Cover
8313 (1).pdf
Summary
# Het menselijk lichaam en zijn functies
Dit document biedt een gedetailleerde studiehandleiding over het menselijk lichaam en de werking ervan, met een focus op de systemen die essentieel zijn voor basiskennis in de zorg.
## 1. Het menselijk lichaam en zijn functies
Het menselijk lichaam is een complex systeem dat uit verschillende onderdelen en systemen bestaat die samenwerken om de levensfuncties te handhaven. De studie van het menselijk lichaam omvat zowel de uitwendige bouw als de inwendige werking van deze systemen [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.1 Het skelet
Het skelet, ook wel geraamte genoemd, dient als een netwerk van steunbalken en pilaren die het gewicht van het lichaam dragen en de zachte weefsels ondersteunen. Zonder het skelet zou het lichaam onder zijn eigen gewicht instorten. Bovendien beschermt het skelet kwetsbare organen, zoals de hersenen (schedel), het hart en de longen (ribben), en de ogen (oogkassen). Het biedt ook aanhechtingsmogelijkheden voor spieren, wat essentieel is voor beweging [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.1.1 Kraakbeen: de schokdemper van het lichaam
Kraakbeen bekleedt de gewrichten en fungeert als een schokdemper, waardoor zware schokken, zoals bij springen of lopen, worden opgevangen en niet direct van bot op bot worden doorgegeven. Kraakbeen is taai, sterk, buigzaam en kan terugveren onder druk. Voorbeelden van kraakbeen zijn te vinden in de oorschelp, de neusvleugel en de kniegewrichten [15](#page=15).
#### 1.1.2 Soorten gewrichten
Een gewricht is de plaats waar twee of meer botten tegen elkaar bewegen. De uiteinden van de botten in de meeste gewrichten zijn bekleed met kraakbeen. Rondom het gewricht bevindt zich een gewrichtskapsel met daarin een gewrichtsholte gevuld met een stroperige vloeistof die zorgt voor soepele bewegingen. Er zijn verschillende soorten gewrichten [16](#page=16):
* **Scharniergewricht:** Beweegt slechts in één richting, zoals in de elleboog [16](#page=16).
* **Rolgewricht:** Twee botten rollen over elkaar heen, waardoor rotatie mogelijk is, zoals in de onderarm (spaakbeen en ellepijp) [16](#page=16).
* **Kogelgewricht:** Bestaat uit een kogel en een kom, waardoor beweging in veel richtingen mogelijk is, zoals in de schouder en heup [16](#page=16).
Daarnaast zijn er structuren zoals de meniscus (knie), discus (wervels) en slijmbeurzen (schouder, elleboog) die bescherming bieden en bewegingen soepel laten verlopen. Gewrichtsbanden (ligamenten) zorgen ervoor dat de botten in een gewricht bij elkaar blijven [16](#page=16).
### 1.2 Het beweging- en spierstelsel
Botten en spieren vormen samen een levend hefbomensysteem dat beweging mogelijk maakt. Spieren zijn verzamelingen van vezels die zich kunnen samentrekken om kracht uit te oefenen. Spieren kunnen alleen trekken, niet duwen, daarom zitten er aan elk beweeglijk bot twee spieren die in tegengestelde richting werken. Spieren zitten aan de botten vast met pezen [16](#page=16) [17](#page=17).
Naast beweging houden spieren ook lichaamsdelen op hun plaats en spelen ze een rol bij orgaanfuncties, zoals de hartspier die bloed voortstuwt, het spierweefsel in bloedvatwanden, spieren in klieren en kanalen, en de spieren in de darmwand die voedsel voortbewegen [17](#page=17).
### 1.3 Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel, bestaande uit de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen, stuurt het bewegingsapparaat aan. Het zorgt voor verbindingen tussen hersengebieden en tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Het zenuwstelsel coördineert handelingen, stuurt spieren aan, verwerkt zintuiglijke prikkels en regelt emotionele en verstandelijke processen. Het wordt onderverdeeld in het centrale en perifere zenuwstelsel [18](#page=18).
#### 1.3.1 Het centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel omvat de grote hersenen, de kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg [18](#page=18).
* **Grote hersenen:** Verwerken sensorische impulsen, reguleren vrijwillige bewegingen en zijn de zetel van emotionele en verstandelijke processen zoals redeneren, plannen, geheugen en emotie [18](#page=18).
* **Kleine hersenen:** Coördineren bewegingen en bewaren het evenwicht. Beschadiging kan worden getest door te vragen of iemand met gesloten ogen de neuspunt kan aanraken [18](#page=18).
* **Hersenstam:** Verbindt de hersenen met het ruggenmerg en regelt bewustzijn, hartslag, ademhaling, lichaamstemperatuur en bloeddruk. Het is ook verantwoordelijk voor automatische reflexen [18](#page=18).
* **Het ruggenmerg:** Een bundel zenuwbanen in de wervelkolom die prikkels geleidt van de hersenen naar het lichaam en terug [18](#page=18).
#### 1.3.2 Perifere zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit motorische en sensorische zenuwen [19](#page=19).
* **Motorische zenuwen:** Geven informatie van de hersenen aan de spieren [19](#page=19).
* **Sensorische zenuwen:** Geven informatie over pijn, warmte, kou en de positie van ledematen (zintuiglijke waarnemingen) door aan de hersenen [19](#page=19).
### 1.4 De huid
De huid is gerelateerd aan de zintuigen en wordt elders in het document besproken [19](#page=19).
### 1.5 Het hormonenstelsel
Hormonen zijn chemische stoffen die via het bloed worden vervoerd en specifieke functies hebben voor organen en weefsels. De schildklier is een belangrijke plaats voor hormoonproductie. De hormonen uit de schildklier reguleren de energievoorziening van het lichaam, de snelheid van de stofwisseling, de groei van haar en botten, lichaamsgewicht, temperatuur, energieniveau en de werking van hart en spijsvertering. De schildklier is vlindervormig en bevindt zich aan de voorkant van de hals [19](#page=19).
### 1.6 Het spijsverteringsstelsel
De afbraak van voedsel begint in de mond, waar het gemengd wordt met speeksel en door tong en gebit wordt verkleind. Het voedsel wordt via de slokdarm naar de maag vervoerd door ritmische samentrekkingen van de slokdarmwand (peristaltische bewegingen) [20](#page=20).
De maag is een gespierde zak die voedsel mengt met zoutzuur om het van ziektekiemen te ontdoen en eiwitten af te breken. Slijm wordt toegevoegd als glijmiddel, wat resulteert in een halfvloeibare massa die de dunne darm inloopt. De dunne darm is een lange buis waar veel enzymen worden toegevoegd om de vertering te voltooien. De lever produceert gal, en de alvleesklier produceert alvleeskliersap dat eiwitten, zetmeel en vetten omzet. De bekleding van de dunne darm bevat darmvlokken, die zorgen voor een groot oppervlak voor absorptie van voedingsstoffen. De dikke darm absorbeert voornamelijk water en speelt een rol bij de productie van ontlasting, die bestaat uit onverteerbare resten en galbestanddelen [21](#page=21) [22](#page=22).
### 1.7 De bloedsomloop (hart en bloedvaten)
Bloed transporteert zuurstof naar weefsels, neemt voedingsstoffen op uit het spijsverteringsstelsel en voert afvalstoffen af naar de lever en nieren. Het hart is een spier die fungeert als pomp om bloed door het lichaam te sturen. Het wordt voorzien van bloed door de kransslagaders. Hartkleppen zorgen ervoor dat bloed niet de verkeerde kant op stroomt [22](#page=22).
* **Slagaders (arteries):** Voeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels [22](#page=22).
* **Aders (venen):** Brengen zuurstofarm bloed terug naar het hart [22](#page=22).
* **Haarvaten (capillairen):** Kleine bloedvaten waar zuurstof en voedingsstoffen worden afgegeven aan weefsels, en afvalstoffen worden opgenomen [22](#page=22).
Het hart heeft vier holten: twee boezems (links en rechts) en twee kamers (links en rechts). De boezems nemen bloed op uit de aders en persen het naar de kamers, die het bloed vervolgens naar de slagaders stuwen. De rechterkamer stuurt bloed naar de longen voor gasuitwisseling, waarna het via de linkerboezem en linkerkamer naar de aorta wordt gepompt om het hele lichaam te voorzien. De rechterhelft van het hart verzorgt de longcirculatie, terwijl de linkerhelft het lichaam voorziet van zuurstofrijk bloed. De hartcyclus herhaalt zich 60 tot 80 keer per minuut in rust, en past zich aan de lichaamsbehoeften aan [23](#page=23).
#### 1.7.1 De grote slagader of aorta
De aorta is de grootste slagader die vanuit het hart vertrekt. In de borstkas voorziet de grote borstslagader de armen, het hoofd en de longen van bloed. Boven het middenrif wordt de aorta de grote buikslagader, die aftakkingen heeft naar de maag, darmen, lever en nieren. Bij de navel splitst de buikslagader zich in bekkenslagaders die de darmen, blaas, geslachtsorganen en benen van bloed voorzien [24](#page=24).
#### 1.7.2 Andere belangrijke slagaders
* In de lies gaan de bekkenslagaders over in beenslagaders [24](#page=24).
* De halsslagaders (één aan elke zijde van de hals) voorzien de hersenen van zuurstofrijk bloed [25](#page=25).
### 1.8 Het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel neemt zuurstof op uit de lucht voor verbranding en geeft koolstofdioxide af. Inhalatie vindt plaats via de neus of mond, naar de keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en luchtpijptakjes, om te eindigen in de longblaasjes [25](#page=25).
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats: zuurstof wordt afgegeven aan het bloed en koolstofdioxide wordt door het bloed aan de longblaasjes afgestaan. Zuurstof en brandstoffen zijn essentieel voor verbranding, wat energie levert voor beweging en het functioneren van organen [25](#page=25) [26](#page=26).
Er zijn twee ademhalingsmanieren:
* **Ribademhaling:** Beweging van ribben en borstbeen vergroot de borstholte, waardoor lucht wordt ingezogen [26](#page=26).
* **Middenrifademhaling:** Beweging van het middenrif naar beneden vergroot de borstholte, waardoor lucht wordt ingezogen [26](#page=26).
### 1.9 Voortplantingsstelsel
Voortplanting is een essentieel proces voor alle levende organismen. Bij de mens gebeurt dit door de bevruchting van een eicel (vrouw) met een spermacel (man) [26](#page=26).
#### 1.9.1 Een wonder gebeurt
1. Zaadcellen worden via de spermaleiders en penis naar buiten gedreven [27](#page=27).
2. Een eicel maakt zich vrij uit de eierstokken [27](#page=27).
3. Een zaadcel en een eicel ontmoeten elkaar; slechts één zaadcel kan de eicel bevruchten [27](#page=27).
4. De bevruchte eicel nestelt zich in de baarmoederwand en groeit uit tot een foetus [27](#page=27).
---
# De vijf zintuigen
Dit onderdeel verkent de werking van de menselijke zintuigen, waarbij specifiek wordt ingegaan op zien, horen, voelen, proeven en ruiken, inclusief hun anatomie, functie en mogelijke aandoeningen [30](#page=30) [34](#page=34) [35](#page=35).
### 2.1 Het oog: een venster op de wereld
#### 2.1.1 Wat zien we?
Zien is het waarnemen van licht, lichtverschillen en lichtintensiteit. Hoewel het menselijk gezichtsvermogen minder ontwikkeld is dan dat van sommige dieren, is het oog een cruciaal orgaan voor waarneming. Ons waarnemingsvermogen is echter begrensd: voor zeer kleine objecten zijn hulpmiddelen nodig, en afstand speelt een rol in de zichtbaarheid van tekst. Bewegende objecten worden sneller waargenomen dan onbeweeglijke, en een harmonieus kleurpatroon met de omgeving helpt bij camouflage. Het oog kan ook bedrogen worden door optische illusies, wat voortkomt uit storingen in de informatieoverdracht naar de hersenen of interpretatiefouten in de hersenen zelf [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 2.1.2 Bouw van het oog
Het menselijke oog is een bolvormig, met vloeistof gevuld orgaan dat beschermd wordt door de oogkas en een vetkussen. Wimpers en wenkbrauwen voorkomen dat zweet en water in het oog druppelen, terwijl traanvocht stofdeeltjes verwijdert en via traankanaaltjes en een traanzakje naar de neusholte wordt afgevoerd. Vier rechte en twee schuine oogspieren zorgen voor oogbewegingen [42](#page=42) [43](#page=43).
Het oog is opgebouwd uit drie oogvliezen:
* **Buitenste oogvlies (harde oogvlies):** Biedt stevigheid. Het voorste, doorzichtige deel is het hoornvlies [43](#page=43).
* **Tweede oogvlies (vaatvlies):** Rijk aan bloedvaten [43](#page=43).
* **Binnenste oogvlies (netvlies):** Bevat lichtgevoelige cellen, met de gele vlek als het meest gevoelige deel. De plaats waar de oogzenuw en bloedvaten het oog verlaten, is de blinde vlek [43](#page=43).
Verdere onderdelen zijn:
* **Glasachtig lichaam:** Vult het grootste deel van het oog [43](#page=43).
* **Ooglens:** Ligt voor het glasachtig lichaam en is bevestigd aan het straallichaam via lensbandjes [43](#page=43).
* **Straallichaam:** Versterkte rand van het vaatvlies, bevat bloedvaten en spiervezels [43](#page=43).
* **Iris (regenboogvlies):** Kleurt het oog en bevat de pupil; verdeelt de ruimte tussen hoornvlies en lens in kamers gevuld met kamervocht [44](#page=44).
* **Pupil:** De opening in de iris die de hoeveelheid licht regelt [44](#page=44).
#### 2.1.3 Het oog als fototoestel
De bouw en werking van het oog zijn vergelijkbaar met die van een fototoestel, met het diafragma, de lens en de donkere kamer als belangrijkste delen [44](#page=44).
* **Lichtsterkte:** Wordt geregeld door de iris en de pupilgrootte. De pupil wordt groter bij weinig licht en kleiner bij fel licht [45](#page=45).
* **Beeld scherpstellen (accommoderen):** Bij mensen gebeurt dit door de kromming van de lens te veranderen, niet door deze te verschuiven. Een gespannen kringspier in het straallichaam spant de lensbandjes, waardoor de lens platter wordt. Een ontspannen kringspier maakt de lens boller, wat nodig is voor het scherpstellen van nabije voorwerpen. Het nabijheidspunt, het dichtstbijzijnde punt dat scherp gezien kan worden, ligt bij goede ogen op ongeveer 15 cm. Een ontspannen oog is ingesteld op 'oneindig' [46](#page=46).
* **Beeldvorming:** Op het netvlies ontstaat een verkleind en omgekeerd beeld, dat door de hersenen rechtopstaand wordt geïnterpreteerd [47](#page=47).
#### 2.1.4 Dieptezicht
Dieptezicht wordt verkregen doordat elk oog een voorwerp vanuit een iets andere hoek bekijkt. De combinatie van deze beelden door de hersenen creëert een driedimensionaal beeld en maakt het mogelijk afstanden in te schatten [47](#page=47).
#### 2.1.5 Kleuren zien
Naast licht en donker kunnen we ook kleuren herkennen. Wit licht, zoals zonlicht, bestaat uit verschillende kleuren die zichtbaar zijn in een regenboog (rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet) [48](#page=48).
#### 2.1.6 Zorg voor de ogen
Goede oogzorg is essentieel:
* **Leesafstand:** Respecteer de afstand van 25-30 cm [49](#page=49).
* **Lichtomstandigheden:** Werk bij voldoende, maar niet verblindend licht. Natuurlijk licht is te verkiezen boven kunstlicht [49](#page=49).
* **Contrast:** Vermijd te grote contrasten tussen licht en donker [49](#page=49).
* **Plaatsing:** Werk niet in je eigen schaduw [49](#page=49).
* **Vermijd direct zonlicht:** Kijk niet in de zon en bescherm de ogen tegen de weerkaatsing van zonlicht op witte oppervlakken [49](#page=49).
* **Televisie/computerscherm:** Houd minstens 2-3 meter afstand en zorg voor algemene verlichting [49](#page=49).
* **Prikkelingen:** Tranende of geprikkelde ogen wijzen op ongemak [50](#page=50).
* **Veiligheid:** Wees alert op scherpe voorwerpen [50](#page=50).
#### 2.1.7 Oogafwijkingen
* **Bijziendheid (myopie):** Wazig zien op afstand. Oorzaak: te bolle lens of te lang oog. Oplossing: bril met holle lenzen. Tekenen zijn dichtbij kijken, ooglast, fronsen, hoofdpijn [50](#page=50).
* **Verziendheid:** Wazig zien van dichtbij. Oorzaak: te kort oog of te weinig bolle lens. Oplossing: bril met bolle lenzen. Tekenen zijn boek ver van zich afhouden, hoofdpijn, fronsen, rode ogen [52](#page=52).
* **Oud oog (presbyopie):** Verlies van elasticiteit van de lens, verminderd accommodatievermogen. Oplossing: bril met bolle lenzen (bifocaal of progressief) [53](#page=53).
* **Scheelzien (strabisme):** Afwijking van de normale oogstand door oogspierspanning. Kan leiden tot een lui oog. Behandeling: operatie, oog afdekken, training [53](#page=53) [54](#page=54).
* **Kleurenblindheid (daltonisme):** Moeite met onderscheiden van bepaalde kleuren, met name rood-groen [54](#page=54).
* **Blind en slechtziend:** Blindheid betekent geen onderscheid meer tussen licht en donker. Slechtziendheid kent diverse vormen zoals wazig zien of kokerzicht. Het gezichtsvermogen wordt uitgedrukt in percentages [55](#page=55).
#### 2.1.8 Weetjes over het oog
* **Vuiltje in het oog:** Niet wrijven, oog gesloten houden, eventueel ooglid naar voren/onder trekken. Bij bijtende stoffen: minimaal 5 minuten onder stromend water houden. Raadpleeg bij aanhoudende klachten of verwondingen een arts [56](#page=56).
* **Knipperen:** Gebeurt automatisch om de oogbol te reinigen en te beschermen tegen ziektekiemen [57](#page=57).
* **Tranenvorming:** Ontstaat door emoties, pijn of andere prikkels die de traanklieren stimuleren [57](#page=57).
* **Huilen van het lachen:** Veroorzaakt door samenkrimping van borst en buik, wat druk op het traanvocht afvoerkanaal verhoogt [58](#page=58).
* **Oogprut (ogendracht):** Vormt zich in de ooghoeken uit zweet- en talgklieren; bevat talg, oude huidcellen en vuil [58](#page=58).
* **Traanklieren:** Produceren traanvocht dat via kleine kanaaltjes naar de neus en keel wordt afgevoerd. Snotteren bij huilen komt doordat de neus de 'overloop' is voor tranen [58](#page=58).
#### 2.1.9 Zintuigspelletjes rond zien
Voorbeelden zijn: bouwtorens met blinddoek, geleide parcours met blinddoek, raden van voorwerpen in een voeldoos, standbeeldspelletjes, en raden van voorwerpen door een gaatje [59](#page=59).
### 2.2 Het oor: meer dan alleen horen
#### 2.2.1 De functie van het oor
Het oor is een zintuig waarmee we geluiden waarnemen, communiceren met onze omgeving en deel uitmaken van de wereld. De belangrijkste functie van de oren is echter het bewaren van evenwicht. Oren zijn gevoelig, kwetsbaar en kunnen het geluid niet negeren, waardoor lawaai een vorm van vervuiling wordt [61](#page=61).
#### 2.2.2 Bouw van het oor
Het oor is onderverdeeld in drie delen: uitwendig oor, middenoor en inwendig oor [62](#page=62).
* **Uitwendig oor:**
* **Oorschelp:** Vangt geluidsgolven op als een trechter en bepaalt de richting van het geluid. Bestaat uit kraakbeen [62](#page=62).
* **Gehoorgang:** Leidt geluidsgolven naar het trommelvlies. Bevat haartjes en smeerkliertjes die oorsmeer produceren om stof en vuil tegen te houden. Oorsmeer is essentieel om het trommelvlies soepel te houden; overmatig gebruik van oorstokjes kan leiden tot een oorprop [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Trommelvlies:** Een gespannen vlies dat trilt bij geluidsgolven en de grens vormt tussen het uitwendig oor en het middenoor. Het is kwetsbaar [63](#page=63).
* **Middenoor:**
* **Gehoorbeentjes (hamer, aambeeld, stijgbeugel):** Kleinste botjes in het lichaam die trillingen van het trommelvlies versterkt overbrengen naar het binnenoor [63](#page=63).
* **Ovaal venster en rond venster:** Overgang naar het binnenoor [63](#page=63).
* **Buis van Eustachius:** Verbinding met de keelholte die de luchtdruk aan beide zijden van het trommelvlies gelijk houdt [63](#page=63).
* **Inwendig oor:**
* **Slakkenhuis:** Bevat 20.000 haarcellen die trillingen omzetten in signalen voor de gehoorzenuw [63](#page=63).
* **Evenwichtsorgaan:** Bestaat uit drie halfcirkelvormige kanalen gevuld met vocht en is verantwoordelijk voor het evenwicht [63](#page=63).
#### 2.2.3 Hoe horen we?
* **Ontstaan geluid:** Geluid ontstaat door trillingen van een geluidsbron en verspreidt zich als geluidsgolven door een middenstof, meestal lucht, met een snelheid van ongeveer 340 m/sec [64](#page=64).
* **Gehoorgrens:** Een normaal oor is gevoelig voor geluiden met frequenties tussen 16 en 20.000 Hz [65](#page=65).
* **Frequentie of toonhoogte:** Het aantal trillingen per seconde, uitgedrukt in Hertz (Hz). Hoge frequentie = hoog geluid, lage frequentie = laag geluid [65](#page=65).
* **Stem:** Ontstaat door lucht langs de stembanden te blazen. Door spannen/ontspannen van de stembanden kan de toonhoogte worden beïnvloed [65](#page=65).
* **Klankkleur:** Geeft een geluid een unieke 'kleur' en hangt af van de vorming van het geluid in de mond- en keelholte, en de resonantie van instrumenten [65](#page=65).
* **Geluidsgeleiding:** Trillingen van de geluidsbron zetten het trommelvlies in beweging. De gehoorbeentjes versterken deze trillingen en geven ze door aan het ovale venster. De vloeistof in het slakkenhuis trilt mee, waarbij de haarcellen signalen naar de gehoorzenuw sturen. De tegengestelde beweging van het ronde venster is cruciaal voor de trilling van de vloeistof [66](#page=66).
* **Stereofonisch horen:** Het vermogen om de richting van een geluidsbron te bepalen door het verschil in geluidsterkte en aankomsttijd tussen beide oren. Dit is belangrijk bij het luisteren naar muziek [66](#page=66) [67](#page=67).
#### 2.2.4 Evenwichtszin
De evenwichtszin, gelegen in het inwendig oor, is essentieel voor het bewaren van het evenwicht en het bewustzijn van lichaamshouding en -ruimte. Het bestaat uit een zintuig voor statisch evenwicht (houding) en een zintuig voor dynamisch evenwicht (bewegingsveranderingen). Te snelle of bruuske bewegingen kunnen het evenwichtsorgaan van slag brengen, wat misselijkheid kan veroorzaken (bijv. zeeziekte) [67](#page=67).
#### 2.2.5 Overdreven lawaai
* **Geluidssterkte:** Wordt gemeten in decibel (dB) [68](#page=68).
* **Lawaaibelasting:** België kent weinig echt stille plekken, en lawaai wordt beschouwd als een vorm van vervuiling [68](#page=68).
* **Hinder van lawaai:** Lawaai is opdringerig, moeilijk te negeren, en beïnvloedt de fysieke en mentale conditie (stress, vermoeidheid, concentratieproblemen, hartslagverhoging, bloeddrukverhoging) [68](#page=68) [69](#page=69).
* **Risico op gehoorbeschadiging:** Vooral jongeren tussen 13 en 30 jaar lopen risico door luide muziek, hoofdtelefoons, etc. Beschadiging van de zintuighaartjes is blijvend en kan leiden tot oorsuizen, drukgevoel of gehoorverlies [69](#page=69).
* **Schadelijkheid:** Afhankelijk van duur, frequentie, geluidssterkte en persoonlijke gevoeligheid [69](#page=69).
* **Geluidsniveaus:** 75 dB is veilig, 80 dB gedurende acht uur is de grens, boven 100 dB is pijnlijk en beschadigend, en boven 140 dB kan zelfs één blootstelling schade veroorzaken [70](#page=70).
#### 2.2.6 Oren sparen
* Vermijd te hoge volumes bij hoofdtelefoons en autoradio's [71](#page=71).
* Ga niet te dicht bij luidsprekers zitten op feesten en concerten [71](#page=71).
* Wees voorzichtig met vuurwerk [71](#page=71).
* Gebruik gehoorbescherming bij lawaaierige machines [71](#page=71).
* Zorg voor een rustige slaapkamer en overweeg oordopjes indien nodig [71](#page=71).
* Wijs kinderen op de gevaren van plots of te luid geluid [71](#page=71).
* Zet muziek in de klas op een aanvaardbaar niveau [71](#page=71).
#### 2.2.7 Oorafwijkingen
* **Slechthorendheid:**
* **Geleidingsverlies:** Probleem in gehoorgang of middenoor. Vaak verholpen door versterking of operatie [72](#page=72).
* **Perceptieverlies:** Onherstelbaar, probleem in binnenoor, gehoorzenuw of hersenen. Geluiden worden vervormd [72](#page=72).
* **Vreemd voorwerp in het oor:** Niet zelf verwijderen, raadpleeg een arts [72](#page=72).
* **Buisjes in de oren:** Geplaatst bij kinderen met chronische middenoorontstekingen om slijm af te voeren en pijn/ontsteking te voorkomen [72](#page=72).
#### 2.2.8 Weetjes over het oor
* Absolute stilte is ondraaglijk voor de mens [73](#page=73).
* Oordopjes verminderen geluid met 5-10 dB, hoofdtelefoonbescherming met 15-20 dB [73](#page=73).
* Mensen met bruine ogen zijn minder gevoelig voor lawaai dan mensen met blauwe ogen [73](#page=73).
* Muziek kan sportprestaties beïnvloeden; trage muziek is gunstig, snelle muziek versnelt uitputting [73](#page=73).
* Dieren zoals honden en vleermuizen kunnen hogere frequenties horen dan mensen [73](#page=73).
* Het horen van de zee in een schelp is een akoestisch effect van de schelpvorm die achtergrondgeluid versterkt [74](#page=74).
* De eigen stem klinkt anders dan hoe anderen die horen, omdat we geluid via lucht én schedel waarnemen [74](#page=74).
* 'Flaporen' kunnen chirurgisch worden gecorrigeerd [74](#page=74).
#### 2.2.9 Zintuigspelletjes rond horen
Voorbeelden zijn: ballonbewaken met blinddoek, geluiden identificeren in de klas, geluidsbron lokaliseren, en geblinddoekt een parcours volgen [75](#page=75).
### 2.3 De huid: ons grootste zintuig
#### 2.3.1 Functie van de huid
De huid is het grootste orgaan, functioneert als een jas die vocht vasthoudt en beschermt tegen de buitenwereld, ziekten en zonlicht. Ze reguleert lichaamstemperatuur en is de locatie van de tastzin. Huidhygiëne is cruciaal, vooral bij kleuters, en kennis van huidaandoeningen is belangrijk voor leerkrachten [77](#page=77).
#### 2.3.2 Bouw van de huid
De huid bestaat uit drie lagen:
* **Opperhuid:** Het bovenste deel, bestaande uit cellagen. De kiemlaag vormt voortdurend nieuwe cellen die verhoornen (hoornlaag) en afschilferen als huidschilfers. Pigmentcellen in de kiemlaag produceren melanine ter bescherming tegen UV-straling [78](#page=78).
* **Lederhuid:** Het dikkere, onderste gedeelte, samengesteld uit bindweefsel dat de huid taai en elastisch maakt. Bevat bloedvaten, zenuwuiteinden, zweetklieren, haarzakjes en talgklieren [78](#page=78).
* **Onderhuid:** Vetrijke laag die dient als stootkussen en warmte-isolatie [79](#page=79).
Haren groeien vanuit de haarpapil in de lederhuid. Talgklieren monden uit in de haarzakjes en produceren talg dat het haar vettig maakt en de huid beschermt met een zuurlaagje. Acne vulgaris kan ontstaan door verhoogde talgproductie en verhoorning [79](#page=79).
#### 2.3.3 Zintuigen in de huid
De huid vangt informatie op over temperatuur, druk en tast [80](#page=80) [82](#page=82).
* **Temperatuurwaarneming:** Warmte- en koudezintuigen registreren temperatuurverschillen. De huid reguleert warmte door bloedvaten te verwijden (om warmte af te geven) of te vernauwen (om warmte te behouden) [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Zweten:** De huid produceert continu zweet voor temperatuurregulatie en uitscheiding. Zweetgeur ontstaat door bacteriële werking op zweet [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Kippenvel:** Ontstaat bij kou door het samentrekken van huidspiertjes, waardoor haartjes rechtop gaan staan [81](#page=81).
* **Tast- en drukzintuigen:** Gevoelig voor aanraking en drukverschillen. Sommige plekken (bijv. vingertoppen) zijn gevoeliger door een hogere concentratie tastlichaampjes. Drukzintuigen nemen ook trillingen waar [82](#page=82).
* **Pijn:** Een te sterke prikkeling van huidzintuigen ervaren we als pijn [82](#page=82).
#### 2.3.4 Huid- en haarverzorging
* **Wassen en baden:** Dagelijkse reiniging van gezicht, hals, nek, oksels, handen en voeten is nodig om ziektekiemen en lichaamsgeur te voorkomen. Volledige wasbeurten (2x per week) met zeep zijn nodig om het vetlaagje van de huid te verwijderen [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Haarverzorging:** Wassen met shampoo (1-2x per week) om talg te verwijderen. Goed spoelen, natuurlijk laten drogen, en borstelen met een zachte borstel. Regelmatig laten knippen [85](#page=85).
* **Handen wassen:** Essentieel voor het voorkomen van ziekteverspreiding, vooral voor het eten. Grondig inzepen, ook tussen de vingers en onder de nagels [87](#page=87).
* **Nagels verzorgen:** Kort en rond knippen, velletjes naar achteren duwen (niet afsnijden). Nagelbijten kan leiden tot ontstekingen en ziektekiemenoverdracht [88](#page=88).
* **Voeten verzorgen:** Dagelijks wassen, zorgvuldig afdrogen (zeker tussen de tenen). Teennagels kort en recht knippen om ingroeien te voorkomen. Na het zwemmen afspoelen om zwemmerseczeem te vermijden [89](#page=89).
* **Schoeisel:** Passende, ventilerende schoenen dragen. Rubberlaarzen enkel kort dragen. Dagelijks schone sokken aantrekken [89](#page=89).
#### 2.3.5 Huidaandoeningen
* **Lichaamsgeur:** Kan komen door overmatig zweten of slechte hygiëne [90](#page=90).
* **Verbranden door de zon:** Zonnestralen kunnen zowel directe als langetermijnschade aan de huid veroorzaken [90](#page=90).
* **Kinderwrat:** Zeer besmettelijk, met een kuiltje in het midden [90](#page=90).
* **Huidschimmels:** Veroorzaken ronde, rode letsels en zijn besmettelijk [90](#page=90).
* **Eczeem:** Een ontstekingsreactie van de huid, gekenmerkt door roodheid en jeuk. Niet besmettelijk. Kan nat of droog zijn [91](#page=91).
* **Psoriasis:** Versnelde celdeling van de huid met schilfering als gevolg. Niet besmettelijk, ongeneeslijk [91](#page=91).
* **Vitiligo:** Verlies van pigmenten, resulterend in witte vlekken op huid of haar. Niet besmettelijk [92](#page=92).
* **Lupus:** Rode, soms gezwollen of schilferige vlekken, veroorzaakt door een auto-immuunreactie. Niet besmettelijk [92](#page=92).
* **Wijnvlek:** Paarsrode vlek door een opeenhoping van oppervlakkige adertjes [92](#page=92).
#### 2.3.6 Hoofdruizen
* **Overdracht:** Voornamelijk door direct contact, maar ook via kleding, mutsen, kammen [93](#page=93).
* **Kenmerken:** Platte, vleugelloze insecten die bloed zuigen via een injectie van speeksel, wat jeuk veroorzaakt [93](#page=93) [94](#page=94).
* **Voortplanting:** Vrouwtjes leggen eitjes (neten) vastgekleefd aan de haarschacht [94](#page=94).
* **Jeuk:** Ontstaat door contact van luizenuitwerpselen met de huid [94](#page=94).
* **Preventie:** Goed kammen, melden van besmetting aan school/CLB, kleding niet opstapelen. Preventieve behandelingen met luizendodende middelen zijn af te raden [95](#page=95).
* **Verwijdering:** Uitkammen met een luizenkam, manueel verwijderen van neten, of gebruik van specifieke producten na overleg met arts of apotheker. Insecticiden zijn giftig en moeten veilig worden gebruikt [95](#page=95) [96](#page=96).
* **Behandeling besmette voorwerpen:** Kleding, beddengoed etc. wassen op hoge temperatuur of 2 weken in een gesloten plasticzak bewaren, omdat luizen buiten het lichaam 1-2 dagen overleven [96](#page=96).
#### 2.3.7 Weetjes over de huid
* **Huidoppervlakte:** Ongeveer 10 kg wegend, bedekt een groot oppervlak. Dunste huid op oogleden, dikste op handpalmen en voetzolen [97](#page=97).
* **Bruin worden/verbranden:** Door de aanmaak van melanine, dat beschermt tegen UV-stralen. Te weinig melanine leidt tot verbranding (roodheid) [97](#page=97) [98](#page=98).
* **Zonnebrand vermijden:** Beschermende kleding, zonnebril, petje, zonnecrème met hoge factor, schaduw tussen 12-15 uur, geleidelijke blootstelling. UV-licht dringt door water en vochtige huid is gevoeliger [98](#page=98).
* **Zonnemelk:** Bevat stoffen die UV-stralen absorberen [98](#page=98).
* **Huid vervellen:** Beschadigde bovenste huidlaag laat los nadat de nieuwe huid eronder klaar is [98](#page=98).
* **Moedervlekken en sproeten:** Opeenhopingen van melanine. Moedervlekken verdwijnen niet, sproeten meestal wel [99](#page=99).
* **Blozen:** Ontstaat door verwijding van bloedvaten in het gezicht, geregeld door de hersenen. Kan niet voorkomen worden, vermindert met ouder worden [99](#page=99).
* **Blauwe plek:** Ontstaat door gescheurde bloedvaatjes onder de huid, bloed sijpelt in het weefsel. Verkleurt tijdens het genezingsproces [99](#page=99).
* **Buil:** Ontstaat door gescheurde bloedvaten op het hoofd, waarbij het bloed zich ophoopt onder de huid [100](#page=100).
* **Vingerafdrukken:** Uniek patroon van groeven op vingertoppen, blijvend hetzelfde en geschikt voor identificatie [100](#page=100).
* **Wondgenezing:** Ontsmetting en korstvorming stimuleren de aanmaak van nieuwe huidcellen. Grote wonden moeten gehecht worden [100](#page=100).
#### 2.3.8 Zintuigspelletjes rond voelen
Voorbeelden zijn: iemand herkennen door aanraking met blinddoek, een blotevoetenpad, voeldoos, en materialen voelen in een zandtafel [100](#page=100).
### 2.4 De tong: het proeven van smaken
#### 2.4.1 De tong en proeven
De tong is een gespierd orgaan dat chemische prikkels opvangt via smaakpapillen. Behalve proeven, is de tong belangrijk voor spraak, kauwen en slikken .
#### 2.4.2 Bouw en functies van de tong
* **Tongspieren:** Zorgen voor bevestiging en beweging, waardoor de tong kan dikker, platter, korter en langer worden .
* **Articulatie:** De beweeglijkheid is cruciaal voor het uitspreken van letters .
* **Kauwen en slikken:** Helpt bij het verplaatsen van voedsel .
* **Smaakpapillen:**
* **Draadvormige papillen:** Bedekt met haartjes, niet smaakgevoelig, maar wel voor aanraking. Belangrijk voor peuters bij het ontdekken van de wereld .
* **Paddestoelvormige, bladvormige en V-vormige papillen:** Bevatten de eigenlijke smaakorgaantjes, de smaakknoppen .
* **Smaakknoppen:** Bevatten zintuigcellen die verbonden zijn met de smaakzenuw. De productie van zintuigcellen vermindert met de leeftijd .
* **Proeven:** Stoffen moeten opgelost zijn in speeksel om geproefd te kunnen worden. Kauwen en de tong tegen het verhemelte duwen bevorderen het proeven .
* **Andere gevoelens:** De tong is ook gevoelig voor pijnprikkels en temperatuurverschillen .
#### 2.4.3 Speeksel
Speeksel bestaat voor 99,5% uit water en bevat stoffen die bacteriën doden, zouten, gassen, zuurremmers, slijm en enzymen die voedsel helpen afbreken. Het wordt geproduceerd door speekselklieren (kleine kliertjes in de wangen en grotere klieren voor de oren, onder de kaak en onder de tong). Speeksel maakt voedsel nat, doodt bacteriën, en breekt zetmeel af tot suikers .
#### 2.4.4 Weetjes over de tong en proeven
* **Veiligheid:** Medicijnen en giftige stoffen altijd veilig opbergen. Gevaarlijke stoffen nooit in drinkflessen gieten .
* **Antigifcentrum:** Noodnummer 070/245 245 voor vergiftigingen .
* **Huig en strotklep:** Sluiten de luchtpijp af tijdens het slikken om te voorkomen dat voedsel in de luchtpijp terechtkomt .
* **Stimulatie van speeksel:** Het zien, ruiken en proeven van voedsel stimuleert de speekselproductie, wat de spijsvertering al in de mond start .
#### 2.4.5 Zintuigspelletjes rond smaken
Voorbeelden zijn: blinddoeken en fruit proeven, en koude en warme proefjes doen .
### 2.5 De neus: de poort naar geuren
#### 2.5.1 De neus en ruiken
De neus, een orgaan voor ruiken en onderdeel van de luchtwegen, vangt chemische prikkels op. De neus verwarmt, zuivert en bevochtigt de ingeademde lucht .
#### 2.5.2 Bouw en functie van de neus
* **Uitwendig gedeelte:** Bestaat uit kraakbeen (neuspunt, neusvleugels) en been (hoger op de neus). Neusharen houden grove stofdeeltjes tegen .
* **Inwendig gedeelte (neusholte):** Bekleed met slijmlaag en een uitgebreid haarvatennet. Slijm droogt op tot korsten en kan, bij neuspeuteren of niezen, bloedneuzen veroorzaken door de talrijke, oppervlakkige bloedvaatjes .
* **Reukgebied:** Het reukslijmvlies bevindt zich aan de hoogste plaats van de inwendige neus. Het is zeer gevoelig maar ook kwetsbaar, en kan beschadigd worden door neusdruppels of chemicaliën .
* **Geurgroepen:** Mensen kunnen ongeveer zes geurgroepen onderscheiden: bloemengeur, kruidengeur, fruitgeur, etherische geur, rottingslucht en schroeilucht .
* **Samenwerking reuk en smaak:** De mond- en neusholte zijn verbonden. Voedseldeeltjes bereiken na het slikken de neusholte, wat de smaakervaring beïnvloedt. Reuk en smaak werken nauw samen .
* **Beenholtes (sinussen):** Verbonden met de neusholte, kunnen ontstoken raken (sinusitis) .
* **Traanneusgang:** Voert traanvocht af naar de neus, wat bijdraagt aan het bevochtigen van het neusslijmvlies .
#### 2.5.3 Neusvuil: neuskeutels en snot
* **Neuskeutels:** Vormen zich uit ingeademd stof, rook, bacteriën, etc. dat vastkleeft aan het neusslijm. Ze kunnen droog of nat zijn .
* **Snot (neusslijm):** Een vloeistof met slijm en bacteriedodende stoffen. Filtert vuil uit de lucht en voert dit via trilhaartjes naar de keelholte. Verkeert in de neus kan leiden tot verstopte neus, dikker en geel/groen snot, vooral bij verkoudheid of allergieën .
#### 2.5.4 Zintuigspelletjes rond ruiken
Voorbeelden zijn: ruiken aan verpakte materialen met bijbehorende afbeeldingen, ruiken aan geurstaafjes uit tijdschriften, en geurdetectie in de buitenlucht of via ruikdozen .
---
# Gezondheidseducatie en preventie
Dit onderdeel van de cursus behandelt de concepten van gezondheid en ziekte, inclusief hun oorzaken en verschillende vormen, de natuurlijke en kunstmatige verdedigingsmechanismen van het lichaam, de manieren waarop besmetting plaatsvindt, en preventieve maatregelen die genomen kunnen worden om de gezondheid te behouden. Gezondheidseducatie is essentieel voor het aanleren van gedrag dat de gezondheid bevordert en voor het nemen van gezonde keuzes .
### 3.1 Gezondheid
Gezondheid wordt gedefinieerd als een toestand van optimaal fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, waarbij iedereen de kans krijgt om zijn capaciteiten als mens te ontwikkelen en te gebruiken met maximale vrijheid en keuzemogelijkheden. Het is een ruim, relatief, dynamisch en emancipatorisch begrip .
#### 3.1.1 Fysiek of lichamelijk welbevinden
Fysiek welbevinden impliceert een harmonisch evenwicht tussen de organen en hun functies, een evenwicht met de omgeving, en de kracht om passende arbeid te verrichten .
#### 3.1.2 Mentaal of geestelijk welbevinden
Dit betreft een toestand van optimale psychische, intellectuele, affectieve en relationele ontwikkeling, verenigbaar met andere individuen. Het is meer dan de afwezigheid van geestesziekten en impliceert een evenwichtige relatie met medemensen .
#### 3.1.3 Sociaal welbevinden en materiële welvaart
Sociaal welzijn vereist dat elk maatschappelijk lid een levensstandaard bezit die gezondheid bevordert. Materiële welvaart is een middel om gezondheidsbehoeften te bevredigen, maar garandeert nog geen sociaal welzijn .
#### 3.1.4 Een relatief begrip
Gezondheid wordt door iedereen anders ervaren en is niet objectief meetbaar .
#### 3.1.5 Een dynamisch begrip
Gezondheid is een wisselend proces, geen vast gegeven. Men moet er continu voor zorgen .
#### 3.1.6 Een emancipatorisch begrip
Ieder mens draagt zelf verantwoordelijkheid voor zijn gezondheid en moet in staat gesteld worden hierin zelf beslissingen te nemen .
#### 3.1.7 Gezondheidseducatie
Het doel van gezondheidseducatie is kennis en vaardigheden aanbieden zodat individuen en groepen gezonde keuzes kunnen maken en ernaar kunnen handelen door middel van informeren, sensibiliseren en opvoeden. Het is belangrijk dat volwassenen het goede voorbeeld geven en dat de belangstelling voor goede gewoonten op het juiste moment wordt opgewekt .
#### 3.1.8 Samenwerking tussen school en thuis
Een goede samenwerking tussen school en thuis is cruciaal voor het opvoedingsproces op het gebied van gezondheidseducatie. Dit kan bevorderd worden door thuisbezoeken, communicatie over schoolactiviteiten, het melden van specifieke voorvalletjes, het afspreken met ouders, het aanspreken op CLB-bevindingen en het uitnodigen van ouders voor activiteiten .
### 3.2 Ziekte
Ziekte is het verbreken van lichamelijk, geestelijk of sociaal evenwicht. Een verzwakt afweersysteem of toenemende aanvallen van buitenaf kunnen dit evenwicht verstoren. Hoewel er meestal een lichamelijk letsel is bij ziekte, kunnen er ook psychosomatische klachten ontstaan zonder aantoonbare lichamelijke oorzaak, bijvoorbeeld door stress .
#### 3.2.1 Oorzaken en soorten ziekten
Elke ziekte heeft een oorzaak, en het bestuderen hiervan is belangrijk voor preventie en genezing. Verschillende soorten ziekten worden onderscheiden op basis van hun oorzaak :
* **Erfelijke ziekten:** Veroorzaakt door afwijkingen in het erfelijk materiaal (bv. syndroom van Down) .
* **Aangeboren afwijkingen:** Zichtbaar vanaf de geboorte, kan erfelijk zijn of ontstaan door factoren tijdens de zwangerschap (bv. roken, medicatie, slechte voeding, alcohol). Een voorbeeld is een gat in het hart .
* **Vergiftigingsziekten:** Veroorzaakt door inname, inademing of huidcontact met giftige stoffen .
* **Infectieziekten:** Veroorzaakt door vreemde levende wezens zoals virussen, bacteriën, schimmels of wormen, vaak besmettelijk .
* **Traumatische ziekten:** Veroorzaakt door uitwendige krachten, zoals breuken of snijwonden .
* **Aftakelingsziekten:** Komen vaak voor bij veroudering (bv. reuma, dementie) .
* **Allergische aandoeningen:** Overgevoeligheidsreacties op uitwendige factoren (bv. eczeem, hooikoorts) .
* **Nieuwvorming (kanker):** Goedaardige en kwaadaardige woekeringen .
* **Voedingsziekten:** Veroorzaakt door tekorten of overschotten in de voeding (bv. ondervoeding, boulemie) .
* **Endocrinologische of hormonale aandoeningen:** Afwijkingen van het hormonale stelsel (bv. diabetes) .
* **Psychosomatische ziekten:** Veroorzaakt door emoties die niet verwerkt geraken, met lichamelijke gevolgen (bv. maagzweer, depressie) .
* **Iatrogene ziekten:** Veroorzaakt door medische handelingen .
#### 3.2.2 Virussen en bacteriën
Virussen en bacteriën zijn microscopisch kleine levende wezentjes die ziekten kunnen veroorzaken. Virussen veroorzaken ziekten zoals verkoudheid en griep, terwijl bacteriën infecties zoals keel- of oorontstekingen kunnen veroorzaken. Antibiotica werken alleen tegen bacteriën en niet tegen virussen. Overmatig en onnodig gebruik van antibiotica kan leiden tot resistentie bij bacteriën .
#### 3.2.3 Natuurlijke en kunstmatige verdedigingsmiddelen
Het menselijk lichaam beschikt over natuurlijke afweermiddelen .
##### 3.2.3.1 Lichamelijke natuurlijke afweermiddelen
* **Aangeboren weerstand:** Vormt een barrière tegen indringers via de intacte huid, slijmvliezen, tranen, oorsmeer, speeksel, maagzuur, urinestroom en melkzuur. Lichaamsvochten bevatten ook stoffen die bacteriën en virussen doden .
* **Verworven weerstand en immuniteit:**
* Natuurlijke actieve immuniteit: Ontstaat na het doormaken van een ziekte (bv. mazelen) .
* Passieve immuniteit: Verkregen via antistoffen van de moeder, vooral bij pasgeboren kinderen .
* Kunstmatige actieve immuniteit: Verkregen door inentingen en vaccins .
##### 3.2.3.2 Vaccineren
Vaccinatie is een preventieve methode die het lichaam wapent tegen ziekteverwekkers door de aanmaak van antilichamen te stimuleren, zonder de ziekte zelf te hoeven doormaken. Vaccinaties hebben geleid tot het zeldzaam worden van ziekten als difterie, tetanus en kinderverlamming .
##### 3.2.3.3 Kunstmatige verdedigingsmiddelen
* **Antibiotica:** Genezen infecties door specifieke bacteriën en schimmels door hun vermenigvuldiging te verhinderen of ze te doden. Het gebruik ervan vereist waakzaamheid om resistentie te voorkomen .
* **Ontsmettingsmiddelen:** Worden gebruikt om levende micro-organismen te verwijderen. Isobetadine wordt afgeraden bij kinderen jonger dan 30 maanden vanwege het risico op schildklierstoornissen door huidopname van jodium .
#### 3.2.4 Pijn
Pijn is een belangrijk alarmsignaal dat aangeeft dat er iets mis is met het lichaam. Pijnstillers verlichten de pijn, maar nemen de oorzaak ervan niet weg .
#### 3.2.5 Medicatie op school
In principe wordt op scholen geen medicatie toegediend zonder duidelijke, schriftelijke instructie van een arts, om aansprakelijkheid te vermijden .
#### 3.2.6 Hoe raakt men besmet?
Besmetting kan plaatsvinden op verschillende manieren:
* **Van mens op mens:** Via druppelinfectie (hoesten, niezen), direct contact (zakdoeken, speelgoed), inademen van besmet stof, contact met wonden, of via de mond (ingestie van bacteriën of wormeieren) .
* **Van dier op mens:** Zowel zieke als gezonde dieren kunnen ziekteverwekkers overdragen .
* **Van grond of voorwerp op mens:** Ziekteverwekkers kunnen in de grond leven en worden verspreid via speeksel, urine of uitwerpselen .
#### 3.2.7 Voorzorgsmaatregelen in de klas
Om besmetting in de klas te voorkomen, is het belangrijk om speelgoed regelmatig te reinigen, kinderen te leren handen te wassen, zakdoeken niet door te geven, hoesten en niezen met de hand te bedekken, drinkbekers en voedsel niet te delen, wonden adequaat te ontsmetten, de klas te verluchten, tapijten te reinigen en zandbakken af te dekken .
#### 3.2.8 Stadia in het verloop van een ziekte
Een ziekte doorloopt doorgaans de volgende stadia:
* **Incubatietijd:** Tijd tussen besmetting en eerste symptomen; ziektekiemen vermenigvuldigen zich en het lichaam probeert te overwinnen. De persoon is aan het einde van deze periode besmettelijk .
* **Ziekteperiode:** Eerste ziekteverschijnselen worden zichtbaar; microben vermenigvuldigen zich en het lichaam reageert, soms met koorts .
* **Genezingsfase:** Koorts daalt en het lichaam herstelt .
* **Herstel:** Lichaam wint krachten terug die verloren gingen .
#### 3.2.9 Enkele typische kinderziekten
Kinderziekten zijn besmettelijke ziekten die vooral op kinderleeftijd voorkomen en meestal maar één keer doorgemaakt kunnen worden .
* **Mazelen:** Virale ziekte die begint als verkoudheid, gepaard gaat met koorts en huiduitslag. Vaccinatie is mogelijk .
* **Rodehond (rubella):** Meestal onschadelijke virale ziekte met lichte koorts en huiduitslag. Vaccinatie bij meisjes is belangrijk vanwege het risico op aangeboren afwijkingen bij besmetting tijdens de zwangerschap .
* **Waterpokken (windpokken):** Virale infectie met jeukende blaasjes. Veroorzaakt door het herpesvirus .
* **Roodvonk (scarlatina):** Veroorzaakt door een bacterie, met koorts, braken, keelpijn en huiduitslag. Antibiotica worden gebruikt om verwikkelingen te voorkomen .
* **3-dagenkoorts (exanthema subitum):** Virale ziekte met plotselinge hoge koorts gevolgd door huiduitslag .
* **Vijfde ziekte (erythema infectiosum):** Virale ziekte met rode uitslag op de wangen, die zich verder verspreidt .
* **Bof (parotitis epidemica):** Virale ziekte met gezwollen oorspeekselklieren. Vaccinatie is belangrijk voor jongens vanwege het risico op steriliteit .
* **Kinkhoest (pertussis):** Bacteriële infectie met typische hoestbuien. Vaccinatie is mogelijk en de ziekte duikt weer op .
#### 3.2.10 Waarom krijgt men koorts?
Koorts ontstaat door het gevecht van het lichaam tegen ziektekiemen. De verhoogde temperatuur helpt de ziektekiemen te bestrijden. Tijdens koorts is het belangrijk veel te drinken en te rusten .
### 3.3 Preventieve maatregelen voor gezondheid
Preventie is cruciaal om gezondheid te bewaren. Dit omvat mondhygiëne, gezonde voeding en voldoende beweging .
#### 3.3.1 Mondhygiëne
Een goed gebit is essentieel voor kauwen, spreken, lachen en uiterlijk. Tandbederf kan voorkomen worden door goed onderhoud, regelmatige tandartsbezoeken, gezonde voeding en het sparen van tanden. Het melkgebit is van groot belang, omdat het de plaats voorbereidt voor het definitieve gebit .
##### 3.3.1.1 Het melkgebit versus het volwassen gebit
Het melkgebit telt 20 tanden en verschijnt vanaf 5-6 maanden. Het volwassen gebit telt 32 tanden. Melktanden vallen uit tussen het vijfde en tiende jaar, waarna definitieve tanden doorkomen .
##### 3.3.1.2 Structuur van een tand
Een tand bestaat uit verschillende delen, waaronder tandglazuur, tandbeen, tandholte met zenuwen en bloedvaten, en wortelcement. Tandglazuur is het hardste materiaal in het lichaam .
##### 3.3.1.3 Tandbederf (cariës)
Tandbederf is het wegrotten van tandglazuur en tandbeen, wat leidt tot gaatjes. Ontsteking van het tandvlees en tandgevoeligheid kunnen ook optreden. Tandplaque, dat ontstaat na inname van voedsel en drank, verkalkt tot tandsteen en tast het glazuur aan. Suiker speelt een cruciale rol bij tandbederf door de vorming van zuren na fermentatie door bacteriën in de tandplaque .
##### 3.3.1.4 Preventie van tandbederf
Tandbederf kan worden tegengegaan door:
* Twee keer per dag grondig tandenpoetsen .
* Gebruik van tandpasta met fluoride .
* Verstandig omgaan met suikerverbruik en voeding .
* Halfjaarlijkse tandartscontroles .
##### 3.3.1.5 Tandenpoetsen
Kinderen leren poetsen vanaf de doorbraak van de eerste melktanden. Een goede poetsmethode voor kleuters omvat het poetsen van de buitenkant, binnenkant en bovenkant van de tanden .
##### 3.3.1.6 Eisen aan een goede tandenborstel
Een goede tandenborstel heeft een kleine kop, een rechte steel, synthetische haren van gelijke lengte en een vervangingsinterval van 3 maanden .
#### 3.3.2 Gezonde voeding
Voeding is noodzakelijk voor de instandhouding van het lichaam en de groei van cellen. De belangrijkste functies van voeding zijn brandstof, opbouw en herstel, bescherming, en een sociale functie .
##### 3.3.2.1 Voedingsstoffen
De noodzakelijkste voedingsstoffen zijn:
* **Koolhydraten:** Direct bruikbare energiebronnen, onderverdeeld in enkelvoudige (suikers) en meervoudige (zetmeel) koolhydraten. Meervoudige koolhydraten hebben de voorkeur .
* **Vetten:** Leveren energie, essentiële vetzuren en vetoplosbare vitaminen. Verzadigde vetten kunnen het cholesterolgehalte verhogen, terwijl onverzadigde vetten dit kunnen verlagen. Overmatige vetinname kan leiden tot zwaarlijvigheid en hart- en vaatziekten .
* **Eiwitten (proteïnen):** Bouwstenen voor groei en herstel, en voor de aanmaak van antistoffen. Essentiële aminozuren moeten uit voeding worden verkregen .
* **Vitaminen:** Noodzakelijk voor normale groei, behoud van leven en weerstand tegen ziekten. Een tekort kan ziekte veroorzaken, een teveel kan schadelijk zijn. Vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K) worden in het lichaam opgeslagen .
* **Mineralen en sporenelementen:** Belangrijk als bouw- en beschermende stoffen met specifieke werkingen. Calcium is cruciaal voor botten en tanden. Een teveel aan natrium kan bijdragen aan hoge bloeddruk .
* **Voedingsvezels (cellulose):** Belangrijk voor de spijsvertering, bevorderen darmbewegingen en kunnen helpen bij het reguleren van bloedsuiker en cholesterol .
* **Water:** Essentieel voor transport, eliminatie van afvalstoffen en hydratatie .
##### 3.3.2.1 De voedingsdriehoek
De voedingsdriehoek geeft richtlijnen voor gezonde en duurzame voeding, met de nadruk op plantaardige voeding, het vermijden van ultrabewerkte voeding, en het matigen van consumptie en voedselverspilling .
* **Donkergroene zone:** Plantaardige voedingsmiddelen met een gunstig gezondheidseffect (groenten, fruit, volle granen, peulvruchten, noten, zaden, plantaardige oliën) .
* **Lichtgroene zone:** Dierlijke producten met een gunstig effect (vis, yoghurt, melk, kaas, gevogelte, eieren) .
* **Oranje zone:** Producten met een potentieel ongunstig effect bij hoge consumptie (rood vlees, boter, palmolie) .
* **Rode zone:** Ultrabewerkte producten met toegevoegde suiker, vet en/of zout, die het best vermeden worden (snoep, frisdrank, snacks) .
##### 3.3.2.2 Grote voedingsfouten
Grote voedingsfouten omvatten:
* Een slecht voedingsevenwicht en te veel eten, wat leidt tot welvaartsziekten .
* Onvoldoende verbruik van melk en melkproducten .
* Overmatig gebruik van vetten .
* Overmatig gebruik van suiker .
* Onvoldoende verbruik van fruit en groenten .
* Overmatig gebruik van zout .
* Verwaarlozing van het ontbijt .
* Ongunstige sfeer bij de maaltijden .
##### 3.3.2.3 Voedselbesmetting en -vergiftiging
* **Voedselbesmetting:** Veroorzaakt door bacteriën, virussen en wormen (bv. salmonella, lintwormen, aarswormen) .
* **Voedselvergiftiging:** Gevaarlijker, waarbij ziekteverwekkende bacteriën gifstoffen afscheiden .
#### 3.3.3 Beweging en fitheid
Bewegen is essentieel voor een gezonde levensstijl .
##### 3.3.3.1 De bewegingsdriehoek
De bewegingsdriehoek moedigt aan tot minder zitten en meer bewegen, met nadruk op het doorbreken van lange periodes van stilzitten .
* **Oranje zone:** Sedentair gedrag of lang stilzitten .
* **Lichtgroene zone:** Licht intensieve beweging (bv. traplopen, huishoudelijke taken) .
* **Middelste groene zone:** Matig intensieve beweging (bv. stevig wandelen, fietsen) .
* **Donkergroene zone:** Hoog intensieve beweging (bv. lopen, sporten) .
##### 3.3.3.2 Waarom bewegen met kinderen?
Kinderen bewegen graag, maar hun beweging kan onderdrukt worden door gebrek aan ruimte, veel zittende activiteiten, verkeer, slaapgebrek en lange schooldagen. De kleuterklas speelt een belangrijke rol in het aanleren van basale bewegingen .
##### 3.3.3.3 Wat is fitheid?
Fitheid is het vermogen om op een bevredigende wijze spierarbeid te verrichten, met nadruk op gezondheidsprestaties. Een goede fysieke fitheid is gerelateerd aan een hogere levensverwachting, minder ziekte en een gezonde levensstijl. Belangrijke componenten zijn uithoudingsvermogen, spierkracht, lenigheid en snelheid .
#### 3.3.4 Slaap
Slaap is essentieel voor lichamelijke en psychische rust, groei, en het verwerken van informatie. Slaap bestaat uit vijf fasen: lichte slaap (stadia 1-2), diepe slaap (stadia 3-4), en REM-slaap (droomslaap) .
##### 3.3.4.1 Factoren die slaap beïnvloeden
Factoren die slaap kunnen beïnvloeden zijn middagdutjes (kort houden), de interne klok (regelmaat is belangrijk), het eigen slaappatroon, leeftijd en geslacht .
##### 3.3.4.2 Misvattingen over slaap
Misvattingen zijn onder andere dat iedereen acht uur slaap nodig heeft, dat verloren slaap ingehaald moet worden, en dat uren voor middernacht dubbel tellen .
##### 3.3.4.3 Slaaptips
Tips voor een goede nachtrust omvatten:
* Regelmaat in bedtijden .
* Het volgen van het eigen slaappatroon .
* Optimale slaapomstandigheden creëren (verluchting, duisternis, juiste temperatuur) .
* Een ontspannen ingesteldheid voor het slapengaan .
* Regelmatige lichaamsbeweging overdag .
* Letten op voeding, drank en roken .
---
# Seksuele opvoeding bij jonge kinderen
Dit onderdeel behandelt de psychoseksuele ontwikkeling, communicatie over seksualiteit met kinderen, geslachtverschillen, genderidentiteit en het belang van grenzen stellen .
### 4.1 Seksuele vorming bij jonge kinderen
Het belang van een gezonde en kritische voorbereiding op het samenleven, inclusief relationele en seksuele vorming, wordt benadrukt. Het opvoeden hierin is een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders en school, en vereist openheid en het durven bevragen van eigen normen en waarden. Relationele en seksuele opvoeding is een langzaam opbouwend proces dat kennis en vaardigheden over het begrijpen van zichzelf en anderen, het eigen lichaam, gevoelens, verschillen en samenleven omvat .
### 4.2 Introductie tot kinderseksualiteit
Kinderen ontdekken hun eigen lichaam, wat leidt tot een groeiende interesse daarin. In onze cultuur waar naaktheid en seksualiteit vaak taboe zijn, worden kinderen geconfronteerd met vragen en uitspraken die niet altijd gemakkelijk te beantwoorden zijn. Het doel is om openheid te bieden en te helpen bij het vinden van passende antwoorden .
### 4.3 Wat is kinderseksualiteit?
#### 4.3.1 Seksualiteit, wat is dat eigenlijk?
Seksualiteit is een moeilijk te omschrijven begrip dat te maken heeft met lichamelijkheid, intimiteit, lust en gevoelens. Er is geen eenduidige definitie, en de betekenis is persoonlijk en gekleurd door ervaringen. Een brede definitie omvat alle gedragingen en gevoelens die te maken hebben met het eigen lichaam en dat van een ander, en die speciale gevoelens veroorzaken. Dit omvat zowel fysieke aspecten als zintuiglijke ervaringen .
#### 4.3.2 Seksualiteit en volwassenen
Voor volwassenen heeft seksualiteit vaak een lichamelijke betekenis (vrijen, aanraken, geslachtsgemeenschap) en een emotionele betekenis (communicatie, nabijheid, veiligheid, ontspanning). Het kan zich uiten in woorden, flirten, oogopslagen, kleding, zoenen en strelen .
#### 4.3.3 Seksualiteit, bestaat dat bij kinderen?
De associatie van seksualiteit met vrijen, geslachtsgemeenschap en orgasme bij volwassenen leidt ertoe dat men niet kan voorstellen dat seksualiteit bij kinderen bestaat, omdat dit gedrag niet typisch is voor kinderen. Echter, een bredere definitie van seksualiteit omvat ook het kijken naar elkaars lichamen, het aanraken van geslachtsdelen, zelfbevrediging en spelletjes zoals 'doktertje spelen'. Kinderen kunnen ook gedragingen en gevoelens ervaren die met hun lichaam te maken hebben en een speciaal gevoel veroorzaken .
Kinderseksualiteit kent lichamelijke en emotionele aspecten, verschillende functies en uitingsvormen, die verschillen van die van volwassenen. Hoewel kinderen een orgasme kunnen bereiken, is dit niet het doel van hun seksuele gedrag en leggen ze geen verband tussen seksueel gedrag en orgasme zoals volwassenen. Geslachtsgemeenschap behoort niet tot geaccepteerd kindergedrag en wordt door kinderen vaak als iets raars voor grote mensen gezien .
Kinderseksualiteit focust meer op het ontdekken van het eigen lichaam en bijbehorende gevoelens, later aangevuld met een relationeel aspect, verliefdheid en lichamelijke aantrekkingskracht .
**Voorbeelden van kinderseksualiteit:**
* **Baby-erecties:** Wetenschappers zijn het niet eens of dit duidt op seksueel welbehagen of simpelweg op druk op de blaas. Erecties hoeven niet altijd seksueel te zijn .
* **Huidcontact en massage:** Huidcontact is belangrijk voor kinderen en geeft een prettig gevoel, veiligheid en waardering voor het eigen lichaam, wat cruciaal is voor een gezonde ontwikkeling .
* **Samen uitkleden en bekijken:** Dit spel is een uiting van nieuwsgierigheid naar elkaars lichamen, met name de geborgen lichaamsdelen, en kan als spannend en prettig ervaren worden .
Kinderen ontdekken al vroeg dat het aanraken van hun geslachtsdelen een aangenaam gevoel geeft, wat ze ook kunnen bereiken door wrijving .
#### 4.3.4 Weinig onderzoek naar seksuele ontwikkeling van kinderen
Er is weinig onderzoek gedaan naar de seksuele ontwikkeling van kinderen, mede doordat seksualiteit lange tijd ontkend is en de onderzoeksmethoden problematisch zijn (vertaling van seksuele begrippen, moeilijk observeerbaar gedrag, retrospectief onderzoek met onbetrouwbare herinneringen). De ontwikkeling tot het tweede of derde levensjaar kan op deze manier niet onderzocht worden .
### 4.4 De psychoseksuele ontwikkeling (Freud)
#### 4.4.1 Algemeen
De theorie van Freud over psychoseksuele ontwikkeling dateert uit de 19e eeuw en is een kind van zijn tijd. Hoewel niet allesomvattend, biedt het inzicht. De focus ligt hier op de baby-, peuter- en kleuterfase. Freud stelt dat de seksuele drift vanaf de geboorte aanwezig is. Bij baby's is de hele huidoppervlakte een tastzintuig, met de mond en anus als belangrijke erogene zones .
* **Erogene zone:** Een huid- of slijmhuidzone die bij stimulatie een lustervaring oproept .
#### 4.4.2 De orale fase (geboorte tot anderhalf jaar)
Deze fase staat in het teken van de mondzone. Het zuigen aan de borst stilt honger en leidt tot voldaanheid en lust. De mond is de eerste erogene zone vanwege de connectie met voedselopname. Het kind herhaalt de lustervaring door op het eigen lichaam te zuigen. Het basisthema is behoeftebevrediging en de angst om verlaten te worden .
#### 4.4.3 De anale fase (anderhalf tot 3 jaar)
De anale zone is belangrijk voor het lichamelijk functioneren en wordt regelmatig geprikkeld. Stoelgang heeft een masturbatieachtige prikkeling van de anus. Het inhouden van stoelgang vergroot de prikkeling en het lustgewin. Stoelgang kan ook een uitdrukkingsmiddel zijn: geven drukt volgzaamheid uit, weigeren protest .
#### 4.4.4 De fallische fase en het Oedipuscomplex (3 tot 5 à 6 jaar)
* **'Oedipaal':** Verwijst naar Oedipus, een personage uit een Griekse mythe .
* **'Fallisch':** Symbolische verwijzing naar de penis .
##### 4.4.4.1 De fallische fase
De penis en clitoris staan centraal.
* **Masturbatie:** Kenmerkend voor deze fase, een vorm van zelfbevrediging zonder orgasme. Gaat gepaard met fantasieën over 'indringen' en de wens een kind te verwekken, met de ouders als object .
* **Castratiecomplex:** Angsten gebaseerd op de castratieangst. Jongens vrezen hun penis te verliezen door de vaststelling dat meisjes geen penis hebben. Meisjes stellen zich voor een penis te hebben. Dit uit zich in angst voor lichamelijke tekorten (haar knippen, tand trekken) en interesse in kapotte zaken .
* **Seksuele nieuwsgierigheid:** Kijklust en seksuele nieuwsgierigheid treden sterk op de voorgrond. Kinderen willen weten of anderen er hetzelfde uitzien. 'Doktertje spelen' en samen in bad gaan stimuleren deze nieuwsgierigheid en maken kinderen vertrouwd met bloot-zijn. Nieuwsgierigheid kan ook gewekt zijn door de geboorte van een broertje of zusje .
##### 4.4.4.2 Het Oedipuscomplex
Het Oedipuscomplex is een kernonderdeel van Freuds theorie en valt binnen de fallische fase. Het verhaal van Oedipus beschrijft hoe hij per ongeluk zijn vader doodde en met zijn moeder trouwde .
**In de psychoseksuele ontwikkeling:**
* **Jongen:** Seksuele strevingen richten zich op de moeder, die het infantiel seksueel object is. Er ontstaat rivaliteit en vijandigheid tegenover de vader .
* **Meisje:** De moeder is het eerste liefdesobject, maar het meisje is boos omdat ze geen penis heeft (penisnijd). Ze kan jaloers zijn op de penis van de man en voelt zich benadeeld. De vader wordt het liefdesobject, de moeder de rivaal. Door angst voor de moeder identificeert ze zich met haar. Er is geen duidelijk motief voor de opheffing van het Oedipuscomplex bij meisjes .
* **Oedipuscomplex bij jongen versus meisje:** Freud beschreef verschillen gebaseerd op erogene zones, objectbevinding en verhouding tot het complex. Mannen hebben één leidende geslachtzone (penis); vrouwen twee (vagina, clitoris) .
* **Het meisje:** Boos op de moeder vanwege penisnijd, vader wordt liefdesobject, moeder is rivaal. Vreest de woede van de moeder en identificeert zich met haar .
* **De jongen:** Seksuele verlangens op de moeder gericht. Identificeert zich met de vader. Ontstaat rivaliteit en vijandigheid tegenover de vader, uit angst dat vader zijn penis zal afsnijden (castratieangst). Om dit te vermijden, probeert hij de vader gunstig te stemmen door zich als vader te gedragen en identificeert zich volledig met hem .
#### 4.4.5 De latentiefase (6 tot 11 jaar)
In deze fase richt het kind zich op nieuwe, leerbare en sociaal nuttige doelen. Seksuele ontwikkeling en activiteit vallen grotendeels stil .
#### 4.4.6 Tot slot
De seksuele ontwikkeling verloopt in fasen die aan leeftijden gekoppeld zijn, maar deze leeftijden zijn niet strikt. Kenmerkend gedrag is geen norm maar wat bij veel kinderen op een bepaalde leeftijd wordt aangetroffen. Er zijn overlappingen tussen fasen en elk kind ontwikkelt zich uniek .
### 4.5 Praten met kinderen over seksualiteit
Kinderen stellen vanaf het moment dat ze kunnen praten vragen over seksualiteit die niet altijd gemakkelijk te beantwoorden zijn. Volwassenen maken het onderwerp seksualiteit vaak apart, schaamtevol of moeilijk bespreekbaar, wat kinderen snel aanvoelen .
#### 4.5.1 Praten over seksualiteit is belangrijk
Het belang van praten over seksualiteit ligt in het verkrijgen van inzicht in wat kinderen weten, hoe ze denken en waar eventuele problemen liggen. Het zorgt ervoor dat kinderen juiste informatie krijgen en dat waarden en normen worden overgebracht. Als volwassenen zwijgen, zoeken kinderen informatie elders, wat kan leiden tot misvattingen. Kinderen die open en positief over seksualiteit zijn opgevoed, hebben minder seksuele problemen en zijn weerbaarder tegen misbruik .
#### 4.5.2 Je eigen opvoeding telt mee
De manier waarop seksualiteit in de eigen jeugd werd ervaren, beïnvloedt opvattingen en houdingen. Bewustzijn van dit proces helpt bij het begrijpen van eigen reacties op vragen en situaties .
#### 4.5.3 Mening van ouders en de school
Er is vaak een discrepantie tussen de mening van ouders en school over wie verantwoordelijk is voor seksuele voorlichting, wat leidt tot een vacuüm voor kinderen (#page=213, 229). Veel scholen besteden weinig aandacht aan seksualiteit uit angst voor negatieve reacties van ouders of gebrek aan kennis bij leerkrachten. Een school zou een duidelijk standpunt (liefst op papier) moeten innemen over hoe om te gaan met seksualiteit, net als met andere opvoedkundige zaken. Dit bevordert duidelijkheid voor ouders en leerkrachten .
#### 4.5.4 De beste leeftijd om erover te praten
Er is geen vaste "beste" leeftijd om over seksualiteit te praten. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en stellen vragen op elke leeftijd. Volwassenen maken het onderwerp beladen, waardoor kinderen kunnen leren dat het beter is om er niet over te praten. Antwoorden moeten duidelijk zijn, maar niet overmatig uitgebreid, en aansluiten bij de vraag van het kind .
### 4.6 Ben je een jongen of een meisje?
De interesse in het eigen lichaam en dat van anderen uit zich in het bestuderen van geslachtsdelen en het aanraken ervan. Kinderen gebruiken taal om de wereld te begrijpen en ontdekken dat bepaalde woorden een reactie oproepen, wat leidt tot het gebruik van 'vieze woorden' als provocatie of scheldwoord. De ontdekkingsdrang wordt beïnvloed door de thuissituatie .
#### 4.6.1 Ontdekkingsmomenten in de kleuterklas
* **Toiletbezoeken:** Een gelegenheid om verschillen tussen jongens en meisjes te benoemen en te laten ervaren, bijvoorbeeld het proberen om staand te plassen .
* **Omkleedmomenten:** Momenten waarop kinderen nieuwsgierig zijn naar elkaars lichaam en hun eigen identiteit onderzoeken. Het creëert een sfeer van vertrouwen en openheid .
* **Met een hand in het broekje:** Kinderen ontdekken de prettige gevoelens die gepaard gaan met het aanraken van hun geslachtsdelen. Dit gedrag hoeft niet afgeleerd te worden, mits het niet schadelijk is en kinderen leren dat het hier en nu niet kan. Het is belangrijk om geen schuldgevoelens te veroorzaken .
* **Seksuele spelletjes:** Spelletjes zoals 'doktertje spelen' zijn normaal en een uiting van nieuwsgierigheid. Grenzen zijn belangrijk: geen spelletjes waarbij dwang, pijn of manipulatie plaatsvindt, en een leeftijdsverschil dat onevenwichtig is .
#### 4.6.2 Seksueel (on)toelaatbaar gedrag
Sensoa hanteert zes criteria om seksueel gedrag te beoordelen: wederzijdse toestemming, vrijwilligheid, gelijkwaardigheid, leeftijd/ontwikkeling, context en impact (zelfrespect). Gedrag is ontoelaatbaar als het schadelijk is, pijn veroorzaakt of grensoverschrijdend is .
#### 4.6.3 Biologische verschillen
Er zijn directe biologische verschillen tussen jongens en meisjes, zoals de aanwezigheid van een penis of vagina, en verschillen in beendergestel, kwetsbaarheid, calorie-opname en stofwisseling .
#### 4.6.4 Genderverschillen
Genderverschillen zijn ideeën en verwachtingen over hoe mannen en vrouwen zich horen te gedragen. Deze verschillen zijn niet vaststaand en kunnen versterkt of afgezwakt worden in de opvoeding. Het is belangrijk om niet alleen verschillen, maar ook overeenkomsten te benadrukken en genderstereotypen te doorbreken. Het benadrukken van sociale categorieën zoals sekse kan leiden tot hokjesdenken. Het besef van het eigen geslacht ontwikkelt zich tussen twee en vier jaar, aanvankelijk meer gebaseerd op uiterlijke kenmerken dan op geslachtskenmerken .
#### 4.6.5 MVX (Genderidentiteit en diversiteit)
Mensen voelen zich niet altijd thuis binnen het klassieke hokje man of vrouw. Er bestaat een diversiteit aan identiteiten, waaronder transgenders en non-binaire personen. Transpersonen confronteren ons met de vraag wat mannelijkheid en vrouwelijkheid werkelijk betekenen. Elk individu is een unieke samenstelling van menselijke kwaliteiten; de verschillen erkennen en waarderen verbindt ons meer dan het onderscheidt .
### 4.7 Ben je verliefd?
Verliefdheden en verkeringen op de basisschool worden door volwassenen vaak niet serieus genomen, terwijl ze voor kinderen even heftig zijn. Kinderen uiten verliefdheid anders dan volwassenen; het gaat meer om speciale vriendschap, verlegenheid, de behoefte om bij elkaar te zijn en de spanning van een vluchtige aanraking. Deze gevoelens hebben te maken met seksualiteit in de brede betekenis van het woord .
#### 4.7.1 Prentenboeken over verliefdheid
* *Ik vind jou lief* van Sanderijn van der Doef .
* *Kikker is verliefd* van Max Velthuijs .
* *Cupido* van Babette Cole .
### 4.8 Zoenen en knuffelen
Kinderen zoeken geborgenheid en vinden een veilige plaats bij personen waarbij ze zich veilig voelen. Knuffels kunnen dienen als tijdelijke plaatsvervangers voor nabijheid en kinderen kunnen er alles aan toevertrouwen. Het begeleiden van kinderen in hun omgang met knuffels vormt een basis voor latere (seksuele) relaties. Non-verbaal gedrag, zoals knuffelen en zoenen, is essentieel. Kinderen hebben behoefte aan aanraking en knuffels, wat bijdraagt aan een positieve ontwikkeling .
#### 4.8.1 Prentenboeken over zoenen en knuffelen
* *Ik vind jou lief* van Sanderijn van der Doef .
* *Kusjes en Knuffels* van Dr. Catherine Dolto-Tolitch .
### 4.9 Vrijen
De veranderende seksuele moraal heeft geleid tot verschuivende grenzen. Openheid over seksualiteit neemt toe, maar de vraag waar de grenzen liggen blijft bestaan. Jonge kinderen kunnen vrijpartijen van ouders aanzien als vechtpartijen, wat leidt tot verwarring. Te technische, anatomische en biologische uitleg kan misvattingen veroorzaken .
#### 4.9.1 Grenzen die aangeven wat wel en niet kan op seksueel gebied
Grenzen worden door opvoeders zelf bepaald .
#### 4.9.2 Je eigen grenzen bepalen
Een belangrijk criterium voor ontoelaatbaar gedrag is of een volwassene er zelf opgewonden van raakt. Het gebruiken van erotische gevoelens bij kinderen om eigen lusten te bevredigen, overschrijdt een grens en drukt kinderen een volwassen seksualiteitsbeleving op. Kinderen kunnen de gevolgen hiervan niet overzien, ook niet als ze erom vragen .
#### 4.9.3 De grenzen van het kind respecteren
Kinderen geven signalen aan over hun grenzen. Deze grenzen moeten gerespecteerd worden, ongeacht de reden. Het leren nee zeggen tegen ongewenste aanrakingen maakt kinderen weerbaarder tegen misbruik. Het lichaam van een kind is van hem/haar; volwassenen bepalen niet of het aangeraakt wordt .
#### 4.9.4 Kinderen die er zelf om vragen
Het is onjuist en onaanvaardbaar wanneer een volwassene zich laat leiden door eigen lust en de nieuwsgierigheid van het kind gebruikt voor eigen genot, ook al vraagt het kind erom. Volwassenen vrijen niet met kinderen. Het toestaan van kinderen bij de vrijpartij van ouders wordt tegenwoordig afgeraden omdat kinderen dit anders kunnen interpreteren en er bang van kunnen worden. Seksualiteit tussen volwassenen hoort in de volwassen wereld thuis .
#### 4.9.5 Wat doe ik als kinderen proberen geslachtsgemeenschap te hebben?
Na uitgebreide voorlichting kunnen kinderen gedrag van volwassenen imiteren. Dit experimenteergedrag komt vooral voor bij kinderen onder de zeven jaar. Andere vormen van volwassen seksueel gedrag, zoals tongzoenen en oraal-genitaal gedrag, kunnen ook bij kinderen onder de twaalf jaar voorkomen. Als het gedrag onschuldig is en geen agressieve component heeft, hoeft het niet direct op iets afwijkends te duiden .
Het is belangrijk kinderen erop te wijzen dat het stoppen van voorwerpen in vagina of anus gevaarlijk en pijnlijk kan zijn, en dat je nooit iets moet doen bij een ander wat die ander niet wil .
#### 4.9.6 Prentenboek over vrijen
* *Ik vind jou lief* van Sanderijn van der Doef .
### 4.10 Waar komen baby’s vandaan?
Kinderen kunnen wonderlijke antwoorden geven op de vraag waar baby's vandaan komen. Dit komt doordat kinderen informatie verwerken volgens hun eigen ontwikkelingsfase, zelfs bij goede voorlichting .
#### 4.10.1 Vier fasen in de kleuterleeftijd (naar Anne Bernstein)
1. **Baby’s komen letterlijk ergens vandaan (3-4 jaar):** Kinderen overtuigd dat ze eerst ergens anders waren, ook al weten ze dat een baby in mama's buik groeit .
2. **Baby’s worden in mekaar gezet (rond 4 jaar):** Kinderen beseffen dat een baby een nieuw wezen is dat 'gemaakt' wordt. Niet-voorgelichte kinderen denken aan een fabriek; voorgelichte kinderen denken aan technische handelingen van mama .
3. **Baby’s groeien zoals plantjes (enig inzicht in fysiologie):** Kinderen begrijpen het verhaal van ei en zaadje deels, maar vatten het op hun eigen manier op (zaadje als zonnepit, mest). Ze merken zelf dat er iets niet klopt .
4. **Baby’s groeien uit samensmelting van sperma en ei (vanaf 7 jaar):** Kinderen begrijpen dat nieuw leven ontstaat uit de samensmelting van zaad en ei, al is het proces nog niet volledig duidelijk .
#### 4.10.2 Aandachtspunten bij het geven van voorlichting
* Overlaad het kind niet met kennis; vertel niet meer dan gevraagd wordt .
* Wees zuinig met details bij jonge kinderen; openhartige voorlichting betekent niet alles vertellen .
* Trek niet te veel vergelijkingen met de dierenwereld, dit kan verwarring zaaien .
* Geef uitleg die één fase verder is dan het kind zelf .
* Communiceer met ouders over de voorlichting in de klas; de keuze ligt bij de ouders .
#### 4.10.3 Prentenboeken over ‘waar komen baby’s vandaan?’
* *Ik vind jou lief* (hoofdstuk 'Er komt een baby') van Sanderijn van der Doef .
* *Het ei van mama* van Babette Cole .
* *Een wereld vol baby’s!* van Mick Manning en Brita Granström .
* *Babietjes, babietjes, babietjes* van Tessa Dahl & Siobhan Dodds .
* *Kindje* van Ran Manushkin en Charles Michels .
* *Waar komen de baby’tjes vandaan?* van Marie Wabbes .
* *De buitelende baby in mama’s buik* van Thomas Svensson .
* *Het berenwonder* van Wolf Erlbruch .
* *Haar op gekke plekken* van Babette Cole .
### 4.11 Twee mama’s of twee papa’s
Kinderen komen steeds meer in aanraking met diverse gezinssituaties. Kleuters met twee mama's of twee papa's moeten hun vragen ook kwijt kunnen in de klas .
#### 4.11.1 Prentenboeken over gezinnen met twee mama's of twee papa's
* *Koning en Koning* van L. de Haan en S. Nijland .
* *De mama’s van Sterre* van G. van Beuningen .
* *Twee papa’s voor Tango* van E. Schreiber-Wicke .
### 4.12 Besluit
Seksuele opvoeding is een complex onderwerp dat open communicatie met collega's, directie en ouders vereist. Het innemen van een standpunt en het informeren van ouders is cruciaal om de nadruk op dit belangstellingspunt te leggen .
---
# Eerste hulp bij jonge kinderen
Dit onderdeel behandelt de essentiële aspecten van eerste hulp toegepast op jonge kinderen, inclusief de principes, procedures, herkenning van noodsituaties en preventieve maatregelen binnen een schoolcontext .
### 5.1 Leerdoelen
Na het bestuderen van dit deel kan men de vier strategieën van het gezondheidsbeleid op school toelichten, de principes en stappen van eerste hulp beschrijven, diverse noodsituaties bij kinderen herkennen en behandelen, en preventieve maatregelen toepassen .
### 5.2 Gezondheidsbeleid op school
De vier strategieën van het gezondheidsbeleid op school dienen te worden opgesomd en toegelicht .
### 5.3 Principes van eerste hulp
De algemene principes van eerste hulp moeten begrepen en verklaard worden .
### 5.4 Stappen bij eerste hulp
De vier cruciale stappen bij het verlenen van eerste hulp moeten in de juiste volgorde worden weergegeven en uitgelegd .
### 5.5 Herkenning en behandeling van noodsituaties
#### 5.5.1 Reanimatie en defibrillatie
Dit omvat de procedures voor reanimeren, het uitvoeren van borstcompressies, beademingen en het gebruik van een defibrillator .
#### 5.5.2 Problemen met het bewustzijn
* **Flauwte**: Herkenning en handelen bij een flauwte .
* **Schokken en stuipen**: Symptomen en eerste hulp bij schokken en stuipen .
#### 5.5.3 Ademhalingsmoeilijkheden
* **Hyperventilatie**: Herkennen en omgaan met hyperventilatie .
* **Astma**: Specifieke aandacht voor astma-aanvallen bij kinderen .
#### 5.5.4 Verslikking
Behandeling van een kind dat zich verslikt heeft .
#### 5.5.5 Bloedingen
* **Ernstige bloeding**: Directe handelingen bij een ernstige bloeding .
* **Bloedneus**: Specifieke aanpak voor een bloedneus .
* **Afgebroken of uitgevallen tand**: Eerste hulp bij tandletsels .
#### 5.5.6 Huid- en brandwonden
* **Schaaf-, snij-, steek- en scheurwonden**: Behandeling van diverse type wonden .
* **Groot vreemd voorwerp**: Handelen bij een groot vreemd voorwerp in een wond .
* **Splinter**: Verwijderen van splinters .
* **Wonde door een ritssluiting**: Eerste hulp bij wondjes veroorzaakt door een ritssluiting .
* **Blaren door wrijving**: Behandeling van blaren die ontstaan door wrijving .
* **Brandwonde**: Omgaan met brandwonden .
#### 5.5.7 Letsels aan hoofd en hals
* **Hoofdwonde**: Eerste hulp bij hoofdletsels .
* **Wervelletsel**: Gevolgen van en voorzorgsmaatregelen bij wervelletsel .
* **Vreemd voorwerp in oor/neus**: Verwijderen van vreemde voorwerpen uit het oor en de neus .
#### 5.5.8 Letsels aan botten, spieren en gewrichten
* **Verstuiking**: Herkennen en behandelen van een verstuiking .
* **Ontwrichting**: Eerste hulp bij een ontwrichting .
* **Botbreuk**: Procedure bij een vermoedelijke botbreuk .
#### 5.5.9 Steken en beten
* **Insectensteek**: Behandeling van insectenbeten .
* **Tekenbeet**: Procedures bij een tekenbeet .
#### 5.5.10 Diabetes
Specifieke aandachtspunten voor kinderen met diabetes .
#### 5.5.11 Vergiftiging
Handelen bij vergiftiging .
#### 5.5.12 Anafylactische shock
Herkenning en eerste hulp bij een anafylactische shock .
#### 5.5.13 Pijnen
* **Buikpijn**: Mogelijke oorzaken en aanpak bij buikpijn .
* **Hoofdpijn**: Eerste hulp bij hoofdpijn .
* **Keelpijn**: Behandeling van keelpijn .
* **Oorpijn**: Hulp bij oorpijn .
* **Tandpijn**: Omgaan met tandpijn .
### 5.6 Eerste hulp op school
#### 5.6.1 Medische gegevens
Weten welke medische gegevens relevant zijn voor eerste hulp .
#### 5.6.2 Verzorgingslokaal
Criteria waaraan een verzorgingslokaal moet voldoen en de benodigde voorzieningen .
#### 5.6.3 EHBO-koffer
Kenmerken van een goede eerstehulpkoffer en waar aandacht aan besteed moet worden .
#### 5.6.4 Inhoud EHBO-koffer voor school en uitstap
Herkennen welke materialen thuishoren in een EHBO-koffer op school en welke mee te nemen op schooluitstap .
#### 5.6.5 Belangrijke telefoonnummers
Kennis van essentiële telefoonnummers: Europees noodnummer, politie, antigifcentrum en het algemene telefoonnummer van de huisarts van wacht .
### 5.7 Preventieve maatregelen
#### 5.7.1 Zwemmen
Preventie gerelateerd aan zwemmen .
#### 5.7.2 Op stap in groep
Preventieve maatregelen voor groepsuitstappen, zowel te voet als met de fiets .
#### 5.7.3 Zon
Bescherming tegen de zon .
#### 5.7.4 Luizen
Preventie van luizen .
---
# Kijken vanuit tijd
Dit onderdeel verkent het concept tijd vanuit verschillende perspectieven, met een focus op het onderscheid tussen dagelijkse en historische tijd, tijdbeleving, tijdsbegrippen en de rol van erfgoededucatie.
## 6. Kijken vanuit tijd
Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en ontwikkelen een besef van "vroeger", "vandaag" en "later". Ze leren de cyclische aard van de tijd herkennen, zoals de wisseling van dag en nacht, seizoenen en de terugkerende dagen van de week, maar ontdekken ook de lineaire, niet-herhaalbare aspecten van tijd. Dit cursusonderdeel duikt dieper in de dimensies van tijd, met specifieke aandacht voor dagelijkse en historische tijd, tijdbeleving, evolutie en hoe historische concepten in het kleuteronderwijs geïntegreerd kunnen worden .
### 6.1 Dagelijkse tijd versus historische tijd
Er wordt een fundamenteel onderscheid gemaakt tussen dagelijkse tijd en historische tijd .
#### 6.1.1 Dagelijkse tijd
Dagelijkse tijd richt zich op het ritme van de dag en nacht, de wisseling van de seizoenen en het levensritme van de mens. Kinderen leren hierbij begrippen zoals een jaar (opgebouwd uit seizoenen en maanden), weken (opgedeeld in dagen), en dagen (met indelingen als ochtend, middag, avond en nacht, en uren). De nadruk ligt op de cyclische aard van tijd, waarbij gebeurtenissen zich met een vaste regelmaat herhalen. In de klas wordt dit onder andere aangeleerd door te praten over de dagen van de week, de seizoenen (bijvoorbeeld via een voorjaarstafel) en het gebruik van de klok .
#### 6.1.2 Historische tijd
Historische tijd gaat over het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd, waarbij het niet om regelmatige herhalingen gaat, maar om het lineaire, niet-herhaalbare karakter van gebeurtenissen. Het betreft het verleden, heden en de toekomst. Dit tijdsbesef kan bij jonge kinderen gestimuleerd worden door terug te kijken naar persoonlijke gebeurtenissen (zoals geboortekaartjes of babyfoto's) of vooruit te kijken naar de toekomst. Tussen de leeftijd van vier en negen jaar ontwikkelen kinderen het besef van "vroeger" en de concepten verleden, heden en later .
> **Tip:** Hoewel het werken met dagelijkse tijd een belangrijke opdracht is in het kleuteronderwijs (met dagelijkse rituelen zoals kalender en klok), neemt historische tijd vanaf de derde kleuterklas snel toe in aandeel .
### 6.2 Tijdbeleving en tijdsbegrippen
#### 6.2.1 Tijdbeleving
Tijdbeleving is subjectief; tijd kan "vliegen" of traag lijken te gaan. Het gaat ook over het maken van tijd voor bepaalde momenten en genieten van die momenten. Momenten waar kinderen naar uitkijken, zoals verjaardagen of feestdagen, illustreren dit. Het aftellen met een kalender is een ideaal instrument om begrippen als "morgen" en "gisteren" aan te leren en stil te staan bij de tijdbeleving van kinderen .
#### 6.2.2 Dagelijkse tijd en tijdsbegrippen
Het ritmische karakter van tijd hoort thuis bij dagelijkse tijd. Begrippen zoals dag, nacht, vroeger, daarna, gisteren en morgen zijn complex voor jonge kinderen en moeten veelvuldig en functioneel gebruikt worden. Kalenders zijn uitstekende instrumenten om dit ritmische karakter en de begrippen gisteren en morgen te stimuleren. Tijdmeetinstrumenten zoals een zandloper of horloge kunnen ook ingezet worden .
### 6.3 Historische tijd en evolutie
Alle omringende entiteiten, inclusief wijzelf, veranderen en evolueren in de tijd. Het richten van de aandacht op de evolutie die het kind zelf doormaakt, is cruciaal voor het beginnend historisch besef. Kinderen kunnen hun eigen evolutie waarnemen door bijvoorbeeld foto's op een levenslijn te plaatsen .
> **Tip:** "Belangstelling tonen voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders" is een generiek doel dat van 2,5 tot 12 jaar doorloopt .
De ketting verleden-heden-toekomst kan kinderen leren herkennen in hun eigen leven, familie en schoolomgeving. Fysieke evolutie kan gevolgd worden met groeistokken of groeiboekjes, die ook wiskundige mogelijkheden bieden. Het groeiboekje kan ook worden aangevuld met persoonlijke mijlpalen zoals de eerste tand of het leren fietsen zonder zijwieltjes .
Veranderingen in de natuur, zoals het groeien van planten, en veranderingen in de schoolomgeving (bv. restauraties, aanleg van een rotonde) zijn ook voorbeelden van evolutie die kinderen kunnen observeren .
### 6.4 Een beetje historische informatie
Om het verleden bevattelijk te maken, wordt geschiedenis opgedeeld in periodes. Het Katholiek Onderwijs hanteert traditioneel een indeling in zes periodes:
* **Oudste tijden** (... – ca. 800 v. Chr.): tijd van zwervers en boeren .
* **Oudheid** (ca. 800 v. Chr. – ca. 500 n. Chr.): tijd van Grieken en Romeinen .
* **Middeleeuwen** (ca. 500 – ca. 1500): tijd van burchten en steden .
* **Nieuwe tijd** (ca. 1500 – ca. 1800): tijd van vorsten en ontdekkingen .
* **Nieuwste tijd** (ca. 1800 – 1945): tijd van volkeren .
* **Eigen tijd** (1945 - …) .
De grenzen tussen periodes worden aangeduid met kernjaartallen, vaak met "ca." (circa) omdat de overgangen geleidelijk en procesmatig zijn. De jaartelling is gebaseerd op v. Chr. (voor Christus) en n. Chr. (na Christus), met het jaar 1 als startpunt; een jaar 0 bestaat niet .
Een eeuw is een periode van 100 jaar. De eerste eeuw liep van jaar 1 tot 100. Om de eeuw te bepalen: als de laatste twee cijfers van een jaartal 00 zijn, vormen de honderdtallen het eeuwgetal (bv. 1500 = 15de eeuw). Als de laatste twee cijfers niet 00 zijn, is het eeuwgetal de honderdtallen + 1 (bv. 1501 = 16de eeuw) .
#### 6.4.1 Oudste tijden
De aarde ontstond 4,5 miljard jaar geleden, het eerste leven 3,5 miljard jaar geleden en de eerste mensensoorten zo'n 1,9 miljoen jaar geleden. De prehistorie omvat de periode vóór het schrift, dat rond 3500 v. Chr. ontstond. Diverse mensachtigen en mensensoorten gingen vooraf aan de moderne mens, de *Homo sapiens*, die zo'n 200.000 jaar geleden in Afrika ontstond en 40.000 jaar geleden Europa bereikte. Deze vroege mensen konden rechtop lopen en waarschijnlijk spreken .
Ze waren jager-verzamelaars (nomaden) die in kleine groepen rondtrokken op zoek naar voedsel, en ontwikkelden werktuigen en leerden vuur maken en gebruiken. De agrarische maatschappij ontstond rond 8500 v. Chr. in de Vruchtbare Sikkel, wat leidde tot sedentarisatie, bevolkingsgroei, sociale ongelijkheid, en nieuwe uitvindingen zoals spinnen, weven, pottenbakken, het wiel en de boot .
Het schrift ontstond rond 3500 v. Chr. uit noodzaak voor administratie en handel, wat het einde van de prehistorie markeert. Het Oude Egypte (3500 v. Chr. – 1000 v. Chr.) kende een hoogstaande beschaving langs de Nijl, met farao's (die als goden werden beschouwd), mummificatie en imposante piramides als graven .
#### 6.4.2 Oudheid
De Oudheid (ca. 800 v. Chr. – ca. 500 n. Chr.) omvat de beschavingen van de Oude Grieken en de Romeinen .
* **Oude Grieken:** Leefden in stadstaten (poleis) die politiek en economisch onafhankelijk waren, maar wel een gemeenschappelijke taal en godsdienst deelden. De Olympische Spelen vonden hier hun oorsprong (eerste datum 776 v. Chr.). De Griekse beschaving was hoogstaand op het gebied van kunst, architectuur, wetenschap en filosofie .
* **Romeinse Rijk:** Ontwikkelde zich vanuit Rome en veroverde vanaf de 2e eeuw v. Chr. de Griekse stadstaten. Het Rijk kende fasen met koningen, consuls, een senaat, volksvergadering en uiteindelijk keizers. Op het hoogtepunt in de 2e eeuw n. Chr. strekte het zich ver uit en had Rome ongeveer een miljoen inwoners. Julius Caesar veroverde de Lage Landen in 57 v. Chr., wat het einde van de prehistorie in deze regio markeerde door de introductie van het schrift. De Romeinen bouwden een indrukwekkend wegennetwerk, aquaducten, tempels en villa's. Bekende praktijken waren "brood en spelen" (gladiatorengevechten) en liggend eten. Het West-Romeinse Rijk viel in 476 n. Chr. door interne problemen en invasies van vreemde stammen .
#### 6.4.3 Middeleeuwen
De Middeleeuwen (ca. 500 – ca. 1500) worden onderverdeeld in de vroege (ca. 500 – ca. 1000) en late middeleeuwen (ca. 1000 – ca. 1500) .
* **Vroege middeleeuwen:** De Franken hadden een groot rijk onder leiding van Karel de Grote. Het leenstelsel ontstond, waarbij krijgsheren gebieden in leen kregen voor militaire diensten. De Vikingen plunderden vanaf 810 n. Chr. onze streken en vestigden zich later ook in Europa. Lokale heren bouwden burchten ter verdediging, die evolueerden van houten constructies naar stenen woontorens (donjons) en versterkte muren. Ridders waren geharnaste krijgers die hun heer met "raad en daad" bijstonden en daarvoor land in leen kregen. De samenleving was een standenmaatschappij: geestelijken, adel en boeren (later ook handelaars) .
* **Late middeleeuwen:** Steden ontstonden door economische heropleving, landbouwoverschotten en bevolkingsgroei. Handelaren vestigden zich op strategische locaties, wat leidde tot het ontstaan van steden als Gent en Brugge. Middeleeuwse steden hadden vaak een belfort dat diende voor het bewaren van privileges, wapens, de stadskas en als uitkijktoren of alarmklok. Ambachtslieden specialiseerden zich in vakken en handelaren verkochten hun producten .
#### 6.4.4 Nieuwe tijd
De Nieuwe Tijd (ca. 1500 – ca. 1800) werd gekenmerkt door de strijd om grondgebied en macht, vaak vermengd met religieuze conflicten zoals de Reformatie en de opkomst van het Protestantisme. Ook de heksenjacht, die voornamelijk vrouwen trof en gebaseerd was op het geloof in bovennatuurlijke krachten, greep om zich heen .
Belangrijke ontdekkingen en uitvindingen markeerden deze periode, waaronder het heliocentrisme van Copernicus (zon draait om aarde) en de ontwikkeling van de boekdrukkunst door Gutenberg, die de verspreiding van kennis revolutioneerde. De ontdekkingsreizen van Europeanen, zoals die van Christoffel Columbus die Amerika ontdekte in 1492, vergrootten de wereldkaart aanzienlijk en leidden tot kolonisatie. Ook piraterij en kaapvaart waren in deze tijd schering en inslag .
#### 6.4.5 Nieuwste tijd
De Nieuwste Tijd (ca. 1800 – 1945) kende grote veranderingen zoals revoluties en wereldoorlogen .
* **Franse Revolutie:** Een opstand tegen de monarchie die leidde tot de omverwerping van het standensysteem en de leuze "Egalité, Fraternité, Liberté". Napoleon Bonaparte kwam later aan de macht en breidde het Franse grondgebied uit .
* **Ontstaan van België:** Na een periode bij Nederland (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, 1815-1830) scheurde België zich los en vormde een eigen natie .
* **Industriële Revolutie:** De overgang van handmatige productie naar mechanische productie in fabrieken, wat leidde tot de industriële maatschappij, maar ook tot uitbuiting, slechte levensomstandigheden en kinderarbeid. De introductie van stemrecht en leerplicht verbeterde de situatie. Met de opkomst van technologieën spreken we nu van een post-industriële maatschappij .
* **Eerste Wereldoorlog (1914-1918):** Ontstond door langdurige spanningen tussen Europese grootmachten en leidde tot loopgravenoorlogen, vooral aan het westfront. België werd bezet en kende moeilijke jaren .
* **Tweede Wereldoorlog (1939-1945):** Begon met de invasie van Polen door Hitler, gevolgd door de Duitse invasie van België en grote delen van Europa. De Holocaust, de systematische vervolging en moord op Joden, is een duistere periode. De landing van Normandië markeerde het begin van de bevrijding, en de oorlog eindigde na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki .
#### 6.4.6 Eigen tijd
De "Eigen Tijd" begon in 1945 en wordt gekenmerkt door veranderingen zoals het vrouwenstemrecht, de opkomst van het internet en de Europese Unie .
* **Koude oorlog:** Een periode van grote spanningen tussen het kapitalistische Westen (VS) en het communistische Oosten (Sovjet-Unie) tot 1990, gekenmerkt door de wapenwedloop, maar zonder een direct gewapend conflict .
### 6.5 Erfgoed (ook in de kleuterklas)
Erfgoed omvat sporen uit het verleden die worden overgeleverd in het heden en bewaard voor de toekomst. Het gaat verder dan enkel monumenten en museumstukken; het omvat ook tradities, gebruiken, verhalen, het landschap en straatnamen. Erfgoed is persoonlijk en evolueert voortdurend, en vormt een link tussen verleden, heden en toekomst .
#### 6.5.1 Wat is erfgoed?
Erfgoed kan worden onderverdeeld in drie categorieën:
* **Roerend erfgoed:** Tastbare voorwerpen zoals munten of documenten .
* **Onroerend erfgoed:** Gebouwen, monumenten, landschapskenmerken .
* **Immaterieel erfgoed:** Gebruiken, rituelen en verhalen .
> **Tip:** Om de categorie te bepalen, kan men zich afvragen: "Kan ik het aanraken?" (roerend/onroerend vs. immaterieel) en "Kan ik het vastnemen?" (roerend vs. onroerend) .
#### 6.5.2 Erfgoed in de schoolbuurt
Erfgoed is overal te vinden in de schoolbuurt: aangelegde straten, gebouwen, verhalen die worden doorgegeven, etc.. Het is een laagdrempelige manier om het verleden concreet te maken en sluit aan bij de leefwereld van kinderen .
#### 6.5.3 Erfgoed om de wereld rondom ons te begrijpen
Door kinderen te confronteren met sporen uit het verleden, beseffen ze dat het heden het resultaat is van eerdere generaties en dat alles om hen heen een verleden heeft. Dit bevordert het historisch besef door het leggen van verbanden tussen vroeger en nu. Erfgoed is het "DNA" van onze samenleving en bepaalt mede het karakter, uiterlijk en de eigenheid ervan. Erfgoededucatie helpt jongeren om de wereld vorm te geven en stil te staan bij de waarde van erfgoed en de zorg die daarvoor nodig is .
#### 6.5.4 GLOKAAL erfgoed
Erfgoed draagt bij aan identiteit. Erfgoededucatie leert om de eigen omgeving te "lezen" en het verhaal achter het erfgoed te onderzoeken, steeds in context geplaatst binnen een groter Belgisch, Europees of wereldwijd geheel (GLOKAAL: globaal én lokaal). Erfgoed is ook een ideaal uitgangspunt om de diverse en interculturele achtergronden in een klas te verkennen, zoals bij eten en eetrituelen .
#### 6.5.5 Wat is erfgoededucatie?
Erfgoededucatie is onderwijs dat uitgaat van sporen in het heden uit het verleden, deze inbedt in een context en een "erfgoedervaring" nastreeft. Het doel is vaak het doorgeven van zorg voor erfgoed en kinderen actief betrekken bij het bewaren ervan .
#### 6.5.6 Onderzoekend op pad
Om erfgoed te ontdekken, is het belangrijk om op pad te gaan of concrete erfgoedsporen naar de klas te halen. Een onderzoekende houding, waarbij kinderen kijken, denken, redeneren, fantaseren, experimenteren en vergelijken, is cruciaal voor het ervaren van erfgoed. Erfgoededucatie stimuleert kennis, inzichten en attitudes ten aanzien van erfgoed en moedigt kinderen aan om creatief en kritisch te denken .
#### 6.5.7 Multiperspectief
Bij het kijken naar erfgoed en de omgeving kunnen verschillende "brillen" of perspectieven gehanteerd worden. Dit brengt ons automatisch bij andere vakgebieden, aangezien cultuur- en persoonsgebonden ontwikkelvelden veelvuldig aan bod komen bij het bestuderen van erfgoed .
---
# Wetenschappen en techniek
Dit gedeelte verkent de wetenschappelijke revolutie, de expansie van menselijke kennis en technologie, de processen achter wetenschap en techniek, en de keerzijde van technologische vooruitgang.
## 7. Wetenschappen en techniek
Wetenschappen en techniek hebben onze wereld en samenleving grondig beïnvloed, en dit hoofdstuk onderzoekt hoe dit proces is verlopen en welke gevolgen het heeft voor onze kijk op de wereld .
### 7.1 Inleiding tot de menselijke expansie
Ongeveer 70.000 jaar geleden begon de Homo Sapiens aan zijn wereldwijde expansie, waarbij hij de dominante soort op aarde werd met een aanzienlijke impact op zijn omgeving. Deze expansie kan worden onderverdeeld in drie fasen: de cognitieve revolutie, de agrarische revolutie en de wetenschappelijke revolutie .
#### 7.1.1 De cognitieve revolutie (70.000-30.000 jaar geleden)
Deze revolutie kenmerkt zich door een significante verandering in het menselijk denkvermogen, wat leidde tot nieuwe vaardigheden en mogelijkheden. Enkele van deze vaardigheden en de resulterende mogelijkheden zijn :
* **Nieuwe vaardigheid:** Het vermogen om grote hoeveelheden informatie over te brengen over de leefomgeving.
**Nieuwe mogelijkheid:** Plannen en uitvoeren van complexe handelingen, zoals jagen .
* **Nieuwe vaardigheid:** Het vermogen om grote hoeveelheden informatie over te brengen over sociale verbanden tussen mensen.
**Nieuwe mogelijkheid:** Grotere en hechtere groepen van soms wel 150 individuen .
* **Nieuwe vaardigheid:** Het vermogen om informatie over te brengen over dingen die in het echt niet bestaan (mythes, naties, etc.).
**Nieuwe mogelijkheid:** Samenwerken tussen zeer grote aantallen vreemden en snelle innovaties binnen het sociaal gedrag .
#### 7.1.2 De agrarische revolutie (circa 10.000 jaar geleden)
Dit verwijst naar de overgang van de Homo sapiens van jager/verzamelaar naar boer, inclusief het domesticeren van planten en dieren. Dit maakte het mogelijk om meer mensen te onderhouden en grotere groepen te vormen .
#### 7.1.3 De wetenschappelijke revolutie (circa 500 jaar geleden)
Deze revolutie wordt gekenmerkt door een fenomenale groei van de menselijke invloed op zijn omgeving en de ontdekking van nieuwe mogelijkheden op diverse domeinen. De moderne wetenschap is gebaseerd op drie principes :
1. De bereidheid om eigen onwetendheid te accepteren .
2. Wiskunde en waarneming zijn fundamentele elementen van wetenschappelijk inzicht, waarbij waarneming gecombineerd met wiskundige instrumenten leidt tot nieuwe theorieën .
3. Theorieën worden gebruikt om nieuwe capaciteiten te verwerven en technologieën te ontwikkelen .
### 7.2 De expansie van kennis en technologie
De wetenschappelijke revolutie, zo'n 500 jaar geleden, zette een proces van versnelde sociale ontwikkeling in gang. Dit wordt versterkt door de industriële revolutie, waarin nieuwe manieren van energieomzetting, zoals de stoommachine, de menselijke expansie vooruitdreven en de afhankelijkheid van ecosystemen verminderden. Deze revoluties gaven aanleiding tot de groei van wetenschappelijke disciplines en technische hulpmiddelen .
> **Tip:** De groei van sociale ontwikkeling en wereldbevolking is vanaf circa 1500 exponentieel toegenomen, sterk gekoppeld aan de industriële revolutie en de uitvinding van efficiëntere energieomzetting .
### 7.3 Wetenschappen en techniek
#### 7.3.1 Wetenschappen
Wetenschap verwijst naar het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden om verdere kennis te verkrijgen. De OESO classificeert wetenschappen in zes domeinen: natuurwetenschappen, technische wetenschappen, geneeskunde en gezondheidswetenschappen, agrarische wetenschappen en diergeneeskunde, sociale wetenschappen, en menswetenschappen (cultuurwetenschappen) .
Wetenschappers worden gedreven door verwondering, nieuwsgierigheid en het verlangen naar weten en verklaren. De kern van wetenschap is het waarnemen van de fysische wereld om vragen te stellen en antwoorden te zoeken. Wetenschappers streven naar waarheid door kritisch naar de realiteit te kijken en hanteren hiervoor verschillende theorieën, waaronder de correspondentietheorie, coherentietheorie, pragmatiek, constructivistisch perspectief, consensuswaarheid, normatieve waarheid, esthetische waarheid en minimalisme [338-339](#page=338,339) .
> **Voorbeeld:** De ontdekking van het fotovoltaïsche effect door Becquerel in 1839 (wetenschap) leidde pas in 1883 tot de bouw van de eerste zonnecel van selenium (techniek) .
Het **wetenschappelijk denk- en handelingsproces** omvat de volgende stappen: verwonderen, verkennen, opzetten van onderzoek, uitvoeren van onderzoek, en concluderen. Wetenschappelijke kennis is dynamisch en kan veranderen of vervangen worden door nieuwe bevindingen .
> **Voorbeeld:** De evolutie van kennis over de voortplanting van de mens, waarbij de vroege observaties van Van Leeuwenhoek over zaadcellen later werden aangevuld met de ontdekking van de rol van de eicel van de vrouw [340-341](#page=340,341).
#### 7.3.2 Techniek
Techniek verwijst naar het bewerken van iets, nodig om in een bepaalde tak iets tot stand te brengen, en wordt gezien als "het geheel van ingrepen waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen" (#page=334,342). Technische systemen, zoals een pen of een computer, zijn ontworpen om ons leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger te maken .
Het **technisch denk- en handelingsproces** (ontwerpcyclus) bestaat uit: probleem stellen, ideeën bedenken, plannen, maken, en testen en evalueren .
> **Voorbeeld:** De gebroeders Wright, pioniers van de luchtvaart, haalden hun inspiratie bij vogels, bestudeerden hun vlieggedrag en ontwikkelden door middel van ontwerpen en testen een gemotoriseerd vliegtuig .
Belangrijke aspecten van het ontwerp omvatten:
* **Functie:** Oplossingen voor problemen, zoals het verzorgen van tanden met een tandenborstel .
* **Vormgeving en werking:** Hoe iets is ontworpen om een probleem op te lossen, rekening houdend met esthetische aspecten en gebruikersvoorkeuren [343-344](#page=343,344).
* **Ontwerpen en uitvinden:** Het bedenken van nieuwe oplossingen voor bestaande of nieuwe problemen, met voorbeelden als medicijnen en vaccins .
* **Bedienen en gebruiken:** Het leren omgaan met apparatuur en het effectief inzetten van eenvoudige objecten .
* **Onderhouden, herstellen en recycleren:** Het in stand houden van technische systemen en het milieuvriendelijk omgaan met materialen .
* **Hulpmiddelen:** De materiële en menselijke middelen die nodig zijn voor het ontwerpen, gebruiken en onderhouden van technische systemen .
* **Keuzes:** Beslissingen gebaseerd op functie, werking, vormgeving, gebruikerswensen, maatschappelijke normen en overheidseisen [345-346](#page=345,346).
* **Maatschappij:** Techniek is een maatschappelijk verschijnsel dat de mens dient en evolueert vanuit behoeften en uitdagingen .
### 7.4 De keerzijde van de medaille
Hoewel wetenschappen en techniek veel positieve ontwikkelingen hebben gebracht, zijn er ook uitdagingen en negatieve gevolgen. De industriële revolutie leidde bijvoorbeeld tot gevaarlijke werkomstandigheden, lage lonen en erbarmelijke leefomstandigheden voor fabrieksarbeiders. Ook ecologische uitdagingen, zoals massale ontbossing, overstromingen en bodemerosie, zijn gevolgen van technologische vooruitgang .
Daarnaast kan wetenschap en techniek op destructieve wijzen worden gebruikt, zoals te zien is bij het gebruik van dynamiet door Alfred Nobel voor militaire doeleinden. Dit benadrukt het belang van ethische overwegingen en verantwoordelijk gebruik van technologische innovaties .
---
# Diversiteit
Diversiteit is een cruciaal concept in de hedendaagse samenleving dat de complexiteit van menselijke identiteit en de dynamische aard van sociale structuren weerspiegelt.
### 8.1 Definitie van diversiteit
Er bestaat geen eenduidige definitie van diversiteit, maar verschillende organisaties benadrukken gemeenschappelijke elementen. Over het algemeen verwijst diversiteit naar het besef dat elk individu uniek is en er verschillen bestaan tussen groepen mensen. Deze verschillen kunnen persoonskenmerken betreffen waarin mensen van elkaar kunnen verschillen. Sommige definities leggen de focus op meer diepgaande of fundamentele verschillen in leefomstandigheden, terwijl andere alle manieren waarop mensen van elkaar verschillen omvatten, zowel aangeboren als verworven. Diversiteit als grondhouding impliceert erkenning en waardering van deze verschillen, leidend tot een gelijkwaardige omgang en het zien van kansen in een diverse samenleving .
> **Tip:** Het is belangrijk om te realiseren dat de interpretatie van diversiteit kan variëren afhankelijk van de context, zoals de jeugdwerksector die een specifiekere invulling geeft .
### 8.2 Aspecten van diversiteit
#### 8.2.1 Diversiteit en identiteit
Diversiteit en identiteit zijn intrinsiek met elkaar verbonden. Identiteit is persoonlijk en sociaal, gelaagd en dynamisch. De persoonlijke identiteit wordt gevormd door kenmerken als leeftijd, opleiding, gezondheid, levensbeschouwing, gender en interesses. Daarnaast behoort men tot sociale groepen (gezins-, werk-, hobby-, culturele, religieuze groepen, etc.) die een betekenisvolle plaats in de wereld bieden en bijdragen aan integratie in de samenleving. Zowel persoonlijke als sociale identiteit zijn voortdurend in ontwikkeling, wat zich uit in de voortdurende vraag "wie ben ik?" en "wie wil ik zijn?". Ieder individu kan worden gezien als een kruispunt van deelidentiteiten en ervaringen, wat de rijke en dynamische persoonlijkheid van een persoon weerspiegelt .
#### 8.2.2 Diversiteit en verschil
Vanuit het perspectief van diversiteit worden alle verschillen tussen mensen erkend, zowel de evidente als minder evidente, zichtbare en onzichtbare, bewuste en onbewuste. Identiteitsvorming kan worden onderscheiden langs 14 assen van identiteitsvorming, waarbij ieder individu op een uniek kruispunt van deze variabelen staat .
> **Voorbeeld:** De 14 assen van identiteitsvorming omvatten onder andere geslacht, seksuele oriëntatie, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, klasse, culturele achtergrond, religie en leeftijd .
#### 8.2.3 Diversiteit en de norm
Omgaan met verschil is een uitdaging omdat mensen verschillen interpreteren vanuit hun eigen referentiekader, kennis en ervaringen. Dit kan leiden tot het indelen van mensen in hokjes, waarbij afwijkingen van de eigen norm angst kunnen inboezemen. Combinaties van identiteitsvariabelen zoals gender, seksuele voorkeur, huidskleur, etniciteit, religie, sociaaleconomische status, cultuur, beperking of talent kunnen leiden tot ongelijke kansen of hindernissen in de maatschappij. Impliciete en onbewuste beelden in ons referentiekader kunnen onbedoeld barrières opwerpen die iemands potentieel belemmeren en negatieve invloed hebben op zelfbeeld, motivatie en prestaties. Wanneer deze aspecten op elkaar inspelen, kunnen kansen exponentieel toenemen of verminderen, wat leidt tot ongelijkheid, vooroordelen, uitsluiting en racisme. Het is daarom cruciaal om verder te kijken dan het eigen referentiekader .
### 8.3 Bevolking in België
De bevolking van België is de afgelopen decennia sterk geëvolueerd, met een toename in aantal en culturele diversiteit. Het aandeel Belgen met een Belgische achtergrond is afgenomen, terwijl het aandeel Belgen met een buitenlandse achtergrond is gestegen. Ook het aantal niet-Belgen is toegenomen. Deze evolutie is merkbaar in de meeste steden en gemeenten en heeft gevolgen voor het onderwijs .
> **Tip:** Via websites zoals statbel.fgov.be/nl/ en de Vlaamse stadsmonitor kunnen specifieke cijfers over de bevolking in eigen stad of gemeente worden geraadpleegd .
### 8.4 Geschiedenis van migratie in België
De toegenomen culturele diversiteit in België is een resultaat van migratieprocessen die na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke vlucht namen .
#### 8.4.1 Na de Tweede Wereldoorlog (1946-1956)
Na de Tweede Wereldoorlog was er een grote vraag naar arbeidskrachten, met name voor de kolenmijnen. Buitenlandse gastarbeiders werden op grote schaal aangeworven, aanvankelijk met het idee van tijdelijkheid. In deze periode kwamen voornamelijk Italianen naar België, mede door het kolenakkoord tussen België en Italië in 1946. Deze stroom kwam abrupt tot een einde na de mijnramp van Marcinelle in 1956 .
#### 8.4.2 De golden Sixties (1956-1969)
Economische voorspoed en groei in West-Europa leidden tot een aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. Na het wegvallen van de Italiaanse gastarbeiders werden nieuwe akkoorden gesloten met Spanje Griekenland Marokko en Turkije en Algerije. Deze migratie bestond voornamelijk uit laagopgeleide mannen. De tijdelijkheidsgedachte bleef bestaan, wat leidde tot beperkte investeringen in taalverwerving en maatschappelijke integratie .
#### 8.4.3 De migratiestop (1974-1989)
De oliecrisis van 1973 veroorzaakte een wereldwijde economische crisis, met een dalende vraag naar arbeidskrachten en stijgende werkloosheid in België. In 1974 besloot de Belgische regering de toestroom van buitenlandse werkkrachten te beperken, wat bekend werd als de "migratiestop". Dit gold echter voornamelijk voor laaggeschoolde arbeiders; andere migratiekanalen zoals gezinshereniging bleven toegankelijk. Gedurende deze periode besloten veel gastarbeiders te blijven en lieten hun families overkomen, wat de tijdelijkheidsgedachte verving door permanente vestiging .
#### 8.4.4 Superdiversiteit (vanaf 1989 tot nu)
Vanaf de jaren '90 nam de migratie toe door economische globalisering, technologische ontwikkelingen, een toestroom van vluchtelingen en de uitbreiding van de Europese Unie. Deze factoren leidden tot een diversificatie van herkomstlanden en vormden een kantelpunt naar een superdiverse samenleving. De term "superdiversiteit", geïntroduceerd door Steven Vertovec, verwijst naar zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve toename van diversiteit .
##### 8.4.4.1 Een kwantitatieve toename van diversiteit
Er is een duidelijke kwantitatieve toename van diversiteit, zowel in het aantal inwoners van België als in de diversiteit van hun afkomst. De bevolking naar herkomst en nationaliteitsgroep toont een significante toename van het aantal mensen geboren buiten België. Dit is met name zichtbaar in grote steden die worden aangeduid als "majority-minority-cities" (zoals Genk, Vilvoorde, Antwerpen en Brussel), waar de meerderheid van de bevolking een migratieachtergrond heeft. De Verenigde Staten worden voorspeld tegen 2040 een "majority-minority-society" te worden .
##### 8.4.4.2 Een kwalitatieve toename van diversiteit
Naast de kwantitatieve toename is er ook een kwalitatieve toename van diversiteit, wat betekent dat individuen niet herleid kunnen worden tot enkel hun culturele herkomst. De verschillen binnen gemeenschappen worden vaak belangrijker dan de verschillen tussen gemeenschappen. Elk individu heeft zijn eigen identiteitsvorming langs de 14 assen, ongeacht culturele achtergrond. Deze kwalitatieve diversiteit bevordert een genuanceerd debat en een meer gematigde kijk op "wij versus zij" verhoudingen. Superdiversiteit is een feit en een vaststelling van maatschappelijke verandering, niet inherent positief of negatief .
---
# Levensbeschouwing
Dit deel onderzoekt verschillende levensbeschouwingen, hun historiek, geloofsovertuigingen, geschriften, rituelen, symbolen, belangrijke levensmomenten, plaatsen en voorgangers, met focus op Jodendom, Boeddhisme, Christendom, Islam en Niet-confessionele levensbeschouwing .
## 9. Levensbeschouwingen en hun kenmerken
### 9.1 Inleiding tot levensbeschouwing
Een levensbeschouwing is een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, over het samenleven met anderen en over de wereld. Levensbeschouwing is een van de assen die deel uitmaken van de menselijke identiteit. Er heerst een grote verscheidenheid aan levensbeschouwingen in de wereld .
### 9.2 Erkende levensbeschouwingen in België
De Belgische grondwet garandeert de vrijheid van eredienst en de vrije openbare uitoefening ervan, evenals de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten. Artikel 24 koppelt deze vrijheid aan het onderwijs, waarbij scholen die door openbare besturen worden ingericht, de keuze bieden tussen onderricht in een erkende godsdienst en niet-confessionele zedenleer. De federale overheidsdienst Justitie is verantwoordelijk voor de erkenning van erediensten en vrijzinnigheid in België .
Momenteel zijn er 8 erkende levensbeschouwingen in België:
1. De Rooms-Katholieke (sinds het begin van de Belgische staat)
2. De Israëlitische .
3. De Anglicaanse .
4. De Protestants-Evangelische (1876, gewijzigd in 2000)
5. De Islamitische .
6. De Orthodoxe .
7. Niet-confessionele levensbeschouwing .
8. Boeddhisme (voorontwerp van wet goedgekeurd in 2023) .
### 9.3 Belangrijke aspecten van een levensbeschouwing
Elke levensbeschouwing wordt geanalyseerd aan de hand van de volgende aspecten :
* **Historiek (de kernervaring):** De oorsprong is vaak verbonden met een ingrijpende historische ervaring of een centrale figuur (bv. Abraham, Jezus, Mohammed, Boeddha). Het ontstaan kent vaak de volgende fasen: stichtersfase, mondelinge traditie, schriftelijke traditie, institutionalisering, politieke verhoudingen, hervormingen en modernisering (#page=367, 368) .
* **De geloofsovertuiging of levensfilosofie:** De manier waarop mensen naar het leven kijken, inclusief hun visie op zichzelf, medemensen en de wereld .
* **Belangrijke geschriften of bronnen:** Verzamelingen van verhalen, verzen of teksten die door de levensbeschouwing als belangrijk worden geacht en aanleiding geven tot studie .
* **Rituelen en symbolen:** Symbolen zijn voorwerpen of handelingen die een diepere betekenis vatten en die vaak geïntegreerd worden in rituelen. Rituelen zijn herhaaldelijke handelingen die verbondenheid creëren en een innerlijke werkelijkheid oproepen (#page=368, 369). Levensbeschouwelijke rituelen worden ook wel 'symbool-handelingen' genoemd .
* **Belangrijke levensmomenten:** Geboorte, volwassen worden, huwelijk en dood zijn momenten waarop mensen stilstaan bij de zin van het leven, en waarop de geloofsovertuiging invloed heeft .
* **Belangrijke plaatsen en voorgangers:** Plaatsen die verbonden zijn met belangrijke historische gebeurtenissen of als 'speciaal' worden ervaren door aanhangers, en voorgangers die een leidende rol spelen en de route van de levensbeschouwing uitstippelen .
---
## 9.4 Jodendom
### 9.4.1 Historiek (de kernervaring)
De oorsprong van het Jodendom ligt ongeveer 4000 jaar terug in de tijd en is verbonden met de figuur van Abraham. Abraham kreeg van God de opdracht om weg te trekken uit zijn woonplaats en naar een nieuw land te gaan, met de belofte van een groot volk en zegen. De verhalen over Abraham, zijn zoon Isaak en kleinzoon Jakob (die van God de naam Israël kreeg) zijn fundamenteel. Mozes is een andere belangrijke figuur, onder wiens leiding de Israëlieten uit Egypte werden bevrijd en naar het beloofde land trokken. De diaspora, de verspreiding van Joden vanuit Israël naar andere werelddelen, begon met de Romeinse verovering van Judea in 60 v.C.. Binnen het Jodendom zijn verschillende stromingen ontwikkeld, zoals het liberale en het orthodoxe Jodendom .
### 9.4.2 Geloofsovertuiging
* **Monotheïsme:** Het Jodendom is een monotheïstische godsdienst die gelooft in één God, Jahweh (JHWH). Het Sjema Israël ("Hoor Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is Eén") is hun geloofsbelijdenis. Afbeeldingen van God zijn verboden .
* **God als Schepper:** God is de Almachtige, Eeuwige, Heilige en Enige Schepper van het universum. Alles wat bestaat, is goed. De mens is geroepen om het leven zinvol vorm te geven als antwoord op Gods schepping .
* **Persoonlijke God:** Joden kennen God niet in abstracte geloofsuitspraken, maar in de geschiedenis als de God die de wereld schiep, de vaderen uitkoos en Israël verloste. God is een persoonlijke God, wiens naam Jahweh betekent "Hij die is en altijd zal zijn" .
* **10 geboden en 613 voorschriften (mitswot):** De tien geboden, gevonden in het boek Exodus, zijn een belangrijk richtsnoer. De Thora beschrijft in totaal 613 voorschriften (248 geboden en 365 verboden) .
* **Spijswetten:** Voorschriften over wat men wel of niet mag eten en wanneer. Kosher voedsel voldoet aan deze wetten, zoals het verbod op varkensvlees, het nuttigen van bloed, en het vermengen van vlees en melk. Veel voorschriften hadden betrekking op de tempel en zijn niet meer na te leven na de verwoesting ervan in 70 n.C. .
### 9.4.3 Belangrijke geschriften of bronnen
* **Tenach:** De verzameling heilige boeken, bestaande uit de Wet (Thora), Profeten (Nevi’iem) en Geschriften (Ketoeviem). Christenen herkennen dit als het Oude Testament .
* **Rabbijnse literatuur:** Geschriften die voortbouwen op de Tenach, zoals de Talmoed, die discussies tussen joodse geleerden over de toepassing van de joodse wet in het dagelijks leven bevat .
### 9.4.4 Rituelen en symbolen
#### 9.4.4.1 Symbolen
* **Davidster:** Een zespuntige ster, sinds 1897 het officiële embleem van het Zionisme en overgenomen door de staat Israël .
* **Menora:** Een zevenarmige kandelaar uit de Bijbel, symbool van Gods aanwezigheid. Er bestaat ook een negenarmige kandelaar (Chanoekakandelaar) voor het Chanoekafeest .
* **Mezoeza:** Een kokertje met een perkamenten rol dat aan de deurpost wordt gehangen, verwijzend naar het Sjema Israël .
* **Sjofar:** Een rammen- of bokkenhoorn, waarvan het geluid aanzet tot bezinning of belangrijke historische momenten aankondigt .
* **Kippa (keppeltje):** Een hoofddeksel als teken van eerbied voor de Schepper .
* **Tefillien (gebedsriemen):** Kubusvormige leerdoosjes met perkamenten rol, die herinneren aan de opdracht om van God te houden met hart, ziel en vermogen .
* **Talliet:** Een gebedskleed met zwarte of donkerblauwe strepen en gedenkkwasten, verwijzend naar het gedenken van de geboden .
#### 9.4.4.2 Rituelen
* **Joodse kalender:** Gebaseerd op zowel het zonnejaar als de maanstanden, met schrikkeljaren om de kalender synchroon te houden met de seizoenen. De jaartelling begint bij de schepping in 3761 v.C. .
* **Sabbat:** De wekelijkse rustdag, van vrijdagavond zonsondergang tot zaterdagavond zonsondergang, die ophouden en herademen symboliseert .
* **Pesach (Paasfeest):** Herdenking van de bevrijding uit Egypte, met ongedesemd brood en lam op het menu. De sedermaaltijd bevat symbolische ingrediënten (#page=380, 381) .
* **Rosj Hasjana:** Joods nieuwjaarsdag, een dag van inkeer en voorbereiding op Jom Kipoer. Het sjofar-blazen is hierin centraal .
* **Jom Kipoer (Grote Verzoendag):** Een dag van vasten, inkeer, berouw en verzoening, gericht op zonden tegenover God .
* **Soekot (Loofhuttenfeest):** Een oogstfeest dat herinnert aan de woestijntocht en de afhankelijkheid van God .
* **Chanoeka:** Een achtdaags feest dat de herinwijding van de tempel in 164 v.C. herdenkt, waarbij de wonderlijke brandtijd van de menora centraal staat (#page=382, 383) .
### 9.4.5 Belangrijke levensmomenten
* **Besnijdenis:** Joodse jongens worden op de 8e dag na geboorte besneden, wat het teken is van het verbond met God. Meisjes krijgen op de 1e of 4e sabbat na geboorte hun naam .
* **Bar mitswa / Bat mitswa:** Jongens worden op hun 13e religieus meerderjarig (bar mitswa), meisjes op hun 12e (bat mitswa) .
* **Huwelijk:** Een joodse bruiloft kent een choepa (baldakijn) die het nieuwe huis symboliseert. De bruidegom breekt een glas om de onvolledigheid van vreugde te duiden .
* **Overlijden, begrafenis en rouw:** Lichaamsbegraving is de norm, met een rouwperiode van zeven dagen (sjiva). Elk jaar wordt een herdenkingsdag gehouden .
### 9.4.6 Belangrijke plaatsen en voorgangers
* **Plaatsen:** De synagoge is de plaats van samenkomst, maar het joodse gebedsleven speelt zich voornamelijk thuis af. De Klaagmuur in Jeruzalem is een zeer belangrijke plaats .
* **Voorgangers:**
* **Rabbijn:** Een 'meester' die lesgeeft in de Joodse wet en traditie, en optreedt bij meningsverschillen. Zowel mannen als vrouwen kunnen rabbijn worden in liberale kringen .
* **Kohen:** Priesters die traditioneel afstammen van Aäron en oorspronkelijk rituelen in de Tempel vervulden. Na de verwoesting van de Tempel spelen ze voornamelijk een rol in gebedsdiensten .
---
## 9.5 Boeddhisme
### 9.5.1 Historiek (de kernervaring)
Het Boeddhisme ontstond ongeveer 2500 jaar geleden, verbonden met de figuur van Siddharta Gautama. Na een beschermde jeugd werd hij op 29-jarige leeftijd geconfronteerd met ouderdom, ziekte en dood. Dit leidde hem tot het ascetisme en later tot meditatie onder een boom, waarna hij de 'boeddha' (de verlichte) werd (#page=387, 388). Keizer Ashoka speelde een belangrijke rol in de verspreiding van het Boeddhisme in Azië. Er zijn verschillende stromingen, zoals Theravada-boeddhisme (nadruk op eigen kracht) en Mahayana-boeddhisme (hulp van anderen) .
### 9.5.2 Geloofsovertuiging of levensfilosofie
* **Drie soorten lijden:** Lijden door pijn, lijden door verandering/vergankelijkheid, en lijden door persoonlijkheidskenmerken .
* **De vier edele waarheden:**
1. Alle leven wordt gekenmerkt door lijden .
2. Lijden kent een oorzaak: begeerte of verlangen .
3. Er is een beëindiging van het lijden door het accepteren van de werkelijkheid en loslaten van gehechtheid .
4. Er is een weg om het lijden op te heffen: het achtvoudige pad .
* **Het achtvoudige pad:** Acht levensadviezen: juiste inzichten, juiste bedoelingen, juiste woorden, juist handelen, juiste levenswijze, juiste inspanning, juiste aandacht, en juiste concentratie/meditatie .
* **Nirwana:** Een staat van spiritueel geluk, zonder negatieve emoties en angsten, bereikt door los te komen van de kringloop van het aardse bestaan en het lijden .
* **Karma:** Het feit dat handelingen een positieve of negatieve invloed hebben op de toekomst .
### 9.5.3 Belangrijke geschriften of bronnen
* **Pali Canon:** Een verzameling boeddhistische leringen die teruggaan op toespraken van de Boeddha, opgedeeld in drie delen (Tipitika's) .
### 9.5.4 Rituelen en symbolen
#### 9.5.4.1 Symbolen
* **Dharma-wiel:** Symboliseert het in beweging zetten van de leer van Boeddha; de acht spaken verwijzen naar het achtvoudige pad .
* **Bodhiboom:** Staat symbool voor verlichting en herinnert aan de bereikbaarheid ervan .
* **De drie juwelen (drie toevluchten):** Toevlucht tot Boeddha (inspiratie), Dharma (leer) en Sangha (gemeenschap) .
#### 9.5.4.2 Rituelen
Rituelen spelen een minder belangrijke rol in het Boeddhisme dan in andere godsdiensten. Het belangrijkste feest is Vesakha Puja, ter herdenking van de geboorte, verlichting en dood van de Boeddha .
### 9.5.5 Belangrijke levensmomenten
* **Geboorte:** Er is enkel een zegening van het kind, waarbij de wens wordt uitgesproken dat het een goed mens mag worden .
* **Huwelijk:** Geen heilig verbond, maar een sociaal contract. Enkel een inzegening van de belofte door een monnik .
* **Dood:** Een belangrijk moment dat dichter bij het nirwana brengt. Verdriet en rouw worden vermeden om een goede wedergeboorte niet te hinderen. Boeddhisten worden gecremeerd .
### 9.5.6 Belangrijke plaatsen en voorgangers
* **Plaatsen:** Tempels (voor meditatie, gebed, offers) en stoepa's (gebouwen met relieken van de Boeddha) .
* **Voorgangers:** Monniken die instaan voor de eredienst en het onderwijzen van de leer. Tibetaans boeddhisme kent lama's als geestelijke leiders, met de Dalai Lama als bekendste .
---
## 9.6 Christendom
### 9.6.1 Historiek (de kernervaring)
Het Christendom ontstond ongeveer 2000 jaar geleden, verbonden met Jezus van Nazareth. Het Christendom is geworteld in het Jodendom; Jezus stond binnen die joodse traditie. De volgelingen van Jezus vormden een groep die het ideaal van God probeerde te beleven en de gedachtenis aan Jezus beleefden. Het Christendom verspreidde zich vanuit Palestina over de hele wereld. In de loop van de geschiedenis zijn er verschillende stromingen ontstaan: Katholieken, Orthodoxen, Protestantisme en Anglicanisme (#page=396, 397) .
### 9.6.2 Geloofsovertuiging of levensfilosofie
* **Monotheïsme:** Christenen geloven in één God die zich openbaart als Vader, Zoon en Heilige Geest (drie-eenheid). God is de persoonlijke Schepper van het leven .
* **Gods droom: het Rijk van God:** Het ideaal waar de schepping naartoe moet, aanwezig in de manier waarop Jezus leefde en met mensen omging .
* **Tien levenswoorden en de Bergrede:** Belangrijke teksten die het ethisch leven inspireren. Jezus overstijgt de joodse wet met het centrale gebod van de naastenliefde .
### 9.6.3 Belangrijke geschriften of bronnen
De Bijbel, bestaande uit het Oude en Nieuwe Testament, vormt de basis van het Christendom .
### 9.6.4 Rituelen en symbolen
#### 9.6.4.1 Symbolen
* **Het kruis:** Het bekendste symbool, verwijzend naar de kruisdood van Jezus en tegelijkertijd de opstanding en overwinning op de dood. Byzantijnse kruisen hebben drie dwarsbalken .
* **Het ichthus-teken:** Een vis, een vroeg-christelijk symbool dat in tijden van vervolging onopvallend was en tevens staat voor de geloofsbelijdenis "Jezus Christus, Gods zoon, verlosser" .
* **Christusteken of labarum (Chi-Ro-symbool):** Staat voor de eerste twee letters van 'christos' in het Grieks .
#### 9.6.4.2 Rituelen
De zondag is de rustdag. Op zondag (of zaterdagavond) gaan christenen naar de kerk. Grote feestdagen doorheen het liturgisch-pastorale jaar komen later aan bod. Sacramenten spelen een rol bij levensmomenten, hoewel het aantal varieert per stroming (bv. doopsel en eucharistie bij protestanten, zeven sacramenten bij katholieken) .
### 9.6.5 Belangrijke levensmomenten
Levensmomenten worden speciaal in de kijker gezet door de sacramenten, zoals het doopsel en de eucharistie .
### 9.6.6 Belangrijke plaatsen en voorgangers
* **Plaatsen:** Heilige plaatsen zijn afhankelijk van de stroming. Rome (Vaticaanstad) is belangrijk voor katholieken. Jeruzalem is voor veel christenen een belangrijke plaats. Bedevaartsoorden zoals Santiago de Compostela en Lourdes zijn ook bekend .
* **Voorgangers:**
* **Katholieke Kerk:** Paus (leider), bisschoppen, aartsbisschop, priesters, paters, broeders en zusters .
* **Orthodoxe Kerk:** Priesters (kunnen gehuwd zijn), bisschoppen, metropolieten en patriarchen .
* **Protestantse Kerk:** Voorgangers, predikanten, dominees, bijgestaan door diakens en ouderlingen .
* **Anglicaanse Kerk:** Bisschoppen, priesters, met de aartsbisschop van Canterbury als spirituele leider .
---
## 9.7 Islam
### 9.7.1 Historiek (de kernervaring)
De Islam ontstond ongeveer 1500 jaar geleden, verbonden met de profeet Mohammed, geboren rond 570 n.C. in Mekka. Mekka was een centrum van Arabische polytheïstische religie, naast joodse en christelijke minderheden. Mohammed ontving via de aartsengel Gabriël openbaringen van Allah (God), die hij moest verkondigen. In 622 vluchtte hij naar Medina (de hidjra), wat het begin van de islamitische jaartelling markeert. In 630 veroverde hij Mekka. Mohammed stierf in 632. Er zijn twee grote stromingen: soennieten (ongeveer 90%) en sjiieten (ongeveer 10%), die voortkomen uit een opvolgingsstrijd na Mohammeds dood .
### 9.7.2 Geloofsovertuiging of levensfilosofie
* **Monotheïsme:** Moslims geloven in één God, Allah, en Mohammed is zijn profeet. De geloofsbelijdenis luidt: "Er is geen God behalve God en Mohammed is zijn profeet" .
* **Leven naar het heil van Allah:** Moslims volgen de wet van Allah, onder andere zoals beschreven in de Koran, om geluk en toegang tot het paradijs te verkrijgen .
* **Jihad:** Betekent 'streven', gericht op het leven voor de liefde van Allah. Kan slaan op gebed, liefdadigheid, of innerlijke strijd voor een waarachtiger islam .
* **De vijf zuilen van de Islam:**
1. **Geloofsbelijdenis (sjahadah):** "Er is geen God behalve God en Mohammed is zijn profeet" .
2. **Ritueel gebed (salaat):** Vijfmaal daags op vaste tijden, gericht naar Mekka .
3. **Aalmoes (zakat):** Een deel van het spaargeld aan de armen besteden (ongeveer 2,5%) .
4. **Vasten (Ramadan):** Gedurende de maand Ramadan van zonsopgang tot zonsondergang onthouden van eten, drinken en seks .
5. **Bedevaart naar Mekka (Hadj):** Minimaal éénmaal in het leven, indien financieel mogelijk .
### 9.7.3 Belangrijke geschriften of bronnen
* **De Koran:** Het allerbelangrijkste boek, beschouwd als de letterlijke weergave van de openbaring van de engel Gabriël aan Mohammed. Bevat 114 soera's .
* **Hadith:** Verzameling van overleveringen over wat de profeet deed en zei, die dienen als leidraad voor moslims .
* **Sharia:** De islamitische wet, gebaseerd op de Koran en Hadith, die een interpretatie geeft van hoe moslims moeten leven .
### 9.7.4 Rituelen en symbolen
#### 9.7.4.1 Symbolen
* **De Naam van Allah:** Gekalligrafeerde naam van Allah, vaak terug te vinden in moskeeën, aangezien beelden verboden zijn .
* **Maansikkel met vijfpuntige ster:** Verwijst naar de maankalender en de vijf zuilen van de Islam .
* **Gebedssnoer:** Bevat 99 kralen die namen van Allah representeren, gebruikt voor het reciteren van gebeden .
#### 9.7.4.2 Rituelen
* **Islamitische kalender:** Gebaseerd op de maancyclus, waardoor feesten jaarlijks ongeveer 11 dagen naar voren schuiven. De tijdrekening start bij de emigratie van Mohammed in 622 n.C. .
* **Vrijdag:** Een heilige dag, waarop mannen het gebed in de moskee volgen .
* **Offerfeest (grote feest):** Herdenkt het feest van Abraham, waarbij ritueel een schaap wordt geslacht .
* **Suikerfeest (kleine feest):** Viert het einde van de Ramadan .
* **Geboortefeest van Mohammed:** Minder uitbundig gevierd, vooral een volksfeest .
### 9.7.5 Belangrijke levensmomenten
* **Geboorte:** Onmiddellijk na de geboorte wordt de geloofsbelijdenis in het oor gefluisterd. Op de zevende dag wordt een schaap geslacht, en het babyhoofdje kaalgeschoren. Besnijdenis vindt plaats op de zevende dag of vóór de puberteit .
* **Huwelijk:** Vereist aanbod en aanvaarding, in aanwezigheid van twee getuigen. Een huwelijksovereenkomst wordt opgemaakt, inclusief de bruidsschat .
* **Begrafenis:** Het lichaam wordt gewassen, in witte doeken gewikkeld, gebeden worden verricht, en het lichaam wordt ritueel begraven (op de rechterzij, gezicht naar Mekka) .
* **Spijswetten:** Moslims leven reinheidsvoorschriften na (halal), vermijden varkensvlees en bloed, en drinken geen alcohol .
### 9.7.6 Belangrijke plaatsen en voorgangers
* **Plaatsen:** Mekka en Medina zijn heilige plaatsen. De Ka'aba in Mekka is het middelpunt van het rituele gebed. Jeruzalem is ook een heilige stad, met de Al Aqsa moskee .
* **Voorgangers:**
* **Imam:** Kan iedereen zijn die het gebed oproept, de Koran reciteert, predikt en samen met gelovigen bidt .
* **Moefti:** Een wetgeleerde die juridische uitspraken kan doen (fatwa's) .
---
## 9.8 Niet-confessionele levensbeschouwing
### 9.8.1 Historiek (kernervaring)
De niet-confessionele levensbeschouwing, ook wel zedenleer genoemd, focust op een zingevend kader vanuit een vrijzinnig-humanistische invalshoek. Historisch gezien is het humanisme ontstaan uit de klassieke Oudheid, via de Renaissance en vooral de Verlichting. In tegenstelling tot religies, heeft het humanisme geen specifieke grondlegger, maar is het een gedachtengoed dat doorheen de eeuwen is ontwikkeld door figuren zoals Socrates, Plato, Aristoteles, Leonardo da Vinci, Erasmus, More, Kant, Spinoza, Voltaire en Hume (#page=415, 416) .
### 9.8.2 Geloofsovertuiging of levensfilosofie
Humanisme plaatst de mens en menselijke ontwikkeling centraal. Kernbegrippen zijn: vrij denken, vrij onderzoek, zelfbeschikking, menswaardigheid, verantwoordelijkheid, maakbaarheid, gelijkheid, verdraagzaamheid en solidariteit. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dienen als moreel referentiekader .
* **Zingeving en zelfbeschikking:** Het recht op zelfbeschikking is fundamenteel; keuzes worden gemaakt met respect voor anderen en de omgeving .
* **Vrij onderzoek en kritisch denken:** Kennis en meningen worden gevormd op basis van vrij onderzoek, rationeel denken en kritisch argumenteren. Dogma's en geopenbaarde waarheden zijn geen bron van kennis .
* **Samenleven in vrijheid, gelijkheid en solidariteit:** Streven naar een solidaire democratische samenleving waarin de rechtsstaat wordt geëerbiedigd en iedereen gelijkwaardig is .
* **Maakbaarheid:** De wereld en de mens zijn maakbaar, maar er zijn morele en fysieke grenzen. Vooruitgang moet getoetst worden aan ethiek, menselijke waarden en duurzaamheid .
* **Waarden en emancipatie:** Belangrijk zijn de overdracht van waarden en emancipatie, met als doel een verdraagzame, pluralistische, inclusieve, democratische samenleving .
### 9.8.3 Belangrijke geschriften of bronnen
Vrijzinnig humanisten hebben geen heilig boek, maar erkennen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM, 1950) als belangrijke teksten .
### 9.8.4 Rituelen en symbolen
#### 9.8.4.1 Symbolen
* **De blije man:** Het algemene symbool voor humanisme, dat menselijk geluk en wereldlijk geluk benadrukt .
* **De fakkel (Belgisch vrijzinnig humanisme):** Staat voor rede, kennis, warmte en gevoelens. De mannetjes aan weerszijden symboliseren de mensheid, verbondenheid en solidariteit, en de mogelijkheid tot verlichting (#page=418, 419) .
* **De man van Vitruvius:** Een tekening van Leonardo da Vinci, symbool voor het humanisme omdat de mens centraal staat .
#### 9.8.4.2 Rituelen
Er zijn twee belangrijke feesten binnen het Humanistisch Verbond: het Lentefeest (overgang kleuter- naar lagere school) en het Feest van de Vrijzinnige Jeugd (overgang lagere- naar middelbare school). De Internationale Dag van het Humanisme wordt gevierd op 21 juni .
### 9.8.5 Belangrijke levensmomenten
Voor belangrijke gebeurtenissen (geboorte, huwelijk, begrafenis, groei) kan men een beroep doen op een vrijzinnig-humanistische consulent om een ceremonie uit te werken. Er zijn geen centraal aangestuurde symbolen of rituelen .
### 9.8.6 Belangrijke plaatsen en voorgangers
* **Plaatsen:** Vrijzinnige ontmoetingscentra en 'Huizen van de mens' bieden begeleiding en organiseren activiteiten .
* **Voorgangers:** Lokale afdelingen van het Humanistisch Verbond worden geleid door een coördinator of voorzitter .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Systeemdenken | Een benadering waarbij onderwerpen niet als losstaande gegeven worden gezien, maar in hun context (natuurlijke, culturele, sociale, historische, enz.) worden geplaatst om ze beter te begrijpen. |
| Gedrag | Alle handelingen en reacties van een individu die waarneembaar zijn of waaruit men conclusies kan trekken over de innerlijke toestand. |
| Zenuwstelsel | Het communicatienetwerk van het lichaam, bestaande uit de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen, dat verantwoordelijk is voor het aansturen van spieren, het verwerken van zintuiglijke prikkels en het reguleren van processen. |
| Hormonen | Chemische stoffen die in het lichaam worden aangemaakt en via het bloed worden vervoerd om specifieke functies in organen en weefsels te reguleren, zoals de energievoorziening en stofwisseling. |
| Voedingsstoffen | Stoffen die het menselijk lichaam nodig heeft voor energie, groei, herstel en bescherming, waaronder koolhydraten, vetten, eiwitten, vitaminen, mineralen, sporenelementen, water en voedingsvezels. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Gezondheidseducatie | Het proces van het aanbieden van kennis en vaardigheden aan individuen en groepen om hen in staat te stellen gezonde keuzes te maken en daarnaar te handelen, door middel van informatie, sensibilisering en opvoeding. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoed | Sporen uit het verleden die overgeleverd zijn in het heden en die bewaard willen worden voor de toekomst, en die samen een verhaal vertellen en waarde hebben voor individuen, groepen of gemeenschappen. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |
| Sanitair | Faciliteiten voor hygiëne en afvalverwerking, zoals toiletten en wastafels, die essentieel zijn voor de volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziekten. |
| Immuniteit | Het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen ziekteverwekkers door middel van aangeboren en verworven afweermechanismen, waaronder antistoffen. |
| Voedingsdriehoek | Een voorlichtingsmodel dat aan de hand van een piramidevormige grafiek aangeeft welke voedingsmiddelen in welke verhoudingen geconsumeerd moeten worden voor een gezonde en duurzame voeding. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Hygienische gewoonten | Praktijken en regels die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke reinheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektekiemen, zoals handen wassen, tandenpoetsen en het schoonhouden van de leefomgeving. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van onderwijs die gebruikmaakt van sporen uit het verleden om kinderen kennis, inzichten en attitudes bij te brengen over erfgoed, en hen te betrekken bij het behoud ervan. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |
| Sanitair | Faciliteiten voor hygiëne en afvalverwerking, zoals toiletten en wastafels, die essentieel zijn voor de volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziekten. |
| Immuniteit | Het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen ziekteverwekkers door middel van aangeboren en verworven afweermechanismen, waaronder antistoffen. |
| Voedingsdriehoek | Een voorlichtingsmodel dat aan de hand van een piramidevormige grafiek aangeeft welke voedingsmiddelen in welke verhoudingen geconsumeerd moeten worden voor een gezonde en duurzame voeding. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Hygienische gewoonten | Praktijken en regels die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke reinheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektekiemen, zoals handen wassen, tandenpoetsen en het schoonhouden van de leefomgeving. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van onderwijs die gebruikmaakt van sporen uit het verleden om kinderen kennis, inzichten en attitudes bij te brengen over erfgoed, en hen te betrekken bij het behoud ervan. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |
| Sanitair | Faciliteiten voor hygiëne en afvalverwerking, zoals toiletten en wastafels, die essentieel zijn voor de volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziekten. |
| Immuniteit | Het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen ziekteverwekkers door middel van aangeboren en verworven afweermechanismen, waaronder antistoffen. |
| Voedingsdriehoek | Een voorlichtingsmodel dat aan de hand van een piramidevormige grafiek aangeeft welke voedingsmiddelen in welke verhoudingen geconsumeerd moeten worden voor een gezonde en duurzame voeding. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Hygienische gewoonten | Praktijken en regels die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke reinheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektekiemen, zoals handen wassen, tandenpoetsen en het schoonhouden van de leefomgeving. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van onderwijs die gebruikmaakt van sporen uit het verleden om kinderen kennis, inzichten en attitudes bij te brengen over erfgoed, en hen te betrekken bij het behoud ervan. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |
| Sanitair | Faciliteiten voor hygiëne en afvalverwerking, zoals toiletten en wastafels, die essentieel zijn voor de volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziekten. |
| Immuniteit | Het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen ziekteverwekkers door middel van aangeboren en verworven afweermechanismen, waaronder antistoffen. |
| Voedingsdriehoek | Een voorlichtingsmodel dat aan de hand van een piramidevormige grafiek aangeeft welke voedingsmiddelen in welke verhoudingen geconsumeerd moeten worden voor een gezonde en duurzame voeding. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Hygienische gewoonten | Praktijken en regels die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke reinheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektekiemen, zoals handen wassen, tandenpoetsen en het schoonhouden van de leefomgeving. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van onderwijs die gebruikmaakt van sporen uit het verleden om kinderen kennis, inzichten en attitudes bij te brengen over erfgoed, en hen te betrekken bij het behoud ervan. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |
| Sanitair | Faciliteiten voor hygiëne en afvalverwerking, zoals toiletten en wastafels, die essentieel zijn voor de volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziekten. |
| Immuniteit | Het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen ziekteverwekkers door middel van aangeboren en verworven afweermechanismen, waaronder antistoffen. |
| Voedingsdriehoek | Een voorlichtingsmodel dat aan de hand van een piramidevormige grafiek aangeeft welke voedingsmiddelen in welke verhoudingen geconsumeerd moeten worden voor een gezonde en duurzame voeding. |
| Gedragsverandering | Een duurzame wijziging in het gedrag van een individu als gevolg van leerprocessen, ervaringen of omgevingsinvloeden. |
| Hygienische gewoonten | Praktijken en regels die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijke reinheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektekiemen, zoals handen wassen, tandenpoetsen en het schoonhouden van de leefomgeving. |
| Psychoseksuele ontwikkeling | De ontwikkeling van de seksuele gevoelens, gedragingen en identiteit van een individu gedurende het leven, zoals beschreven door verschillende psychologische theorieën, onder meer die van Freud. |
| Erfgoededucatie | Een vorm van onderwijs die gebruikmaakt van sporen uit het verleden om kinderen kennis, inzichten en attitudes bij te brengen over erfgoed, en hen te betrekken bij het behoud ervan. |
| Wetenschap | Het systematisch geordende geheel van kennis en de methoden (wetmatigheden, theorieën, hypotheses) waarmee deze kennis verkregen en uitgebreid kan worden, gericht op het verklaren van de werkelijkheid. |
| Techniek | Het geheel van ingrepen en methoden waarmee de mens zijn omgeving probeert te beheersen en te veranderen, met als doel technische systemen te creëren die het leven eenvoudiger, aangenamer of veiliger maken. |
| Diversiteit | Het besef dat elk individu uniek is en dat er verschillen bestaan tussen mensen, zowel op het gebied van persoonskenmerken als leefomstandigheden, en het omgaan met deze verschillen vanuit erkenning en waardering. |
| Levensbeschouwing | Een samenhangend geheel van ideeën, ervaringen, waarden en beelden dat een persoon ontwikkelt over zichzelf, het samenleven met anderen en de wereld, en dat richting geeft aan het leven. |