Cover
Start nu gratis 06_Reservoir_en_overdracht.pptx
Summary
# Exogene en endogene infectieziekten
Dit onderwerp behandelt het onderscheid tussen infectieziekten die van buitenaf worden opgelopen en infecties die ontstaan uit reeds in het lichaam aanwezige micro-organismen, evenals de rol van de arts hierin.
## 1.1 Exogene versus endogene infectieziekten
Infectieziekten kunnen worden onderverdeeld in exogene en endogene infecties, afhankelijk van de oorsprong van de verwekker.
### 1.1.1 Exogene infecties
Exogene infecties treden op wanneer de veroorzaker van de ziekte oorspronkelijk niet tot de normale 'flora' van het lichaam behoorde. Dit zijn doorgaans de typische pathogenen die van buitenaf het lichaam binnendringen.
* **Kenmerken:**
* De verwekker is niet aanwezig in het lichaam vóór de infectie.
* Het betreft klassieke pathogenen zoals *Salmonella*, Hepatitis B virus (HBV), en influenza.
* Zelfs infecties door een tijdelijke "passant" in de flora, zoals *Neisseria meningitidis*, kunnen als exogeen worden beschouwd.
* **Voorbeelden:**
* *Salmonella* infecties.
* Grieppartij (influenza).
* Hepatitis B virus (HBV): Hoewel HBV niet bij een gezonde persoon aanwezig is, kan na infectie een chronische dragerschap ontstaan, wat een speciaal geval van exogene infectie is. De duur van de aanwezigheid van de kiem kan variëren.
### 1.1.2 Endogene infecties
Endogene infecties ontstaan wanneer een infectieziekte optreedt door een reeds aanwezige kiem in het lichaam, vaak als gevolg van verminderde weerstand. Deze kiemen zijn meestal opportunistisch en behoren tot de normale flora.
* **Kenmerken:**
* De kiem is reeds in het lichaam aanwezig tijdens een gezonde periode.
* Een opportuniteit, zoals verminderde weerstand, maakt infectie mogelijk.
* **Voorbeelden:**
* Bacteriën uit de normale darm- of huidflora die weefsels binnendringen.
* Micro-organismen van de bovenste luchtwegen die naar de lagere luchtwegen afdalen.
* Virussen zoals herpesvirussen die analoog endogene infecties kunnen veroorzaken, zoals koortsblaasjes of gordelroos (zona).
* **Rol van de arts:** De arts speelt vaak een rol bij het ontstaan van endogene infecties door interventies zoals:
* Toediening van antibiotica (die de normale flora kunnen verstoren).
* Uitvoeren van invasieve technieken.
* Gebruik van immunosuppressiva.
> **Tip:** Doordacht medisch handelen en het respecteren van hygiëneprotocollen zijn cruciaal om het risico op endogene infecties te minimaliseren.
## 1.2 Reservoir en overdracht
Het reservoir is de "pool" waarin een micro-organisme zich in stand houdt (repliceert) en van waaruit een vatbare gastheer besmet kan worden. De overdracht van de kiem van het reservoir naar de gastheer gebeurt via vectoren of carriers.
### 1.2.1 Reservoir
Het reservoir kan variëren:
* **Mens:** Vaak het enige reservoir voor virussen zoals het poliovirus.
* **Dieren:** Kunnen ook als reservoir dienen, zoals bij *Taenia* (lintworm) of *Plasmodium* (malaria).
* **Omgeving (wereldreservoir):** Dode materie kan een reservoir zijn voor micro-organismen zoals *Clostridium tetani* (tetanus) of *Legionella*.
> **Tip:** Een ziekte kan wereldwijd worden uitgeroeid als de mens het enige reservoir is. Als dieren of de omgeving deel uitmaken van het reservoir, is uitroeiing veel complexer of onmogelijk door vaccinatie alleen.
### 1.2.2 Vectoren en carriers
* **Vector:** Een levend organisme dat de kiem van het ene naar het andere organisme transporteert.
* *Voorbeelden:* *Anopheles* muggen voor *Plasmodium*.
* **Carrier:** Een middel waardoor een kiem wordt overgedragen, dit kan een dood voorwerp of stof zijn.
* *Voorbeelden:* Besmette voeding, water, aarde of voorwerpen.
#### 1.2.2.1 Overdrachtsmechanismen
Verschillende micro-organismen hebben specifieke overdrachtsmechanismen:
* ***Poliovirus:*** Via besmette voedingsmiddelen of vloeistoffen die worden ingeslikt (bv. drinkwater met fecale resten).
* ***Taenia saginata (rundvleeslintworm):*** Via het consumeren van rauw rundvlees dat besmet is met cysten, of indirect via besmette zaken/vloeistoffen.
* ***Plasmodium spp. (malaria):*** Overdracht via *Anopheles* muggen.
* ***Clostridium tetani:*** Via met bacteriën of sporen besmette aarde of vuil dat in wonden terechtkomt.
* ***Vibrio cholerae (cholera):*** Via besmet water of voeding, afkomstig uit menselijke fecaliën.
* ***Toxoplasma gondii:*** Via onvoldoende verhit vlees, rauwe groenten die in contact zijn geweest met kattenfecaliën, of andere besmette zaken.
> **Voorbeeld:** Bij cholera bevinden de bacteriën zich in de menselijke darm, produceren een toxine dat diarree veroorzaakt, en worden zo verspreid via besmet water. Het reservoir is hier de mens.
### 1.2.3 Gastheertypes
* **Tussengastheer:** Een gastheer waarin geen verdere transmissie plaatsvindt.
* *Voorbeeld:* De mens is een tussengastheer voor *Toxoplasma gondii*. Hoewel de parasiet zich in de mens kan vermenigvuldigen, vindt er geen horizontale mens-tot-mens besmetting plaats (behalve onder extreme omstandigheden).
* **Eindgastheer:** Een gastheer waarin de kiem zich kan onderhouden en die essentieel is voor de levenscyclus van de kiem, waardoor horizontale verspreiding mogelijk is.
* *Voorbeeld:* De mens is de eindgastheer voor *HIV* in de context van seksuele overdracht, wat horizontale verspreiding binnen de populatie mogelijk maakt.
## 1.3 Epidemiologische concepten
### 1.3.1 Epidemie en pandemie
* **Epidemie:** Een verschijnsel waarbij een toename in de incidentie van een infectieziekte wordt waargenomen, met een stijging van het aantal gevallen.
* **Pandemie:** Een epidemie die zich wereldwijd verspreidt.
### 1.3.2 Reproductiegetal ($R$)
Het reproductiegetal ($R$) geeft het gemiddelde aantal personen aan dat één geïnfecteerde persoon besmet tijdens de infectieuze periode.
* **$R = 1$:** De epidemie blijft stabiel; het aantal besmettingen neemt niet toe, maar verdwijnt ook niet direct.
* **$R < 1$:** De ziekte sterft uit; het aantal besmettingen neemt af.
* **$R > 1$:** De ziekte breidt zich uit; er is sprake van exponentiële groei van het aantal besmettingen. Dit is een voorwaarde voor het ontstaan en voortduren van een epidemie.
### 1.3.3 Kudde-immuniteit (populatie-immuniteit)
Kudde-immuniteit treedt op wanneer een voldoende groot percentage van de populatie immuun is tegen een infectieziekte. Dit vertraagt of stopt de overdracht van de ziekte, waardoor zelfs niet-immune individuen indirect worden beschermd.
* **Mechanisme:** De aanwezigheid van immuune individuen vormt een "buffer" die de verspreiding van het pathogeen belemmert.
### 1.3.4 Transmissiewegen
* **Horizontale transmissie:** Overdracht tussen individuen van dezelfde generatie. Dit is de meest voorkomende vorm van transmissie.
* **Direct contact:** Persoon-op-persoon contact.
* **Indirect contact:** Via carriers zoals besmet water, voedsel, voorwerpen of de lucht.
* **Verticale transmissie:** Overdracht van ouder op kind.
* **Tijdens zwangerschap:** Transplacentair.
* **Tijdens geboorte:** Bijvoorbeeld door contact met bloed.
* **Na geboorte:** Via moedermelk.
## 1.4 Meldingsplichtige infectieziekten
Artsen en laboratoria hebben de wettelijke plicht om bepaalde infectieziekten te melden aan de bevoegde overheid.
* **Rationale:**
* Snelle interventie om epidemieën te beperken.
* Identificeren en beperken van het aantal gevallen.
* Samenwerking tussen artsen mogelijk maken.
* Epidemiologische surveillance en preventieve maatregelen.
* **Procedure:** Zowel vermoedelijke als bevestigde infectieziekten moeten binnen 24 uur worden gesignaleerd. Bij onmiddellijke nood tot interventie is telefonisch contact vereist.
* **Doel van melding:** Registratie van informatie over diagnostiek, therapie, omvang en preventie, evenals het coördineren van samenwerkingsverbanden en het adviseren over indijkingmaatregelen.
* **Praktijk:** Helaas wordt de meldingsplicht vaak nagelaten, wat de betrouwbaarheid van de geregistreerde cijfers kan beïnvloeden.
> **Tip:** Hoewel de volledige lijst van meldingsplichtige ziekten niet uit het hoofd geleerd hoeft te worden, is het belangrijk om het principe en de rationale achter de meldingsplicht te begrijpen. Enkele voorbeelden zoals Hepatitis B, gonorroe, tuberculose en uitbraken van maag-darmklachten in collectiviteiten zijn relevant.
---
# Reservoir en overdracht van ziekteverwekkers
Hieronder volgt een samenvatting van het onderwerp "Reservoir en overdracht van ziekteverwekkers", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 2 Reservoir en overdracht van ziekteverwekkers
Dit onderwerp behandelt de ecologie van ziekteverwekkers, waarbij het reservoir (de plek waar een ziekteverwekker zich in stand houdt en vermenigvuldigt) en de mechanismen van overdracht van het reservoir naar een vatbare gastheer centraal staan.
### 2.1 Het reservoir
Het reservoir is de "pool" waarin een micro-organisme zich kan handhaven en vermenigvuldigen, en van waaruit een vatbare gastheer besmet kan worden. De aard van het reservoir kan sterk variëren:
* **Levende gastheren:** Dit is de meest voorkomende vorm van reservoir.
* **Mens:** Veel ziekteverwekkers, zoals poliovirus, hebben uitsluitend de mens als reservoir. De uitroeiing van dergelijke ziekten is theoretisch mogelijk door wereldwijde vaccinatie van de menselijke populatie.
* **Dieren:** Sommige ziekteverwekkers kunnen zich in dieren bestendigen en ook de mens besmetten (zoönosen). Voorbeelden zijn *Taenia* (lintworm) en *Plasmodium* (malaria). Als het reservoir zich in dieren bevindt, heeft vaccinatie van de mens geen directe invloed op het reservoir.
* **Omgeving (Dode materie):** Ziekteverwekkers zoals *Clostridium tetani* (tetanus) en *Legionella* hebben de hele wereld, inclusief dode materie zoals aarde, als reservoir. Deze organismen kunnen onafhankelijk van levende gastheren overleven en zich vermenigvuldigen in de omgeving.
**Tip:** De mogelijkheid om een ziekte wereldwijd uit te roeien is sterk afhankelijk van het reservoir. Als de mens het enige reservoir is, zoals bij pokken, is uitroeiing door vaccinatie haalbaar. Als dieren of de omgeving het reservoir vormen, zoals bij influenza of tetanus, is uitroeiing veel complexer of zelfs onmogelijk.
### 2.2 Overdracht van ziekteverwekkers
De overdracht van een ziekteverwekker van het reservoir naar een vatbare gastheer gebeurt via specifieke mechanismen:
* **Vector:** Een levend organisme dat de ziekteverwekker transporteert.
* **Voorbeelden:**
* *Plasmodium* spp. (malaria) wordt overgedragen door Anopheles-muggen. De mug is de vector, maar dient niet als reservoir omdat de parasiet zich erin niet kan handhaven.
* Muggen die stilstaand zoet water nodig hebben om eitjes te leggen, vormen een belangrijk aspect van de malariabestrijding door het elimineren van hun leefomgeving.
* **Carrier:** Een middel (vaak een dood voorwerp of substantie) waardoor een ziekteverwekker wordt overgedragen.
* **Voorbeelden:**
* Poliovirus kan worden overgedragen via met menselijke stoelgang besmette wateren of voedsel. Deze besmette vloeistoffen of zaken fungeren als carrier.
* *Taenia saginata* wordt overgedragen via rauw rundvlees dat besmet is met cysten, of via met ontlasting besmette zaken of vloeistoffen. Het vlees en de besmette vloeistoffen zijn hier de carriers.
* *Vibrio cholerae* verspreidt zich via met bacteriën besmet water of voeding.
* *Toxoplasma gondii* kan worden overgedragen via onvoldoende verhit vlees, groenten die met kattenontlasting zijn besmet, of andere besmette zaken.
**Tip:** Het onderscheid tussen een vector (levend organisme) en een carrier (dood voorwerp/substantie) is belangrijk voor het begrijpen van de overdrachtsroute. Het elimineren van de vector of carrier kan de verspreiding van een ziekte stoppen.
### 2.3 Overdrachtswegen
De overdracht van ziekteverwekkers kan op verschillende manieren plaatsvinden:
* **Horizontale transmissie:** Dit is de meest voorkomende vorm en vindt plaats tussen individuen van dezelfde generatie.
* **Direct contact:** Rechtstreeks van persoon op persoon, bijvoorbeeld via aanraken, zoenen of seksueel contact. Het voorbeeld van de HIV-AIDS epidemie, waarbij verspreiding via seksueel contact plaatsvond tussen individuen, illustreert dit principe.
* **Indirect contact:** Via intermediaire dragers (carriers) of vectoren. Dit omvat:
* **Besmet water en voedsel:** Zoals bij cholera en salmonella.
* **Voorwerpen (fomieten):** Objecten die besmet zijn met ziekteverwekkers, zoals deurklinken of medische instrumenten.
* **Lucht:** Via druppeltjes of aerosolen, zoals bij influenza of tuberculose.
* **Verticale transmissie:** Dit vindt plaats van ouder op kind.
* **Tijdens zwangerschap:** Transplacentair (bijvoorbeeld HIV).
* **Tijdens de geboorte:** Door contact met lichaamsvloeistoffen (bijvoorbeeld HIV door inslikken van bloed).
* **Na de geboorte:** Via moedermelk.
### 2.4 Gastheerrelaties
De rol die een gastheer speelt in de levenscyclus van een ziekteverwekker is cruciaal:
* **Tussengastheer:** Een gastheer waarin de ziekteverwekker zich kan vermenigvuldigen, maar waarin geen verdere horizontale transmissie plaatsvindt. De mens is een tussengastheer voor *Toxoplasma gondii*, wat betekent dat mens-op-mens besmetting niet voorkomt (behalve mogelijk via kannibalisme).
* **Eindgastheer:** Een gastheer waarin de ziekteverwekker zich kan handhaven en zich kan vermenigvuldigen, en die daardoor deel uitmaakt van het reservoir. De eindgastheer is essentieel voor de levenscyclus van de kiem en maakt horizontale verspreiding mogelijk.
### 2.5 Epidemieën en pandemieën
Een epidemie is een toename van het aantal gevallen van een infectieziekte binnen een populatie. Een pandemie is een epidemie die zich wereldwijd verspreidt.
* **Voorwaarde voor epidemie:** Een voldoende aantal vatbare individuen rondom de indexpatiënt (de eerste besmette persoon). Zonder voldoende vatbare personen kan een epidemie niet starten.
* **Reproductiegetal ($R_0$):** Dit getal geeft aan hoeveel andere personen gemiddeld door één geïnfecteerd persoon worden besmet.
* Als $R_0 > 1$, breidt de ziekte zich uit (expansie).
* Als $R_0 = 1$, blijft de ziekte stabiel.
* Als $R_0 < 1$, sterft de ziekte uit.
* **Moleculaire evolutie:** De analyse van genetisch materiaal van ziekteverwekkers, zoals HIV, kan helpen bij het reconstrueren van hun oorsprong en verspreidingsgeschiedenis. Moleculaire klokken, gebaseerd op de snelheid van mutaties, suggereren dat HIV al rond de wisseling van de 19e en 20e eeuw van aap op mens is overgesprongen.
**Voorbeeld:** De opkomst van HIV-AIDS werd sterk beïnvloed door sociale en economische factoren, zoals bevolkingsgroei in stedelijke gebieden in Afrika en de ontwikkeling van prostitutienetwerken, wat leidde tot een $R_0 > 1$ en de start van een pandemie.
### 2.6 Kudde-immuniteit (Populatie-immuniteit)
Wanneer een voldoende groot deel van de populatie immuun is voor een ziekteverwekker, wordt de overdracht van de ziekte vertraagd of gestopt. Dit beschermt indirect ook de niet-immune individuen, omdat de kans op verspreiding van het pathogeen aanzienlijk afneemt.
### 2.7 Meldingsplichtige infectieziekten
In veel landen is er een meldingsplicht voor bepaalde infectieziekten. Dit is cruciaal voor:
* **Snelle interventie:** Om uitbraken te beperken en samenwerking tussen artsen en de overheid mogelijk te maken.
* **Epidemiologische surveillance:** Het monitoren van de verspreiding van ziekten en het verzamelen van gegevens voor diagnostiek, therapie en preventie.
**Tip:** Hoewel meldingsplichten bestaan, worden deze in de praktijk niet altijd strikt nageleefd, wat kan leiden tot onbetrouwbare cijfers over de prevalentie van infectieziekten.
**Voorbeelden van meldingsplichtige ziekten:** Tuberculose, malaria, hepatitis B, gonorroe, mazelen, en elke dreigende epidemie van een infectieus syndroom.
---
# Epidemiologie en de oorsprong van de HIV-pandemie
Dit deel verschaft inzicht in de mechanismen van epidemieën en pandemieën, met een gedetailleerde analyse van de historische ontwikkeling en oorsprong van HIV, inclusief fundamentele concepten zoals het reproductiegetal.
### 3.1 Algemene principes van epidemiologie
Epidemiologie bestudeert de verspreiding van ziekten en gezondheidsproblemen binnen populaties. Een cruciaal concept hierbij is de dynamiek van spreiding, waarbij de manier waarop een ziekteverwekker het lichaam verlaat, het lichaam binnendringt en zich in de tussentijd gedraagt, van essentieel belang is.
#### 3.1.1 Exogene versus endogene infectieziekten
Infectieziekten kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdcategorieën op basis van de oorsprong van de verwekker:
* **Exogene infectieziekten:** De verwekker was vóór de infectie niet aanwezig in de normale 'flora' van de gastheer. Dit zijn de typische pathogenen zoals *Salmonella*, HBV, en influenza. Zelfs een tijdelijke aanwezigheid van een pathogeen, zoals *N. meningitidis*, wordt als exogeen beschouwd.
* **Endogene infectieziekten:** Deze treden op wanneer de weerstand van de gastheer verlaagd is, waardoor reeds aanwezige micro-organismen een infectie veroorzaken. Typische voorbeelden zijn bacteriën uit de normale darm- of huidflora die weefsels binnendringen, of bacteriën uit de bovenste luchtwegen die naar de lagere luchtwegen afdalen. Virussen zoals herpes kunnen analoog endogene infecties veroorzaken (bv. koortsblaasjes, zona). Medische interventies, zoals antibiotica, invasieve technieken en immunosuppressiva, kunnen het ontstaan van endogene infecties bevorderen. Hygiëne en doordacht medisch handelen zijn hierin cruciaal.
#### 3.1.2 Reservoir en overdracht
Het **reservoir** is de "pool" waar een micro-organisme zich in stand houdt door replicatie en van waaruit een vatbare gastheer besmet kan worden. Dit kan variëren van andere gastheren (zoals de mens voor poliovirus), dieren (zoals bij *Taenia* of *Plasmodium*), tot de gehele omgeving inclusief dode materie (zoals bij *Clostridium tetani* of *Legionella*).
Het **transport** van de kiem van het reservoir naar de gastheer gebeurt via een **vector** (een levend organisme) of een **carrier** (een dood object of medium).
* **Voorbeelden van reservoir en overdracht:**
* Poliovirus: Reservoir is de mens; overdracht via besmette zaken/vloeistoffen (stoelgangresten).
* *Taenia saginata*: Reservoir is rund; overdracht via rauw rundvlees besmet met cysten.
* *Plasmodium spp.* (malaria): Reservoir is mens en dier; vector zijn *Anopheles* muggen.
* *Clostridium tetani*: Reservoir is de grond (omgevingskiem); overdracht via wonden met besmette aarde/vuil.
* *Vibrio cholerae*: Reservoir is de mens; overdracht via besmet water of voedsel met bacteriën uit menselijke fecaliën.
* *Toxoplasma gondii*: Reservoir is divers (o.a. katten); overdracht via onvoldoende verhit vlees, besmette groenten of besmette zaken met kattenstoelgangresten.
Een ziekte kan wereldwijd worden uitgeroeid als de mens het enige reservoir is (bv. pokkenvirus). Als er dierlijke of omgevingsreservoirs zijn, is uitroeiing via vaccinatie van de mens alleen niet mogelijk (bv. influenza, *E. coli*).
#### 3.1.3 Populatie-immuniteit (kudde-immuniteit)
Wanneer een aanzienlijk deel van een populatie immuun is voor een infectieziekte, wordt de overdracht van deze ziekte vertraagd of gestopt. Zelfs niet-immune individuen worden indirect beschermd door de "buffer" van immuune personen om hen heen. Dit fenomeen staat bekend als **kudde-immuniteit** en is cruciaal voor de controle van epidemieën.
#### 3.1.4 Transmissiewegen
De overdracht van infectieziekten kan plaatsvinden via:
* **Horizontale transmissie:** Overdracht tussen individuen van dezelfde generatie.
* **Direct contact:** Persoon-tot-persoon overdracht.
* **Indirect contact:** Via carriers zoals besmet water, voedsel, voorwerpen of de lucht.
* **Verticale transmissie:** Overdracht van ouder op kind, wat kan gebeuren tijdens zwangerschap (transplacentair), geboorte (bv. inslikken van bloed) of na de geboorte via moedermelk.
Een **tussengastheer** is een gastheer waarin geen verdere transmissie van de kiem plaatsvindt (bv. de mens voor *Toxoplasma gondii* in termen van mens-tot-mens overdracht). Een **eindgastheer** is een gastheer waarin de kiem zich kan onderhouden en dus deel uitmaakt van het reservoir (essentieel voor de levenscyclus van de kiem).
### 3.2 De HIV-pandemie: oorsprong en verspreiding
De HIV/AIDS-pandemie heeft een complexe oorsprong en verspreiding gekend, voornamelijk geworteld in Centraal-Afrika.
#### 3.2.1 Oorsprong van HIV
* **Zoönotische oorsprong:** HIV is waarschijnlijk ontstaan uit het Simian Immunodeficiency Virus (SIV), dat voorkomt bij apen. De overdracht naar mensen vond waarschijnlijk plaats door contact met besmet apenbloed, met name tijdens de jacht en bereiding van apenvlees.
* **Moleculaire datering en genetische analyse:** Fylogenetische analyses van HIV-isolaten, uitgevoerd op biopten uit de jaren 1950 en 1960, suggereren dat een gemeenschappelijke voorouder rond de wisseling van de 19e naar de 20e eeuw is ontstaan. Moleculaire kloksimulaties, gebaseerd op de snelheid van mutaties, tonen aan dat de eerste sprong van aap naar mens waarschijnlijk in die periode heeft plaatsgevonden.
* **Vroege verspreiding:** Voordat de AIDS-epidemie in de jaren 1980 werd ontdekt, stierven honderdduizenden mensen in Afrika onopgemerkt aan de gevolgen van HIV-infectie. De oorsprong van HIV-1 groep M, de pandemische stam, correleert met de bevolkingsexplosie in Afrikaanse steden, zoals Kinshasa, in de jaren 1950. De toegenomen migratie, sociaal-economische veranderingen en de opkomst van prostitutienetwerken in stedelijke gebieden faciliteerden de verspreiding van het virus.
* **Import in de USA:** De introductie van HIV in de Verenigde Staten wordt vaak gelinkt aan seksuele contacten van internationale reizigers, waaronder een bekende indexpatiënt, een homofiele steward. De analyse van zijn contacten en de daaropvolgende diagnoses van AIDS in verschillende steden vormden de basis voor de vroege epidemiologische clusteringanalyses.
#### 3.2.2 Epidemiologie van HIV
* **Reproductiegetal ($R_0$)**: Het reproductiegetal ($R$) is een cruciale parameter die aangeeft hoeveel nieuwe infecties een geïnfecteerd individu gemiddeld veroorzaakt in een volledig vatbare populatie.
* Als $R < 1$, sterft de ziekte uit.
* Als $R = 1$, blijft de ziekte stabiel.
* Als $R > 1$, breidt de ziekte zich uit (expansie). Voor het onderhouden van een epidemie is een $R_0 > 1$ vereist.
* **Vroege herkenning van de pandemie:** In de jaren 1980 werden nieuwe syndromen zoals Kaposi-sarcoom (KS) en *Pneumocystis jiroveci* pneumonie (PCP) waargenomen bij jonge, voorheen gezonde individuen, met name in homoseksuele gemeenschappen. Dit leidde tot de erkenning van een nieuwe ziekte, aanvankelijk bekend als GRID (Gay-Related Immune Deficiency Syndrome), wat later werd erkend als AIDS, veroorzaakt door HIV.
* **Verspreiding en risicogroepen:**
* De pandemie verspreidde zich vanuit Centraal-Afrika naar Europa en Amerika, mede via Haïti (vanwege familiebanden voortkomend uit de slavenperiode).
* In de vroege fase was er een concentratie van gevallen in stedelijke gebieden, mede door de verhuizing van gemarginaliseerde groepen naar steden.
* Belangrijke risicogroepen voor HIV-infectie omvatten mannen die seks hebben met mannen (MSM), intraveneuze drugsgebruikers en de heteroseksuele populatie. Anaal seksueel contact wordt beschouwd als een zeer efficiënte transmissieweg.
* Verticale transmissie van moeder op kind is ook een significante factor.
* **Evolutie van de pandemie:**
* Het aantal nieuwe gevallen en sterfgevallen kende een piek in de jaren 1990 en rond 2000, waarna een geleidelijke afname volgde dankzij de ontwikkeling van effectieve antiretrovirale therapie (ART).
* ART heeft HIV getransformeerd van een dodelijke ziekte naar een chronische aandoening, waarbij geïnfecteerden met adequate behandeling een normale levensverwachting kunnen hebben en niet meer besmettelijk zijn.
* Ondanks deze vooruitgang blijft HIV in sommige regio's, met name in Zuidelijk-Afrika, een ernstig probleem door gebrek aan toegang tot therapie en hoge prevalentie.
* **Meldingsplicht van infectieziekten:** Infectieziekten, waaronder HIV-AIDS, zijn in veel landen meldingsplichtig. Dit stelt overheden in staat om de verspreiding te monitoren, epidemieën te bestrijden door middel van interventies en samenwerking tussen artsen te bevorderen. De betrouwbaarheid van de geregistreerde cijfers hangt echter sterk af van de naleving van deze meldingsplicht door zorgverleners.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen exogene en endogene infecties. Dit is fundamenteel voor het begrijpen van de vatbaarheid van een gastheer en de bron van een infectie.
> **Tip:** De concepten reservoir, vector en carrier zijn essentieel om de dynamiek van ziekteverspreiding te doorgronden. Denk aan concrete voorbeelden om deze te onthouden.
> **Tip:** Kudde-immuniteit is een krachtig concept dat het belang van collectieve immuniteit benadrukt. Het verklaart waarom vaccinatiecampagnes essentieel zijn voor volksgezondheid.
> **Tip:** De geschiedenis van HIV is een uitstekend voorbeeld van hoe epidemiologische kennis, moleculaire analyses en maatschappelijke factoren samenwerken om de oorsprong en verspreiding van een pandemie te ontrafelen. Wees kritisch over de betrouwbaarheid van gegevens, vooral bij meldingsplichtige ziekten.
---
# Meldingsplicht van infectieziekten
## 4. Meldingsplicht van infectieziekten
De meldingsplicht van infectieziekten is een cruciaal overheidsmechanisme om de verspreiding van besmettelijke ziekten te monitoren en te beheersen.
### 4.1 Principe van de meldingsplicht
De meldingsplicht houdt in dat artsen en laboratoria wettelijk verplicht zijn om bepaalde infectieziekten te melden aan de overheid. Deze plicht is vastgelegd in regelgeving die door de gewesten wordt bepaald.
#### 4.1.1 Doel van de meldingsplicht
Het voornaamste doel van de meldingsplicht is het mogelijk maken van snelle interventie door de overheid om uitbraken van infectieziekten te voorkomen of te beperken. Door deze meldingen kan de overheid de incidentie van infectieziekten nauwkeurig monitoren, epidemieën detecteren, en gericht beleid voeren op het gebied van preventie, diagnostiek en therapie. Het bevordert ook de samenwerking tussen verschillende artsen en instanties.
#### 4.1.2 Wie moet melden?
De meldingsplicht geldt voor verschillende medische professionals, waaronder:
* De behandelende arts.
* De arts van een centrum voor leerlingenbegeleiding.
* De bedrijfsarts.
* De arts belast met het medisch toezicht op kinderen en jongeren in instellingen.
* De CRA-arts (coördinatie in woonzorgcentra).
* De instellingsarts.
* Het hoofd van het laboratorium microbiologie waar het onderzoek plaatsvond.
#### 4.1.3 Wat moet gemeld worden?
Zowel vermoedelijke als bevestigde infectieziekten die onder de meldingsplicht vallen, moeten worden gemeld. De melding moet in principe binnen 24 uur geschieden.
#### 4.1.4 Spoedeisende meldingen
In gevallen waarbij onmiddellijke noodzaak tot interventie is, dient zo snel mogelijk telefonisch contact te worden opgenomen met de bevoegde artsen van de dienst Infectieziektebestrijding van de Vlaamse Gemeenschap in de betreffende provincie.
#### 4.1.5 Gevolgen van melding
Na een melding kan de overheid (arts Infectieziekten) extra gegevens opvragen bij de melder. Er wordt overlegd over zinvolle indijkingsmaatregelen. De melding wordt geregistreerd, en op basis van de verzamelde informatie kan nuttige informatie worden verstrekt over diagnostiek, therapie, de omvang van de ziekte en preventie. Leden van de dienst infectieziektebestrijding kunnen vervolgens contact opnemen met andere betrokkenen en het samenwerkingsproces stroomlijnen. De meldingsplicht ontslaat de aanmeldende artsen echter niet van hun eigen plicht om actie te ondernemen en inperkingsmaatregelen te treffen of aan te bevelen.
#### 4.1.6 Praktische uitdagingen en betrouwbaarheid van cijfers
Helaas wordt de meldingsplicht in de praktijk vaak nagelaten, wat kan leiden tot onbetrouwbare cijfers en een onderschatting van de werkelijke prevalentie van infectieziekten.
### 4.2 Lijst van meldingsplichtige ziekten (voorbeelden)
De lijst van meldingsplichtige infectieziekten is omvangrijk en wordt periodiek bijgewerkt. Enkele voorbeelden, gebaseerd op de verstrekte informatie, zijn:
* Anthrax (miltvuur)
* Botulisme
* Brucellose
* Cholera
* Chikungunya
* Dengue koorts
* Difterie
* Ebola
* EHEC (Enterohaemorragische E. coli)
* Gastro-enteritis, bij epidemische verheffing in een collectiviteit
* Gele koorts
* Gonorroe
* Haemophilus influenzae B invasieve infecties (hersenvliesontsteking en epiglotitis)
* Hepatitis A
* Acute hepatitis B
* Humane infectie met aviaire (of nieuw subtype) influenza
* Legionellose
* Leptospirose
* Malaria (waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op Belgisch grondgebied, inclusief (lucht)havens)
* Marburg
* Mazelen
* Meningokokkeninfecties van bloed of hersenvliezen
* MERS-coronavirus
* Kinkhoest (Bordetella pertussis)
* Pest
* Pokken
* Polio(myelitis)
* Psittacose (Chlamydia psittaci)
* Q-koorts (Coxiella burnetii)
* Rabies
* Salmonella typhi of paratyphi
* SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome)
* Shigellose
* Streptococcus pyogenes invasieve infecties
* Syfilis
* Tuberculose
* Tularemie (Francisella tularensis)
* Variola (pokken)
* Virale hemorragische koorts (Ebola-, Lassa-, Marburg- en gelijkaardige virussen)
* Vlektyfus (Rickettsia prowazekii of Rickettsia typhi)
* Voedselinfectie (vanaf twee gevallen)
* West Nilevirus
* Zikavirus
* Zorginfecties door multiresistente micro-organismen
* Elke dreigende epidemie van een (vermoedelijk) infectieus syndroom
#### 4.2.1 Belang van melding voor uitbraakbestrijding
De melding van ziekten zoals tuberculose is essentieel gebleken voor effectieve uitbraakbestrijding. Door actieve opsporing, testen van contacten (bijvoorbeeld op scholen), en in uiterste gevallen zelfs gedwongen isolatie, kan de verspreiding van dergelijke ziekten worden beperkt.
> **Tip:** Hoewel niet alle ziekten op de lijst gememoriseerd hoeven te worden voor het examen, is het nuttig om enkele veelvoorkomende of historisch belangrijke meldingsplichtige ziekten zoals Hepatitis B, gonorroe, difterie, maag-darmklachten in collectiviteiten, meningokokken, kinkhoest, en tuberculose te kennen.
> **Voorbeeld:** Bij de opsporing van tuberculose kan de melding ertoe leiden dat er contactonderzoek wordt gestart, waarbij alle personen die in contact kwamen met de besmette patiënt worden getest om verdere verspreiding te voorkomen. In ernstige gevallen kan zelfs gedwongen isolatie noodzakelijk zijn om de gemeenschap te beschermen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Exogene infectie | Een infectieziekte waarbij de ziekteverwekker van buiten het lichaam komt en niet tot de normale lichaamsflora behoorde. Typische pathogenen zoals Salmonella en influenza vallen hieronder. |
| Endogene infectie | Een infectieziekte die optreedt doordat een reeds aanwezig micro-organisme (kiem) profiteert van een verminderde weerstand van de gastheer om een infectie te veroorzaken. Voorbeelden zijn infecties door bacteriën uit de darmflora die in weefsels binnendringen. |
| Reservoir | De 'pool' of plaats waar een micro-organisme zich kan vermenigvuldigen en in stand houden, en van waaruit een vatbare gastheer besmet kan worden. Dit kan een ander gastheer (mens, dier) zijn, of de omgeving zoals de grond of dode materie. |
| Vector | Een middel, vaak een levend organisme, waardoor een ziekteverwekker van het ene reservoir naar een gastheer, of van de ene gastheer naar de andere, wordt overgedragen. Muggen bij malaria zijn een bekend voorbeeld. |
| Carrier | Een drager van een ziekteverwekker die de infectie kan overbrengen. Dit kan een levend organisme zijn (dan overlapt het met vector) of een dood object of medium dat besmet is met de ziekteverwekker, zoals besmet water of voedsel. |
| Horizontale transmissie | De overdracht van een ziekteverwekker tussen individuen van dezelfde generatie, bijvoorbeeld via direct contact, besmette voorwerpen, voedsel of lucht. Dit is de meest voorkomende vorm van transmissie. |
| Verticale transmissie | De overdracht van een ziekteverwekker van een ouder op het kind, wat kan gebeuren tijdens de zwangerschap (transplacentair), tijdens de bevalling, of na de geboorte via borstvoeding. |
| Tussengastheer | Een gastheer waarin een ziekteverwekker zich kan ontwikkelen of vermenigvuldigen, maar waarin geen verdere transmissie naar andere individuen van dezelfde soort plaatsvindt. De mens kan bijvoorbeeld een tussengastheer zijn voor Toxoplasma gondii. |
| Eindgastheer | Een gastheer waarin de ziekteverwekker zich kan voortplanten en die essentieel is voor de levenscyclus van de ziekteverwekker, en waarvandaan verdere transmissie kan plaatsvinden. Deze gastheer is vaak onderdeel van het reservoir. |
| Epidemie | Een verschijnsel waarbij een toename wordt waargenomen in de incidentie (het aantal nieuwe gevallen) van een infectieziekte binnen een bepaalde populatie en regio, vaak boven het verwachte niveau. |
| Pandemie | Een epidemie die zich verspreidt over meerdere continenten of wereldwijd, waardoor een zeer groot aantal mensen wordt getroffen. De COVID-19 pandemie is hiervan een recent voorbeeld. |
| Reproductiegetal (R) | Het gemiddelde aantal personen dat geïnfecteerd wordt door één geïnfecteerde persoon in een volledig vatbare populatie. Als R > 1, groeit de epidemie; als R < 1, sterft de ziekte uit; als R = 1, blijft de situatie stabiel. |
| Kudde-immuniteit (populatie-immuniteit) | Een vorm van indirecte bescherming die optreedt wanneer een voldoende groot deel van een populatie immuun is tegen een infectieziekte, waardoor de verspreiding van het pathogeen vertraagt of stopt. Hierdoor worden ook niet-immune individuen beschermd. |
| Meldingsplichtige infectieziekten | Infectieziekten die wettelijk verplicht zijn om door artsen en/of laboratoria te worden gemeld aan de bevoegde gezondheidsautoriteiten. Dit is essentieel voor het monitoren van de volksgezondheid en het bestrijden van uitbraken. |
| Fylogenetische boom | Een diagram dat de evolutionaire relaties en verwantschap tussen verschillende virale isolaten (of andere organismen) toont, gebaseerd op hun genetische sequentie. De lengte van de takken representeert de genetische afstand (aantal mutaties). |
| Opportunistische infectie | Een infectie veroorzaakt door ziekteverwekkers die normaal gesproken geen ziekte veroorzaken bij een persoon met een gezond immuunsysteem, maar die wel ziekte kunnen veroorzaken bij personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| Vector | Een organisme dat dient als transportmiddel voor een ziekteverwekker van het ene individu naar het andere. |
| Carrier | Een persoon of dier dat een ziekteverwekker in zich draagt en kan verspreiden zonder zelf duidelijke symptomen te vertonen. |
| Cytomegalovirus (CMV) | Een veelvoorkomend virus dat behoort tot de herpesvirussen en dat bij gezonde personen meestal geen symptomen veroorzaakt, maar ernstige problemen kan geven bij mensen met een verzwakt immuunsysteem of pasgeborenen. |
| Humane T-cel lymfotrope virussen (HTLV) | Een groep virussen die de T-cellen van het immuunsysteem infecteren en geassocieerd kunnen worden met bepaalde leukemieën en neurologische aandoeningen. |
| Kaposi-sarcoom (KS) | Een type kanker dat zich manifesteert als paarse of bruine laesies op de huid of in de slijmvliezen, vaak geassocieerd met een infectie van het humaan herpesvirus 8 (HHV-8) en vaak voorkomend bij mensen met HIV/AIDS. |
| Pneumocystis jirovecii pneumonie (PCP) | Een longinfectie veroorzaakt door de gist Pneumocystis jirovecii, die normaal gesproken een opportunistische infectie is en vooral voorkomt bij mensen met een ernstig verzwakt immuunsysteem, zoals patiënten met AIDS. |