Cover
Start nu gratis Preconceptie & zwangerschap & partus - 2025-2026 (9).pdf
Summary
# Preconceptie en vruchtbaarheid
Deze sectie behandelt de periode voor de zwangerschap, inclusief de menstruele cyclus, vruchtbaarheid en anticonceptiemethoden, evenals preconceptionele zorg [7](#page=7).
### 1.1 De menstruele cyclus
De menstruele cyclus is de periode van de eerste dag van de menstruatiebloeding tot de eerste dag van de volgende menstruele bloeding. De gemiddelde cyclusduur is 28 dagen, maar kan variëren van 21 tot 42 dagen [9](#page=9).
#### 1.1.1 Fasen van de menstruele cyclus
De menstruele cyclus kan worden opgedeeld in verschillende fasen, waarbij hormonen van de hypofyse een cruciale rol spelen [11](#page=11).
##### 1.1.1.1 De folliculaire fase
De folliculaire fase begint met de afgifte van follikelstimulerend hormoon (FSH) door de hypofyse. Dit hormoon stimuleert de rijping van follikels in de eierstokken. Rond dag 5-7 van de cyclus ontwikkelt zich één dominante follikel, terwijl de andere rijpende follikels verschrompelen (atresie). De dominante follikel produceert vervolgens oestrogenen. Deze oestrogenen dragen bij aan de verdere ontwikkeling van de follikel, bereiden het baarmoederslijmvlies (endometrium) voor op mogelijke innesteling, en veranderen het slijmvlies van de vagina, wat de toegankelijkheid voor sperma verhoogt [11](#page=11) [12](#page=12).
##### 1.1.1.2 De eisprong (ovulatie)
Rond het midden van de menstruele cyclus, gestimuleerd door stijgende oestrogeenconcentraties, geeft de hypofyse een piek van luteïniserend hormoon (LH) af. Deze LH-piek leidt tot de eisprong of ovulatie, waarbij de rijpe follikel barst en de eicel vrijkomt. Dit gebeurt ongeveer 36 uur na de LH-piek en ongeveer 14 dagen voor het einde van de menstruele cyclus (#page=14, 15). De vrijgekomen eicel wordt doorgaans binnen enkele minuten opgevangen door de franjes van de eileider [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15).
##### 1.1.1.3 De luteale fase
Na de ovulatie transformeert de achtergebleven follikel in het ovarium zich tot het corpus luteum (gele lichaam). Het corpus luteum produceert oestrogenen en progesteron (#page=14, 17) [14](#page=14) [17](#page=17).
* **Bij bevruchting:** Het corpus luteum blijft progesteron produceren tot ongeveer week 12 van de zwangerschap, waarna de placenta deze functie overneemt [17](#page=17).
* **Bij geen bevruchting:** Het corpus luteum verschrompelt na ongeveer 10 dagen, wat leidt tot een daling van de oestrogeen- en progesteronspiegels. Deze daling veroorzaakt het afstoten van het baarmoederslijmvlies, resulterend in de menstruatiebloeding [17](#page=17).
#### 1.1.2 De vruchtbare periode
De vruchtbare periode omvat de dagen waarop conceptie mogelijk is. Mannelijk zaad blijft ongeveer 48 uur vruchtbaar, terwijl een eicel ongeveer 24 uur vruchtbaar is. Bij een gemiddelde cyclus van 28 dagen wordt de vruchtbare periode geschat van dag 11 tot en met dag 16 van de cyclus. De grootste kans op zwangerschap wordt bereikt door seksuele gemeenschap om de twee dagen binnen deze periode [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Bij een menstruele cyclus van 36 dagen zal de berekening van de vruchtbare periode aangepast moeten worden op basis van de duur van de folliculaire en luteale fase, en het moment van ovulatie [19](#page=19).
### 1.2 Anticonceptie
Anticonceptie omvat methoden die gericht zijn op het voorkomen van zwangerschap. Er bestaan diverse anticonceptiemethoden met verschillende betrouwbaarheidsgraden (#page=21, 22, 23, 24) [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 1.2.1 Betrouwbaarheid van anticonceptie
De betrouwbaarheid van anticonceptiemethoden varieert; geen enkele methode garandeert 100% bescherming tegen zwangerschap. Over het algemeen zijn methoden die proberen zaadcellen tegen te houden minder betrouwbaar dan methoden die gericht zijn op de eicel of de zygote. De betrouwbaarheid wordt uitgedrukt in de Pearl-Index, waarbij een hogere index duidt op een minder betrouwbaar anticonceptivum (#page=25, 26) [25](#page=25) [26](#page=26).
### 1.3 Preconceptionele zorg
Preconceptionele zorg richt zich op de periode vóór de zwangerschap en heeft als doel een zo gezond mogelijke start voor het toekomstige kind te garanderen [27](#page=27).
#### 1.3.1 Definitie en doel
De preconceptionele fase wordt gedefinieerd als de periode vanaf het moment dat iemand vruchtbaar wordt tot aan het ontstaan van een zwangerschap, of specifiek de periode vanaf het moment dat men zwanger wil worden tot aan het ontstaan van een zwangerschap. Het doel van preconceptionele zorg is het informeren van vrouwen, mannen en partners in de vruchtbare leeftijd over hun vruchtbaarheid en mogelijke risicofactoren die de gezondheid van het ongeboren kind kunnen beïnvloeden. Door deze kennis kunnen individuen hun levensstijl tijdig aanpassen, wat gunstig is voor zowel de vruchtbaarheid als de zwangerschapsuitkomsten [28](#page=28) [30](#page=30).
#### 1.3.2 Risicofactoren en aanpassingen
Potentiële risicofactoren die aangepakt kunnen worden, omvatten onder andere:
* Stoppen met roken [30](#page=30).
* Aanvullen van foliumzuur (#page=30, 32) [30](#page=30) [32](#page=32).
* Blootstelling aan virussen [30](#page=30).
* Inname van antioxidanten (zink, selenium, vitamine B6, C en E) door de man [30](#page=30).
* Optimaliseren van medicatie-inname bij bestaande ziektebeelden [30](#page=30).
#### 1.3.3 Adviezen voor een gezonde zwangerschap
Om gezond zwanger te worden, wordt geadviseerd om:
* Gezond en gevarieerd te eten [32](#page=32).
* Niet te roken en geen drugs te gebruiken [32](#page=32).
* Geen alcohol te drinken [32](#page=32).
* Voldoende nachtrust te respecteren [32](#page=32).
* Dagelijks te bewegen [32](#page=32).
* Dagelijks 400 microgram foliumzuur in te nemen bij een actieve kinderwens en na het stoppen met anticonceptie [32](#page=32).
#### 1.3.4 Rol van de verpleegkundige
De verpleegkundige speelt een rol bij het sensibiliseren van de omgeving, het doorsturen van aanstaande ouders bij specifieke vragen naar de vroedvrouw en arts, en het verstrekken van correcte informatie [33](#page=33).
* * *
# Zwangerschap: diagnose, duur en opvolging
Dit hoofdstuk behandelt de diagnostiek, het bepalen van de duur en de algemene opvolging van een normale zwangerschap, inclusief de fysiologische veranderingen die optreden.
### 2.1 Bepalen van de duur van de zwangerschap
Het correct bepalen van de zwangerschapsduur is van cruciaal belang voor het inschatten van de foetale maturiteit en is essentieel bij pathologische toestanden zoals groeiachterstand (I.U.G.R.), pre-eclampsie en placenta loslating [39](#page=39).
#### 2.1.1 Methoden voor het bepalen van de zwangerschapsduur
Er zijn verschillende methoden om de zwangerschapsduur te bepalen:
* **Zwangerschapsschijf en Regel van Naegele:** De algemene duur van een zwangerschap bedraagt 280 dagen, gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie (bij een cyclus van 28 dagen). Dit komt overeen met 10 maanden van 28 dagen, 9 kalendermaanden plus 10 dagen, of 40 weken. De Regel van Naegele berekent de uitgerekende datum door 9 maanden en 10 dagen op te tellen bij de eerste dag van de laatste menstruatie. Deze methode vereist een regelmatige cyclusduur en mag niet gebruikt worden indien de zwangerschap direct na de pilstop is ontstaan [38](#page=38) [40](#page=40).
> **Voorbeeld:** Bij een laatste menstruatie op 12 maart 2025 is de uitgerekende datum 22 december 2025 [40](#page=40).
* **Evaluatie van de grootte van de baarmoeder (Fundushoogte):** Een algemene regel stelt dat de fundushoogte in centimeters plus 4 centimeter gelijk is aan het aantal zwangerschapsweken. Bijvoorbeeld, een fundushoogte van 28 cm komt overeen met 32 zwangerschapsweken. Uitzonderingen hierop doen zich voor bij meerlingzwangerschappen, polyhydramnion, macrosomie of intra-uteriene groeirestrictie [41](#page=41).
* **Datum eerste kindsbewegingen:** Dit wordt gemiddeld op 18 weken zwangerschap genoteerd bij een multipara en op 20 weken bij een primipara [43](#page=43).
* **Echografie:** Vanaf 6 weken zwangerschap is de zwangerschapsring zichtbaar, en vanaf 7 weken kunnen hartpulsaties worden waargenomen. De kruin-romplengte (CRL) wordt gebruikt om de zwangerschapsduur te bepalen, en vanaf 12 weken kan de biparietale diameter (BPD) worden gemeten [43](#page=43).
* **Bloedonderzoek:** Detectie van humaan choriongonadotrofine (HCG) in het maternale bloed is een indicator van zwangerschap [44](#page=44).
### 2.2 Diagnose van zwangerschap
De diagnose van zwangerschap kan gesteld worden op basis van verschillende signalen en tests [46](#page=46):
* Achterstel van menstruatie [46](#page=46).
* Basale temperatuurverhoging [46](#page=46).
* Positieve HCG-test [46](#page=46).
* Echografische bevindingen [46](#page=46).
* Abdominale toename [46](#page=46).
* Aanwezigheid van foetale harttonen [46](#page=46).
* Waarnemen van foetale bewegingen [46](#page=46).
#### 2.2.1 Fysiologische veranderingen tijdens de zwangerschap
Naast de diagnostische signalen zijn er diverse fysiologische veranderingen die kenmerkend zijn voor zwangerschap [35](#page=35) [46](#page=46):
* Borstgevoeligheid [47](#page=47).
* Emesis gravidarum (ochtendmisselijkheid) [47](#page=47).
* Pica gravidarum (abnormale eetlust voor niet-eetbare zaken) [47](#page=47).
* Pyrosis (brandend maagzuur) [47](#page=47).
* Sialorroe (overmatige speekselproductie) [47](#page=47).
* Moeheid [47](#page=47).
* Constipatie [47](#page=47).
* Pollakisurie (frequente aandrang tot urineren) [47](#page=47).
Het is voor de verpleegkundige van belang deze fysiologische veranderingen te herkennen, in de juiste context te plaatsen en te onderscheiden van pathologische symptomen [35](#page=35).
### 2.3 Opvolging van de zwangerschap
De opvolging van een normale zwangerschap wordt doorgaans uitgevoerd door een gynaecoloog, huisarts of vroedvrouw. Dit omvat een reeks basisonderzoeken [49](#page=49).
#### 2.3.1 Basisonderzoeken tijdens de opvolging
De basisonderzoeken bestaan uit:
* **Anamnese:**
* **Familiale anamnese:** Noodzakelijke informatie over medische geschiedenis in de familie [50](#page=50).
* **Persoonlijke anamnese:** Leeftijd (risico's <18 en >35 jaar), rook-, alcohol- en drugsgebruik, en doorgemaakte infectieziekten zoals rubella en toxoplasmose [50](#page=50).
* **Gynaecologische anamnese:** Gedetailleerde informatie over de menstruatiecyclus (menogram), inclusief menarche, duur en hoeveelheid bloedverlies, cycluslengte, dysmenorroe, pilgebruik, fertiliteitsproblemen, en eerdere gynaecologische aandoeningen of operaties [51](#page=51).
* **Verloskundige anamnese:** Opstellen van het A P G M schema:
* A: abortus/miskraam voor de 16e week [52](#page=52).
* P: pariteit – aantal bevallingen of parti [52](#page=52).
* G: graviditeit – aantal zwangerschappen [52](#page=52).
* M: moeder – aantal levende kinderen op het moment van de anamnese [52](#page=52).
> **Voorbeeld:** G 4 – P 2 – A 1 - M 2 [52](#page=52). Tevens wordt de datum van elke bevalling, het verloop van de zwangerschap, de partus en eventuele postpartale complicaties geregistreerd [52](#page=52).
* **Algemeen lichamelijk onderzoek:**
* **Gewicht:** Essentieel om de gewichtstoename te monitoren [53](#page=53).
* **Urineonderzoek:** Controle op proteïnurie, glucose en bacteriurie [53](#page=53).
* **Bloeddruk:** Tijdens de zwangerschap kan een daling van de diastolische en systolische druk optreden door perifere vasodilatatie, met normalisering in het derde trimester. Zorgvuldige monitoring is vereist vanwege mogelijke zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) gepaard gaande met hypertensie, oedeem en proteïnurie, en het vena cava syndroom [54](#page=54).
* **Vena cava syndroom:** Vanaf 24 weken kan de uterus de vena cava inferior samendrukken tegen de wervelkolom, wat leidt tot een plotse bloeddrukdaling, syncopale klachten bij de moeder en verminderde bloeddoorstroming naar de baby. De actie hierbij is de vrouw op de linkerzijde te leggen [56](#page=56).
* **Bloedonderzoeken:**
* **Bloedgroep en Rhesusfactor:** Bij een Rhesus-negatieve moeder worden indirecte Coombs-testen uitgevoerd om foetale cellen op te sporen. Bij een positieve test worden anti-D-immunglobulinen toegediend op 28 weken zwangerschap en postpartaal, indien nodig, en ook na een val of stoot [57](#page=57).
* **Glucosebepaling (OGTT):** Tussen 24 en 28 weken zwangerschap om zwangerschapsdiabetes op te sporen [57](#page=57).
* **Screening op chromosomale afwijkingen:** Vanaf 10 weken zwangerschap kan de niet-invasieve prenatale test (NIPT) worden uitgevoerd om te screenen op trisomie 21, 13 en 18. De NIPT is een screenings- maar geen diagnostische test die foetaal DNA in het maternale bloed detecteert [58](#page=58).
* **Onderzoek op Groep B-Streptokokken (GBS):** Tussen 35 en 37 weken zwangerschap worden vaginale en rectale kweken afgenomen om GBS op te sporen, aangezien 1 op de 5 vrouwen draagster is. GBS-infectie kan ernstige gevolgen hebben voor de baby, zoals sepsis, pneumonie en meningitis [59](#page=59).
* **Verloskundig onderzoek:**
* **Algemene inspectie:** Inclusief de inspectie van de vorm van de uterus [61](#page=61).
* **Palpatie van het abdomen:** Middels de handgrepen van Leopold om de ligging, houding en indaling van de foetus te bepalen [62](#page=62).
* **Registreren van de foetale harttonen:** Kan gebeuren met een Pinard, doptone of cardiotocografie (CTG). De foetale harttonen zijn hoorbaar vanaf 8 à 10 weken met een doptone en de basisfrequentie ligt tussen 110 en 160 slagen per minuut [63](#page=63) [64](#page=64).
* **(Vaginaal onderzoek):** Kan deel uitmaken van de opvolging [60](#page=60).
* **(Klinische pelvimetrie):** Kan deel uitmaken van de opvolging [60](#page=60).
* **Echografie:** Wordt ook gebruikt tijdens de opvolging [60](#page=60).
* * *
# Specifieke situaties tijdens de zwangerschap
Deze sectie bespreekt diverse complicaties en specifieke situaties die zich tijdens de zwangerschap kunnen voordoen, variërend van problemen in het eerste trimester tot ernstige aandoeningen in latere stadia [65](#page=65).
### 3.1 Overzicht van specifieke situaties
Tijdens de zwangerschap kunnen diverse specifieke situaties optreden, die onderverdeeld kunnen worden naar trimester [66](#page=66):
* **Eerste trimester:**
* Miskraam of abortus, gekenmerkt door bloedverlies en/of pijn [66](#page=66).
* Extra-uteriene zwangerschap (buitenbaarmoederlijke zwangerschap) [66](#page=66).
* **Tweede en derde trimester:**
* Bloedverlies met of zonder pijn [66](#page=66).
* Placentaloslating (solutio placentae of abruptio placentae) [66](#page=66).
* Voorliggende placenta (placenta previa) [66](#page=66).
* Premature contracties [66](#page=66).
* Vroegtijdig breken van de vliezen (PPROM) [66](#page=66).
* Zwangerschapsvergiftiging of (pre)eclampsie [66](#page=66).
### 3.2 Miskraam
Een miskraam, ook wel abortus genoemd, is het spontaan beëindigen van een zwangerschap van minder dan 112 dagen of van een vrucht van minder dan 500 gram, indien de exacte zwangerschapsduur onbekend is. Meestal gaat een miskraam gepaard met buikpijn en vaginaal bloedverlies [68](#page=68).
* **Missed abortion:** Een specifieke vorm is de missed abortion, waarbij er geen hartactiviteit meer wordt waargenomen, maar er geen tekenen zijn van buikpijn of bloedverlies [68](#page=68).
#### 3.2.1 Casus: Miskraam
Een voorbeeld betreft Mevrouw Anthierensen, opgenomen met hevige buikpijn en enig vaginaal bloedverlies, 13 weken zwanger. De verloskundige voorgeschiedenis A0G1P0M0 betekent: 0 abortussen/miskramen, 1 graviditeit, 0 bevallingen en 0 keer moeder. De symptomen van zwangerschap die aanwezig kunnen zijn omvatten borstgevoeligheid, emesis gravidarum (braken), pica gravidarum (abnormale eetlust), pyrosis (brandend maagzuur), sialorroe (kwijlen), moeheid, constipatie en pollakisurie (veelvuldig plassen) [69](#page=69) [70](#page=70) [71](#page=71).
* **Bloedgroep A negatief:** Bij een Rhesus-negatieve moeder bestaat het risico op Rhesus-immunisatie indien de foetus Rhesus-positief is. Er dient een onderzoek te gebeuren naar antistoffen in het maternale bloed (indirecte Coombs test) en de aanwezigheid van foetale cellen. Indien positief, wordt anti-D gammaglobulinen toegediend [72](#page=72).
* **Spoedbehandeling bij vermoedelijke miskraam:**
* Controleer vitale parameters [73](#page=73).
* Plaats een waakinfuus [73](#page=73).
* Houd de patiënt nuchter, aangezien een curettage nodig kan zijn indien het vruchtje niet volledig is afgestoten [73](#page=73).
* Monitor het bloedverlies om de aanwezigheid van het vruchtje te beoordelen [73](#page=73).
### 3.3 Extra-uteriene zwangerschap
Een extra-uteriene zwangerschap, ook wel buitenbaarmoederlijke zwangerschap of ectopische zwangerschap genoemd, treedt op wanneer de bevruchte eicel zich buiten de baarmoeder innestelt, meestal in de eileider (tuba uterina). Door de groei van het embryo in de eileider ontstaat spanning, wat kan leiden tot pijn en mogelijk een acuut abdomen [74](#page=74).
### 3.4 Placentaloslating (solutio placentae)
Solutio placentae betreft de (gedeeltelijke of complete) loslating van de placenta. De incidentie varieert van 0,4% tot 1% [76](#page=76).
* **Symptomen:**
* Helderrood vaginaal bloedverlies (in 80% van de gevallen) [76](#page=76).
* Hypovolemische shock [76](#page=76).
* Voortdurende, scherpe pijn, vaak in de flank of rug, als een messteek [76](#page=76).
* Een plankharde buik [76](#page=76).
* Foetale nood [76](#page=76).
* Later kunnen stollingsstoornissen optreden [76](#page=76).
* **Differentiaaldiagnose bij hevige buikpijn in het laatste trimester:**
* Preterme of à terme arbeid [77](#page=77).
* Ruptuur van de baarmoeder [77](#page=77).
* Chorio-amniotitis (infectie van vruchtwater en vruchtvliezen) [77](#page=77).
### 3.5 Placenta praevia
Bij een placenta praevia (voorliggende placenta) bevindt de placenta zich gedeeltelijk of volledig voor de opening van de baarmoederhals [78](#page=78).
* **Symptomen:**
* Vaginaal bloedverlies, helder rood [79](#page=79).
* Pijnloos [79](#page=79).
* De baarmoeder voelt zacht en is vlot palpeerbaar [79](#page=79).
* Mogelijk tekenen van foetale nood [79](#page=79).
* Tekenen van hypovolemische shock [79](#page=79).
### 3.6 Zwangerschapsvergiftiging of (pre)eclampsie
Zwangerschapsvergiftiging, ook wel (pre)eclampsie genoemd, is een ernstige aandoening die tijdens de zwangerschap kan optreden. Een voorbeeld is een zwangere vrouw van 28 weken met barstende hoofdpijn, visuele stoornissen (vlekjes in het gezichtsveld), opgeblazen aangezicht, niet meer uitkrijgen van de trouwring, algeheel onwel voelen en neiging tot braken [80](#page=80).
* **Kenmerken van (pre)eclampsie (inclusief HELLP-syndroom):** [81](#page=81).
* Zwangerschapshypertensie: bloeddruk groter dan 14/9 cmHg [81](#page=81).
* Proteïnurie: meer dan 300 milligram eiwit per 24 uur [81](#page=81).
* Misselijkheid en braken [81](#page=81).
* Cerebrale symptomen: hoofdpijn, visusstoornissen (sterretjes, vlekjes) [81](#page=81).
* Oedeem: zwelling aan de handen (ringen passen niet meer) en in het aangezicht (vollemaangezicht) [81](#page=81).
* Soms een knellende band rond de buik [81](#page=81).
* Pijn in de leverstreek [81](#page=81).
* Pijn in de maagstreek [81](#page=81).
* Let op: kan gepaard gaan met placentaloslating [81](#page=81).
* **Behandeling op de spoedgevallenafdeling:**
* Erken de ernst van de situatie en handel snel en accuraat, aangezien er twee levens op het spel staan [82](#page=82).
* Installeer de zwangere in een rustige onderzoekskamer met gedempt licht [82](#page=82).
* Houd rekening met het vena cavasyndroom (druk op de onderste holle ader) [82](#page=82).
* Beluister de foetale harttonen met een doptone [82](#page=82).
* Start met automatische bloeddrukmeting [82](#page=82).
* Verwittig de behandelende arts [82](#page=82).
* Transfereer de patiënt naar de medium intensive care (MIC) of de materniteit [82](#page=82).
* * *
# Arbeid en bevalling: fasen en interventies
Dit deel behandelt de verschillende fasen van arbeid en bevalling, inclusief de prodromale, ontsluitings-, uitdrijvings- en placentaire fase, met specifieke aandacht voor spoedinterventies en -bevalling [86](#page=86).
### 4.1 De fases van arbeid en bevalling
De taak van de verpleegkundige bij een spoedoproep is het kunnen vaststellen in welke fase van de arbeid de vrouw zich bevindt en of ze nog getransporteerd kan worden. De verschillende fasen die worden onderscheiden zijn de prodromale fase, de ontsluitingsfase, de uitdrijvingsfase en de placentaire fase (ook wel nageboortetijdperk genoemd) [85](#page=85) [86](#page=86).
#### 4.1.1 Prodromale fase
De prodromale fase, ook wel bekend als voorweeën, kenmerkt zich door:
* **Contracties**: Dit kunnen Braxton Hicks contracties, voorweeën of echte weeën zijn [88](#page=88).
* **Indaling van de foetus**: Dit leidt tot een vermindering van de abdominale druk [88](#page=88).
* **Teken aan de lijn**: Het uitstoten van de slijmprop is een kenmerk [88](#page=88).
* **Rijping van de cervix**: Dit omvat verstrijking en beginnende ontsluiting van de baarmoederhals [88](#page=88).
#### 4.1.2 Ontsluitingsfase
De ontsluitingsfase begint bij de aanvang van de arbeid en eindigt bij volledige dilatatie van de cervix (10 cm) [91](#page=91).
* **Gemiddelde duur**:
* Primipara: 8 tot 12 uur [91](#page=91).
* Multipara: 6 tot 8 uur [91](#page=91).
* **Kenmerken**:
* **Contracties**: Deze zijn regelmatig, om de 2 à 3 minuten, met een optimale duur van 50 tot 90 seconden. Ze zijn pijnlijk en worden gevoeld in de sacrale streek en het abdomen. Het doel van de contracties is verweking, verstrijking en dilatatie van de cervix. Contracties kunnen manueel of met een cardiotocograaf worden gecontroleerd [93](#page=93).
* **Verstrijking van de cervix**: Het cervicale kanaal verkort zich van ongeveer 3 cm tot papierdun. Dit kan ook al vóór de aanvang van de arbeid optreden [94](#page=94).
* **Ontsluiten van de cervix**: De baarmoederhals opent zich tot 10 cm, wat nodig is voor de geboorte van de foetus [95](#page=95).
* **Het breken van de vliezen**: De vliezen, gevormd door de vruchtblaas en vruchtwater, beschermen de foetus tegen infecties, fungeren als vruchtwaterkussen en helpen bij het dilateren van het baringskanaal en de cervix. Vliezen kunnen spontaan of kunstmatig breken [96](#page=96).
Bij het breken van de vliezen dient de hoeveelheid en kleur van het vruchtwater te worden nagegaan [97](#page=97).
* **Hoeveelheid**: Normaal gesproken varieert deze van 500 ml tot 1500 ml. Een afwijkende hoeveelheid kan duiden op oligohydramnion of polyhydramnion [97](#page=97).
* **Kleur**: Helder vruchtwater kan vernix, lanugohaartjes en epitheelcellen bevatten. Meconiaal of geel vruchtwater kan wijzen op complicaties [97](#page=97).
* **Geur**: Een fletse geur is normaal. Een slechte geur kan duiden op chorionamnionitis [97](#page=97).
Verder vindt tijdens de ontsluitingsfase de indaling van het hoofdje in het kleine bekken plaats (bekkeningang, bekkenholte, bekkenuitgang). Het foetale hoofdje moet zich aanpassen aan het bekken en draaiingen maken [98](#page=98).
* **Begeleiding**:
* **Parameters volgen**: Contracties van de parturiënte en harttonen van de foetus worden gemonitord [100](#page=100).
* **Vaginaal onderzoek**: Dit wordt gebruikt om de POVASI te bepalen:
* P: Portio (verstrijking en weekheid) [100](#page=100).
* O: Ontsluiting [100](#page=100).
* V: Vliezen [100](#page=100).
* A: Aard voorliggend deel [100](#page=100).
* S: Stand voorliggend deel [100](#page=100).
* I: Indaling [100](#page=100).
##### 4.1.2.1 Specifieke situatie: dreigende vroeggeboorte
Buikpijn vanaf het tweede zwangerschapstrimester kan een symptoom zijn van dreigende vroeggeboorte. De behandeling hangt af van de levensvatbaarheid van de foetus .
* **Symptomen van mogelijke vroeggeboorte**:
* Regelmatige, al dan niet pijnlijke baarmoedercontracties .
* Rugpijn, vergelijkbaar met menstruatiepijn .
* Drukgevoel onderin de buik .
* Vaginaal slijm- of bloedverlies .
* Vruchtwaterverlies .
* **Behandeling van een mogelijke vroeggeboorte**:
* Opname in het ziekenhuis .
* Bedrust .
* Tocolyse (weeënremming) tot 34 weken .
* Longrijping voor de baby door toediening van corticosteroïden intramusculair tot 34 weken .
#### 4.1.3 Uitdrijvingsfase
De uitdrijvingsfase begint bij volledige ontsluiting van de cervix en eindigt met de geboorte van de baby .
* **Gemiddelde duur**: Enkele minuten tot maximaal 2 uur .
* **Proces**:
* Indaling van het hoofdje tot de bekkenbodem onder invloed van contracties en buikpers .
* Welving van het perineum en verdere dilatatie van de vulvovaginale opening .
* Het foetale hoofdje schuift op .
* **Staan van het hoofdje**: Het achterhoofd wordt zichtbaar en trekt na een contractie niet meer terug. Het perineum is extreem dun en kan inscheuren, en de anus wordt uitgerekt .
* **De daminsnede of episiotomie**: Een incisie van het perineum om de uitgang van het geboortekanaal te vergroten en de geboorte te vergemakkelijken. Doelen zijn het voorkomen van overrekking van bekkenbodemspieren, preventie van cystocoele, rectocoele, prolaps uteri, en het creëren van meer ruimte bij kunstverlossingen zoals forcipale extractie of vacuumextractie. Soorten episiotomieën zijn mediolateraal, mediaan (met risico op doorscheuren tot totaalruptuur) en lateraal .
* **Doorsnijden van het hoofdje**: Na de indaling van het achterhoofd, dat steun vindt tegen de symfyse, wordt het hoofdje geboren door een deflexiebeweging .
* **Geboorte van de schouders**: Na het hoofdje volgen de schouders .
* **Geboorte van de romp**: Ten slotte wordt de romp geboren .
#### 4.1.4 Placentaire fase of nageboortetijdperk
Deze fase begint na de geboorte van de baby en eindigt bij de geboorte van de placenta .
* **Mechanisme**: Na de geboorte van de baby trekt de uterus samen, waardoor het inplantingsoppervlak van de placenta verkleint en deze loslaat. De fundus van de uterus bevindt zich ter hoogte van de navel van de moeder .
* **Placentageboorte**: Dit kan worden ondersteund met handgrepen zoals de handgreep van Küstner, waarbij druk op de uterus ter hoogte van de symfyse wordt uitgeoefend om de loslating van de placenta te beoordelen. De placentageboorte kan volgens Schültze of Duncan plaatsvinden .
* **Controle van de placenta**:
* **Gewicht**: Normaal 500 tot 600 gram .
* **Grootte**: Diameter 16 tot 20 cm, dikte 1,5 tot 3 cm. De placenta kan diverse vormen hebben (rond, hartvormig, niervormig, etc.) .
* **Vliezen**: De integriteit van de vliezen wordt gecontroleerd .
* **Navelstreng**: De diameter is 1 tot 2,5 cm (afhankelijk van de gelei van Wharton) en de lengte varieert tussen 30 en 100 cm. Een doorsnede toont twee arteries en één vene .
### 4.2 Specifieke situaties: spoedbevalling
Een spoedbevalling kan herkend worden aan snelle, pijnlijke contracties (om de 2 minuten, 50-60 seconden duur), bloedverlies/slijmprop, vruchtwaterverlies, een welvend perineum, een "pinkende" aars (baring binnen 10 minuten), persdrang en een zichtbaar hoofdje .
#### 4.2.1 Taak van de verpleegkundige bij spoedoproep
* Materiaal verzamelen voor de spoedpartus .
* De parturiënte installeren voor de partus .
* De parturiënte laten plassen indien mogelijk .
* De uitvoering van een spoedpartus, indien nodig .
* Het uur van geboorte noteren .
* Afnavelen van de baby .
* Skin-to-skin contact bevorderen .
* Eerste zorgen aan de baby verlenen .
* De baby aanleggen bij borstvoeding .
* Placentageboorte ondersteunen, indien nodig .
* Vervoer naar het ziekenhuis organiseren .
#### 4.2.2 Casussen van spoedbevalling
* **Casus 1**: De vrouw heeft sterke contracties, gebroken vliezen, persdrang en het hoofdje is zichtbaar. De actie is een thuisbevalling te starten. Dit omvat het verwittigen van de MUG, kalm blijven, de vrouw geruststellen en nooit alleen laten, haar comfortabel installeren, materiaal klaarmaken, de harttonen controleren, de bevalling uitvoeren, de geboorte noteren, de baby afnavelen en huid-op-huidcontact bevorderen, eerste zorgen verlenen, de baby aanleggen, de placentageboorte ondersteunen en vervolgens transport naar het ziekenhuis regelen .
* **Casus 2**: Bij een vaginaal onderzoek is het hoofdje nog hoog en de ontsluiting wordt geschat op 7 cm.
* **Indien vervoer naar ziekenhuis mogelijk is**: De zwangere wordt gerustgesteld, het ziekenhuis wordt verwittigd, de vrouw wordt comfortabel geïnstalleerd in de ziekenwagen (met aandacht voor vena cava syndroom), zij en de baby worden zorgvuldig gemonitord, en ze wordt rechtstreeks naar de verloskamer vervoerd .
* **Indien vervoer niet meer mogelijk is**: De zwangere wordt gerustgesteld en alles wordt in gereedheid gebracht voor een thuisbevalling .
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Menstruele cyclus | De periode van de eerste dag van een menstruatiebloeding tot de eerste dag van de volgende menstruatiebloeding. |
| Follikel stimulerend hormoon (FSH) | Een hormoon dat door de hypofyse wordt afgegeven en dat de rijping van follikels in de eierstokken stimuleert. |
| Oestrogenen | Vrouwelijke geslachtshormonen die geproduceerd worden door de follikels in de eierstokken en die een rol spelen bij de rijping van de follikel en de ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies. |
| Luteïniserend hormoon (LH) | Een hormoon dat door de hypofyse wordt afgegeven en dat de ovulatie (eisprong) induceert. |
| Corpus luteum | Het gele lichaam dat ontstaat na de ovulatie uit de follikel en dat progesteron en oestrogenen produceert. |
| Ovulatie | De eisprong; het moment waarop een rijpe eicel uit de eierstok vrijkomt. |
| Progesteron | Een hormoon dat onder andere door het corpus luteum en later door de placenta wordt geproduceerd en dat belangrijk is voor het in stand houden van de zwangerschap en de ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies. |
| Pearl-Index | Een maat voor de betrouwbaarheid van anticonceptiemethoden. Een hogere index betekent een lagere betrouwbaarheid. |
| Preconceptionele zorg | Zorg die gericht is op het informeren en adviseren van mannen en vrouwen in de vruchtbare leeftijd over vruchtbaarheid en risicofactoren die de zwangerschap en de gezondheid van het ongeboren kind kunnen beïnvloeden. |
| Fundushoogte | De hoogte van de bovenkant van de baarmoeder, gemeten vanaf het schaambeen, die gebruikt kan worden om de zwangerschapsduur te schatten. |
| Regel van Naegele | Een methode om de uitgerekende datum te berekenen door 9 maanden en 7 dagen op te tellen bij de eerste dag van de laatste menstruatie. |
| Echografie | Een beeldvormende techniek die gebruik maakt van geluidsgolven om structuren in het lichaam zichtbaar te maken, gebruikt tijdens de zwangerschap om de groei en ontwikkeling van de foetus te volgen. |
| HCG (humaan choriongonadotrofine) | Een hormoon dat wordt geproduceerd door de placenta tijdens de zwangerschap en dat kan worden gedetecteerd in het bloed of de urine. |
| Groep B streptokokken (GBS) | Een bacterie die bij sommige vrouwen voorkomt en die gevaarlijk kan zijn voor de baby tijdens de geboorte, wat kan leiden tot sepsis, pneumonie of meningitis. |
| Handgrepen van Leopold | Een set van vier palpaties van het abdomen van de zwangere vrouw om de ligging, houding, presentatie en indaling van de foetus te bepalen. |
| Cardiotocografie (CTG) | Een methode om de hartslag van de foetus en de contracties van de baarmoeder te registreren. |
| Miskraam (abortus) | Het spontaan beëindigen van een zwangerschap vóór 22 weken zwangerschap of vóór een vruchtgewicht van 500 gram. |
| Extra-uteriene zwangerschap (buitenbaarmoederlijke zwangerschap) | Een zwangerschap waarbij de bevruchte eicel zich buiten de baarmoeder heeft ingenesteld, meestal in de eileider. |
| Placentaloslating (solutio placentae) | Het (gedeeltelijk) loslaten van de placenta van de baarmoederwand tijdens de zwangerschap of bevalling. |
| Placenta praevia (voorliggende placenta) | Een aandoening waarbij de placenta laag in de baarmoeder ligt en de baarmoederhals gedeeltelijk of volledig bedekt. |
| Zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) | Een zwangerschapscomplicatie die wordt gekenmerkt door hoge bloeddruk en eiwitverlies in de urine, en die kan leiden tot ernstige complicaties voor moeder en kind. |
| Arbeid (partus) | Het proces van de bevalling, waarbij de baarmoeder samentrekt om de baby uit te drijven. |
| Prodromale fase | De beginfase van de arbeid, gekenmerkt door voorweeën, het tekenen en de rijping van de baarmoederhals. |
| Ontsluitingsfase | De fase van de arbeid waarin de baarmoederhals verwijdt tot 10 cm om de geboorte van de baby mogelijk te maken. |
| Uitdrijvingsfase | De fase van de arbeid waarin de baby door het baringskanaal wordt uitgedreven en geboren wordt. |
| Placentaire fase (nageboortetijdperk) | De fase na de geboorte van de baby, waarin de placenta wordt geboren. |
| Episiotomie (knip) | Een chirurgische insnijding van het perineum (het gebied tussen de vagina en de anus) om de uitgang van het baringskanaal te vergroten. |
| Spoedbevalling | Een bevalling die snel en onverwacht plaatsvindt, vaak buiten het ziekenhuis of met minimale medische begeleiding. |