Financial Law
Cover
11.2-Eigenlijke vrijstellingen.pptx
Summary
# Vrijstellingen wegens hoedanigheid van belastingplichtige
Dit onderwerp behandelt vrijstellingen van btw die specifiek gebaseerd zijn op de juridische of professionele status van de belastingplichtige, met name in de medische, paramedische en zorgsector, en voor instellingen die medische zorg verlenen.
## 1. Vrijstelling wegens hoedanigheid van belastingplichtige
Deze categorie vrijstellingen is gebaseerd op de hoedanigheid van de belastingplichtige, wat betekent dat de vrijstelling wordt verleend vanwege wie de belastingplichtige is, in plaats van de aard van de specifieke handeling.
### 1.1 Medische, paramedische en zorgberoepen
Diensten verricht door beoefenaars van specifieke beroepen die verband houden met medische verzorging of een therapeutisch doel zijn vrijgesteld van btw.
#### 1.1.1 Medische beroepen
* **Diensten door artsen en tandartsen:** Deze diensten zijn vrijgesteld van btw.
* **Diensten door kinesitherapeuten:** Ook deze diensten vallen onder de vrijstelling.
* **Esthetische behandelingen:** Vanaf 2016 zijn louter esthetische behandelingen door deze beroepsgroepen uitgesloten van de vrijstelling.
#### 1.1.2 Paramedische en zorgberoepen
* **Diensten door vroedvrouwen, verpleegkundigen en zorgkundigen:** Deze diensten zijn vrijgesteld.
* **Diensten door beoefenaars van een erkend en gereglementeerd paramedisch beroep:** Hieronder vallen onder andere psychologen, diëtisten en logopedisten. De vrijstelling geldt mits de diensten verband houden met medische verzorging of een therapeutisch doel.
### 1.2 Medische instellingen
Instellingen die medische zorg verlenen, kunnen vrijstellingen genieten voor hun diensten en leveringen van goederen.
#### 1.2.1 Ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, klinieken en dispensaria
* **Diensten en leveringen van goederen:** Deze instellingen zijn vrijgesteld voor de diensten en goederen die zij leveren.
* **Uitzondering esthetische ingrepen:** Net als bij de individuele beroepsbeoefenaars, zijn louter esthetische ingrepen vanaf 2016 uitgesloten van de vrijstelling.
* **Uitsluiting van niet-eigen prestaties:** Prestaties die niet eigen zijn aan de kernactiviteit van een ziekenhuis vallen buiten de vrijstelling. Voorbeelden hiervan zijn:
* Parkeerfaciliteiten
* Levering van brillen
* Levering van geneesmiddelen aan personen die niet in het ziekenhuis verblijven
* **Vervoer van zieken of gewonden:** Vervoer van zieken of gewonden met speciaal daarvoor uitgeruste voertuigen is vrijgesteld.
* **Uitzondering levering organen:** De levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk is vrijgesteld.
### 1.3 Maatschappelijk werk
Diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, sociale zekerheid of de bescherming van kinderen en jongeren zijn vrijgesteld.
* **Verleners:** Deze diensten worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door organisaties die door de overheid erkend zijn als instelling van sociale aard.
* **Voorbeelden van instellingen:**
* Instellingen voor bejaardenzorg
* Kinderbewaarplaatsen
* Instellingen voor gezinshelp
* Centra voor levens- en gezinsvragen
* Ziekenfondsen
* Centra voor leerlingbegeleiding
* Instellingen voor gehandicaptenzorg
### 1.4 Sport
Diensten verricht door exploitanten van sportinrichtingen aan personen die aan sport doen, zijn vrijgesteld indien deze exploitanten zonder winstoogmerk opereren en hun ontvangsten enkel gebruiken om de kosten te dekken.
* **Cafetaria's aan sportinrichtingen:** De diensten van cafetaria's binnen sportinrichtingen kunnen ook onder de vrijstelling vallen onder bepaalde voorwaarden.
* **Diensten aan organisatoren van sportwedstrijden:** Diensten die aan organisatoren van sportwedstrijden worden verleend, kunnen eveneens vrijgesteld zijn.
### 1.5 Onderwijs
Het verstrekken van onderwijs, samenhangende diensten en handelingen door instellingen die geen winst nastreven, zijn vrijgesteld.
* **Bijkomende diensten:** Dit omvat ook logies, spijzen, dranken en handboeken die verband houden met het onderwijs.
* **Leerkrachten:** Het geven van lessen door leerkrachten is vrijgesteld.
* **Onderwijs- en gezinsvoorlichting:** Diensten op het gebied van onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vallen eveneens onder de vrijstelling.
### 1.6 Cultuur
Diverse culturele activiteiten en instellingen kunnen genieten van btw-vrijstelling.
* **Bibliotheken en leeszalen:** Exploitatie van bibliotheken en openbare leeszalen zonder winstoogmerk is vrijgesteld.
* **Musea, monumenten en plantentuinen:** Exploitatie van musea, monumenten, plantentuinen en dierentuinen zonder winstoogmerk is vrijgesteld.
* **Voordrachtgevers, sportbeoefenaars en artiesten:** Diensten verricht door deze personen kunnen vrijgesteld zijn.
* **Culturele voorstellingen:** Organisatie van een culturele voorstelling door een erkende instelling is vrijgesteld.
### 1.7 Religieuze instellingen
Diensten die verband houden met de uitoefening van religieuze taken en de verlening van geestelijke bijstand zijn vrijgesteld.
* **Personeel ter beschikking stellen:** Terbeschikkingstelling van personeel voor medische, maatschappelijke of onderwijswerkzaamheden, of met het oog op het verlenen van geestelijke bijstand, is vrijgesteld.
### 1.8 Instellingen zonder winstoogmerk
Diensten verricht door instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van hun leden kunnen vrijgesteld zijn. Dit geldt niet voor alle vzw's.
* **Voorbeelden:**
* Werknemersorganisaties
* Werkgeversorganisaties
* Instellingen die begeleiding, opvang en re-integratie beogen (bv. ex-gedetineerden, alcoholisten)
* **Financiële steun:** Leveringen van goederen en diensten die gericht zijn op het verkrijgen van financiële steun, kunnen ook vrijgesteld zijn.
> **Tip:** De vrijstelling voor instellingen zonder winstoogmerk is strikt gedefinieerd. Het volstaat niet om een vzw te zijn; de aard van de dienst en het doelpubliek zijn cruciaal.
## 2. Vrijstelling wegens aard van de handeling
Naast de vrijstellingen gebaseerd op de hoedanigheid van de belastingplichtige, zijn er ook specifieke handelingen die vrijgesteld zijn ongeacht de status van de belastingplichtige. Hoewel deze niet strikt onder "hoedanigheid" vallen, worden ze vaak in samenhang met de andere vrijstellingen besproken.
### 2.1 Financiële diensten en verzekeringen
* **Verzekeringen en herverzekeringen:** Deze zijn vrijgesteld, evenals samenhangende diensten.
* **Makelaars en lasthebbers:** Diensten verricht door makelaars en lasthebbers in verzekeringen zijn vrijgesteld.
* **Uitzondering schade-expert:** Een schade-expert valt buiten deze vrijstelling.
* **Bankverrichtingen en financiële diensten:** Dit omvat onder andere:
* Verlenen van kredieten
* Aannemen van deposito's
* Transacties met effecten
* Diensten voor bewaring
* Betalings- en ontvangstverrichtingen
* **Postdiensten:** Diensten geleverd door postdiensten.
* **Kansspelen, loterijen, weddenschappen:** Deze zijn vrijgesteld, tenzij ze langs elektronische weg in het buitenland worden aangeboden.
### 2.2 Onroerende goederen
De verhuur en de overdracht van onroerende goederen zijn in principe vrijgesteld, met specifieke uitzonderingen.
* **Zakelijke rechten:** De overdracht of vestiging van zakelijke rechten op onroerende goederen is vrijgesteld.
* **Uitzondering: nieuwe gebouwen:** Nieuwe gebouwen (gebouwd of ingekocht) zijn belastbaar tot 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de ingebruikname.
* **Verhuur:** Verhuur van onroerende goederen is vrijgesteld.
* **Uitzonderingen op verhuurvrijstelling:**
* Stalling van rijtuigen
* Opslagruimte (indien meer dan 50% voor opslag en minder dan 10% voor verkoop)
* Kortdurende verhuur (minder dan 6 maanden)
* Verhuur aan een belastingplichtige voor diens economische activiteit (indien optie voor btw wordt uitgeoefend)
#### 2.2.1 Optie voor btw op onroerende goederen
Verhuurders en huurders van een gebouw dat bestemd is voor economische activiteit, kunnen ervoor kiezen om btw toe te passen op de verhuur. Dit vereist een gezamenlijke optie.
---
# Vrijstelling om sociale of culturele redenen
Dit deel gaat over goederen en diensten die vrijgesteld zijn van btw vanwege hun sociale, culturele of educatieve aard, waaronder instellingen voor sociaal werk, sportfaciliteiten, onderwijs en culturele instellingen.
### 2.1 Algemene principes van vrijstelling om sociale of culturele redenen
Vrijstellingen om sociale of culturele redenen zijn eigenlijke vrijstellingen. Dit betekent dat de uitgaande handelingen zijn vrijgesteld van btw. Echter, de btw op inkomende handelingen is in dit geval niet aftrekbaar. Deze vrijstellingen zijn van toepassing op bepaalde belastingplichtigen die deze handelingen verrichten, waaronder belastingplichtigen zonder recht op aftrek en gemengde belastingplichtigen.
Er zijn drie hoofdcategorieën van eigenlijke vrijstellingen:
* Vrijstelling wegens hoedanigheid van belastingplichtige
* Vrijstelling om sociale of culturele redenen
* Vrijstelling wegens aard van de handeling
### 2.2 Vrijstellingen specifiek voor sociale of culturele redenen
#### 2.2.1 Medische instellingen
Diensten en leveringen van goederen verricht door ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, klinieken en dispensaria zijn vrijgesteld van btw. Vanaf een bepaald jaar zijn echter louter esthetische ingrepen uitgesloten van deze vrijstelling. Ook prestaties die niet eigen zijn aan de kernactiviteit van een ziekenhuis, zoals parking, levering van brillen of geneesmiddelen aan personen die niet opgenomen zijn, vallen niet onder de vrijstelling. Vervoer van zieken of gewonden met speciaal uitgeruste voertuigen is vrijgesteld, maar het vervoer van menselijke organen niet. De levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk is wel vrijgesteld.
> **Tip:** Let goed op de uitzonderingen die specifiek per categorie worden genoemd, zoals louter esthetische ingrepen in de medische sector.
#### 2.2.2 Maatschappelijk werk
Diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, sociale zekerheid en de bescherming van kinderen en jongeren zijn vrijgesteld. Dit geldt voor diensten verricht door:
* Publiekrechtelijke lichamen
* Organisaties die door de overheid erkend zijn als instelling van sociale aard
Voorbeelden van dergelijke instellingen zijn instellingen voor bejaardenzorg, kinderbewaarplaatsen, instellingen voor gezinshulp, centra voor levens- en gezinsvragen, ziekenfondsen, centra voor leerlingbegeleiding en instellingen voor gehandicaptenzorg.
#### 2.2.3 Sport
Diensten verricht door exploitanten van sportinrichtingen aan personen die aan sport doen, zijn vrijgesteld. Dit geldt mits de exploitatie zonder winstoogmerk geschiedt en de ontvangsten enkel worden gebruikt om de kosten te dekken. Ook cafetaria's die verbonden zijn aan sportinrichtingen kunnen onder deze vrijstelling vallen, mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Diensten aan organisatoren van sportwedstrijden vallen eveneens onder deze vrijstelling.
#### 2.2.4 Onderwijs
Het verstrekken van onderwijs en daarmee samenhangende diensten door instellingen die geen winst nastreven, is vrijgesteld. Dit omvat ook de levering van logies, spijzen, dranken en handboeken die rechtstreeks verband houden met het onderwijs. Het geven van lessen door leerkrachten en diensten gericht op onderwijskeuze en gezinsvoorlichting zijn eveneens vrijgesteld.
#### 2.2.5 Cultuur
Diensten verricht door bibliotheken en leeszalen zonder winstoogmerk zijn vrijgesteld. Evenzo geldt dit voor de exploitatie van musea, monumenten, plantentuinen en dierentuinen zonder winstoogmerk. Diensten van voordrachtgevers, sportbeoefenaars en artiesten, en de organisatie van een culturele voorstelling door een erkende instelling, vallen ook onder de vrijstelling.
#### 2.2.6 Religieuze instellingen en instellingen zonder winstoogmerk
De terbeschikkingstelling van personeel voor medische, maatschappelijke of onderwijswerkzaamheden, of met het oog op het verlenen van geestelijke bijstand door religieuze instellingen, is vrijgesteld, evenals diensten die daarmee samenhangen.
Instellingen die geen winst beogen (niet alle vzw's) kunnen ook genieten van vrijstellingen. Dit geldt voor diensten verricht door deze instellingen ten behoeve van hun leden. Voorbeelden hiervan zijn werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties. Ook instellingen die begeleiding, opvang en re-integratie beogen (bv. van ex-gedetineerden, alcoholisten) kunnen onder deze categorie vallen. Leveringen van goederen en diensten die gericht zijn op het verkrijgen van financiële steun zijn eveneens vrijgesteld.
> **Voorbeeld:** Een vzw die zich inzet voor de re-integratie van vroegere gedetineerden verleent begeleiding. Deze begeleidingsdiensten zijn vrijgesteld van btw.
### 2.3 Belangrijke kanttekeningen bij vrijstellingen
Het is cruciaal om te onthouden dat bij eigenlijke vrijstellingen de btw op de inkomende handelingen niet aftrekbaar is. Dit kan leiden tot een hogere kostprijs voor de instelling zelf. De specifieke omschrijvingen van de vrijgestelde diensten en goederen zijn doorslaggevend; afwijkingen leiden tot belastbaarheid.
> **Tip:** Voor organisaties die zowel vrijgestelde als belastbare handelingen verrichten, is een correcte btw-beheer cruciaal om de aftrekbeperkingen correct toe te passen.
---
# Vrijstelling wegens de aard van de handeling
Dit onderwerp omvat vrijstellingen die intrinsiek verbonden zijn aan de specifieke aard van de verrichte handeling, zoals financiële diensten, verzekeringen en de verhuur van onroerende goederen.
### 3.1 Overzicht van vrijstellingen
Binnen de btw-wetgeving bestaan er eigenlijke vrijstellingen die de leveringen of diensten volledig onttrekken aan de belastingheffing. Deze zijn te onderscheiden van oneigenlijke vrijstellingen. De eigenlijke vrijstellingen kunnen worden gecategoriseerd op basis van de hoedanigheid van de belastingplichtige, sociale of culturele redenen, en de aard van de handeling. De focus van dit hoofdstuk ligt op de vrijstellingen die gebaseerd zijn op de specifieke aard van de verrichte handeling.
### 3.2 Vrijstellingen wegens de aard van de handeling
Deze categorie vrijstellingen is van toepassing op specifieke economische activiteiten die, ondanks hun economische karakter, om beleidsredenen of vanwege hun intrinsieke aard zijn vrijgesteld van btw.
#### 3.2.1 Financiële diensten en bankzaken
Diverse financiële verrichtingen en bankdiensten zijn vrijgesteld van btw. Dit omvat onder andere:
* Het verlenen van kredieten.
* Het aannemen van deposito's.
* Diensten met betrekking tot effecten.
* Bewaring van goederen.
* Betalings- en ontvangstverrichtingen.
#### 3.2.2 Verzekeringen en herverzekeringen
Verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, inclusief de daaraan gerelateerde diensten, zijn vrijgesteld. Dit geldt tevens voor de diensten verricht door makelaars en lasthebbers in verzekeringen.
> **Tip:** Schade-experts vallen niet onder deze vrijstelling en hun diensten zijn dus btw-plichtig.
#### 3.2.3 Onroerende goederen
De verhuur van onroerende goederen en de overdracht van zakelijke rechten hierop zijn in beginsel vrijgesteld van btw. Er zijn echter belangrijke uitzonderingen en specifieke regels van toepassing:
* **Nieuwe gebouwen:** De levering van nieuwe gebouwen is vrijgesteld tot en met 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar van ingebruikname. Na deze periode worden deze leveringen belastbaar.
* **Verhuur:**
* De verhuur van stallingen voor rijtuigen is vrijgesteld.
* De verhuur van opslagruimten is vrijgesteld, mits de ruimte meer dan 50% wordt gebruikt voor opslag en minder dan 10% voor verkoop.
* Kortdurende verhuur, gedefinieerd als verhuur voor minder dan zes maanden, valt onder de vrijstelling.
* Verhuur aan een belastingplichtige die de ruimte voor zijn economische activiteit gebruikt, is vrijgesteld.
> **Uitzondering:** Partijen kunnen ervoor kiezen om btw toe te passen op de verhuur van een gebouw dat voor economische activiteiten wordt gebruikt. Zowel de verhuurder als de huurder moeten gezamenlijk deze optie lichten. Deze keuze is met name interessant wanneer de huurder recht heeft op btw-aftrek.
#### 3.2.4 Postdiensten
De levering van postdiensten door de postautoriteit is vrijgesteld van btw.
#### 3.2.5 Kansspelen, loterijen en weddenschappen
Kansspelen, loterijen en weddenschappen zijn vrijgesteld van btw. Er is een uitzondering voor kansspelen die langs elektronische weg in het buitenland worden aangeboden, deze kunnen wel btw-plichtig zijn.
---
# Soorten vrijstellingen en hun impact op btw-aftrek
Dit gedeelte introduceert het concept van eigenlijke en oneigenlijke vrijstellingen en legt uit hoe dit de aftrekbaarheid van btw op inkomende handelingen beïnvloedt.
### 4.1 Eigenlijke versus oneigenlijke vrijstellingen
Het onderscheid tussen eigenlijke en oneigenlijke vrijstellingen is cruciaal voor het begrijpen van de btw-aftrek op inkomende handelingen.
* **Eigenlijke vrijstellingen:** Bij eigenlijke vrijstellingen zijn de uitgaande handelingen van de belastingplichtige vrijgesteld van btw. Dit betekent echter ook dat de btw die de belastingplichtige heeft betaald op de inkomende handelingen die rechtstreeks verband houden met deze vrijgestelde uitgaande handelingen, **niet aftrekbaar** is. Deze vrijstellingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op culturele en sociale overwegingen.
* **Oneigenlijke vrijstellingen:** Dit zijn handelingen die technisch gezien buiten de werkingssfeer van de btw vallen, vaak omwille van de aard van de handeling zelf (bv. financiële diensten, verzekeringen). De btw op inkomende handelingen die verband houden met deze oneigenlijke vrijstellingen is in principe **wel aftrekbaar**, omdat de handeling niet als een vrijgestelde handeling in de zin van de btw-wetgeving wordt beschouwd.
### 4.2 Categorieën van vrijgestelde handelingen volgens artikel 44
Artikel 44 van de btw-wetgeving somt verschillende categorieën van vrijgestelde handelingen op. Deze kunnen worden onderverdeeld op basis van de reden voor de vrijstelling:
#### 4.2.1 Vrijstelling wegens hoedanigheid van de belastingplichtige
Deze vrijstellingen zijn gekoppeld aan de specifieke hoedanigheid of het beroep van de belastingplichtige.
* **Medische beroepen:**
* Diensten verricht door artsen, tandartsen en kinesitherapeuten. Louter esthetische behandelingen zijn vanaf 2016 uitgesloten van deze vrijstelling.
* Diensten verricht door vroedvrouwen, verpleegkundigen en zorgkundigen.
* Diensten verricht door beoefenaars van een erkend en gereglementeerd paramedisch beroep (bv. psychologen, diëtisten, logopedisten). Deze diensten moeten verband houden met medische verzorging of een therapeutisch doel hebben.
* **Maatschappelijk werk:**
* Diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, sociale zekerheid, en de bescherming van kinderen en jongeren.
* Deze diensten worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door organisaties die door de overheid erkend zijn als instelling van sociale aard (bv. instellingen voor bejaardenzorg, kinderbewaarplaatsen, instellingen voor gezinshulp, ziekenfondsen).
* **Onderwijs:**
* Het verstrekken van onderwijs en daarmee samenhangende diensten door instellingen die geen winst nastreven. Dit omvat ook logies, spijzen, dranken, en handboeken die verband houden met het onderwijs.
* Het geven van lessen door leerkrachten.
* Diensten gericht op onderwijskeuze en gezinsvoorlichting.
* **Cultuur:**
* Diensten van bibliotheken en leeszalen die zonder winstoogmerk opereren.
* Exploitatie van musea, monumenten, plantentuinen, dierentuinen zonder winstoogmerk.
* Diensten verricht door voordrachtgevers, sportbeoefenaars en artiesten.
* Organisatie van een culturele voorstelling door een erkende instelling.
* **Religieuze instellingen:**
* Terbeschikkingstelling van personeel voor medische, maatschappelijke of onderwijswerkzaamheden, of met het oog op het verlenen van geestelijke bijstand, alsook diensten die daarmee samenhangen.
* **Instellingen die geen winst beogen (niet alle vzw's):**
* Diensten verricht door instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van hun leden, zoals werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties.
* Diensten verricht door instellingen die begeleiding, opvang en re-integratie beogen (bv. voor ex-gedetineerden, alcoholisten).
* Leveringen van goederen en diensten ter verkrijging van financiële steun.
#### 4.2.2 Vrijstelling om sociale of culturele redenen
Deze vrijstellingen zijn ingevoerd omwille van de sociale of culturele waarde van bepaalde handelingen.
* **Medische instellingen:**
* Diensten en leveringen van goederen door ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, klinieken en dispensaria. Vanaf 2016 zijn louter esthetische ingrepen uitgesloten.
* Prestaties die niet eigen zijn aan een ziekenhuis worden uitgesloten, zoals parking, levering van brillen of geneesmiddelen aan personen die niet in het ziekenhuis verblijven.
* Vervoer van zieken of gewonden met speciaal daarvoor uitgerust voertuig. Vervoer van menselijke organen is uitgesloten.
* Levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk.
* **Sport:**
* Diensten verricht door exploitanten van sportinrichtingen aan personen die aan sport doen. Deze moeten zonder winstoogmerk opereren en hun ontvangsten enkel gebruiken om kosten te dekken.
* De vrijstelling kan ook van toepassing zijn op een cafetaria bij een sportinrichting, mits aan enkele voorwaarden is voldaan.
* Diensten aan organisatoren van sportwedstrijden.
#### 4.2.3 Vrijstelling wegens de aard van de handeling
Deze vrijstellingen zijn gebaseerd op de specifieke aard van de verrichte handeling, die als fundamenteel wordt beschouwd en daarom buiten de btw wordt gehouden.
* **Onroerende goederen:**
* De verhuur van onroerende goederen is in principe vrijgesteld.
* Uitzonderingen hierop zijn onder meer:
* Leveringen van nieuwe gebouwen tot 31 december van het tweede jaar volgend op de inbezitneming.
* Verhuur van stalling voor rijtuigen.
* Verhuur van opslagruimte (indien meer dan 50% voor opslag en minder dan 10% voor verkoop).
* Kortdurende verhuur (minder dan zes maanden).
* Verhuur aan een belastingplichtige voor diens economische activiteit, waarvoor opteren voor btw mogelijk is.
* Het opteren voor de toepassing van btw op de verhuur van een gebouw voor economische activiteit is mogelijk voor zowel de verhuurder als de huurder.
* Zakelijke rechten gerelateerd aan onroerende goederen zijn ook vrijgesteld, met uitzondering van diegene die betrekking hebben op nieuwe gebouwen.
* **Verzekeringen en herverzekeringen:**
* Verzekeringen en herverzekeringen, evenals daaraan verbonden diensten, zijn vrijgesteld.
* Diensten van makelaars en lasthebbers in verzekeringen zijn vrijgesteld.
* Schade-experts zijn uitgesloten van deze vrijstelling en hun diensten zijn belastbaar.
* **Bankzaken en financiële diensten:**
* Bankverrichtingen en financiële diensten, zoals het verlenen van kredieten, het ontvangen van deposito's, effectentransacties, bewarings-, betalings- en ontvangstverrichtingen.
* **Postdiensten:**
* De levering van postdiensten door de nationale postoperatoren.
* **Kansspelen, loterijen en weddenschappen:**
* Deze activiteiten zijn vrijgesteld, tenzij ze elektronisch in het buitenland worden aangeboden.
### 4.3 Impact op btw-aftrek
Het type vrijstelling heeft een directe invloed op de mogelijkheid om btw op inkomende handelingen af te trekken:
* **Eigenlijke vrijstellingen:** Wanneer een belastingplichtige handelingen verricht die onder een eigenlijke vrijstelling vallen, verliest hij het recht op aftrek van btw op kosten die rechtstreeks verband houden met deze vrijgestelde handelingen. Dit leidt tot een hogere kostprijs voor de belastingplichtige, aangezien de betaalde btw deel gaat uitmaken van de totale kosten.
* **Oneigenlijke vrijstellingen:** Handelingen die als oneigenlijk vrijgesteld worden beschouwd, beschouwen de btw-wetgeving als activiteiten die buiten de reikwijdte van de btw vallen. Hierdoor blijft het recht op aftrek van btw op inkomende handelingen, die betrekking hebben op deze activiteiten, behouden. Dit is een belangrijk onderscheid dat de fiscale positie van ondernemingen beïnvloedt.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen eigenlijke en oneigenlijke vrijstellingen goed, want dit bepaalt direct of u de btw op uw aankopen kunt recupereren of niet. Concentreer u op de reden *waarom* een handeling vrijgesteld is om te bepalen hoe dit de aftrekbaarheid beïnvloedt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Eigenlijke vrijstellingen | Handelingen waarbij de btw op de inkomende handelingen die rechtstreeks verband houden met de vrijgestelde handeling, niet aftrekbaar is. Deze vrijstellingen zijn gebaseerd op de aard van de economische activiteit of op sociaal-culturele overwegingen. |
| Oneigenlijke vrijstellingen | Deze zijn van toepassing wanneer een belastingplichtige bepaalde handelingen verricht die, hoewel ze economisch van aard zijn, niet onderworpen zijn aan btw. De btw op inkomende handelingen die rechtstreeks verband houden met deze vrijgestelde handelingen is in principe wel aftrekbaar. |
| Hoedanigheid van belastingplichtige | Verwijst naar de specifieke status of het juridische statuut van de persoon of entiteit die de handeling verricht. Bepaalde beroepsgroepen, zoals medische professionals, genieten vrijstellingen vanwege hun hoedanigheid. |
| Sociale of culturele redenen | Vrijstellingen die worden toegekend op basis van het maatschappelijke belang of de culturele waarde van de verrichte handelingen. Voorbeelden zijn onderwijs, gezondheidszorg, kunst en sport. |
| Aard van de handeling | Vrijstellingen die gebaseerd zijn op de inherente aard van de economische activiteit zelf, zoals financiële verrichtingen, verzekeringsdiensten en de verhuur van onroerende goederen (met uitzonderingen). |
| Belastingplichtige zonder recht op aftrek | Een belastingplichtige die handelingen verricht die volledig vrijgesteld zijn van btw, waardoor er geen recht is om de btw op de eigenlijke kosten af te trekken. |
| Gemengde belastingplichtige | Een belastingplichtige die zowel handelingen verricht die recht geven op btw-aftrek als handelingen die daartoe niet gerechtigd zijn. Dit vereist een speciale pro rata berekening voor de aftrek. |
| Onroerende goederen | Gebouwen, gronden en zakelijke rechten die daarmee verband houden. De verhuur van onroerende goederen is in principe vrijgesteld, tenzij er opteert voor btw of specifieke uitzonderingen van toepassing zijn. |
| Zakelijke rechten | Rechten die verbonden zijn aan een goed, zoals een recht van opstal of erfpacht. De overdracht of vestiging van deze rechten kan vrijgesteld zijn van btw, afhankelijk van de specifieke omstandigheden. |
| Optie voor toepassing btw | De mogelijkheid voor belastingplichtigen om vrijwillig btw toe te passen op bepaalde handelingen die normaal gesproken vrijgesteld zouden zijn, zoals de verhuur van onroerende goederen. Dit vereist een overeenkomst tussen verhuurder en huurder. |
Cover
Fiscaal recht.docx
Summary
# Kenmerken en functies van belastingen
Dit onderwerp behandelt de definitie, de essentiële kenmerken, de verschillende soorten en de functies van belastingen in een moderne samenleving.
## 1. Kenmerken van een belasting
Een belasting is een verplichte bijdrage aan de overheid die wordt opgelegd volgens specifieke rechtsregels. Het primaire doel is het financieren van overheidsuitgaven die het algemeen belang dienen. Een cruciaal kenmerk is het ontbreken van een directe, individuele tegenprestatie voor de betaling.
### 1.1 Financieel doel
Belastingen dienen primair om de financiële middelen te vergaren die nodig zijn voor de overheid om haar taken uit te voeren en uitgaven in het algemeen belang te dekken.
### 1.2 Dwingend karakter
Belastingen worden eenzijdig door de overheid opgelegd en zijn afdwingbaar. Het niet voldoen aan de betalingsverplichting kan leiden tot administratieve en strafrechtelijke sancties, zoals boetes of gevangenisstraffen.
### 1.3 Het 'una via'-principe
Dit principe garandeert dat een belastingplichtige niet tweemaal kan worden bestraft voor hetzelfde belastbare feit. Er kan geen combinatie van strafrechtelijke en administratieve sancties worden opgelegd, wat bijdraagt aan de rechtszekerheid en bescherming tegen dubbele bestraffing.
## 2. Verschillende heffingen
### 2.1 Belasting
Een verplichte betaling aan de overheid (federaal, regionaal of lokaal) met als doel algemene overheidsuitgaven te financieren. Er is geen directe tegenprestatie. Voorbeelden zijn personenbelasting, vennootschapsbelasting en btw.
### 2.2 Retributie
Een vergoeding voor een specifiek, geïndividualiseerde dienstverlening door de overheid. De dienstverlening is optioneel en brengt een persoonlijk voordeel met zich mee voor de gebruiker. Voorbeelden zijn parkeergeld of toegangstickets voor een zwembad.
### 2.3 Verhaalbelasting
Een heffing die wordt opgelegd aan een specifieke eigenaar of gebruiker om de kosten te dekken van een publieke investering waaruit hij of zij voordeel geniet.
### 2.4 Urbanisatiebelasting
Een door de gemeente opgelegde heffing ter financiering van infrastructuur (wegen, riolering, nutsvoorzieningen) die noodzakelijk is door nieuwe verkavelingen of bouwprojecten, en die de waarde van eigendommen verhoogt.
### 2.5 Parafiscale bijdragen
Deze bijdragen komen niet terecht in de algemene rijksbegroting, maar financieren specifieke uitgaven, met name sociale uitgaven. Sociale bijdragen worden rechtstreeks ondergebracht bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
#### 2.5.1 Onderscheid belastingen en sociale zekerheidsbijdragen
Vroeger werd gekeken naar het individuele verband tussen bijdrageplichtige en opgebouwde rechten. Nu wordt een ruimere, "collectieve benadering" gehanteerd, waarbij het verband met het collectief van sociaal verzekerden doorslaggevend is.
## 3. Noodzakelijk karakter van belastingen
Belastingen zijn essentieel in een moderne samenleving om de overheid in staat te stellen haar taken te vervullen en het algemeen welzijn van de inwoners te waarborgen.
## 4. Functies van belastingen
Belastingen vervullen drie hoofdfuncties: financieel, economisch en sociaal.
### 4.1 Financiële functie
Dit is de hoofdfunctie van belastingen. Ze vormen de belangrijkste inkomstenbron voor de overheid om haar uitgaven te dekken, zoals pensioenen, gezondheidszorg, sociale zekerheid en onderwijs. De jaarlijkse begroting bespreekt de belastingsopbrengsten en hun bestemming.
### 4.2 Economische functie
Belastingen worden gebruikt om de economie te sturen:
* **Prijsvorming:** Hogere belastingen op een product verhogen de prijs ervan.
* **Spaarwezen:** Stimulering of ontmoediging van sparen via fiscale regelingen voor pensioenkassen en levensverzekeringen.
* **Consumptie:** Een algemene belastingverhoging kan de koopkracht doen dalen en de consumptie verminderen.
* **Investeringen:** Fiscale stimulansen (zoals investeringsaftrek) moedigen investeringen aan. Een investeringsaftrek staat toe een extra percentage van de investering af te trekken van de belastbare winst, waardoor minder vennootschaps- of personenbelasting betaald wordt.
* **Tewerkstelling:** Fiscale mechanismen, zoals vrijstellingen op winsten bij personeelsaangroei, kunnen tewerkstelling aanmoedigen.
### 4.3 Sociale functie
Belastingen kunnen worden ingezet voor herverdeling van inkomen en welvaart:
* **Progressieve belastingen:** Naarmate het inkomen hoger is, stijgt het belastingtarief (bv. personenbelasting). Dit zorgt voor een hogere bijdrage van sterksten in de samenleving.
* **Vermogensbelastingen:** Belastingen die de omvang van bezittingen (bv. huizen) belasten, met hogere heffingen voor grotere vermogens.
## 5. Grondwettelijke beginselen van de belastingheffing
Deze beginselen zijn algemene regels waaraan de overheid zich moet houden bij de belastingheffing.
### 5.1 Legaliteitsbeginsel
Geen belasting kan worden ingevoerd zonder een wettelijke bepaling. Als iets niet in de wet staat, is het niet belastbaar. Een wet, decreet of besluit is altijd vereist. Dit houdt in:
* **Vaststelling belastingssubject en -grondslag:** Wie moet betalen en waarop?
* **Vaststelling tarief:** Hoeveel moet er betaald worden?
* **Vaststelling modaliteiten:** Hoe en wanneer wordt de belasting betaald?
### 5.2 Eenjarigheidsbeginsel
Hoewel belastingwetten voor onbepaalde duur worden ingevoerd, moet de uitvoerende macht elk jaar opnieuw machtiging krijgen om belastingen te heffen op basis van bestaande wetgeving. Dit heeft gevolgen voor de aftrek van kosten in een bepaald jaar.
### 5.3 Gelijkheidsbeginsel
Belastingplichtigen moeten gelijk worden behandeld, tenzij er een objectieve rechtvaardiging is voor een ongelijke behandeling. Deze rechtvaardiging moet redelijk en proportioneel zijn ten opzichte van het nagestreefde doel. Het Grondwettelijk Hof controleert hierop.
## 6. Beginselen en kenmerken die voortvloeien uit de aard van de belastingen
### 6.1 Openbare orde
Het belastingsrecht is een afdwingbare discipline van openbare orde. Burgers kunnen niet afwijken van de belastingwetgeving. Overeenkomsten tussen burgers over wie de belasting daadwerkelijk draagt (bv. huurder betaalt onroerende voorheffing) zijn niet tegenstelbaar aan de fiscus. De fiscus volgt de wet, niet de overeenkomst. Akkoorden met de fiscus (rulings) zijn wel mogelijk over feitelijke kwesties, maar binden de fiscus.
### 6.2 De fiscus is geen derde bij de vestiging, wel bij de invordering
* **Bij vestiging:** De fiscus kijkt naar de feitelijke realiteit (realiteitsbeginsel) en mag de inhoud en datum van overeenkomsten betwisten.
* **Bij invordering:** De fiscus is gebonden door burgerrechtelijke regels die derden beschermen en kan zich beroepen op gemeenrechtelijke vorderingen.
### 6.3 De belastingwet bepaalt zelf wie de schuldenaar is
Burgerrechtelijke overeenkomsten over wie de belasting daadwerkelijk draagt, zijn niet tegenstelbaar aan de fiscus. De schuldenaar is degene van wie de fiscus de betaling eist.
### 6.4 Belastingontduiking is niet toegelaten
Belastingontduiking is een schending van het openbare-ordekarakter van de belastingwet. Het zoeken van de minst belaste weg (belastingvermijding) is toegelaten, mits er geen wettelijke bepalingen worden overtreden en de juridische gevolgen worden gedragen.
### 6.5 Strikte interpretatie van de belastingwet
De interpretatie van belastingwetten moet strikt zijn, rekening houdend met de tekst, de bedoeling van de wetgever en, bij onduidelijkheid, het 'in dubio contra fiscum'-principe (twijfel in het voordeel van de belastingplichtige).
### 6.6 Niet-retroactiviteit van de belastingwet
Belastingwetten werken in principe niet terug in de tijd, tenzij noodzakelijk voor een doelstelling van algemeen belang en expliciet voorzien. Strafwetten kennen een absoluut verbod op retroactiviteit.
### 6.7 Beginselen van behoorlijk bestuur
De fiscus moet zich houden aan gedragsnormen zoals het vertrouwensbeginsel, redelijkheidsbeginsel, rechten van verdediging, motiveringsplicht, zorgvuldigheidsbeginsel en fair play.
### 6.8 Realiteitsbeginsel
De fiscus kijkt bij de vestiging van belastingen naar de werkelijke feiten en omstandigheden, niet enkel naar de formele of contractuele vastleggingen.
### 6.9 Non bis in idem-beginsel
Dit beginsel verhindert dat iemand tweemaal wordt belast voor hetzelfde belastbare feit met hetzelfde doel.
### 6.10 Territorialiteitsbeginsel
Belastingheffing vereist voldoende aanknopingspunten met België (persoonlijk of zakelijk).
### 6.11 Verdragsrecht beheerst het intern fiscaal recht
Internationale en Europese wetgeving, inclusief dubbelbelastingverdragen, hebben voorrang en moeten worden gerespecteerd om dubbele belasting te vermijden.
## 7. Indeling van de belastingen
### 7.1 Naar de heffende overheid
* **Staatsbelastingen:** Geheven door de federale overheid.
* **Regionale belastingen:** Geheven door gemeenschappen en gewesten.
* **Lokale belastingen:** Geheven door provincies, agglomeraties en gemeenten.
* **Supranationale belastingen:** Geheven door supranationale overheden.
### 7.2 Naar de grondslag van de belasting
* **Zakelijke belastingen:** Geheven naar objectieve maatstaven, zonder rekening te houden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige.
* **Persoonlijke belastingen:** Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden (bv. inkomen, gezinssituatie).
* **Kapitaal- of vermogensbelastingen:** Belastingen op vermogen.
* **Inkomstenbelastingen:** Belastingen op inkomen.
* **Specifieke belastingen en belastingen ad valorem:** Specifiek naar de aard van het belastbare feit of naar de waarde ervan.
### 7.3 Naar de wijze van vereffening
* **Vaste belasting:** Een vast bedrag, ongeacht de waarde of omvang.
* **Evenredige belasting:** Een vast percentage van de belastbare grondslag.
* **Progressieve belasting:** Het tarief stijgt naarmate het inkomen of vermogen groter wordt.
### 7.4 Directe en indirecte belastingen
* **Directe belastingen:** Worden geheven op inkomen of vermogen en deren een voortdurende toestand.
* **Inkomstenbelastingen:** Personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting op niet-inwoners.
* **Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen:** Verkeersbelasting, belasting op spelen en weddenschappen, belasting op automatische ontspanningstoestellen, belasting op inverkeerstelling, kilometerheffing voor zware vrachtwagens.
* **Indirecte belastingen:** Worden geheven op transacties (bv. consumptie) en deren een voorbijgaand feit.
* **Verbruik:** Douanerechten, accijnzen, verpakkingsheffing, milieuheffing.
* **Rechtsverkeer:** Belasting over de toegevoegde waarde (btw), erfbelasting, hypotheek- en griffierechten, diverse rechten en taksen.
## 8. De administratieve inrichting
De inning en invordering van belastingen is geregeld in een algemeen wetboek, terwijl andere fiscale aspecten verspreid zijn over specifieke belastingswetten. De Hoge Raad van Financiën adviseert de minister van Begroting. De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) voert het beleid inzake Vlaamse fiscaliteit uit en verstrekt voorafgaande beslissingen (rulings).
### 8.1 Fiscale procedure
De fiscale procedure omvat onder andere de aangifteplicht, het vermoeden van juistheid van de aangifte (met bewijslastverdeling), belastingaftrekken, -vrijstellingen en -verminderingen. De aangiftetermijnen en de gevolgen van niet-aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte (sancties) zijn cruciaal.
## 9. Onderzoek en controle
De fiscus beschikt over diverse onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van de belastingplichtige zelf (vragen om inlichtingen, plaatsbezoek) en ten aanzien van derden. Er zijn beperkingen op deze bevoegdheden, zoals het verbod op 'fishing expeditions' en de respectering van de privacy. Het bankgeheim kent uitzonderingen in geval van belastingontduiking.
### 9.1 Onderzoeksbevoegdheden t.a.v. de belastingplichtige zelf
* **Vraag om inlichtingen:** Vragen moeten fiscaal relevant en gericht zijn. Er geldt een antwoordtermijn.
* **Plaatsbezoek/visitatierecht:** Toegang tot beroepslokalen tijdens uren van activiteit. Voor particuliere woningen is een gemotiveerde machtiging van de politierechter nodig en mag dit enkel tussen 5u en 21u.
### 9.2 Onderzoek bij derden
De fiscus kan inlichtingen opvragen bij derden met een professionele band met de belastingplichtige. Spontane meldingen van instanties (bv. Kansspelcommissie) of particulieren ('klikbrieven') kunnen aanleiding geven tot verder onderzoek.
### 9.3 Fiscaal bankgeheim
Het bankgeheim kan worden doorbroken indien er aanwijzingen zijn van belastingontduiking, in de geschillenprocedure, of in de invorderingsprocedure.
### 9.4 Onderzoekstermijnen
De duur van de onderzoeksbevoegdheden is gekoppeld aan de aanslagtermijnen. Bij tijdige en correcte aangifte geldt een termijn van drie jaar. Bij geen of laattijdige aangifte kan dit oplopen tot vier jaar.
## 10. Betwisting en invordering
### 10.1 Administratieve fase
Bij onenigheid kan de belastingplichtige bezwaar aantekenen bij de fiscus. Indien er geen akkoord wordt bereikt, kan een fiscale bemiddeling worden ingeschakeld.
### 10.2 Gerechtelijke fase
Indien de administratieve procedures niet tot een oplossing leiden, kan een gerechtelijke procedure worden gestart bij de bevoegde rechtbank.
### 10.3 Invordering
De inning van belastingen gebeurt na verzending van het aanslagbiljet. Bij niet-betaling kunnen uitstel van betaling, kwijtschelding, onbeperkt uitstel van invordering, of gedwongen invordering (beslag) volgen. De fiscus geniet bijzondere invorderingswaarborgen zoals voorrechten en hypotheken.
## 11. Inkomstenbelastingen - Personenbelasting
### 11.1 Belastingplichtigen
* **Rijksinwoners:** Natuurlijke personen met woonplaats of zetel van fortuin in België. Zij worden belast op hun wereldwijd inkomen.
* **Niet-inwoners:** Worden belast op hun Belgische inkomsten.
### 11.2 Soorten inkomsten
* Onroerende inkomsten
* Roerende inkomsten
* Beroepsinkomsten
* Diverse inkomsten
Belasting is verschuldigd op het netto-inkomen, maar in de aangifte worden brutobedragen opgenomen.
### 11.3 Belastbaar tijdperk en aanslagjaar
Het belastbaar tijdperk is het jaar waarin de inkomsten werden verkregen (meestal gelijk aan het kalenderjaar). Het aanslagjaar is het jaar dat volgt op het belastbare tijdperk.
### 11.4 Individuele of gemeenschappelijke aanslag
Echtgenoten en wettelijk samenwonenden worden in beginsel gezamenlijk belast, tenzij in het jaar van samenwoning, huwelijk, scheiding of overlijden specifieke regels van toepassing zijn. Feitelijk samenwonenden worden als alleenstaanden belast.
### 11.5 Berekening van de belasting
De belasting wordt berekend op basis van progressieve tarieven, waarbij de belastbare grondslag wordt opgedeeld in schijven met oplopende tarieven. De belastingvrije som en verhogingen daarvan (bv. voor kinderen ten laste, handicaps) verminderen de belastbare basis. Belastingverminderingen worden van de verschuldigde belasting afgetrokken, terwijl belastingkredieten terugbetaalbaar kunnen zijn indien ze hoger zijn dan de verschuldigde belasting.
## 12. Onroerende inkomsten
De belastbare onroerende inkomsten worden berekend op basis van het (geïndexeerde) kadastraal inkomen (KI). Voor de eigen woning geldt een vrijstelling. Bij verhuur wordt het KI belast, rekening houdend met de huurprijs en eventuele huurvoordelen, met een minimumterugval op het geïndexeerd KI.
## 13. Bezoldigingen van werknemers
Bezoldigingen van werknemers omvatten lonen, wedden, voordelen van alle aard en bepaalde vergoedingen. Kosten eigen aan de werkgever die forfaitair of werkelijk worden terugbetaald, zijn in principe niet belastbaar voor de werknemer, mits bepaalde voorwaarden en maxima. Woon-werkverkeer kan deels vrijgesteld zijn, afhankelijk van het vervoersmiddel en de tussenkomst van de werkgever. Loonbonussen en andere voordelen van alle aard kunnen ook specifieke fiscale regels volgen. Werkelijke beroepskosten kunnen worden afgetrokken van de belastbare bezoldigingen, mits deze noodzakelijk, gedragen in het belastbare tijdperk, gericht op het verkrijgen van belastbare inkomsten, en aantoonbaar zijn. Er bestaat ook een kostenforfait dat automatisch wordt toegepast indien geen werkelijke kosten worden bewezen.
## 14. Vennootschapsbelasting
De belastbare winst in de vennootschapsbelasting wordt vastgesteld op basis van de boekhoudkundige winst, waarna fiscale correcties worden toegepast. Deze correcties kunnen betrekking hebben op verworpen uitgaven (kosten die fiscaal niet aftrekbaar zijn), uitgekeerde dividenden en andere inkomsten, zoals de aftrek voor innovatie-inkomsten en investeringsaftrek. Er geldt een tarief van 25%, met een verlaagd tarief van 20% voor kleine vennootschappen onder bepaalde voorwaarden.
## 15. BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde)
BTW is een indirecte verbruiksbelasting op leveringen van goederen en diensten, die neutraal is voor ondernemingen door het recht op aftrek van betaalde btw. De uiteindelijke belastingdrager is de eindconsument. De werking van btw berust op het principe dat elke schakel in de keten btw aanrekent aan zijn klant (uitgaande btw) en betaalde btw mag aftrekken (inkomende btw), waardoor enkel btw op de eigen toegevoegde waarde wordt gedragen. De plaats van levering of dienstbepaling bepaalt het toepasselijke btw-recht. Verschillende tarieven zijn van toepassing (6%, 12%, 21%). De herziening van de btw-aftrek is relevant wanneer de bestemming van goederen of diensten wijzigt binnen een bepaalde periode.
---
# Grondwettelijke beginselen van belastingheffing en algemene principes van fiscaal recht
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de grondwettelijke beginselen van belastingheffing en algemene principes van fiscaal recht.
## 2. Grondwettelijke beginselen van belastingheffing en algemene principes van fiscaal recht
Dit onderdeel behandelt de fundamentele rechtsprincipes die van toepassing zijn op de belastingheffing, zowel die expliciet in de Grondwet zijn vastgelegd als die voortvloeien uit de aard van het belastingrecht.
### 2.1 Grondwettelijke beginselen van belastingheffing
Deze beginselen zijn de algemenere regels waar de overheid zich aan moet houden bij het opleggen van belastingen.
#### 2.1.1 Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel stelt dat er geen belasting mag worden ingevoerd zonder een duidelijke wettelijke basis. Dit betekent dat een belastingplichtige enkel belastbaar is indien de wet, een decreet of een besluit hierin voorziet. Het principe van principele belastingsvrijdom impliceert dat men in principe niet belastbaar is tenzij de wet dit expliciet bepaalt. Dit beginsel heeft drie facetten bij de invoering van een belasting:
* **Vaststelling van het belastingssubject en de grondslag:** wie moet betalen en waarop wordt geheven?
* **Vaststelling van het tarief:** hoeveel moet er betaald worden?
* **Vaststelling van de modaliteiten:** hoe en wanneer wordt de belasting betaald?
De administratie is gebonden aan de wet en niet aan omzendbrieven of interne richtlijnen die niet wettelijk verankerd zijn. Kwijtschelding of vermindering van belastingen kan niet zomaar worden gevraagd en is enkel mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Het voorzienbaarheidsbeginsel vereist dat wetten duidelijk zijn en consequent worden toegepast.
#### 2.1.2 Eenjarigheidsbeginsel
Hoewel belastingwetten in principe voor onbepaalde duur worden ingevoerd, moet de uitvoerende macht jaarlijks opnieuw machtiging krijgen om belastingen te heffen op basis van bestaande wetgeving. Dit heeft tot gevolg dat belastingen en de aftrek van kosten doorgaans betrekking hebben op het inkomen van een specifiek jaar.
* **Gevolg voor personenbelasting:** aangifte wordt één keer per jaar ingediend voor de inkomsten van dat jaar.
* **Gevolg voor vennootschapsbelasting:** kosten kunnen enkel worden afgetrokken in het boekjaar waarin ze zijn ontstaan en mogen niet worden meegenomen naar een vorig of volgend jaar.
#### 2.1.3 Gelijkheidsbeginsel
Dit beginsel vereist dat alle burgers in gelijke omstandigheden gelijk moeten worden behandeld. In het fiscaal recht is dit echter genuanceerd: belastingsplichtigen mogen ongelijk worden behandeld, mits dit gebeurt op basis van een objectief criterium (neutraal en algemeen) en met een redelijke motivering. De middelen die worden ingezet om een bepaald doel te bereiken, moeten in verhouding staan tot dat doel.
Het Grondwettelijk Hof controleert de gelijkheid. Een prejudiciële vraag kan leiden tot schorsing of vernietiging van een wet, wat geldt voor iedereen en niet enkel tussen de partijen van de zaak. Koninglijke besluiten en ministeriële besluiten kunnen door de gewone rechter worden getoetst op ongelijkheid.
### 2.2 Beginselen die voortvloeien uit de aard van de belastingen en het recht in het algemeen
Naast de grondwettelijke beginselen zijn er ook algemene principes die het fiscaal recht beheersen.
#### 2.2.1 Openbare orde
Het belastingrecht is van openbare orde, wat betekent dat men er niet van kan afwijken door overeenkomsten te sluiten. De wet bepaalt wie moet betalen. Bijvoorbeeld, hoewel de huurder in een handelshuurovereenkomst de onroerende voorheffing kan betalen, blijft de verhuurder aansprakelijk tegenover de fiscus. Overeenkomsten kunnen wel worden gesloten over feitelijke kwesties, zoals de precieze omvang van een beroepsmatig gebruik van een woning. Een *ruling* (voorafgaande beslissing van de fiscus) is bindend voor de administratie en biedt rechtszekerheid.
#### 2.2.2 De fiscus als partij bij de vestiging versus de invordering
Bij de **vestiging** van belastingen is de fiscus geen derde partij. Hij mag de inhoud en datum van overeenkomsten betwisten en kijkt naar de feitelijke realiteit boven de contractuele vorm (realiteitsbeginsel).
Bij de **invordering** van belastingen is de fiscus wel een derde partij en moet hij de burgerrechtelijke regels respecteren die derden beschermen. Hij kan zich beroepen op specifieke vorderingen zoals de zijdelingse vordering (art. 5.242 BW) of de actio pauliana (art. 5.243 BW). Tegenbrieven die niet geregistreerd zijn of geen vaste datum hebben, zijn niet tegenstelbaar aan de fiscus.
#### 2.2.3 De belastingwet bepaalt zelf de schuldenaar
De belastingwet bepaalt zelf wie de directe schuldenaar is van de belasting. Burgerlijke overeenkomsten hierover binden de fiscus niet. De schuldenaar en de belastingdrager zijn niet altijd dezelfde persoon. De schuldenaar is de persoon van wie de fiscus de betaling kan eisen.
#### 2.2.4 Belastingontduiking is niet toegestaan – de keuze van de minst belaste weg is toegelaten
* **Belastingontduiking** is in strijd met het openbare-ordekarakter van de belastingwet en tracht aan een verschuldigde belasting te ontsnappen.
* **Belastingvermijding** omvat het opzetten van juridische constructies om minder belastingen te betalen. Het Brepols arrest stelt dat het zoeken van de minst belaste weg toegelaten is, op voorwaarde dat er geen wettelijke bepaling wordt overtreden en de juridische gevolgen van de gekozen weg worden gedragen.
#### 2.2.5 Strikte interpretatie van de belastingwet
De interpretatie van belastingwetten gebeurt stapsgewijs:
1. **Tekstuele interpretatie:** De letterlijke betekenis van de woorden wordt gezocht, rekening houdend met de context en strikt bij de tekst blijvend.
2. **Historische interpretatie:** Als de tekst onduidelijk is, wordt de bedoeling van de wetgever gezocht in de voorbereidende stukken.
3. **'In dubio contra fiscum':** Als de onduidelijkheid blijft bestaan, wordt de twijfel opgelost in het voordeel van de belastingplichtige.
#### 2.2.6 Niet-retroactiviteit van de belastingwet
Belastingwetten hebben geen terugwerkende kracht, tenzij dit noodzakelijk is voor een doelstelling van algemeen belang. Strafwetten kennen een absoluut verbod op retroactiviteit. Koningsbesluiten en ministeriële besluiten hebben geen terugwerkende kracht, tenzij een wettelijke uitzondering dit bepaalt. Wetten treden in werking op de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad, tenzij anders bepaald.
#### 2.2.7 Beginselen van behoorlijk bestuur
De fiscus moet zich houden aan gedragsnormen zoals het vertrouwensbeginsel, redelijkheidsbeginsel, rechten van verdediging, de motiveringsplicht, zorgvuldigheidsbeginsel en fair play.
#### 2.2.8 Realiteitsbeginsel
De fiscus kijkt bij de vestiging van belastingen naar de werkelijk gestelde handelingen en feiten, en niet enkel naar de formele of contractuele vastleggingen. De juridische werkelijkheid primeert, maar de wetgever kan de economische werkelijkheid laten primeren. Het beginsel geldt ook voor illegale activiteiten, die belastbaar zijn.
#### 2.2.9 Non bis in idem beginsel
Dit beginsel verhindert dat één belastingplichtige voor eenzelfde belastbaar feit meer dan één keer wordt getroffen door dezelfde belasting met hetzelfde doel. De rechtspraak heeft echter geoordeeld dat bijvoorbeeld de leegstandsheffing en de onroerende voorheffing, hoewel beide betrekking hebbend op een ongebruikt pand, verschillende doelen dienen en dus niet strijdig zijn met dit beginsel.
#### 2.2.10 Territorialiteitsbeginsel
Om door België belast te kunnen worden, moeten er voldoende aanknopingspunten met België zijn (personele of zakelijke aanknoping).
#### 2.2.11 Verdragsrecht beheerst het intern fiscaal recht
Europese en internationale wetgeving, zoals dubbelbelastingverdragen, hebben voorrang op het intern fiscaal recht om dubbele belasting te vermijden.
### 2.3 Indeling van belastingen
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, onder meer naar de heffende overheid.
#### 2.3.1 Naar de heffende overheid
* **Staatsbelastingen:** Geheven door de federale overheid.
* **Regionale belastingen:** Geheven door de gemeenschappen en gewesten.
* **Lokale belastingen:** Geheven door provincies, agglomeraties en gemeenten.
* **Supranationale belastingen:** Geheven door supranationale overheden.
* **Publiekrechtelijke lichamen:** Belastingen geheven door publiekrechtelijke instellingen met een opdracht van algemeen belang.
#### 2.3.2 Naar de grondslag van de belasting
* **Zakelijke en persoonlijke belastingen:** Zakelijke belastingen heffen naar objectieve maatstaven, terwijl persoonlijke belastingen rekening houden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige.
* **Kapitaal- of vermogensbelastingen en inkomstenbelastingen:** De ene belast op vermogen, de andere op inkomen.
* **Specifieke belastingen en belastingen ad valorem:** Specifieke belastingen zijn gekoppeld aan de aard van het belastbaar feit, ad valorem belastingen aan de waarde ervan.
* **Naar de wijze van vereffening:**
* **Vaste belasting:** Een vast bedrag, ongeacht hoeveelheid of waarde.
* **Evenredige belasting:** Een vast percentage (bv. btw).
* **Progressieve belasting:** Het tarief stijgt met het inkomen (bv. personenbelasting).
#### 2.3.3 Directe en indirecte belastingen
* **Directe belastingen:** Betreffen een voortdurende of permanente toestand.
* **Inkomstenbelastingen:** Personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting op niet-inwoners.
* **Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen:** Verkeersbelasting, belasting op spelen en weddenschappen, belasting op automatische ontspanningstoestellen, belasting op inverkeerstelling, kilometerheffing voor zware vrachtwagens, deelneming werknemers in winst/kapitaal vennootschap.
* **Indirecte belastingen:** Betreffen een voorbijgaand feit, vaak gerelateerd aan verbruik of transacties.
* **Verbruik van goederen:** Douanerechten, accijnzen, verpakkings- en milieuheffingen.
* **Op het rechtsverkeer:** Belasting over de toegevoegde waarde (btw), erfbelasting, hypotheek- en griffierechten, diverse rechten en taksen.
### 2.4 Administratieve inrichting en fiscale procedure
* **De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL)** speelt een rol bij de uitvoering van het beleid inzake Vlaamse fiscaliteit en verstrekt onder andere rulings.
* **Fiscale procedure:** Verschillende termijnen zijn van belang (aanslagjaar, inkomstenjaar, boekjaar). De procedure omvat aangifteverplichtingen, bewijslastverdeling, en de regels rond belastingaftrekken, -vrijstellingen en -verminderingen.
* **Sancties:** Bij niet-aangifte, laattijdige aangifte of onjuiste aangifte kunnen ambtshalve aanslagen, administratieve sancties of strafrechtelijke sancties volgen.
* **Onderzoek en controle:** De fiscus beschikt over onderzoeksbevoegdheden zoals vragen om inlichtingen, plaatsbezoeken en onderzoek bij derden.
* **Onderzoekstermijnen:** De duur van deze bevoegdheden is gekoppeld aan de aanslagtermijnen.
* **Vestigingsproces:** De belastbare grondslag wordt vastgesteld via de aangifte, een wijzigingsprocedure of een ambtshalve procedure.
* **Betwisting:** Na administratieve procedures (bezwaarprocedure, fiscale bemiddeling) kan een gerechtelijke procedure worden gestart.
* **Inning:** Belastingen moeten tijdig betaald worden. Bij niet-betaling kunnen uitstel van betaling, kwijtschelding, gedwongen invordering of bijzondere invorderingswaarborgen worden toegepast.
### 2.5 Belastingontwijking en -ontduiking
* **Belastingontduiking** is het wederrechtelijk ontlopen van belasting.
* **Belastingvermijding** is het legaal minimaliseren van belastingdruk, vaak door gebruik te maken van de minst belaste weg, wat toegelaten is zolang de wet niet wordt overtreden.
### 2.6 Diverse beginselen
* **Formele en materiële neutraliteit:** Gelijke fiscale behandeling van gelijke gevallen.
* **Economische neutraliteit:** Belastingen mogen de economische beslissingen niet onredelijk verstoren.
* **Rechtszekerheid:** Duidelijke en voorspelbare fiscale wetgeving.
Dit overzicht van de grondwettelijke beginselen en algemene principes van fiscaal recht vormt de basis voor het begrijpen van de Belgische belastingwetgeving.
---
# Indeling van belastingen en de personenbelasting
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de indeling van belastingen en een gedetailleerde analyse van de personenbelasting.
## 3. Indeling van belastingen en de personenbelasting
### 3.1 Kenmerken en soorten belastingen
Belastingen zijn verplichte betalingen aan de overheid met als doel de overheidsuitgaven te financieren. Ze onderscheiden zich van retributies (vergoeding voor specifieke diensten) en verhaalbelastingen (dekking van kosten voor specifieke begunstigden). Parafiscale bijdragen, zoals sociale bijdragen, worden gefinancierd voor specifieke uitgaven, niet voor algemene overheidsuitgaven.
#### 3.1.1 Kenmerken van een belasting
* **Financieel doel:** Dekken van overheidsuitgaven.
* **Geen rechtstreekse tegenprestatie:** Burgers ontvangen geen individuele dienst in ruil voor hun betaling.
* **Dwingend karakter:** Eenzijdig opgelegd door de overheid.
* **Sancties:** Mogelijk bij niet-naleving (administratief en strafrechtelijk).
* **Una via principe:** Slechts één sanctie is mogelijk per overtreding.
#### 3.1.2 Indeling van belastingen
Belastingen kunnen worden ingedeeld op basis van verschillende criteria:
* **Belastingheffende overheid:**
* **Staatsbelastingen:** Geheven door de federale overheid.
* **Regionale belastingen:** Geheven door gemeenschappen en gewesten.
* **Lokale belastingen:** Geheven door provincies, gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
* **Supranationale belastingen:** Geheven door supranationale overheden.
* **Belastingen door publiekrechtelijke instellingen:** Geheven door instellingen met een specifieke publieke opdracht.
* **Grondslag van de belasting:**
* **Zakelijke belastingen:** Geheven naar objectieve maatstaven, zonder rekening te houden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige.
* **Persoonlijke belastingen:** Rekening houdend met de persoonlijke toestand van de belastingplichtige (bv. inkomen, gezinstoestand).
* **Kapitaal- of vermogensbelastingen:** Geheven op vermogen.
* **Inkomstenbelastingen:** Geheven op inkomsten.
* **Specifieke belastingen:** Geheven op basis van de aard van het belastbaar feit.
* **Ad valorem belastingen:** Geheven op basis van de waarde van het belastbaar feit.
* **Wijze van vereffening:**
* **Vaste belasting:** Een vast bedrag, onafhankelijk van waarde of omvang.
* **Evenredige belasting:** Een vast percentage van het belastbaar bedrag (bv. BTW).
* **Progressieve belasting:** Het tarief stijgt naarmate het belastbaar inkomen hoger is (bv. personenbelasting).
* **Directe en indirecte belastingen:**
* **Directe belastingen:** Treffen de belastingplichtige rechtstreeks.
* **Inkomstenbelastingen:** Personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting op niet-inwoners.
* **Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen:** Verkeersbelasting, belasting op spelen en weddenschappen, belasting op automatische ontspanningstoestellen, belasting op inverkeerstelling, kilometerheffing voor zware vrachtwagens.
* **Indirecte belastingen:** Worden door de overheid geheven op transacties en worden doorberekend aan de eindconsument.
* **Verbruik van goederen:** Douanerechten, accijnzen, verpakkingsheffing, milieuheffing.
* **Rechtsverkeer:** Belasting over de toegevoegde waarde (BTW), erfbelasting, hypotheek- en griffierechten.
### 3.2 Grondwettelijke beginselen van de belastingheffing
De overheid dient zich bij belastingheffing te houden aan bepaalde grondwettelijke beginselen:
* **Legaliteitsbeginsel:** Geen belasting kan worden ingevoerd zonder wettelijke bepaling. De wetgever bepaalt het belastbaar subject, de grondslag, het tarief en de modaliteiten.
* **Eenjarigheidsbeginsel:** Hoewel belastingwetten voor onbepaalde duur worden ingevoerd, moet de uitvoerende macht jaarlijks machtiging krijgen om belastingen te heffen.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Belastingplichtigen mogen ongelijk worden behandeld mits er een objectief criterium is en de ongelijke behandeling een redelijke verwoording heeft. Het Grondwettelijk Hof controleert hierop.
* **Non bis in idem beginsel:** Vermijdt dubbele belasting voor hetzelfde belastbaar feit met hetzelfde doel.
* **Territorialiteitsbeginsel:** Er moeten voldoende aanknopingspunten met België zijn om belastbaar te zijn.
* **Verdragsrecht beheerst het intern fiscaal recht:** Internationale en Europese wetgeving dient te worden gerespecteerd.
### 3.3 De personenbelasting
De personenbelasting (PB) treft de natuurlijke personen die fiscaal in België gevestigd zijn.
#### 3.3.1 Belastbare materie
De PB wordt geheven op het netto-inkomen, dat bestaat uit vier categorieën:
* Onroerende inkomsten
* Roerende inkomsten
* Beroepsinkomsten
* Diverse inkomsten
Het bruto-inkomen wordt aangegeven, waarna aftrekbare kosten worden afgetrokken om tot het netto-inkomen te komen.
#### 3.3.2 Belastingssubjecten en aangifte
* **Rijksinwoners:** Natuurlijke personen met woonplaats of zetel van fortuin in België. Zij zijn belastbaar op hun wereldwijd inkomen.
* **Aangifte:** Rijksinwoners zijn verplicht aangifte te doen. Echtgenoten en wettelijk samenwonenden kunnen een gezamenlijke of afzonderlijke aangifte indienen, afhankelijk van de fiscale situatie (bv. huwelijk, scheiding). Feitelijk samenwonenden worden als alleenstaanden belast. Weduwen/weduwnaars hebben een keuze. Alleenstaanden dienen een individuele aangifte in.
* **Aanslagjaar:** Het jaar waarin de belasting wordt vastgesteld, volgend op het inkomstenjaar (belastbaar tijdperk).
#### 3.3.3 Berekening van de belasting
De personenbelasting wordt berekend op basis van progressieve tarieven. Elk individu heeft recht op een belastingvrije som en mogelijke verhogingen daarvan (bv. voor kinderen ten laste, handicap, alleenstaande ouderschap).
* **Belastingvrije som:** Een deel van het inkomen dat niet belast wordt. Er is een basisbedrag, dat kan worden verhoogd voor diverse situ heden.
* **Belastingvermindering:** Een bedrag dat wordt afgetrokken van de berekende belasting, waardoor de belastingschuld vermindert.
#### 3.3.4 De aangifte personenbelasting
De aangifte dient verplicht elektronisch te gebeuren. Er zijn specifieke termijnen voor het indienen van de aangifte, afhankelijk van het type aangifte (papier, elektronisch, complex). Niet-naleving kan leiden tot sancties, zoals ambtshalve aanslagen en belastingverhogingen.
#### 3.3.5 Onderzoek, controle en sancties
De fiscale administratie heeft diverse onderzoeksbevoegdheden om de juistheid van de aangifte te controleren. Dit omvat vragen om inlichtingen, plaatsbezoeken en onderzoek bij derden. Bij niet-naleving of fraude kunnen administratieve en strafrechtelijke sancties worden opgelegd.
#### 3.3.6 Betwisting van de aanslag
Belastingplichtigen kunnen bezwaar aantekenen tegen een aanslag via een administratieve procedure. Indien geen akkoord wordt bereikt, kan een gerechtelijke procedure worden gestart.
#### 3.3.7 Betaling van de belasting
De belasting moet worden betaald binnen een bepaalde termijn na ontvangst van het aanslagbiljet. Bij laattijdige betaling zijn nalatigheidsintresten verschuldigd. Er kunnen mogelijkheden zijn voor uitstel van betaling of kwijtschelding in uitzonderlijke gevallen.
### 3.4 Inkomsten uit onroerende goederen
De inkomsten uit onroerende goederen, zowel in België als in het buitenland, worden in principe meegeteld in de personenbelasting. Het kadastraal inkomen (KI) vormt de basis voor de berekening, dat jaarlijks wordt geïndexeerd. De eigen woning is sinds AJ 2015 vrijgesteld in de personenbelasting, maar wel belastbaar voor de onroerende voorheffing.
### 3.5 Bezoldigingen van werknemers
Bezoldigingen van werknemers omvatten eigenlijke bezoldigingen, voordelen van alle aard (VAA), en bepaalde vergoedingen bij stopzetting van de arbeid. Kosten eigen aan de werkgever die door de werknemer worden voorgeschoten en niet belastbaar zijn, komen ook in aanmerking. Er zijn specifieke regels voor forfaitaire vergoedingen (bv. dagvergoedingen, kilometervergoedingen) en vrijstellingen (bv. woon-werkverkeer, loonbonus, pc-bonus). Werknemers kunnen kiezen tussen werkelijke of forfaitaire beroepskosten om af te trekken van hun bruto-inkomen.
### 3.6 Uitgaven die recht geven op een belastingvermindering
Bepaalde uitgaven, zoals giften, kosten voor kinderopvang, pensioensparen, en investeringen in werkgeversaandelen of aandelen van startende ondernemingen, geven recht op een federale belastingvermindering. Deze verminderingen verlagen de verschuldigde belasting.
### 3.7 Vennootschapsbelasting: Karakteristieken en belastbare basis
De vennootschapsbelasting (VenB) wordt geheven op de belastbare winst van vennootschappen. De boekhoudkundige winst vormt het uitgangspunt, waarop fiscale correcties worden toegepast. De belastbare materie wordt afgebakend per belastbaar tijdperk (boekjaar).
#### 3.7.1 Belastbare basis
De belastbare winst wordt verkregen door de boekhoudkundige winst aan te passen met verworpen uitgaven, uitgekeerde dividenden en andere fiscale correcties. Er zijn diverse aftrekposten en verminderingen (bv. DBI-aftrek, investeringsaftrek) die de belastbare winst kunnen verminderen.
#### 3.7.2 Tarieven en voorafbetalingen
Het normale tarief van de vennootschapsbelasting is momenteel 25%. Een verlaagd tarief van 20% is mogelijk voor kleine vennootschappen onder bepaalde voorwaarden. Vennootschappen zijn verplicht voorafbetalingen te doen om een vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen te vermijden.
### 3.8 Belasting over de toegevoegde waarde (BTW)
BTW is een indirecte verbruiksbelasting die wordt geheven op leveringen van goederen en diensten. Het systeem is ontworpen om neutraal te zijn voor ondernemingen door middel van een recht op aftrek van de betaalde BTW op hun aankopen. Enkel de eindconsument draagt de BTW effectief.
#### 3.8.1 Belastingplichtigen en belastbare handelingen
Iedereen die een economische activiteit verricht, kan BTW-plichtig zijn. Belastbare handelingen omvatten leveringen van goederen, diensten en invoer van goederen. De plaats van levering of dienstbepaling bepaalt welk BTW-recht van toepassing is.
#### 3.8.2 Tarieven en recht op aftrek
Er zijn verschillende BTW-tarieven (6%, 12% en 21%), afhankelijk van het product of de dienst. Het recht op aftrek van de betaalde BTW is cruciaal en is gekoppeld aan de bestemming van de goederen en diensten (bestemd voor btw-belastbare handelingen). Herzieningen van de aftrek zijn mogelijk indien de bestemming van goederen wijzigt binnen een bepaalde termijn.
---
# Vennootschapsbelasting en de btw
Dit document biedt een diepgaande analyse van de vennootschapsbelasting en de btw, met aandacht voor de grondbeginselen, specifieke regels en praktijkvoorbeelden.
## 4. Vennootschapsbelasting en de btw
Dit onderwerp behandelt de kernaspecten van de vennootschapsbelasting, waaronder de karakteristieken, belastbare grondslag, tarieven en de verschillende bewerkingen voor het bepalen van de fiscale winst. Ook de btw wordt uitgebreid behandeld, met aandacht voor het neutrale karakter, de rol van de belastingplichtige en -drager, de werking, belastbare handelingen en de plaats van levering.
### 4.1 Vennootschapsbelasting
#### 4.1.1 Karakteristieken van de vennootschapsbelasting
Het vertrekpunt voor de vennootschapsbelasting is de boekhoudkundige winst, waarop fiscale correcties worden toegepast om de fiscale winst te bepalen. Jaarrekeningen, die publiek beschikbaar zijn, vormen de basis.
* **Boekhoudrecht als basis:** De belastbare winst wordt vastgesteld volgens de regels van het boekhoudrecht, tenzij de fiscale wet anders bepaalt.
* **Jaarrekeningen:** Bevatten de identificatie van de entiteit, balans, resultatenrekening, toelichting, jaarverslag en eventueel het verslag van de commissaris.
* **Balans:** Een momentopname van de bezittingen (activa) en schulden/eigen vermogen (passiva) op een specifieke datum. Vaste activa zijn minder liquide dan vlottende activa. Activa en passiva moeten steeds gelijk zijn.
* **Resultatenrekening:** Een overzicht van de opbrengsten en kosten gedurende een boekjaar, leidend tot de winst of het verlies van het boekjaar.
* **Fiscale winstbepaling:** De boekhoudkundige winst wordt gecorrigeerd om de fiscale winst te berekenen. Dit omvat aanpassingen op niveau van kosten, opbrengsten en resultaatverwerking, zoals verworpen uitgaven en uitgekeerde dividenden.
* **Bewerkingen voor fiscale winst:**
1. **Fiscale winst:** Verkregen door de wijziging in belastbare reserves, verworpen uitgaven en uitgekeerde dividenden.
2. **Omdeling naar oorsprong:** Opsplitsing van inkomsten (Belgisch/buitenlands) voor correcte aftrekberekening.
3. **Aftrek van buitenlandse winsten en vrijgestelde elementen:** Winsten die België niet mag belasten (bv. door verdragen) worden eerst afgetrokken.
4. **DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten):** Winsten die al belast zijn (bv. dividenden tussen dochter- en moedermaatschappijen) worden grotendeels vrijgesteld.
5. **Aftrek voor innovatie-inkomsten:** Deel van de winst gerelateerd aan innovaties mag worden afgetrokken.
6. **Investeringsaftrek:** Extra aftrek voor investeringen in bv. machines of milieuvriendelijke apparatuur.
7. **Aftrek van groepsbijdrage:** Mogelijkheid om winst door te schuiven binnen een groep.
* **Overdraagbare aftrekken:** Na bewerkingen 1 t.e.m. 7 kunnen overdraagbare DBI-aftrek, innovatie-aftrek, verliezen en aftrek voor risicokapitaal worden afgetrokken, beperkt tot 1.000.000 euro plus 70% van de winst boven 1.000.000 euro.
* **Verworpen uitgaven:** Kosten die boekhoudkundig wel aftrekbaar zijn, maar fiscaal niet of slechts gedeeltelijk. Belangrijke voorbeelden met aftrekbaarheidspercentages (en percentages verworpen uitgaven):
* Belastingen en geldboeten: 0% aftrekbaar (100% verworpen).
* Receptiekosten: 50% aftrekbaar (50% verworpen). Uitzonderingen: reclameartikelen (100% aftrekbaar) en stalen (100% aftrekbaar).
* Relatiegeschenken: 50% aftrekbaar (50% verworpen). Uitzonderingen: reclameartikelen (100% aftrekbaar) en stalen (100% aftrekbaar).
* Restaurantkosten: 69% aftrekbaar (31% verworpen). Uitzondering: vertegenwoordigers uit de voedingssector bij zakelijke lunches (100% aftrekbaar).
* Kosten voor niet-specifieke beroepskledij: 100% aftrekbaar.
* Sociale voordelen (bv. hospitalisatieverzekering): Aftrekbaarheid afhankelijk van specifieke regels.
* Niet verantwoorde kosten: 0% aftrekbaar (100% verworpen).
* Autokosten: Aftrekbaarheid wordt berekend op basis van een formule die rekening houdt met de gemiddelde CO2-uitstoot van het Belgisch wagenpark, de specifieke CO2-uitstoot van de wagen en de eventuele persoonlijke bijdrage van de werknemer. De aftrekbaarheid van fossiele brandstofwagens daalt geleidelijk, met 0% vanaf 2026. Elektrische wagens zijn momenteel fiscaal voordeliger.
* **Uitgekeerde dividenden:** Winst die wordt uitgekeerd aan aandeelhouders.
* **Standaardtarief:** 30% roerende voorheffing.
* **VVPR-bis dividenden:** Verlaagd tarief van 15% onder voorwaarden (nieuwe aandelen, geldinbreng, etc.).
* **Liquidatiereserve:** Winst die wordt apart gezet om later tegen een lager tarief (5% of 6,5%) te worden uitgekeerd. Vanaf 2026 geldt een standaard tarief van 6,5% na 3 jaar.
* **Tarieven:**
* **Normaal tarief:** 25%.
* **Verlaagd tarief:** 20% voor de eerste 100.000 euro winst van een kleine vennootschap, op voorwaarde dat een minimumbezoldiging van 45.000 euro aan een bedrijfsleider wordt uitgekeerd (of gelijk aan de belastbare winst indien lager).
#### 4.1.2 Wie is aan de vennootschapsbelasting onderworpen?
* **Binnenlandse vennootschappen:** Rechtspersonen met hun zetel, voornaamste inrichting of bestuur/beheer in België, die winstgevende activiteiten ontplooien. Vzw's zijn uitgesloten, tenzij ze winstgevend zijn. De werkelijke zetelleer is bepalend (plaats van werkelijke leiding), niet de statutaire zetel.
* **Rechtspersonenbelasting:** Van toepassing op instellingen met rechtspersoonlijkheid die in België gelegen zijn, maar geen winstgevende activiteiten ontplooien. Belasting wordt geheven op inkomsten uit onroerende goederen en bepaalde roerende inkomsten.
* **Belasting van niet-inwoners:** Alleen van toepassing op inkomsten of voordelen met een band met België.
#### 4.1.3 Aanslagjaar en boekjaar
* **Boekjaar:** De vennootschap kan haar eigen boekjaar kiezen. Dit kan gelijk zijn aan een kalenderjaar, maar mag ook korter of langer zijn (maximaal 24 maanden - 1 dag).
* **Aanslagjaar:** Bepaald door de afsluitingsdatum van het boekjaar.
* Boekjaar eindigt op 31 december: Aanslagjaar is het jaar volgend op het afsluitingsjaar.
* Boekjaar eindigt op een andere datum: Aanslagjaar is het jaar van afsluiting.
#### 4.1.4 Voorafbetalingen
* Vennootschappen kunnen vrijwillig voorafbetalingen doen om een vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen te vermijden. Er worden rentes toegekend op voorafbetaalde bedragen.
* De rentes voor voorafbetalingen dalen doorheen het jaar.
* Een vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen wordt berekend als een percentage van de verschuldigde belasting.
* Kleine vennootschappen zijn de eerste drie boekjaren vrijgesteld van de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen.
### 4.2 De btw (Belasting over de toegevoegde waarde)
#### 4.2.1 Algemene principes
* **Doel:** Voorkomen dat btw zich opstapelt door de keten heen. Enkel de eindconsument draagt de effectieve belasting.
* **Neutraal karakter:** Ondernemers zijn "doorgeefluiken". De btw die zij betalen op hun aankopen (inkomende btw) mogen zij aftrekken van de btw die zij aanrekenen aan hun klanten (uitgaande btw).
* **Verbruiksbelasting:** Gebaseerd op de levering van goederen en diensten onder bezwarende titel, evenredig aan de prijs.
* **Aangifte:** Maandelijks of per kwartaal.
#### 4.2.2 De rol van belastingplichtige en -drager
* **Belastingplichtige:** Iedereen die een economische activiteit uitoefent op regelmatige en zelfstandige basis, die onderworpen is aan btw-regels, ongeacht of er winst wordt nagestreefd (bv. vzw's, overheidsinstellingen).
* **Belastingdrager:** De uiteindelijke eindconsument die de btw effectief draagt.
#### 4.2.3 Werking van de btw
1. **Aankoop door onderneming:** Onderneming betaalt btw op aankopen, die hij kan aftrekken.
2. **Verkoop door onderneming:** Onderneming rekent btw aan aan zijn klant.
3. **Doorstorting:** Het verschil tussen de aangerekende btw en de afgetrokken btw wordt doorgestort aan de Staat.
#### 4.2.4 Belastbare handelingen
1. **Levering van goederen:** Overdracht van de macht om als eigenaar te beschikken over lichamelijke roerende goederen (inclusief elektriciteit en gas). Nieuwe onroerende goederen zijn ook belastbaar. Dit gebeurt onder bezwarende titel en door een belastingplichtige in het kader van zijn economische activiteit.
2. **Diensten:** Verrichtingen die niet onder levering van goederen vallen, uitgevoerd door een belastingplichtige onder bezwarende titel in het kader van zijn economische activiteit.
3. **Invoer:** Goederen ingevoerd uit derde landen worden in België belast met btw.
#### 4.2.5 Plaats van levering/dienst
* **Levering van goederen:**
* Principe: Plaats van terbeschikkingstelling.
* Uitzonderingen: Bij vervoer (plaats van aanvang vervoer), installatie (plaats van installatie), verkoop op afstand aan particulieren (plaats van consumptie).
* **Diensten:**
* B2B-transacties (business-to-business): Plaats waar de ontvanger gevestigd is.
* B2C-transacties (business-to-consumer): Plaats waar de dienstverrichter gevestigd is.
#### 4.2.6 Tarieven
* Standaardtarief: 21%.
* Verlaagde tarieven: 6% (bv. werken in onroerende staat aan privéwoningen ouder dan 10 jaar), 12% (bv. restaurantdiensten).
* Nultarief: Voor specifieke goederen en diensten.
#### 4.2.7 Recht op aftrek en herziening
* **Recht op aftrek:** btw op goederen en diensten die bestemd zijn voor btw-belastbare handelingen is aftrekbaar.
* **Uitsluitingen en beperkingen:** btw op privé-aankopen of goederen bestemd voor vrijgestelde handelingen is niet aftrekbaar.
* **Herziening:** Indien de bestemming van een investeringsgoed verandert binnen een bepaalde periode (meestal 5 jaar), kan een deel van de afgetrokken btw moeten worden terugbetaald.
### 4.3 Overige fiscale aspecten
#### 4.3.1 Personenbelasting (samenvatting van relevante delen)
* **Belastingplichtigen:** Rijksinwoners (vastgestelde woonplaats of zetel van fortuin in België) zijn belastbaar op hun wereldwijd inkomen.
* **Aangifte en aanslag:**
* **Aanslagjaar (AJ):** Het jaar volgend op het inkomstenjaar (belastbaar tijdperk).
* **Indieningstermijnen:** Variëren afhankelijk van het type aangifte (papier/elektronisch, complexiteit).
* **Belastingvrije som:** Een basisbedrag dat vrijgesteld is van belasting, met verhogingen voor kinderen ten laste, zware handicap, alleenstaande ouders, etc.
* **Kinderen ten laste:** Mits aan specifieke voorwaarden is voldaan (gezin, netto-inkomsten, etc.). Gehandicapte kinderen tellen dubbel.
* **Co-ouderschap:** Verdeling van fiscale voordelen mogelijk.
* **Berekening van de belasting:** Progressieve tarieven die stijgen met het inkomen.
* **Onroerende inkomsten:** Belastbaar op basis van het (geïndexeerde) Kadastraal Inkomen (KI), met mogelijke vrijstelling voor de eigen woning.
* **Bezoldigingen van werknemers:** Omvatten lonen, voordelen van alle aard (VAA), etc.
* **Vrijgestelde bestanddelen:** Kosten eigen aan de werkgever (bv. kilometervergoeding, dagvergoedingen voor dienstreizen).
* **Vrijstelling woon-werkverkeer:** Gedeeltelijke vrijstelling afhankelijk van het vervoermiddel en de tussenkomst van de werkgever.
* **Bedrijfswagen:** VAA wordt berekend op basis van cataloguswaarde, CO2-uitstoot en leeftijd.
* **Beroepskosten:** Werknemers kunnen werkelijke of forfaitaire beroepskosten aftrekken.
* **Forfaitaire kosten:** Een percentage van het inkomen, met een maximum.
* **Werkelijke kosten:** Kosten die noodzakelijk verband houden met de beroepswerkzaamheid en gedocumenteerd zijn.
* **Belastingverminderingen:** Vermindering van de verschuldigde belasting, bv. voor giften, kinderopvang, pensioensparen, werkgeversaandelen. Deze kunnen leiden tot een belastingkrediet (teruggave) indien ze groter zijn dan de verschuldigde belasting.
#### 4.3.2 Fiscale procedure
* **Onderzoek en controle:** De fiscus heeft bevoegdheden zoals het vragen van inlichtingen, plaatsbezoeken en inzage in derdengegevens.
* **Aanslagtermijnen:** Bepalen hoe lang de fiscus onderzoek kan doen en een aanslag kan vestigen (meestal 3 of 4 jaar, langer in fraudefgevallen).
* **Bezwaarprocedure:** Mogelijkheid voor de belastingplichtige om bezwaar in te dienen tegen een aanslag.
* **Gerechtelijke procedure:** Indien de administratieve procedure niet tot een oplossing leidt.
* **Invordering:** procedures voor het innen van belastingschulden, inclusief dwanginvordering en beslaglegging.
#### 4.3.3 Belastingontduiking en -vermijding
* **Belastingontduiking:** Illegale praktijken om belastingen te ontlopen.
* **Belastingvermijding:** Legale constructies om de belastingdruk te verlagen, zoals het zoeken van de "minst belastbare weg" (mits binnen wettelijke grenzen).
#### 4.3.4 Grondwettelijke beginselen
* **Legaliteitsbeginsel:** Geen belasting zonder wet.
* **Eenjarigheidsbeginsel:** Belastingen worden jaarlijks ingevoerd of gemachtigd.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld, ongelijke gevallen ongelij k.
* **Non bis in idem:** Niet twee keer worden bestraft voor hetzelfde feit.
* **Territorialiteitsbeginsel:** Voldoende aanknopingspunten met België.
#### 4.3.5 Andere relevante concepten
* **Dienstencheques:** Geeft recht op een belastingvermindering.
* **Winwinlening:** Een lening aan een startende KMO die recht geeft op een belastingkrediet.
* **Mobiliteitsbudget:** Stimuleert duurzame verplaatsingen door werknemers met een bedrijfswagen.
* **Bedrijfsfiets:** Fiscaal gestimuleerde fiets ter beschikking gesteld door de werkgever.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Belasting | Een verplichte bijdrage aan de overheid, opgelegd volgens rechtsregels, met het doel financiële middelen te verzamelen voor uitgaven in het algemeen belang, waarbij de bijdrage wettelijk als belasting wordt erkend en geen directe en individuele tegenprestatie kent. |
| Financieel doel | Het primair doel van een belasting is het genereren van inkomsten voor de overheid om overheidsuitgaven te dekken, zonder dat er een directe en individuele tegenprestatie tegenover staat. |
| Dwingend karakter | Belastingen worden eenzijdig door de overheid opgelegd en kunnen, bij niet-naleving, leiden tot administratieve of strafrechtelijke sancties, zoals geldboetes of gevangenisstraffen. |
| Una via principe | Dit beginsel houdt in dat iemand voor één specifieke overtreding slechts één keer bestraft kan worden, hetzij administratief, hetzij strafrechtelijk, en niet beide tegelijk. Dit waarborgt rechtszekerheid en bescherming tegen dubbele bestraffing. |
| Retributie | Een vergoeding die men betaalt voor een specifieke, individualiseerbare dienstverlening van de overheid of een publieke instelling, waarvoor de betaler een persoonlijk voordeel geniet. Dit is vrijwillig en onderscheidt zich van een belasting. |
| Verhaalbelasting | Een heffing opgelegd door de gemeente om de kosten te dekken van een publieke investering waar specifieke eigenaren of gebruikers van profiteren. Dit is gebaseerd op het genoten voordeel van de investering. |
| Urbanisatiebelasting | Een belasting die door gemeenten wordt geheven om de kosten te financieren van infrastructuur (wegen, riolering, nutsvoorzieningen) die noodzakelijk is voor nieuwe verkavelingen of bouwprojecten. |
| Parafiscale bijdragen | Heffingen waarvan de opbrengsten niet in de algemene staatsbegroting terechtkomen, maar bestemd zijn voor specifieke uitgaven, zoals sociale uitgaven. Sociale bijdragen vallen hier vaak onder. |
| Financieringsfunctie van belastingen | Dit is de hoofdfunctie van belastingen, waarbij ze dienen als de belangrijkste inkomstenbron voor de overheid om algemene uitgaven te financieren, zoals pensioenen, gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid. |
| Economische functie van belastingen | Belastingen kunnen worden gebruikt om de economie te sturen door invloed uit te oefenen op prijsvorming, spaargedrag, consumptie, investeringen en tewerkstelling, bijvoorbeeld door middel van accijnzen of investeringsaftrekken. |
| Sociale functie van belastingen | Belastingen kunnen bijdragen aan sociale rechtvaardigheid door middel van een progressieve belastingdruk, waarbij hogere inkomens relatief meer belasting betalen, wat kan leiden tot herverdeling van welvaart. |
| Legaliteitsbeginsel | Dit grondwettelijk principe stelt dat belastingen enkel kunnen worden ingevoerd of geheven op basis van een duidelijke wettelijke bepaling; wat niet in de wet staat, is niet belastbaar. |
| Eenjarigheidsbeginsel | Hoewel belastingwetten voor onbepaalde duur kunnen worden ingevoerd, moet de uitvoerende macht jaarlijks machtiging krijgen om belastingen te heffen op basis van bestaande wetgeving, wat gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de aftrek van kosten. |
| Gelijkheidsbeginsel | Dit beginsel vereist dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, maar staat ongelijke behandeling toe mits deze gebaseerd is op objectieve criteria en een redelijke rechtvaardiging heeft, getoetst door het Grondwettelijk Hof. |
| Openbare orde (in fiscaal recht) | Belastingwetten hebben een openbare-ordekarakter, wat betekent dat burgers er niet van kunnen afwijken; overeenkomsten die de belastingwet proberen te omzeilen, worden door de fiscus niet erkend. |
| Belastingontduiking | Het illegaal ontwijken van een verschuldigde belasting door middel van bedrieglijke handelingen of het verbergen van informatie. Dit is in strijd met het openbare-ordekarakter van de belastingwet. |
| Belastingvermijding | Het op een legale manier aanpassen van financiële situaties om minder belastingen te betalen, bijvoorbeeld door het opzetten van juridische constructies die een lagere belastingdruk tot gevolg hebben, mits er geen wettelijke bepaling wordt overtreden. |
| Strikte interpretatie van de belastingwet | Belastingwetten moeten letterlijk worden toegepast. Bij onduidelijkheid wordt de interpretatie die de belastingplichtige begunstigt, ‘in dubio contra fiscum’, toegepast. |
| Niet-retroactiviteit van de belastingwet | Belastingwetten hebben in principe geen terugwerkende kracht; ze gelden voor de toekomst, tenzij de wet uitdrukkelijk anders bepaalt en dit noodzakelijk is voor een doelstelling van algemeen belang. |
| Beginselen van behoorlijk bestuur | De fiscus moet zich houden aan gedragsnormen zoals het vertrouwensbeginsel, redelijkheidsbeginsel, rechten van verdediging, motiveringsplicht en zorgvuldigheidsbeginsel om een eerlijk en transparant proces te garanderen. |
| Realiteitsbeginsel | De fiscus kijkt bij de vestiging van belastingen naar de feitelijke realiteit van transacties en situaties, in plaats van enkel naar de formele of contractuele vastlegging, om de werkelijke economische realiteit te belasten. |
| Non bis in idem beginsel | Dit beginsel verbiedt om een belastingplichtige voor hetzelfde belastbare feit en met hetzelfde doel tweemaal te belasten of te bestraffen. |
| Territorialiteitsbeginsel | De belastingheffing in een land vereist voldoende aanknopingspunten (persoonlijk of zakelijk) met dat land, zoals woonplaats, zetel van fortuin of de locatie van bezittingen of activiteiten. |
| Verdragsrecht beheerst het intern fiscaal recht | Internationale en Europese verdragen kunnen het interne fiscale recht beïnvloeden, met name om dubbele belasting te vermijden door afspraken over de heffingsbevoegdheid tussen landen. |
| Staatsbelastingen | Belastingen die door de federale overheid worden geheven. |
| Regionale belastingen | Belastingen die door de gemeenschappen en gewesten worden geheven. |
| Lokale belastingen | Belastingen die door provincies, agglomeraties en gemeenten worden geheven. |
| Supranationale belastingen | Belastingen die door supranationale overheden, zoals de Europese Unie, worden opgelegd. |
| Zakelijke belastingen | Heffingen gebaseerd op objectieve maatstaven, zonder rekening te houden met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige. |
| Persoonlijke belastingen | Heffingen die rekening houden met de persoonlijke toestand van de belastingplichtige, zoals inkomen en gezinssituatie. |
| Inkomstenbelastingen | Belastingen geheven op de inkomsten van natuurlijke personen (personenbelasting) of vennootschappen (vennootschapsbelasting). |
| Directe belastingen | Belastingen die rechtstreeks op het inkomen of vermogen van de belastingplichtige worden geheven, zoals inkomstenbelastingen. |
| Indirecte belastingen | Belastingen die worden geheven op verbruik of transacties, zoals BTW, accijnzen en douanerechten, en die vaak worden doorberekend aan de eindconsument. |
| Bedrijfsvoorheffing | Een voorschot op de uiteindelijke verschuldigde personenbelasting, ingehouden op inkomsten zoals loon. |
| Bijzondere bijdrage sociale zekerheid (BBSZ) | Een bijdrage die verschuldigd is op het gezamenlijk belastbaar netto-inkomen en dient ter financiering van de sociale zekerheid. |
| Onroerende inkomsten | Inkomsten die voortvloeien uit het bezit van onroerend goed, zoals huurinkomsten, en die onderworpen zijn aan de personenbelasting. |
| Roerende inkomsten | Inkomsten uit beleggingen, zoals dividenden en interesten, die deels onder de personenbelasting vallen en deels onder de roerende voorheffing. |
| Beroepsinkomsten | Inkomsten verkregen uit arbeid in loondienst of uit zelfstandige activiteiten. |
| Diverse inkomsten | Inkomsten die niet onder de andere categorieën vallen, zoals winsten uit cryptomunten of bepaalde voordelen verkregen uit vrijwilligerswerk. |
| Belastbaar tijdperk | De periode waarin belastbare inkomsten worden verkregen, in principe gelijk aan een kalenderjaar, maar met uitzonderingen voor vennootschappen met een gebroken boekjaar. |
| Aanslagjaar | Het jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk, waarin de belasting wordt vastgesteld en geheven. |
| Kadastraal inkomen (KI) | Een forfaitair inkomen dat wordt toegekend aan een onroerend goed en dient als basis voor de berekening van belastingen zoals de onroerende voorheffing en de personenbelasting. |
| Huwelijksquotiënt | Een mechanisme bij gemeenschappelijke aangifte voor echtgenoten met een significant verschil in inkomen, waarbij een deel van het hoogste inkomen wordt "overgeheveld" naar de laagste inkomenstrekkende partner om de progressieve belastingdruk te verminderen. |
| Belastingvrije som | Een deel van het inkomen dat vrijgesteld is van belasting. |
| Belastingvermindering | Een aftrek die wordt toegepast op de verschuldigde belasting, waardoor de belastingschuld daalt. |
| Belastingkrediet | Een vermindering van de belasting die, indien groter dan de verschuldigde belasting, terugbetaalbaar is. |
| Onroerende voorheffing (OV) | Een jaarlijkse belasting op onroerende goederen, berekend op basis van het kadastraal inkomen. |
| BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) | Een indirecte verbruiksbelasting op de levering van goederen en diensten, waarbij elke schakel in de keten btw aanrekent en de betaalde btw mag aftrekken, waardoor enkel de eindconsument de belasting draagt. |
| Recht op aftrek (BTW) | Het recht van een btw-belastingplichtige om de btw die hij betaald heeft op goederen en diensten die hij gebruikt voor btw-belastbare handelingen, af te trekken van de btw die hij aanrekent aan zijn klanten. |
| Verlegging van heffing (BTW) | Een mechanisme waarbij de btw-schuld wordt verlegd naar de begunstigde van de handeling, vaak toegepast bij werken in onroerende staat door aannemers voor btw-belastingplichtigen, om de doorstorting van btw te garanderen. |
| Belastingplichtige (BTW) | Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op regelmatige en zelfstandige wijze een economische activiteit uitoefent en handelingen verricht die onderworpen zijn aan de btw. |
| Belastingdrager (BTW) | De uiteindelijke eindconsument die de btw draagt, omdat hij geen recht op aftrek heeft. |
| Levering van goederen (BTW) | De overdracht van de macht om als eigenaar te kunnen beschikken over een goed. Dit omvat niet alleen fysieke levering maar ook handelingen die hiermee gelijkgesteld worden. |
| Dienst (BTW) | Een prestatie die door een belastingplichtige wordt verricht onder bezwarende titel en niet onder de definitie van levering van goederen valt. |
| Maatstaf van heffing (BTW) | Het bedrag waarop de btw wordt berekend, in principe de overeengekomen prijs inclusief lasten, subsidies en belastingen. |
| Tarief (BTW) | Het percentage van de btw dat van toepassing is op een specifieke handeling (bv. 6%, 12%, 21%). |
| Herziening (BTW) | Een aanpassing van de eerder afgetrokken btw wanneer de bestemming van een investeringsgoed of dienst gedurende een bepaalde periode verandert, wat kan leiden tot terugbetaling van (een deel van) de afgetrokken btw. |
| Vennootschapsbelasting | Een directe belasting op de winst van vennootschappen, waarbij de belastbare winst wordt vastgesteld op basis van boekhoudkundige regels met fiscale correcties. |
| Boekhoudrecht | De regels en principes die de registratie en presentatie van financiële transacties van een onderneming bepalen, en die dienen als basis voor de berekening van de vennootschapsbelasting. |
| Jaarrekening | Een financieel overzicht van een vennootschap, bestaande uit een balans, resultatenrekening en toelichting, dat de financiële toestand en resultaten van een boekjaar weergeeft. |
| Balans | Een overzicht van de bezittingen (activa) en schulden en eigen vermogen (passiva) van een vennootschap op een specifiek moment, meestal 31 december. |
| Resultatenrekening | Een overzicht van de opbrengsten en kosten van een vennootschap over een bepaalde periode (meestal een boekjaar), waaruit de winst of het verlies wordt afgeleid. |
| Eigen vermogen | Het deel van de passiva dat toebehoort aan de eigenaars van de vennootschap, bestaande uit ingebracht kapitaal en ingehouden winsten. |
| Vreemd vermogen | De schulden en verplichtingen van een vennootschap aan derden, zoals bankleningen en leveranciersschulden. |
| Verworpen uitgaven | Kosten die boekhoudkundig zijn geboekt maar fiscaal niet aftrekbaar zijn en daarom bij de winst worden opgeteld om de fiscale winst te berekenen. |
| DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten) | Een aftrek die van toepassing is op dividenden die een vennootschap ontvangt van andere vennootschappen (dochtermaatschappijen) die al belast zijn op hun winst, om dubbele belasting te vermijden. |
| Investeringsaftrek | Een fiscale maatregel die ondernemingen toestaat een deel van hun investeringen in bepaalde activa (zoals machines of milieuvriendelijke apparatuur) af te trekken van de belastbare winst. |
| Groepsbijdrage | Een regeling binnen een groep van vennootschappen die toelaat om winsten door te schuiven naar een verbonden onderneming met een fiscaal verlies. |
| Tantièmes | Uitkeringen aan bestuurders van een vennootschap die fiscaal anders worden behandeld dan dividenden aan aandeelhouders. |
| Liquidatiereserve | Een reserve die door een vennootschap kan worden aangelegd met (een deel van) de winst, en die na een bepaalde periode met een verlaagd tarief kan worden uitgekeerd aan aandeelhouders. |
| VVPR-bis dividenden | Dividenden die onder specifieke voorwaarden (uitgifte na 1 juli 2013, kapitaalinbreng in geld, etc.) uitgekeerd worden door kleine vennootschappen en genieten van een verlaagd tarief aan roerende voorheffing. |
| Mobiliteitsbudget | Een systeem dat werknemers met een bedrijfswagen een budget biedt om te kiezen voor milieuvriendelijkere opties zoals een groenere wagen, duurzame vervoersmiddelen of een cash-optie, met verschillende fiscale implicaties. |
| Bedrijfsfiets | Een fiets die door een werkgever ter beschikking wordt gesteld aan zijn personeel, met fiscale voordelen voor zowel werkgever als werknemer. |
| VAA (Voordeel van Alle Aard) | Een belastingheffing op voordelen in natura of diensten die een werknemer ontvangt van zijn werkgever en die een economische waarde vertegenwoordigen. |
| Werkelijke beroepskosten | Kosten die een werknemer kan aftrekken van zijn brutoberoepsinkomen, mits ze noodzakelijk verband houden met de beroepswerkzaamheid, gedaan zijn tijdens het belastbare tijdperk, bijdragen tot het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten, en waarvan de echtheid en het bedrag verantwoord zijn. |
| Forfaitaire beroepskosten | Een wettelijk bepaald percentage van de bruto-inkomsten dat een werknemer automatisch mag aftrekken als beroepskosten, zonder dat specifieke bewijsstukken nodig zijn. |
| Loonbonus (niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen) | Een bonus die gebonden is aan collectieve resultaten van de onderneming en die onder bepaalde voorwaarden fiscaal voordelig kan zijn voor zowel werknemer als werkgever. |
| Winstpremie | Een uitkering aan werknemers die is gebaseerd op de winst van de onderneming en die onderworpen is aan een apart fiscaal regime. |
| PC-bonus | Een tussenkomst van de werkgever in de aankoop van een computer (inclusief randapparatuur) door de werknemer, die onder bepaalde voorwaarden fiscaal is vrijgesteld. |
| Sociale voordelen | Voordelen die de werkgever verstrekt aan zijn personeel en die in beginsel niet belastbaar zijn voor de werknemer en niet aftrekbaar voor de werkgever, tenzij specifieke uitzonderingen gelden. |
| Maaltijdcheques | Een sociaal voordeel dat werknemers ontvangen en dat onder bepaalde voorwaarden deels fiscaal vrijgesteld is. |
| Sport- en cultuurcheques | Sociale voordelen die werknemers kunnen gebruiken voor sport- of culturele activiteiten, en die onder bepaalde voorwaarden fiscaal gunstig zijn. |
| Giften (belastingvermindering) | Schenkingen aan erkende instellingen die recht geven op een federale belastingvermindering van 45%, onder bepaalde voorwaarden en beperkingen. |
| Kosten van kinderopvang (belastingvermindering) | Kosten voor kinderopvang van kinderen ten laste die recht geven op een federale belastingvermindering, mits voldaan wordt aan specifieke voorwaarden en beperkingen. |
| Duaal pensioensparen | Een systeem van pensioensparen waarbij stortingen onder bepaalde voorwaarden recht geven op een federale belastingvermindering, met verschillende tarieven afhankelijk van het gestorte bedrag. |
| Werkgeversaandelen (belastingvermindering) | Inschrijving op nieuwe aandelen van de werkgever die onder bepaalde voorwaarden recht geven op een federale belastingvermindering van 30%. |
| Aandelen van startende ondernemingen (belastingvermindering) | Investering in nieuwe aandelen van startende kmo's die onder specifieke voorwaarden recht geven op een belastingvermindering, afhankelijk van de grootte van de vennootschap (klein of micro). |
| Aandelen van groeibedrijven (belastingvermindering) | Investering in aandelen van bestaande ondernemingen (5 tot 10 jaar oud) die kapitaal nodig hebben voor groei, wat recht geeft op een belastingvermindering van 25%. |
| Winwinlening | Een lening tussen een particulier (kredietgever) en een kmo (kredietnemer) die onder specifieke voorwaarden recht geeft op een jaarlijks belastingkrediet van 2,5%. |
| Vriendenaandeel | Een investering in nieuwe aandelen van startende ondernemingen die recht geeft op een belastingkrediet van 2,5% gedurende maximaal 5 jaar, met gedeelde plafonds met de Winwinlening. |
| Algemene beginselen van fiscaal recht | Fundamentele principes die voortvloeien uit de aard van belastingen en het recht in het algemeen, welke de basis vormen voor de interpretatie en toepassing van fiscale wetgeving. |
| Ambtshalve aanslag | Een belastingaanslag die de fiscus zelf vestigt wanneer de belastingplichtige geen, een laattijdige of een ongeldige aangifte heeft ingediend, waarbij de bewijslast omgekeerd wordt. |
| Belastingontwijking | Het op legale wijze proberen te minimaliseren van de belastingdruk door gebruik te maken van juridische constructies of door de minst belastbare weg te zoeken, zolang dit geen inbreuk maakt op de wet. |
| Belastingplichtige | De persoon of entiteit die wettelijk verplicht is om belastingen te betalen aan de overheid. |
| Bewijslastverdeling | De regels die bepalen wie de bewijslast draagt voor bepaalde feiten in een fiscaal geschil, waarbij de administratie vaak de bewijslast draagt voor inkomsten en de belastingplichtige voor aftrekken en vrijstellingen. |
| Fiscale procedure | De reeks stappen en regels die gevolgd moeten worden bij de vaststelling, inning en invordering van belastingen, inclusief aangifteprocedures, controles en bezwaarprocedures. |
| Grondwettelijke beginselen van belastingheffing | Fundamentele principes vastgelegd in de grondwet die de basis vormen voor de belastingheffing, zoals het legaliteitsbeginsel, het eenjarigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. |
| Openbare orde | De fundamentele rechtsprincipes die de basis vormen van een samenleving, waarvan niet kan worden afgeweken, zoals de verplichting tot belastingbetaling. |
| Progressieve belasting | Een belastingstelsel waarbij het tarief stijgt naarmate het belastbaar inkomen hoger wordt, wat een herverdelend effect beoogt. |
| Strafrechtelijke sancties | Sancties opgelegd door een strafrechter, die gevangenisstraf en/of geldboetes kunnen omvatten, en die van toepassing zijn bij ernstige fiscale misdrijven waarbij zowel een materieel als moreel element aanwezig is. |
| Territoriaaliteitsbeginsel | Het beginsel dat belastingen alleen geheven kunnen worden indien er voldoende aanknopingspunten met het betreffende grondgebied zijn, zowel op persoonlijk als op zakelijk vlak. |
| Vermogensbelasting | Een belasting die geheven wordt op het totale vermogen van een belastingplichtige, bestaande uit activa zoals onroerende goederen, roerende goederen en financiële middelen. |
| Woonstaatprincipe | Het principe dat een rijksinwoner belastbaar is op zijn wereldwijd inkomen, zowel Belgische als buitenlandse inkomsten. |
| Financieel doel (van belastingen) | Het voorzien in de nodige financiële middelen voor de overheid om haar uitgaven in het algemeen belang te kunnen dekken, zoals de aanleg van straten. |
| Dwingend karakter (van belastingen) | Het eenzijdig opleggen van belastingen door de overheid, waarbij sancties mogelijk zijn bij niet-naleving, zoals administratieve of strafrechtelijke maatregelen. |
| Financieringsfunctie (van belastingen) | De primaire functie van belastingen als belangrijkste inkomstenbron voor de overheid, bedoeld om overheidsuitgaven te dekken. |
| Economische functie (van belastingen) | De rol van belastingen bij het sturen van de economie door invloed uit te oefenen op prijsvorming, spaargedrag, consumptie en investeringen. |
| Sociale functie (van belastingen) | Het principe dat de mate van belastingheffing kan variëren naargelang het inkomen, met als doel het herverdelen van welvaart en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid. |
| Zesde staatshervorming | Een hervorming van de staat die tot doel had de autonomie van de gewesten en gemeenschappen te versterken, met belangrijke gevolgen voor de bevoegdheden en inkomsten op fiscaal vlak. |
| Federale overheid | De overheidsinstantie op het hoogste niveau die bevoegd is belastingen te heffen, zoals inkomstenbelastingen en vennootschapsbelasting. |
| Regionale besturen | De gewesten en gemeenschappen die fiscale bevoegdheden hebben, zowel eigen als oneigenlijke, om hun beleid te financieren. |
| Lokale besturen | Gemeenten, provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die belastingen mogen heffen en aanvullende belastingen mogen opleggen. |
| Publiekrechtelijke instellingen | Organisaties die belast zijn met een opdracht van algemeen belang en waartoe burgers verplicht kunnen worden aangesloten, met eigen fiscale bevoegdheden. |
| Legaliteitsbeginsel (van belastingheffing) | Het principe dat belastingen enkel kunnen worden ingevoerd bij wettelijke bepaling, wat betekent dat niets belastbaar is tenzij de wet dit expliciet bepaalt. |
| Principiele belastingsvrijdom | Het uitgangspunt dat burgers in principe niet belastbaar zijn, tenzij een wettelijke bepaling dit oplegt. |
| Vermoeden van niet belastbaarheid | Het principe dat alles wat niet expliciet in de wet staat, niet belastbaar is. |
| Voorzienbaarheidsbeginsel | Het principe dat fiscale wetten duidelijk en consequent moeten worden toegepast, zodat burgers weten waaraan ze zich moeten houden. |
| Eenjarigheidsbeginsel (van belastingheffing) | Het principe dat hoewel belastingwetten voor onbepaalde duur kunnen worden ingevoerd, de uitvoerende macht elk jaar opnieuw machtiging moet krijgen om belastingen te heffen op basis van bestaande wetgeving. |
| Gelijkheidsbeginsel (van belastingheffing) | Het principe dat alle burgers gelijk behandeld moeten worden, maar met de mogelijkheid om ongelijk te behandelen indien dit objectief gerechtvaardigd is en een redelijke motivering heeft. |
| Realiteitsbeginsel (in fiscaal recht) | Het principe dat de fiscus zich bij de vestiging van belastingen baseert op de werkelijke feiten en omstandigheden, in plaats van enkel op de contractuele of formele vastleggingen tussen partijen. |
| Strikte interpretatie (van belastingwet) | Het principe dat belastingwetten nauwgezet moeten worden geïnterpreteerd, waarbij de tekstuele betekenis en de bedoeling van de wetgever centraal staan, en bij twijfel in het voordeel van de belastingplichtige wordt beslist ('in dubio contra fiscum'). |
| Niet-retroactiviteit van belastingwet | Het principe dat wetten in principe geen terugwerkende kracht hebben, tenzij dit noodzakelijk is voor een doelstelling van algemeen belang of expliciet wettelijk is bepaald. |
| Territoriteitsbeginsel (van belastingheffing) | Het principe dat belastingen geheven worden op basis van voldoende aanknopingspunten met België, zowel op persoonlijk als zakelijk vlak. |
| Verdragsrecht | Internationale overeenkomsten die het intern fiscaal recht kunnen beïnvloeden, met name om dubbele belasting te vermijden. |
| Kapitaal- of vermogensbelastingen | Belastingen geheven op het bezit van kapitaal of vermogen. |
| Specifieke belastingen | Belastingen die worden geheven in functie van de aard van het belastbare feit. |
| Belastingen ad valorem | Belastingen die worden geheven op basis van de waarde van het belastbare feit. |
| Vaste belasting | Een belasting met een vast tarief, ongeacht de omvang of waarde van het belastbare object. |
| Evenredige belasting | Een belasting waarbij het tarief proportioneel is aan de belastbare grondslag, zoals de btw. |
| Personenbelasting | De belasting die wordt geheven op het geheel van de inkomsten van natuurlijke personen met fiscale woonplaats in België. |
| Rechtspersonenbelasting | De belasting die wordt geheven op instellingen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid en die in België gelegen zijn, maar geen winstgevende activiteit hebben. |
| Belasting niet-inwoners | De belasting die wordt geheven op Belgische inkomsten van natuurlijke en rechtspersonen met een fiscaal domicilie in het buitenland. |
| Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen | Belastingen die weliswaar geen directe inkomstenbelastingen zijn, maar wel een vergelijkbaar karakter hebben en op soortgelijke wijze worden behandeld, zoals de verkeersbelasting en de belasting op spelen. |
| Verkeersbelasting | Een belasting geheven op stroom- of motorvoertuigen en aanhangwagens die gebruikt worden voor wegvervoer. |
| Belasting op spelen en weddenschappen | Een bijzondere belasting op het brutobedrag van ingezette sommen in spelen en weddenschappen. |
| Belasting op automatische ontspanningstoestellen | Een jaarlijkse belasting op speel- of ontspanningstoestellen. |
| Belasting inverkeerstelling | Een belasting die wordt geheven bij de eerste inschrijving van bepaalde voertuigen, zoals auto's, motoren en vliegtuigen. |
| Kilometerheffing voor zware vrachtwagens | Een heffing voor eigenaars van vrachtwagens met een toegelaten massa van meer dan 3,5 ton, gebaseerd op de gereden kilometers in België. |
| Deelname van werknemers in de winst of kapitaal van vennootschap | Een specifieke wet die de fiscale behandeling regelt van winstparticipaties van werknemers in hun vennootschap. |
| Verbruik van goederen | Belastingen die worden geheven op de consumptie van goederen, zoals accijnzen en btw. |
| Douanerechten | Belastingen geheven op goederen die van buiten de Europese Unie worden ingevoerd. |
| Accijnzen | Belastingen geheven op het gebruik van bepaalde producten, ongeacht of deze binnenlands worden vervaardigd, uit de EU komen of uit derde landen worden ingevoerd. |
| Verpakkingsheffing | Een heffing op verpakkingsmateriaal, vaak gekoppeld aan milieu- of afvalbeheer. |
| Milieuheffing | Een heffing die wordt opgelegd om milieuvervuiling te ontmoedigen of de kosten van milieu-impact te dekken. |
| Indirect op het rechtsverkeer | Belastingen die indirect invloed hebben op juridische transacties, zoals erfbelasting en hypotheekrechten. |
| Belasting over de toegevoegde waarde (BTW) | Een belasting op goederen en diensten die uiteindelijk door de eindverbruiker wordt gedragen, en waarbij elke schakel in de keten btw op de toegevoegde waarde betaalt en aftrekt. |
| Erfbelasting (successierechten) | Een belasting die wordt geheven op de overgang van goederen naar aanleiding van het overlijden van een persoon. |
| Hypotheek- en griffierechten | Belastingen die verschuldigd zijn bij de inschrijving van een hypotheek of bij bepaalde verrichtingen bij hoven en rechtbanken. |
| Diverse rechten en taksen | Overige belastingen en heffingen die niet onder de voorgaande categorieën vallen, zoals beurstaksen en taksen op verzekeringsverrichtingen. |
| Hoge Raad van Financiën | Een adviserend orgaan dat de minister van Begroting adviseert over fiscale en financiële aangelegenheden. |
| Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) | De dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Vlaamse fiscale beleid, inclusief het afleveren van voorafgaande beslissingen (rulings). |
| Aanslagjaar (AJ) | Het jaar waarin de belasting wordt vastgesteld en geheven. |
| Belastbaar tijdperk (BT) | Het jaar waarin de belastingplichtige de inkomsten heeft verkregen die belastbaar zijn. |
| Aangifteverplichting | De wettelijke plicht voor bepaalde personen om hun inkomsten en/of vermogen aan te geven bij de belastingadministratie. |
| Vermoeden van juistheid (van de aangifte) | Het principe dat de aangifte van de belastingplichtige in beginsel als correct wordt beschouwd, tenzij de administratie het tegendeel kan bewijzen. |
| Belastingaftrekken | Kosten die in mindering mogen worden gebracht van het belastbare inkomen, waardoor de belastbare basis wordt verlaagd. |
| Belastingvrijstellingen | Bepaalde inkomsten of vermogensbestanddelen die niet onderworpen zijn aan belastingen. |
| Belastingverminderingen | Bedragen die rechtstreeks van de verschuldigde belasting worden afgetrokken, waardoor de uiteindelijke belastingdruk daalt. |
| Administratieve sancties | Geldboetes of andere maatregelen die door de belastingadministratie worden opgelegd bij overtredingen van fiscale wetgeving. |
| Verlengde controle- en aanslagtermijn | Een langere periode waarin de fiscus bevoegd is om een belastingaanslag te controleren en vast te stellen, vaak toegepast bij fraude of niet-aangegeven inkomsten. |
| Belastingverhoging | Een percentage dat wordt toegevoegd aan de verschuldigde belasting als sanctie voor een foutieve of onjuiste aangifte. |
| Boetes (fiscale) | Vastgestelde geldbedragen die worden opgelegd bij diverse fiscale overtredingen, zoals laattijdige indiening van aangiften. |
| Strafrechterlijke sancties | Sancties opgelegd door de strafrechter, die enkel van toepassing zijn bij misdrijven met zowel een materieel als moreel element. |
| Onderzoeksbevoegdheden (fiscale) | De rechten die de belastingadministratie heeft om inlichtingen te vragen, ter plaatse te onderzoeken en documenten op te vragen bij belastingplichtigen en derden. |
| Vraag om inlichtingen | Een formele vraag van de fiscus aan de belastingplichtige voor specifieke informatie die fiscaal relevant is. |
| Fishing expeditions | Ongerechtvaardigde, brede speurtochten naar potentieel belastbare informatie door de fiscus, die wettelijk zijn uitgesloten. |
| Plaatsbezoek of visitatierecht | Het recht van de fiscus om beroeps- of privéruimtes te bezoeken om boeken, bescheiden en voorraden te onderzoeken. |
| Onderzoek bij derden | De bevoegdheid van de fiscus om informatie op te vragen bij personen of instanties die beroepsmatig of anderszins verbonden zijn met de belastingplichtige. |
| Spontane meldingen | Informatie die de fiscus ontvangt van derden, zoals kansspelcommissies, banken of particulieren (klikkers), die kan leiden tot een onderzoek. |
| Fiscaal bankgeheim | Het verbod voor de fiscus om zonder toestemming onderzoek te voeren naar bankgegevens van cliënten, met specifieke uitzonderingen. |
| Centraal AanspreekPunt (CAP) | Een databank bij de Nationale Bank waarin banken en andere financiële instellingen meldingsplichtig zijn over hun cliënten en rekeningen, en waar rijksinwoners buitenlandse rekeningen moeten aanmelden. |
| Onderzoekstermijnen | De maximale periode waarbinnen de fiscus zijn onderzoeksbevoegdheden kan uitoefenen, vaak gekoppeld aan de aanslagtermijnen. |
| Gewone onderzoekstermijn | De standaardtermijn waarbinnen de fiscus onderzoek kan doen na een correct ingediende aangifte, meestal drie jaar. |
| Verlengde onderzoekstermijn | Een langere termijn voor onderzoek, van toepassing bij fraude of niet-aangegeven inkomsten, meestal vier jaar. |
| Tegenbewijs | Het recht van de belastingplichtige om de juistheid van de door de fiscus vastgestelde aanslag te betwisten door eigen bewijsstukken aan te voeren. |
| Vestigingsproces (van belastingen) | Het proces waarbij de belastingadministratie de belastbare grondslag vaststelt, hetzij conform de aangifte, hetzij via een wijzigingsprocedure, of een ambtshalve procedure. |
| Wijzigingsprocedure | Een procedure waarbij de fiscus, na controle, de aangifte van de belastingplichtige wil wijzigen, wat een gemotiveerd bericht van wijziging vereist en een antwoordtermijn voor de belastingplichtige. |
| Ambtshalve procedure (aanslag van ambtswege) | Een procedure waarbij de fiscus de belasting aanslaat zonder tussenkomst van de belastingplichtige, meestal bij het ontbreken van een aangifte of bij ongeldige aangiften. |
| Aanslag | Het officiële document waarin de belastingadministratie de verschuldigde belasting vaststelt en de belastingplichtige daarvan in kennis stelt. |
| Gewone aanslagtermijn | De standaardtermijn waarbinnen de fiscus een aanslag kan vestigen na ontvangst van een correcte aangifte. |
| Buitengewone aanslagtermijn | Een verlengde termijn voor het vestigen van een aanslag, van toepassing bij wijzigingen, geen aangifte, laattijdige of onvolledige aangiften. |
| Bezwaarprocedure | De administratieve procedure waarbij een belastingplichtige bezwaar kan aantekenen tegen een aanslag, wat een noodzakelijke stap is voor eventuele gerechtelijke procedures. |
| Ambtshalve ontheffing | De mogelijkheid voor de fiscus om een reeds gevestigde aanslag ambtshalve te verminderen of kwijt te schelden in specifieke, beperkte gevallen. |
| Fiscale bemiddeling | Een dienst die bemiddelt tussen belastingplichtige en fiscus bij geschillen, met als doel een minnelijke schikking te bereiken. |
| Gerechtelijke procedure (fiscaal) | Een procedure voor de rechtbank wanneer een fiscaal geschil niet minnelijk kan worden opgelost via de administratieve procedures. |
| Inning (van belastingen) | Het proces waarbij de fiscus de verschuldigde belastingen invordert van de belastingplichtigen. |
| Kohierbelastingen | Belastingen die worden ingeschreven in een kohier, een register dat de belastingschuld van de belastingplichtigen vastlegt en als uitvoerbare titel dient. |
| Schuldvergelijking (in fiscale zaken) | Het verbod voor de belastingplichtige om de betaling van belastingen te weigeren omdat de overheid hem geld verschuldigd is; beide schulden worden afzonderlijk behandeld. |
| Nalatigheidsintresten | Intresten die verschuldigd zijn op laattijdig betaalde belastingen. |
| Uitstel van betaling | De mogelijkheid die de fiscus kan verlenen aan belastingplichtigen om een belastingschuld in termijnen af te lossen. |
| Kwijtschelding | Het geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de betaling van een belastingschuld, enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden. |
| Onbeperkt uitstel van invordering | De definitieve kwijtschelding van een fiscale schuld wanneer deze onwaarschijnlijk oninvorderbaar is, na een grondige beoordeling van de financiële situatie van de belastingplichtige. |
| Gedwongen invordering | De invordering van belastingen via dwangmaatregelen zoals beslag op roerende en onroerende goederen, of derdenbeslag. |
| Vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag | Een procedure waarbij de fiscus beslag legt op gelden die derden verschuldigd zijn aan de belastingplichtige, zoals loon of banktegoeden. |
| Bijzondere invorderingswaarborgen | Specifieke rechten die de fiscus heeft bij de invordering van belastingen, zoals voorrechten en hypotheken. |
| Rijksinwoners | Natuurlijke personen die in België hun "woonplaats" hebben gevestigd of, bij gebrek daaraan, de zetel van hun fortuin in België hebben. |
| Woonplaats | De plaats waar iemand is ingeschreven in het bevolkingsregister, of de plaats waar het gezin verblijft, wat een onweerlegbaar vermoeden kan vormen. |
| Zetel van fortuin | De plaats van waaruit iemand zijn geld en bezittingen beheert; de "uitvalsbasis" van zijn vermogen. |
| Wereldwijd inkomen | Alle inkomsten, zowel Belgische als buitenlandse, van een rijksinwoner die belastbaar zijn in België. |
| Bruto-inkomen | Het totale inkomen alvorens aftrek van beroepskosten of andere verminderingen. |
| Netto-inkomen | Het belastbare inkomen na aftrek van kosten en eventuele vrijstellingen. |
| Individuele aanslag | Een belastingaanslag die wordt gevestigd op de naam van één persoon. |
| Gemeenschappelijke aanslag | Een belastingaanslag die wordt gevestigd op de gezamenlijke inkomsten van echtgenoten of wettelijk samenwonenden. |
| Wettelijk samenwonenden | Personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd en daardoor bepaalde rechten en plichten delen, ook fiscaal. |
| Feitelijke samenwonenden | Personen die samenwonen maar geen wettelijke verklaring hebben afgelegd; zij worden fiscaal behandeld als alleenstaanden. |
| Weduwe of weduwnaar | Een persoon wiens echtgenoot is overleden; in het jaar van overlijden kan er een keuze worden gemaakt tussen een afzonderlijke of gemeenschappelijke aangifte. |
| Alleenstaande | Een persoon die niet gehuwd is, geen wettelijke samenwoonverklaring heeft en geen gezamenlijke aanslag heeft. |
| Gezinslasten | Personen ten laste van de belastingplichtige, zoals kinderen of ascendanten, die recht kunnen geven op verhogingen van de belastingvrije som. |
| Verhoging van de belastingvrije som | Extra bedragen die bij de basisbelastingvrije som kunnen worden opgeteld, afhankelijk van gezinslasten zoals kinderen ten laste, handicap of alleenstaand moederschap. |
| Kinderen ten laste | Kinderen die fiscaal ten laste van de belastingplichtige worden beschouwd, onder bepaalde voorwaarden inzake leeftijd, inkomen en woonplaats. |
| Gehandicapt kind | Een kind dat fiscaal wordt aangemerkt als gehandicapt, wat kan leiden tot een hogere belastingvrije som of verhogingen daarvan. |
| Ascendent of zijverwante ten laste | Ouders, grootouders of broers/zussen die fiscaal ten laste zijn van de belastingplichtige, vaak vanaf een bepaalde leeftijd of met een zorgbehoefte. |
| Fiscale co-ouderschap | Een regeling waarbij de fiscale voordelen voor kinderen ten laste, zoals de verhoging van de belastingvrije som, gedeeld worden tussen beide ouders. |
| Verhoging voor kinderen jonger dan drie jaar | Een toeslag op de belastingvrije som voor kinderen onder de drie jaar waarvoor geen kosten voor kinderopvang worden afgetrokken. |
| Indexatie (van KI) | Het jaarlijks aanpassen van het kadastraal inkomen volgens een bepaalde coëfficiënt, om rekening te houden met inflatie. |
| Eigen woning | De woning die de belastingplichtige zelf betrekt of niet betrekt om specifieke redenen zoals beroeps- of sociale motieven; het inkomen hiervan is vrijgesteld van personenbelasting. |
| Beroepsmatig gebruik (van woning) | Wanneer een deel van een woning wordt gebruikt voor professionele doeleinden, wat invloed heeft op de belastbaarheid van de inkomsten uit die woning. |
| Brutohuur | De totale huurinkomsten, inclusief eventuele huurvoordelen, waarop belastingen worden geheven. |
| Huurvoordeel | De voordelen die de eigenaar van een onroerend goed geniet doordat de huurder bepaalde kosten draagt die normaal ten laste van de eigenaar zouden vallen. |
| Huwelijksvermogensstelsel | Het stelsel van goederen en inkomsten dat van toepassing is op gehuwden, zoals wettelijk stelsel of scheiding van goederen, wat invloed heeft op de toerekening van onroerende en roerende inkomsten. |
| Vruchtgebruiker | Iemand die het recht heeft om van een goed te genieten en de vruchten ervan te innen, maar niet de blote eigendom bezit. |
| Blote eigenaar | Iemand die de eigendom van een goed bezit, maar niet het recht heeft om ervan te genieten of de vruchten te innen, wat meestal toekomt aan de vruchtgebruiker. |
| Opstalhouder | Persoon die het recht heeft om op of onder andermans grond gebouwen of beplantingen te hebben. |
| Erfpachter | Persoon die het recht heeft om andermans onroerende goed te gebruiken en te exploiteren voor een lange periode. |
| Onverdeelde eigenaar | Mede-eigenaar van een goed, waarbij elke mede-eigenaar een deel van het inkomen en de kosten draagt. |
| Bezoldigingen van werknemers | Alle vergoedingen die een werknemer ontvangt van zijn werkgever voor geleverde arbeid, inclusief lonen, wedden, voordelen van alle aard en premies. |
| Loon- en weddetrekkenden | Personen die in dienstverband werken en ondergeschikt zijn aan een werkgever, zoals arbeiders, bedienden en ambtenaren. |
| Eigenlijke bezoldigingen | De brutolonen en wedden, vakantiegeld, eindejaarspremies en andere directe betalingen die een werknemer van zijn werkgever ontvangt. |
| Voordelen van alle aard (VAA) | Niet-monetaire voordelen die een werknemer van zijn werkgever ontvangt, zoals een bedrijfswagen, voordelen van huisvesting of leningen, die belastbaar zijn. |
| Kosten eigen aan de werkgever | Kosten die normaal ten laste van de werkgever vallen, maar door de werknemer worden voorgeschoten en die voor de werknemer niet belastbaar zijn. |
| Forfaitaire kostenvergoeding | Een vast bedrag dat de werkgever aan de werknemer toekent ter dekking van specifieke kosten, zonder dat individuele bewijsstukken nodig zijn. |
| Kilometervergoeding | Een forfaitaire vergoeding per kilometer voor het gebruik van de eigen wagen door de werknemer voor dienstreizen. |
| Dagvergoeding voor dienstreizen | Een forfaitair bedrag dat wordt toegekend aan werknemers voor gemaakte kosten tijdens binnenlandse dienstreizen. |
| Maandelijkse forfaitaire vergoeding (dienstreizen) | Een maandelijkse forfaitaire vergoeding die de werkgever kan toekennen aan werknemers die regelmatig binnenlandse dienstreizen maken. |
| Huisvestingskosten | Kosten die een werknemer maakt voor logement tijdens dienstreizen, die eventueel vergoed kunnen worden door de werkgever. |
| Dienstreis | Een verplaatsing van de werknemer naar een bestemming buiten de vaste plaats van tewerkstelling, in opdracht van de werkgever. |
| Thuiswerk / Kantoorvergoeding | Een vergoeding die de werkgever toekent voor de kosten die gepaard gaan met het werken van thuis uit, zoals gebruik van kantoorruimte en nutsvoorzieningen. |
| Vrijstelling woon-werkverkeer | De fiscale vrijstelling van bepaalde tussenkomsten van de werkgever in de kosten van woon-werkverkeer van de werknemer. |
| Openbaar gemeenschappelijk vervoer (OGV) | Tussenkomsten van de werkgever in de kosten van abonnementen voor trein, tram, bus en metro, die onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld zijn. |
| Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (GGV) | Vervoer van personeelsleden met een voertuig georganiseerd door de werkgever of een groep werkgevers, waarbij de prijs van een treinabonnement als vrijstelling kan dienen. |
| Andere vervoerswijzen (woon-werkverkeer) | Tussenkomsten van de werkgever voor alternatieve vervoerswijzen zoals eigen wagen, fiets of step voor woon-werkverkeer, met een maximale vrijstelling. |
| Hospitalisatieverzekering | Een verzekering die medische kosten dekt bij hospitalisatie, waarbij de werkgeversbijdrage vaak fiscaal gunstig is. |
| Ruling | Een voorafgaande beslissing van de fiscus over de fiscale behandeling van een specifieke situatie of transactie, bindend voor de administratie. |
| Lening (van werkgever aan werknemer) | Een geldsom die de werkgever aan de werknemer uitleent, waarbij de interesten die de werknemer betaalt of de voordelen van een renteloze lening belastbaar zijn. |
| Forfaitaire lening | Een lening waarbij het voordeel van de werknemer forfaitair wordt geraamd, bijvoorbeeld op basis van de gemiddelde debetstand en de geldende rentevoeten. |
| Forfait koteloze beschikking onroerend goed | Een forfaitaire raming van het voordeel dat een werknemer geniet wanneer de werkgever hem een onroerend goed gratis ter beschikking stelt. |
| Forfait elektriciteit en verwarming | Een forfaitaire raming van het voordeel dat een werknemer geniet wanneer de werkgever de kosten voor elektriciteit en verwarming dekt. |
| Forfait firmawagen | Een forfaitaire raming van het voordeel dat een werknemer geniet voor het privégebruik van een bedrijfswagen, gebaseerd op cataloguswaarde, CO2-uitstoot en leeftijd van de wagen. |
| Cataloguswaarde | De catalogusprijs van een voertuig in nieuwe staat, inclusief opties en btw, zonder kortingen. |
| CO2-uitstoot | De uitstoot van koolstofdioxide door een voertuig, die mede de berekening van het voordeel van alle aard voor een bedrijfswagen beïnvloedt. |
| Minimumbedrag voordeel firmawagen | Het minimale jaarlijkse voordeel van alle aard dat de fiscus aanrekent voor het privégebruik van een firmawagen. |
| Telephonie, internet en PC | Voordelen die de werkgever toekent voor privégebruik van telefoon, internet en computer, die onder bepaalde voorwaarden belastbaar zijn. |
| Progressieve belasting (tariefschijven) | De geleidelijke verhoging van het belastingtarief naarmate het inkomen toeneemt, opgesplitst in verschillende schijven. |
| Estralegale voordelen | Voordelen die bovenop het brutoloon worden toegekend en die fiscaal gunstig kunnen zijn. |
| Beroepskosten | Kosten die de belastingplichtige kan aftrekken van zijn brutoberoepsinkomsten, omdat ze noodzakelijk zijn voor het verkrijgen of behouden van belastbaar inkomen. |
| Kosten eigen aan de werkgever (werknemer) | Vergoedingen die de werknemer ontvangt voor kosten die de werkgever normaal zou moeten dragen. |
| Woon-werkverkeer (werkelijke kosten) | De kosten die gemaakt worden om van de woonplaats naar de vaste plaats van tewerkstelling te reizen, die als werkelijke beroepskosten kunnen worden afgetrokken onder bepaalde voorwaarden. |
| Kilometerforfait (woon-werkverkeer eigen wagen) | Een forfaitair bedrag per kilometer dat de werknemer kan aftrekken voor woon-werkverkeer met de eigen wagen. |
| Fietskilometervergoeding | Een forfaitaire vergoeding per kilometer voor woon-werkverkeer met de fiets. |
| Carpooling | Het gezamenlijk reizen met collega's naar het werk, waarbij kilometervergoedingen fiscaal aftrekbaar kunnen zijn. |
| Huur/aankoop van een tweede verblijf (als beroepskost) | Kosten voor een tweede verblijf die als noodzakelijk voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid kunnen worden beschouwd en aftrekbaar zijn. |
| Vakbondbijdrage | Lidgeld betaald aan een vakbond, dat als beroepskost kan worden afgetrokken. |
| Kosten voor bureau (thuis) | Kosten gerelateerd aan een deel van de woning dat als bureau wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, die als beroepskosten kunnen worden afgetrokken. |
| Studiekosten | Kosten gemaakt voor opleidingen die direct verband houden met de huidige beroepswerkzaamheid en leiden tot grotere vakbekwaamheid. |
| Niet-aftrekbare kosten | Kosten die niet als beroepskosten kunnen worden afgetrokken, zoals persoonlijke uitgaven, belastingen en geldboetes. |
| Aanvullend forfait verre verplaatsingen | Een extra forfaitaire aftrek voor werknemers die grote afstanden afleggen voor hun werk. |
| Giften (federale belastingvermindering) | Schenkingen aan erkende instellingen die recht geven op een belastingvermindering van 45%. |
| Kosten van kinderopvang (federale belastingvermindering) | Kosten betaald voor kinderopvang voor kinderen ten laste die recht geven op een belastingvermindering. |
| Betalingen voor pensioensparen (federale belastingvermindering) | Stortingen op een pensioenspaarplan die recht geven op een federale belastingvermindering. |
| Betalingen voor werkgeversaandelen (federale belastingvermindering) | Inschrijvingen op nieuwe aandelen uitgegeven door de eigen werkgever die recht geven op een belastingvermindering. |
| Aandelen van startende vennootschappen (federale belastingvermindering) | Inschrijvingen op aandelen van startende kleine en microvennootschappen die recht geven op een belastingvermindering. |
| Aandelen van groeibedrijven (federale belastingvermindering) | Investeringen in aandelen van vennootschappen die tussen 5 en 10 jaar oud zijn en kapitaal nodig hebben voor groei, wat recht geeft op een belastingvermindering. |
| Vaste activa | Bezittingen die een onderneming langdurig gebruikt en niet snel kan omzetten in geld, zoals gebouwen en machines. |
| Vlottende activa | Bezittingen die een onderneming snel kan omzetten in geld, zoals liquide middelen, voorraden en vorderingen. |
| Passiva | De bronnen van financiering van de bezittingen van een onderneming, bestaande uit eigen vermogen, schulden en voorzieningen. |
| Voorzieningen | Schulden waarvan de omvang en/of het tijdstip van betaling nog niet met zekerheid vaststaan. |
| Bedrijfsopbrengsten | De omzet van een onderneming, zijnde het totaalbedrag aan verkopen gedurende een periode. |
| Bedrijfskosten | Alle kosten die een onderneming maakt voor de uitoefening van haar activiteit, zoals grondstofkosten en loonkosten. |
| Financiële opbrengsten | Opbrengsten uit financiële operaties, zoals rente op spaarrekeningen of dividenden uit beleggingen. |
| Financiële kosten | Kosten gerelateerd aan financiële operaties, zoals bankkosten of rente op leningen. |
| Winst van het boekjaar (voor belastingen) | Het resultaat van de opbrengsten minus de kosten en financiële posten, vóór aftrek van vennootschapsbelasting. |
| Nettowinst / Winst (verlies) van het boekjaar | Het uiteindelijke resultaat na aftrek van belastingen. |
| Dividenden | Winstuitkeringen aan aandeelhouders. |
| Boekjaar | De periode waarover de financiële resultaten van een vennootschap worden opgemaakt, die kan afwijken van het kalenderjaar. |
| Binnenlandse vennootschappen | Vennootschappen met een statutaire zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur/beheer in België, die een winstgevende activiteit uitoefenen. |
| Werkelijke zetelleer | Het principe dat bepaalt dat een vennootschap onderworpen is aan de vennootschapsbelasting van het land waar haar werkelijke zetel van bestuur of beheer zich bevindt. |
| Aanslagjaar (vennootschapsbelasting) | Het jaar dat volgt op het boekjaar waarin de winst is behaald en waarop de belasting wordt geheven. |
| Biztax | Het elektronische indieningsplatform voor de vennootschapsbelastingaangifte. |
| Fiscale correcties | Aanpassingen die de fiscus aan de boekhoudkundige winst aanbrengt om tot de fiscale winst te komen. |
| Uitgekeerde dividenden | Het bedrag aan winst dat door de vennootschap wordt uitgekeerd aan haar aandeelhouders. |
| Aftrek voor innovatie-inkomsten | Een fiscale aftrek voor winsten die voortkomen uit de commercialisering van innovatieve technologieën of patenten. |
| Aftrek van groepsbijdrage | De mogelijkheid voor vennootschappen binnen een groep om winsten door te schuiven naar verbonden ondernemingen met verliezen. |
| Overdraagbare aftrekken | Aftrekken die niet in het huidige belastbare tijdperk volledig kunnen worden gebruikt en die kunnen worden overgedragen naar volgende jaren, zoals overgedragen DBI-aftrek, innovatie-aftrek of verliezen. |
| Voorafbetalingen (vennootschapsbelasting) | Vrijwillige betalingen van belastingen die een vennootschap doet vóór de definitieve aanslag, om vermeerderingen wegens onvoldoende voorafbetalingen te vermijden. |
| Vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen | Een sanctie die wordt toegepast wanneer een vennootschap onvoldoende voorafbetalingen doet, wat leidt tot een verhoging van de verschuldigde belasting. |
| Neutraal karakter (van BTW) | Het principe dat btw geen kost mag zijn voor ondernemingen, aangezien zij betaalde btw kunnen aftrekken en enkel de eindconsument de btw effectief draagt. |
| Uitgaande btw | De btw die een belastingplichtige aanrekent aan zijn klanten. |
| Inkomende btw | De btw die een belastingplichtige heeft betaald op zijn aankopen en die hij kan aftrekken. |
| Verlegging van heffing | Een mechanisme waarbij de btw-plichtige ontvanger van de levering of dienst de btw zelf moet aangeven en betalen aan de staat, in plaats van de leverancier. |
| Economische activiteit | Een activiteit die op zelfstandige en regelmatige wijze wordt verricht, met of zonder winstoogmerk, en die onderworpen is aan btw. |
| Kleine ondernemingen (BTW) | Ondernemingen met een jaarlijkse omzet onder een bepaalde drempel die vrijgesteld zijn van periodieke btw-aangiften en btw kunnen aanrekenen of recupereren. |
| Invoer (BTW) | De binnenbrenging van goederen uit derde landen naar België, waarop btw wordt geheven. |
| Tarieven (BTW) | De percentages die worden toegepast op de maatstaf van heffing om de verschuldigde btw te berekenen (bv. 6%, 12%, 21%). |
| Herzieningen (BTW) | Het proces waarbij de aftrek van btw wordt aangepast indien de bestemming van de goederen of diensten gedurende een bepaalde periode verandert. |
| Plaats van levering (BTW) | De locatie waar een levering van goederen of diensten als belastbaar wordt beschouwd, wat bepaalt welk btw-recht van toepassing is. |
| B2B-transacties | Transacties tussen twee btw-plichtigen (Business-to-Business). |
| B2C-transacties | Transacties tussen een btw-plichtige en een particulier (Business-to-Consumer). |
| Verkoop op afstand | Leveringen van goederen aan particulieren in andere lidstaten, waarbij de btw in het land van consumptie wordt geheven. |
| Belastbare handeling (BTW) | Een handeling die onderworpen is aan btw. |
| Belastingaftrek | Een bedrag dat van de belastbare winst mag worden afgetrokken, waardoor de verschuldigde belasting wordt verlaagd. |
| Boekhoudkundige winst | De winst zoals deze wordt berekend volgens de regels van het boekhoudrecht, voordat fiscale correcties worden toegepast. |
| Dubbele belastingverdrag | Een internationale overeenkomst tussen twee landen om te voorkomen dat dezelfde inkomsten in beide landen belast worden, door middel van verrekening of vrijstelling. |
| Fiscale winst | De winst die wordt vastgesteld na toepassing van alle fiscale correcties op de boekhoudkundige winst, en die de grondslag vormt voor de berekening van de vennootschapsbelasting. |
| Forfaitaire kost | Een vastgesteld bedrag dat wordt gebruikt om bepaalde kosten te begroten, zonder dat de werkelijke uitgaven gedetailleerd moeten worden aangetoond. |
| Gemengde kosten | Kosten die zowel voor beroepsdoeleinden als voor privédoeleinden worden gebruikt, waarbij slechts het beroepsmatige gedeelte fiscaal aftrekbaar is. |
| Gewestelijke belastingen | Belastingen waarvan de heffing en inning tot de bevoegdheid van de gewesten behoren, zoals de onroerende voorheffing en verkeersbelasting. |
| Grondslag van de belasting | Hetgeen wordt belast, zoals inkomen, vermogen, consumptie of specifieke handelingen. |
| Juridische werkelijkheid | De feitelijke situatie zoals die juridisch is vastgelegd, met name in overeenkomsten en contracten. |
| Maatstaf van heffing | Het element waarop de belasting wordt berekend, bijvoorbeeld het belastbaar inkomen, de waarde van een goed of de prijs van een dienst. |
| Niet-retroactiviteit | Het principe dat fiscale wetten in principe niet met terugwerkende kracht mogen worden toegepast, tenzij er een specifieke wettelijke uitzondering is voorzien. |
| Onroerende voorheffing | Een gewestelijke belasting die wordt geheven op basis van het kadastraal inkomen van onroerende goederen. |
| Plaats van levering | De geografische locatie waar een levering van goederen of een verstrekking van diensten plaatsvindt, wat bepalend is voor het toepasselijke btw-recht. |
| Recht op aftrek | Het recht van btw-belastingplichtigen om de btw die zij hebben betaald op hun aankopen en diensten, af te trekken van de btw die zij hebben geïnd op hun verkopen en diensten. |
| Ruimere definitie van belastingplichtige | Een bredere interpretatie die stelt dat een entiteit btw-plichtig kan zijn indien zij een economische activiteit uitoefent, zelfs als deze geen winstoogmerk heeft of door een publieke instelling wordt verricht. |
| Schuldenaar van de btw | De persoon of entiteit die wettelijk verplicht is om de btw aan de schatkist af te dragen. |
| Territoriteitsbeginsel | Het principe dat belastingen alleen kunnen worden geheven indien er voldoende banden bestaan met het grondgebied van het heffende land, bijvoorbeeld door woonplaats of locatie van goederen/activiteiten. |
| Toegerekende waarde (VAA) | Het voordeel dat een werknemer geniet door het privégebruik van bedrijfsmiddelen, zoals een firmawagen, dat wordt beschouwd als belastbaar inkomen. |
| Uitbetaalde dividenden | Winsten die een vennootschap uitkeert aan haar aandeelhouders, waarop roerende voorheffing verschuldigd is. |
| Uitgekeerde tantièmes | Bedragen die worden uitgekeerd aan bestuurders van een vennootschap als vergoeding voor hun bestuurswerkzaamheden, die fiscaal anders worden behandeld dan dividenden. |
| Vaststelling van de belastbare grondslag | Het proces waarbij de basis wordt bepaald waarop de belasting zal worden geheven, inclusief de identificatie van het belastbaar subject en de grondslag. |
| Vermorpen uitgaven | Kosten die in de boekhouding zijn opgenomen, maar fiscaal niet aftrekbaar zijn, waardoor de belastbare winst wordt verhoogd. |
| Verzekeringswet | Wetgeving die de regels en voorwaarden voor het aanbieden en sluiten van verzekeringspolissen vastlegt. |
| Vestiging van de belasting | Het proces waarbij de belastingplichtige, het belastbaar inkomen en het toe te passen tarief worden vastgesteld, wat leidt tot de definitieve berekening van de te betalen belasting. |
| Vrijstelling | Een wettelijke bepaling die een bepaald inkomen of goed onbelast laat, of de belastingplichtige van een bepaalde verplichting ontheft. |
| Winstverwerking | De boekhoudkundige en fiscale behandeling van de winst van een vennootschap, inclusief de beslissingen over bestemmingen zoals uitkeringen, reserves of tantièmes. |
| Wettelijk genot | Het recht dat de wet aan ouders verleent om de inkomsten uit de goederen van hun minderjarige kinderen te genieten. |
| Wettelijk kostenforfait | Een door de wet vastgesteld bedrag aan beroepskosten dat werknemers kunnen aftrekken zonder bewijsstukken, berekend als een percentage van het bruto-inkomen met een maximumbedrag. |
| Wettelijke samenwonenden | Twee personen die door een verklaring bij de gemeente een juridische band aangaan die vergelijkbaar is met het huwelijk, met bepaalde fiscale en sociale gevolgen. |
| Winst | Het positieve verschil tussen opbrengsten en kosten in een bepaalde periode. |
| Woon-werkverkeer | De verplaatsing tussen de woonplaats en de vaste plaats van tewerkstelling. |
| Woonstaatbeginsel | Het beginsel dat rijksinwoners belastbaar zijn op hun wereldwijd inkomen, ongeacht waar dit inkomen is verkregen. |
| Zakelijke aanknopingspunten | Criterium voor fiscale bevoegdheid gebaseerd op de locatie van goederen, activa of economische activiteiten binnen een bepaald territorium. |
| Zijsprong | Een toevoeging of correctie in de fiscale berekening die afwijkt van de algemene regels, vaak om specifieke economische of sociale doelen te bereiken. |
| Zonne-energie | Elektriciteit opgewekt uit zonlicht, vaak met fiscale stimulansen. |
| BTW-aftrek | Het recht om betaalde btw op aankopen en diensten af te trekken van de btw die wordt geïnd op verkopen en diensten. |
| BTW-belastingdrager | De uiteindelijke consument die de btw draagt, omdat deze de btw niet kan aftrekken. |
| BTW-belastingplichtige | Een persoon of entiteit die btw-plichtig is en btw moet aanrekenen op haar leveringen en diensten, en recht heeft op btw-aftrek. |
| BTW-tarief | Het percentage btw dat van toepassing is op goederen en diensten. |
| BTW-verlegging | Een mechanisme waarbij de btw-heffingsplicht wordt verlegd van de leverancier naar de afnemer, vaak toegepast in situaties waar de fiscus twijfels heeft over de doorstorting van btw. |
| Belastbare materie (BTW) | De goederen en diensten die zijn onderworpen aan btw. |
| Diensten (BTW) | Elke prestatie die geen levering van goederen is, verricht onder bezwarende titel. |
| Goederen (BTW) | Lichamelijke roerende goederen, inclusief elektriciteit en gas, die onderworpen kunnen zijn aan btw. |
| Neutraal karakter (BTW) | Het principe dat btw geen kost mag zijn voor ondernemingen, aangezien zij het recht hebben om de betaalde btw af te trekken. |
| Plaats van de dienst | De locatie waar een dienst wordt geleverd, bepalend voor het toepasselijke btw-recht, met onderscheid tussen B2B en B2C-transacties. |
| Reguliere btw-aangifte | Een periodieke aangifte (maandelijks of per kwartaal) waarin belastingplichtigen de verschuldigde btw en de aftrekbare btw rapporteren. |
| Tegenprestatie (BTW) | De vergoeding, in geld of in natura, die wordt ontvangen voor een levering van goederen of een dienst. |
| Vrijgestelde handelingen (BTW) | Handelingen die zijn vrijgesteld van btw, zoals bepaalde medische diensten, waardoor de btw op de aankopen die hiervoor worden gebruikt, niet aftrekbaar is. |
| Werkzame btw-belastingplichtige | Een persoon of entiteit die zelf btw-belastingplichtig is en btw aanrekent op haar leveringen en diensten. |
| Afschrijving | De waardevermindering van een actief actief over de tijd, die fiscaal aftrekbaar is als beroepskost. |
| Aftrekbare kosten | Kosten die in mindering mogen worden gebracht van de belastbare winst of het belastbaar inkomen. |
| Annuïteitsbeginsel | Het principe dat de belastbare materie per belastbaar tijdperk wordt afgebakend, waarbij de winst wordt bepaald op basis van de inkomsten en kosten van dat specifieke boekjaar. |
| Boekjaar (vennootschapsbelasting) | De periode waarover een vennootschap haar resultaten berekent en haar jaarrekening opmaakt, die niet noodzakelijk samenvalt met een kalenderjaar. |
| Duurzame vervoersmiddelen | Vervoermiddelen die een milieuvriendelijk alternatief bieden voor de wagen, zoals fietsen, openbaar vervoer en deelauto's, vaak fiscaal gestimuleerd. |
| Forfaitaire vergoeding | Een vastgesteld bedrag aan vergoeding voor specifieke kosten, zoals kilometervergoedingen of dagvergoedingen voor dienstreizen. |
| Gedeeltelijke vrijstelling | Een beperkte vrijstelling van belasting, waarbij slechts een deel van het inkomen of voordeel vrijgesteld is. |
| Gemeentebelastingen | Lokale belastingen die door gemeenten worden geheven, zoals belastingen op huisvuilophaling of terrassen. |
| Immobiliën (Onroerende goederen) | Vastgoed, zoals gronden en gebouwen, die onderworpen kunnen zijn aan onroerende voorheffing en inkomstenbelastingen. |
| Inkomstenbelasting | Een belasting die wordt geheven op de inkomsten van natuurlijke personen (personenbelasting) en rechtspersonen (vennootschapsbelasting). |
| Invoer | Het binnenbrengen van goederen in een land uit het buitenland, wat douanerechten en btw kan met zich meebrengen. |
| Loonbonus | Een niet-recurrente resultaatsgebonden bonus die werknemers kunnen ontvangen bij het behalen van collectieve doelstellingen, met fiscale voordelen. |
| Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen | Bonusuitkeringen aan werknemers die gekoppeld zijn aan collectieve bedrijfsresultaten en vooraf bepaalde doelstellingen. |
| Nuttige beroepskosten | Kosten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en die fiscaal aftrekbaar zijn. |
| Overgedragen aftrekken | Fiscale aftrekken die niet volledig konden worden benut in een bepaald boekjaar en kunnen worden overgedragen naar volgende boekjaren, zoals overgedragen verliezen of DBI-aftrek. |
| Progressieve belastingtarieven | Belastingtarieven die stijgen met het inkomen, zodat hogere inkomens relatief meer belasting betalen. |
| Resterend saldo | Het deel van een mobiliteitsbudget dat niet is besteed aan een milieuvriendelijkere bedrijfswagen of duurzame vervoersmiddelen, en dat de werknemer als cash ontvangt. |
| Roerende goederen | Zaken die verplaatsbaar zijn, in tegenstelling tot onroerende goederen. |
| Roerende voorheffing | Een belasting die wordt ingehouden op bepaalde inkomsten, zoals dividenden en interesten, voordat deze aan de ontvanger worden uitgekeerd. |
| Ruizeregeling voor werknemers | Een regeling die flexibele voordelen biedt aan werknemers, zoals een mobiliteitsbudget, om tegemoet te komen aan hun diverse behoeften. |
| Schuldenaren van de btw | De personen of entiteiten die wettelijk verplicht zijn om de btw aan de schatkist af te dragen. |
| Sociaal voordeel | Een voordeel dat de werkgever toekent aan werknemers, vaak niet direct gekoppeld aan individuele prestaties, zoals maaltijdcheques, sportcheques of hospitalisatieverzekeringen. |
| Stam-KI | Het oorspronkelijke, niet-geïndexeerde Kadastraal Inkomen van een onroerend goed, dat de basis vormt voor verdere berekeningen. |
| Startersondernemingen | Nieuwe ondernemingen die binnen een bepaalde termijn na oprichting fiscaal voordelige regimes kunnen genieten, zoals belastingverminderingen voor investeerders. |
| Statutaire zetelleer | De plaats van de maatschappelijke zetel van een vennootschap zoals vastgelegd in de statuten. |
| Strategisch mobiliteitsbudget | Een mobiliteitsbudget dat werkgevers aanbieden als alternatief voor een bedrijfswagen, met het doel het verplaatsingsgedrag van werknemers te beïnvloeden en te vergroenen. |
| Tantième | Een uitkering aan bestuurders van een vennootschap als vergoeding voor hun bestuurswerkzaamheden. |
| Tax shelter | Een fiscaal regime dat investeringen in specifieke sectoren of ondernemingen stimuleert door middel van belastingvoordelen. |
| Tijdelijke ongeschiktheid | Een periode waarin iemands verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder van wat een valide persoon zou kunnen verdienen, wat fiscaal relevant kan zijn. |
| Tussenkomst van de werkgever | Financiële bijdrage van de werkgever aan kosten die verband houden met de werknemer, zoals woon-werkverkeer, maaltijdcheques of opleidingen. |
| Unieke belastingschuld | Een belasting die slechts één keer verschuldigd is voor een specifiek belastbaar feit. |
| Verzekeringscontract | Een overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer, waarin de voorwaarden en dekking van een verzekering worden vastgelegd. |
| Verzekeringsproduct | Een financieel product dat voorziet in een vorm van verzekering, zoals levensverzekeringen of invaliditeitsverzekeringen. |
| Vrijgestelde bestanddelen | Inkomsten die wettelijk zijn vrijgesteld van belastingheffing, zoals bepaalde voordelen van alle aard of inkomsten uit specifieke investeringen. |
| Vrijstelling van woon-werkverkeer | Een fiscale vrijstelling die van toepassing is op de tussenkomst van de werkgever in de kosten van woon-werkverkeer, onder bepaalde voorwaarden. |
| VWF-lening | Een specifieke leningconstructie die beoogt startende kmo's te ondersteunen met een fiscaal voordeel voor de kredietgever. |
| Weduwnaar of weduwe | Een persoon wiens echtgenoot of echtgenote is overleden, die fiscaal onder bepaalde omstandigheden als alleenstaande kan worden behandeld. |
| Werkgever | Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die anderen in dienst neemt en hen loon betaalt. |
| Werkplek | De locatie waar een werknemer zijn arbeid verricht. |
| Werkverrichting | De feitelijke uitvoering van arbeid door een werknemer in opdracht van een werkgever. |
| Winst uit dochteronderneming (DBI) | Een deel van de winst dat een vennootschap ontvangt van een dochteronderneming, dat onder bepaalde voorwaarden (definitief belaste inkomsten) kan worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. |
| Zaakvoerder | De persoon die belast is met de dagelijkse leiding van een vennootschap. |
Cover
FVE Financieel recht 2 ST (2).pptx
Summary
# Historisch overzicht van financieel recht in België
Dit overzicht schetst de evolutie van het Belgische financiële recht, met nadruk op de impact van belangrijke wetgevende momenten en crises.
### 1.1 Crisisjaren '30 en de nasleep
De financiële crisis van de jaren '30 legde de basis voor latere reguleringen.
### 1.2 Periode tussen de jaren '30 en '70
Deze periode kende een relatieve stabiliteit in de financiële wetgeving na de directe nasleep van de crisis.
### 1.3 De Mammoetwet van 1975
De mammoetwet van 1975 was een reactie op de toenemende branchevervaging in de financiële sector, waarbij de grenzen tussen verschillende soorten financiële instellingen vervaagden.
* **Noodzaak tot wetgeving:** De branchevervaging maakte de tussenkomst van de wetgever noodzakelijk.
* **Europese invloed:** Een Europese richtlijn uit 1973 bevorderde harmonisatie en samenwerking op Europees niveau, gericht op de vrijheid van vestiging en vrije dienstverlening.
* **Inhoud van de wet:**
* Spaarkassen kregen ruimere mogelijkheden voor beleggings- en kredietoperaties.
* De revisorale controle werd verstrengd en gelijkgesteld aan die van privébanken.
* Controlevoorschriften werden aanzienlijk aangescherpt.
* De Bankencommissie kreeg nieuwe bevoegdheden, zoals het benoemen van een speciale commissaris, het stopzetten of opschorten van activiteiten, en het intrekken van de inschrijving als bank.
### 1.4 Wet van 1993 ("Bankenwet")
De wet van 1993, ook bekend als de "Bankenwet", was een verdere stap in het oplossen van de branchevervaging en implementeerde de tweede Europese richtlijn inzake financiële diensten.
* **Doel:** De grenzen tussen financiële instellingen werden nog verder weggewerkt met het oog op de Economische en Monetaire Unie (EMU).
* **Europese context:** Elke lidstaat had aanvankelijk zijn eigen regelgeving voor de bescherming en controle van de financiële markt. De tweede EG-richtlijn beoogde dat financiële instellingen hun activiteiten over de grenzen heen konden organiseren en gelijkschakelde de toegangsvoorwaarden tussen de lidstaten. Het principe van "home country control" werd geïntroduceerd.
* **Nationale aanpassing:** Naast de implementatie van de tweede EG-richtlijn werd ook de nationale wetgeving aangepast.
* **Eén juridische regeling:** Er was geen onderscheid meer tussen de drie grote financiële instellingen (banken, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen) op het gebied van activiteiten en organisatie. De wet van 1993 introduceerde eenzelfde juridische regeling voor alle drie.
* **Toezicht:** Het toezicht op alle instellingen kwam onder de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, de opvolger van de Bankencommissie.
### 1.5 Crisis 2008-2009 en de Wet van 2014
De wereldwijde financiële crisis van 2008-2009 leidde, net als de crisis van de jaren '30, tot nieuwe regelgeving.
* **Oorzaken:** De crisis werd toegeschreven aan jarenlang fout monetair beleid en misstappen in de regulering, met name binnen de Amerikaanse vastgoedsector, wat culmineerde in het faillissement van Lehman Brothers.
* **Gevolgen voor België:**
* Beperkingen in kredietverlening door banken.
* Paniekreacties op de financiële markten.
* Verbindingen tussen Belgische en Amerikaanse banken zorgden voor een directe impact.
* Noodzaak tot overheidssteun (korte termijn): geld lenen aan banken, investeren in de maatschappij, optrekken van de waarborg van het garantiefonds.
* Publiek debat en lange termijn oplossingen.
* **Wet van 25 april 2014 (nieuwe bankenwet):** Dit was de omzetting van de nieuwe EU-richtlijn 2013/36/EU in Belgische wetgeving.
* Verving de wet van 1993.
* Introduceerde een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme.
* Bevatte een principieel verbod op proprietary trading (handel met eigen gelden).
* Reguleerde governance, eigen vermogen en liquiditeit.
* Introduceerde herstelplannen.
### 1.6 Twin Peaks (Wet van 2 juli 2010)
De crisis van 2008 gaf ook aanleiding tot de wet van 2 juli 2010, die het toezichtsmodel reorganiseerde volgens het "Twin Peaks"-principe.
* **Doel:** Reorganisatie van het toezichtsmodel.
* **Twee pijlers:**
* **Prudentieel toezicht:** Gericht op de stabiliteit van de financiële markten, onderverdeeld in macroprudentieel en microprudentieel toezicht.
* **Gedragstoezicht:** Controle van informatie en processen om transparante en duidelijke informatievoorziening aan marktdeelnemers te garanderen.
---
# De Mammoetwet van 1975
De Mammoetwet van 1975 werd geïntroduceerd als reactie op branchevervaging binnen de financiële sector en om de Europese harmonisatie te bevorderen, met de invoering van ruimere mogelijkheden voor spaarkassen en verstrengde controlevoorschriften.
### 2.1 Achtergrond en doelstellingen
#### 2.1.1 Branchevervaging
De financiële sector kende een groeiende tendens tot branchevervaging, waarbij de traditionele scheidslijnen tussen verschillende soorten financiële instellingen vervaagden. Dit maakte interventie door de wetgever noodzakelijk om de stabiliteit en coherentie van de markt te waarborgen.
#### 2.1.2 Europese harmonisatie
Een belangrijke drijfveer achter de Mammoetwet was de bevordering van Europese harmonisatie. Een EG-richtlijn uit 1973 stimuleerde de samenwerking op Europees niveau, wat de vrijheid van vestiging en vrije dienstverlening ten goede kwam.
### 2.2 Kernaspecten van de Mammoetwet van 1975
#### 2.2.1 Ruimere mogelijkheden voor spaarkassen
De wet verruimde de operationele mogelijkheden voor spaarkassen. Zij kregen uitgebreidere bevoegdheden voor beleggings- en kredietoperaties, wat hen dichter bracht bij de activiteiten van traditionele banken.
#### 2.2.2 Verstrengde controlevoorschriften
Tegelijkertijd werden de controlevoorschriften aanzienlijk aangescherpt. De Bankencommissie, de toezichthoudende instantie, kreeg nieuwe instrumenten en bevoegdheden om de financiële instellingen te controleren.
> **Tip:** De Mammoetwet markeerde een belangrijke stap in de evolutie van het financieel toezicht, waarbij gepoogd werd een balans te vinden tussen marktontwikkelingen en noodzakelijke regulering.
##### 2.2.2.1 Nieuwe controlemogelijkheden voor de Bankencommissie
De wet voorzag in specifieke nieuwe controlemogelijkheden, waaronder:
* Het benoemen van een speciale commissaris om toezicht te houden op specifieke instellingen of operaties.
* De bevoegdheid om activiteiten stop te zetten of op te schorten indien dit noodzakelijk werd geacht voor de stabiliteit van de markt.
* De mogelijkheid om de inschrijving van een instelling als bank te herroepen.
#### 2.2.3 Herleving van gemengde banken
Hoewel niet expliciet uitgewerkt in het verstrekte document, suggereert de tekst een lichte herleving van het concept van gemengde banken, waarbij instellingen een breder scala aan financiële diensten konden aanbieden.
> **Tip:** Het begrijpen van de context van branchevervaging is cruciaal om de ingrijpende wijzigingen die de Mammoetwet introduceerde volledig te kunnen plaatsen.
---
# De Wet van 1993 en de EMU
Deze wet, ook wel de Bankenwet genoemd, implementeert de tweede EG-richtlijn en beoogt de gelijkschakeling van toegangsvoorwaarden en de organisatie van financiële instellingen over de grenzen heen, ter voorbereiding op de Economische en Monetaire Unie (EMU).
### 3.1 Achtergrond en doelstellingen
De wet van 1993 is een reactie op de branchevervaging die zich in de financiële sector had voorgedaan. Vóór deze wet was er een onderscheid tussen verschillende soorten financiële instellingen, elk met eigen regelgeving. De toenemende globalisering en de voorbereidingen op de Economische en Monetaire Unie (EMU) maakten een harmonisatie van de regelgeving noodzakelijk.
#### 3.1.1 Implementatie van de tweede EG-richtlijn
Een cruciaal aspect van de wet van 1993 was de implementatie van de tweede EG-richtlijn betreffende de toegang tot het bedrijf van de instellingen voor de inzameling van openbare spaargelden en tot de uitoefening van hun werkzaamheden. Deze richtlijn had als doel de grenzen tussen nationale financiële markten verder te verkleinen en de concurrentie tussen financiële instellingen in de lidstaten te bevorderen.
De belangrijkste doelstellingen van de tweede EG-richtlijn, en dus ook van de wet van 1993, waren:
* **Financiële instellingen moeten hun activiteiten over de grenzen heen kunnen organiseren:** Dit betekent dat een bank uit het ene EU-land zonder al te veel belemmeringen filialen kon openen of diensten kon verlenen in een ander EU-land.
* **Toegangsvoorwaarden diverse lidstaten gelijkschakelen:** Er werd gestreefd naar een uniform kader voor de vergunningverlening en de operationele vereisten voor financiële instellingen, ongeacht hun vestigingsplaats binnen de EU.
* **Home country control:** Dit principe houdt in dat het toezicht op een financiële instelling primair wordt uitgeoefend door de autoriteiten van het land waar de instelling haar zetel heeft (het thuisland). Dit vergemakkelijkte grensoverschrijdend opereren, aangezien de instelling dan niet met de regelgeving van elk afzonderlijk gastland geconfronteerd werd.
#### 3.1.2 Oplossing voor branchevervaging
De wet van 1993 pakte de branchevervaging aan door een einde te maken aan het onderscheid tussen de drie traditionele financiële instellingen: banken, beleggingsondernemingen en spaarbanken. In plaats daarvan werd er één juridisch kader gecreëerd dat van toepassing was op alle drie soorten instellingen. Dit betekende dat ze onder dezelfde regels opereerden, zowel wat betreft hun activiteiten als hun organisatie.
#### 3.1.3 Verschuiving in toezicht
Met de komst van de wet van 1993 verschoof het toezicht op alle financiële instellingen naar de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, de opvolger van de vroegere Bankencommissie. Dit centraliseerde het toezicht en zorgde voor een consistentere aanpak.
> **Tip:** Begrijp de context van de EMU als drijfveer achter deze Europese harmonisatiewetgeving. De wet van 1993 was een stap in de richting van een geïntegreerde Europese financiële markt.
### 3.2 Vergelijking met de Mammoetwet van 1975
De wet van 1993 kan gezien worden als een verdere evolutie van eerdere wetgeving, met name de Mammoetwet van 1975. Waar de Mammoetwet van 1975 al een begin maakte met het versoepelen van regels voor spaarkassen en het invoeren van strengere controlevoorschriften, zette de wet van 1993 de stap naar volledige harmonisatie en grensoverschrijdende integratie.
De Mammoetwet van 1975:
* Beantwoordde aan de noodzaak na de branchevervaging.
* Implementeerde de EG-richtlijn van 1973.
* Bevorderde Europese samenwerking en de vrijheid van vestiging en dienstverlening.
* Verruimde de mogelijkheden voor spaarkassen op het gebied van beleggings- en kredietoperaties.
* Verstrengde de controlenormen en gaf de Bankencommissie nieuwe instrumenten voor toezicht.
De wet van 1993 bouwde hierop voort door de grenzen tussen financiële instellingen nog verder te vervagen en een uniforme juridische regeling te introduceren, gericht op de voorbereiding van de EMU.
> **Tip:** Leg het verband tussen opeenvolgende wetgeving. Elke wet bouwt voort op de vorige, met steeds verdergaande harmonisatie en aanpassing aan economische en politieke ontwikkelingen.
---
# De crisis van 2008-2009 en de Wet van 25 april 2014
De crisis van 2008-2009, met het faillissement van Lehman Brothers als startpunt, leidde tot significante gevolgen voor België en resulteerde in nieuwe regelgeving, omgezet in de wet van 25 april 2014, die onder meer een verbod op proprietary trading en nieuwe governance-eisen introduceert.
### 4.1 De crisis van 2008-2009
#### 4.1.1 Oorzaken en aanvang
De crisis van 2008-2009 begon met het faillissement van Lehman Brothers en wordt gezien als een gevolg van jarenlang fout monetair beleid en misstappen in de regulering binnen de Amerikaanse vastgoedsector.
> **Tip:** Het is essentieel om de oorzaken van de crisis in de VS te begrijpen om de gevolgen en de daaropvolgende regelgeving te kunnen plaatsen.
#### 4.1.2 Gevolgen voor België
De crisis had een grote impact op België. Belgische banken, die verbonden waren met Amerikaanse banken, kregen te maken met de volgende consequenties:
* **Kredietbeperking:** Banken verstrekten nauwelijks nog kredieten.
* **Paniekreacties:** Er ontstond paniek bij de banken.
* **Noodzaak van overheidssteun:** De overheid moest tussenkomen met steunmaatregelen. Dit omvatte:
* Geld lenen aan banken.
* Investeren in de maatschappij.
* Het optrekken van de waarborg van het garantiefonds.
* **Publiek debat en lange termijn oplossingen:** De crisis leidde tot publieke debatten en parlementaire commissies die moesten leiden tot lange termijn oplossingen.
### 4.2 De wet van 25 april 2014 (nieuwe bankenwet)
De crisis van 2008 gaf aanleiding tot nieuwe regelgeving, vergelijkbaar met de reactie op de crisis van de jaren '30. De Europese Unie vaardigde Richtlijn 2013/36/EU uit, die in België werd omgezet via de wet van 25 april 2014. Deze wet vervangt de wet van 1993 en introduceert belangrijke wijzigingen.
#### 4.2.1 Belangrijkste bepalingen
De wet van 25 april 2014 introduceert een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en regelt onder andere:
* **Principieel verbod op proprietary trading:** Dit houdt in dat banken niet langer hun eigen geld mogen gebruiken om financiële producten te verhandelen.
> **Voorbeeld:** Proprietary trading is het speculatieve handelen met de eigen middelen van de bank, los van het aanbieden van financiële diensten aan klanten. Dit verbod beoogt het nemen van overmatig risico door banken te beperken.
* **Governance:** Er worden nieuwe eisen gesteld aan de interne bestuursstructuur en procedures van financiële instellingen.
* **Eigen vermogen en liquiditeit:** De wet versterkt de vereisten rond het eigen vermogen en de liquiditeitspositie van banken om hun stabiliteit te waarborgen.
* **Herstelplannen:** Banken moeten over gedetailleerde herstelplannen beschikken voor het geval zij in financiële moeilijkheden geraken.
#### 4.2.2 Relatie met de TWIN PEAKS-wet (wet van 2 juli 2010)
De crisis van 2008 gaf ook aanleiding tot de wet van 2 juli 2010, beter bekend als de TWIN PEAKS-wet. Deze wet reorganiseerde het toezichtsmodel voor financiële markten in België. Het model omvat twee soorten toezicht:
* **Prudentieel toezicht:** Dit richt zich op de stabiliteit van de financiële markten en is onderverdeeld in:
* **Macroprudentieel toezicht:** Gericht op het systeemrisico in de gehele financiële sector.
* **Microprudentieel toezicht:** Gericht op de stabiliteit en solvabiliteit van individuele financiële instellingen.
* **Gedragstoezicht:** Dit omvat de controle van informatie en processen die ervoor zorgen dat marktdeelnemers transparant en duidelijk worden geïnformeerd.
De wet van 25 april 2014 bouwt voort op dit geherstructureerde toezichtsmodel door specifieke regels voor kredietinstellingen te implementeren.
---
# Het Twin Peaks-toezichtsmodel
Het Twin Peaks-toezichtsmodel, geïntroduceerd met de wet van 2 juli 2010, herorganiseert het financieel toezicht door prudentieel toezicht (macro- en microprudentieel) te scheiden van gedragstoezicht om de stabiliteit en transparantie van de financiële markten te waarborgen.
### 5.1 Achtergrond en Noodzaak van het Model
De crisis van 2008-2009 legde de tekortkomingen bloot van het bestaande toezichtsmodel en gaf aanleiding tot de wet van 2 juli 2010. Deze crisis, die mede voortkwam uit jarenlang een fout monetair beleid en misstappen in de regulering van de Amerikaanse vastgoedsector, had significante gevolgen voor België. Banken kenden geen kredieten meer toe, er ontstond paniek, en Belgische banken bleken verbonden met Amerikaanse banken.
De gevolgen voor België vereisten overheidssteun op korte termijn, zoals het lenen van geld aan banken, het investeren in de maatschappij en het optrekken van de waarborg van het garantiefonds. Op lange termijn leidden deze bevindingen tot de nieuwe bankenwet van 25 april 2014, die de wet van 1993 verving en een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme introduceerde.
De wet van 25 april 2014 bracht onder andere een principieel verbod op proprietary trading (het gebruik van eigen gelden om financiële producten te verhandelen), aanpassingen aan de governance, regels voor eigen vermogen en liquiditeit, en de invoering van herstelplannen.
### 5.2 Structuur van het Twin Peaks-model
Het Twin Peaks-model scheidt het financieel toezicht op in twee hoofdpijlers:
* **Prudentieel toezicht:** Dit aspect richt zich op de algemene stabiliteit van de financiële markten. Het omvat:
* **Macroprudentieel toezicht:** Dit toezicht heeft betrekking op het financiële systeem als geheel en beoogt het voorkomen van systemische risico's.
* **Microprudentieel toezicht:** Dit toezicht richt zich op de stabiliteit en solvabiliteit van individuele financiële instellingen.
* **Gedragstoezicht:** Dit aspect focust op de transparantie en correcte informatieverstrekking aan de deelnemers van de financiële markt. Het omvat de controle van de informatie en de processen die ervoor zorgen dat marktdeelnemers op een transparante en duidelijke wijze worden geïnformeerd.
> **Tip:** Het onderscheid tussen macro- en microprudentieel toezicht is cruciaal. Macroprudentieel kijkt naar het bos (het systeem), terwijl microprudentieel kijkt naar de bomen (individuele instellingen). Gedragstoezicht zorgt voor een eerlijk speelveld voor consumenten en beleggers.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Financieel recht | Het rechtsgebied dat de regels en voorschriften omvat met betrekking tot financiële markten, financiële instellingen en financiële instrumenten. Het regelt de uitgifte, handel, toezicht en instorting van financiële producten. |
| Branchevervaging | Een fenomeen waarbij de traditionele grenzen tussen verschillende financiële sectoren (zoals banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen) vervagen, waardoor instellingen activiteiten ontplooien die voorheen tot andere sectoren behoorden. |
| EG-richtlijn | Een bindende rechtsnorm binnen de Europese Unie die lidstaten verplicht om hun nationale wetgeving aan te passen om het voorgeschreven resultaat te bereiken. Het geeft een doel aan, maar laat de keuze van middelen aan de lidstaten over. |
| Harmonisatie | Het proces waarbij wet- en regelgeving van verschillende landen op elkaar wordt afgestemd, met als doel de interne markt te versterken, concurrentieverhoudingen gelijk te trekken en grensoverschrijdende activiteiten te faciliteren. |
| Vrijheid van vestiging | Het recht voor burgers en ondernemingen van de ene lidstaat om zich blijvend te vestigen en economische activiteiten uit te oefenen in een andere lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de nationale burgers of ondernemingen. |
| Vrije dienstverlening | Het recht voor burgers en ondernemingen van de ene lidstaat om tijdelijk diensten te verlenen in een andere lidstaat zonder zich er te hoeven vestigen. |
| Spaarkassen | Financiële instellingen die traditioneel gericht zijn op het aantrekken van spaargelden van particulieren en het verstrekken van kredieten, vaak met een maatschappelijke of regionale focus. |
| Beleggings- en kredietoperaties | Activiteiten die financiële instellingen uitvoeren, waaronder het investeren in financiële producten (beleggingsoperaties) en het verstrekken van leningen (kredietoperaties). |
| Revisorale controle | Een onafhankelijke controle van de financiële overzichten en interne procedures van een organisatie, uitgevoerd door een externe accountant of auditor om de getrouwheid en deugdelijkheid te waarborgen. |
| Bankencommissie | Een voormalige toezichthoudende autoriteit belast met het toezicht op banken en financiële instellingen. Deze commissie werd in de loop der tijd vervangen of gefuseerd met andere instanties. |
| EMU (Economische en Monetaire Unie) | Een economische en monetaire unie van lidstaten van de Europese Unie die de euro als hun gemeenschappelijke munt hebben ingevoerd en een gecoördineerd economisch en monetair beleid voeren. |
| Home country control | Een principe in het bankentoezicht waarbij het toezicht op een financiële instelling primair wordt uitgeoefend door de toezichthouder van het land waar de instelling haar hoofdkantoor heeft, zelfs indien zij in andere lidstaten actief is. |
| Proprietary trading | De handel door een financiële instelling met haar eigen geld in financiële instrumenten, in tegenstelling tot handel in opdracht van klanten. Dit kan leiden tot verhoogde risico's. |
| Governance | Het systeem van regels, praktijken en procedures waarmee een organisatie wordt geleid en beheerst. In de context van financiële instellingen omvat dit het management, de raad van bestuur en de interne controlemechanismen. |
| Eigen vermogen en liquiditeit | Eigen vermogen verwijst naar het kapitaal dat door de eigenaren van een instelling is ingebracht, terwijl liquiditeit verwijst naar het vermogen van een instelling om aan haar kortetermijnverplichtingen te voldoen door beschikbare middelen. |
| Herstelplannen | Plannen die financiële instellingen moeten opstellen om aan te geven hoe zij zouden omgaan met ernstige financiële moeilijkheden of een faillissement, teneinde de financiële stabiliteit te waarborgen. |
| Prudentieel toezicht | Toezicht gericht op het waarborgen van de financiële stabiliteit en solvabiliteit van financiële instellingen, teneinde het risico op faillissementen en de impact daarvan op het financiële systeem te beperken. |
| Macroprudentieel toezicht | Toezicht dat zich richt op het monitoren en beheersen van systeemrisico's binnen het financiële stelsel als geheel, om de stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. |
| Microprudentieel toezicht | Toezicht dat zich richt op de stabiliteit en soliditeit van individuele financiële instellingen, om te voorkomen dat zij falen en de bredere financiële markten destabiliseren. |
| Gedragstoezicht | Toezicht dat gericht is op het waarborgen dat financiële markten eerlijk, transparant en efficiënt opereren, en dat consumenten en beleggers adequaat worden beschermd tegen misleiding en oneerlijke handelspraktijken. |