte behandeling (screening op ziekte) [36](#page=36).
### 2.10.5 Behandeling en preventie
*Treponema pallidum* is nog steeds gevoelig voor penicilline. Eén toediening is doorgaans voldoende, tenzij bij bepaalde gevallen van tertiaire syfilis. Preventie door veilige seks en partnerbehandeling [36](#page=36).
---
# Infecties van het centraal zenuwstelsel
Infecties van het centraal zenuwstelsel (CZS) omvatten ziekten die de hersenen en het ruggenmerg aantasten, gekenmerkt door neurologische symptomen die variëren afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en de specifieke verwekker, met potentieel ernstige complicaties [54](#page=54).
### 7.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de hersenen en het ruggenmerg, inclusief de vliezen, manifesteren zich primair door neurologische symptomen. Deze symptomen kunnen variëren van hoofdpijn, gevoeligheid voor licht en geluid, sensoriële stoornissen en bewustzijnsdaling tot psychiatrische symptomen. Symptomen van intracraniële overdruk, zoals braken, nekstijfheid, hypertensie en bradycardie, kunnen ook voorkomen. Koorts is een veelvoorkomend symptoom, maar de klassieke trias van koorts, nekstijfheid en veranderde geestestoestand wordt slechts bij ongeveer 50% van de patiënten gezien, met name bij pneumokokkenmeningitis. Bij zuigelingen en peuters kan typische nekstijfheid bij meningeale prikkeling ontbreken [54](#page=54) [55](#page=55).
Complicaties kunnen leiden tot neurologische of psychiatrische restletsels, en afhankelijk van de verwekker en de gastheer kan de infectie snel evolueren naar een systemische infectie, wat een snelle diagnose levensreddend kan maken. Voorbeelden hiervan zijn septische embolen bij meningokokkeninfecties [54](#page=54).
Andere aandoeningen, zoals andere oorzaken van meningeale prikkeling (ontsteking) of cerebrovasculaire accidenten (CVA), kunnen initieel lijken op CZS-infecties, maar presenteren zich zonder koorts op de voorgrond, hoewel koorts later kan optreden [54](#page=54).
> **Tip:** Wees alert op het verschil tussen symptomen van CZS-infectie en andere neurologische aandoeningen, aangezien een gemiste diagnose levensbedreigend kan zijn [54](#page=54).
### 7.2 Verwekkers, overdracht en incubatietijd
De verwekkers van CZS-infecties zijn divers en omvatten virussen (voornamelijk herpes- en enterovirussen), bacteriën (zoals *Neisseria meningitidis* (meningokok), *Streptococcus pneumoniae* (pneumokok) en *Haemophilus influenzae*, hoewel de laatste minder voorkomt door vaccinatie) en opportunistische pathogenen die de natuurlijke barrières doorbreken. Zeldzame verwekkers zijn parasieten en schimmels [55](#page=55).
De overdracht is afhankelijk van de verwekker. Typische pathogenen die tussentijds de flora koloniseren, kunnen direct contact of druppelinfecties veroorzaken, waarna ze via de bloedbaan de hersenbarrière passeren (bv. meningokokken) of via zenuwbanen het CZS bereiken (bv. herpesvirussen vanuit mucosale replicatieplaatsen). Bij zieke of verzwakte individuen kunnen opportunistische pathogenen binnendringen, bijvoorbeeld bij sepsis of door parasieten zoals *Toxoplasma* [55](#page=55) [56](#page=56).
De incubatietijd varieert van dagen tot weken, afhankelijk van de verwekker [55](#page=55).
### 7.3 Pathogenese
De pathogenese van CZS-infecties berust op inflammatie en directe weefselschade die de neurale functie verstoren, tot onderdrukking van vitale functies aan toe. Bij bacteriële infecties kan dit leiden tot sepsis, infectie van andere organen, orgaanfalen, diffuse intravasculaire stolling (DIC), septische embolen en bloedingen [57](#page=57).
Petechiën of purpura, niet-wegdrukbare rode vlekken die lokale bloedingen aangeven, vooral op drukplaatsen, zijn een alarmsignaal bij ernstig zieke, koortserige patiënten en vereisen onmiddellijke actie en hospitalisatie. Meningokokkenmeningitis kan binnen enkele uren van milde ziekte evolueren naar een levensbedreigende sepsis [57](#page=57).
Het CZS is een immuungeprivilegieerde zone, omgeven door een rigide omhulsel, wat vereist dat inflammatie beperkt wordt om oedeem en overdruk te voorkomen. Er zijn geen lokale lymfefollikels aanwezig in het CZS [56](#page=56).
### 7.4 Verloop en prognose
Het verloop van CZS-infecties varieert aanzienlijk [56](#page=56).
* **Virale infecties:** Deze zijn vaak zelflimiterend met een goede prognose voor volledig herstel (bv. enterovirus). Echter, ernstigere virale infecties, zoals die veroorzaakt door het Herpes simplex virus, kunnen leiden tot zware cognitieve en motorische restletsels, met een mortaliteit van 70% zonder behandeling [56](#page=56).
* **Bacteriële infecties:** Zonder behandeling leiden deze vaak tot ernstige restletsels of zijn ze letaal [56](#page=56).
* **Schimmelinfecties:** Deze zijn opportunistisch en treden op bij verminderde weerstand. Er is geen spontaan herstel te verwachten [56](#page=56).
Gezien de snel optredende catastrofale gevolgen van CZS-infecties en de beschikbaarheid van medicatie in welvarende regio's, is een snelle diagnose cruciaal. Vaak wordt gestart met een blinde behandeling, bij voorkeur na het afnemen van lumbaal vocht, waarbij intraveneus acyclovir en antibiotica worden toegediend, en de behandeling vervolgens wordt bijgesteld op basis van diagnostische resultaten [56](#page=56).
### 7.5 Diagnose
De diagnose van CZS-infecties is gebaseerd op het onderzoek van lumbaal vocht, aangevuld met biochemische analyses, celtelling en eventueel serologie op lumbaal vocht [55](#page=55).
* **Celtelling:** Bij virale infecties is er doorgaans een beperkte stijging van het aantal cellen, voornamelijk lymfocyten. Bij bacteriële infecties is het aantal cellen sterk verhoogd, voornamelijk neutrofielen [58](#page=58).
* **Biochemie:** Bij virale infecties zijn eiwit- en glucosewaarden normaal of slechts licht gestoord. Bij bacteriële infecties is het eiwitgehalte typisch verhoogd, de glucosewaarde verlaagd en het lactaat verhoogd [58](#page=58).
Deze parameters zijn indicatief, maar nooit voldoende om een virale of bacteriële oorzaak met zekerheid uit te sluiten, gezien de overlapping in kliniek en biochemie. Daarom is het aantonen van de verwekker in het lumbaal vocht essentieel, middels microscopie (bv. Gramkleuring), antigendetectie, PCR of kweek [58](#page=58).
Gezien de ernst van de infectie en het feit dat soms geen punctie kan worden verricht, worden ook hemoculturen afgenomen [58](#page=58).
> **Example:** Een patiënt presenteert zich met koorts, hoofdpijn en nekstijfheid. Lumbaal vocht toont een sterk verhoogd aantal neutrofielen, verhoogd eiwit, verlaagd glucose en verhoogd lactaat. Gramkleuring toont grampositieve cocci. Dit wijst sterk in de richting van een bacteriële meningitis, waarschijnlijk veroorzaakt door *Streptococcus pneumoniae* [58](#page=58).
### 7.6 Behandeling en preventie
De behandeling en preventie van CZS-infecties omvatten vaccinatie en antivirale middelen of antibiotica. Vaccins zijn beschikbaar voor *Haemophilus influenzae* type b, *Neisseria meningitidis* type C, *Streptococcus pneumoniae* en poliovirus. Voor herpesvirussen zijn antivirale middelen beschikbaar. Bacteriële infecties worden behandeld met antibiotica, wat kan leiden tot reductie van restletsels en soms levensreddend is [55](#page=55).
### 7.7 Doorbraak barrières
Infecties van het CZS kunnen ontstaan door de doorbraak van natuurlijke barrières. Dit kan gebeuren door [56](#page=56):
* **Trauma:** Direct hersen- of ruggenmergletsel [56](#page=56).
* **Lokale uitbreiding:** Infectie die zich vanuit nabijgelegen structuren, zoals sinussen, verspreidt naar het CZS (#page=55, 56) [55](#page=55) [56](#page=56).
* **Iatrogene oorzaken:** Infecties veroorzaakt door medische procedures of hulpmiddelen, zoals drains, implantaten of puncties [56](#page=56).
* **Hematogene verspreiding:** Bacteriën of virussen die via de bloedbaan het CZS bereiken na kolonisatie elders in het lichaam (#page=55, 56) [55](#page=55) [56](#page=56).
---
# Leverinfecties
Leverinfecties worden voornamelijk veroorzaakt door virussen, zoals hepatitis A, B, C en E, en worden gekenmerkt door leverfunctiestoornissen, waaronder geelzucht [60](#page=60).
### 4.1 Spectrum van symptomen en verwekkers
De symptomen van leverinfecties variëren en kunnen koorts, malaise (vermoeidheid, misselijkheid, verlies van eetlust, soms braken) omvatten. Bij 50-90% van de patiënten treedt geelzucht op, vaak gepaard gaande met donkere urine, ontkleurde ontlasting en jeuk als gevolg van verminderde galsecretie. Huiduitslag en arthritis kunnen ook voorkomen. De belangrijkste verwekkers zijn hepatitis A, B en C virussen (HAV, HBV, HCV). Zeldzamer zijn hepatitis D virus (HDV), dat altijd samen met HBV voorkomt, en hepatitis E virus (HEV), dat via besmet voedsel wordt overgedragen. Opportunistische infecties door andere micro-organismen zijn zeer zeldzaam [61](#page=61).
#### 4.1.1 Overdracht en incubatietijd
De overdrachtswijze verschilt per virus:
* **HAV:** Fecaal-oraal, via inname van besmet voedsel of water, typisch in gebieden met lage hygiëne. Dit virus heeft geen virale envelop [62](#page=62).
* **HBV en HCV:** Voornamelijk via bloed-bloed contact, zoals bij intraveneus druggebruik of iatrogeen. Beide virussen hebben een virale envelop. HBV kan ook efficiënt seksueel worden overgedragen, via intiem niet-seksueel contact (bv. speeksel, bijten, gedeelde tandenborstels) en perinataal van moeder op kind. HBV kan tot een week infectieus blijven buiten het lichaam. Ongeveer 2 miljard mensen zijn besmet met HBV [62](#page=62).
* **HEV:** Via het drinken van besmet water, beschouwd als een zoönose [62](#page=62).
De incubatietijd varieert: HAV: 4 ± 2 weken, HBV: 3 ± 2 maanden, HCV: 6 weken (variërend van 2 weken tot 6 maanden), HDV: vergelijkbaar met HBV, maar met een ernstiger co-infectie, en HEV: 6 ± 3 weken [61](#page=61).
#### 4.1.2 Reservoir
* **HAV:** Mensen zijn het reservoir, met een beperkte periode van besmettelijkheid, en via fecaal besmet water of voedsel [62](#page=62).
* **HBV, HCV, HDV:** Mensen zijn het reservoir, en deze infecties kunnen chronisch verlopen [62](#page=62).
* **HEV:** Mensen en varkens zijn reservoirs [62](#page=62).
#### 4.1.3 Verloop van de infectie
* **HAV:** Kinderen zijn vaak asymptomatisch of hebben slechts enkele weken symptomen; de infectie verloopt nooit chronisch [62](#page=62).
* **HBV:** Meestal asymptomatisch of met enkele weken symptomen. Bij ongeveer 10% van de infecties wordt deze chronisch (virus langer dan een jaar aanwezig), waarvan 10% symptomatische leverziekte ontwikkelt, zoals cirrose of leverkanker [62](#page=62).
* **HCV:** Meestal asymptomatisch of met enkele weken symptomen. Bij ongeveer 80% van de infecties wordt deze chronisch (virus langer dan een jaar aanwezig), waarvan 20% symptomatische leverziekte ontwikkelt, zoals cirrose of leverkanker [62](#page=62).
* **HEV:** Meestal asymptomatisch of met enkele weken symptomen; chronisch verloop is uitzonderlijk en komt vooral voor bij immuungecompromitteerde personen [62](#page=62).
> **Tip:** Begrijpen van de overdrachtswijzen is cruciaal voor preventie en counseling van patiënten.
### 4.2 Pathogenese
De pathogenese verschilt per virus:
* **HAV, HEV:** Dit zijn 'naakte' virussen die cytotoxisch kunnen zijn, wat leidt tot tijdelijke leverschade die meestal herstelt. Uitzonderlijk kan een fulminant verloop optreden [65](#page=65).
* **HBV, HCV:** Leverschade en complicaties bij chronische infecties zijn grotendeels het gevolg van de immuunrespons van de gastheer. Bij immuundepressie treden minder symptomen op [65](#page=65).
### 4.3 Diagnose
De diagnose van leverinfecties berust voornamelijk op serologische testen en detectie van antigenen en genoom.
#### 4.3.1 Serologie
* **HAV:** Detectie van IgM-antistoffen duidt op een recente infectie, terwijl IgG-antistoffen wijzen op een recente of doorgemaakte infectie [66](#page=66).
* **HBV:**
* Anti-HBs: Geeft aan dat de infectie is genezen of dat de patiënt is gevaccineerd [66](#page=66).
* Anti-HBc: Wijst op contact met het virus, recent of in het verleden [66](#page=66).
* Anti-HBe: Wordt samen met antigeendetectie gebruikt om de fase van de infectie te bepalen [66](#page=66).
* HBsAg: Actieve acute of chronische carrierstatus [66](#page=66).
* **HCV:** IgG-antistoffen, die soms pas zes maanden na infectie positief worden, duiden op recent of doorgemaakt contact [66](#page=66).
* **HEV:** Detectie van IgG en IgM-antistoffen [66](#page=66).
#### 4.3.2 Antigen en genoomdetectie
* **HBV:** Detectie van HBsAg en HBeAg, evenals PCR om de hoeveelheid viraal DNA te meten [66](#page=66).
* **HCV:** Real-time PCR (RT-PCR) en genotypering [66](#page=66).
> **Tip:** Serologische profielen voor HBV zijn complex; zorg ervoor dat u de betekenis van elke antistof kent in relatie tot het ziektestadium.
### 4.4 Behandeling en preventie
De behandeling en preventie van leverinfecties zijn afhankelijk van het specifieke virus.
* **HAV:** Er is geen specifieke behandeling; behandeling is ondersteunend. Preventie gebeurt door vaccinatie. Passieve immunisatie kan worden overwogen voor ongevaccineerde contacten van patiënten [68](#page=68).
* **HBV:** Behandeling is ondersteunend. Bij chronische infecties kunnen antivirale middelen (reverse transcriptase inhibitoren) worden ingezet. Preventie geschiedt door vaccinatie. Passieve immunisatie is mogelijk voor ongevaccineerde contacten en kan gelijktijdig met het vaccin worden toegediend, maar op een andere plaats. Het HBV-vaccin bevat alleen HBsAg en leidt niet tot de vorming van anti-HBc-antistoffen, tenzij er sprake is van infectie. Ongeveer 5% van de gevaccineerden (na drie doses) is een non-responder met een te lage anti-HBs-titer; extra boosters kunnen soms helpen [68](#page=68).
* **HCV:** Behandeling bestaat uit antivirale middelen (polymerase inhibitoren). Er is geen vaccinatie beschikbaar. Bij een prikongeval dient onmiddellijk antivirale therapie te worden gestart, vergelijkbaar met de aanpak bij HIV [68](#page=68).
* **HEV:** Er is geen specifieke behandeling; behandeling is ondersteunend [68](#page=68).
> **Preventie:** Vaccinatie is een sleutelstrategie voor de preventie van HAV en HBV. Veilige seksuele praktijken en voorzorgsmaatregelen bij bloedcontact zijn essentieel voor HBV en HCV. Goede hygiëne is cruciaal voor de preventie van HAV [61](#page=61).
---
# Microbiologische aanpak bij zwangerschap
Dit onderwerp bespreekt de microbiologische screening en vaccinatie aanbevelingen voor zwangere vrouwen, zowel preconceptie als perinataal, ter preventie en behandeling van infecties die gevolgen kunnen hebben voor de foetus.
### 5.1 Aanpak preconceptie en tijdens zwangerschap
Voorafgaand aan de zwangerschap of bij de eerste aanmelding van een zwangere wordt een reeks microbiologische onderzoeken aanbevolen. Het primaire doel hiervan is het opsporen van infecties die een risico vormen voor de foetus of neonatus, en het waar mogelijk aanbieden van preventieve maatregelen, zoals vaccinaties [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 5.1.1 Vaccinaties
* **Influenza:** Vaccinatie tegen influenza wordt sterk aanbevolen, zeker bij zwangere vrouwen met extra risicofactoren. Influenza kan ernstige complicaties veroorzaken bij risicogroepen, waaronder zwangere vrouwen, door koorts en cytokines [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Andere vaccinaties:** Hoewel niet altijd expliciet genoemd als vaccinatie in de opsommingen, worden serostatuscontroles gedaan voor ziekten waarvoor vaccinatie belangrijk is of kan zijn, zoals Rubella en VZV. Preventie door vaccinatie wordt ook genoemd in relatie tot VZV en andere infecties [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 5.1.2 Serostatusonderzoeken
De serostatus van diverse pathogenen wordt bepaald om een beeld te krijgen van eerdere of huidige infecties.
* **Cytomegalovirus (CMV):** De serostatus van CMV, inclusief IgG en IgM antistoffen, wordt gecontroleerd. Een eerste contact met CMV (primo-infectie) tijdens de zwangerschap kan leiden tot foetale infectie, wat momenteel de belangrijkste oorzaak is van congenitale afwijkingen. Het onderscheid tussen een recente en een oude infectie wordt gemaakt op basis van de aanwezigheid van IgM antistoffen. Omdat CMV IgM antistoffen langdurig aanwezig kunnen blijven, kan de aviditeit van IgG antistoffen worden bepaald. Lage aviditeit wijst op een recente infectie, wat een potentieel risico vormt tijdens de zwangerschap. De nuttigheid van CMV-screening wordt ter discussie gesteld vanwege meerdere CMV-stammen en het ontbreken van therapie [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Rubella (mazelen, bof):** De serostatus voor Rubella wordt gecontroleerd. Rubella is teratogeen en kan malformaties veroorzaken; routinematige vaccinatie wordt aangeraden [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Syfilis:** De serostatus voor syfilis wordt gecontroleerd [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **HIV:** De serostatus voor HIV wordt gecontroleerd. Preventie van transmissie naar het kind is mogelijk door middel van antiretrovirale therapie (ART) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Hepatitis B Virus (HBV):** De serostatus voor HBV wordt gecontroleerd. Als zowel HBs-antilichamen als HBc-antilichamen positief zijn, wordt verder onderzoek gedaan naar HBs-antigeen en HBe-antigeen. Indien alleen HBc-antilichamen positief zijn en HBs-antilichamen negatief, kan de test gestopt worden [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Varicella Zoster Virus (VZV):** De serostatus voor VZV wordt gecontroleerd. Preventie door vaccinatie en postnatale toediening van immunoglobulinen en vaccinatie zijn opties. Bij blootstelling kan toediening van immunoglobulinen overwogen worden [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Toxoplasmose:** De serostatus voor Toxoplasmose, inclusief IgG en IgM, wordt gecontroleerd. Een belangrijk probleem is dat IgM toxoplasmose maanden positief kan blijven [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Herpes Simplex Virus (HSV):** Genitale herpes wordt gecheckt in de perinatale periode ter preventie van neonatale herpes. Primo-infectie met HSV dient vermeden te worden [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Zikavirus:** Dit virus is gekend voor het veroorzaken van malformaties [41](#page=41).
#### 5.1.3 Aanpak perinatale periode
Tijdens de perinatale periode worden specifieke microbiologische controles uitgevoerd:
* **Bacteriurie:** Screening op bacteriurie is belangrijk omdat dit kan leiden tot vroeggeboorte [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Groep B streptokokken (GBS):** Kolonisatie met GBS wordt gecontroleerd, omdat dit een risico vormt voor neonatale sepsis. Preventie door toediening van penicilline wordt genoemd [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Genitale herpes:** Controle op genitale herpes wordt uitgevoerd ter preventie van neonatale herpes [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 5.1.4 Te vermijden infecties
* **Listeria monocytogenes:** Infectie met Listeria monocytogenes dient vermeden te worden [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 5.1.5 Rhesus-incompatibiliteit
* **Rhesus (Rh):** Bij een negatieve Rhesusfactor van de moeder en een positieve Rhesusfactor van de baby, wordt bij de partus Rhogam toegediend [41](#page=41).
### 5.2 Kliniek en diagnostiek van influenzavirus
Hoewel influenza niet exclusief aan zwangerschap gebonden is, wordt het hier vermeld in de context van risicogroepen, waartoe zwangere vrouwen behoren [44](#page=44).
* **Kliniek:** Influenza kan het normaal functioneren ernstig belemmeren, in tegenstelling tot een banale verkoudheid [44](#page=44).
* **Complicaties:** Mogelijke complicaties omvatten virale pneumonie, bacteriële surinfecties (luchtwegen), en systemische complicaties bij personen met cardiovasculaire belasting, diabetici, ouderen, jonge kinderen en zwangere vrouwen [44](#page=44).
* **Diagnostiek:** Snelle diagnostiek kan door middel van antigeendetectie op nasofarynxmonsters, wat het meest nuttig is bij hoge virusuitscheiding. RT-PCR op dezelfde monsters is gevoeliger. In de praktijk wordt de klinische diagnose vaak ondersteund door epidemiologische gegevens [44](#page=44).
* **Aanbeveling:** Vaccinatie tegen influenza wordt sterk aanbevolen voor risicogroepen, inclusief zwangere vrouwen [44](#page=44).
> **Tip:** De meeste microbiologische screenings en vaccinaties die relevant zijn voor zwangerschap, worden idealiter preconceptie uitgevoerd om risico's te minimaliseren.
> **Voorbeeld:** Een vrouw die zwanger wil worden, laat zich vaccineren tegen rubella en controleert haar CMV-serostatus om ervoor te zorgen dat ze beschermd is tegen infecties die congenitale afwijkingen kunnen veroorzaken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectie | De invasie en vermenigvuldiging van ziekteverwekkende micro-organismen zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten in het lichaam, wat kan leiden tot ziekte. |
| Klinisch beeld | De verzameling van symptomen, tekenen en kenmerken die samen een specifieke ziekte of aandoening beschrijven. |
| Verwekker | Een micro-organisme, zoals een bacterie, virus, schimmel of parasiet, dat in staat is een ziekte te veroorzaken. |
| Inflammatie | Een natuurlijke afweerreactie van het lichaam op letsel of infectie, gekenmerkt door roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor) en zwelling (tumor). |
| Koorts | Een verhoogde lichaamstemperatuur boven het normale bereik, vaak een teken van infectie of ontsteking. |
| Incubatietijd | De periode tussen de blootstelling aan een ziekteverwekker en het optreden van de eerste symptomen van de ziekte. |
| Pathogenese | Het mechanisme waardoor een ziekte zich ontwikkelt, inclusief de interactie tussen de ziekteverwekker en de gastheer. |
| Abces | Een met pus gevulde holte in het lichaam, meestal veroorzaakt door een bacteriële infectie. |
| Virulentie | De mate waarin een ziekteverwekker in staat is om ziekte te veroorzaken, gemeten aan de hand van de ernst van de infectie. |
| Sepsis | Een levensbedreigende aandoening waarbij de reactie van het lichaam op een infectie schade aan eigen weefsels en organen veroorzaakt. |
| Prothese-infectie | Een infectie die optreedt op of rondom een geïmplanteerd medisch apparaat, zoals een kunstgewricht, hartklep of katheter. |
| Syfilis | Een seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door de bacterie *Treponema pallidum*, die verschillende stadia kent met uiteenlopende symptomen en complicaties. |
| Herpes simplex virus (HSV) | Een virus dat verantwoordelijk is voor koortsblaasjes (HSV-1) en genitale herpes (HSV-2), gekenmerkt door terugkerende uitbraken. |
| Papiloomvirus (HPV) | Een groep virussen die huidwratten, genitale wratten en bepaalde vormen van kanker, zoals baarmoederhalskanker, kunnen veroorzaken. |
| Candidiasis | Een infectie veroorzaakt door schimmels van het geslacht *Candida*, vaak voorkomend op de huid, in de mond, vagina of andere slijmvliezen. |
| Bacteriële vaginose (BV) | Een verstoring van de normale vaginale flora, gekenmerkt door een overgroei van bepaalde bacteriën, wat leidt tot afscheiding en geur. |
| Gonorroe | Een seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door de bacterie *Neisseria gonorrhoeae*, die urethritis, cervicitis en andere infecties kan veroorzaken. |
| Chlamydia | Een seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door *Chlamydia trachomatis*, die vaak asymptomatisch verloopt maar kan leiden tot infertiliteit. |
| Clostridium perfringens | Een bacterie die gasgangreen (een ernstige weefselinfectie met gasproductie) en voedselvergiftiging kan veroorzaken. |
| Erysipelas | Een acute, oppervlakkige huidinfectie, meestal veroorzaakt door streptokokken, gekenmerkt door een scherp begrensde, rode, gezwollen huiduitslag. |
| Cellulitis | Een diepere huidinfectie van de dermis en subcutis, vaak veroorzaakt door streptokokken of stafylokokken, met minder scherpe grenzen dan erysipelas. |
| Necrotiserende infectie | Een ernstige infectie waarbij weefsel sterft, vaak veroorzaakt door agressieve bacteriën en met een snel progressief verloop dat levensbedreigend kan zijn. |
| Hepatitits A (HAV) | Een virale infectie van de lever die voornamelijk via fecaal-orale route wordt overgedragen en zelden chronisch wordt. |
| Hepatitits B (HBV) | Een virale infectie van de lever die via bloed en seksueel contact wordt overgedragen en chronisch kan worden, met risico op levercirrose en kanker. |
| Hepatitits C (HCV) | Een virale infectie van de lever die voornamelijk via bloed wordt overgedragen, vaak chronisch wordt en kan leiden tot levercirrose en kanker. |
| Hepatitits E (HEV) | Een virale infectie van de lever die voornamelijk via fecaal-orale route, vaak door besmet water of vlees, wordt overgedragen en meestal acuut verloopt. |
| CMV (Cytomegalovirus) | Een veelvoorkomend herpesvirus dat bij gezonde personen meestal asymptomatisch verloopt, maar ernstige problemen kan veroorzaken bij immuungecompromitteerde personen of tijdens zwangerschap. |
| EBV (Epstein-Barr virus) | Een herpesvirus dat mononucleosis infectiosa (klierkoorts) veroorzaakt, gekenmerkt door vermoeidheid, keelpijn en vergrote lymfeklieren. |
| Sepsis | Een levensbedreigende reactie van het lichaam op een infectie die orgaanfalen kan veroorzaken. |
| SIRS (Systemisch Inflammatoir Respons Syndroom) | Een gegeneraliseerde inflammatoire reactie in het lichaam, die kan worden veroorzaakt door diverse factoren, waaronder infectie (sepsis). |
| MOF (Multi-Orgaanfalen) | Het falen van meerdere vitale organen in het lichaam, vaak een gevolg van ernstige sepsis of andere kritieke aandoeningen. |
| Endocarditis | Een infectie van het endotheel van het hart, meestal de hartkleppen, die ernstige gevolgen kan hebben voor de hartfunctie. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan, die transiënt kan zijn of wijzen op een ernstigere infectie. |
| Lymphadenopathie | Vergroting van de lymfeklieren, die kan worden veroorzaakt door infecties, ontstekingen of maligniteiten. |