Cover
Start nu gratis Les 1 - Geschiedenis van de archeologie.pptx
Summary
# Definitie en geschiedenis van archeologie
Archeologie is de tak van de geschiedenis die zich bezighoudt met de materiële sporen van het verleden van de mens en systematisch de overblijfselen opspoort en interpreteert om inzicht te krijgen in menselijke samenlevingen uit het verleden.
### 1.1 Wat is archeologie?
Archeologie wordt gedefinieerd als de wetenschap die zich toelegt op het systematisch opsporen en interpreteren van materiële overblijfselen om inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen uit het verleden. Archeologen houden zich bezig met wat de mens heeft gemaakt, zoals gereedschap, wapens, huizen, graven en tempels. Het vakgebied strekt zich uit van de prehistorie tot aan de hedendaagse tijd.
### 1.2 Archeologie vóór de renaissance
Vóór de renaissance was er geen sprake van archeologie in de moderne zin. Enkele vroege voorbeelden van interesse in het verleden zijn:
* **Babylonische koning Nabonidus (555-538 v.C.)**: Deze koning organiseerde de opgraving van een tempel en richtte een soort museum in.
* **Griekse en Romeinse wereld**: Hoewel er geen archeologie *sensu stricto* bestond, werd de term "archaiologia" door Plato gebruikt om de wetenschap van het verleden aan te duiden. Helena, de moeder van Constantijn, zou opgravingen in Jeruzalem hebben verricht.
* **Middeleeuwen**: In deze periode was er weinig aandacht voor archeologie. Kennis werd voornamelijk uit teksten gehaald. De bescherming van de zuil van Traianus in Rome (1162) gebeurde niet op basis van wetenschappelijke gronden.
### 1.3 Archeologie voor de 19e eeuw: twee stromingen
In de periode vóór de 19e eeuw ontwikkelden zich twee belangrijke archeologische stromingen:
#### 1.3.1 Kunstgeschiedenis en de Middellandse Zee
Deze stroming richtte zich voornamelijk op de klassieke oudheid rond de Middellandse Zee en werd gekenmerkt door:
* **Verzamelen en beschrijven van antiquiteiten**: Figuren zoals Ulisse Aldrovandi (1522-1604) catalogiseerden antieke collecties.
* **Dilettanti**: Groepen, zoals de *Society of Dilettanti* (opgericht in Londen in 1734), die zich bezighielden met het verzamelen en bestuderen van antieke kunst en monumenten.
* **Joachim Winckelmann (1717-1768)**: Wordt beschouwd als de grondlegger van de klassieke archeologie, met nadruk op de superioriteit van de Griekse kunst.
* **Eerste grote opgravingen**: Pompeii en Herculaneum werden vanaf de 18e eeuw systematisch opgegraven.
* **Napoleon Bonaparte's veldtocht in Egypte (1798)**: Leidde tot de ontdekking van de Steen van Rosetta en de latere ontcijfering van de Egyptische hiëroglyfen door François Champollion (1790-1832) in 1822.
* **Oprichting van instituten en scholen**: In de 19e eeuw werden diverse Britse, Duitse en Franse scholen en universitaire instituten voor kunstgeschiedenis en archeologie opgericht.
* **Belangrijke figuren**: Austen Henry Layard (Mesopotamië), Henry Rawlinson (ontcijfering spijkerschrift), Heinrich Schliemann (Troje en Mycene), William Flinders Petrie (veldtechnieken in Egypte), Howard Carter (graf van Toetanchamon), en Arthur Evans (Knossos en de Minoïsche beschaving) waren sleutelfiguren in deze stroming.
* **Lokale bijdragen**: Ook minder bekende figuren, zoals de Belgische gebroeders Louis en Henri Siret (onderzoek naar de Spaanse Bronstijd), leverden belangrijk werk.
#### 1.3.2 Antiquarisme en Noord-West-Europa
Deze stroming richtte zich meer op de lokale monumenten en de oudheid in Noord-West-Europa:
* **Engeland**: John Leland (1506-1552) was een vroege koninklijke oudheidkundige. In de 17e eeuw kwam veldonderzoek op, met figuren als John Aubrey (1626-1697) en William Stukeley (1687-1765), bekend van hun werk aan Stonehenge. De *Society of Antiquaries* werd opgericht in 1718.
* **Scandinavië**: Johannes Bureus (1568-1652), de eerste Zweedse rijksarcheoloog, onderzocht runen. Ole Worm (1588-1654) stelde een museum (Museum Wormianum) samen. In 1662 werd de eerste leerstoel voor oudheidkunde opgericht aan de Universiteit van Uppsala.
* **Frankrijk**: Naast aandacht voor de mediterrane wereld, waren er ook ontwikkelingen in de nationale archeologie, zoals het onderzoek van het megalithische graf van Cocherel en het graf van Childeric (17e eeuw). Napoleon III liet onderzoeken verrichten naar Romeinse kampen in Gallië en richtte de *Direction des Monuments Historiques* op.
* **Amerika**: In Amerika begon de studie van sites zoals Palenque (Maya) en de 'Mound Builders' (pre-Columbiaanse culturen) sporadisch in de 18e eeuw en intensiever in de 19e eeuw.
### 1.4 De 19e eeuw: Drieperioden-systeem, typologie en geologie
De 19e eeuw was een cruciale periode voor de ontwikkeling van de archeologie als wetenschap, met belangrijke concepten en inzichten:
#### 1.4.1 Het Drieperioden-systeem en typologie
* **Oudheidse concepten**: Al in de oudheid werd gesproken over gouden, zilveren, bronzen en ijzeren tijdperken, vaak met een regressieve visie (van goed naar slecht).
* **Ontwikkeling in de 19e eeuw**: Het drieperioden-systeem (steentijd, bronstijd, ijzertijd) werd uitgedacht, met een progressieve visie op technologische ontwikkeling.
* **Christian Jürgensen Thomsen (1788-1865)**: Creëerde een classificatie van archeologische artefacten voor het Nationaal Museum van Kopenhagen.
* **Jens J. Asmussen Worsaae (1821-1885)**: Bouwde het drieperioden-systeem verder uit en droeg bij aan het begrip van stratigrafie, paleobotanica en veengebieden.
* **Typologie**:
* **Oscar Montelius (1843-1921)**: Legde de basis voor de typologie, het rangschikken van artefacten in chronologische sequenties op basis van hun vorm, productietechniek en andere kenmerken. Dit ging uit van een wetmatige en herkenbare ontwikkeling van artefacten.
#### 1.4.2 Invloed van de Geologie
De geologie, die zich in de 18e eeuw tot een wetenschap ontwikkelde, had een fundamentele impact op de archeologie:
* **Ouderdom van de aarde**: Geleerde zoals James Hutton (1726-1797) met zijn *Theory of the Earth* (1785) en Charles Lyell (1797-1875) stelden de ouderdom van de aarde vast, wat indruiste tegen de bijbelse chronologie (bv. de berekening van aartsbisschop Usscher uit 1658 die de schepping op 25 oktober 4004 v.C. plaatste).
* **Stratigrafie en context**: Twee kernprincipes uit de geologie werden cruciaal voor de archeologie:
* **Stratigrafie**: De studie van opeenvolgende lagen gesteente of sediment, waarbij de onderste lagen ouder zijn dan de bovenste.
* **Principe van de context**: De betekenis en datering van een artefact zijn afhankelijk van de laag waarin het is gevonden en de objecten waarmee het geassocieerd is.
* **Vroege mens en geologie**: Figuren als Jacques Boucher de Crèvecoeur de Perthes (1788-1868) deden onderzoek naar de vroege steentijd. De ideeën van Charles Darwin (*The Origin of Species*, 1859) en T.H. Huxley (*Man's Place in Nature*, 1863) over de evolutie versterkten de notie van een lange menselijke geschiedenis.
### 1.5 De 20e eeuw en verder
De 20e eeuw kende verdere ontwikkelingen, met verschillende benaderingen en specialisaties:
* **Cultuurhistorische aanpak (eerste helft 20e eeuw)**: Gericht op het reconstrueren van geschiedenis met materiële resten. Belangrijke concepten waren 'cultuur' (groepering van artefacten met gedeelde stijl en traditie) en 'diffusionisme' (verspreiding van culturele innovaties via contacten, uitwisselingen en migraties). Vere Gordon Childe (1892-1957) was een sleutelfiguur.
* **Ontwikkeling van opgravingstechnieken**: Verbeteringen in gedetailleerde plannen, coupes en lokalisatie van objecten door archeologen zoals General Lane Fox Pitt-Rivers, Sir Mortimer Wheeler en Albert Egges van Giffen.
* **Wereldarcheologie**: Expansie naar diverse regio's met ontdekkingen van onder andere het Terracottaleger (China) en onderzoek op Paaseiland. Louis Leakey, Mary Leakey en Raymond Dart leverden belangrijke bijdragen.
* **Na WO II**: De invloed van de Angelsaksische wereld nam toe. Kritiek op de cultuurhistorische archeologie leidde tot de opkomst van:
* **Ecologische archeologie**: Met nadruk op de relatie tussen mens en milieu (Grahame Clark).
* **New Archaeology (procesmatige archeologie)**: Met Lewis Binford als een van de voortrekkers. Deze stroming benadrukte dat archeologie verklarend moet zijn, cultuur als een systeem beschouwt, en focust op universele patronen in culturele processen. Het is een deductieve benadering met gebruik van kwantitatieve methoden en statistiek.
* **Post-processuele / post-moderne archeologie**: Benadrukt de rol van symbolen, context, diverse interpretaties en de subjectiviteit van de onderzoeker (Ian Hodder). Dit leidde tot nieuwe thematische grenzen en specialisaties zoals post-middeleeuwse archeologie en conflict archeologie.
* **"Garbage Archaeology"**: Studie van afval om inzicht te krijgen in hedendaagse en recente samenlevingen (William Rahtje).
* **Gender Archaeology**: Onderzoek naar de rol van gender in het verleden.
* **Contract archeologie / Development-led Archaeology**: Archeologisch onderzoek gedreven door ontwikkelingsprojecten en wetgeving.
* **21e eeuw**: Verdere technologische ontwikkelingen zoals aDNA-analyse en Sr-isotopenanalyses bieden nieuwe inzichten in menselijke mobiliteit en verwantschap.
---
# Ontwikkelingen in de 19e en 20e eeuw
De 19e en 20e eeuw markeren een periode van significante transformatie in de archeologie, gekenmerkt door de ontwikkeling van systematische methoden, theoretische kaders en een bredere reikwijdte van onderzoek.
### 2.1 Archeologie vóór de 19e eeuw
Vóór de 19e eeuw was er nauwelijks sprake van archeologie in de moderne zin. Enkele vroege voorlopers zijn:
* **Babylonische periode:** Koning Nabonidus en zijn dochter En-nigaldi-Nanna voerden opgravingen uit en richtten een tempel in als een soort museum.
* **Griekse en Romeinse wereld:** Hoewel het concept 'archaiologia' (wetenschap van het verleden) bestond, was er geen systematisch archeologisch onderzoek. Helena, de moeder van Constantijn, deed opgravingen in Jeruzalem.
* **Middeleeuwen:** Er was geen notie van archeologie; men kopieerde voornamelijk klassieke teksten. Bescherming van monumenten, zoals de zuil van Traianus, gebeurde zonder wetenschappelijke grondslag.
### 2.2 Archeologie in de 19e eeuw
De 19e eeuw zag de opkomst van twee belangrijke stromingen en de ontwikkeling van cruciale methodologische en theoretische concepten.
#### 2.2.1 Kunstgeschiedenis en de Middellandse Zee
Deze stroming richtte zich op de klassieke oudheid, voornamelijk rond het Middellandse Zeegebied.
* **Antiquarisme en verzamelen:** De interesse in antiek begon met het verzamelen en beschrijven van objecten.
* **Belangrijke figuren:**
* **Joachim Winckelmann** (1717-1768) wordt beschouwd als de grondlegger van de klassieke archeologie en theoreticus over Griekse kunst.
* **Comte de Caylus** (1692-1765) bestudeerde en verzamelde antiquiteiten en besteedde aandacht aan lokale archeologie.
* **Eerste grote opgravingen:**
* **Pompeï en Herculaneum:** Opgravingen begonnen in het begin van de 18e eeuw, systematisch vanaf respectievelijk 1709/1738 en 1748.
* **Napoleon Bonaparte in Egypte (1798):** Dit leidde tot de ontdekking van de Steen van Rosetta en de latere ontcijfering van hiërogliefen door François Champollion in 1822.
* **Voortzetting van de traditie:** Oprichting van scholen (Britse, Duitse, Franse) en universitaire instituten.
* **Invloedrijke archeologen:**
* **Austen Henry Layard:** Actief in Mesopotamië.
* **Henry Rawlinson:** Ontcijferde het spijkerschrift.
* **Heinrich Schliemann:** Ontdekte Troje en Mycene.
* **William Flinders Petrie:** Pionierde met veldtechnieken in Egypte en ontwikkelde seriatie (sequentie-datering).
* **Howard Carter:** Ontdekte het graf van Toetanchamon.
* **Arthur Evans:** Legde Knossos en de Minoïsche beschaving bloot.
* **Belgische bijdragen:** De gebroeders Louis en Henri Siret brachten de Spaanse Bronstijd in kaart.
#### 2.2.2 Antiquarisme en Noord-West-Europa
Deze stroming richtte zich meer op lokale monumenten en werd gedreven door een interesse in het verleden van eigen bodem.
* **Engeland:**
* **John Leland** (1506-1552) was koninklijk antiquaar.
* **John Aubrey** (1626-1697) en **William Stukeley** (1687-1765) voerden veldonderzoek uit en verbonden hun namen aan Stonehenge.
* Oprichting van de **Society of Antiquaries** in 1718.
* **Scandinavië:**
* **Johannes Bureus** (1568-1652) was de eerste Zweedse rijksarcheoloog.
* **Ole Worm** (1588-1654) stichtte het Museum Wormianum.
* De eerste leerstoel voor oudheidkunde werd opgericht aan de Universiteit van Uppsala in 1662.
* **Frankrijk:**
* Onderzoek naar het megalithische graf van Cocherel en het graf van Childeric in Doornik (17e eeuw).
* **Napoleon III** stimuleerde onderzoek naar Romeinse kampen in Gallië en richtte de Direction des Monuments Historiques op.
* Opgravingen in Alesia en onderzoek naar vindplaatsen als Carnac en Gavrinis.
* **Amerika:**
* Vroege beschrijvingen van steden als Palenque (Maya).
* 19e-eeuwse studies naar de "Mound Builders" (diverse pre-Columbiaanse culturen).
#### 2.2.3 Het drieperioden-systeem en typologie
Deze concepten vormden de basis voor de chronologische datering en classificatie van artefacten.
* **Het drieperioden-systeem:** Oorspronkelijk bedacht door **Christian Jürgensen Thomsen** (1788-1865), waarbij artefacten werden ingedeeld in steen-, brons- en ijzertijd. Dit systeem reflecteert de 19e-eeuwse focus op technologische vooruitgang.
* **Typologie:** Verder ontwikkeld door **Jens J. Asmussen Worsaae** (1821-1885) en **Oscar Montelius** (1843-1921). Dit houdt in dat artefacten worden gerangschikt op basis van hun ontwikkeling in vorm, productietechniek en andere kenmerken, om zo een chronologische sequentie op te stellen.
#### 2.2.4 Invloed van de geologie
De geologie, die zich in de 18e eeuw ontwikkelde, bood een nieuw perspectijde op de ouderdom van de aarde en de mensheid.
* **Stratigrafie:** De studie van aardlagen, zoals uiteengezet door **James Hutton** (1726-1797) in zijn *Theory of the Earth* en verder ontwikkeld door **Charles Lyell** (1797-1875), werd een essentieel principe voor archeologische datering.
* **Principe van context:** De positie van een artefact binnen de gelaagdheid gaf informatie over de ouderdom en relatie tot andere vondsten.
* **Uitdaging van bijbelse chronologie:** Geleerden als Usscher (1658) stelden de bijbelse chronologie ter discussie, wat in de 18e en 19e eeuw controversieel was.
* **Vroege Steentijd onderzoek:** Jacques Boucher de Crèvecoeur de Perthes deed onderzoek in de Somme-vallei naar bewijzen van vroege menselijke aanwezigheid.
* **Evolutietheorie:** De publicatie van *On the Origin of Species* door **Charles Darwin** (1859) en *Man's Place in Nature* door T.H. Huxley (1863) had een diepgaande impact op het begrip van de menselijke geschiedenis.
### 2.3 Archeologie in de 20e eeuw
De 20e eeuw zag een verdere professionalisering, diversificatie van methoden en de opkomst van nieuwe theoretische scholen.
#### 2.3.1 Cultuurhistorische archeologie (eerste helft 20e eeuw)
Deze benadering streefde ernaar geschiedenis te reconstrueren met materiële resten, analoog aan hoe historici teksten gebruiken.
* **Cultuur en diffusionisme:**
* **Cultuur:** Gevormd door artefacten die in een bepaald gebied voorkomen, gekenmerkt door dezelfde traditie of stijl en uit dezelfde periode stammen.
* **Diffusionisme:** De theorie dat culturen en innovaties zich verspreiden via contacten, uitwisselingen en migraties, vaak van "superieure" naar minder ontwikkelde beschavingen.
* **Belangrijke figuren:**
* **Vere Gordon Childe** (1892-1957) besteedde aandacht aan economische, ideologische en sociale kenmerken van culturen en onderzocht concepten als de Neolithische en stedelijke revolutie.
* **Gustaf Kossinna** was een belangrijke vertegenwoordiger van de cultureel-historische school in Duitsland.
* **Verbeterde opgravingstechnieken:** Ontwikkeling van gedetailleerde plannen, coupes en nauwkeurige lokalisatie van objecten door archeologen als **General Lane Fox Pitt-Rivers** (°1837-1900) en **Sir Mortimer Wheeler** (°1890-1976), en **Albert Egges van Giffen** (°1884-1973).
* **Wereldarcheologie:** Onderzoek op grote schaal, bijvoorbeeld door **Louis Leakey**, **Mary Leakey** en **Raymond Dart** in Afrika, en de ontdekking van het Terracottaleger in China.
#### 2.3.2 Na WO II: Invloed Angelsaksische wereld en nieuwe methoden
Na de Tweede Wereldoorlog nam de invloed van de Angelsaksische archeologie toe, met kritiek op de cultuurhistorische benadering en een grotere focus op natuurwetenschappen.
* **Ecologische archeologie:** Onderzoek naar de relatie tussen mens en milieu, mede geïnspireerd door **Grahame Clark** (°1907-1995).
* **Nieuwe dateringsmethoden:** De ontwikkeling van de koolstof-14 datering (door **Williard Libby** (°1908-1980)) was een revolutionaire doorbraak.
#### 2.3.3 New Archaeology (Processual Archaeology)
Deze beweging, prominent vanaf de jaren 1960, benadrukte een wetenschappelijke, verklarende benadering.
* **Kernprincipes:**
* Een cultuur wordt gezien als een systeem.
* Archeologie moet verklarend zijn, niet louter beschrijvend.
* Culturele processen verlopen volgens bepaalde patronen.
* Deductieve aanpak: hypothesen en modellen worden getest.
* Projectgericht onderzoek met kwantitatieve (statistische) benadering.
* Aandacht voor depositionele en post-depositionele processen.
* Optimistische visie op de mogelijkheden van archeologisch onderzoek.
* **Belangrijke figuren:** **Lewis Binford** (°1930 - 2011) en **Colin Renfrew** (°1937).
#### 2.3.4 Post-processuele, post-moderne archeologie
Als reactie op de New Archaeology ontstond een meer interpretatieve en kritische benadering.
* **Kernprincipes:**
* Focus op symbolen en de diversiteit van interpretaties.
* Contextuele archeologie: belang van de betekenis van objecten binnen hun context.
* Erkenning van meerdere geschiedenissen en perspectieven.
* Nieuwe thematische grenzen, zoals de ontwikkeling van **post-middeleeuwse archeologie** en **conflictarcheologie** (WO I).
* **Garbage Archaeology:** Onderzoek naar afval, zoals door **William Rahtje** (°1945 – 2012), om hedendaagse samenlevingen te begrijpen.
* **Gender Archaeology:** Analyse van genderrollen in het verleden, met onderzoekers als **Margaret Conkey** en **Maria Gimbutas**.
#### 2.3.5 Contract Archaeology en hedendaagse ontwikkelingen
* **Contract Archaeology (Development-led Archaeology):** Archeologisch onderzoek dat wordt uitgevoerd als onderdeel van ontwikkelingsprojecten, vaak gedreven door wetgeving.
* **21e-eeuwse ontwikkelingen:** Technieken zoals **aDNA-analyse** en **Sr-isotopenanalyses** bieden nieuwe inzichten in de mobiliteit van menselijke groepen.
---
# Cursusopbouw en opdrachten
Dit gedeelte van de cursus behandelt de algemene structuur, de verplichte onderdelen, de benodigde literatuur en de specifieke opdrachten die studenten moeten voltooien.
### 3.1 Cursusopbouw en beoordeling
De cursus is opgebouwd rondom hoorcolleges en specifieke opdrachten, met een gezamenlijk schriftelijk examen aan het einde.
#### 3.1.1 Onderdeel prof. De Mulder
* **Hoorcolleges:** Deze zijn verplicht.
* **Opdracht:** Een filmopdracht die deel uitmaakt van de cursusvereisten.
* **Examen:** Schriftelijk, gezamenlijk met prof. Crombé.
* Het examen zal zich richten op de grote lijnen van het handboek, met uitzondering van de casestudies.
* Aanvullend hierop zal een PP-presentatie en persoonlijke notities van de hoorcolleges een rol spelen.
> **Tip:** Wees voorzichtig met het gebruik van notities van ouderejaarsstudenten, aangezien de inhoud van de cursus kan wijzigen. Het is raadzaam om wekelijks bij te houden en tijdig te beginnen met studeren vanwege de omvang van het materiaal. Raadpleeg de facultaire ondersteuning bij twijfel over de studiemethode.
#### 3.1.2 Verplichte literatuur
De basisliteratuur bestaat uit een handboek dat aangeschaft dient te worden. Daarnaast worden twee aanvullende werken aanbevolen:
* **Handboek van de cursus:** Aan te schaffen bij De Standaard of via de studentenkringen.
* **DJINDJIAN F., L’Archéologie, Théorie, methods et reconstitutions (2017):** Een grondige inleiding met een focus op de Franse visie op archeologie.
* **LEHOËRFF A., L’Archéologie, Que-sais-je (2017):** Een vlot geschreven, korte inleiding tot het vakgebied.
#### 3.1.3 Opdrachten
Er zijn specifieke opdrachten die deel uitmaken van de cursusvereisten en cruciaal zijn voor examendeelname.
##### 3.1.3.1 Filmopdracht
* **Inhoud:** Studenten dienen twee films met een archeologische achtergrond te bekijken.
* **Taak:** Na het bekijken van de films schrijven studenten een opgave van twee pagina's (pp).
* Deze opgave dient de persoonlijke visie op de inhoud van de films weer te geven, inclusief correctheid van de weergave, de visie op vroege mensen, en een vergelijking van de archeologische inbreng in beide films.
* Correct taalgebruik is vereist.
* **Indiening:** Digitaal in te dienen tegen uiterlijk vrijdag 07/12 via Ufora.
* **Voorwaarde:** Het succesvol afronden van deze opdracht is een voorwaarde voor examendeelname.
### 3.2 Definities van archeologie
Verschillende definities benadrukken de kern van het archeologische vakgebied: het bestuderen van het verleden door middel van materiële sporen.
* **Definitie 1:** Archeologie is de tak van de geschiedenis die zich richt op de stoffelijke sporen van het menselijk verleden. Archeologen bestuderen wat mensen hebben gemaakt, zoals gereedschap, wapens, huizen, graven en tempels.
* **Definitie 2:** Archeologie is een wetenschap die inzicht wil verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen uit het verleden. Het omvat het systematisch opsporen en interpreteren van materiële overblijfselen die in of boven de grond bewaard zijn gebleven.
* **Definitie 3 (Frans):** Archeologie is een wetenschappelijke discipline die tot doel heeft de geschiedenis van de mensheid te bestuderen en reconstrueren, van de prehistorie tot de hedendaagse tijd, aan de hand van alle materiële overblijfselen die bewaard zijn gebleven en die soms opgegraven moeten worden.
### 3.3 Geschiedenis van de archeologie
De ontwikkeling van de archeologie kent verschillende fasen en stromingen, van pre-renaissance verzamelingen tot de moderne wetenschappelijke benaderingen.
#### 3.3.1 Archeologie vóór de Renaissance
* **Babylonische koning Nabonidus (555-538 v.C.):** Opgraving van een tempel en inrichting van een primitief 'museum'. Dit wordt gezien als een vroege voorloper van archeologisch werk, hoewel nog niet wetenschappelijk van aard.
* **Griekse en Romeinse wereld:** Hoewel geen archeologie sensu stricto, bestond er wel interesse in het verleden. Plato gebruikte de term 'archaiologia' voor de wetenschap van het verleden. Helena, de moeder van Constantijn, liet opgravingen uitvoeren in Jeruzalem.
* **De Middeleeuwen:** Er was geen sprake van archeologie als wetenschap. Men kopieerde klassieke teksten en er was een beperkte bescherming van monumenten, echter zonder diepgaande wetenschappelijke motivatie.
#### 3.3.2 Archeologie vóór de 19e eeuw
Twee belangrijke stromingen ontwikkelden zich:
##### 3.3.2.1 Kunstgeschiedenis en de Middellandse Zee
* **Antiquarisme:** Dit omvatte het verzamelen en beschrijven van oudheden. Belangrijke figuren en instellingen waren onder meer:
* Pauselijke bouwwerken in Rome, met de ontdekking van de Laocoön-groep in 1506.
* Ulisse Aldrovandi (Bologna, 1522-1604), die een catalogus van antieke collecties samenstelde.
* **Joachim Winckelmann (1717-1768):** Grondlegger van de klassieke archeologie, die de superioriteit van Griekse kunst benadrukte.
* Invloedrijke academies en genootschappen zoals de Academia dei Lincei in Rome (1603/1847), The Royal Society of London (1660), The Society of Dilettanti (1734), en de Académie des Sciences in Parijs (1666).
* **Comte de Caylus (1692-1765):** Een militair die zich toelegde op de studie en verzameling van antiquiteiten, met aandacht voor lokale archeologie.
* **Eerste grote opgravingen in het Middellandse Zeegebied:**
* Pompeii en Herculaneum werden vanaf het begin van de 18e eeuw systematisch opgegraven (Herculaneum vanaf 1709, Pompeii vanaf 1748).
* Napoleon Bonaparte's veldtocht in Egypte (1798) leidde tot de vondst van de Steen van Rosetta in 1799, en de ontcijfering van hiërogliefen door François Champollion in 1822.
* **Invloedrijke archeologen:**
* Austen Henry Layard (1817-1894): Actief in Mesopotamië.
* Henry Rawlinson (1810-1895): Ontcijferde het spijkerschrift in 1838.
* Heinrich Schliemann (1822-1890): Ontdekte Troje en de Myceense beschaving. Er is controverse over de authenticiteit van de door hem gevonden schatten.
* William Flinders Petrie (1853-1942): Zeer actief in Egypte, ontwikkelde de veldtechniek van seriële datering. Onderzocht het pre-faraonische Egypte (Naqada).
* Howard Carter (1873-1939): Ontdekte het graf van Toetanchamon.
* Arthur Evans (1851-1941): Blootlegde Knossos en de Minoïsche beschaving op Kreta. Introduceerde restauratietechnieken met beton.
* Belgische gebroeders Louis en Henri Siret: Brachten de Spaanse Bronstijd in kaart.
##### 3.3.2.2 Antiquarisme en Noord-West-Europa
* **Engeland:**
* John Leland (1506-1552): Aangesteld als koninklijk antiquair in 1533.
* In de 17e eeuw ontstond veldonderzoek met figuren als John Aubrey (1626-1697) en William Stukeley (1687-1765), bekend van hun werk bij Stonehenge.
* De Society of Antiquaries werd opgericht in 1718.
* Focus lag op lokaal zichtbare monumenten zoals Stonehenge en Avebury.
* **Scandinavië:**
* Johannes Bureus (1568-1652): Eerste Zweedse rijksarcheoloog, onderzoeker van runen.
* Ole Worm (1588-1654): Stichter van het Museum Wormianum (een natuurhistorische collectie).
* In 1662 werd de eerste leerstoel voor oudheidkunde aan de Universiteit van Uppsala opgericht.
* **Frankrijk:**
* Ondanks meer aandacht voor de mediterrane wereld, waren er ook ontwikkelingen in de nationale archeologie.
* Onderzoek naar het megalithische graf van Cocherel en het graf van Childeric in Doornik (17e eeuw).
* Napoleon III initieerde onderzoeken naar Keltische kampen en richtte de Direction des Monuments Historiques op.
* Bekende sites in deze context zijn Carnac en Gavrinis (megalithische grafheuvels) in Bretagne.
* **Amerika:**
* Palenque (Maya stad): Beschreven vanaf 1567 door Pedro Lorenzo de la Nada. Studies en publicaties begonnen in de 19e eeuw.
* Mound Builders: Diverse pre-Columbiaanse culturen in het zuiden van de VS (ca. 3500 v.C. - 16e eeuw n.C.).
#### 3.3.3 De 19e eeuw: Drieperioden-systeem en typologie
* **Drieperioden-systeem:** Ontwikkeld in de 19e eeuw, gebaseerd op de bewerking van steen, brons en ijzer. Dit systeem gaat uit van een progressieve technologische ontwikkeling.
* **Christian Jürgensen Thomsen (1788-1865):** Conservator aan het Nationaal Museum van Kopenhagen, ontwikkelde de classificatie van archeologische artefacten volgens dit systeem.
* **Typologie:**
* **Jens J. Asmussen Worsaae (1821-1885):** Conservator in Kopenhagen, bouwde het drieperioden-systeem verder uit en droeg bij aan de stratigrafie, paleobotanica en veengebieden.
* **Oscar Montelius (1843-1921):** Zweedse archeoloog die de basis legde voor typologie door artefacten in een chronologische sequentie te rangschikken op basis van vorm, productietechniek en andere kenmerken.
* **Invloed van Geologie:**
* De geologie, ontwikkeld in de 18e eeuw, bood een nieuw perspectief op de ouderdom van de aarde en de geschiedenis van de mens, wat inging tegen de bijbelse chronologie.
* **James Hutton (1726-1797):** Schotse geoloog, auteur van 'Theory of the Earth' (1785), stelde principes van stratigrafie en de ouderdom van de aarde vast.
* **Charles Lyell (1797-1875):** Grondlegger van de moderne geologie, wiens principes van stratigrafie en context essentieel werden voor de archeologie.
* **Thomas Jefferson (1743-1826)** en **Jacques Boucher de Crèvecoeur de Perthes (1788-1868)** droegen bij aan het onderzoek naar de vroegste menselijke geschiedenis.
* **Charles Darwin's** werk ('The Origin of Species', 1859) en **T.H. Huxley's** 'Man's Place in Nature' (1863) hadden een grote impact op het denken over de menselijke evolutie.
#### 3.3.4 De 20e eeuw
De 20e eeuw kenmerkt zich door diverse benaderingen en ontwikkelingen in de archeologie.
* **Cultuurhistorische aanpak:** Gericht op het reconstrueren van geschiedenis aan de hand van materiële sporen. Twee belangrijke concepten waren **cultuur** (klasseren en groeperen van artefacten) en **diffusionisme** (verspreiding van culturen en innovaties).
* **Vere Gordon Childe (1892-1957):** Definieerde culturen aan de hand van samenhangende artefacten en besteedde aandacht aan economische, ideologische en sociale kenmerken. Hij beschreef concepten als de Neolithische revolutie en de stedelijke revolutie.
* **Gustaf Kossinna:** Werkte aan de cultureel-historische archeologie en de relatie tussen cultuur en etniciteit.
* **Opgravingstechnieken:** Verbeteringen in gedetailleerde plannen, coupes en lokalisatie van objecten werden geïntroduceerd door archeologen zoals **General Lane Fox Pitt-Rivers (°1837-1900)**, **Sir Mortimer Wheeler (°1890-1976)**, en **Albert Egges van Giffen (°1884-1973)**.
* **Wereldarcheologie:** Grootschalige ontdekkingen en onderzoek in diverse regio's, waaronder het werk van **Louis Leakey (1903-1972)** en **Mary Leakey (1913-1996)** in Afrika, **Raymond Dart (1893-1988)**, de ontdekking van het Terracottaleger in China en onderzoek op Paaseiland.
* **Na WO II:**
* **Invloed van de Angelsaksische wereld:** Kritiek op de cultuurhistorische archeologie en de opkomst van ecologische archeologie, mede door de impact van natuurwetenschappen.
* **Nieuwe ontdekkingen:** De ontwikkeling van de **koolstof-14 datering** door **Williard Libby (°1908-1980)**, en het werk van **Grahame Clark (°1907-1995)** op het gebied van ecologische archeologie.
* **New Archaeology (Processual Archaeology):**
* Benadrukt dat archeologie verklarend moet zijn en culturele processen volgens patronen analyseert.
* Kenmerken: deductieve benadering (hypotheses en modellen), projectgericht onderzoek, kwantitatieve analyse (statistiek), en aandacht voor depositionele en post-depositionele processen.
* Belangrijke vertegenwoordigers: **Lewis Binford (°1930 - 2011)** en **Colin Renfrew, Baron Renfrew of Kaimsthorn (°1937)**.
* **Post-processuele, post-moderne archeologie:**
* Focus op symboliek, context en diverse interpretaties van het verleden.
* **Contextuele archeologie:** Ontwikkeld door **Ian Hodder (°1948)**.
* Verruiming van chronologische en thematische grenzen (bv. post-middeleeuwse archeologie, WO I-archeologie/conflict archeologie).
* **Garbage archaeology:** Onderzoek naar afval, met **William Rahtje (°1945 – 2012)**.
* **Gender archaeology:** Bestudeert de rol van gender in het verleden, met bijdragen van o.a. **Margaret Conkey** en **Maria Gimbutas**.
* **Contract archeologie / Development-led archaeology:** Archeologisch onderzoek gestuurd door ontwikkelingsprojecten en wetgeving.
#### 3.3.5 De 21e eeuw
* **Nieuwe technieken:** Toepassing van **aDNA** en **Sr-analyses** biedt nieuwe inzichten in de mobiliteit van menselijke groepen.
* Onderzoek door o.a. **Kristian Kristensen**.
> **Tip:** De geschiedenis van de archeologie toont een evolutie van verzamelen en beschrijven naar steeds meer wetenschappelijke en theoretische benaderingen, met een toenemende focus op context, proces en interpretatie. Het begrijpen van deze historische ontwikkeling helpt bij het plaatsen van hedendaagse archeologische methoden en theorieën.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Archeologie | De tak van de geschiedenis die zich bezighoudt met de stoffelijke sporen van het verleden van de mens. Archeologie is een wetenschap die inzicht tracht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen uit het verleden door systematisch opgespoorde en geïnterpreteerde materiële overblijfselen. |
| Antiquarisme | Een voorlopige vorm van archeologie die zich in de 19e eeuw richtte op de studie en verzameling van antiquiteiten, met een focus op lokale monumenten en de kunstgeschiedenis van het Middellandse Zeegebied. |
| Drieperioden-systeem | Een classificatiesysteem voor archeologische artefacten, opgesteld in de 19e eeuw, dat de prehistorie indeelt in de steentijd, bronstijd en ijzertijd, gebaseerd op de evolutie van materiële bewerkingstechnieken. |
| Typologie | Het rangschikken van artefacten of voorwerpen in een chronologische sequentie op basis van hun vorm, productietechniek en andere kenmerken, waarbij men uitgaat van een wetmatige en herkenbare ontwikkeling. |
| Stratigrafie | Een principe uit de geologie dat stelt dat in een opeenvolging van gelaagde sedimenten, de oudste lagen onderaan liggen en de jongste bovenaan. Dit principe wordt toegepast in de archeologie om de relatieve ouderdom van vondsten te bepalen. |
| Context | In de archeologie verwijst context naar de precieze locatie en de omringende omstandigheden waarin een artefact of archeologisch vondst wordt aangetroffen. Dit is cruciaal voor de interpretatie van de betekenis en functie ervan. |
| Cultuur (archeologisch) | In de archeologie, een verzameling artefacten die in een welbepaald gebied en een specifieke periode voorkomen, gekenmerkt door een gemeenschappelijke stijl of traditie, en die economische, ideologische en sociale kenmerken weerspiegelen. |
| Diffusionisme | Een theoretisch concept in de archeologie dat stelt dat culturen en innovaties zich verspreiden van de ene samenleving naar de andere, vaak via contacten, technische uitwisselingen of migraties, waarbij de diffusie van superieure naar minder ontwikkelde beschavingen wordt verondersteld. |
| New Archaeology | Een archeologische benadering die in de tweede helft van de 20e eeuw opkwam, met een focus op verklarende theorievorming, het gebruik van kwantitatieve methoden, projectgericht onderzoek en het beschouwen van culturen als systemen. |
| Post-processuele archeologie | Een reactie op New Archaeology die de nadruk legt op de rol van symbolen, context, diverse interpretaties en de subjectiviteit in archeologisch onderzoek, waarbij meer aandacht wordt besteed aan de betekenis en de menselijke agency. |
| Seriatie of sequentie-datering | Een dateringsmethode ontwikkeld door W.F. Petrie, waarbij artefacten op basis van hun stijl of vorm in een chronologische volgorde worden geplaatst om een relatieve datering te verkrijgen. |
| aDNA (ouderdom DNA) | Een moderne techniek die het mogelijk maakt om DNA te extraheren en te analyseren uit oude menselijke of dierlijke resten, wat nieuwe inzichten kan verschaffen in bijvoorbeeld verwantschap, migratiepatronen en ziektegeschiedenis. |