Cover
Start nu gratis 9117.pdf
Summary
# Het concept interactie in de kleuterklas
Dit topic verkent de betekenis en vormen van interactie in de kleuterklas, met aandacht voor de theoretische onderbouwing en de elementen van kwaliteitsvolle interacties [7](#page=7).
### 1.1 Wat is interactie?
Interactie kan worden ontleed uit de woorden 'inter' (tussen) en 'actie', wat duidt op een actie-reactie patroon. Volgens Van Dale is interactie een synoniem voor 'wisselwerking'. Het is geen eenrichtingsverkeer, maar een wederzijdse beïnvloeding tussen een persoon en zijn omgeving [8](#page=8).
#### 1.1.1 Interactie met de omgeving
De omgeving, gedefinieerd door de omgevingscirkels van Anouk Depuydt, is breed en omvat verschillende niveaus van interactie. Deze niveaus zijn [8](#page=8):
* **Interactie met zichzelf:** Bewust worden van eigen gedrag, gevoelens, en lichamelijke mogelijkheden of beperkingen [8](#page=8).
* **Interactie met anderen:** Wisselwerking met medemensen [8](#page=8).
* **Interactie met materialen:** Hanteren, gebruiken, onderzoeken en verzorgen van objecten [8](#page=8).
* **Interactie met groepen:** Betrokkenheid bij sociale eenheden zoals gezin, familie, klas of buurt [8](#page=8).
* **Interactie met de natuur:** De impact van de natuur op iemands zijn en doen [8](#page=8).
> **Tip:** Observeer een kleuter en identificeer interacties met elk van de omgevingscirkels om dit concept te verduidelijken [8](#page=8).
### 1.2 Interactie in honderd talen
Kinderen communiceren en interageren niet slechts op één manier; zij beschikken over vele 'talen'. Loris Malaguzzi, grondlegger van de Reggio-Emilia pedagogiek, benadrukte dat kinderen 100 talen hebben, wat betekent dat ze zich uitdrukken via diverse handelingen zoals lachen, schilderen, kleien, springen, spelen en meer, naast gesproken taal. Malaguzzi hekelde het onderwijssysteem dat vaak 99 van deze talen onderdrukt door kinderen te veel te laten luisteren naar volwassenen en hen te ontmoedigen om zelf te ontdekken en te handelen [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De tekst "De honderd talen" van Loris Malaguzzi illustreert hoe de school en samenleving kinderen soms beperken in hun expressie en ontdekking [9](#page=9).
### 1.3 Waarom kwaliteitsvolle interactie?
Kwaliteitsvolle interacties zijn cruciaal voor verbondenheid en welbevinden van kleuters. Ze vormen de motor voor groei en hebben positieve effecten op de ontwikkeling van kinderen, wat bijdraagt aan gelijke onderwijskansen ongeacht achtergrond [10](#page=10).
#### 1.3.1 Vier hefbomen voor kwaliteitsvolle interacties
Niet alle interacties zijn kwaliteitsvol. Het inspiratieverslag van het project "Kleine kinderen grote kansen" identificeert vier hefbomen die interacties naar een hoger niveau tillen en rijke kansen bieden [10](#page=10):
1. **Warme relaties:**
* Een prioriteit in de kleuterklas, waarbij de klas een veilige en open plek moet zijn waar kinderen durven exploreren en experimenteren [10](#page=10).
* Zorgt voor zowel individueel als collectief welbevinden, en leert kleuters samenwerken en samenspelen [10](#page=10).
* Kan worden bevorderd door affectieve en positief pedagogische interactie [10](#page=10).
2. **Rijke taal (talige interacties):**
* Naast andere expressievormen is verbale communicatie een belangrijke vaardigheid [11](#page=11).
* Kwaliteitsvolle talige interacties zijn uitdagend, waarbij de leraar rijke taal gebruikt, uitdagende vragen stelt, veel spreekkansen biedt en een veilige, warme leeromgeving creëert [11](#page=11).
* Een denkontwikkelende interactiestijl stimuleert zowel denkontwikkeling als taalgebruik [11](#page=11).
3. **Denken en onderzoeken stimuleren:**
* Stimuleert denken, experimenteren en onderzoeken, in lijn met de Reggio-Emilia pedagogiek waarbij kinderen leren door zelf materialen te ontdekken [11](#page=11).
* Omvat ook leren plannen, reflecteren, denkprocessen verwoorden, problemen oplossen en filosoferen [11](#page=11).
4. **Expressie (muzisch-creatief):**
* Kleuters verbinden zich met hun omgeving door dansen, zingen, bewegen of fantasiespelen, gebruikmakend van beeld-, dans-, muziek- of dramataal [12](#page=12).
* Leraren stimuleren muzisch-creatieve activiteiten, moedigen het creatieve proces aan en beoordelen niet primair het eindproduct [12](#page=12).
* Biedt kansen voor kinderen die verbaal minder sterk zijn en kan taalkansen benutten door kinderen hun creaties te laten beschrijven [12](#page=12).
> **Tip:** De vier hefbomen zijn nauw met elkaar verweven en versterken elkaar [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 1.3.2 Terugblik en vooruitblik
Interactie is een wisselwerking met de omgeving op diverse niveaus, en kinderen uiten zich via honderd talen. Kwaliteitsvolle interacties zijn essentieel voor de ontwikkeling van kleuters en worden ondersteund door de vier hefbomen: warme relaties, rijke taal, denken en onderzoeken, en expressie. De volgende hoofdstukken zullen dieper ingaan op affectieve, positief pedagogische en talige interacties [12](#page=12).
---
# Affectieve en positief pedagogische interacties
Dit deel van de studieleidraad behandelt het belang van warme, liefdevolle relaties en de pedagogische begeleiding van kleuters, inclusief strategieën voor het omgaan met ongewenst gedrag en het creëren van een positief klasklimaat [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.1 Affectieve, liefdevolle interacties
De kern van affectieve interacties ligt in het werken aan warme relaties, waarbij het principe van "graag zien" centraal staat. Dit omvat het opbouwen van een liefdevolle interactie met kleuters, wat essentieel is voor hun ontwikkeling [13](#page=13).
#### 2.1.1 De kracht van meespelen
Meespelen is een cruciale methode om connectie te maken met kleuters en een warme relatie op te bouwen. Het proces van meespelen kan worden opgedeeld in vier stappen [14](#page=14):
1. **Observeren:** Het uitgangspunt is dat de kleuter zelf bepaalt waarmee en hoe hij speelt. De leraar observeert aandachtig het spel van het kind, kijkt en luistert om signalen op te pikken over wat het kind speelt en hoe het dit doet (bijvoorbeeld manipuleren, handelen, alsof doen). Het is belangrijk om te observeren of het kind betrokken bezig is [14](#page=14).
2. **Volgend meespelen & spiegelen:** De leraar neemt het spel niet over, maar gaat erin mee zonder te sturen. Dit kan door te imiteren wat het kind doet, wat bekend staat als 'spiegelen'. Het is belangrijk dat dit natuurlijk overkomt. Het stellen van zo min mogelijk vragen, en zeker geen testvragen zoals "Wat is dat?", wordt aangeraden [14](#page=14).
3. **Taal toevoegen:** Er zijn diverse manieren om taal aan het spel toe te voegen, zoals:
* Beschrijven wat de kleuter doet (bv. "Oh, je vult het potje helemaal met kastanjes.") [14](#page=14).
* De essentie van het spel beschrijven (bv. "Je hebt Jules in bed gelegd. Ssst…Ik denk dat hij al slaapt.") [14](#page=14).
* Herhalen wat een kind zegt (bv. "Ja, de toren is omgevallen") [14](#page=14).
* Verwoorden wat de leraar zelf doet (bv. "Ik roer nog even in de pot. Mijn soep is bijna klaar.") [14](#page=14).
* Hardop denken (bv. "Misschien moet ik mijn toren onderaan wat breder maken, dan valt hij misschien niet snel om.") [14](#page=14).
Het is belangrijk om stiltes te laten vallen om de kleuter ruimte te geven om te praten. Spreken in correcte zinnen en het gebruik van rijke taal is cruciaal. Belangrijke begrippen kunnen worden benadrukt wanneer de kans zich voordoet [14](#page=14).
4. **Gevoelens benoemen:** Wanneer een kleuter emoties toont tijdens het spel, kan de leraar hierop inspelen door te verwoorden welk gevoel hij denkt te zien. Dit gebeurt bij voorkeur in vraagvorm, bijvoorbeeld: "Ben je teleurgesteld dat je toren omgevallen is?" [14](#page=14).
#### 2.1.2 Leerdoelen en zelfscan warme relaties
De leerdoelen met betrekking tot warme relaties omvatten het uitleggen van het belang van "graag zien", het werken aan positieve leraar-kindrelaties en relaties tussen kleuters, het groeien in een warme, liefdevolle basishouding door reflectie, het definiëren van een veilige, liefdevolle basishouding, het koppelen van voorbeelden, het uitleggen van sensitief responsief gedrag en empathie, het definiëren van authentiek zijn als leraar, het herkennen en uitleggen van de vier stappen van meespelen met voorbeelden, en het geven van tips voor het omgaan met kinderen met een trauma. Een zelfscan helpt om de eigen ontwikkeling op het gebied van warme relaties in kaart te brengen [15](#page=15).
### 2.2 Positief pedagogische interacties
Positief pedagogisch begeleiden houdt in dat leraren kleuters helpen omgaan met hun omgeving, inclusief hun eigen emoties, andere kinderen, materialen en de klasgroep. Dit gaat verder dan zorgen en liefhebben; het omvat ook het achterhalen van de oorzaak van gedrag, het voorkomen van ongewenst gedrag, en het hier gepast op inspelen [16](#page=16).
#### 2.2.1 Strategieën voor positief pedagogisch begeleiden
Binnen het positief pedagogisch begeleiden wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve strategieën om ongewenst gedrag te voorkomen en strategieën die direct inzetbaar zijn bij gedrag. Deze strategieën dragen bij aan een positief klasklimaat [17](#page=17).
##### 2.2.1.1 Preventieve strategieën
Een belangrijke preventieve strategie is het zorgvuldig begeleiden van overgangsmomenten, aangezien deze momenten potentieel onrust kunnen veroorzaken [17](#page=17).
> **Tip:** Voor praktijkdagen en stages is het opmaken van een fiche voor overgangsmomenten essentieel, waarvoor een sjabloon beschikbaar is [18](#page=18).
##### 2.2.1.2 Directe begeleidingsstrategieën
Directe begeleidingsstrategieën worden ingezet bij (on)gewenst gedrag. Het document benadrukt het belang van het onderscheiden van preventieve (indirecte) en directe begeleidingsstrategieën [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 2.2.2 Leerdoelen positief pedagogisch begeleiden
De leerdoelen met betrekking tot positief pedagogisch begeleiden omvatten het uitleggen van wat positief pedagogisch begeleiden is en wanneer/waarom het wordt gebruikt, het opsommen en uitleggen van oorzaken van (on)gewenst gedrag, het achterhalen van gedragsoorzaken in casussen, het uitleggen waarom straffen en belonen niet goed werkt, het uitleggen hoe preventief via een positief klasklimaat ongewenst gedrag voorkomen kan worden, het geven van voorbeelden bij preventieve begeleidingsstrategieën, het bevragen van de regels "We zijn allemaal vrienden in deze klas", "Samen spelen is samen delen", en "Steek je vinger op als je iets wil zeggen", het kennen van het onderscheid tussen preventieve en directe begeleidingsstrategieën, het kennen van de zes gouden tips om vriendschap te stimuleren, het uitleggen en voorzien van voorbeelden van directe begeleidingsstrategieën, het herkennen van directe vormen van positief pedagogisch begeleiden en het geven van verbeteringstips bij casussen, het herkennen van gouden tips bij grote gevoelens, het uitleggen van het verschil tussen time-in en time-out en de redenen voor een time-out, het uitleggen en illustreren van de zes stappen in waardevol omgaan met ruziemaken, het genuanceerd omgaan met liegen en huilende kinderen die aandacht zoeken, het herkennen van voorbeelden van begeleiden van ruzie, liegen en huilen in de klaspraktijk, en het linken van situaties uit films (zoals die van juf Jelke) aan de theorie [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Het effectief omgaan met ruziemaken in de klas omvat specifieke stappen die de leraar kan toepassen [18](#page=18).
#### 2.2.3 Omgaan met specifieke gedragingen
Leraren moeten leren omgaan met diverse gedragingen, zoals ruziemaken, liegen, en huilen, waarbij een genuanceerde aanpak vereist is. Het bevragen van al te absolute klasregels, zoals "Samen spelen is samen delen", kan leiden tot beter begrip van de dynamiek in de kleuterklas [18](#page=18).
> **Tip:** Het onderscheid tussen een time-in en een time-out is cruciaal voor een gepaste pedagogische reactie [18](#page=18).
---
# Talige interacties en taalontwikkelend lesgeven
Dit topic onderzoekt hoe leerkrachten talige interacties kunnen stimuleren om de taalontwikkeling van kleuters te bevorderen door middel van Taalontwikkelend Lesgeven (TOL), een interactieve leerkrachtstijl en diverse gesprekstechnieken [19](#page=19).
### 3.1 Taalontwikkelend lesgeven (TOL)
Taalontwikkelend lesgeven (TOL) is een benadering waarbij de leerkracht gedurende de hele dag, in alle vakken, de taalontwikkeling van leerlingen stimuleert, omdat taal niet alleen tijdens specifieke taalactiviteiten, maar ook tijdens andere activiteiten, spel en routines geleerd wordt. TOL rust op drie pijlers: context, taalsteun en interactie [19](#page=19).
#### 3.1.1 Context
Een betekenisvolle, rijke context is essentieel voor kleuters om veel bij te leren. Deze context omvat thema's, activiteiten, routines, hoeken en materialen die interessant en boeiend zijn voor kleuters, en relevant voor hun dagelijks leven of het leren kennen van de wereld. Een rijke context biedt veel ervaringskansen en dus ook veel taalkansen. De taalontwikkelende leerkracht ziet en benut deze taalkansen door alles taliger te maken, naast het plannen van bewuste taalactiviteiten [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Example:** Juf Katrien organiseert een kookactiviteit waarbij ze alle benodigdheden presenteert en bij elk voorwerp de naam en functie uitlegt, zoals de soeplepel of de garde. Ze moedigt kleuters aan om te vertellen over hun eigen kookervaringen thuis [20](#page=20).
#### 3.1.2 Taalsteun
Taalsteun, ook wel scaffolding genoemd, helpt kleuters binnen de context nieuwe woorden te leren, taal te begrijpen en te gebruiken, en brengt hen zo een stap verder in hun taalontwikkeling. Dit kan op verschillende manieren [20](#page=20):
* **Een rijk taalaanbod:** De leerkracht gebruikt zelf correcte, volledige zinnen met een uitgebreide woordenschat, vermijdt kindertaal, en maakt het taalaanbod begrijpelijk maar uitdagend. Nieuwe woordenschat wordt aangeboden en toegelicht, waarbij zowel dagelijkse spreektaal, themawoorden als schooltaal worden gebruikt [20](#page=20) [24](#page=24).
> **Example:** Juf Valerie begeleidt een peuter bij het handenwassen en benoemt gedetailleerd elke handeling en het gebruikte materiaal (kraan, vloeibare zeep, schuim) [20](#page=20).
* **Extra taalhulp:** Dit omvat het herformuleren of verbaal uitleggen van informatie, en het bieden van visuele ondersteuning met mimiek, gebaren, prenten of voorwerpen. Modelleren, waarbij de leerkracht een correcte zin voordoet om iets te verwoorden, is ook een vorm van extra taalhulp [21](#page=21).
> **Example:** Meester Thomas helpt Meryem, die nog niet lang Nederlands leert, om het weer te beschrijven door te wijzen naar pictogrammen en haar te begeleiden naar de juiste uitspraak ("Het is zonnig vandaag") [21](#page=21).
* **Taalfeedback:** Dit houdt in dat de leerkracht voortbouwt op wat kleuters zeggen en doen. Dit kan door:
* **Modelleren:** Het gesprek verderzetten met een correcte zin [21](#page=21).
* **Corrigeren (spiegelen):** De uiting van de kleuter herhalen met de fout rechtgezet, zonder de fout direct te benoemen [21](#page=21).
* **Expandieren:** Niet alleen de fout corrigeren, maar ook de uiting verlengen en extra taal of een vervolgvraag toevoegen [21](#page=21).
> **Example:** Op de vraag "Heb je al veel soep gedronken?" kan juf Marie modelleren ("Nee. Ik vind preisoep eigenlijk niet zo lekker."), corrigeren ("Heb ik al veel soep gedronken? Nee, hoor."), of expanderen ("Nee, ik heb nog niet veel soep gedronken. Mijn kop is nog bijna vol. Er zit nog heel veel soep in, maar de soep is nog te warm. Wat zou ik nu kunnen doen?") [21](#page=21).
#### 3.1.3 Interactie
Talige interactie is het derde cruciale element van TOL, waarbij de leerkracht kleuters stimuleert om te praten en kansen creëert voor gesprekken, zowel tussen de leerkracht en kleuters als tussen kleuters onderling. Veel taal uitlokken is de kern; de leerkracht vraagt kleuters om dingen te verwoorden in plaats van het zelf te doen [22](#page=22).
> **Tip:** Zorg ervoor dat alle kleuters, inclusief minder taalvaardige of stille kinderen en Nederlandstalige leerders, voldoende spreekkansen krijgen. Dit kan door tijd te maken voor individuele gesprekken en in groepsgesprekken kleuters op elkaar te laten reageren [22](#page=22).
Groeperings- en werkvormen zijn hierbij belangrijk [22](#page=22):
* **Duopraat/Tweepraat:** Kleuters overleggen eerst met een schoudermaatje voordat een antwoord gegeven wordt [22](#page=22).
* **Gesprekken in kleine groepjes:** Bijvoorbeeld bij het bespreken van een thema met concreet materiaal en praatplaten, wat individuele spreekkansen vergroot [22](#page=22).
* **Leesvriendjes:** Kleuters kijken samen in een boek en praten erover [22](#page=22).
* **Coöperatieve werkvormen:** Bijvoorbeeld het gezamenlijk bouwen van een raket met dozen, waarbij kleuters handelen en praten [22](#page=22).
### 3.2 Leerkrachtstijl
Een effectieve leerkrachtstijl voor het stimuleren van talige interacties omvat een goede luisterhouding, een actief-productieve interactiestijl en een positieve talige grondhouding [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 3.2.1 Luisterhouding
Een goede luisterhouding omvat een open lichaamshouding, op ooghoogte van het kind komen, verwachtingsvol en nieuwsgierig aankijken, en het kind volgen in zijn leefwereld (intersubjectiviteit). Belangrijk is om voldoende wachttijd te geven en niet te dwingen tot praten. Actief luisteren betekent ook reageren met verbale (bv. 'ja?', 'echt?') of non-verbale signalen (bv. knikken, glimlachen) en letten op non-verbale signalen van het kind [24](#page=24).
> **Example:** Miel toont enthousiast zijn tekening aan juf Klara. Juf Klara gaat op ooghoogte zitten, bekijkt de tekening en Miel, wacht geduldig en moedigt Miel aan om verder te vertellen door in te spelen op zijn woorden en door te vragen naar details [24](#page=24).
#### 3.2.2 Actief-productieve interactiestijl
Deze stijl onderscheidt zich van schoolse gesprekken (vraag-antwoord, weinig beurtwissels) door te vertrekken vanuit het kind en te steunen op gelijkwaardigheid. De leerkracht stelt zich niet op als ondervrager, maar als gelijkwaardige gesprekspartner die de kleuters volgt en actief met hun inbreng aan de slag gaat (ACTIEF). Er worden veel open vragen gesteld (PRODUCTIEF) om taalproductie uit te lokken en meer beurtwissels te creëren [25](#page=25).
> **Example:** Zeynep wil een hondenhok maken. Juf Greet reageert verrast en toont interesse, stelt open vragen ("Wat doet jouw hond allemaal?", "Wie heeft zijn naam gekozen?"), en betrekt Zeynep en een ander kind bij het bedenken van namen en materialen [25](#page=25).
#### 3.2.3 Talige grondhouding
Een positieve talige grondhouding omvat dat de leerkracht plezier beleeft aan gesprekken, openstaat voor talige diversiteit en zelf het goede voorbeeld geeft. Het betekent positief omgaan met andere thuistalen, interesse tonen, meertaligheid waarderen en benutten door verbanden te leggen tussen de thuistaal en het Nederlands, wat het welbevinden van anders-/meertalige kleuters bevordert [26](#page=26).
> **Example:** Meester Pieter helpt Charles met zijn fruitdoosje en hoort hem "pomme" zeggen. Hij benoemt dit als het Franse woord voor appel en vraagt aan de andere kleuters of zij appel in een andere taal kunnen zeggen [26](#page=26).
### 3.3 Gesprekstechnieken
Om de interactiekwaliteit van gesprekken te verbeteren, kan de leerkracht diverse gesprekstechnieken toepassen [27](#page=27).
1. **Taalruimte geven:** De leerkracht laat kleuters het grootste deel van het woord voeren door stiltes te laten vallen, luisterresponsen te geven en open, uitnodigende vragen te stellen. Dit betekent ook voldoende tijd maken voor gesprekken en denken [27](#page=27).
2. **Self talk & Parallel talk toepassen:**
* **Self talk:** De leerkracht verwoordt gedetailleerd wat hij zelf doet, inclusief de redenen ervoor, vergelijkbaar met een tv-kok [27](#page=27).
* **Parallel talk:** De leerkracht verwoordt wat anderen doen, als een sportverslaggever, en koppelt taal aan handelingen [27](#page=27).
3. **Gevarieerde vragen stellen:** Goede vragen prikkelen kleuters en brengen een echt gesprek op gang. De vragen worden gerangschikt van minst naar meest interactie-uitlokkend: aanwijsvragen, ja/nee-vragen, concrete wie/wat/waar/wanneer-vragen, waarom/hoe-vragen, open vragen naar ervaringen, en open vragen naar ideeën en plannen. Het "loopen" van een gesprek door bijkomende vragen te stellen, is ook belangrijk [28](#page=28) [29](#page=29).
4. **Het denken stimuleren:** Dit kan door gebruik te maken van de taxonomie van Bloom (LOTS en HOTS) om kleuters inhoudelijk uit te dagen en rijkere gesprekken te voeren. **Sustained shared thinking** (samen doordenken) en **modelen** (hardop denken) zijn hierbij nuttige technieken. Bewust fouten maken of iets absurds beweren kan ook reacties losweken [29](#page=29) [30](#page=30).
5. **Taalfeedback geven:** Reageren op de vorm van taal op een impliciete of ongemerkte manier, door modelleren, corrigeren of expanderen. Expliciete feedback kan bij geheugenfouten nuttig zijn. Ook het stimuleren van kleuters om na te denken over woordbetekenissen en begrippen is onderdeel van taalfeedback [31](#page=31) [32](#page=32).
6. **Onderhandelen over de betekenis:** De leerkracht probeert te achterhalen wat een kleuter bedoelt door te parafraseren en vragen te stellen [32](#page=32).
> **Example:** Bij "Die pot van auto" vraagt de juf: "Bedoel je dat er iets kapot is, Hamza?" en later: "Ha, er is een wiel weg. Dan is de auto inderdaad kapot." [32](#page=32).
7. **Volgend uitbreiden van kennis & woordenschat:** De leerkracht speelt in op wat een kind vertelt en vult dit aan met kennis en woordenschat, waarbij eerst de link wordt gelegd met wat net verteld is. Dit zorgt voor betrokkenheid en kan leiden tot een rijk taalaanbod [33](#page=33).
8. **Anderen betrekken:** De leerkracht stimuleert interactie tussen alle groepsleden door hen op elkaar te laten reageren en door aanknopingspunten aan te reiken. De techniek van doorspelen (wat het ene kind zegt, aan andere kinderen voorleggen) is hierbij nuttig [33](#page=33) [34](#page=34).
9. **Beurten beschermen:** De leerkracht zorgt ervoor dat alle kleuters spreekkansen krijgen en remt mondige kleuters vriendelijk af, terwijl de beurt van minder mondige kleuters beschermd wordt [34](#page=34).
#### Opdracht/Oefening: "Betekenisonderhandeling"
Bij de oefening "betekenisonderhandeling" met een kapotte speelgoedauto, toont Hamza de auto en zegt "Die pot van auto.". De leerkracht navigeert het gesprek door te vragen, te parafraseren en te controleren ("Bedoel je dat er iets kapot is, Hamza?"). Uiteindelijk wordt duidelijk dat een wiel ontbreekt, waarna de leerkracht voorstelt om samen te zoeken naar het wiel. Dit illustreert de techniek van betekenisonderhandeling, waarbij de leerkracht actief probeert de intentie van het kind te begrijpen en te verduidelijken [32](#page=32).
### 3.4 Toepassingen
De gesprekstechnieken worden niet alleen in taalactiviteiten, maar in het volledige klasgebeuren ingezet [36](#page=36).
#### 3.4.1 Routines
Routines, zoals verwelkomen, jassen aan- en uittrekken, en handen wassen, zijn wederkerende situaties die gekoppeld zijn aan een bepaalde tijd en plaats. Hoewel routines kansen bieden om taal te koppelen aan handelingen, worden er vaak leerkansen gemist doordat het taalaanbod beperkt blijft tot instructietaal en er te weinig interactie is [36](#page=36) [37](#page=37).
Een taalontwikkelende aanpak van routines omvat:
* **Context:** Routines talig maken door organisatorische keuzes, extra materialen (bv. stappenplannen) en door ze te benutten als gespreksstof [38](#page=38).
* **Taalsteun:** Inzetten op specifieke woordenschat, extra taalhulp bieden, kleuters helpen verwoorden en inspelen op wat ze vertellen [38](#page=38).
* **Interactie:** Zelf in interactie gaan, kleuters met elkaar laten praten, minder mondige kleuters aanspreken en gesprekstechnieken inzetten. Functionele liedjes kunnen een routine inluiden [38](#page=38).
> **Example routine ‘fruit eten’:** De leerkracht zingt een functioneel lied als startsignaal. Tijdens het eten aan tafel schuift de leerkracht mee aan en neemt deel aan gesprekken. Vragen over het fruit (bv. "Welk fruit heb je mee?", "Hoe smaakt het?") en het gebruik van specifieke, correcte woordenschat (bv. "blauwe bes", "geschilde appel") stimuleren de taalontwikkeling. De leerkracht kan ook self talk toepassen ("Ik heb vandaag aardbeien mee. Eerst zal ik de kroontjes eraf halen.") of kleuters uitdagen om problemen te verwoorden ("Kijk de kleuter eerst nieuwsgierig aan en vraag wat er is.") [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 3.4.2 Boekenbabbels: dialogisch lezen
Dialogisch lezen is een werkvorm waarbij de leerkracht en kleuters samen gesprekken voeren rondom een prentenboek om betekenis te geven aan de tekst en er verder over te denken en te discussiëren. Het focust op het in gesprek gaan, met de prenten als uitgangspunt [43](#page=43) [45](#page=45).
De **vijf sleutels voor effectief begrijpend lezen** zijn:
1. **Interactie:** Kwaliteitsvolle interacties voor, tijdens en na het lezen [44](#page=44).
2. **Leesmotivatie:** Enthousiasme tonen, kinderen laten kiezen, actieve rol geven, taalsteun bieden [44](#page=44).
3. **Transfer:** Lezen inzetten buiten Nederlands, naar andere domeinen [44](#page=44).
4. **Strategie-instructie:** Expliciet aanleren van leesstrategieën zoals vragen stellen, voorspellen, visualiseren, verbinden, stilstaan bij woordbetekenis, en terugblikken/samenvatten [44](#page=44) [46](#page=46).
5. **Functionaliteit:** Boeken die aansluiten bij interesses en een functionele opdracht ondersteunen [45](#page=45).
Bij dialogisch lezen nodigt de leerkracht de kleuter uit om te vertellen wat hij ziet, gaat in dialoog, vult de informatie aan, en past gesprekstechnieken en leesstrategieën toe [45](#page=45).
> **Example Leesstrategieën:**
> * **Vragen stellen:** "Wat zou je willen weten?" [46](#page=46).
> * **Voorspellen:** "Wat zou er gebeuren?" [46](#page=46).
> * **Visualiseren:** "Wat zie je? Waar zie je...?" [46](#page=46).
> * **Verbinden:** "Wat weet je over...? Heb jij al eens...?" [46](#page=46).
> * **Betekenis van woorden:** "Wat betekent dat? Hoe zou je dat anders kunnen zeggen?" [46](#page=46).
> * **Terugblikken & samenvatten:** "Wat ben je te weten gekomen?" [46](#page=46).
Dialogisch lezen komt het best tot zijn recht in de boekenhoek met 1-3 kleuters, waarbij de leerkracht de kleuter zelf een boek laat kiezen en aansluit bij hun initiatieven [47](#page=47).
### 3.5 Korte en lange gesprekken met kleuters
Naast vele korte gesprekjes die connectie en bandopbouw bevorderen, is het belangrijk om, zeker bij oudere kleuters, te investeren in langere gesprekken zoals leergesprekken (vergroten van wereldkennis), ervaringsgesprekken (verwoorden van ervaringen, socio-emotioneel doel) en filosofische gesprekken (nadenken over abstracte onderwerpen). Ervarings- en filosofische gesprekken zijn dialogisch, waarbij een actief-productieve interactiestijl essentieel is [50](#page=50).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Interactie | Interactie is een wisselwerking of actie-reactiepatroon tussen mensen, dieren of dingen. Het is geen eenrichtingsverkeer, maar een onderlinge beïnvloeding tussen een entiteit en zijn omgeving op verschillende niveaus: met zichzelf, met anderen, met materialen, met groepen, en met de natuur. |
| Omgevingscirkels | De omgevingscirkels, ook wel cirkels van verbondenheid genoemd, beschrijven de brede omgeving waarmee mensen kunnen interageren. Ze omvatten de interactie met zichzelf, anderen, materialen, groepen (zoals gezin of klas) en de natuur. |
| De 100 talen van kinderen | Een concept van Loris Malaguzzi dat stelt dat kinderen honderd verschillende manieren hebben om zich uit te drukken en de wereld te verkennen, niet alleen via gesproken taal, maar ook door doen, spelen, creëren en observeren. De school en maatschappij kunnen deze talen beperken door te veel nadruk te leggen op luisteren en abstract denken. |
| Hefbomen van kwaliteitsvolle interacties | Vier sleutelelementen die de kwaliteit van interacties in de kleuterklas kunnen versterken: 1) warme relaties (affectieve verbinding en geborgenheid), 2) rijke taal (stimuleren van verbale communicatie), 3) denken en onderzoeken stimuleren (cognitieve ontwikkeling en probleemoplossend vermogen), en 4) expressie (creativiteit en muzische ontwikkeling). |
| Taalontwikkelend Lesgeven (TOL) | Een didactische benadering waarbij de leraar gedurende de hele dag, in alle vakken, de taalontwikkeling van leerlingen stimuleert. Dit gebeurt door in te zetten op context (betekenisvolle leeromgeving), taalsteun (helpen bij leren en gebruiken van nieuwe woorden) en interactie (creëren van spreekkansen). |
| Taalsteun (scaffolding) | Het bieden van extra hulp aan kleuters om nieuwe woorden te leren, taal te begrijpen en te gebruiken. Dit omvat het aanbieden van rijke taal, visuele ondersteuning, modelleren (voordoen van correct taalgebruik) en het geven van taalfeedback zoals corrigeren of expanderen. |
| Modelleren (taal) | Het voordoen van correct taalgebruik, bijvoorbeeld door zelf een correcte zin te gebruiken om iets te verwoorden, wat de kleuter kan overnemen. Dit verschilt van het algemenere modelleren (iets voordoen). |
| Corrigeren (taalfeedback) | Een vorm van taalfeedback waarbij de leraar impliciet een taalfout van een kleuter rechtzet door het correcte gebruik te herhalen in een doorlopende zin, zonder de fout te benoemen. |
| Expanderen (taalfeedback) | Een vorm van taalfeedback waarbij de leraar niet alleen een taalfout van een kleuter corrigeert, maar ook de uiting verlengt met extra taal of een vervolgvraag, om zo de taalontwikkeling verder te stimuleren. |
| Intersubjectiviteit | Het proces waarbij de leraar zich verplaatst in de leefwereld van het kind, door de ogen van de kleuter probeert te kijken en zijn reacties daarop afstemt. Dit creëert een gedeelde blik en bevordert verbinding en verdieping in de interactie. |
| Actief-productieve interactiestijl | Een leerkrachtstijl die gericht is op het stimuleren van talige interacties. De leraar is een gelijkwaardige gesprekspartner die de inbreng van kleuters volgt en actief gebruikt (actief), en moedigt kleuters aan om hun ervaringen te verwoorden door open vragen te stellen (productief), wat leidt tot meer beurtwissels. |
| Talige grondhouding | Een positieve attitude ten opzichte van taal en communicatie, waarbij men durft te spreken, plezier beleeft aan gesprekken en openstaat voor talige diversiteit. Dit houdt in dat de leraar zelf het goede voorbeeld geeft en meertaligheid waardeert en benut. |
| Taalruimte geven | Een gesprekstechniek waarbij de leraar ervoor zorgt dat kleuters de meest actieve rol spelen in het gesprek door stiltes te laten vallen, luisterresponsen te geven, open vragen te stellen en voldoende tijd te geven voor reflectie en formulering van antwoorden. |
| Self talk | Het zo rijk mogelijk verwoorden van wat de leraar zelf doet, vergelijkbaar met een tv-kok die stap voor stap uitlegt wat hij gebruikt en hoe hij werkt. Dit kan uitgebreid worden met het uitleggen van het 'waarom' van bepaalde handelingen. |
| Parallel talk | Het verwoorden van wat anderen doen, vergelijkbaar met een sportverslaggever die uitgebreid beschrijft wat hij ziet, inclusief acties en non-verbale signalen. Dit koppelt taal aan handelingen en ondersteunt het begrip. |
| Gevarieerde vragen stellen | Een gesprekstechniek waarbij de leraar verschillende soorten vragen gebruikt om kleuters aan te zetten tot vertellen en de interactie te verdiepen. De vragen variëren van aanwijsvragen en ja/nee-vragen tot concrete en open vragen die denken, ervaringen en plannen stimuleren. |
| Het denken stimuleren | Een van de hefbomen van kwaliteitsvolle interacties die kleuters inhoudelijk uitdaagt. Dit kan door het aanspreken van hogere denkvaardigheden (analyseren, evalueren, creëren) en het aanleren van complexe zinsconstructies en verbindingswoorden. |
| Sustained shared thinking | Een proces waarbij de leraar doet alsof hij onwetend is, doorvraagt en hardop meedenkt om het gesprek naar een hoger denkniveau te brengen, vaak gebruikmakend van 'wij-uitingen' om het gezamenlijke denkproces te benadrukken. |
| Betekenisonderhandeling | Een techniek om de betekenis van wat een kleuter zegt te achterhalen wanneer deze niet duidelijk is. De leraar parafraseert wat hij denkt dat het kind bedoelt en speelt dit in vraagvorm terug, om zo helderheid te scheppen over de intentie van het kind. |
| Volgend uitbreiden van kennis & woordenschat | Het inspelen op wat een kind vertelt door dit aan te vullen met relevante kennis en woordenschat. Dit omvat het leggen van een link met het eerder vertelde en het introduceren van nieuwe begrippen en abstracte taal. |
| Beurten beschermen | De techniek om ervoor te zorgen dat alle kleuters spreekkansen krijgen en mondige kleuters vriendelijk af te remmen, terwijl de beurt van minder mondige of stillere kleuters wordt beschermd en gestimuleerd. |
| Routines | Wederkerende situaties in de kleuterklas, gekoppeld aan een specifieke tijd en plaats, zoals verwelkomen, jassen aandoen, of handen wassen. Deze bieden kansen om taal te koppelen aan handelingen en 'echte' gesprekken te voeren. |
| Dialogisch lezen | Een werkvorm waarbij een dialoog ontstaat rondom een prentenboek, waarbij leraar en kleuters samen lezen, betekenis geven aan de prenten en tekst, en ideeën uitwisselen. Het versterkt het begrijpend luisteren en lezen. |
| Leesstrategieën | Hulpmiddelen en technieken die helpen bij het beter begrijpen van teksten of boeken, zoals vragen stellen, voorspellen, visualiseren, verbinden met voorkennis, stilstaan bij woordbetekenissen, en terugblikken/samenvatten. |
| Leergesprekken | Gesprekken die gericht zijn op het vergroten van wereldkennis, bijvoorbeeld over natuurverschijnselen of historische onderwerpen. |
| Ervaringsgesprekken | Gesprekken waarin kleuters de kans krijgen om hun ervaringen met een bepaald onderwerp te verwoorden, wat naast een talig ook een socio-emotioneel doel heeft. |
| Filosofische gesprekken | Gesprekken die kleuters laten nadenken over filosofische concepten zoals kunst, geluk of heldendom. |